Steunmaatregel nr. N 616/A/ regionale steun Steunmaatregel nr. N 616/B/ landbouw (verwerking en afzet) Fries banenplan Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Steunmaatregel nr. N 616/A/ regionale steun Steunmaatregel nr. N 616/B/ landbouw (verwerking en afzet) Fries banenplan Nederland"

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, C (2002) 4252 Betreft: Steunmaatregel nr. N 616/A/ regionale steun Steunmaatregel nr. N 616/B/ landbouw (verwerking en afzet) Fries banenplan Nederland Excellentie, PROCEDURE Bij brief van 5 september 2002 (ingeschreven op 10/09/2002) hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, in kennis gesteld van de steunregeling "Fries banenplan 2003". BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL Doelstelling van de regeling: De regeling vormt een aanvulling op de "Loonkostenpremieregeling Noord- Nederland 2002 (LPR 2002)" (steunmaatregel nr. N230/a/b/2002) en de decentrale investeringspremieregeling (IPR) (steunmaatregel nr. N 764/99) en heeft ten doel bij te dragen tot de regionale ontwikkeling van de provincie Friesland door het scheppen van arbeidsplaatsen die met initiële investeringen samenhangen, te bevorderen. Zijne Excellentie de Heer J.N.G. DE HOOP SCHEFFER Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus NL EB's GRAVENHAGE Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Telefoon: (32-2)

2 2 Aard van de steunverlening: Om dit doel te bereiken verstrekt de provincie Friesland, op onderstaande voorwaarden, subsidies aan ondernemingen die een initieel investeringsproject uitvoeren. Beoogd wordt arbeidsintensieve ondernemingen bijstand te verlenen die uit hoofde van de decentrale IPR (N 764/99) niet naar behoren kunnen worden gesteund of die niet onder de werkingssfeer van de "Loonkostenpremieregeling Noord-Nederland 2002 (LPR 2002)" (steunmaatregel nr. N 230/a/b/2002) vallen. Voor steun in aanmerking komende investeringskosten: In aanmerking komen de totale loonkosten over een periode van twee jaar voor alle arbeidsplaatsen die netto door het investeringsproject zijn geschapen. Voorwaarde is dat er minimaal 5 arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Deze subsidiabele investeringskosten moeten tenminste voor 25% uit eigen middelen worden gefinancierd, en de projectkosten moeten hoger zijn dan EUR. De Nederlandse autoriteiten willen de steun, binnen de maximaal toelaatbare steun, moduleren naar gelang van het type werknemer dat in dienst wordt genomen: a) EUR voor een arbeidsplaats, opgevuld door een langdurig werkloze (langer dan 1 jaar werkloos); b) EUR voor een arbeidsplaats, opgevuld door een werkloze vanuit een reïntegratietraject; c) EUR voor een arbeidsplaats, opgevuld door een werkloze vanuit speciale doelgroepen (ouderen, allochtonen, arbeidsgehandicapten); d) EUR voor alle overige niet werkende werkzoekenden. Periode van 5 jaar: De arbeidsplaatsen waarvoor uit hoofde van deze regeling een premie is toegekend, dienen minimaal 5 jaar in de regio te worden behouden. In aanmerking komende regio's: Alle gemeenten in de provincie Friesland komen in aanmerking voor deze steunregeling. Begunstigden: Alle ondernemingen in de sectoren industrie (inclusief de verwerking en afzet van landbouwproducten), groothandel, zorg, zakelijke dienstverlening, bouw, horeca en toerisme en recreatie die in de voornoemde gebieden investeringsprojecten uitvoeren en niet tot een uitgesloten sector behoren, kunnen een aanvraag voor deze steun indienen.

3 3 Uitgesloten sectoren: a) de sector van de productie van landbouwproducten zoals bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag; b) de sector van de productie van visserij- of aquacultuurproducten zoals bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag; Specifieke sectoren: c) de sectoren van de verwerking en afzet van landbouwproducten zoals bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag (communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector, PB C 28 van , blz. 2); d) de sectoren van de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag (richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector, PB C 19 van , blz. 7); e) de vervoersector; f) de ijzer- en staalindustrie als bedoeld in Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 (PB L 218/97) en de kaderregeling voor bepaalde niet onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren van de ijzer- en staalindustrie (PB C 320/88); g) de kolenmijnindustrie, als bedoeld in Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 (PB L 329/93) en Beschikking nr. 341/94/EGKS van de Commissie van 8 februari 1994 (PB L 49/94); h) de scheepsbouwsector, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 (PB L 202/98); i) de synthetische-vezelindustrie, als bedoeld in de kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels (PB C 94/96) en de verlenging daarvan (PB C 24/99); j) de automobielindustrie, zoals bedoeld in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie (PB C 279/97). De Nederlandse autoriteiten hebben de toezegging gedaan om de voorschriften voor deze specifieke sectoren onverkort toe te passen. Dit houdt in dat zij de premies in voorkomend geval zullen verlagen of weigeren. Cumulering van steun: De maximale steunintensiteit bedraagt 20% BSE voor investeringsprojecten van alle ondernemingen in de gemeenten die zijn opgenomen in de Nederlandse regionalesteunkaart (N228/00). Voor investeringsprojecten in gemeenten die niet zijn opgenomen in de Nederlandse regionale steunkaart en die door MKB's worden uitgevoerd, is de maximale steunintensiteit beperkt tot de bedragen die onder de vrijstellingsverordening voor het

4 4 MKB 1 worden vermeld (7,5% BSE voor middelgrote ondernemingen en 15% BSE voor kleine ondernemingen). Voor investeringsprojecten in gemeenten die niet zijn opgenomen in de Nederlandse regionale-steunkaart en die door grotere ondernemingen worden uitgevoerd, delen de Nederlandse autoriteiten mee dat de steun wordt verleend uit hoofde van de de minimis-vrijstellingsverordening 2. De maximale beschikbare steun bedraagt derhalve EUR over 3 jaar. De Nederlandse autoriteiten verzekeren dat het totale bedrag van de steun die voor ieder afzonderlijk investeringsproject wordt verleend, nooit het plafond voor investeringssteun zal overschrijden zoals hierboven is aangegeven, ongeacht of deze steun gelijktijdig uit hoofde van verschillende steunregelingen wordt verleend dan wel uit lokale, regionale, nationale of communautaire bron afkomstig is. Het totale bedrag van de steun omvat alle steun die is verleend in de vorm van subsidies, garanties, leningen en willekeurige versnelde afschrijving. Om dit te kunnen controleren moet de aanvrager op het aanvraagformulier alle overige steun vermelden die hij voor dezelfde investering ontvangt. Deze regeling kan niet worden gecumuleerd met de "Loonkostenpremieregeling Noord-Nederland 2002 (LPR 2002)" (steunmaatregel nr. N230/a/b/2002) of de decentrale IPR (steunmaatregel nr. N764/99). Uitgetrokken begrotingsmiddelen: De gemiddelde jaarlijkse begroting beloopt EUR. Looptijd van de regeling: De regeling bestrijkt de periode De laatste dag waarop een beslissing om steun uit hoofde van deze regeling te verlenen, kan worden genomen, is Voor de tenuitvoerlegging van de regeling verantwoordelijke instantie: De provincie Friesland (Gedeputeerde Staten van Fryslân). Rechtsgrondslag van de regeling: "Verordening Fries Banenplan 2003: vastgesteld door Provinciale Staten dd 19 juni 1 2 Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L10 van , blz. 33). Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L10 van , blz. 30).

5 op grond van de Provinciewet". Jaarverslag: Over de regeling wordt jaarlijks verslag uitgebracht aan de Commissie. BEOORDELING VAN DE VOORGESTELDE STEUNMAATREGEL Uit hoofde van de voorgestelde maatregel wordt steun verleend aan sommige bedrijven die investeringen doen in het noorden van Nederland, waarvan de meeste gebieden zijn opgenomen in de Nederlandse regionale-steunkaart (N 228/00). Aangezien de regeling niet beperkt wordt tot sectoren of ondernemingen die niet deelnemen aan het handelsverkeer tussen de lidstaten, bestaat het risico dat de steun dit handelsverkeer ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Derhalve is de voorgestelde steunmaatregel steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. De Nederlandse autoriteiten hebben aan de procedurevereisten van artikel 88, lid 3 van het EG-Verdrag voldaan door de steunmaatregel aan te melden alvorens deze ten uitvoer te leggen. De Commissie heeft de voorgestelde maatregel onderzocht in het licht van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 3, de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector 4, de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector 5, de vrijstellingsverordening voor het MKB 6 en de de minimis-vrijstellingsverordening 7. Deze toetsing geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen: 1. De premiabele kosten vallen binnen het toepassingsgebied van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (zie de punten van deze richtsnoeren). 2. De sectoren van de productie van landbouw-, visserij- of aquacultuurproducten als bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag zijn van de regeling uitgesloten, en de inachtneming van de voorschriften voor de specifieke sectoren is voorzien. 3. Dat de sectoren verwerking en afzet van landbouwproducten, zoals vermeld in bijlage I van het EG-Verdrag, in de regeling zijn opgenomen is voor de Commissie geen aanleiding bezwaren te maken. De Nederlandse autoriteiten bevestigen dat de PB C 74 van , blz. 9. PB C 28 van , blz. 2. PB C 19 van , blz. 7. Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L10 van , blz. 33). Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L10 van , blz. 30).

6 6 communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector worden nageleefd. Deze richtsnoeren bevatten in punt 4.2 de mogelijkheid tot het verlenen van steun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten. In punt wordt bepaald dat "... in het geval van staatssteun... die wordt toegekend in het kader van een regeling inzake regionale steunverlening die eerder door de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig de communautaire richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen, steun mag worden toegekend tot de voor die regeling goedgekeurde staatssteunintensiteit. In dergelijke gevallen gelden de in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen gespecificeerde in aanmerking komende uitgaven, zodat ook steun mag worden verleend voor immateriële investeringen en voor het scheppen van arbeidsplaatsen in samenhang met een initiële investering". - De Nederlandse autoriteiten verduidelijken dat de investeringen moeten zijn gericht op een of meer van de volgende doelstellingen: verlaging van de productiekosten, verbetering en omschakeling van de productie, verhoging van de kwaliteit, instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiënische omstandigheden en de normen inzake dierenwelzijn, en bevordering van de diversificatie van landbouwactiviteiten. (zoals bij punt van deze richtsnoeren wordt vereist). In dit verband verplichten de Nederlandse autoriteiten zich ertoe de mimimumnormen betreffende het natuurlijke milieu, de hygiënische omstandigheden en de normen inzake dierenwelzijn, zoals vastgesteld in het plattelandsontwikkelingsplan voor Nederland, na te leven en te verzekeren dat alleen ondernemingen die aan deze normen voldoen, steun kunnen ontvangen. - De Nederlandse autoriteiten zien erop toe dat de steun alleen naar levensvatbare ondernemingen gaat (zoals vereist bij punt van deze richtsnoeren), die producten verwerken waarvoor normale afzetmogelijkheden bestaan. De hierbij toegepaste criteria zijn dezelfde als die welke in het plattelandsontwikkelingsplan voor Nederland, zoals goedgekeurd door de Commissie, zijn vastgesteld. - De Nederlandse autoriteiten bevestigen dat, overeenkomstig de bepalingen van punt 4.2.5, geen steun zal worden toegekend die in strijd is met de in de gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde verbods- of beperkende bepalingen. - De Nederlandse autoriteiten bevestigen eveneens dat, overeenkomstig punt 4.2.5, geen steun zal worden toegekend die betrekking heeft op de vervaardiging en afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen. - De Nederlandse autoriteiten bevestigen dat steunverlening voor investeringen waarbij in aanmerking komende uitgaven van meer dan 25 miljoen EUR zijn gemoeid of waarbij het werkelijke steunbedrag meer dan 12 miljoen EUR zal bedragen, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag specifiek bij de Commissie zullen worden aangemeld. - De maximale regionale steunintensiteit strookt met de bepalingen van punt van deze richtsnoeren. 4. Het feit dat de sectoren verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten als genoemd in bijlage I bij het EG-Verdrag onder de regeling vallen, is voor de Commissie evenmin aanleiding om bezwaar te maken. In de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector wordt in punt 2.3 uitdrukkelijk het volgende bepaald: "steun voor investeringen op het gebied van de behandeling, de verwerking en de afzet van visserijproducten is verenigbaar met de

7 7 gemeenschappelijke markt, op voorwaarde dat (a) de voorwaarden voor de toekenning vergelijkbaar zijn met die welke in bijlage III, punt 2.4, van Verordening (EG) nr. 2792/1999 zijn vastgesteld en tenminste even stringent zijn, (b) de totale staatssteun, omgerekend in subsidie-equivalent, niet hoger is dan het in bijlage IV van laatstgenoemde verordening vastgestelde totaal aan nationale en communautaire subsidies". De maximale regionale steunintensiteit is lager dan de maximale steunintensiteit die is voorzien in bijlage IV bij deze verordening van de Raad. 5. Aangezien de totale beschikbare begroting voor de periode EUR bedraagt, vallen de projecten die voor deze regeling in aanmerking komen niet onder het toepassingsgebied van de multisectorale kaderregeling (PB C 107 van ). 6. Er wordt voldaan aan de verplichting dat tenminste 25% van de premiabele investering uit eigen middelen wordt gefinancierd. 7. De regeling omvat de verplichting dat de arbeidsplaatsen tenminste vijf jaar in de regio worden behouden. 8. De steunintensiteiten voldoen aan de maxima die de Commissie heeft goedgekeurd voor de Nederlandse regionale-steunkaart (N228/00), of voldoen aan de plafonds die voorzien zijn in de MKB-vrijstellingsverordening 8 voor die gemeenten die niet voorkomen op de Nederlandse regionale-steunkaart. De Nederlandse autoriteiten bevestigen dat deze verordening onverkort zal worden toegepast en dat dit ertoe kan leiden dat de premie wordt verlaagd of zelfs geweigerd. De grondslag voor verlaging of weigering van de premie is in dat geval artikel 11, lid 2 van de regeling. 9. De MKB-vrijstellingsverordening is evenwel niet van toepassing op de sectoren van de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag. Aldus wordt de mogelijkheid voor deze sectoren om steun te verkrijgen beperkt tot de gemeenten die in de Nederlandse regionale-steunkaart zijn opgenomen (N 228/00). 10. De Commissie neemt nota van de mededeling dat voor investeringsprojecten in gemeenten die niet voorkomen op de Nederlandse regionale steunkaart en die door grotere ondernemingen worden uitgevoerd, steun wordt toegekend ingevolge de de minimis-vrijstellingsverordening 9. Deze de minimis-steun valt derhalve niet onder de onderhavige beschikking. 11. De looptijd van de regeling ( ) valt binnen de looptijd van de Nederlandse regionale-steunkaart (N 228/00). De regeling zal op 31 december 2005 aflopen (de laatste dag waarop een beslissing om steun uit hoofde van deze regeling te verlenen, kan worden genomen). 8 9 Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L10 van , blz. 33). Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L10 van , blz. 30).

8 8 12. De Nederlandse autoriteiten verzekeren dat het totale bedrag van de steun die voor ieder afzonderlijk investeringsproject wordt verleend, nooit het plafond voor investeringssteun zal overschrijden dat is vastgelegd in het besluit tot goedkeuring van de Nederlandse regionale-steunkaart (N 228/00), ongeacht of deze steun gelijktijdig uit hoofde van verschillende steunregelingen wordt verleend dan wel uit lokale, regionale, nationale of communautaire bron afkomstig is. CONCLUSIE In het licht van het bovenstaande is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de aangemelde steunmaatregel onder de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het EG- Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst valt. Zij is evenwel van mening dat door de steunmaatregel de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, aangezien de regeling strookt met de communautaire richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 10, de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun in de landbouwsector 11, de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun aan de visserij- en aquacultuursector 12, de MKBvrijstellingsverordening 13 en de de minimis-vrijstellingsverordening 14. De Commissie heeft derhalve op grond van artikel 87, lid 3, onder c) besloten om de steun als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen. De Nederlandse autoriteiten worden eraan herinnerd dat zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, verplicht zijn de Commissie in kennis te stellen van elk voornemen tot voortzetting van de steunverlening of tot uitbreiding of wijziging van de steunregeling. De Nederlandse autoriteiten wordt tevens verzocht jaarlijks een verslag met alle bijzonderheden over de tenuitvoerlegging van de regeling aan de Commissie voor te leggen. Indien deze brief vertrouwelijke gegevens bevat die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie hiervan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op internet: Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie PB C 74 van , blz. 9. PB C 28 van , blz. 2. PB C 19 van , blz. 7. Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L10 van , blz. 33). Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L10 van , blz. 30).

9 9 Directoraat-generaal Concurrentie Griffie overheidssteun B-1049 Brussel Fax nr.: Gelieve in al uw briefwisseling de naam en het nummer van de steunmaatregel te vermelden. Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie Mario MONTI Lid van de Commissie