Competentiegericht opleiden in de stage

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Competentiegericht opleiden in de stage"

Transcriptie

1 Zuyd Hogeschool Faculteit Gezondheidszorg Opleidingen: ergotherap1e, fysiotherapie, logopedie, verpleegkunde Competentiegericht opleiden in de stage Het coachen van paramedische studenten in het buitenschools leren Cursistenhandleiding Auteurs: Jolien van den Houten & Silvy Wielens-Baggen

2 Inhoudsopgave INLEIDING 1 1. Dagdeel 1: ochtend Inleiding Doelstellingen Voorbereidende opdrachten: competentiegericht opleiden in de stage 2 Doel 2 Werkwijze: 2 Opdrachten: Programma Literatuur 4 2. Dagdeel 2: middag Inleiding Doelstellingen Voorbereidingsopdracht Programma Literatuur 7 Dagdeel Inleiding Doelstellingen Voorbereidingsopdrachten Programma Literatuur 11 Dagdeel 4 Aantonen van bereikte competenties Inleiding Doelstellingen Voorbereidingsopdrachten Programma Beoordelingscriteria 16 Bijlagen voorbeelden literatuur dagdeel 1,2 en 3: 18

3 INLEIDING DOELSTELLING Het doel van de cursus Competentiegericht opleiden in de stage is het verwerven van de competenties, die noodzakelijk zijn bij het coachen en begeleiden van stagiaires; het betreft het opleiden van toekomstige ergotherapeuten, fysiotherapeuten, logopedisten, verpleegkundigen en waar mogelijk andere zorgprofessionals. Tijdens de cursus zal de deelnemer - kennis, inzicht en vaardigheden verwerven over zichzelf als lerende; - kennis, inzicht en vaardigheden verwerven over de student als lerende; - inzicht krijgen in zijn/haar persoonlijk functioneren in begeleidingssituaties; - vaardigheden ontwikkelen om het eigen functioneren als begeleider, indien nodig, bij te stellen; - interdisciplinair samenwerken, redeneren en oefenen met de aanwezige deelnemers. De doelgroep van de cursus zijn ergotherapeuten, fysiotherapeuten, logopedisten en verpleegkundigen en waar mogelijk andere zorgprofessionals, die in hun werk te maken hebben en/of zullen krijgen met het opleiden/ begeleiden van studenten in de diverse fasen van hun opleiding. De opzet van de cursus is praktijkgericht: de competenties zijn direct toepasbaar bij het begeleiden van stagiaires. CERTIFICAAT De cursus is geaccrediteerd en iedere deelnemer ontvangt, na volledige deelname en het presenteren van zijn portfolio m.b.t. het opleiden/ begeleiden van een stagiair aan het einde van de cursus een certificaat. Na afloop van het 3 e dagdeel wordt reeds een bewijs van deelname overhandigd. CURSUSLEIDING Hub Dautzenberg Opleiding Fysiotherapie hub.dautzenberg@zuyd.nl Wendy van Kuijen Opleiding Ergotherapie wendy.vankuijen@zuyd.nl Paulien Loeve Opleiding Verpleegkunde paulien.loeve@zuyd.nl Silvy Wielens Baggen Opleiding Logopedie silvy.wielens@zuyd.nl VERHINDERING Mocht u onverhoopt op een cursusdag niet aanwezig kunnen zijn, wilt u dit dan tijdig melden bij het secretariaat van de cursus, mw. Inge Smeets, tel.nr , inge.smeets@zuyd.nl. Het ontbrekende onderdeel kan, indien mogelijk, in een van de volgende cursussen worden ingehaald om alsnog in aanmerking te komen voor het certificaat

4 1. DAGDEEL 1: OCHTEND 1.1 Inleiding In de voorbereidende opdrachten werd u gevraagd om te reflecteren op uw (deel)competentie begeleiden in relatie tot stagiaires of nieuwe collega s. Met behulp van deze reflectie verkennen we in dagdeel 1 een aantal uitgangspunten van het huidig competentiegericht paramedisch onderwijs: competenties en competentiegericht onderwijs, de rol van docent- en praktijkbegeleider, het begeleiden van stagiaires en hoe we coachingsvaardigheden hierin kunnen toepassen. 1.2 Doelstellingen Helder krijgen individuele leerwensen van de deelnemers nav ontwikkelportfolio De cursist: kan zijn eigen professionele ontwikkeling en leerbehoeften met betrekking tot het opleiden van studenten (professionals in opleiding) toelichten en vergelijken met de competentie begeleiden uit het beroepsprofiel (in relatie tot het begeleiden van stagiaires in de eigen beroepspraktijk). kan toelichten hoe studenten leren m.a.w. wat competentiegericht onderwijs inhoudt en wat dit betekent in relatie tot het opleiden van studenten in de eigen beroepspraktijk. kan zijn eigen rol in het leerproces van de student uitleggen: 1. hoe een goede verstandhouding wordt gecreëerd 2. welke verwachtingen hij heeft en wat de student van hem/ haar kan verwachten 3. hoe hij/ zij feedback geeft en ontvangt toont aan dat hij/zij formele begeleidingsmomenten regelt en vormgeeft toont inzicht in de fase van het leerproces en de persoonlijke ontwikkeling van de student weet hoe hij/zij omgaat met de leerstijl van de student en zijn eigen begeleidingsstijl toont aan dat hij/zij coachingsvaardigheden toepast 1.3 Voorbereidende opdrachten: competentiegericht opleiden in de stage Doel 1. Bewustwording van de eigen professionele ontwikkeling en leerbehoeften met betrekking tot het begeleiden van professionals in opleiding stagiaires 2. Bewustwording activeren van voorkennis van HBO en beroepsspecifieke competenties Werkwijze: Individueel. De cursist legt een eigen digitaal portfolio aan en kan dit inzichtelijk maken tijdens de cursus, ook tijdens de deskundigheidsbevordering dagen zelf te Zuyd Hogeschool. Opdrachten: 1. Leg een digitaal (ontwikkelings)portfolio aan en sla dit op een efficiënte wijze op. Dit portfolio bevat: a. Jouw CV gericht op competentie gericht opleiden in de stage; b. Een korte omschrijving vanuit jouw beroepsprofiel over de competenties begeleiden (beroepsprofiel (mogelijk) gebaseerd op de CAN MEDS); c. Jouw persoonlijk ontwikkelplan (POP) op het gebied van competentie gericht opleiden in de stage. Voor dit POP denk je na over het volgende en beschrijft dit kernachtig: a. Jouw persoonlijke doelen geformuleerd; b. De verwachte leeropbrengst van deze deskundigheidsbevordering die voor jouw belangrijk is; c. Jouw motivatie: waarom wil jij professionals in opleiding begeleiden? - 2 -

5 Als deze vragen je triggeren om zaken op te zoeken in de literatuur, doe dat zeker en noteer wat je gezocht hebt, waarom en wat je eruit oppikt. Vergeet niet de bronnen te noteren: websites, artikelen, andere uitgaven. 2. Bewustwording activeren van voorkennis van HBO en beroeps specifieke competenties. Dit doe je door je te oriënteren in/via de volgende bronnen: a. Generieke HBO competenties: b. Het eigen beroepsprofiel en beroepscompetenties beginnende professional. Bronnen: Ergotherapie: Fysiotherapie: Logopedie: Verpleegkunde: Profiel Fysio: Profiel Verpleegkunde: Beknopte omschrijving portfolio Alle bewijsstukken die deel uitmaken van een portfolio zijn relevant voor de cursist en zijn ontwikkeling : o de competenties van de cursist wordt aangetoond o de te realiseren doelstellingen worden aangegeven o stappen of fasen in ontwikkeling van de competentie worden geïllustreerd Een portfolio is representatief voor de cursist Een portfolio is gestructureerd en georganiseerd Het karakter van een portfolio is dynamisch 1.4 Programma Kennismaking Plenair: tijdens de kennismaking wordt gestart worden met een voorstelronde waarbij we bespreken welke ervaring je hebt in het opleiden van studenten in de beroepspraktijk. Persoonlijke leerdoelen en verwachtingen bespreken POP s en leerwensen bespreken in groepjes van 4 deelnemers en plenair inventariseren van overeenkomsten en verschillen. Opschrijven op flaps en deze plenair bespreken. PP Ervaringsleren: Fisch ist Fisch Competentiegericht opleiden Aan de hand van de informatie die cursisten thuis hebben doorgenomen en de geformuleerde vragen (zie voorbereidende opdracht) komen volgende items aan bod. - wat is een competentie? - beroepscompetenties in relatie tot het opleiden van studenten - visie op leren, maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen - 3 -

6 - studieloopbaanbegeleiding en het gebruik van pop-portfolio en pap - wat betekenen deze onderwijskundige ontwikkelingen voor het begeleiden van een stagiaire? - wat houdt competentiegericht opleiden in? - wat is de rol van docent- en stage/praktijkbegeleider? - hoe en waarom wordt coaching, feedback, begeleiden gebruikt in het binnen- en buitenschools leren? Eigen casuïstiek We inventariseren eigen casuïstiek van de cursisten m.b.t. de stage als input voor de cursus 1.5 Literatuur Het competentiegericht curriculum gebouwd met als leidraad 4C/ID, D. Gerards Last, M. van den Broek van den Boorn, Y. Nelissen-de Vos. Competentiegericht onderwijs in een occupation based ergotherapie programma. R. Jansens Effectief leren: 10 strategieën voor student en docent: Kernpunten uit de masterclass Open Universiteit Onderwijswetenschap Effectieve leerstrategieën (juni 2014) Presentatie Studievaardigheden Logopedie Powerpoint. Ervaringsleren Fisch ist Fisch Powerpoint PP Visie en missie faculteit Gezondheidszorg PP Hoe leren mensen? - 4 -

7 2. DAGDEEL 2: MIDDAG 2.1 Inleiding Na de kennismaking met elkaar, uitwisselen van leerdoelen en verwachtingen en het bespreken van competentiegericht opleiden paramedisch onderwijs wordt nu verder ingegaan op de rol van de stagebegeleider als coach van het leerproces van de student. Na het bespreken van visie op coaching, coachprincipes, fases in een coachgesprek en kennismaking met tools voor coaching wordt het coachen geoefend. 2.2 Doelstellingen - de cursist kan zijn visie op coaching beschrijven - de cursist kan de basisprincipes van coaching relateren aan de eigen arbeidssituatie, rollen en specifieke stagesituaties; - de cursist kan de fasen van het coachgesprek benoemen en toepassen in een coachgesprek - de cursist kan de basisprincipes van coaching toepassen in een coachgesprek - de cursist kan de verschillende tools gebruiken tijdens het coachen (ijsbergtheorie, joharivenster, kernkwadranten etc.) - de cursist kan aandachtspunten bij het geven van feedback benoemen en vergroot zijn vaardigheid in het geven van feedback. - de cursist heeft de vaardigheid om het reflecteren van de student op zijn leerproces tijdens de stage te begeleiden (reflectiemodel van Kortehagen) - de cursist kent het belang van het formuleren van leerdoelen en kan de student sturen bij het operationaliseren van een leerdoel tot leeractiviteit (PAP). - de cursist kan de student tijdens zijn stage faciliteren ( coachen ) tot bewustwording van gedrag en aanzetten ( coachen ) tot gedragsverandering om zodoende een leersituatie te creëren. - de cursist kan zijn sterke en aandachtpunten m.b.t. coaching benoemen - de cursist kan zijn leerdoelen concretiseren in zijn POP 2.3 Voorbereidingsopdracht In jouw CV gericht op competentie gericht opleiden in de stage heb je je georiënteerd op jouw beeld van opleiden in de stage en je ervaringen hieromtrent. Hierdoor heb je zicht gekregen op je sterke, zwakke en nog niet ontwikkelde punten t.a.v. opleiden in de stage. 2.4 Programma Coachingsvaardigheden Ervaringen m.b.t. coaching Plenair bespreken van onderstaande vragen Hoe wordt er binnen jouw werkplek naar coachen/ begeleiden gekeken? Heb je ervaringen met coachen en wat inspireert jezelf aan coachen/ begeleiden? Welke leervragen/ leerdoelen of competentieontwikkeling m.b.t. coachen/ begeleiden streef je na? Uitgangspunten van coaching (in de stage Bespreek in subgroepen van 3 à 4 personen welke eigenschappen/ vaardigheden van de coach/ stagebegeleider je elementair acht, m.a.w. wat kenmerkt de coach/ stagebegeleider in zijn handelen (welke principes en uitgangspunten gebruikt de coach/ stagebegeleider)? Plenaire terugkoppeling (ca. 20 minuten) Plenaire slotvraag:: wat wil jij dan voor jezelf ontwikkelen in je handelen naar studenten? Neem dat op in je POP! - 5 -

8 Middelen om het competentiegericht leren te stimuleren Het COC-model: constateren, oordelen, consequenties als de drie pijlers van leren. De studenten kunnen het COC-model als methodiek gebruiken om te komen tot leren. De eerste C staat voor constateren. De student is bewust van zijn eigen gedrag en de effecten van zijn gedrag op zichzelf en op anderen. (dit gebeurt m.b.v. reflectie en feedback) De O staat voor oordelen van zijn gedrag. De student beoordeelt zijn gedrag. De criteria van deze beoordeling zijn gelegen in de competenties van de opleiding (leerjaar/blok), het beroepsprofiel en de piketpaaltjes (grenzen) van de coach/tutor/docent/stagebegeleider. (In de literatuur wordt ook wel eens gesproken over het CCC-model, de tweede C staat dan voor conclusie). De tweede C staat voor consequenties. De studenten bepalen de consequenties uit het oordeel dat ze geven over hun gedrag (oud gedrag) en zetten vervolgens een actieplan op voor het ontwikkelen van nieuw gedrag (leren). Vertalen we de rol van coach tijdens het begeleiden van de stagiaire aan de hand van het COC-model dan kunnen we stellen dat coachen een gericht, complex proces is gericht op die unieke persoon en zijn eigen leersituatie. De doelen van het coachen zijn dan: - De student te begeleiden bewust te worden van zijn gedrag. - De student te begeleiden zijn gedrag te beoordelen en vervolgens gedragskeuzes te maken. - De student te begeleiden in de door hem gekozen leersituatie/proces (binnen de kaders; - competenties, beroepsprofiel, piketpaaltjes). Middelen om het COC-model goed toe te passen (coachen) zijn: - Feedback geven/ontvangen (feedbackregels) - Reflectiemodellen (Korthagen) - Leerstijlenmodellen (Kolb) - LSD: luisteren, samenvatten en doorvragen - De ijsbergtheorie - Het Joharivenster - Kernkwaliteiten Werken in subgroepen: elke groep krijgt één of meerdere middelen/ tools die het coachen en leren van stagiaires kunnen ondersteunen en de stagiaire helpen/ begeleiden in het bewust worden van zijn gedrag. Bespreek in groepjes van 3 á 4 personen dit hulpmiddel. Werkwijze: - Stil moment: een ieder leest uitgereikte literatuur. - Bespreek in groep hoe je dit hulpmiddel bij het coachen van stagiaires kunt gebruiken. - Geef jullie mening over de waarde van dit hulpmiddel: IJsbergtheorie, Joharivenster, Kernkwaliteiten - Feedback geven/ontvangen (feedbackregels) - Reflectiemodellen (Korthagen) - LSD; luisteren, samenvatten en doorvragen - Feedback geven/ontvangen (feedbackregels) - Reflectiemodellen (Korthagen) - LSD; luisteren, samenvatten en doorvragen Plenaire bespreking van enkele middelen/ tools Coachgesprek met medecursist en 1 observator. Hierbij worden eigen coachvragen gebruikt of coachvragen, die door de trainer aangereikt worden. Iedere cursist komt in elke rol aan bod. Essentie is hier dat vanuit de basisprincipes van coaching een coachgesprek wordt gevoerd met een medecursist

9 Rollen: coach, inbrenger van een coachvraag en observator. Coach gaat een coachgesprek aan met de inbrenger van een coachvraag. Observator observeert: hoe de coach de basisprincipes in de gespreksvoering hanteert en geeft daarover feedback en of de fasen van het coachgesprek worden gevolgd. De observator krijgt formulieren: basisprincipes van coaching en fases coachgesprek. Plenaire terugkoppeling Terugblik op ervaringen met het toepassen van de basisprincipes en fasen coachgesprek. Bewustwording van je eigen coachgedrag, waar sta je nu t.o.v. coaching en wat zijn je sterke punten en wat zijn je aandachtspunten. Opdrachten voor dagdeel 3 1. Mindmap: Leg je ervaringen in de toepassing van het geleerde uit dagdeel 1&2 vast in een eigen mindmap. Deze mindmap neem je mee en presenteer je in beknopte bewoordingen aan de (sub)groep (elevator pitch). NB: Als je niet bekent bent met een mindmap google dan eens voorbeelden. Er zijn ook digitale programma s voor het maken van mindmaps die je gratis kunt downloaden. Voor deze cursus volstaat een eigen getekende mindmap. 2. Lezen: Lees het artikel: Baarends, Beurskens, Klink van der (2013) EvidenceBasedPractice bij gezondheidszorg professionals in het HBO (aangeleverd via een digitale link). Lees de verschillende bijlagen bij dagdeel 3 gericht op EBP: Wat is het? Eigen visie en begeleiding. Te behalen niveaus. 3. Bestuderen: Bestudeer het beoordelingsformulier van de eigen opleiding, zie Stagegids, Module-/Blokboek. 4. Ter verdere oriëntatie: Zie onderstaande dagdeel 3 literatuur. Evaluatie dag 1 Tussen dagdeel 2 en dagdeel 3 worden 2 weken gepland om praktijkervaring op te doen en coachingsvaardigheden te oefenen, die je in je POP beschreven hebt. 2.5 Literatuur - Coachend leiding geven; - Kernkwaliteiten: - De fasen van een coachgesprek uit: Basiscursus coaching HS ZUYD. - Circulaire model van het coachproces. - Paper problematiseren, Wim Goossens uit: Basiscursus coaching HS ZUYD. - Coachen op competentieontwikkeling. Lingsma Marijke (2001) Uitg. H. Nelissen BV Soest ISBN Soorten vragen Zuyd Basiscursus Coaching. - Dynamiek van coaching 23 vragen, Associatie voor coaching - Activiteitenwizzard: Reflectiespiraal van Korthagen Samenvatting artikel Pre-registration house officers and ward based learning: a new apprenticeship model. Alan Bleakley in: Medical Education 2002; 36:

10 DAGDEEL Inleiding Tijdens dagdeel 3 ligt de focus op het begeleiden van het professioneel / klinisch redeneren en het evalueren en beoordelen van het leerproces en het behaalde resultaat in de stage. Thema 1: Professioneel / klinisch redeneren Cliënten, ontwikkelingen in de gezondheidszorg en ontwikkelingen in de eigen professie vragen dat de professional samen met de cliënt bespreekt en afweegt wat de (behandel)mogelijkheden zijn. In het overleg met de cliënt wordt diens expertise, de expert expertise van de professional en de bestaande evidence meegewogen. Een ervaren zorgprofessional gebruikt voorafgaand en tijdens dit overleg meerdere vormen van professioneel ofwel klinisch redeneren om tot een juiste afstemming, diagnostiek, interventie en evaluatie te komen. De onervaren stagiaire kan dit nog niet voldoende en wordt hierin begeleid door de stagebegeleider. Dit doet de stagebegeleider door te functioneren als model-expert en door coachende vragen aan de stagiaire. Om een stagiaire goed te kunnen begeleiden in zijn leerproces is de stagebegeleider dus zowel een goede coach als een modelexpert in zijn eigen vakgebied. Thema 2: Beoordelen In het competentiegericht onderwijs staan Vraagsturing, Competentiegerichtheid en Maatwerk (VCM) centraal. Stagiaires zijn in opleiding tot een beroepsbeoefenaar, die in staat is kritisch te denken, problemen op te lossen én zichzelf en anderen te beoordelen. 3.2 Doelstellingen - De cursist vergroot zijn inzicht in het begeleiden van actief leren in stageomgevingen; - De cursist vergroot zijn competentie in het begeleiden: o van het (inzichtelijk maken van) professioneel / klinisch redeneren door de stagiaire, mede op basis van informatie van de cliënt, expertise en evidence; - De cursist heeft inzicht in de uitgangspunten van het competentiegericht beoordelen en hoe dit wordt vorm gegeven in de opleiding van zijn professie; - De cursist kan in het stageproces onderscheid maken tussen onderstaande aspecten: o begeleiding en beoordeling o proces- en productevaluatie o summatief en formatief beoordelen - De cursist heeft helder wat het doel is van de leerperiode tussen dagdeel 3 en 4, zodanig dat hij daar zelfstandig vorm aan kan geven. 3.3 Voorbereidingsopdrachten 1. Mindmap: Leg je ervaringen in de toepassing van het geleerde uit dagdeel 1&2 vast in een eigen mindmap. Deze mindmap neem je mee en presenteer je in beknopte bewoordingen aan de (sub)groep (elevator pitch). NB: Als je niet bekent bent met een mindmap google dan eens voorbeelden. Er zijn ook digitale programma s voor het maken van mindmaps die je gratis kunt downloaden. Voor deze cursus volstaat een eigen getekende mindmap. 2. Lezen: - Lees het artikel: Baarends, Beurskens, Klink van der (2013) EvidenceBasedPractice bij gezondheidszorgprofessionals in het HBO (aangeleverd via een digitale link). - Lees de verschillende bijlagen bij dagdeel 3: Doen, Reflectie op en Beoordelen van kritisch professioneel redeneren. 3. Bestuderen: Bestudeer het beoordelingsformulier van de eigen opleiding. Zie daarvoor de Stagegids, Module-/Blokboek. 4. Ter verdere oriëntatie: Zie onderstaande literatuur

11 3.4 Programma Welkom door de cursusleider Delen van ervaringen: Mindmaps Ieder bespreekt zijn ervaringen met de toepassing van het geleerde uit dagdeel 1&2 aan de hand van een meegebrachte mindmap. Thema 1: Professioneel / klinisch redeneren De gezondheidszorg professional werkt met patiënten / cliënten met complexe problematiek en staat voor de opgave de juiste diagnostiek / interventie te kiezen voor die ene specifieke cliënt in die ene specifieke situatie. Om een juiste keuze te maken vraagt hij zich af waar te beginnen met zijn diagnostisch onderzoek, wat te onderzoeken, formuleert hij hypothesen over de oorzaak van het probleem en besluit wanneer en waar hij het best kan interveniëren. Dit vergt meer dan alleen toepassing van theorie, immers 'a grounding in theory is essential for expert practice, but does not guarantee such practice' (Mattingly& Fleming, 1994). Professioneel / klinisch redeneren is een voortdurende reflectie tijdens en na het handelen ('reflection in en on action'), waardoor een oordeel over de cliënt in zijn situatie wordt omgezet in een therapeutische actie. Professioneel (klinisch)redeneren biedt woorden voor wat zich in onze hoofden afspeelt en vormt de rode draad voor de dagelijkse professionele praktijk (Daniels&Verhoef, 2012) Hoe geven we dan woorden voor wat zich in het hoofd afspeelt? De stage leent zich bij uitstek voor het leggen van relaties tussen kennis en vaardigheden opgedaan in het binnenschoolse onderwijs en datgene dat er in de dagelijkse professionele praktijk speelt. Wanneer we de vergelijking maken tussen de stagiaire en de stagebegeleider, dan kunnen we spreken van een nieuweling/novice in het vak in vergelijking met de expert. Een nieuweling overweegt kennis en vaardigheden maar overziet de professionele situatie nog niet in zijn geheel. De novice komt sneller tot actie dan de expert. De expert neemt in zijn redeneren meer aspecten mee. De stagiaire past het geleerde in de beroepspraktijk toe en koppelt deze aan de kennis en ervaring van de praktijkbegeleider. In de ideale situatie redeneert de stagiaire samen met zijn begeleider over datgene dat zich voordoet en wordt de stagiaire uitgedaagd topt redeneren. Dit doet de stagebegeleider door te functioneren als model-expert en door coachende vragen aan de stagiaire te stellen. De stagiaire is gebaat bij vragen over hetgeen hij heeft bedacht en uitgevoerd. Deze vragen komen van de stagebegeleider en ook vanuit literatuur die binnen de opleiding is aangeboden. Ook zal de student zichzelf vragen (gaan) stellen. In de bespreking diepen we dit verder uit. Om het redeneren te kunnen oefenen is reflectie op het eigen handelen van belang. In Kinkhorst (2010) Didactische ontwerpregels voor reflectie onderwijs wordt het oefenen van reflectie verder uitgewerkt. Box 5 en 6 uit dit artikel nemen we in de bespreking mee. (Artikel is aangeleverd via de digitale link). De relatie met EBP Professionals in de (para)medische zorg zijn de laatste jaren druk bezig met evidence based practice. Iedere professional wil immers gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik maken van het huidige beste bewijsmateriaal bij het nemen van beslissingen voor individuele patiënten. Dit impliceert het integreren van individuele klinische expertise met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. (Offringa et al., 2000) - 9 -

12 Vanuit het perspectief van vraaggerichte- cliëntgecentreerde zorg is het belangrijk om alle beschikbare kennis en ervaring met de cliënt te bespreken, waarbij expliciete aandacht is voor zijn voorkeur, wensen en verwachtingen. (Offringa et al., 2000) Integratief in het curriculum en opgebouwd van minder naar meer complex wordt de student begeleid in het maken van professionele keuzes en het professioneel redeneren als kritische professional. Hierbij leert de stagiaire bewijs zoals komend uit wetenschappelijke literatuur, informatie vanuit de cliënt en best practices vanuit de ergotherapeutische professional kritisch toe te passen. Tijdens een stage zijn er betekenisvolle kansen om te leren in EBP in de praktijk toe te passen. Wat betekent dit voor de praktijkbegeleider? Plenair lichten we de volgende thema s toe: - Wat verstaan we onder professioneel (klinisch)redeneren? o Verwoorden methodisch proces en keuzes, vragen stellen, expertise vanuit cliënt, therapeut en evidence, gezamenlijke besluitvorming (zie bijlage bij dit dagdeel ); - Hulpmiddelen in de begeleiding van het leerproces: bestaande vragen, gebruik van mindmaps en schema s. - Wat is de relatie tussen EBP en de gehanteerde methodische modellen (diagnostiek, interventie, evaluatie); - Oriëntatie op: o De eigen visie omtrent EBP (zie bijlage bij dit dagdeel); o Het handelen in de eigen dagelijkse praktijk context; o Belemmerende en bevorderende factoren. - Het begeleiden van de stagiaire bij het klinisch / professioneel redeneren. - Het beoordelen van de stagiaire op dit thema. In subgroepen: Start: Ter specifieke oriëntatie bespreek je met de groep onderstaande vragen : - Wat verwacht je van het beginniveau van een stagiaire op het gebied van professioneel redeneren en specifiek op het gebied van EBP: het wegen van de expertise van de cliënt, de eigen expertise en de evidence? - Wat kan de meerwaarde van een stagiaire zijn voor de praktijkbegeleiders en collega s m.b.t. EBP? Vervolg: Als vervolg worden de onderstaande 5 stellingen besproken: Begeleiding van een leerproces rondom EBP in de stage: stellingen (Zuyd Facultaire werkgroep EBP) De volgende vijf stellingen gaan over de begeleiding van een leerproces rondom EBP in de stage. Geef bij iedere stelling aan welke vorm van begeleiding voor u het meest van toepassing is. 1. = voordoen: Doe ik voor aan de stagiaire (bv. ik maak zelf een vraag met de PICO regel, of zoek zelf literatuur en de stagiaire kijkt mee) 2. = Samen doen: Doe ik samen met de stagiaire (bv. de stagiaire en ik zoeken samen naar literatuur) 3. = Sturende vragen: Stagiaire doet het zelf en ik stel sturende vragen aan de stagiaire (bv. de stagiaire redeneert over besluiten aan de hand van de drie pijlers en ik stel daarbij sturende vragen) 4. = Feedback: Stagiaire doet zelf en ik geef feedback aan de stagiaire (bv. stagiaire reflecteert over besluiten aan de hand van de drie pijlers en ik geef feedback op deze reflectie, of ik geef feedback op een PICO vraag of een zoekstrategie) 5. = Niet: Dit is geen thema in mijn begeleiding Plenaire nabespreking In de nabespreking komen de belangrijkste bevindingen terug en wordt er steeds een koppeling gemaakt tussen begeleiding van het methodisch proces en specifiek begeleiden van EBP. Tevens wordt met de plenaire groep ingegaan op het beoordelen van EBP

13 Thema 2: Beoordelen In de stage wordt de stagiaire geconfronteerd met authentieke, actuele beroepssituaties. De stagiaire leert hiervan en verzamelt bewijzen over het behaalde niveau in de beroepscompetenties. Dit kan hij niet alleen, alle bij de stage betrokken personen (de stagiaire zelf, de praktijkbegeleider, de docent, de patiënt partner/ ouders, de collega s (inter- en/ of intradisciplinair) worden ook bij de evaluatie/ beoordeling van de stage betrokken. Dit wordt ook wel 360º feedback genoemd De stagebegeleider coacht dus niet alleen het leerproces van de stagiaire, maar beoordeelt dit ook. Dat betekent dat hij in een dubbelrol zit, die van invloed kan zijn op de begeleiding. Plenair wordt het volgende besproken: De wijze van beoordelen. Verschil en overeenkomsten tussen beoordelen en begeleiden. Competentie gericht beoordelen: samenhang en integratie van kennis, vaardigheden, professioneel gedrag aangetoond in professioneel handelen cq beroepsproducten. Het gebruik van een portfolio in het proces van beoordelen (CV, POP, leerdoelen, bewijzen, SWOT analyse etc. In subgroepen: Hoe is de beoordelingsprocedure van de eigen beroepsopleiding en hoe ga je hiermee om? Vooruitblik op de komende leerperiode van de cursisten Plenair worden de verwachtingen ten aanzien van de periode tussen dagdeel 3 en 4 besproken. Doel van dagdeel 4 is helder. Deel evaluatie Mondelinge evaluatie van de cursus competentiegericht begeleiden in de stage tot nu toe. 3.5 Literatuur - Baarends, Beurskens, Klink van der (2013) EvidenceBasedPractice bij gezondheidszorg professionals in het HBO ( is aangeleverd via een digitale link) - Kinkhorst (2010) Didactische ontwerpregels voor reflectie onderwijs. Onderwijs innovatie. ( is aangeleverd via een digitale link) - Stagegidsen / Module / Blokboek paramedische opleidingen Interesse in verdere uitdieping: - Kuiper, C., Balm, M. (2001) Paramedisch handelen. Hoofdstuk 8 Klinisch redeneren. Lemma Utrecht. - Kuiper C., J. Verhoef, D. de Louw, K. Cox. (2004) Evidence-based practice voor paramedici. Lemma Utrecht - Lacroix, M., Lemmens, J., & S. Beurskens (2010). Evidence based practise in het buitenschools leren van de opleiding logopedie. Wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren? Logopedie & Foniatrie, 2, Kielhofner (2010)

14 DAGDEEL 4 AANTONEN VAN BEREIKTE COMPETENTIES 4.1 Inleiding Tijdens dagdeel 4 ligt de focus op het aantonen van bereikte competenties die noodzakelijk zijn bij het coachen en begeleiden van stagiaires én op het overtuigen van medecursisten en docenten van het bereikte competentie niveau. Om dit te kunnen doen, reflecteert de cursist op het eigen handelen als stagebegeleider en de resultaten daarvan. Daartoe verzamelt en verwerkt de cursist informatie vanuit zichzelf, de student, stagedocent en andere betrokkenen in de stagebegeleiding, waarna deze informatie kritisch wordt beschouwd en vastgelegd in het persoonlijke portfolio. Suggesties voor verbetering worden meegenomen in het eigen Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP). Dit alles gebeurt op planmatige wijze. De cursist werkt hierdoor aan de eigen persoonlijke professionele ontwikkeling en houdt deze bij in portfolio en ten behoeve van het kwaliteitsregister. Vanuit de verschillende beroepsprofielen komen we tot de volgende samenvattende conclusies, waarbij informatie vanuit de verschillende beroepsgroepen elkaar mooi aanvult: Ergotherapie: Planmatig werken aan de eigen deskundigheid, volgens de volgende stappen: 1. Reflecteren op eigen deskundigheid 2. Ontwikkelplan maken 3. Plan uitvoeren (leren, toepassen en integreren) 4. Actief gebruik maken van feedback 5. Vastleggen van resultaten 6. Evalueren van ontwikkeling. (uit: Verhoef&Zalmstra, Via: Fysiotherapie: Deskundigheidsontwikkeling in de fysiotherapie speelt zich af op twee niveaus: op het niveau van het beroep en op het niveau van de individuele professional. ( ) Op het niveau van de individuele professional verwijst deskundigheidsontwikkeling naar het proces waarin de individuele fysiotherapeut zijn kennis, kunde en professioneel oordeel verder ontwikkelt en nieuwe inzichten integreert in zijn professioneel handelen. (.) Deskundigheid wordt daarbij niet meer opgevat als de optelsom van kennis, vaardigheden en attitudes, maar als geïntegreerde gehelen, die worden aangeduid met de term competentie. Een competentie wordt hierbij opgevat als het vermogen om op basis van aanwezige kennis, vaardigheden, houdingen, normen en waarden en rolopvattingen, adequaat te handelen in complexe beroepssituaties, en om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren. (blz 22 Uit: de Vries et al, Via: ) Logopedie: Om ervoor te zorgen dat de beroepsrelevante taken binnen de organisatie op de juiste wijze worden uitgevoerd, coacht en begeleidt de logopedist collega s, teamleden en stagiaires

15 Deel Compe tenties coacht en begeleidt collega s en teamleden. Beheersingsniveau 1 Ik geef feedback aan collega s en teamleden over hun functioneren in een team Ik ontvang feedback van collega s en teamleden over mijn functioneren in een team. Beheersingsniveau 2 Ik geef en ontvang gerichte feedback en adviseer collega s en teamleden over het uitvoeren van (logopedische) taken. Beheersingsniveau 3 Ik ken het effect van mijn rol als coach of begeleider op collega s en teamleden en ben me bewust van de wederkerigheid in een coachings- of begeleidingsproces. Beheersingsniveau 4 Ik stem de mate en wijze van begeleiding en coaching af op de taakvolwassenheid van de collega s en teamleden en ik geef een waardeoordeel over hun handelen. Beheersingsniveau 5 Ik stimuleer en motiveer collega s en teamleden van uiteenlopende disciplines. (uit: Compass, Via: ) 4.2 Doelstellingen - De cursist maakt de eigen deskundigheidsontwikkeling inzichtelijk; - De cursist toont de bereikte competenties, zoals noodzakelijk bij het coachen en begeleiden van stagiaires aan; - De cursist overtuigt medecursisten en docenten van het bereikte competentie niveau. 4.3 Voorbereidingsopdrachten De cursist past het geleerde uit dagdeel 1-3 toe in de eigen werkzaamheden gericht op het begeleiden van een professional in opleiding. Hij verzamelt en verwerkt informatie naar aanleiding van deze toepassing beschouwt deze kritisch en legt het vast in het persoonlijk portfolio. Suggesties voor verbetering worden meegenomen in het eigen Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP). Beknopte omschrijving portfolio: Alle bewijsstukken die deel uitmaken van een portfolio zijn relevant voor de cursist en zijn ontwikkeling : o de competenties van de cursist wordt aangetoond o de te realiseren/ gerealiseerde doelstellingen worden aangegeven o stappen of fasen in ontwikkeling van de competentie worden geïllustreerd Een portfolio is representatief voor de cursist Een portfolio is gestructureerd en georganiseerd Het karakter van een portfolio is dynamisch

16 Inhoud van het portfolio: a. Jouw CV gericht op competentie gericht opleiden in de stage; b. Persoonlijk ontwikkelplan (POP) op het gebied van competentie gericht opleiden in de stage bij aanvang van de cursus c. Persoonlijk ontwikkelplan (POP) op het gebied van competentie gericht opleiden in de stage aan het einde van de cursus d. Bewijslast van ontwikkelde competenties vanuit de doelstellingen van de cursus (zie ook formulier beoordelingscriteria ) Bijv. filmopname van een feedbackgesprek met de student en eigen reflectie hierop, van de student met tips en tops over jouw begeleiding, filmopname van een onderzoek/ behandeling van de student en jouw feedback hierop, 360 feedback, eigen sterkte en zwakteanalyse etc. De cursist bereidt een presentatie van 10 minuten voor (vorm is vrij!), waarin de leeropbrengst t.a.v. de aspecten, die in de cursus aan bod zijn geweest wordt aangetoond. De cursist kijkt daartoe terug naar de eigen leerdoelen. Zie ook onderstaand bij rollen. Vorm voorbeelden: Prezie, Powerpoint, blog, film, fotostory, poster, mindmap Kernvragen: Wat heb je anders gedaan dan voor het volgen van deze cursus? Vervolg POP: waar blijf ik alert op in de komende stagebegeleidingsperiode? 4.4 Programma / uur: start in gezamenlijk lokaal en welkom en toelichting procedure door de cursusleiders / uur: in subgroepen van 4 á 5 cursisten uiteen in kleinere lokalen waar de presentaties worden gegeven / uur: afronding plenair in gezamenlijk lokaal met mondelinge evaluatie van de cursus competentiegericht opleiden in de stage. Uitreiking certificaten: certificaat geaccrediteerde begeleider gezondheidszorg opleidingen. Presentator: kort en krachtig in een eigen gekozen vorm aantonen en overtuigen, aan de hand 4. Evaluatie digitaal via Questback Presentaties: Per persoon: 15 minuten presenteren 10 minuten vragen van peers en docent beantwoorden 5 minuten feedback Rollen: 1. Presentator: Presenteren van eigen leerproces m.b.v. de eigen ervaringen en casuïstiek/voorbeelden: i. Actief leren: persoonlijke leerdoelen en verwachtingen ii. Coaching: vaardigheden en (toegepaste) middelen: luisteren, doorvragen feedback geven iii. Begeleiden: Methodisch handelen en professioneel redeneren iv. Beoordelen

17 2. Medecursist: a. Kritisch luisteren, vragen stellen en feedback geven b. Advies oordeel: gehaald / niet gehaald 3. Docent: a. Kritisch luisteren, vragen stellen en feedback geven b. Definitief oordeel geven: onvoldoende/voldoende c. Overstijgende thema s herkennen d. Overstijgende thema s in de plenaire afronding bespreekbaar maken en evalueren

18 4.5 Beoordelingscriteria Beoordelingscriteria t.b.v. eindniveau competentiegericht opleiden in stage De deelnemer laat in zijn/haar presentatie de volgende elementen voldoende naar voren komen: Doelstelling De producten uit het portfolio worden op een duidelijke manier gepresenteerd Voldaan/niet voldaan voldaan niet voldaan Toelichting Het resultaat vanuit eigen POP: er wordt inzichtelijk gemaakt hoe eigen doelen zijn behaald voldaan niet voldaan Er is bewijs dat de basisprincipes van coaching worden toegepast voldaan niet voldaan Er is bewijs dat er voldoende gevarieerd wordt in boven en onder de waterspiegel coachen voldaan niet voldaan Er is bewijs dat de stagiaire gestimuleerd wordt om EBP toe te passen en gestimuleerd wordt zich te gedragen voldaan niet voldaan

19 Er is bewijs dat de stagiaire gestimuleerd wordt zich te gedragen als een kritisch professional. voldaan niet voldaan Er is bewijs dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen begeleiden en beoordelen van de stagiaire Er wordt inzichtelijk gemaakt wat de leerwinst is van deze cursus binnen de stagebegeleiding voldaan niet voldaan voldaan niet voldaan Er wordt inzichtelijk gemaakt wat de leerdoelen voor de toekomst zijn. aandachtspunten worden benoemd en toegelicht voldaan niet voldaan Datum: Naam deelnemer: Naam assessor: Handtekening: Handtekening:

20 BIJLAGEN VOORBEELDEN LITERATUUR DAGDEEL 1,2 EN 3: PAPER PROBLEMATISEREN (WIM GOOSSENS) De bron van Problematiserende vragen stellen is gevonden in de methodiek van de Emanciperende Hulpverlening. Boek: Helpen is leren van Nora van Riet en Harrie Wouters. Hun inzichten worden hier vertaald naar coachen Problematiseren: Problematiseren is het bevragen van een situatie. Het gaat om: vraagtekens zetten achter de bestaande situatie; op een andere manier naar het gestelde probleem kijken; een proces van actie en reflectie; geen alternatieve oplossingen, maar alternatieve vragen; het aangaan van een dialoog; een dialectische wijze van gespreksvoering. De coach blijft uit de weet- en antwoordpositie. Bij problematiseren is er sprak van evenwaardigheid tussen degene die de coachvraag stelt (de inbrenger) en de coach. Hierbij is het volgende van belang: de inbrenger is deskundig in het geven van zijn antwoorden; de coach is deskundig in het stellen van problematiserende vragen; de coach zal de inbrengen aanzetten om zelf iets te doen met zijn antwoorden: omzetten in concreet gedrag Vragen stellen die een problematiserende werking hebben: Bij coachen worden vragen gesteld die gericht zijn: zelf ontdekken, in beweging komen, in actie komen De coach dient vragen te stellen die: de inbrenger niet heeft bedacht; buiten het eigen referentiekader vallen; buiten het eigen denkkader vallen; gericht zijn op vergroting van het waarnemingsvermogen van de inbrenger; een eigen leerproces van de inbrenger in gang zetten, het gaat om een bewustwordingsproces!!; de inbrenger helpen bij ontdekkend leren/ zelfbepaling; een proces van reflectie en actie op gang brengen. Type problematiserende vragen: Tegendeelvragen, bv.: verleden - heden vrees - hoop organisatie structuur - relaties kunnen - willen wat wil hij - wat wil ik niet willen - wel willen Handelingsvragen,bv.: wat ga je doen? : gericht op verheldering

21 (als wat-vragen niet helpen overgaan naar hoe!!) hoe ga je dat doen?: gericht op het handelen wanneer ga je dat doen?: in welke situatie? Keuze/besluitvragen welke mogelijkheden zie je? welke keuze ga je maken? wat vind je daarvan? wat doet jou dat? Positionele vragen bv. : welke positie wil je innemen voor + nadelen van de positie eigen aandeel) Culturele vragen vragen naar waarden + normen verwachtingen gedragsregels Komma-vragen,maar ik...,tenzij ik..., daarom ga ik..., zodat ik..., waardoor ik..., omdat ik... Vragen die de coach niet moet stellen: geen gesloten vragen: (waar je alleen ja of nee op kunt zeggen) geen informatievragen voor de coach zelf: bv hoe lang is dit al? wat heb je tot nu toe gedaan? wie hebben er nog meer mee te maken? geen waaromvragen: dit kunnen informatieve vragen van de hulpverlener zijn Overige aandachtspunten: Als je met de inbrenger in een cirkel terecht komt: vragen wat er aan de hand is (geen zin, betrekkingen, juiste vragen?) inbrenger vragen een vraag aan zichzelf te stellen en een antwoord te geven Kijk naar het taalgebruik: passieve taal: zijnstoestand of actieve taal (ontwikkeling /beweging) onpersoonlijke voornaamwoorden = buiten zichzelf benoemen: je, het, men, er, ze, enz. algemeenheden: het, dat, er

22 lijdende vorm over zich zelfspreken ( dit wordt mij aangedaan ) ontkenningswoorden: niet..., on... Stop met doorvragen als de inbrenger eigen handelingen benoemt

23 Pre-registration house officers and ward based learning: a new apprenticeship model Alan Bleakley In: Medical Education 2002; 36:9-15 Samenvatting artikel van Bleakley (2002) en toelichting op schema Community of learning. Het new apprenticeship model J.van den Houten RJ dec. 07 Het artikel van Bleakley is gebaseerd op kwalitatief onderzoek naar de onderwijskundige interacties tussen medische studenten en de begeleiders op een afdeling. Bleakley geeft aan dat een effectieve praktijkbegeleider te herkennen is aan: - positieve rol modeling d.m.v. dialoog - new apprenticeship model (zie toelichting onderaan deze tekst) Door literatuuronderzoek en analyse heeft Bleakley een tabel samengesteld met karakteristieken van effectieve praktijkbegeleiders: 1. Is een effectief rol model Gebruikt de feedback van patienten effectief Demonstreert diagnostische capaciteiten en professioneel oordelen (klinisch redeneren) Demonstreert het toepassen van ethische principes in de praktijk Demonstreert het accepteren van twijfel en onzekerheid 2. Toont enthousiasme voor les geven en leren Is geïnteresseerd in de leerbehoeften Is geïnteresseerd in de eigen professionele ontwikkeling Kan in de praktijk het uitvoeren van de eigen professie mixen met het geven van begeleiding/onderwijs 3. Bouwt een goede verstandhouding op Heeft goed interpersoonlijke en communicatieve vh Kan verwachtingen uitwisselen Is empathisch en toegankelijk Geeft ondersteunende, constructieve feedback 4. Zet goed zichtbare lesgevende en leerdoelen op Plant formele leermomenten Kan de tijd goed plannen, bewaken Focust op specifieke aspecten van een casus Is deskundig in reflection on action 5. Gebruikt leerkansen Geeft les m.b.t. patiënten op elk geschikt moment Grijpt elk geschikt momenten Past zoveel mogelijk toe en improviseert m.b.t. reflection on action 6. Initieert dialoog door het stellen van vragen Gebruikt een vragende benadering Vraagt naar feedback Geeft ondersteunende evidence voor het klinisch redeneren, de beslissingen van de stagiaire 7. Moedigt het zelfstandig nemen van beslissingen aan Stimuleert het kritisch evalueren Ondersteunt het leren door facilitatie Ondersteunt het leren door te exploreren hoe beslissingen kunnen worden gemaakt 8. Geeft intellectuele uitdagingen en stimuleert hierin Demonstreert het geven van een duidelijke uitleg

24 Introduceert innovaties en het zien van uitdagingen 9. Daagt een zwakke uitvoering van de professionele vaardigheden adequaat uit Geeft uitdagingen die ondersteunen Corrigeert fouten adequaat Vernedert niet Bleakley geeft aan dat er sprake is van transformatief leren wanneer er expliciet discussies plaats vinden tussen novice en experts, waarbij het belangrijk is dat de bevindingen van de novice worden besproken, maar ook contradicties. Door contradicties, die normaal niet meteen zichtbaar doordat het ingebed is in de alledaagse praktijk, kun je verwarring uitlokken waardoor de novice geïnspireerd wordt tot innoverend gedrag, tot het genereren van een nieuwe context, tot het werken met nieuwe concepten, Context, cognitie en contradictie cirkelen rond in een potentiële transformatieve feedbackloop. De student heeft in de praktijksituatie leerkansen in de zin van reflectieve activiteiten en participatie. Dit is een andere invalshoek dan wat Kolb beschrijft. Hij gaat ervan uit dat leren het proces is waarbij kennis gecreëerd wordt door transformatie van de ervaring. Kolb is dus meer gericht op wat er met het individu zelf gebeurt en betrekt hierbij niet de context. Engestrom heeft een leermodel waarbij hij aangeeft dat het belangrijk is om de leercontext erbij te betrekken. Bleakley voegt hier aan toe het belang van het gebruik van contradicties. In plaats van te verwachten dat een student zich aanpast aan de leersituatie, is het zinvol om alledaagse gewoontes en de onderliggende contradicties te bespreken. Hierdoor wordt leren het participeren aan een culturele activiteit waarbij het belangrijk is dat de novice actief deelneemt aan de interacties met de praktijkbegeleider. Hij noemt deze nieuwe visie op leren in de praktijksituatie: het new apprenticeship model

25 Dynamiek van Coaching Bewustzijn Bewustzijn Bewustzijn Bewustzijn Bewustzijn Bewustzijn Bewustzijn Toekomstbeeld * Weten wat je wilt * Visie * Doelen * Resultaat-voorstelling Realiteitstoetsing Opties Acties Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid Dynamiek van Coaching Toekomstbeeld 1. Formuleer in één zin de vraagstelling die je bezighoudt, waaraan je wilt werken. Begin met de zin: Hoe kan ik 2. Wat wil je aan het eind van dit gesprek bereikt hebben? 3. Welk doel wil je op langere termijn bereikt hebben, of hoe ziet de situatie eruit als dit probleem uit de wereld is? 4. Wat accepteer jij als bewijs of hoe stel je vast dat het probleem opgelost is? 5. Wat gebeurt er met jou als dit probleem niet wordt opgelost? Realiteitstoetsing 6. Wat is het kernpunt van de huidige situatie? 7. Wie is of zijn er nog meer betrokken bij dit onderwerp? 8. Wie is of zijn verantwoordelijk voor de uitkomst? 9. Wat heb je er tot nu toe aan gedaan of welke actie heb je tot nu toe ondernomen? 10. Wat was het effect daarvan? 11. Welke obstakels moet je overwinnen/ zie je nog/ ervaar je nog/ zijn er nog? 12. Welke hulpmiddelen heb je? 13. Welke vraag, m.b.t. het onderwerp, zou ik nu kunnen stellen waardoor je je nu oncomfortabel voelt? Opties 14. Maak een lijst met oplossingsmogelijkheden, minimaal 2, om het vraagstuk aan te pakken. 15. Welke van die mogelijkheden is het gemakkelijkst? 16. Welke van die mogelijkheden draagt de meeste uitdaging in zich? 17. Welke van de mogelijkheden kost het meeste tijd? 18. Welke van de mogelijkheden geeft je het meeste satisfactie (tevredenheid)? 19. Welke van de mogelijkheden brengt je het dichtst bij het doel? Acties 20. Wat ga je doen? 21. Wanneer (datum en tijd) ga je dat doen? 22. Hoe zeker ben je ervan dat je de afgesproken actie(s) inderdaad en op tijd, zult uitvoeren? 23. Geef dit aan op een schaal van 0 tot 10 (0=het gaat niet gebeuren 10=zeker wel)

26 Begeleiding van een leerproces rondom EBP in de stage: informatie (Zuyd Facultaire werkgroep EBP) Bij de principes van EBP wordt vaak uitgegaan van de volgende vijf stappen die gevolgd worden:? vraag over casus 1. Maken van een concrete vraag. Meer informatie: onzekerheden rondom zorgvragen of interventies betreffende (een) casus(sen) dienen te worden vertaald naar een concreet geformuleerde beantwoordbare vraag die het startpunt is om op zoek te gaan naar evidence. De zogenaamde PICO regel (P= patiënt of doelgroep I = interventie, of meetinstrument, of invloeden van buitenaf C= cointerventie O = outcome of resultaat) is een hulpmiddel om de vraag te concretiseren 2. Zoeken naar evidence: Met behulp van deze vraag gaat de professional/ stagiaire op systematische wijze op zoek naar evidence om antwoord op de vraag te krijgen; 3. Beoordelen van evidence: Hierop volgt een kritische beschouwing van de gevonden evidence op validiteit, relevantie en toepasbaarheid; 4. Nemen van besluit: De professional dient vervolgens zijn/ haar klinische expertise te integreren met de (kritisch beschouwde) evidence en de voorkeuren en expertise van de cliënt om (gezamenlijk) tot een beslissing te komen wat betreft de aanpak van de hulpvraag. Het gaat dus om professioneel of kritisch redeneren waarin kennis uit wetenschappelijk onderzoek wordt meegenomen, naast andere relevante bronnen van informatie (cliënt, ervaring, intuïtie, basiskennis, etc) bij kritisch redeneren. 5. Evaluatie: Tenslotte reflecteert de professional op het doorlopen proces en het resultaat. Suggesties voor verwerking van EBP in de stage (Baarends, Wouda, Lancee 2013): 1. Doorlopen van de 5 stappen van EBP bij de diagnostiek van een cliënt. Wat betreft evidence kan kritisch worden gekeken naar de validiteit, betrouwbaarheid, hanteerbaarheid en toepasbaarheid van meetinstrumenten (vaak te krijgen bij 2. Doorlopen van de 5 stappen van EBP bij de behandeling van een cliënt. Wat betreft evidence kan een richtlijn net zo goed als een wetenschappelijk artikel worden gebruikt. 3. Bij adviseren; evidence zoeken naar use-non use van hulpmiddel/voorziening. Ook wordt veel onderzoek gedaan naar gebruikerservaringen bij hulpmiddelen/ voorzieningen. Vervolgens dit bespreken in intervisie/discussies en/of met cliënten. 4. Shared decision making: bespreken van expliciete besluitvorming, opties en keuzes. Uitgebreide informatie-uitwisseling met een cliënt waaronder evidence (kan richtlijn zijn en/ of wetenschappelijk artikel) 5. Journal club: met collega s kritisch bespreken van een wetenschappelijk artikel en de mogelijke toepassing bij cliënten 6. Intervisie: bij een casusbespreking de stappen van EBP gezamenlijk toepassen en waarde hiervan bediscussiëren