Registratienummer: GF Datum collegebesluit: 31 juli 2012 Agendapunt: 8

Transcriptie

1 Aan de gemeenteraad Registratienummer: GF Datum collegebesluit: 31 juli 2012 Agendapunt: 8 Portefeuillehouder: De heer S. Siebenga Behandelend ambtenaar: De heer G. van der Veer Onderwerp: Aanwijzing categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen van de raad is vereist. Voorstel: Op grond van het bepaalde in artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht categorieën van gevallen aan te wijzen waarbij met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 eerste lid onder a punt 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt afgeweken van een bestemmingsplan en waarbij het college bevoegd gezag is, geen verklaring van geen bedenkingen, zoals bedoeld in artikel 2.27 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van de raad is vereist; Inleiding Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Met deze wet is het projectbesluit "verhuisd" van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)naar de Wabo. Een van de gevolgen is dat uw raad niet meer het bevoegde gezag is maar ons college. Wel is het zo dat uw raad een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen dient af te geven, indien op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan wordt afgeweken. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt de raad echter de mogelijkheid geboden om categorieën van gevallen aan te wijzen waarin wordt afgezien van deze verplichting. Op 24 oktober 2011 heeft u conform het voorstel van ons college besloten dat geen verklaring van geen bedenking is vereist in het kader van vergunningverlening voor bouwplannen op het bedrijventerrein IBF. In het betreffende voorstel is aangegeven, dat een raadsvoorstel in voorbereiding was om een lijst met categorieën gevallen aan te wijzen waarin geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is. Onderhavig voorstel voorziet hierin. Overwegingen Als een plan in strijd is met het bestemmingsplan, kan daaraan medewerking worden verleend met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid. Een bestemmingsplan kan zelf een afwijkingsbevoegdheid bevatten, maar als dat niet het geval is, dan kan met een zgn. buitenplanse afwijking medewerking worden verleend. In bijlage II van het Bor zijn in artikel 4 verschillende categorieën opgesomd in welke gevallen van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Deze lijst wordt ook wel de kruimellijst genoemd. Past een plan niet binnen de in de kruimellijst opgesomde

2 categorieën, dan resteert de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12 eerste lid onder a punt 3 Wabo, die in de Wro werd aangeduid als projectbesluit. Over het algemeen betreft dit grotere afwijkingen van het bestemmingsplan. De bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen berust bij het college. In het Bor is bepaald dat de omgevingsvergunning met toepassing van voorgenoemde afwijkingsbevoegdheid slechts kan worden verleend, nadat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. Een verklaring van geen bedenkingen kan alleen worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening (art 6.5, lid 3 Bor). Volgens het Bor is de procedure hierbij als volgt: Het bevoegd gezag (college) stuurt het vvgb-orgaan (de raad) zo spoedig mogelijk een exemplaar van de aanvraag en de daarbij behorende stukken. Wanneer de raad daarom verzoekt, vraagt het bevoegd gezag aanvullende gegevens van de aanvrager (het gaat dan om gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag). De raad zendt binnen zes weken een ontwerp-vvgb aan het bevoegd gezag. Deze ontwerp-vvgb wordt tegelijkertijd met het ontwerpbesluit ter visie gelegd. Zienswijzen en adviezen naar aanleiding van de ontwerp vvgb worden zo spoedig mogelijk naar het vvgb-orgaan gezonden. De raad geeft (of weigert) de definitieve verklaring van geen bedenkingen. Het bevoegd gezag (het college) neemt een besluit over de omgevingsvergunning met inachtneming van de vvgb. Voor deze totale procedure geldt een termijn van 26 weken. De raad kan echter categorieën van gevallen aanwijzen waarbij met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 eerste lid onder a punt 3 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht wordt afgeweken van een bestemmingsplan en waarbij het college bevoegd gezag is, geen verklaring van geen bedenkingen van de raad is vereist. De volgende argumenten spelen hierbij een rol. Door het aanwijzen van categorieën gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen is vereist, kan de besluitvorming worden bespoedigd. Er zijn kortere doorlooptijden en administratieve lasten verminderen. In de wet is een beslistermijn van 26 weken voorgeschreven voor een omgevingsvergunning met een uitgebreide voorbereidingsprocedure. De termijn start na indiening van de aanvraag, zodat het goed mogelijk is dat de beslissing bijvoorbeeld gedurende de zomervakantie moet worden genomen. Gegeven de vergadercyclus van de raad kan dit problemen opleveren. Een bijkomend punt is dat wanneer er geen zienswijzen worden ingediend, er op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen 4 weken moet worden beslist. Als het college binnen die termijn moet beslissen, en de raad heeft geen verklaring van geen bedenkingen afgegeven, dan moet de omgevingsvergunning worden geweigerd. Overigens is bij omgevingsvergunningen met een uitgebreide procedure geen sprake van een fatale termijn, zodat er geen vergunning van rechtswege ontstaat. Wel is de Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen van toepassing en dat betekent dat elke beslissing die te laat wordt genomen de gemeente geld kan kosten. Daarnaast is het natuurlijk ook zo dat het streven er op gericht moet zijn om wettelijke termijnen gewoon te halen.

3 Wij stellen voor in te stemmen met de in het (concept)besluit opgenomen lijst met categorieën gevallen. Onder A vallen plannen die passen binnen de gemeentelijke beleidskaders. Projecten en ontwikkelingen waarvan derhalve reeds in algemene zin is/kan worden gesteld dat zij aanvaarbaar zijn. Vervolgens zijn onder B concrete projecten genoemd. Waar dat nodig is geacht, zijn voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan. Voor ontwikkelingen die tenslotte niet binnen A of B vallen, zal in voorkomende situatie bij uw raad worden gevraagd om een verklaring van geen bedenkingen. Deregulering De essentie in de dereguleringsvisie is vermindering van administratieve lastendruk bij zowel de overheid als burger. Met de vaststelling van een lijst categorieën gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is, schept de raad de mogelijkheid om aanvragen om omgevingsvergunning betreffende plannen die in deze lijst worden genoemd op een snellere manier af te handelen. Doorlooptijden worden verkort en administratieve lasten verminderen. Het vaststellen van de lijst met categorieën gevallen is dus in overeenstemming met cq sluit aan bij de door de raad vastgestelde dereguleringsvisie. Kanttekeningen n.v.t. Vervolgproces n.v.t. Millenniumparagraaf n.v.t. Ter inzage liggende stukken: - Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen, de secretaris, de burgemeester, de heer F.H. Perdok de heer T.J. van der Zwan

4 Gemeenteraad Onderwerp: Aanwijzing categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen van de raad is vereist Registratienummer: GF De raad van de gemeente Heerenveen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 juli 2012; gelet op artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; gelet op artikel 6.5 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht; gelet op het bepaalde in artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, BESLUIT: Dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht een verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet is vereist in de navolgende categorieën van gevallen: A. Projecten die passen binnen (een onderdeel van) een gemeentelijk structuurplan of een structuurvisie of een ruimtelijk relevante (sector)beleidsnota, vastgesteld door de gemeenteraad B. Projecten die zijn vermeld in de navolgende limitatieve lijst met aangewezen afwijkingen in het landelijk gebied en binnen de bebouwde kom: B1 Buiten de bebouwde kom: Bestaande burger- of dienstwoningen. a. Het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen, vervangen en uitbreiden van een (bestaande) burger- of dienstwoning, mits de vernieuwing, verandering, vervanging of uitbreiding plaatsvindt op gronden die aansluiten bij de woning en de oppervlakte van de woning en nadien niet meer bedraagt dan de in het bestemmingsplan aangegeven bouwoppervlakte. Voor bestaande woningen die voormelde maatvoering reeds te boven gaan geldt de bestaande oppervlakte als maximum. Bijgebouwen (algemeen). b. Het bouwen of uitbreiden van een aan- of bijgebouw bij een (bestaande) burger- of dienstwoning, mits dit plaatsvindt op het bij de woning aansluitende terrein en de totale oppervlakte na bouw of uitbreiding niet meer bedraagt dan 150m2. Indien er sprake is van een gemeentelijk monument of rijksmonument, mag de totale oppervlakte na bouw of uitbreiding niet meer bedragen dan 200m2. Hergebruiksmogelijkheden voormalige agrarische bebouwing en niet-agrarische bebouwing. c. Afwijking van een geldend bestemmingsplan ten behoeve van het hergebruiken en zo nodig in verband daarmee inpandig verbouwen van (geheel of gedeeltelijk) aan het agrarisch gebruik onttrokken voormalige boerderijen voor bewoning, al dan niet

5 gecombineerd met hobbymatige agrarische activiteiten, en/of kleinschalige niet milieubelastende bedrijfsactiviteiten in de sfeer van dienstverlening en ambacht, overeenkomend met de bedrijvencategorieën 1 en 2 in de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering, steeds in combinatie met een woonfunctie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: - De functiewijziging en daartoe noodzakelijke verbouwing mag uitsluitend inpandig plaatsvinden. - Ondergeschikte uitwendige aanpassingen, waarbij de hoofdvorm van de voormalige boerderij blijft bestaan zijn toegestaan. - Ten gevolge van een vervangende bedrijfsmatige functie mag in het buitengebied, gelet op de aard en omvang van het daar aanwezige wegennet, geen onevenredige verkeersaantrekkende werking optreden. - Indien bouwkundig toelaatbaar kunnen in de voormalige boerderij meerdere woningen c.q. eenheden worden ondergebracht. Het gemeentelijk woningbouwcontingent is op deze toevoeging van het aantal woningen van toepassing. - Hergebruik van voormalige boerderijen mag geen extra beperkingen voor de exploitatie en ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven inhouden. Voor de sanering, vervanging en nieuwbouw van bijgebouwen bij de te hergebruiken voormalige boerderij geldt de regeling, zoals opgenomen in de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan Buitengebied Hetgeen hiervoor is vermeld m.b.t. de hergebruiksmogelijkheden van voormalige agrarische bebouwing is van overeenkomstige toepassing bij het afwijken ten behoeve van hergebruik van voormalige niet-agrarische bebouwing. Aanleg en wijziging infrastructuur. d. Afwijking ten behoeve van een naar aard en omvang beperkte aanleg, wijziging of reconstructie van bestaande weg- en waterinfrastructuur en groenvoorzieningen, met eventuele daarbij behorende kunstwerken, overige bouwwerken en andere werken. Van de regeling mag geen gebruik worden gemaakt: - indien daar mee of als gevolg daarvan een met de Wet geluidhinder strijdige situatie ontstaat, tenzij daaraan via een ontheffing hogere waarde kan worden tegemoetgekomen. Bouwwerken c.a. van beperkte betekenis. e. Afwijking ten behoeve van alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwen van beperkte omvang en aanleg van werken op of langs het water ten behoeve van het scheepvaartverkeer, de waterhuishouding, het natuurbeheer of het recreatief (mede) gebruik van het water en / of de aangrenzende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, kademuren en walbeschoeiingen, afrasteringen en steigers, alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken en andere werken en werkzaamheden. f. Afwijking ten behoeve van gebruik van gronden met beperkte omvang (bv tuinen): de vergroting mag maximaal 20% van de oppervlakte van het woonperceel bedragen en de totale oppervlakte van het woonperceel mag na uitbreiding ten hoogste 5.000m2 bedragen; Tijdelijk gebruik van bouwwerken en gronden. g. Afwijking van het bestemmingsplan om in een tijdelijke behoefte te voorzien (bv plaatsen woonunit bij ver- of nieuwbouw woning). B2. Binnen de bebouwde kom: Bestaande woningen en bijgebouwen. a. Afwijkingen ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen, uitbreiden of vervangen van (bestaande) als zodanig bestemde woningen en bijbehorende bijgebouwen binnen bebouwde kommen, al dan niet in combinatie met een wijziging van het gebruik, waarbij sprake is van een wijziging van het aantal woningen. Een met deze afwijking (eventueel) samenhangende uitbreiding van het aantal woningen is alleen toegestaan als dit in overeenstemming is met het gemeentelijk Woonplan. (Wijziging) gebruik woningen en bedrijfsgebouwen buiten bedrijfsterreinen. b. Afwijking ten behoeve van wijziging in het gebruik van (een gedeelte van) een

6 bestaand (woon- of bedrijfs)gebouw binnen de bebouwde kom ten behoeve van een andere aan de bebouwde kom gerelateerde functie (zoals wonen, horeca, bedrijvigheid, sociale en culturele doeleinden). Een met deze afwijking samenhangende uitbreiding van het aantal woningen is alleen toegestaan als dit in overeenstemming is met het gemeentelijk Woonplan. Gebruikswijziging in / naar bedrijfsdoeleinden is in de bebouwde kom, buiten de reguliere bedrijfsterreinen, alleen toegestaan voor de bedrijfscategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Procedureel Geen verklaring van geen bedenkingen is voorts vereist in de volgende gevallen: - Als al op voorhand duidelijk is dat de aanvraag om omgevingsvergunning op andere gronden dan planologische geweigerd moet worden is geen verklaring van geen bedenkingen vereist. - Als een ontwerpverklaring van geen bedenkingen ter inzage heeft gelegen en er door belanghebbenden geen zienswijzen zijn ingediend, is geen definitieve verklaring van geen bedenkingen vereist. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 september De griffier, De voorzitter, mevrouw W.J.M.A. Jansen de heer T.J. van der Zwan