Bestuur. Lvan de interne markt 2012 NEDERLAND. Interne Markt en Diensten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bestuur. Lvan de interne markt 2012 NEDERLAND. Interne Markt en Diensten"

Transcriptie

1 Bestuur Lvan de interne markt 2012 Interne Markt en Diensten

2

3 Bestuur van de interne markt 2012 L

4 De informatie en geformuleerde standpunten in dit verslag zijn uitsluitend die van de auteur(s) en mogen niet als een officieel standpunt van de Europese Unie worden beschouwd. De instellingen en organen van de Europese Unie of personen die namens hen optreden, zijn niet aansprakelijk voor het gebruik dat eventueel van de volgende informatie wordt gemaakt. 1

5 Inhoudsopgave Prestaties van de interne markt... 3 I. Geselecteerde indicatoren Vrij verkeer van goederen en diensten Vrij verkeer van kapitaal Vrij verkeer van personen en arbeid... 7 II. Algemeen bestuur Effectiviteit van de overheid Elektronische overheid Business enablers Interacties met burgers III. Tenuitvoerlegging van wetgeving met betrekking tot de interne markt IV. Internemarktinstrumenten IMI (informatiesysteem voor de interne markt) Het portaal Uw Europa SOLVIT Eén-loketten Interne markt in 2011: bewustzijn, percepties en effecten I. Percepties van de interne markt II. Vrij verkeer van werkenden III. Erkenning van beroepskwalificaties IV. Intellectuele eigendomsrechten V. Overheidsaanbestedingen VI. Elektronische handel

6 PRESTATIES VAN DE INTERNE MARKT 3

7 I. GESELECTEERDE INDICATOREN 1. Vrij verkeer van goederen en diensten Handel Belangrijkste invoerpartners voor goederen (in 2011) Belangrijkste uitvoerpartners voor goederen (in 2011) Bron: Eurostat (code: DS_016890) Bron: Eurostat (code: DS_016890) In 2011 waren Duitsland, België en China de belangrijkste handelspartners van Nederland voor de invoer en uitvoer van goederen. Duitsland draagt aanzienlijk bij aan de Nederlandse handelsstromen (14,4% en 25,8% van de handel voor respectievelijk de invoer en uitvoer). Intra-EU % aandeel in totale uitvoer van goederen (in 2010) Intra-EU % aandeel in totale uitvoer van diensten (in 2010) Bron: Eurostat (code: bop_q_c, tet00037 en bop_its_det) Bron: Eurostat (code: bop_q_c, tet00037 en bop_its_det) Intra-EU % aandeel in totale invoer van goederen (in 2010) Intra-EU % aandeel in totale invoer van diensten (in 2010) Bron: Eurostat (code: bop_q_c, tet00037 en bop_its_det) Bron: Eurostat (code: bop_q_c, tet00037 en bop_its_det) De Nederlandse economie is, wat betreft uitvoer, goed geïntegreerd in de economie van de EU als geheel: meer dan de helft van de uitvoer van Nederland betreft uitvoer naar landen 4

8 binnen de EU. Wat betreft invoer, laat het Nederlandse profiel een evenwichtige verdeling zien tussen invoer uit landen binnen de EU en invoer uit landen buiten de EU. Openheid voor handel (in 2010) Bron: Eurostat (code: bop_q_c, tet00037, bop_its_det en nama_gdp_c) Nederland kenmerkt zich door een grote openheid voor handel 1. In 2010 bedroeg de intra-euhandel circa 89% van het bbp, wat meer is dan het Europees gemiddelde (68%). Vertrouwen op intra-eu-handel in goederen: in 2010 bedroeg de intra-eu-invoer en -uitvoer van goederen van en naar Nederland 73% van het bbp. Diensten hebben nog steeds een klein aandeel in de intra-eu-handel: de invoer en uitvoer van diensten vertegenwoordigde in 2010 slechts 16% van het bbp. Kmo s 13% van de Nederlandse kmo s voert goederen en diensten uit (EU27-gemiddelde 8%). 77% van deze uitvoer gaat naar de EU27. 1 De openheid voor handel is de verhouding tussen de uitvoer plus de invoer en het bbp. 5

9 2. Vrij verkeer van kapitaal Buitenlandse directe investeringen (BDI) Instroom van BDI als % van bbp Uitstroom van BDI als % van bbp Bron: Eurostat (code: tec00046) Bron: Eurostat (code: tec00046) De instroom van BDI in Nederland bedroeg in ,9% van het bbp, terwijl de uitstroom 2,7% van het bbp bedroeg, wat vergelijkbaar is met het gemiddelde van de EU-landen. In 2010 desinvesteerden buitenlandse investeerders, terwijl Nederlandse investeerders aanzienlijk investeerden in het buitenland. Intra-EU27 % aandeel van de BDI-instroom (periode ) Intra-EU27 % aandeel van de BDI-uitstroom (periode ) Bron: Eurostat (code: bop_fdi_main) Bron: Eurostat (code: bop_fdi_main) Een derde van de direct investeringen in Nederland komt uit andere EU-lidstaten. Het grootste deel van de Nederlandse BDI-uitstroom gaat naar landen buiten Europa. 6

10 3. Vrij verkeer van personen en arbeid Niet-onderdanen onder ingezetenen als % van bevolking (Alleen EU27-landen) Niet-onderdanen in de beroepsbevolking als % van totale beroepsbevolking (Alleen EU27-landen) Bron: Eurostat (code: tgipe110) Bron: Eurostat (code: tgipe120) In de periode was het percentage niet-onderdanen, uit de overige 26 EU-landen, onder de ingezetenen in Nederland lager dan in Europa. De arbeidsparticipatie van nietonderdanen is in Nederland daardoor ook lager dan in Europa in het algemeen. 7

11 II. ALGEMEEN BESTUUR Belangrijke beleidslijnen inzake de interne markt zijn gebaseerd op solide en duurzame bestuurlijke beginselen. Om een geschikt ecosysteem tot stand te brengen waarin deze beleidslijnen zich kunnen ontwikkelen en hun beoogde effecten volledig kunnen worden verwezenlijkt, zijn vier verschillende bestuurlijke assen van belang, die hierna onder de loep worden genomen: de effectiviteit van de overheid waarborgen, de elektronische overheid bevorderen, "business enablers" ontwikkelen en versterken, en interacties met burgers. 1. Effectiviteit van de overheid De effectiviteit van de overheid is een algemene bestuurlijke indicator die een samenvattende beoordeling geeft van de kwaliteit van het openbaar bestuur in het algemeen, afhankelijk van zijn regelgevingssysteem, zijn onpartijdigheid, en de kwaliteit van de verleende diensten. Ranking met betrekking tot de algemene effectiviteit van de overheid (2010) Gegevensbron: World Bank Governance Indicators De Worldwide Governance Indicators vatten informatie uit dertig bestaande gegevensbronnen samen over meningen en ervaringen van burgers, zakenmensen en deskundigen in de publieke, private en ngo-sector. De indicator voor de effectiviteit van de overheid bestrijkt percepties van de kwaliteit van de dienstverlening door de overheid, haar mate van onafhankelijkheid van politieke invloeden, de kwaliteit van de formulering en tenuitvoerlegging van beleid, en de geloofwaardigheid van de inzet van de overheid voor dit beleid. Een percentielrang x betekent dat x procent van de 213 landen in de wereld voor de betreffende indicator in dat jaar een lagere rang heeft. 8

12 2. Elektronische overheid 2 Online beschikbaarheid van elektronische overheid Personen die internet gebruiken voor contacten met overheidsdiensten Ondernemingen die internet gebruiken voor contacten met overheidsdiensten Momenteel Eerder Jaar Rang EU27 Jaar Rang EU e 14e 94% 2009 (95%) (71%) 71% e (62%) 2e (95%) 42% % e (64%) 9e (82%) 40% 77% De online beschikbaarheid van de elektronische overheid in Nederland is vergelijkbaar met het gemiddelde van de EU27: 95% van de relevante overheidsdiensten was in 2010 online beschikbaar. In 2011 maakte 62% van de Nederlanders gebruik van internet voor contacten met overheidsdiensten, terwijl slechts 42% van de burgers van de EU27 dit deed. Ondernemingen in Nederland communiceerden in 2010 veel meer via internet met overheidsdiensten dan de ondernemingen in de EU27 (respectievelijk 95% en 78% van de ondernemingen). 3. Business enablers 3 Een bedrijf starten: tijd (dagen) Contracten ten uitvoer leggen: tijd (dagen) Insolventie oplossen: tijd (jaar) Momenteel Eerder Jaar Rang EU27 Jaar Rang EU e* 9e* 14 dagen* 2011 (8 dagen) (8 dagen) 14 dagen* e* (514 dagen) 6e* (1,1 jaar) 510 dagen* jaar* e* (514 dagen) 5e* (1,1 jaar) * Onder alle landen van de EU27 met uitzondering van Malta (26 landen) 510 dagen* 2 jaar* 2 Online beschikbaarheid van elektronische overheid (Gegevensbron: Eurostat): Percentage van de twintig basisdiensten die volledig online beschikbaar zijn, dat wil zeggen,waarvoor het mogelijk is om een zaak volledig elektronisch af te handelen. Personen die internet gebruiken voor contacten met overheidsdiensten (Gegevensbron: Eurostat): Percentage personen dat in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête gebruik heeft gemaakt van ten minste één dienst. Ondernemingen die internet gebruiken voor contacten met overheidsdiensten (Gegevensbron: Eurostat): Percentage ondernemingen dat in het kalendejaar voorafgaand aan de enquête gebruik heeft gemaakt van de dienst. 3 Een bedrijf starten: tijd (Gegevensbron: World Bank Doing Buiness): Beschrijft de mediane duur die volgens juristen belast met de inschrijving van bedrijven in de praktijk nodig is om een procedure te voltooien met minimale follow-up van overheidsinstanties en geen extra betalingen. Contracten ten uitvoer leggen: tijd (Gegevensbron: World Bank Doing Buiness): Omvat zowel het aantal dagen waarop acties plaatsvinden, als de tussenliggende wachtperioden. Insolventie oplossen: tijd (Gegevensbron: World Bank Doing Buiness): Meet de tijd die verstrijkt vanaf het moment waarop een bedrijf in gebreke blijft, tot het moment van betaling van een deel van of de gehele geldsom die aan de bank verschuldigd is. Andere relevante indicatoren in verband met business enablers zijn te vinden op: 9

13 Het starten van een bedrijf duurt gemiddeld 8 dagen, wat veel minder is dan de gemiddelde tijd in Europa (14 dagen). Nederland neemt met betrekking tot dit criterium de 9 e plaats in onder de Europese landen. De gemiddelde tijd die Nederlandse bedrijven nodig hebben om contracten ten uitvoer te leggen, is vergelijkbaar met het gemiddelde in de EU, en Nederland staat daarmee op de 15 e plaats in Europa (respectievelijk 514 dagen en 510 dagen). Het oplossen van insolventie kost ongeveer een jaar, en daarmee scoort Nederland beter dan gemiddeld in de EU27, waar het gemiddeld twee jaar kost. Nederland neemt daarmee de 6 e plaats in onder de Europese landen. 4. Interacties met burgers 4 Index van de consumentensituatie Inspraak en verantwoordelijkheid Momenteel Eerder Jaar Rang EU27 Jaar Rang EU e 6e 62% 2010 (69%) (66%) 61% e (1,49 op een schaal van -2,5 tot 2,5) 1, e (1,49 op een schaal van -2,5 tot 2,5) 1,13 Het algemene consumentenvertrouwen is in Nederland in de betreffende periode van twee jaar stabiel gebleven. De inspraak en de verantwoordelijkheid van Nederlandse burgers is ongewijzigd gebleven en is aanzienlijk groter dan het gemiddelde van de EU27. Nederland behoort tot de vijf beste presteerders met betrekking tot dit criterium. Kleurencode: Vijf beste presteerders Gemiddelde presteerder Vijf slechtste presteerders 4 Index van de consumentensituatie (Gegevensbron: DG SANCO): Geeft een overzicht van de belangrijkste indicatoren die de consumentensituatie op nationaal niveau beschrijven. Beoordeelt het effect van hun beleid op het welzijn van consumenten. Inspraak en verantwoordelijkheid (Gegevensbron: World Bank Governance Indicators 2011): Weerspiegelt percepties van de mate waarin de burgers van een land kunnen participeren in het kiezen van hun regering, alsmede de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vrije media. 10

14 III. TENUITVOERLEGGING VAN WETGEVING MET BETREKKING TOT DE INTERNE MARKT De interne markt kan zijn beloften van groei en banen alleen waarmaken, als de lidstaten van de EU binnen de overeengekomen termijn internemarktregels in hun nationaal recht opnemen en in de praktijk toepassen. Het scorebord van de interne markt is in 1997 opgezet en wordt gebruikt om toe te zien op de omzetting en tenuitvoerlegging van de wetgeving met betrekking tot de interne markt door de lidstaten. De prestaties van Nederland op het gebied van de tenuitvoerlegging worden hieronder samengevat. Omzetting van de wetgeving met betrekking tot de interne markt in nationaal recht Omzettingsachterstand: Nederland heeft opnieuw de doelstelling van 1% gehaald Inbreukprocedures wegens onjuiste omzetting of toepassing van internemarktregels Inbreukprocedures: weinig verandering in het aantal Nederlandse aanhangige zaken INDICATOREN NL PRES EU27 GEM INDICATOREN NL PRES EU27 GEM Omzettingsachterstand* 0,6% (10/27) 0,9% Aanhangige inbreukzaken* 39 (19/27) 31 Aantal richtlijnen waarvan de omzettingstermijn al twee jaar of meer is verstreken 1 (21/27) 0 Gemiddelde beslechtingssnelheid aanhangige zaken (in maanden) 31,5 (23/27) 26,9 Vertraging in omzetting voor richtlijnen waarvan de omzettingstermijn is verstreken (in maanden) 13,0 (26/27) 9,1 Vroegtijdige beslechting gesloten zaken** 38% (3/27) 18% Nalevingstekort** 0.2% (2/27) 0,7% Duur vanaf vonnis van Hof gesloten zaken (in maanden) 15,0 (19/27) 17,5 11

15 Nederland heeft het aantal openstaande richtlijnen betreffende de interne markt met 11 verlaagd naar 0,6%, terwijl dit één jaar geleden nog 1,3% was, en het is er daardoor in geslaagd om weer onder de drempel van 1,0% te komen. Het heeft ook getekend voor het op een na beste nalevingstekort: de Commissie heeft inbreukprocedures wegens non-conformiteit ingeleid voor slechts 0,2% van de richtlijnen waarvan kennis is gegeven, wat ruim onder de in de Akte voor de interne markt voorgestelde doelstelling van 0,5% ligt. Aan de andere kant is Nederland er voor één richtlijn niet in geslaagd te voldoen aan de zero-tolerance-doelstelling voor richtlijnen waarvan de omzetting twee jaar of meer over tijd is, en is het nu de lidstaat met de op een na grootse omzettingsvertraging (13 maanden), die boven het EUgemiddelde van 9,1 maanden ligt. Met 39 inbreukzaken die betrekking hebben op de interne markt, heeft Nederland het aantal van november 2011 slechts enigszins weten te verlagen en blijft het aantal boven het EU-gemiddelde van 31 aanhangige zaken. Met een gemiddelde van 31,5 maanden per zaak blijft ook de duur boven het EU-gemiddelde van 26,9 maanden, terwijl de tijd die verstrijkt tussen uitspraken van het Hof en de naleving van het communautair recht gemiddeld 15 maanden is. 38% van de Nederlandse zaken wordt echter binnen 18 maanden beslecht, wat ruim boven het EU-gemiddelde van 18% is. Tot slot heeft bijna de helft van de Nederlandse zaken (18 van de 39) betrekking op het gebied van de belastingheffing. Legenda: * Percentage richtlijnen betreffende de interne markt waarvan de Commissie nog geen kennisgeving heeft ontvangen, in verhouding tot het totale aantal richtlijnen waarvan voor de deadline kennisgeving moest worden gedaan. ** Aantal omgezette richtlijnen waarvoor de Commissie een inbreukprocedure wegens non-conformiteit heeft ingeleid, als percentage van het aantal richtlijnen betreffende de interne markt dat volgens de Commissie is omgezet. Legenda: * Alle gevallen waarin de omzetting niet in overeenstemming wordt bevonden met de richtlijn die wordt omgezet, of gevallen waarin de internemarktregels geacht worden onjuist te worden toegepast (ingebrekestelling gezonden aan de lidstaat). ** Percentage zaken dat binnen 18 maanden na verzending van de (ingebrekestelling werd gesloten. Kleurencodes < gemiddelde gemiddelde ± 10% > gemiddelde behalve Omzettingsachterstand 1% / > 1% Duur vanaf vonnis van Hof < 8 maanden 8-18 maanden > 18 maanden 12

16 IV. INTERNEMARKTINSTRUMENTEN 1. IMI (informatiesysteem voor de interne markt) Toepassingsgebied en doelstellingen van het instrument Het informatiesysteem voor de interne markt (IMI) is een IT-informatienetwerk dat nationale, regionale en lokale autoriteiten over grenzen heen met elkaar verbindt. Het stelt hen in staat om snel en gemakkelijk met hun tegenhangers in het buitenland te communiceren. IMI is door de diensten van de Europese Commissie ontwikkeld in nauwe samenwerking met de lidstaten. IMI is in 2008 in gebruik genomen en wordt tegenwoordig gebruikt voor administratieve samenwerking uit hoofde van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties 5, de dienstenrichtlijn 6 en, bij wijze van proef, de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers 7. Belangrijkste uitvoerings- en prestatie-indicatoren Er wordt voortdurend gewerkt aan het in stand houden en verbeteren van de prestaties van het IMI-netwerk, dat in 2012 in totaal zevenduizend autoriteiten omvatte. De in IMI geregistreerde bevoegde autoriteiten zijn betrokken bij informatie-uitwisselingen op een of meerdere gebieden. Het hoofddoel van IMI is de administratieve samenwerking efficiënter te maken. De Commissie onderzoekt daarom nu hoe snel en actief de samenwerkende autoriteiten in het systeem zijn: Goede prestaties komen onder andere tot uitdrukking in de tijd die nodig is om verzoeken om informatie van EU-tegenhangers af te handelen. Hoewel er geen vaste termijn is waarbinnen op verzoeken in IMI moet worden gereageerd, worden informatie-uitwisselingen doorgaans zeer snel afgehandeld. Op EU-niveau werd op bijna 60% van alle verzoeken binnen twee weken gereageerd. Bij de beoordeling van de algemene prestaties in IMI wordt ook rekening gehouden met het aantal inactieve gebruikers, dat wil zeggen, gebruikers die na hun registratie bij het systeem nog niet hebben ingelogd in IMI. Autoriteiten zonder actieve gebruikers zullen moeite hebben om binnenkomende verzoeken snel af te handelen (doordat gebruikers eerst een wachtwoord moeten krijgen) en zij zullen zelf waarschijnlijk geen verzoeken verzenden, omdat zij vermoedelijk niet weten hoe IMI werkt. Nationale coördinatoren moeten daarom contact opnemen met deze autoriteiten, hun verplichtingen met betrekking tot het gebruik van IMI uitleggen en, in voorkomende gevallen, opleiding aanbieden. 5 Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van , blz. 22). 6 Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van , blz. 36). 7 Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van , blz. 1). 13

17 De analyse van de prestaties van de lidstaten is gebaseerd op de statistieken die eind juni 2012 zijn opgehaald uit het systeem. Bijgewerkte statistieken zijn te vinden op de IMI-website van de Europese Commissie 8. Totale aantal autoriteiten 9 Percentage actieve en inactieve autoriteiten NL in June 2012 EU in June % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% NL EU active authorities inactive authorities 8% van alle in IMI geregistreerde autoriteiten is Nederlands. Het aandeel van Nederlandse inactieve autoriteiten heeft zich gestabiliseerd op het Europees gemiddelde. Aantal verzoeken waarbij Nederland betrokken was (in voorafgaande 12 maanden) Professional Qualifications module Services module Posting of workers module NL EU De Nederlandse autoriteiten waren voornamelijk betrokken bij informatieuitwisselingen betreffende beroepskwalificaties De volgende grafieken zijn gebaseerd op statistieken die op 30 juni 2012 uit het systeem zijn opgehaald. 14

18 Reactietijd (in %) (voorafgaande 12 maanden) in 1 week in 2 weeks in 4 weeks more than 4 weeks Bijna de helft van de door de Nederlandse autoriteiten ontvangen verzoeken werd binnen één week beantwoord, maar de beantwoording van bijna een derde liet meer dan vier weken op zich wachten. NL EU Ontwikkeling van reactietijd (in %) (voorafgaande 12 maanden, vergeleken met een jaar geleden) in 1 week in 2 weeks in 4 weeks more than 4 weeks NL last year NL this year De reactietijden van de Nederlandse autoriteiten zijn vergeleken met vorig jaar niet substantieel gewijzigd. Suggesties voor verbetering Nederland heeft een relatief groot aantal autoriteiten geregistreerd bij IMI, wat ook heeft geleid tot een hoog percentage inactieve gebruikers. Mogelijk zijn verdere bewustmakingsactiviteiten nodig om het gebruik van IMI te vergroten, in het bijzonder voor diensten en de terbeschikkingstelling van werknemers. Het is positief dat bijna de helft van alle verzoeken binnen één week wordt beantwoord, maar er zou meer aandacht moeten worden geschonken aan de bijna een derde van alle verzoeken waarop een antwoord meer dan vier weken op zich laat wachten. 15

19 2. Het portaal Uw Europa Toepassingsgebied en doelstellingen van het instrument Het portaal Uw Europa ( verschaft praktische informatie en advies aan personen en bedrijven, zodat zij hun Europese rechten begrijpen en kunnen uitoefenen. Het portaal is beschikbaar in alle officiële talen van de EU en functioneert als een enkele toegangspoort naar verdere informatiebronnen en hulp op zowel Europees als nationaal niveau 10. Belangrijkste uitvoerings- en prestatie-indicatoren Stand van zaken met betrekking tot de opneming van nationale informatie in het portaal Uw Europa, situatie in juni 2012: Burgers Bedrijfsleven Totale score Belastingen Verblijf Voertuigen ja nee ja gedeeltelijk 62,5% Kleurencode: Toppresteerder Gemiddelde presteerder Slechte presteerder Suggesties voor verbetering Nederland moet doorgaan met investeren in Uw Europa en het portaal blijven promoten door: Informatie te verstrekken over de wijze waarop Nederland de internemarktregels toepast, wanneer daarnaar wordt gevraagd via een lid van de redactiecommissie 11. Te zorgen dat de vergaderingen van de redactiecommissie, die twee keer per jaar worden georganiseerd, zowel voor het gedeelte voor de burgers als dat voor het bedrijfsleven consequent worden bijgewoond. Het bewustzijn van Uw Europa binnen de nationale overheden te vergroten. Promotie van Uw Europa via nationale websites, informatiekantoren en evenementen. 10 Nationale consumentencentra, één-loketten en andere diensten van de elektronische overheid, het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Solvit), het Enterprise Europe Network, enzovoort. 11 De taak van de leden van de redactiecommissie is met de Commissie samen te werken om inhoud over EUrechten op nationaal niveau te ontwikkelen en deze inhoud via Uw Europa beschikbaar te stellen, Uw Europa te promoten binnen nationale overheden, en koppelingen en synergieën tot stand te brengen tussen Uw Europa en nationale websites. 16

20 3. SOLVIT Toepassingsgebied en doelstellingen van het instrument Solvit is een netwerk van de lidstaten en wordt gefaciliteerd door de Europese Commissie. Het netwerk heeft ten doel grensoverschrijdende problemen op te lossen waarmee burgers en bedrijven worden geconfronteerd als gevolg van de verkeerde toepassing van EU-recht door openbare autoriteiten. Elke lidstaat heeft een nationaal Solvit-centrum, dat onderdeel is van de nationale overheid. In elke zaak werken twee centra samen om het probleem op te lossen: het inleidend centrum, dat het centrum is van het land waar de cliënt zich bevindt of waar de te verdedigen rechten van afkomstig zijn, en een uitvoerend centrum, dat het centrum is in het land van de openbare autoriteit die het probleem veroorzaakt. De Commissie is verantwoordelijk voor de algemene coördinatie van het netwerk en zorgt voor de noodzakelijke technische omgeving (database), netwerkvergaderingen, opleidingen en advies met betrekking tot de behandeling van zaken. Het netwerk is in 2001 van start gegaan en is gegroeid van 130 zaken per jaar naar circa 130 zaken per maand op Europees niveau. Het algemene oplossingspercentage ligt op circa 85-90%, en het streven is om problemen binnen een termijn van tien weken te behandelen. Belangrijkste uitvoerings- en prestatie-indicatoren Het Nederlandse Solvit-centrum is ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het Solvit-centrum heeft momenteel één vast personeelslid en één stagiaire. In het afgelopen jaar had het centrum een zeer groot personeelsverloop, wat schadelijk is voor de continuïteit van de activiteiten van het Solvit-centrum, in het bijzonder voor de proactieve promotieactiviteiten en voor de instandhouding van het netwerk binnen de nationale overheid. De huidige personeelsbezetting is laag, gezien de werklast. Het merendeel van de Solvit-zaken tegen de Nederlandse overheid betrof: sociale zekerheid (42%), markttoegang voor producten, diensten en belastingheffing (16%), erkenning van beroepskwalificaties (14%), verblijfsvergunningen (12%). Het merendeel van de zaken die Solvit Nederland bij het netwerk heeft ingediend, betrof: sociale zekerheid (28%), verblijfsvergunningen (26%), voertuigregistratie en rijbewijzen (16%), markttoegang voor diensten, producten en belastingheffing (14%), erkenning van beroepskwalificaties (7%). 17

21 Prestaties Nederland EU EER- 1/7/ /6/ LANDEN 2011 Oplossingspercentage 91% 96 % 89% Dagen om een cliënt te antwoorden Max. 7 dagen Dagen om als inleidend centrum een Max. 30 dagen zaak voor te bereiden Dagen om als uitvoerend centrum een zaak te sluiten Max. 70 dagen Ingediende zaken ,5% (% van (het EU-gemiddelde is 2,47 (3,4 zaken per zaken die NL zaken/miljoen inwoners) miljoen inwoners) heeft ingediend, ten opzichte van het Solvit-totaal) Ontvangen zaken ,5 % (% van zaken die NL heeft ontvangen, ten opzichte van het Solvit-totaal) Solvit Nederland heeft een gemiddelde dossierlast (57 ingediende zaken als inleidend centrum en 57 ontvangen zaken). Vergeleken met de periode van medio 2010 tot medio 2011 is er in de periode juli 2011-juni 2012 sprake geweest van een daling van het aantal ingediende zaken. Het oplossingspercentage is met 91% zeer goed gebleven (96% in 2011/2011). De totale tijd die het Nederlandse Solvit-centrum nodig heeft om de indiening van een zaak bij een ander Solvit-centrum voor te bereiden, is zeer goed. Ook de tijd die nodig is voor het behandelen van zaken tegen de Nederlandse overheid, is zeer goed en ligt ruim onder het algemene maximum van 70 dagen. Door de verschillende personeelswisselingen en doordat prioriteit is gegeven aan andere aangelegenheden boven Solvit, zijn er minder promotieactiviteiten geweest. Dit kan een van de redenen zijn waarom het aantal bij het netwerk ingediende zaken is afgenomen. Suggesties voor verbetering Solvit Nederland zou moeten zorgen voor grotere continuïteit in de personeelsbezetting en zou de noodzakelijke promotieactiviteiten weer moeten hervatten. 12 * Een oplossingspercentage van minder dan 70% wordt als laag (rood) beschouwd; meer dan 90% wordt als hoog (groen) beschouwd. Tussenliggende percentages worden goed (oranje) gevonden. Voor centra die minder dan tien zaken als uitvoerend centrum ontvingen, wordt in de tabel geen oplossingspercentage gegeven, omdat dit percentage weinig zegt. *Een gemiddelde behandelingssnelheid van zaken van 30 dagen of minder als inleidend centrum wordt als hoog (groen) beschouwd; een gemiddelde snelheid van 45 dagen of meer wordt als laag (rood) beschouwd. Tussenliggende snelheden worden aangemerkt als goed (oranje). Voor centra die minder dan tien zaken indienden, is dit cijfer nietszeggend. * Een gemiddelde behandelingssnelheid van zaken van 65 dagen of minder wordt als hoog (groen) beschouwd; een gemiddelde snelheid van 85 dagen of meer wordt als laag (rood) beschouwd. Tussenliggende snelheden worden aangemerkt als goed (oranje). Voor centra die minder dan tien zaken ontvingen, is dit cijfer nietszeggend. 18

22 4. Eén-loketten Toepassingsgebied en doelstellingen van het instrument De één-loketten zijn elektronische overheidsportalen voor ondernemers die actief zijn in de dienstensector. Het zijn one-stopshops waar dienstverrichters alle relevante informatie kunnen verkrijgen en alle procedures en formaliteiten kunnen afhandelen die betrekking hebben op hun activiteiten. Het is sinds december 2009 een wettelijke eis om in elk EU-land één aanspreekpunt te hebben, als neergelegd in de Europese dienstenrichtlijn. Belangrijkste uitvoerings- en prestatie-indicatoren Nederland heeft één portaal dat naar alle informatie en transacties leidt die ondernemers nodig hebben wanneer zij in Nederland een nieuw bedrijf starten of een bedrijf hebben. Het portaal is gebaseerd op het bestaande portaal Antwoord voor bedrijven. Dit portaal heeft ten doel de openbare autoriteiten op alle niveaus te integreren, met inbegrip van ministeries, gemeentelijke overheden, provinciale overheden en waterschappen. Vanwege het gedecentraliseerde bestuurlijke systeem in Nederland bevat de website basisinformatie en links naar specifieke informatie, formulieren en transacties die beschikbaar worden gesteld op de websites van meer dan zeshonderd bevoegde autoriteiten. Het niveau van de beschikbare informatie wordt zeer goed geacht, omdat er een duidelijke leidende voorziening wordt aangeboden. Directe hulp en direct advies via een chatfunctie wordt ook gezien als een beste praktijk, aangezien deze de bruikbaarheid van het één-loket sterk verbetert. In het algemeen is er ruimte voor verbeteringen op het punt van de presentatie van verschillende bedrijfssituaties. Dit geldt in het bijzonder het onderscheid tussen vestiging en het grensoverschrijdend verrichten van diensten, dat nuttig is voor gebruikers van het portaal uit andere lidstaten die minder bekend zijn met het Nederlandse wettelijke en bestuursrechtelijke systeem. De ontwikkeling van het één-loket heeft ertoe geleid dat een relatief groot aantal elektronische procedures wordt aangeboden. De meeste daarvan kunnen door middel van tweerichtingsinteractie met behulp van de Berichtenbox in gang worden gezet, maar de documenten kunnen uitsluitend worden verkregen via de websites van de bevoegde autoriteiten. De online voltooiing van de procedures kan dus nog worden verbeterd door een volledigere elektronische afhandeling van zaken mogelijk te maken. Het Nederlandse één-loket verschaft een aantal zeer gewaardeerde interactieve instrumenten om gebruikers van het één-loket te helpen bij het vinden van informatie. Er worden online hulp en begeleiding aangeboden via , chat, Twitter en een gemakkelijke zoekfunctie. Gebruikers kunnen ook contact opnemen via een telefoonnummer. De beschikbaarheid van het één-loket zou in linguïstisch opzicht echter kunnen worden verbeterd, omdat de elementen ter ondersteuning van gebruikers op de sites van bevoegde autoriteiten waarnaar een link is opgenomen, vaak uitsluitend in het Nederlands worden aangeboden en daardoor onvoldoende ondersteuning bieden aan buitenlandse bezoekers. 19

23 Suggesties voor verbetering Het algemene gebruik en de bruikbaarheid van het Nederlandse één-loket is bovengemiddeld 13. Er zouden echter verbeteringen kunnen worden aangebracht op het punt van de duidelijkheid van de informatie (onderscheid tussen vestiging en het grensoverschrijdend verrichten van diensten), de beschikbaarheid in meerdere talen en de beschikbaarheid van volledige online procedures

24 INTERNE MARKT IN 2011: BEWUSTZIJN, PERCEPTIES EN EFFECTEN 21

25 OVERZICHT De interne markt is een hoeksteen van de Europese Unie. Hij werd ingevoerd in 1993 en zijn doel is obstakels tussen individuele lidstaten te verwijderen en zo in de hele EU vier vrijheden tot werkelijkheid te maken: het vrij verkeer van personen, het vrij verkeer van kapitaal, het vrij verkeer van goederen en de vrijheid om diensten te verrichten. Via deze vrijheden kan de EU integratie bevorderen, schaalvoordelen bieden en de voor Europese burgers beschikbare mogelijkheden verbeteren. In het voorjaar van 2011 is een representatieve enquête gehouden onder Europese burgers, waaronder 1000 uit Nederland, om het bewustzijn en de percepties van de interne markt onder het publiek te meten. Het definitieve verslag werd gepubliceerd in het najaar van Dit rapport bevat een beoordeling van de nationale resultaten en bestrijkt de volgende gebieden: I. Percepties van de interne markt: Burgers werd gevraagd naar hun algemene bewustzijn van de interne markt en naar hun positieve en negatieve percepties van de gevolgen van de interne markt. II. III. IV. Vrij verkeer van werkenden: Burgers werd gevraagd naar hun ervaring met en hun bereidheid om te gaan werken in het buitenland en naar hun perceptie van de daaraan verbonden moeilijkheden. Erkenning van beroepskwalificaties: Burgers werd gevraagd naar hun bewustzijn van het vrij verkeer van artsen en verpleegkundigen en naar de moeite en ervaring die zij hadden met het gebruik van de diensten van in het buitenland opgeleide werkenden. Intellectuele eigendomsrechten: Burgers werd gevraagd naar hun bewustzijn van gemeenschappelijke Europese regels en wetten, naar hun mening over de aanvaardbaarheid van het kopen van vervalste producten en naar hun mening over de gevolgen van vervalsen. V. Overheidsaanbestedingen: Burgers werd gevraagd naar de effectiviteit van gemeenschappelijke Europese wetgeving inzake overheidsaanbestedingen, hun houding tegenover intra-eu-mededinging naar publieke contracten, en hun mening over de situaties waarin openbare autoriteiten zouden moeten afwijken van de keuze voor het goedkoopste aanbod. VI. Elektronische handel: Burgers werd gevraagd hoe gemakkelijk zij het vinden om online te winkelen. I. PERCEPTIES VAN DE INTERNE MARKT Burgers werd gevraagd naar hun algemene bewustzijn van de interne markt en naar hun positieve en negatieve percepties van de gevolgen van de interne markt. Er is hun 14 Het definitieve verslag is te vinden op: 22

26 gevraagd waaraan zij denken wanneer zij de woorden interne markt horen, en of zij het wel of niet eens zijn met positieve en negatieve uitspraken over de interne markt. De antwoorden op de vraag waaraan de respondenten dachten bij de woorden interne markt van de EU, waren als volgt verdeeld: EU27 Nederland Handel binnen de EU 26% 0% Ten minste een van de vier vrijheden van de interne markt 19% 51% Activiteiten binnen de EU (unificatie, samenwerking, één munteenheid) 11% 4% Negatieve associaties 6% 4% Positieve associaties 4% 10% Geen van alle / Weet niet 35% 37% In onderzoek onder focusgroepen dat naast de representatieve enquête is uitgevoerd, vonden Nederlandse deelnemers het begrip interne markt over het algemeen breed en moeilijk te definiëren. Enkele antwoorden op de vraag waaraan zij dachten wanneer zij de woorden hoorden, luidden: Ik vind het echt gek dat we, bijvoorbeeld, melk uit andere landen halen omdat dit goedkoper is, en we vervolgens op onze beurt melk verkopen aan andere landen. Alle subsidies gaan naar grote landen die er projecten mee financieren, of naar landen die in financiële nood verkeren. Het bewustzijn van de interne markt onder Nederlandse respondenten op de enquête was ook wisselend. Wanneer hen werd gevraagd waaraan zij dachten wanneer zij de woorden interne markt hoorden, noemden Nederlandse respondenten relatief veel vaker dan het EUgemiddelde een van de vier vrijheden (51% tegen 19%), maar meer dan een derde kon geen antwoord geven (37%, zie figuur 1). 23

27 Figuur 1: Percentage respondenten dat geen enkele associatie had bij de woorden Interne markt van de EU. De enquêteresultaten wijzen erop dat Nederlandse burgers over het algemeen positief staan tegenover de interne markt (figuur 2). Een meerderheid van de Nederlandse respondenten was het ermee eens dat de interne markt ervoor zorgt dat er eerlijke concurrentie tussen bedrijven is (60%), leidt tot lagere prijzen (53%) en meer banen schept in de EU (56%). Ter vergelijking: slechts 47% van alle respondenten in de EU was het ermee eens dat de interne markt zorgt voor eerlijke concurrentie, 52% was het ermee eens dat de interne markt meer banen schept, en 46% was het eens met de uitspraak dat hij tot lagere prijzen leidt. Relatief waren Nederlandse respondenten het ook vaker dan het EU-gemiddelde eens met de uitspraak dat de interne markt de levensstandaard heeft verhoogd (47% in Nederland en 39% in de EU27). Figuur 2: Percentage respondenten dat het eens was met de uitspraak: de interne markt van de EU 24

28 Nederlandse respondenten waren het over het algemeen minder vaak eens met negatieve uitspraken over de interne markt (figuur 3). Terwijl aanzienlijke minderheden het ermee eens waren dat de interne markt de arbeidsomstandigheden heeft verslechterd (33%), de nationale standaarden voor consumentenproducten heeft verlaagd (32%), en alleen in het voordeel is van grote bedrijven (46%), lagen deze drie percentages allemaal lager dan het gemiddelde voor de hele EU. Nederlandse respondenten waren het echter vaker dan het EU-gemiddelde eens met de uitspraak dat de interne markt Nederland heeft doen overstromen met goedkope arbeidskrachten (66% in Nederland en 58% in de EU27). Figuur 3: Percentage respondenten dat het eens was met de uitspraak: de interne markt van de EU In de hele EU hadden respondenten uit landen met een beter begrip van de interne markt relatief vaker een positieve mening over de interne markt. In Nederland was de opinie over de interne markt over het algemeen positiever dan het EU-gemiddelde. Wanneer hun werd gevraagd waaraan zij dachten wanneer zij de woorden interne markt hoorden, noemden Nederlandse respondenten relatief veel vaker dan het EUgemiddelde een van de vier vrijheden, maar meer dan een derde kon geen antwoord geven. II. VRIJ VERKEER VAN WERKENDEN Burgers werd gevraagd naar hun ervaring met en hun bereidheid om te gaan werken in het buitenland en naar hun perceptie van de daaraan verbonden moeilijkheden. Slechts 9% van de Nederlandse respondenten heeft in een andere lidstaat gewerkt of werkt momenteel in een andere lidstaat, wat dicht bij het EU-gemiddelde van 10% ligt (figuur 4). 29% van de Nederlandse respondenten was bereid om te overwegen in een andere lidstaat te gaan werken, vergeleken met 28% in de EU27. 25

29 Figuur 4: Percentage respondenten dat in een andere lidstaat werkt of heeft gewerkt. Taalbarrières en overwegingen met betrekking tot het gezin waren veruit de meest genoemde praktische obstakels om in een andere lidstaat te gaan werken, zowel in Nederland als in de hele EU (figuur 5). Taalbarrières werden als een van de belangrijkste obstakels genoemd door 34% van de Nederlandse respondenten, een lager percentage dan het EU-gemiddelde van 52%. Overwegingen met betrekking tot het gezin werden als een van de belangrijkste praktische obstakels genoemd door 44% van de Nederlandse respondenten, vergeleken met 39% in de EU als geheel. Lagere standaarden van de sociale zekerheid werden genoemd door 18% van de Nederlandse respondenten, maar door slechts 7% van de respondenten in de EU als geheel. Figuur 5: De vijf meest genoemde praktische obstakels om in een andere lidstaat te gaan werken. 26

30 In de EU27 zijn taalbarrières en overwegingen met betrekking tot het gezin veruit de meest genoemde praktische obstakels om in een andere lidstaat te gaan werken. Dit was ook het geval in Nederland, waar respondenten ook relatief vaker dan het EUgemiddelde lagere standaarden van de sociale zekerheid als een belangrijk obstakel identificeerden. III. ERKENNING VAN BEROEPSKWALIFICATIES Respondenten werd gevraagd of zij zich bewust waren van de Europese erkenning van kwalificaties van artsen en verpleegkundigen en naar hun ervaring met en houding tegenover in het buitenland opgeleide werkenden. 70% van de Nederlandse respondenten wist dat het artsen en verpleegkundigen toegestaan is hun beroep in andere lidstaten uit te oefenen dan de lidstaat waar ze hun kwalificatie hebben behaald, wat dicht bij het EU-gemiddelde van 69% ligt (figuur 6). Figuur 6: Percentage respondenten dat weet dat het artsen en verpleegkundigen is toegestaan hun beroep in een andere lidstaat van de EU uit te oefenen dan waar ze hun kwalificatie hebben behaald. De meerderheid van de Nederlandse respondenten had er geen moeite mee om gebruik te maken van de diensten van in andere lidstaten opgeleide werkenden. 56% van de Nederlandse respondenten had geen moeite met het idee te worden behandeld door een arts die zijn opleiding elders in de EU heeft genoten, vergeleken met 64% in de EU als geheel (figuur 7) Nederlandse respondenten gaven echter relatief veel vaker aan dat de kwalificaties van artsen alleen afkomstig mogen zijn uit specifieke lidstaten (34% in Nederland en 14% in de EU27). 90% van de Nederlandse respondenten zei dat het land waar een kapper werkervaring heeft opgedaan, niets uitmaakt, vergeleken met 76% in de EU als geheel (figuur 8). 27

31 Figuur 7: Maakt het iets uit voor u in welk specifiek EU-land een ARTS zijn of haar werkervaring heeft opgedaan? Figuur 8: Maakt het iets uit voor u in welk specifiek EU-land een KAPPER zijn of haar werkervaring heeft opgedaan? Nederlandse respondenten hadden meer ervaring met in het buitenland opgeleide werkenden dan gemiddeld in de EU als geheel (figuur 9). 39% van de Nederlandse respondenten heeft wel eens gebruikgemaakt van de diensten van een in het buitenland opgeleide arts, en dit percentage is hoger dan het EU-gemiddelde van 28%. Evenzo heeft 25% wel eens gebruikgemaakt van de diensten van een in het buitenland opgeleide kapper, terwijl het EUgemiddelde 17% is. 28

32 Figuur 9: Hebt u ooit gebruikgemaakt van de diensten van een arts of kapper die zijn of haar kwalificatie in een ander land heeft behaald? Ondanks beperkte ervaring met het gebruik van de diensten van in andere lidstaten opgeleide beroepsbeoefenaren, hebben respondenten in de hele EU over het algemeen vertrouwen in deze beroepsbeoefenaren, maar leggen zij geen verband tussen hun recht om te werken en de Europese Unie. Nederlandse respondenten hadden vaker zelf ervaring met artsen en kappers die in andere landen zijn opgeleid. IV. INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN Burgers werd gevraagd of zij zich bewust waren van gemeenschappelijke Europese regels en wetten, naar hun mening over de aanvaardbaarheid van het kopen van vervalste producten en naar hun mening over de gevolgen van vervalsen. Iets meer Nederlandse respondenten waren zich bewust van gemeenschappelijke Europese regels en wetten om vervalsing en piraterij te bestrijden dan het EU-gemiddelde (61% tegen 58%, zie figuur 10). 29

33 Figuur 10: Percentage respondenten dat weet dat er gemeenschappelijke regels en wetten zijn in de EU om vervalsing en piraterij te bestrijden. Nederlandse respondenten maakten zich minder zorgen over de gevolgen van vervalste producten dan gemiddeld in de EU als geheel (figuur 11). Slechts 42% was het eens met de uitspraak dat vervalste producten bedrijven en banen te gronde richten, wat veel lager is dan het EU-gemiddelde van 68% en het laagste percentage is van de EU27. Nederlandse respondenten waren het van de EU27 ook het minst vaak eens met de uitspraak dat vervalste producten kinderarbeid en smokkelen ondersteunen (47%) en een bedreiging voor de gezondheid vormen (38%). Figuur 11: Negatieve gevolgen van vervalste producten zijn onder andere dat deze producten 30

34 Toen Nederlandse respondenten werd gevraagd in welke situaties het aanvaardbaar is om vervalste producten te kopen, waren de antwoorden vergelijkbaar met het EU-gemiddelde (figuur 12). Slechts 13% van de Nederlandse respondenten was het eens met alle vier de uitspraken, wat vergelijkbaar is met het EU-gemiddelde van 12%, terwijl 47% van de Nederlandse respondenten het oneens was met alle vier de uitspraken, vergeleken met een EU-gemiddelde van 41%. Figuur 12: Het is aanvaardbaar of gerechtvaardigd om vervalste producten te kopen wanneer Hoewel de negatieve gevolgen van het vervalsen van producten breed worden erkend, vindt 54% van de burgers in de EU als geheel het in ten minste één situatie aanvaardbaar of gerechtvaardigd. Nederlandse respondenten maakten zich minder zorgen over de gevolgen van vervalste producten dan gemiddeld in de EU als geheel, in het bijzonder wanneer het ging om de mogelijke bedreiging voor de gezondheid en het effect op bedrijven en banen. V. OVERHEIDSAANBESTEDINGEN Burgers werd gevraagd naar de effectiviteit van gemeenschappelijke Europese wetgeving inzake overheidsaanbestedingen, hun houding tegenover intra-eumededinging naar publieke contracten, en hun mening over de situaties waarin openbare autoriteiten zouden moeten afwijken van de keuze voor het goedkoopste aanbod. De meerderheid van de Nederlandse respondenten (73%) was het eens met de uitspraak dat de gemeenschappelijke Europese wetgeving inzake overheidsaanbestedingen bijdraagt tot het bestrijden van vriendjespolitiek en corruptie, wat het op acht na hoogste percentage van de EU27 is (figuur 13). 31

35 Figuur 13: Percentage respondenten dat het eens is met de uitspraak dat gemeenschappelijke regels voor overheidsaanbestedingen die in de hele EU gelden, bijdragen tot het bestrijden van vriendjespolitiek en corruptie. Meer dan drie kwart van de Nederlandse respondenten (77%) ondersteunde het recht van Nederlandse bedrijven om te concurreren voor publieke contracten in een ander land, vergeleken met een EU-gemiddelde van 68% (figuur 14). Figuur 14: Zouden Nederlandse bedrijven in staat moeten zijn om te concurreren voor publieke contracten in andere landen? Een kleiner percentage van de Nederlandse respondenten (52%) is van mening dat bedrijven uit een ander land moeten mogen concurreren voor publieke contracten in Nederland (figuur 15) 32

36 Figuur 15: Zouden buitenlandse bedrijven in staat moeten zijn om te concurreren voor publieke contracten in Nederland? Wanneer hun werd gevraagd naar de factoren waar openbare autoriteiten bij de toewijzing van contracten rekening mee zouden moeten houden, waren Nederlandse respondenten er vooral voorstander van milieuaspecten (91%) en sociale aspecten (90%) zwaarder te laten wegen dan de kosten (figuur 16). Nederlandse respondenten stonden het minst positief tegenover het bevoorrechten van Nederlandse bedrijven (50%) en het bevoorrechten van kleine en middelgrote bedrijven (63%). Van de respondenten uit de EU27 steunde Nederlandse respondenten relatief het minst vaak het bevoorrechten van bedrijven die plaatselijke mensen in dienst nemen (72% in Nederland en 85% in de EU27). 33

37 Figuur 16: Factoren die het rechtvaardigen een duurder aanbod te aanvaarden wanneer een publiek contract wordt toegekend. In de hele EU is grote steun voor het bij de toewijzing van publieke contracten rekening houden met sociale en milieuaspecten (respectievelijk 88% en 87%), en dat is ook zo in Nederland (90% en 91%). Protectionistische houdingen zijn ook wijdverbreid; twee derde van de respondenten in de EU als geheel en 50% van de Nederlandse respondenten is het eens met de uitspraak dat het aanvaardbaar is om te kiezen voor een duurder aanbod voor een publiek contract, zolang het bedrijf dat het contract krijgt, hun eigen nationaliteit heeft. VI. ELEKTRONISCHE HANDEL Burgers werd gevraagd hoe gemakkelijk zij het vinden om online te winkelen in andere EU-landen. 68% van de respondenten in de EU als geheel zei dat de vraag niet op hen van toepassing was, of antwoordde: Weet ik niet. Dit wijst erop dat de meeste Europese burgers online geen grensoverschrijdende aankopen doen. Nederlandse respondenten vonden het gemakkelijker om online te winkelen dan het Europees gemiddelde: 42% van de Nederlandse respondenten zei dat het heel eenvoudig of relatief eenvoudig was om online iets in een ander EU-land te kopen, vergeleken met een EU-gemiddelde van 26% (figuur 17). 34

38 Figuur 17: Percentage respondenten dat zei dat het eenvoudig was om online aankopen te doen in een ander EU-land. Dit verschil kan mogelijk worden verklaard door het hogere niveau van frequent internetgebruik in Nederland, waar 93% van de respondenten aangaf ten minste twee of drie keer per week thuis internet te gebruiken, vergeleken met een EU-gemiddelde van 56% (figuur 18). Figuur 18: Hoe vaak maakt u thuis gebruik van internet? 35

39 CONCLUSIE I. Percepties van de interne markt: In de hele EU hadden respondenten uit landen met een beter begrip van de interne markt relatief vaker een positieve mening over de interne markt. In Nederland was de opinie over de interne markt over het algemeen positiever dan het EU-gemiddelde. Wanneer hun werd gevraagd waaraan zij dachten wanneer zij de woorden interne markt hoorden, noemden Nederlandse respondenten relatief veel vaker dan het EU-gemiddelde een van de vier vrijheden, maar meer dan een derde kon geen antwoord geven. II. III. IV. Vrij verkeer van werkenden: In de EU27 zijn taalbarrières en overwegingen met betrekking tot het gezin veruit de meest genoemde praktische obstakels om in een andere lidstaat te gaan werken. Dit was ook het geval in Nederland, waar respondenten ook relatief vaker dan het EU-gemiddelde lagere standaarden van de sociale zekerheid als een belangrijk obstakel identificeerden. Erkenning van beroepskwalificaties: Ondanks beperkte ervaring met het gebruik van de diensten van in andere lidstaten opgeleide beroepsbeoefenaren, hebben respondenten in de hele EU over het algemeen vertrouwen in deze beroepsbeoefenaren, maar leggen zij geen verband tussen hun recht om te werken en de Europese Unie. Nederlandse respondenten hadden vaker zelf ervaring met artsen en kappers die in andere landen zijn opgeleid. Intellectuele eigendomsrechten: Hoewel de negatieve gevolgen van het vervalsen van producten breed worden erkend, vindt 54% van de burgers in de EU als geheel het in ten minste één situatie aanvaardbaar of gerechtvaardigd. Nederlandse respondenten maakten zich minder zorgen over de gevolgen van vervalste producten dan gemiddeld in de EU als geheel, in het bijzonder wanneer het ging om de mogelijke bedreiging voor de gezondheid en het effect op bedrijven en banen. V. Overheidsaanbestedingen: In de hele EU is grote steun voor het rekening houden met sociale en milieuaspecten (respectievelijk 88% en 87%) bij de toewijzing van publieke contracten, en dat is ook het geval in Nederland (90% en 91%). Protectionistische houdingen zijn ook wijdverbreid; twee derde van de respondenten in de EU als geheel en 50% van de Nederlandse respondenten is het eens met de uitspraak dat het aanvaardbaar is om te kiezen voor een duurder aanbod voor een publiek contract, zolang het bedrijf dat het contract krijgt, hun eigen nationaliteit heeft. VI. Elektronische handel: Een meerderheid van de respondenten in de EU zei dat vragen over online winkelen niet op hen van toepassing waren, wat erop wijst dat de meeste Europese burgers online geen grensoverschrijdende aankopen doen. Nederlandse respondenten vonden het eenvoudiger om online te winkelen dan het EU-gemiddelde, wat mogelijk kan worden verklaard door het hogere niveau van frequent internetgebruik in Nederland. 36