besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels in het kader van de Wet inburgering.

Transcriptie

1 Beleidsregels Wet inburgering Hilversum 2011 Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, gelet op de artikelen 6, 31 en 32 van de Wet inburgering; artikel 2.8, artikel 2.8a, artikel 5.4 en artikel 5.5 van het Besluit Inburgering artikel 7, 8, 10 en 13 van de Verordening Wet inburgering gemeente Hilversum 2011 besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels in het kader van de Wet inburgering. Begrippen De begripsomschrijvingen in de Wet inburgering, de daarop berustende besluiten en de verordening inburgering zijn van toepassing op de begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt. Hoofdstuk 1 Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening Artikel 1 Geen vaststellingsbeschikking Artikel 7 lid 3 van de verordening geeft het college de mogelijkheid om voor de inburgeringsplichtige die geen voorziening wenst en voor wie het college ook geen voorziening noodzakelijk acht, geen inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vast te stellen. Bij het beoordelen of een voorziening niet noodzakelijk is, kunnen onder meer de volgende criteria een rol spelen: de inburgeringsplichtige kan zich goed uitdrukken in de Nederlandse taal en is zelfredzaam; de inburgeringsplichtige participeert in de Nederlandse samenleving doormiddel van betaald werk, het zelfstandig ondernemerschap, vrijwilligerswerk, of op andere wijze; de inburgeringsplichtige heeft onderwijs gevolgd in de Nederlandse taal, maar beschikt niet over vrijstellende diploma s, certificaten of documenten; de inburgeringsplichtige volgt een opleiding waarvan afronding leidt tot vrijstelling van de inburgeringsplicht; de inburgeringsplichtige heeft al een inburgeringscursus gevolgd; de inburgeringsplichtige heeft het inburgeringsexamen, het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of de korte vrijstellingstoets aangevraagd; de inburgeringsplichtige heeft naturalisatie aangevraagd; de inburgeringsplichtige die via de optieprocedure Nederlander wil worden; betaald werk of het zelfstandig ondernemerschap het onmogelijk maken om een inburgeringsvoorziening te volgen de inburgeringsplichtige is 60 jaar of ouder. Het bovenstaande is geen limitatieve opsomming. Hoofdstuk 2 De bestuurlijke boete en beloning Artikel 2 Het opleggen van een bestuurlijke boete Wanneer de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen niet binnen de inburgeringstermijn heeft behaald, moet worden beoordeeld of een bestuurlijke boete moet worden opgelegd (artikel 31 van de wet). Als de inburgeringsplichtige kan worden verweten dat hij het inburgeringsexamen niet heeft behaald, wordt een bestuurlijke boete opgelegd. Of sprake is van verwijtbaarheid moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: de inburgeringsplichtige heeft zich als zodanig verwijtbaar gedragen, dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit gedrag tot gevolg zou hebben dat hij het inburgeringsexamen niet zou behalen; 1

2 de inburgeringsplichtige heeft niet tijdig een inburgeringsprogramma ingekocht die opleidt naar het vereiste niveau van het inburgeringsexamen; de inburgeringsplichtige heeft geen inburgeringsprogramma gevolgd en/of afgerond; de inburgeringsplichtige heeft het inburgeringsexamen niet afgelegd; de inburgeringsplichtige heeft zich niet voldoende ingespannen. Uit de rapportages van de taalaanbieder blijkt bijvoorbeeld de hoge afwezigheid en de onvoldoende inzet van de inburgeringsplichtige. Het bovenstaande is geen limitatieve opsomming. Artikel 3 Beloning Het college kan op verzoek van de inburgeringsplichtige of ambtshalve een beloning toekennen, wanneer is voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn vastgelegd in artikel 13 van de Verordening Wet inburgering Hilversum Hoofdstuk 3 Termijnverlenging Artikel 4 Verlenging van de inburgeringstermijn voor analfabeten Als sprake is van analfabetisme kan het college de analfabete inburgeringsplichtige een alfabetiseringstraject (bekostigd uit de WEB-middelen) aanbieden. In dat geval kan de inburgeringstermijn worden verlengd (artikel 31 lid 2 onderdeel b van de wet). Aangetoond moet worden dat de alfabetiseringscursus ook daadwerkelijk wordt gevolgd of is gevolgd. Voor de verlenging dient een aanvraag te worden ingediend door de inburgeringsplichtige. Deze verlenging kan eenmalig door het college worden verleend voor maximaal tweeënhalf jaar. Artikel 5 Verlenging van de inburgeringstermijn voor de overige inburgeringsplichtigen 1. De inburgeringsplichtige kan een verzoek omtrent de verlenging van de inburgeringstermijn vanaf 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn schriftelijk indienen bij het college. Dit verzoek gaat vergezeld van een duidelijke motivatie. 2. Op verzoek van het college dient de inburgeringsplichtige aanvullende informatie te verstrekken omtrent de reden en noodzaak op grond waarvan om verlenging van de inburgeringsplicht wordt verzocht. 3. Indien in het laatste jaar van de inburgeringstermijn aantoonbare medische, sociale of dringende individuele redenen hiertoe aanleiding geven, kan het college de inburgeringstermijn verlengen met ten hoogste 12 maanden (artikel 31 lid 2 onderdeel a van de wet). 4. Indien het college niet in staat is de aangevoerde redenen te beoordelen kan advies bij een onafhankelijke derde worden gevraagd. 5. Het college kan in bijzondere gevallen ambtshalve tot verlenging van de inburgeringstermijn besluiten. Hoofdstuk 4 Ontheffing van de inburgeringsplicht Artikel 6 Ontheffing 1. Het college kan een inburgeringsplichtige, die hiervoor een aanvraag heeft ingediend bij de gemeente, ontheffen van de inburgeringsplicht. 2. Een inburgeringsplichtige kan op basis van medische grond bij de gemeente een verzoek tot ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen (artikel 6 van de wet). 3. Een inburgeringsplichtige kan op grond van onvoldoende leervermogen bij de gemeente een verzoek tot ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen. 4. Een inburgeringsplichtige die op grond van aantoonbare inspanningen redelijkerwijs niet het inburgeringsexamen kan halen, kan een verzoek tot ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen. 2

3 5. Een inburgeringsplichtige die naar het oordeel van het college voldoende is ingeburgerd (artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en artikel 2.8a van het Besluit inburgering), kan een verzoek tot ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen. Artikel 7 Ontheffing op medische grond 1. De inburgeringsplichtige dient een verzoek omtrent de ontheffing van de inburgeringsplicht op basis van lichamelijke en psychische belemmeringen, dan wel een verstandelijke handicap, schriftelijk in bij het college. 2. Voor het verzoek, als genoemd in het eerste lid van dit artikel, is het voorleggen van een medische verklaring van een door het college aangewezen onafhankelijke arts, vereist. 3. De arts stelt het advies op conform het protocol medische advisering dat als bijlage bij de Regeling inburgering (artikel 2.4) is gevoegd. Ten behoeve van het opstellen van het advies is het gebruikelijk dat betrokkene door de medisch adviseur in persoon wordt gezien. 4. Indien een arts aangeeft dat lichamelijke en psychische beperkingen van dien aard zijn dat het behalen van het inburgeringsexamen niet realistisch is, kan de gemeente een ontheffing van de verplichting afgeven. 5. Bij het verzoek aan de arts zal het college altijd de vraag stellen welke aanpassingen noodzakelijk zijn om de inburgeringsplichtige toch aan een inburgeringsvoorziening deel te laten nemen. 6. Het college maakt de afweging of de kosteninvestering die noodzakelijk is om de inburgeringsplichtige toch aan een inburgeringsvoorziening deel te laten nemen proportioneel is. 7. De inburgeringsplichtige kan vooraf bij het college schriftelijk een verzoek indienen voor vergoeding van de kosten voor medisch advies ten behoeve van een ontheffingsverzoek. 8. Voor volledige vergoeding komt in aanmerking: - de inburgeringsplichtige voor wie het college de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft vastgesteld. - de inburgeringsplichtige die van het college de instemming heeft ontvangen om op andere wijze aan zijn inburgeringsplicht te voldoen, ondanks dat het college voor de inburgeringsplichtige wel een voorziening noodzakelijk acht. Er geldt wel een inkomensnorm: het inkomen moet binnen de inkomensnorm voor sociale voorzieningen vallen. 9. Indien voor aanvang van het inburgeringstraject al wordt geconstateerd, of door de inburgeringsplichtige wordt aangegeven, dat er mogelijk sprake is van lichamelijke en psychische belemmeringen, dan wel een verstandelijke handicap, dan kan het college besluiten de door het college aangewezen onafhankelijke arts in te schakelen om onderzoek te laten verrichten naar medische beperkingen. De inburgeringsplichtige is verplicht mee te werken aan het onderzoek. Als op initiatief van het college onderzoek wordt gedaan naar de medische beperkingen van de inburgeringsplichtige, worden de kosten voor het onderzoek volledig vergoed, ongeacht de uitkomsten van het onderzoek. 10. Het college vergoedt de kosten wanneer uit het medisch advies blijkt dat er sprake is van een psychische, lichamelijke en/of verstandelijke beperking en de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In artikel 2.8 lid 4 Besluit inburgering is het begrip `blijvend niet in staat` uitgelegd. Tevens worden de kosten vergoed wanneer uit het medisch advies blijkt dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden zoals beschreven in artikel 3.2 Regeling inburgering. 11. Als sprake is van ontheffing op medische grond worden de aan de inburgeringsvoorziening verbonden kosten niet teruggevorderd. 12. Wanneer de inburgeringsplichtige ontheffing is verleend op medische grond dan wordt de nog te innen eigen bijdrage vanaf het moment dat het besluit is verzonden gestaakt, vanaf die dag verschuldigde termijnen worden ambtshalve kwijtgescholden. 13. Indien al in het kader van de Wet Werk en Bijstand een medisch advies van de klant beschikbaar is, kan dit advies dienen als onderbouwing voor ontheffing van de inburgeringsplicht. 3

4 Artikel 8 Ontheffing op grond van onvoldoende leervermogen 1. De inburgeringsplichtige dient een verzoek omtrent de ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van onvoldoende leervermogen, schriftelijk in bij het college. 2. Voor het verzoek, als genoemd in het eerste lid van dit artikel, moet de inburgeringsplichtige een verklaring van een deskundige voorleggen, waarin aangegeven wordt dat bij de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbreekt om met goed gevolg het inburgeringstraject te doorlopen en het inburgeringsexamen te halen. 3. Om tot ontheffing te kunnen leiden dient de verklaring de volgende gegevens te bevatten waaruit het onvoldoende leervermogen blijkt: a. de inburgeringsplichtige een cursus heeft gevolgd en afgemaakt die toe leidt tot het inburgeringsexamen; b. de inburgeringsplichtige minstens éénmaal inburgeringsexamen heeft afgelegd, voor oudkomers lezen/schrijven op niveau 1 overige onderdelen op niveau 2 en voor nieuwkomers alle onderdelen op niveau 2; c. de resultaten van het inburgeringsexamen geven aanleiding te veronderstellen dat de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat zal zijn het inburgeringsexamen te halen. 4. De deskundige als genoemd in het tweede lid, is de scholingsinstelling bij wie de inburgeringsplichtige een inburgeringstraject volgt. 5. Indien voor aanvang van het inburgeringstraject reeds wordt geconstateerd, of door de inburgeringsplichtige wordt aangegeven, dat het leervermogen onvoldoende is, dan kan het college besluiten een onafhankelijk toetsingsbureau in te schakelen om onderzoek te laten verrichten naar het leervermogen. Als op initiatief van het college onderzoek wordt gedaan naar het leervermogen van de inburgeringsplichtige, worden de kosten voor het onderzoek volledig vergoed, ongeacht de uitkomsten van het onderzoek. 6. Analfabetisme is geen grond voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Het college kan een analfabete inburgeringsplichtige een alfabetiseringstraject aanbieden, voorafgaand aan een regulier inburgeringstraject dat toeleidt naar het inburgeringsexamen. 7. Als sprake is van ontheffing op grond van onvoldoende leervermogen, worden de aan de inburgeringsvoorziening verbonden kosten niet teruggevorderd. 8. Wanneer de inburgeringsplichtige ontheffing is verleend op grond van onvoldoende leervermogen dan wordt de nog te innen eigen bijdrage vanaf het moment dat het besluit is verzonden gestaakt, vanaf die dag verschuldigde termijnen worden ambtshalve kwijtgescholden. Artikel 9 Ontheffing na aantoonbare inspanning 1. De inburgeringsplichtige dient een verzoek omtrent de ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van aantoonbare inspanning, schriftelijk in bij het college. 2. De inburgeringsplichtige kan in het algemeen niet eerder dan zes maanden voor het verstrijken van de handhavingstermijn om deze ontheffing verzoeken (artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit inburgering). Deze termijn is gekozen, omdat de inburgeringsplichtige ten eerste moet aantonen dat hij inspanningen heeft geleverd om het inburgeringsexamen te halen en ten tweede dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk zal zijn om daarin te slagen. Op een eerder tijdstip kan nog geen goede beoordeling plaatsvinden. 3. Het college kan op grond van artikel 5.5, derde lid, van het Besluit inburgering de termijn van zes maanden buiten toepassing laten, indien toepassing daarvan naar zijn oordeel, gelet op de door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen om te voldoen aan de inburgeringsplicht, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 4. De bevoegdheid om te beoordelen of er sprake is van aantoonbare inspanningen en of iemand redelijkerwijs niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen ligt bij het college. Het college stelt hiervoor onderstaande criteria vast. a. De inburgeringsplichtige heeft een cursus gevolgd (eigen inkoop of een aanbod van de gemeente) die opleidt naar het vereiste niveau; en 4

5 b. De inburgeringsplichtige heeft aangetoond dat daadwerkelijk aan de cursus is deelgenomen en deze heeft afgerond; en c. De inburgeringsplichtige heeft meerdere malen aan het examen deelgenomen, of betrokkene heeft het inburgeringsexamen (ten minste één maal) afgelegd en heeft daarmee zo'n slechte resultaten bereikt dat deze aanleiding geven om te veronderstellen dat hij blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen; d. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met c wordt een inburgeringsplichtige ontheffing verleend als hij een verklaring heeft overgelegd van een instelling, waarin staat dat hij het leervermogen ontbeert om het inburgeringsexamen te behalen. 5. In bijzondere gevallen kan het college ambtshalve beslissen tot ontheffing (artikel 31, tweede lid, onderdeel c van de Wet inburgering en artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit inburgering). Hierbij kan gedacht worden aan complexe situaties of de situatie waarin de handhavingstermijn reeds meerdere malen is verlengd en de inburgeringsplichtige ondanks allerlei inspanningen om niet verwijtbare redenen er niet in is geslaagd het inburgeringsexamen te behalen. Deze ambtshalve beslissing kan niet eerder worden genomen dan zes maanden voor afloop van de handhavingstermijn. De door het college verleende ontheffing geldt alleen in het kader van de Wet inburgering, en dus niet in het kader van naturalisatie. 6. Als sprake is van ontheffing op grond van aantoonbare inspanning, worden de aan de inburgeringsvoorziening verbonden kosten niet teruggevorderd. 7. Wanneer de inburgeringsplichtige ontheffing is verleend op grond van aantoonbare inspanning, dan wordt de nog te innen eigen bijdrage vanaf het moment dat het besluit is verzonden gestaakt, vanaf die dag verschuldigde termijnen worden ambtshalve kwijtgescholden. Artikel 10 Ontheffing in verband met aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn 1. De inburgeringsplichtige dient een verzoek omtrent de ontheffing van de inburgeringsplicht in verband met aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn, schriftelijk in bij het college. De inburgeringsplichtige meent in deze voldoende te zijn ingeburgerd, maar kan geen vrijstellend document overleggen en is uit principiële overwegingen niet bereid tot het afleggen van het inburgeringsexamen. 2. De bevoegdheid om te beoordelen of er sprake is van aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn, ligt bij het college. Het college stelt hiervoor onderstaande criteria vast die als leidraad kunnen dienen voor een beslissing in een concreet geval. a. de inburgeringsplichtige zich naar het oordeel van het college goed uitdrukt in de Nederlandse taal en begrijpt wat er wordt gezegd; of b. de inburgeringsplichtige langdurig aan het werk is en dit aantoont met een arbeidscontract of een verklaring van de werkgever (met duur dienstverband en niveau Ned. taal); of c. de inburgeringsplichtige documenten kan overleggen die aantonen dat hij zelfstandig ondernemer is. Te denken valt aan een verklaring van ondernemerschap, bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, opdrachten, contracten, offertes waaruit blijkt dat de inburgeringsplichtige de Nederlandse taal machtig is; of c. de inburgeringsplichtige bewijzen kan overleggen van publieke optredens of bestuursof vrijwilligersfuncties, waaruit blijkt dat de aanvrager in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert; of 5

6 d. de inburgeringsplichtige documenten kan overleggen die aantonen dat met goed gevolg een opleiding die minimaal gelijk gesteld kan worden aan opleidingsniveau Mbo-niveau 1, is gevolgd die weliswaar niet wordt erkend als vrijstellingsgrond, maar waaruit wel een voldoende mate van ingeburgerdheid blijkt; of e. de inburgeringsplichtige met het afleggen van een TIWI toets aantoont dat hij de Nederlandse taal spreekt op het niveau zoals vereist bij het inburgeringsexamen en dat hij over voldoende kennis beschikt van de Nederlandse samenleving. 3. De bevoegdheid om een inburgeringsplichtige die aantoonbaar voldoende is ingeburgerd is gecreëerd als uitzondering op de algemene inburgeringsplicht. De wetgever verwacht dat het college prudent omgaat met de ruimte die hiermee is gegeven om inburgeringsplichtigen van deze plicht te ontheffen. De door het college verleende ontheffing geldt alleen in het kader van de inburgeringsplicht, en dus niet in het kader van naturalisatie. 4. De korte vrijstellingstoets blijft bestaan voor degenen die deze toets willen afleggen om zo aan hun inburgeringsplicht of het inburgeringsvereiste in het kader van naturalisatie te voldoen. Het spreekt vanzelf dat zij ook het inburgeringsexamen kunnen afleggen indien zij van mening zijn dat voor het afleggen van de korte vrijstellingstoets een te hoog taalniveau is vereist. Voor de duidelijkheid: om het inburgeringsexamen te kunnen afleggen is het niet vereist dat een inburgeringscursus is gevolgd. Artikel 11 Opzegging inburgeringsovereenkomst door de inburgeringsbehoeftige 1. De inburgeringsbehoeftige kan de inburgeringsovereenkomst tussentijds schriftelijk opzeggen op grond van: a. een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking; of b. onvoldoende leervermogen; of c. aantoonbare inspanning, waaruit blijkt dat het redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen. 2. Artikel 7 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing op de inburgeringsbehoeftige wanneer deze vanwege lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperkingen tussentijds de inburgeringsovereenkomst schriftelijk opzegt. 3. Artikel 8 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing op de inburgeringsbehoeftige wanneer deze vanwege onvoldoende leervermogen tussentijds de inburgeringsovereenkomst schriftelijk opzegt. 4. Artikel 9 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing op de inburgeringsbehoeftige wanneer deze tussentijds de inburgeringsovereenkomst schriftelijk opzegt, omdat het college op grond van aangetoonde inspanningen oordeelt dat het voor een inburgeringsbehoeftige redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen. Artikel 12 Aanvraag termijnverlenging en ontheffing inburgeringsplicht Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtige wordt geïnformeerd over de procedure voor het aanvragen van de verlenging of ontheffing op grond van artikelen 6 en 31 van de Wet inburgering en artikelen 2.8, 2.8a, 5.4 en 5.5 van het Besluit Inburgering. Artikel 13 Procedure 1. Het college beslist binnen 8 weken op een ingediend verzoek als bedoeld in de artikelen 7, 8, 9, 10 en 11 van deze beleidsregels. 2. Als het college de inburgeringsplichtige verzoekt om aanvullende informatie dan schort dat de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel op. 3. Indien advies van een derde wordt gevraagd beslist het college binnen 4 weken na ontvangst van het advies. 6

7 Hoofdstuk 5 Vergoedingen Artikel 14 Vergoeding kosten korte vrijstellingstoets 1. De inburgeringsplichtige die binnen de inkomensnorm voor sociale voorzieningen valt, kan het college schriftelijk vóór het afleggen van de korte vrijstellingstoets verzoeken om een vergoeding van de kosten verbonden aan deze toets. 2. Als voldaan is aan het bepaalde in lid 1 van dit artikel en de toets is behaald, vergoedt het college de kosten van de toets. Artikel 15 Vergoeding reiskosten Het college vergoedt de reiskosten van een inburgeringsplichtige waarvoor een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, die, naar het oordeel van het college, een inburgeringsprogramma moet volgen buiten de eigen woonplaats. De vergoeding wordt berekend op basis van de kosten voor openbaar vervoer 2 e klas. Hoofdstuk 6 Turkse inburgeraars Artikel 16 Turkse inburgeraars 1. Turkse staatsburgers in Nederland zijn niet langer inburgeringsplichtig (uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 16 augustus 2011). Daarmee hebben de Turkse medelanders de status van vrijwillige inburgeraar gekregen. De status van vrijwillige inburgeraar geldt ook voor Turkse inwoners die al een inburgeringstraject volgen of een inburgeringstraject hebben afgerond. 2. Gaat de Turkse inburgeraar door met zijn inburgeringstraject, dan wordt de beschikking niet ingetrokken en zijn de regels ter zake inburgering onverkort van toepassing. Omdat de beschikking niet wordt ingetrokken, hoeft er geen overeenkomst (behorende bij de status van vrijwillige inburgeraar) te worden afgesloten met de Turkse inburgeraar. 3. Wil de Turkse inburgeraar het inburgeringstraject niet afmaken, dan wordt het traject beëindigd. De invordering van de eigen bijdrage wordt gestaakt vanaf het moment dat het inburgeringstraject is beëindigd. Kosten verbonden aan het inburgeringstraject worden niet teruggevorderd. Reeds geïnde eigen bijdragen verschuldigd voor 16 augustus 2011 zijn niet onverschuldigd betaald en worden niet gerestitueerd. Eigen bijdragen die na 16 augustus 2011 verschuldigd en betaald zijn worden gerestitueerd. Eigen bijdragen die niet zijn betaald voor 16 augustus zijn niet onverschuldigd en worden ingevorderd. 4. De aan de uitkering verbonden verplichtingen voor Turkse inwoners die moeten inburgeren in het kader van re-integratie, worden gehandhaafd op grond van de betreffende sociale zekerheidswet. 5. Besluiten tot het opleggen van de inburgeringsplicht aan Turkse onderdanen waarover bezwaar en beroepsprocedures lopen, worden ingetrokken. Het invorderen van eigen bijdragen wordt gestaakt. Een toegekende beloning wordt uit hoofde van onverschuldigde betaling teruggevorderd. Kosten verbonden aan het inburgeringstraject worden niet teruggevorderd. 6. Boetebesluiten die in het kader van de inburgering zijn genomen en waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, hebben formele rechtskracht. De tot 16 augustus 2011 op grond van deze boetebesluiten geïncasseerde boetebedragen worden niet gerestitueerd. Boetes die op 16 augustus 2011 nog niet betaald zijn, worden niet meer ingevorderd. Hoofdstuk 7 Slotbepalingen Artikel 16 Maatschappelijke begeleiding Maatschappelijke begeleiding van asielgerechtigde inburgeringsplichtigen wordt verzorgd door Vluchtelingenwerk Hilversum. Artikel 17 Hardheidsclausule 7

8 Het college handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor de belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de beleidsregels. Opmerking: strikt genomen is deze bepaling gelet op de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb overbodig. 8