Politieke Vormingsprogramma s voor jongeren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Politieke Vormingsprogramma s voor jongeren"

Transcriptie

1 Scriptie Politieke Vormingsprogramma s voor jongeren een verkenning van de voorwaarden Gijs Nieuwenhuijs Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Haagse Hogeschool Juni 2004 Begeleiding: Mw. T. Kramer- Bais 1

2 Politieke Vormingsprogramma s aan jongeren een verkenning van de voorwaarden Gijs Nieuwenhuijs Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Haagse Hogeschool Juni 2004 Begeleiding: Mw. T. Kramer- Bais 2

3 Voorwoord Bij het horen van het woord politiek denk ik aan politici. De Tweede Kamer, beleid, bezuinigingen, het vragenuurtje, demonstraties, debatten, lintjes knippen. In de Van Dale staat bij het bijvoeglijk naamwoord politiek: staatkundig, betrekking hebbend op de Regering Politiek in zijn puurste bestuurlijke vorm die vorm geeft aan en zorgt voor de democratie, de overheid die een land of staat leidt en bestuurt. De organisatie van de organen en instituten die de besturing van een land mogelijk maken en bijdragen aan een eerlijke verdeling van macht en welvaart. Maar ook de maatschappij, de samenleving met haar burgers. Maatschappelijke organisaties, vakbonden, belangenverenigingen en media. Demonstraties, bewegingen, pressiegroepen, en bevolkingsgroepen. Maar politiek is meer dan dat. Als ik aan politiek denk, denk ik ook aan politiek bewustzijn. Bewust-zijn van de verschillende machten in het krachtveld waarin ieder mens zich bevindt. De relatie van het individu tot de maatschappij. Rechtvaardigheid en een constante kritische beoordeling van de eigen situatie. Het organiseren van het individuele leven. Het maken van keuzes, het afwegen van belangen, opkomen voor de eigen belangen, deelname aan het maatschappelijke leven, zorg dragen voor de eigen situatie en zorg dragen voor anderen. In deze scriptie zal ik mij richten op dit deel van de politiek, ofwel het politieke als intensiteitsgraad van gevoelens en de politiek als proces dat gemeenschap en emancipatie tot stand kan brengen. Dit is de politiek zoals die toegepast kan worden in politieke vorming en mensen kan ondersteunen in het vormgeven van hun persoonlijke en maatschappelijke leven. Hierbij richt ik mij in het bijzonder op jongeren en adolescenten uit een lagere sociaal-economische klasse. Dit is een doelgroep die extra aandacht en ondersteuning kan gebruiken bij het proces van volwassenwording en het zich verwerven van een plaats in de maatschappij. Deze scriptie is onderdeel van het curriculum van de HBO-opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Haagse Hogeschool in Den Haag. Vanuit de opleiding ben ik begeleid door mevrouw Truus Kramer- Bais en haar wil ik dan ook hartelijk bedanken voor ondersteuning en begeleiding tijdens mijn schrijven. Ook aan docent Frans Berkers, mijn moeder en Rick Pullens richt ik een woord van dank voor de feedback en begeleiding die zij mij hebben gegeven. Gijs Nieuwenhuijs Den Haag, juni

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Afbakening Vraagstelling Deelvragen Terminologie Wijze van aanpak Uitleg opbouw 7 2 Maatschappelijke ontwikkelingen 8 3 Doelgroepanalyse 12 4 Politieke vorming 16 5 Relatie tot CMV 20 6 Een methodisch raamwerk Exemplarisch leren Opvoeding tot bevrijding Codificatie Het publieke debat 25 7 Participatie Probleemanalyse Doelstelling Rol van de CMV er Voorwaarden en criteria Werkwijze 32 Literatuur 34 4

5 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Hoe komt het toch dat het overgrote deel van de bevolking niet geïnteresseerd lijkt is in politiek en niet politiek is geëngageerd? Is het een gebrek aan betrokkenheid bij actuele ontwikkelingen die spelen in de samenleving, is het een apathische houding tegenover alles waar men zich niet verantwoordelijk voor voelt? Ik betwijfel het, als ik de signalen opvang van vervreemding van en in de eigen samenleving, de vervagende algemene leefregels en een veranderend straatbeeld. Ik denk dat het een gebrek is aan vaardigheden en inzicht om de eigen situatie kritisch en blijvend te beoordelen en de obstakels weg te nemen en dilemma s op te lossen met het doel de eigen situatie te verbeteren. Politieke vorming is daarvoor een methode om de benodigde kennis, vaardigheden en houdingen en inzichten eigen te maken die je in staat stellen jouw eigen leven zo optimaal mogelijk te organiseren en leren om te gaan met macht, conflicten en belangen. 1.2 Afbakening In mijn scriptie zal ik mij richten op jongeren en adolescenten in de leeftijd van 16 tot 21 jaar uit overwegend arbeidersmilieus en de lagere sociaal-economische klassen. De reden hiervoor is dat dit een doelgroep is die met de laatste fase bezig is van een school of opleiding of de stap naar de arbeidsmarkt al heeft gemaakt. Daarnaast is dit een groep die overwegend een lage opleiding heeft genoten en in mindere mate kennis en vaardigheden bezit om voor zichzelf te zorgen en voor zichzelf op te komen. Dit uit zich bijvoorbeeld in een beperkte kennis van rechten en plichten, een vaak slechte arbeidsmoraal doordat zij onderaan de arbeidsladder staan en daardoor weinig waardering ervaren en een mede daardoor verhoogde kans op crimineel gedrag. Ik richt mij in deze scriptie op politieke vorming omdat ik dit als passende methode acht voor de ondersteuning van deze groep jongeren in het vormgeven van hun persoonlijke en maatschappelijke leven. Politiek kan als exemplarisch referentiekader dienen waardoor jongeren een voorbeeld ervaren in hoe zij hun persoonlijke en maatschappelijke leven vorm kunnen geven en kunnen inrichten. De vraag die ik mij stel is aan welke voorwaarden politieke vormingsprogramma s voor deze doelgroep moeten voldoen. Daarbij denk ik aan de te gebruiken didactische (les)methode(n), het aan laten sluiten van de lesstof op de leefwereld en belevingswereld van de doelgroep en het onderzoeken van de behoeften en belemmeringen van de doelgroep om tot een antwoord te komen op de volgende vraagstelling. 1.3 Vraagstelling Aan welke voorwaarden vind ik - als CMV er - dat educatieve programma s op het gebied van politieke vorming aan jongeren en adolescenten moeten voldoen? 5

6 1.4 Deelvragen De deelvragen die ik wil beantwoorden hebben onder andere betrekking op het nut en de functie van politieke vorming. Hoe kritisch bewustzijn gestimuleerd of gevormd kan worden bij de jongeren en welke thema s zij zouden kunnen beslaan. Wat is de toegevoegde waarde van kennis van het politieke, inzicht in politieke processen en een politiek bewustzijn? Hoe kunnen denk- en vormingsprocessen op dit gebied worden gestimuleerd? Welke didactische methode(n) moeten worden gehanteerd? Welke competenties moeten in deze educatieve programma s aan bod komen? In welke situaties moeten deze educatieve programma s plaats vinden en welke thema s moeten aan bod komen? Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan? 1.5 Terminologie Deze scriptie onderdeel van het curriculum van de opleiding culturele en maatschappelijke vorming. Hierdoor zal ik gebruik maken van een binnen het CMV-werk geldige terminologie. Daar waar mogelijk zal ik proberen het gebruik van vakjargon te beperken om deze scriptie voor iedereen leesbaar te houden. Op de volgende twee termen wil ik ter verduidelijking een toelichting geven. Competenties Competentie is een verzamelnaam voor kennis, vaardigheden en houding. Dus alles wat een mens kan en weet en welke houding hij daarbij aanneemt. CMV-werk is sociaal-agogische dienstverlening en daarin nemen leren en vormen een centrale plaats innemen. Het leren van competenties is daarom belangrijk onderdeel van het cmv-werk. Meerkeuze- en risicosamenleving In vergelijking tot de periode voor de verzuiling hebben het aantal keuzemogelijkheden en keuzevrijheden toegenomen. Door deze toename hebben ook het aantal verleidelijke keuzes met een eventuele negatieve uitwerking of neveneffect toegenomen. Vandaar dat er binnen het CMV werkveld ook wel gesproken wordt over de meerkeuze- en risicosamenleving. Ik heb mijn scriptie in de hij-vorm geschreven. Overal waar in algemene zin hij staat is echter hij/zij bedoeld. 1.6 Wijze van aanpak In mijn scriptie werk ik toe naar richtlijnen en aandachtspunten voor het ontwerpen en organiseren van politieke vormingsprogramma s. Alvorens ik mijn scriptie hiermee besluit zal ik eerst de benodigde deelgebieden analyseren, synthetiseren en evalueren aan de hand van bestudeerde literatuur en praktijkgegevens. Hierin ga ik op zoek naar de antwoorden op de vraagstelling en de deelvragen. Afsluitend zal ik het geheel aan conclusies uit de verschillende onderzoekseenheden samenvoegen in een model van richtlijnen en aandachtspunten voor politieke vormingsprogramma s aan jongeren. 6

7 1.7 Uitleg opbouw In het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2: Maatschappelijke ontwikkelingen) zal ik een analyse maken van enkele maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op de maatschappij en haar burgers. De aandacht gaat daarbij uit naar de behoefte aan politieke vorming. Daarna volgt een omschrijving geven van de doelgroep (Hoofdstuk 3: Doelgroepanalyse) en betogen waar politieke vorming en politieke vormingsprogramma s voor deze doelgroep zich op zouden moeten richten. Aansluitend zal ik politieke vorming behandelen vanuit een breder perspectief (Hoofdstuk 4: Politieke vorming). Daarna zal ik de relatie schetsen tussen culturele en maatschappelijke vorming en politieke vormingsprogramma s (Hoofdstuk 5: Relatie tot CMV) waarin ik onder andere in ga op de vraag waar politieke vorming gesitueerd zou moeten worden en ik een eerste opstap zal maken naar hoe leerprocessen vormgegeven zouden moeten worden. Vervolgens zal ik uiteen zetten welke didactische methoden en leertheorieën het beste aangewend kunnen worden in programma s rond politieke vorming (Hoofdstuk 6: Een methodisch raamwerk). Hierna zal ik de vraagstelling beantwoorden (Hoofdstuk 7: Beantwoording vraagstelling) door de theorie aan de praktijk te toetsen. 7

8 2 Maatschappelijke ontwikkelingen In dit hoofdstuk zal ik een schets geven van enkele maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op het gedrag, denken en handelen van mensen in de samenleving. Vervolgens zal ik deze maatschappelijke ontwikkelingen vertalen naar jongeren en politieke vorming. Afsluitend zal ik uiteen zetten waarom ik politieke vorming geschikt acht als methode voor het ondersteunen van jongeren bij het opgroeien en volwassen worden en leren omgaan met de problemen die zij daarbij tegen komen. De meest benoemde huidige ontwikkeling in de samenleving en het maatschappelijke en persoonlijke leven van individuen is wel de individualisering. Maar wat verstaan wij hier onder en wat duidt het aan? Welke invloed heeft dit op het functioneren en de verhoudingen tussen individuen? Welke gevolgen heeft het voor het welzijn en welslagen van jongeren en wat heeft politieke vorming hiermee van doen? De metafoor van de moderne nomade is typerend voor de mens in de huidige risicosamenleving. De Waal (2001) duidt op het doen afnemen van de kracht van de collectieve kaders uit de jaren vijftig. Hiërarchische verhoudingen, sociale controle en betutteling verliezen hun waarde waardoor ruimte ontstaat voor bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Zo worden kansen op breuken in een relatie of arbeidscarrière groter en ook de vluchtigheid en tijdelijkheid van relaties neemt toe. Nederland ontzuilde, de welvaart nam toe en er ontstond een toenemende verscheidenheid in de individuele bestaanswijze. Geleidelijk is de invloed en sterk bindende werking van maatschappelijke instituties (de kerk, het gezin, het verenigingsleven, de school) afgenomen en zijn mensen steeds meer op zichzelf teruggeworpen. Hun persoonlijke levensdoelen zijn meer voorop komen te staan, evenals de wijze hoe ze van hieruit hun levensloop wensen vorm te geven. Het ontzag voor autoriteit, de duidelijke sociale conventies en het gezin als hoeksteen zijn in enkele generaties ingeruild voor de wens en noodzaak op alle mogelijke terreinen zelf te kiezen (de homo volens), wat heeft geleid tot een veelkleurigheid aan leefstijlen en levensvormen. (V. de Waal 2001: 32) Sociale afkomst en religie zijn dus niet meer alles bepalend in de vormgeving en de ontwikkeling van de identiteit. Bestaande zuilen zijn niet meer en bieden geen houvast in de keuzen die jongeren verder helpen en ondersteunen bij school, werk en relaties. Jongeren moeten steeds meer zelf keuzes maken en de pluralisering van de samenleving heeft het bestaan van meerdere waarheden naast elkaar bevorderd (V. de Waal 2001: 37). Er zijn geen vaste bepalende kaders meer en er is dus ook niet meer één waarheid. Er bestaan verschillende waarheden naast elkaar die elkaar vaak tegenspreken. Alhoewel de keuzevrijheid is toegenomen heeft ook de angst om keuzes te maken toegenomen omdat het kiezen van een standpunt vele malen ingewikkelder is geworden. Zelfs in het gezin, dat hoeksteen van de samenleving heet te zijn, wordt een steeds groter beroep gedaan op de zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid van de jongere door de toename van de onderhandelingsruimte tussen ouder en kind. Deze cultuuromslag naar zelfverantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid is een fundamentele verandering. Deze ontwikkeling wordt aangeduid met de late moderniteit of het postmodernisme. Maar vanzelfsprekend brengt deze ontwikkeling niet enkel voorspoed. Jongeren ondervinden veel moeite in de keuzes die zij moeten maken, temeer daar er wel van hen wordt verwacht dat zij verstandige en volwassen keuzes maken. Auke Hulst stelt in De terreur van het kiezen (Vrij Nederland 15 mei 2004) zelfs dat de gemiddelde mens slecht is in het nemen van besluiten. Desalniettemin worden jongeren aangesproken op hun verantwoordelijkheden als (bijna) volwassene terwijl zij bezig zijn met het zoeken naar de kaders die hun werkelijkheid vormen. Steeds vaker zijn jongeren dan ook te typeren aan de hand van een jeugdcultuur met het 8

9 daarbijbehorende imago. Jeugdcultuur heeft in het leven van jongeren een steeds grotere betekenis gekregen en heeft vaak een zingevende functie en creëert en dient als referentiekader en betekenissysteem. Door de toenemende eigen keuze wordt de jeugdcultuur en de beleving daarvan versterkt en worden de verschillen tussen jeugdcultuur en volwassenenmaatschappij geaccentueerd. Het wegvallen van oude kaders, het ontstaan van een diversiteit aan mogelijke leefvormen en een verschuivende machtsverhouding en rolpatronen eisen sterkere vaardigheden in het kiezen en adequaat kunnen reageren op veranderingen. Wat vroeger niet mocht moet nu en jongeren moeten zich steeds beter bekwamen in het zich kunnen verplaatsen in verschillende situaties en aannemen van verschillende rollen. Hierdoor ontstaat een constant gevoel van onrust en drukte door de onzekerheid die gepaard gaat met een te ruime keuzemogelijkheid en het ontbreken van een duidelijk keuzepatroon. Jongeren moeten dus steeds vaardiger worden in het kiezen en moeten tegelijk leren omgaan met de constante twijfel en verwarring over de al dan niet juiste keuze. Vandaar dat Van der Loo spreekt over de paradox van de individualisering (geciteerd bij De Waal 2001: 39). Jongeren zijn steeds meer de regisseur van het eigen leven maar zijn losgeraakt van vaste kaders en kampen met een steeds grotere onoverzichtelijkheid. De snelheid van de veranderingsprocessen versterken die paradox alleen maar. Deze complexiteit van de steeds dynamischer wordende meerkeuzesamenleving zorgt voor problemen bij de jeugd die moeilijkheden ondervinden bij de keuzeprocessen en het vormen van een eigen identiteit. Alhoewel veel keuzes zijn voorgeprogrammeerd en duidelijkheid bieden uit de nieuw ontstane zuilen zoals, de peergroup en jeugdcultuur, ontberen bij het oplossen van meningsverschillen en conflicten in de huidige tijd duidelijke en vanzelfsprekende patronen (Dieleman 2000). De individualisering is dus de autonomie van het individu ten opzichte van zijn directe omgeving waarbij een beroep wordt gedaan op het individuele vermogen om de eigen identiteit vorm te geven waarbij morele en financiële verantwoordelijkheid wordt gedragen. Het recht op autonomie en authenticiteit, ofwel het recht op de eigen subjectiviteit (De Waal 2001). Van belang daarbij is echter wel de aandacht voor de morele juistheid in de veelheid aan keuzen. Want het is de eigen norm die de norm van de ander abnormaliseert maar het gevaar bestaat daarin dat de eigen norm als enige waarheid wordt gezien waardoor radicalisering kan ontstaan. Deze radicalisering komt voort uit de onzekerheid en kwetsbaarheid bij het verlies aan houvast en uit zich in conflicten, confrontaties en gevoel van onmacht. Om met deze gevoelens van onmacht om te gaan en zich gesterkt te voelen in het vormgeven van de identiteit en het maken van keuzes missen jongeren vaak het gereedschap. De tools om te laveren tussen verschillende waarheden en weloverwogen keuzes te maken, aan een consistente identiteitsvorming te bouwen waarbij de eigenheid niet wordt verloochend en verloren gaat. Dit wil ik de competenties noemen in het omgaan met macht, conflicten en belangen. Daarbij moet echter wel extra aandacht worden gevraagd voor het maatschappelijke aspect in de omgang met macht, conflicten en belangen. Door de toename in de keuzevrijheid van jongeren is ook de rol van volwassenen veranderd. In de jaren vijftig was er veel meer sprake van allesbepalende kaders. Zo moest het, punt uit. Nu echter krijgen jongeren steeds meer beslissingsrecht maar staan zij onder steeds hogere druk en controle van volwassenen. Zij moeten in toenemende mate hun keuzen en motieven verantwoorden. Zij worden dus verplicht om hun keuzevrijheid te nemen maar moeten zich daarin wel blijvend legitimeren. Op die manier komen zij onder sterke maatschappelijke druk te staan van volwassenen die als een controlerende en waarderende instantie opereren. Zij, en de maatschappij als geheel, zijn het dan ook 9

10 met wie jongeren conflicten hebben, die macht uitoefenen en ongegeneerd hun belangen articuleren. Bij machte zijn Bij macht wordt veelal gedacht aan macht hebben, over machtsmiddelen beschikken. Machtig zijn, macht hebben over een ander of gemachtigd zijn. Maar macht kan ook worden opgevat als kracht of vermogen. Iemand is bij machte om iets te doen. Ofwel iemand is in staat en heeft de kracht en het vermogen om iets te realiseren of vorm te geven. Jongeren moeten steeds vaker en steeds meer keuzes maken. Zij worden zowel door docenten als opvoeders gevraagd om hun mening en over hun behoeften. Welke sport zou je willen doen? Welke opleiding wil je volgend jaar gaan volgen? Maar, zoals we hierboven hebben kunnen lezen, brengt deze eigen regievoering onoverzichte-lijkheid met zich mee. Onduidelijkheid over wat de juiste keuze is en verwarring en onzekerheid op het moment van kiezen. In mijn ogen voelen jongeren zich niet bij machte om de juiste beslissing te maken en vaak zullen zij, in hun ogen of die van anderen, ook niet (altijd) de juiste keuze maken. Zij hebben dus sturing en onder-steuning nodig om de onzekerheid die gepaard gaat met regievoering een plaats te geven. Conflicthantering Met name in de pubertijd en de adolescentieperiode lijkt het leven van jongeren in grote mate bepaald te worden door conflictsituaties. Niet alleen conflicten met de ouders, docenten, de baas of leeftijdgenoten maar ook met zichzelf, want opgroeien en volwassen worden gaat gepaard met leren en veranderen. Het leren en de veelheid en veelvormigheid daarvan vergt meer dan alleen inspanning. Ook het leerproces zelf is conflicterend. Want leren is veranderen en veranderen is een moeilijk proces. De jongeren leren niet alleen veel kennis maar moeten zich nieuwe inzichten en houdingen eigen maken onder constante druk en verwachtingen van anderen. Daarin worden gevormde betekenissen en referentiekaders hergewaardeerd en aangepast. Dit staat in schril contrast met de wens van jongeren. Zij worden als jongere of als adolescent al aangesproken op hun verantwoordelijkheid als toekomstig volwassene terwijl zij zo graag jong willen zijn en willen bouwen aan hun eigen jongerencultuur. Hun veilig utopia. Deze twee werelden, de jongerencultuur en de volwassenenmaat-schappij, staan in veel situaties lijnrecht tegenover elkaar. Maar zoals Schuyt (1995b) aangeeft zijn problemen van jongeren een middel om tot volwassenheid te geraken. Deze problemen die onderdeel zijn van het proces van volwassen worden kunnen dus nooit geheel worden weggenomen. Maar kijkend naar de zogenaamde probleemgroepen die moeilijkheden ondervinden in de volwassenwording, zouden de jongeren extra handvatten moeten worden aangereikt om met conflicten en machtsuitoefening en articulatie van belangen om te kunnen gaan. Belangen en beweegredenen Inherent aan de meerkeuzesamenleving is het kunnen articuleren van de eigen belangen. Van jongeren wordt verwacht dat ze steeds autonomer worden en zelfstandig (de juiste) keuzes kunnen maken. Onderdeel hiervan is het toe kunnen lichten van de eigen belangen en het inzichtelijk maken van beweegredenen die ten grondslag liggen aan deze keuzes. In het postmoderne opvoedings- en opleidingsklimaat wordt hier ook steeds meer aandacht aan besteed. Aan jongeren wordt niet enkel gezegd wat ze moeten doen of kunnen en er wordt ook niet alleen gevraagd om dat wat ze willen. De vragen die altijd volgen zijn waarom hij datgene wil, denkt of voelt. Het eigen belang moet dus vrijwel altijd worden toegelicht. Maar niet iedere jongere is in staat die eigen belangen en beweegredenen te formuleren of zelfs te herkennen. En omdat het inzicht in eigen belangen niet alleen doel maar ook middel is zouden zij die hun belang niet kunnen formuleren daarbij ondersteund moeten worden. 10

11 Het ingewikkelde aan de keuzevrijheid van jongeren is het maatschappelijke aspect. Zij mogen kiezen en krijgen daarbij veelal de vraag wat zij willen, wat zij vinden en hoe zij het graag zouden willen zien. Daarin ontbreekt echter vaak de aandacht voor moraal en een maatschappelijke oriëntatie. De keuzebenadering is op het individu gericht maar is doorspekt met maatschappelijke waarden en collectieve waarheden. Dit blijft voor jongeren echter voor een groot deel verborgen. Zij richten zich dusdanig op het persoonlijke dat een groter maatschappelijk kader verborgen blijft. Politieke vorming zou zich daarom moeten situeren in een groter maatschappelijk kader waar oog is voor moraal en maatschappelijke oriëntatie. Politiek heeft het doel een land met haar inwoners te besturen en te leiden. Dit om zorg te dragen voor een gelijke verdeling van de welvaart, gelijke rechten voor iedereen en het creëren van een leefbare maatschappij. Het middel dat daar onder andere voor wordt ingezet is macht. Bestuurlijke en rechtelijke macht om een gelijke verdeling mogelijk te maken en hen die misbruik maken van hun macht te corrigeren. Binnen het bestuurlijke kader is bewegingsruimte. Een politieke partij of stroming handelt vanuit een visie op mens en maatschappij. Als een besluit moet worden genomen aangaande de samenleving als geheel of een groep burgers heeft dit besluit altijd positieve en negatieve effecten. Laat staan dat er voor- en tegenstanders zijn van het besluit en dat het ook positieve en negatieve neveneffecten heeft. Tijdens het proces van besluiten worden dus de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen om tot het (meest) juiste besluit te komen. Binnen dit besluitvormingsproces wordt gediscussieerd over de juiste overwegingen en de juiste belangen maar ook de zwaarte van de belangen. In de totstandkoming van een besluit worden dus conflicten, tegenstellingen en overwegingen tegen elkaar afgewogen. Politieke processen zijn dus exemplarisch voor de processen die mensen, maar zeker ook jongeren, doormaken. Want ieder mens begeeft zich in de sociale ruimte waar conflicten voorkomen, macht wordt gebruikt en belangen worden gewogen. En dit is het wat politieke vorming bij uitstek geschikt maakt om als thematisering te dienen bij de volwassenwording van jongeren. Onder het thema van politieke vorming komen de competenties aan bod die aansluiten op het leren omgaan met macht, belangentegenstellingen en conflicten. Inzicht in politieke processen is zo het exemplarisch gereedschap dat jongeren in staat stelt om het hoofd te bieden aan hun eigen conflicten, belangen en machtssferen en dit te plaatsen in een maatschappelijk verband. Zoals in dit hoofdstuk staat omschreven noopt de individualisering jongeren tot het articuleren van wensen en belangen door een grotere aandacht voor individuele levensdoelen. Hierdoor ontstaat een sterke jeugdcultuurvorming die als referentiekader en betekenissysteem dient die de invloed van oude maatschappelijke kaders doet afbrokkelen. Hierdoor krijgen jongeren in steeds grotere mate de regie over het eigen leven maar hierin zit een paradox. Regie zorgt ook voor onoverzichtelijkheid en onzekerheid en zo komt de complexiteit van de meerkeuzesamenleving tot uiting. Deze regie veronderstelt eigen keuzes en articulatie van beweegredenen. Ofwel, jongeren moeten hun belangen toelichten en daarbij de machtsstrijd aangaan met opvoeders, docenten en leeftijdgenoten. De conflicten die hieruit voortkomen dienen als middel tot volwassenwording en steunen de jongeren bij het formuleren van een nieuwe bestaanszekerheid binnen de volwassenenmaatschappij. Inzicht in politieke processen, vormgegeven als politieke vorming, die handelen rond macht, conflicten en belangentegenstellingen dienen zo als voorbeeld voor de eigen situatie. Politieke vorming is zo het inzicht versterken in politieke processen en het mogelijk maken van de transfer van die processen naar de eigen situatie en het plaatsen van zichzelf in maatschappelijke verbanden. 11

12 3 Doelgroepanalyse Voordat ik een omschrijving zal geven van politieke vorming en wat daarin aan bod zou moeten komen, zal ik eerst inzoomen op de doelgroep. Ik zal een omschrijving geven van de leefsituatie van de jongeren en de problemen die daarmee gepaard gaan en vervolgens enkele verbanden leggen met politieke vorming. De doelgroep waar ik mij op richt in deze scriptie zijn jongeren uit een lagere sociaaleconomische klasse van ongeveer 16 tot 21 jaar. Een lagere sociaal-economische klasse houdt in dat de jongeren, en hun ouders, een lage opleiding hebben genoten (VMBO of afgebroken) en financieel minder draagkrachtig zijn. Een groep die een verhoogde kans heeft op vandalisme, crimineel gedrag en werkeloosheid door een gevoel van achtergesteldheid. Zij doen vaker aanspraak op de sociale zekerheid als uitkeringen, sociale woningbouw en subsidies en voelen zich daarmee afhankelijker van de staat. Zij hebben een beperkte kennis van hun rechten en plichten als burger, missen veelal de kennis en de vaardigheden om voor de eigen situatie op te komen en ondervinden zo moeilijkheden bij het vormgeven van hun eigen bestaanszekerheid. Daarnaast bevinden deze jongeren zich in een leeftijdsfase waar de pubertijd plaats maakt voor adolescentie en volwassenheid. Deze jongeren zijn in de laatste fase van hun scholing aan de middelbare school en staan op het punt om een keuze te maken voor een vervolgopleiding of een arbeidscarrière, of zij hebben deze stap al gemaakt maar kampen met de onzekerheden die gepaard gaan met het nemen van eigen verantwoordelijkheid over de morele en financiële situatie. Jongeren ondervinden hierbij steeds meer moeilijkheden in het verwerven van een plaats in de maatschappij en het vormen van de identiteit. De complexiteit van de moderne tijd door het wegvallen en vervagen van vertrouwde collectieve en ideologische betekenissystemen, klassen en standen en sociale groepen schept verwarring en onzekerheid. Jongeren zappen tussen thuis, school of werk en de vrije tijd en meten zich in elke situatie een andere identiteit aan en vormen zo hun eigen leefwereld. Ofwel hun eigen jeugdcultuur. Maar deze verschillende identiteiten, en met name de identiteit uit de jeugdcultuur die door jongeren veelal als de belangrijkste wordt gezien, zijn niet in alle leefwerelden toepasbaar. Jongeren moeten zich dus de kunst eigen maken om te kunnen schakelen tussen deze van elkaar verschillende leefwerelden en telkens aan de normen van de leefwereld kunnen voldoen. Hierbij wordt de aandacht aldoor gevestigd op de zelfsturing en de eigen verantwoordelijkheid van de jongere en wordt hij geacht de schakelingen moeiteloos te kunnen maken. Maar veelal verloopt het eigen maken van de competenties die de schakelingen mogelijk maken niet zonder slag of stoot. Want, zoals ik in het vorige hoofdstuk reeds aangaf, staan de jongeren uit deze leeftijdsgroep onder grote maatschappelijke druk. Zij moeten zich terwijl zij zichzelf voor een deel nog beschouwen als jongere, zich manifesteren als bijna volwassene en voldoen aan de eisen die aan volwassenen worden gesteld. Er wordt verwacht dat zij zorg kunnen dragen voor hun sociale en financieel leven en dat zij hun weg weten te vinden in de maatschappij. Jongeren staan echter niet alleen bloot aan de constante verleidingen van de consumptiemaatschappij die de aandacht op de eigen leefwereld versterkt en het erbij horen de nieuwste sportschoenen, het merktruitje, het juiste woordgebruik aanmoedigt, ook zijn zij in economisch opzicht niet meer nodig, aldus Schuyt (1995b). Jongeren hebben bijbaantjes als vakkenvuller, winkelier, caissière maar ook als beginnende beroepskracht zoals timmerman in opleiding, voedingsassistente et cetera. Nu zijn dit functies die vervuld moeten worden en waar jongeren een grote aanspraak op (kunnen) maken omdat zij goedkope arbeidskrachten zijn in verhouding tot volwas- 12

13 senen. Maar zij bekleden deze functies vrijwel altijd voor zichzelf. Zij vervullen de functies niet om bij te dragen aan het gezinsinkomen maar mogen de verdiensten veelal zelf houden. De functies worden vaak niet voor niets aangeduid als bijbaantjes. Een extraatje om leuke dingen van te kunnen doen. Maar hierdoor zijn jongeren niet van werkelijk economisch belang en vervullen zij enkel de functie van lerende voor de toekomst en consument. Dit gegeven, en dan met name de rol van consument, versterkt de jeugdcultuur waarin zij zich onderscheiden van anderen. Niet alleen van andere jongeren maar ook van volwassenen en niet alleen op het gebied van uiterlijke kenmerken maar ook op het gebied van omgangsvormen, codes, en waardeoordelen. Door het afnemende economische belang van jongeren, wat een motor tot volwassenheid was, moeten jongeren een andere manier vinden om volwassen te worden en hun werkelijkheid te ordenen. Jongeren hebben dus veel tijd over en krijgen de ruimte om hier zelf (naar eigen inzicht) invulling aan te geven. Deze invulling bestaat voor een groot deel uit (verplichte) scholing, bijbaantjes en deelname aan recreatieve activiteiten zoals sport, muzieklessen en culturele en kunstzinnige activiteiten en overige vrijetijdsbesteding. Deze momenten van scholing en vrijetijdsbesteding zijn zo ingericht dat zij aansluiten op de leefwereld van de jongeren en de identiteitsvorming die daarmee gepaard gaat. Daar waar de scholing is gericht op het voorbereiden voor toetreding tot de volwassenenmaatschappij, heeft vrijetijdsbesteding een recreatief karakter en versterkt deze de in de leefwereld geldende normen en uitingsvormen. Alhoewel hier sprake is van leersituaties zijn deze gericht op de eigen werkelijkheid en op de zingeving en betekenisverlening binnen het eigen domein. Hierdoor worden jongeren als het ware aangemoedigd hun jongerencultuur te versterken en in stand te houden waardoor de afstand tot de volwassenenmaatschappij wordt vergroot. Maar in (georganiseerde) vrijetijdsbesteding zitten bedoeld of onbedoeld ook vaak educatieve facetten verscholen die een brug trachten te slaan tussen de jeugdcultuur en de volwassenenmaatschappij. De aandacht hiervoor is echter sterker bij sociaal-maatschappelijke activiteiten voor de vrije tijd. Bij de padvinders, zeeverkenners en op muziekscholen zal hier meer aandacht voor zijn dan bij de activiteitenbegeleiders op Mallorca. Nu is het verschil natuurlijk dat de ene activiteit veelal wordt geleid door een agoog en dat deze door een sociaal-maatschappelijke organisatie wordt ondersteund of van daaruit wordt geïnitieerd en dat de andere activiteit puur vermaak ten doel heeft. Deze activiteiten, die puur gericht zijn op vermaak en ontspanning, versterken de leefwereld waardoor de educatieve waarde van het recreëren geminimaliseerd wordt. Hierdoor vormen de jongeren hun eigen leerproces binnen de activiteit waarbij het vrijwel altijd gericht is op de eigen leefwereld waardoor de verschillen met de volwassenenmaatschappij worden versterkt. Dit is ook niet verwonderlijk omdat jongeren, zoals is geschetst in het vorige hoofdstuk, kampen met een onoverzichtelijkheid en onzekerheid door de eigen verantwoordelijkheid voor het vormgeven van de bestaanszekerheid. Hierdoor krijgen jongeren sterk de neiging zich terug te trekken in hun eigen leefwereld die hun werkelijkheid overzichtelijk houdt. Problemen van jongeren zijn een middel om tot volwassenheid te geraken ( ), maar bij veel jongeren lossen deze problemen niet vanzelf op en zij behoeven dus steun en begeleiding bij het vinden van hun weg in de risicosamenleving. Maar omdat problemen en conflicten onderdeel zijn van het volwassen worden moeten jongeren deze zelf oplossen. Want, zo vervolgt Schuyt, ( ) het wegnemen van dergelijke problemen zou eerder een sta in de weg worden op de weg naar zelfstandigheid (C.J.M. Schuyt 1995b: 19) omdat het de volwassenwording uitstelt. Maar er is een tegenstelling tussen deze problemen als middel en de behoefte van jongeren om zich terug te trekken in hun eigen jeugdcultuur. Men zou kunnen denken dat het terugtrekken in de eigen jeugdcultuur een reactie is op het niet volwassen willen worden, en deels is dit ook zo, maar er schuilt ook een behoefte achter die nog niet 13

14 kan worden waargemaakt. Jongeren trekken zich terug in hun eigen jeugdcultuur omdat deze zekerheid, houvast en duidelijkheid biedt. Maar jongeren zouden echter veel liever volwassen willen zijn. Zo lijken zij volwassenheid vaak te verheffen boven jong zijn. Als hen wordt gevraagd of ze liever naar school willen gaan of willen werken, is werken bijna altijd het gegeven antwoord. Jongeren hebben de drang zich te ontdoen van de verplichtingen die hen worden gesteld als jongere en de dingen die van hen worden verwacht. Nu is het natuurlijk een illusie dat voor volwassenen geen verplichtingen en verwachtingen gelden maar de volwassenheid heeft een aantrekkingskracht doordat deze voor jongeren helder en overzichtelijk lijkt. De houvast, maar ook de autonomie en economische zelfstandigheid die zij willen hebben denken zij te vinden in de volwassenenmaatschappij. Niet alleen omdat deze leeftijdgebonden is en zij daar dus naar toe groeien maar ook omdat volwassenen wijzer heten te zijn en steun bieden en beschikken over de zelfstandigheid die de jongeren zo graag willen bezitten. Maar deze status wordt niet zomaar bereikt. Daar gaat een leer- en veranderingsproces aan vooraf vol belangenconflicten, tegenslagen en problemen. De enige manier, in aansluiting op wat Schuyt aangaf, is deelname en participatie aan activiteiten die de jongeren boven zichzelf verheffen. Nu gelden deze belangenconflicten, tegenslagen en problemen in meer of mindere mate voor alle jongeren. Maar er is een onderscheid te maken tussen jongeren uit een sociaal-economisch stabiel en succesvol milieu en uit een sociaal-economisch minder stabiel milieu. Jongeren die in een slechtere sociaal-economische positie verkeren blijken vaker last te hebben van psychosociale problemen, en dan met name emotionele- en gedragsproblemen. Gevoelens van eenzaamheid, neerslachtigheid en een negatief zelfbeeld met incidentele zelfmoordgedachten komen bij ongeveer 20 procent van de jongeren voor. Gedragsproblemen (vandalisme, criminaliteit, zwart rijden) komen eveneens bij ongeveer 20 procent voor, terwijl druggebruik en overmatig alcoholgebruik in veel geringere frequentie voorkomt: 2 tot 5 procent. Spijbelen komt tussen de 10 en de 15 procent voor. (W. Meeuws en H. t Hart 1993: 32) Deze jongeren ondervinden de meeste moeilijkheden bij het eigen maken van de competenties die hen in staat stellen zich staande te houden in de maatschappij en de verschillende samenleefverbanden. Zij leven daarin met een constante identiteitsonzekerheid en de complexiteit van de individuele identiteitsvorming die gepaard gaat met de vraag van de maatschappij en de samenleving om te voldoen aan de eisen en verwachtingen die aan volwassenen worden gesteld. De eigen leefwereld waarin identiteitsvorming zin geeft staat lijnrecht tegenover de verwachtingen van de volwassenenmaatschappij die de eisen voor de toekomst op tafel leggen. Als we kijken naar de aard van de problemen die jongeren tegenkomen maar ook de behoefte die zij koesteren in het proces van volwassenwording kunnen we deze scharen onder problemen en behoeften rond macht, conflicten en belangen. Jongeren willen de macht over hun eigen leven hebben. Zij willen zelf de beschikking hebben te bepalen wat zij willen zonder dat een ander hen dat voorschrijft. Zij willen de macht hebben te bepalen welke opleiding zij willen doen of welk soort functie zij zouden willen vervullen en hoe zij hun vrije tijd invullen. Maar zij willen ook bij machte zijn om deze zelfbeschikking vorm te geven. Weten welke opleidingsmogelijkheden er zijn en wat er van hen verwacht wordt en weten welke banen binnen de mogelijkheden liggen en hoe zij kans maken op deze baan. Dit zijn allemaal vormen van deel willen nemen aan de volwassenenmaatschappij. Onderdeel zijn van, gehoord willen worden, inspraak hebben en niet buiten gesloten worden. Zij streven naar het eigen maken van de competenties om om te kunnen gaan met conflicten die zij tegen komen in het proces van volwassen worden. Conflicten rond de volwassenwording zoals het opeisen van autonomie en het losmaken van de ouders. De kunde om de belangen en argumenten daarvoor te articuleren die hen sterken in hun keuzes en deze rechtvaardigen. Kernwoorden worden zo zelfbeschikking, eigen 14

15 verantwoordelijkheid, zelfsturing en autonomie en de competenties die het nemen van de eigen verantwoordelijkheid, de autonomie, de zelfbeschikking en zelfsturing tot een succes kunnen maken om zo bij te dragen aan de volwassenwording. Zo bezien lijkt het haast wel een onmogelijke taak die jongeren wacht. Jongeren moeten niet alleen aan de eisen voldoen die door de (volwassenen)maatschappij worden gesteld, zij moeten daarin ook hun eigen identiteit vorm weten te geven. Zij moeten zich dus de competenties eigen maken die het hen mogelijk maken om te kunnen schakelen tussen systeem en leefwereld. Twee werelden die steeds verder van elkaar af lijken te drijven en waardoor een zone ontstaat die de overbrugging bemoeilijkt. Deze zone wordt door Spierts (1997) aangeduid als de interferentiezone waarin communicatie de verbindende factor is die systeem en leefwereld aan elkaar koppelt. Het derde maatschappelijke domein tussen het officiële en het private. Ofwel de sociale interactie en de sociale verbanden in de vorm van maatschappelijke initiatieven en sociaal-maatschappelijke instellingen. Maar juist voor deze sociaaleconomisch zwakkere jongeren is dit al een domein waar zij zich met moeite vrij in kunnen bewegen. Laat staan dat zij zomaar een succesvolle overstap kunnen maken naar het officiële domein waar de overheid en het bedrijfsleven zich situeren. Daarom stel ik de politieke vorming ten doel mogelijkheden tot inzichten in het officiële domein te organiseren die als exemplarisch kader functioneren voor zowel het officiële domein als de interferentiezone. 15

16 4 Politieke vorming In de vorige hoofdstukken heb ik enkele maatschappelijke ontwikkelingen besproken in relatie tot de doelgroep. In dit hoofdstuk zal ik politieke vorming belichten vanuit het politieke perspectief. Afsluitend zal ik de verbinding leggen met jongeren en de plaats waar politieke vorming het meest tot zijn recht komt. Als we kijken naar de herkomst van de begrippen politiek en democratie in onze samenleving dan brengt ons dat terug tot de Grieken. De stam is terug te vinden in het woord polis dat stad en/of staat betekende, burgerij werd aangeduid met polisma en als burger leven, vrij man zijn, als burger handelen en mede de staat besturen met politeuoo. Als we naar het bijvoegelijk naamwoord politiek kijken in de Van Dale dan vinden we staatkundig, betrekking hebbend op de Regering, bepaald op de voering van het regeringsbeleid in gegeven omstandigheden ( ). De systeemtheoretische definitie van Hoogerwerf die Joosten aanhaalt in Politieke Vorming (L.H.W.J. Joosten 1988: 5), het overheidsbeleid alsmede de totstandkoming en de effecten ervan sluit hier nauw op aan maar laat vrijwel geen ruimte voor het sociaal-cultureel werk. Als we vanuit het oogpunt van Hoogerwerf kijken naar politiek komen we uit bij een enge omschrijving van politieke vorming die zich richt op partijpolitieke vorming, besturen, inzicht in de processen die zich afspelen bij besluitvorming en de politieke ruimte waar belangen en macht sterk bepalende factoren zijn. Maar politiek is meer dan bestuur en partijpolitiek stellen Negt en Kluge (uit F. Berkers 1995) en politieke vorming zou zich dus ook moeten richten op een breder spectrum. Zij onderscheiden drie vormen van politiek en het politieke die een gemeenschappelijk bestaan leiden maar eigen begrippen en uitdrukkingsvormen hebben: 1. de politiek, dat wat politici doen ; 2. het politieke als intensiteitsgraad van alledaagse gevoelens, die permanent van vorm verandert doordat er conflicten plaatsvinden en er belangen worden gearticuleerd en behartigd in situaties die qua opeenhoping en gelaagdheid van conflicten en belangen heel specifiek zijn; 3. het politieke als proces dat gemeenschap en emancipatie tot stand kan brengen. Bij de politiek en dat wat politici doen duiden zij op het politieke bedrijf waar politici, kamerleden, adviseurs en burgermeesters bezig zijn met bestuur en beheer. Met het politieke als intensiteitsgraad van gevoelens spreken zij over de dagelijkse confrontatie die mensen hebben met belangentegenstellingen, conflicten en machtsverhoudingen binnen de drie levensterreinen sex, werk en relaties. Vrije tijd en lichamelijke geneugden, zelfverwerkelijking en relaties. Of, zoals zij deze letterlijk omschrijven, de productie (de beroepen), de socialisatie, de sfeer van de vrije tijd en de consumptie. Het politieke als proces dat gemeenschap en emancipatie tot stand kan brengen handelt over maatschappelijke betrokkenheid, zeggenschap over het eigen leven en actief optreden in de eigen omgeving door voor eigen belangen en die van de naasten op te komen. Daar gaat het dus niet alleen om het individuele en het eigene, maar ook om het oog hebben voor de ander en de maatschappij. Het sociale, het maatschappelijke, het collectieve, het gemeenschappelijke en het politieke. (C.J.M. Schuyt (1995a) Als we alvast een voorzichtige vooruitblik werpen op de thematiek die, binnen de eerder behandelde begrippen macht, conflicten en belangen, aan de orde zou moeten komen in de politieke vorming hebben we het hier over burgerschap, en wellicht zelfs broederschap. De omschrijving van Hartman (1991) dat burgerschap een begrip is waarmee de politieke verhouding tussen individu en maatschappij wordt aangeduid gaat dan ook niet alleen over een op de partijpolitiek of het politieke 16

17 bedrijf gericht burgerschap maar over een visie op mens en maatschappij en sociaaleconomisch en sociaal-cultureel burgerschap. Burgerschap gaat dus over moraal, medemenselijkheid, gelijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid. Jongeren zouden vanuit deze gedachte een moraal moeten ontwikkelen waardoor een vorm van kritisch consumentisme ontstaat waarbij zij belangenverstrengelingen, conflicten en machtsverhoudingen beoordelen naar vrijheid, rechtvaardigheid, waarheid, schoon-heid en moraal. Zij zouden dus moeten participeren in de gemeenschappelijke zaak, opkomen voor de eigen belangen en die van anderen en vechten voor de rechten. Negt en Kluge (uit F. Berkers 1995) zeggen daarover dat politiek weer een integraal onderdeel zou moeten worden van het maatschappelijk leven van mensen. Bezig zijn met de inrichting van het eigen leven en de samenleving, dat is cultuur, zo stellen zij. Schuyt (1995a) betoogt hier echter dat de politiek en de samenleving niet open genoeg zijn voor het zelf voeren van de regie over het leven. Het ontbreekt hem in de politieke cultuur aan doorlaatbaarheid, transparantie, toegankelijkheid en begrijpelijkheid. Ofwel, de burger heeft te weinig inspraak en invloed op politiek en instituties en ondervindt moeite in het begrijpen van deze ordening. In de verhouding tussen de individuele burger en de politiek en maatschappij met haar instituties als het gezin, het huwelijk, staat en politie, scholing, religie, hulpverlenende instanties, culturele organisaties en media die ordening aanbrengen in het leven, is sprake van een oneerlijke machtsverdeling. Burgers zijn geen onderdeel van het politieke proces. Zij hebben te weinig kennis van de politiek en spreken niet de taal van de politici door de verwetenschappelijking van het debat. Hierdoor kunnen zij de dialoog niet voeren en dus vrijwel geen invloed uitoefenen op het beleid. Daarbij heeft de politiek de neiging om alleen te willen beschikken over de politiek en de democratische besluitvorming waardoor bij de burger een calculerend individualisme ontstaat. De burger stelt zich in steeds hogere mate gezagsgetrouw en onderhorig op en lijkt veel actuele ontwikkelingen te beoordelen volgens een calculerend individualisme. Ofwel het meten van de (financiële) marktwaarde. Baat het niet dan schaadt het niet, maar ook, schaadt het niet dan baat het niet. En, door het toenemende gebruik van economische principes en vakjargon in de politiek wordt het calculerend individualisme aangewakkerd en worden maatschappelijke zaken op hun marktwaarde beoordeeld. Bij een voetbalwedstrijd wordt de ordehandhaving door de politie beoordeeld op het geld dat het de gemeenschap kost in plaats van de veiligheid die wordt gegarandeerd. Bij het behandelen van strafzaken wordt gesproken over het inzetten van mediation omdat dit goedkoper is, sneller verloopt en de staat in veel gevallen geld oplevert in plaats van kost terwijl dit de rechtsgang en de rechtvaardigheid zou kunnen schaden. En zoals uit onderzoek is gebleken, dat het beboeten van wildplassers meer geld kost dan dat het oplevert, stijgt de kritiek of dit nu nog wel moet gebeuren. Maar als we de opvattingen van Schuyt te eng nemen zouden we kunnen stellen dat burgers pas over zelfsturing kunnen beschikken als er moderniseringen worden doorgevoerd in de politieke organisatie ter vergroting van de democratie. Hij merkt zelf ook al op dat cultuur van onderop ontstaat en zoals filosoof Kant ten tijde van de Verlichting al stelde heb de moed om je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander moeten burgers zelf hun autonomie opeisen en de leiding nemen over hun leven. Concreet vertaald moeten burgers een kritische kijk op zichzelf, de eigen situatie en de omgeving alsmede de omgevingsfactoren ontwikkelen. Zij zouden zich op de drie levensterreinen productie, socialisatie en de vrije tijd en de consumptie een bestaansmoraal moeten aanmeten die recht doet aan de eigen autonomie en die van de ander (de medemens) die gericht is op het bevredigen van de zinnen. Het bevredigen van de zinnen op het gebied van de zelfverwerkelijking, de lichamelijke geneugden en het genoegen dat de mens haalt uit (interpersoonlijke) relaties. Ofwel het gelukstreven van de mens dat zich situeert in de drie levensterreinen en wat voor de moderne westerse mens het hoogste streven is geworden en daarmee de kern van 17

18 de cultuur. Deze cultura animi, ofwel de cultuur als akkerbouw der zinnen, is in deze betekenis ( ) een andere uitdrukking voor de werkelijke geestesgesteldheid van concrete levensomstandigheden. Zij is levende arbeid van hoofd en zintuigen, een op specifieke wijze gevormd waarnemings- en ervaringsvermogen van de mensen (O. Negt 1993: 61). Politieke vorming zou dus moeten gaan over het ontwikkelen van een kritische blik naar zichzelf en de omgeving, het opeisen van de autonomie, het nemen van de verantwoordelijkheid over het eigen leven en het ontwikkelen van het vermogen tot zelfsturing. Maar zoals vrijheid, gelijkheid en broederschap aangeven kan dit niet zonder enige moraal en medemenselijkheid. Volgens de wet mag een mens doen en laten wat hij zelf wil als hij daarmee maar niet de (mensen)rechten van een ander schaadt. Volgens Jansen moeten sociale verantwoordelijkheid en zelfverwerkelijking van de persoon dan ook op elkaar betrokken worden en zo komt hij tot zijn definitie van levenspolitieke vorming. Levenspolitieke vorming roept mensen op hun dagelijkse praktijken met en tegenover elkaar kritisch te verantwoorden en te beoordelen vanuit principes van solidariteit en leefbaarheid en zich daarbij mede te bezinnen op persoonlijke en collectieve mogelijkheden voor een optimale integratie van die principes in de actieve (re)productie van de maatschappelijke handelingsvoorwaarden (T. Jansen 1994: 190). Deze definitie van levenspolitieke vorming heeft een sterk sociaal aspect doordat dagelijkse praktijken met en tegenover elkaar kritisch moeten worden verantwoord. Er is dus niet alleen aandacht voor de persoonlijke agenda maar juist voor de sociale interactie en de maatschappelijke oriëntatie en dan niet alleen met gelijkgestemden maar ook met andersdenkenden. Hieronder kan elke mogelijke groep worden verstaan naar functie, etniciteit of doelgroep. Als we het vertalen naar sociaaleconomisch zwakke jongeren handelt het om de communicatie tussen jongeren en volwassenen, tussen jongeren en politici en tussen jongeren onderling. Het gaat daar enerzijds om het opeisen van de autonomie en de zelfsturing en anderzijds om de communicatie over alledaagse gevoelens en problemen. Hierin is het van belang dat de jongeren opkomen voor hun eigen belangen binnen een sociaal-maatschappelijk kader waar aandacht is voor de ander. Hierin en in de stelling dat de maatschappelijke handelingsvoorwaarden constant moeten worden gereproduceerd raakt Jansen de visie van Negt over de cultuur als akkerbouw der zinnen. Jongeren zouden zich zo een visie op zichzelf en mens en maatschappij en een moraal moeten ontwikkelen die hen in staat stelt zich te weren tegen elke vorm van onteigening van de zinnen. Maar waarom zouden mensen, jongeren, het überhaupt toestaan dat de zinnen worden onteigend? Is dat voor velen niet het hoogste streven? Als we terug kijken naar wat Schuyt betoogt over de openheid van de samenleving kunnen we de conclusie trekken dat burgers en jongeren te weinig inspraak en invloed hebben op de politiek en dus niet genoeg mogelijkheden en kansen hebben om zelf sturing te geven. De politiek en de samenleving zijn niet open genoeg en, mede door verwetenschappelijking van het debat, onbegrijpelijk en elitair. Maar hoe staat het dan met alle participatieprojecten rond gemeentelijke besluitvorming, beraadgroepen, interactieve beleidsvorming, medezeggenschapsraad en openbare vergaderingen? Lossen zij dat probleem dan niet op? Blijkbaar niet, want, zoals Schuyt al opmerkte, cultuur ontstaat van onderop en politieke en bestuurlijke participatieprojecten worden veelal opgezet en geleid door overheidsfunctionarissen. Hierdoor komen jongeren, alhoewel hen wordt gevraagd mee te praten over beleid en invloed uit te oefenen, niet tot hun recht. Hartman (2000) heeft hier wel een verklaring voor, en dat is dat er een communicatiekloof is tussen politiek en jongeren en hij betwijfelt of er wel werkelijk oprecht naar jongeren wordt geluisterd. Ik stel me dan de vraag of politieke vorming en 18