BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG"

Transcriptie

1 PUBLICATIENUMMER Toestemming voor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen verleend. De werkgever heeft voldoende aangetoond dat er geen herplaatsingsmogelijkheden voor de werknemer zijn. BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG Inzake het geschil tussen: [hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. L.V. Sloot en [verweerder], hierna te noemen [verweerder] gemachtigde: de heer mr. C. Ḉagar Op grond van artikel 7:669 en 7:671a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verleent de Commissie de hogeschool toestemming om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen. 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift van 21 september 2021, aangevuld op 1 oktober en 1 november 2021, heeft de hogeschool op grond van artikel 7:671a lid 2 BW juncto artikel S-1 cao een ontslagvergunning (toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen) gevraagd voor [verweerder]. [verweerder] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Hij heeft op 22 oktober 2021 een verweerschrift ingediend. Het verzoek is mondeling behandeld op de zitting van de Commissie op 8 november 2021 te Utrecht. De hogeschool werd ter zitting vertegenwoordigd door [HRM-adviseur], [teamleider tweedegraads opleidingen], en [jurist arbeidsrecht], bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. 2. DE FEITEN [verweerder], geboren [geboortedatum] 1962, is sinds 1 oktober 1994 in dienst van de hogeschool. Hij is benoemd in een vast dienstverband als docent [vak] met laatstelijk een betrekkingsomvang van 0,7 fte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao. De opzegtermijn bedraagt op grond van artikel Q-2 lid 2 cao dertien weken. Door een teruglopend leerlingenaantal was er bij de hogeschool sprake van hogere kosten dan inkomsten bij de tweedegraads lerarenopleidingen. De hogeschool bood vanuit de locatie / d.d. 19 november 2021 Pagina 1 van 5

2 [vestigingsplaats] 18 tweedegraadsopleidingen aan. De Hogeschool Medezeggenschapsraad (HMR) heeft op 30 juni 2017 ingestemd met het voorgenomen besluit tot afbouw van de opleidingen, waarna het besluit op 3 juli 2017 definitief is geworden. De vakorganisaties hebben de HMR daarin gevolgd en zijn met de hogeschool een Sociaal Plan overeen gekomen. Het Sociaal Plan afbouw Tweedegraads lerarenopleidingen [hogeschool] gaat uit van een afbouw van de opleidingen in een periode van vier jaar en heeft als ingangsdatum 8 november Per 1 september 2017 zijn geen nieuwe studenten meer ingestroomd op de betreffende opleidingen; de studenten die voor die datum waren gestart, werden door de stapsgewijze afbouw in staat gesteld hun opleiding af te maken. Per 1 april 2021 is voor de nog in dienst zijnde medewerkers van de Tweedegraads lerarenopleidingen de vierde, en laatste fase van het Sociaal Plan ingegaan, de gedwongen fase. Alle arbeidsplaatsen van de Tweedegraadslerarenopleidingen zijn komen te vervallen per eind augustus 2021 en de resterende medewerkers zijn boventallig verklaard. De hogeschool heeft [verweerder] bij brief van 9 april 2021 medegedeeld dat hij per 1 april 2021 boventallig was en dat de hogeschool op 1 oktober 2021 toestemming zou vragen aan de Commissie om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. In het Sociaal Plan is in paragraaf 4.1 vacature- en herplaatsingsbeleid opgenomen. Alle mogelijke vacatureruimte wordt gemeld bij het [centrum]. Het [centrum] vervult een actieve rol in matching tussen vacatures en de te herplaatsen medewerkers. Daartoe heeft het [centrum] de wensen en mogelijkheden van de medewerkers geïnventariseerd met betrekking tot interne en externe mobiliteit. Op 21 september 2021 heeft de hogeschool voor de werknemers, die niet konden worden herplaatst, onder wie [verweerder], een verzoek om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst aan de Commissie voorgelegd. De hogeschool is voornemens het dienstverband met [verweerder] per 1 februari 2021 te beëindigen. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Kern verzoek Begin mei 2017 is het voorgenomen besluit genomen om de lerarenopleidingen van [hogeschool] over te dragen aan de [hogeschool 2]. Kort daarna bleek dat het samenvoegen van de lerarenopleidingen via een fusie of overname niet mogelijk was. Daarop heeft [hogeschool], met instemming van de MR en goedkeuring van de RvT, op 3 juli 2017 vanwege financiële maar ook strategische en inhoudelijke overwegingen besloten de tweedegraads lerarenopleidingen in een periode van vier jaar af te bouwen met als einddatum sluiting per 31 augustus Daarmee is de bedrijfseconomische noodzaak aangetoond. Nu alle tweedegraads lerarenopleidingen van [hogeschool] zijn gesloten, staat vast dat de functies van de medewerkers, die niet kunnen worden herplaatst, per 1 september 2021 zijn komen te vervallen. Van afspiegelen of het maken van een ontslagvolgorde is daarom geen sprake meer. In de vrijwillige fase (van 8 november 2017 tot 1 april 2021) zijn verschillende herplaatsingsmogelijkheden die aansloten op de eerste en enige expertise van [verweerder] aan de orde geweest. Zijn 1e expertise is vastgesteld als [expertise 1]. Als 2e expertise geldt Maatschappijleer, omdat [verweerder] bevoegd is dit vak te doceren. Herplaatsingsmogelijkheden binnen [hogeschool] in de eigen functie (1e expertise) bestaan er voor [verweerder] niet, aangezien / d.d. 19 november 2021 Pagina 2 van 5

3 bij geen enkele opleiding binnen [hogeschool] wordt gedoceerd in het [vak]. Herplaatsing op de 2e expertise van [verweerder] is niet mogelijk, aangezien dat vak binnen [hogeschool] niet wordt gedoceerd. Onderzocht is in hoeverre de functie van docent Social work voor [verweerder] als een passende functie zou kunnen gelden. Aangezien voor die functie relatie met het veld en ruime recente ervaring als voorwaarden worden gesteld, moet worden geconcludeerd dat dit geen passende functie voor [verweerder] is. Bovendien wordt bij dit soort functies vaak gevraagd om een [specialisatie]. [verweerder] heeft ook aangegeven bij een lectoraat te willen werken, maar lectoraten zijn gekoppeld aan bestaande functies en er is bijbehorende expertise en een relevant netwerk vanuit de praktijk nodig. Dat heeft [verweerder] niet. Verder is [verweerder] gedetacheerd geweest bij een lectoraat en bij de [universiteit] (om niet), overigens zonder dat dat geleid heeft tot een plaatsing. Bovendien heeft de hogeschool [verweerder] verschillende opleidingsmogelijkheden aangereikt die door hem slechts deels zijn gebruikt. In september 2021 is wederom geïnventariseerd welke herplaatsingsmogelijkheden er op dat moment waren en naar verwachting binnen een redelijke termijn beschikbaar zouden komen. Het onderzoek voor [verweerder], heeft uitgewezen dat er binnen [hogeschool] geen andere passende functies zijn en dat deze ook niet binnen redelijke termijn beschikbaar komen. Er is geen sprake van een opzegverbod, aldus de hogeschool. Kern verweer [verweerder] is door de hogeschool misleid over de mogelijkheid om een heroverweging te vragen. Hierdoor is [verweerder] in zijn belangen geschaad. De hogeschool heeft niet voldaan aan zijn herplaatsingsplicht. Hij had ruim voldoende tijd (vanaf 2017) om te anticiperen op de sluiting door gebruik te maken van de opleiding en ervaring en capaciteiten van [verweerder], maar heeft verzuimd dit te doen. De hogeschool heeft niet het volledige profiel van [verweerder] losgelaten op de interne en externe mobiliteit en matching met vacatures. [verweerder] heeft een brede inzetbaarheid, hetgeen ook blijkt uit het feit dat hij sectorbreed is ingezet door de hogeschool. De hogeschool heeft dit echter miskend. De hogeschool had [verweerder] voorwaardelijk kunnen tewerkstellen en hem de mogelijkheid daarbij moeten bieden zich te scholen. Voor de hand ligt omscholing tot docent sociale wetenschappen of docent bestuurskunde/organisatiekunde. De hogeschool heeft zich niet actief opgesteld voor wat betreft herplaatsing of scholing van [verweerder]. [verweerder] heeft vooral een sociaalwetenschappelijke expertise en de hogeschool heeft dat genegeerd. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid De Commissie is op grond van artikel S-1 lid 2 cao juncto artikel 7:671a lid 2 BW bevoegd om in plaats van het UWV aan de hogeschool toestemming te geven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3 onder a BW. Aangezien het verzoek van de hogeschool is gedaan op grond van artikel 7: 669 lid 3 onder a (bedrijfseconomisch ontslag), is de Commissie bevoegd van het verzoek kennis te nemen en is het verzoek ontvankelijk / d.d. 19 november 2021 Pagina 3 van 5

4 Het verzoek De hogeschool kan de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Dat volgt uit artikel 7:669 lid 1 BW. Redelijke grond De bedrijfseconomische noodzaak tot opheffing van de tweedegraadsopleidingen staat voldoende vast. De HMR heeft met de opheffing ingestemd, de vakorganisaties hebben de HRM hierin gevolgd en ook heeft [verweerder] hier geen inhoudelijk verweer op gevoerd. Het vervallen van de functie van [verweerder] staat derhalve niet ter discussie. Daarmee is er sprake van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 BW. Artikel 7:669 lid 3 onder a BW bepaalt immers dat onder een redelijke grond wordt verstaan het vervallen van een arbeidsplaats. Heroverweging Dat [verweerder] misleid is door de hogeschool over de mogelijkheid om een heroverweging te vragen is niet gebleken. De hogeschool heeft dit weersproken en [verweerder] heeft zijn stellingen dienaangaande niet kunnen onderbouwen. Evenmin heeft hij onderbouwd in hoeverre zijn belangen hierin geschaad zouden zijn. Herplaatsing Hetgeen partijen verdeeld houdt, is de vraag of [verweerder] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie kan worden herplaatst binnen de hogeschool. Pas als herplaatsing binnen een redelijke termijn in een passende functie niet mogelijk is, en er geen sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW, kan toestemming worden verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW is geen sprake. Zo rest de Commissie de vraag of [verweerder] herplaatst kan worden binnen de Hogeschool. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat de hogeschool voldoende inspanningen heeft verricht om te proberen tot herplaatsing van [verweerder] in een passende functie te komen. Voorop staat hierbij dat de expertise van [verweerder] zeer specifiek is en niet breed. Hij heeft ruim 25 jaar in het islamonderwijs gefunctioneerd. Op deze expertise alsmede op die van de tweede expertise Maatschappijleer is geen vacatureruimte binnen de hogeschool. Voor wat betreft de door [verweerder] aangevoerde mogelijkheden werkzaam te zijn bij begeleiding van afstudeertrajecten geldt dat de hogeschool geen specifieke functie kent die alleen of in overwegende mate deze taak inhoudt. [verweerder] heeft ook aangevoerd dat hij een expertise bezit voor sociaal-wetenschappelijk werk. Hij heeft hierin een bachelor gehaald in Er zijn weliswaar vacatures geweest voor Docent Social Work, maar de hogeschool heeft [verweerder], vanwege zijn kennis en vaardigheden hierin bij het zogenoemde matchen niet in aanmerking laten komen. De Commissie acht dit te billijken gezien de / d.d. 19 november 2021 Pagina 4 van 5

5 eisen die aan vervulling van deze functies worden gesteld zoals ruime recente ervaring in het werkveld en relatie met het werkveld. De Commissie merkt hierbij op dat [verweerder] van zijn kant verzuimd heeft op de betreffende functie(s) te solliciteren. Dat dit wellicht, ondanks de (niet onbegrijpelijke) opstelling van de hogeschool toch tot resultaat had kunnen leiden, blijkt uit het feit dat een collega van [verweerder], die evenmin in aanmerking kwam voor een voorrangsbenoeming, wel heeft gesolliciteerd op ene dergelijke functie en (toch) is benoemd. Voorts zou denkbaar kunnen zijn dat [verweerder] middels scholing zijn inzetbaarheid in de richting van Social Work had uitgebreid, maar hoewel de hogeschool vanuit het sociaal plan zich dienaangaande faciliterend heeft opgesteld en de werknemers verschillende malen gewezen heeft op mogelijkheden om zich te scholen, heeft [verweerder] ter zake van zijn scholing weinig initiatief getoond. Voorts acht de Commissie het begrijpelijk dat [verweerder] niet in aanmerking is gekomen voor lectoraatsfuncties, gezien de zeer specifieke eisen aan vervulling van een dergelijke functie worden gesteld. Allereerst zijn de (onderzoeks)vacatures bij lectoraten gekoppeld aan bestaande functies. Voor de onderzoeksplaatsen is bovendien een bijbehorende expertise nodig, en daarenboven een relevant netwerk vanuit de praktijk. Ook wordt vaak van de onderzoeker verwacht de financiering van het onderzoek zelf te organiseren. Overigens heeft de hogeschool wel meegewerkt aan de plaatsing van [verweerder] middels detachering bij het [lectoraat] in [vestigingsplaats]. Verder heeft de hogeschool enkele malen met [verweerder] verkennende gesprekken gevoerd over vacatures, zoals die van docent filosofie en docent sociale vakken. De Commissie is, alles overziende, van oordeel dat de hogeschool voldoende herplaatsingsinspanningen heeft verricht en heeft aangetoond dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn in een passende functie niet mogelijk is. Daarom zal het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst met hem te mogen opzeggen worden verleend. 5. BESLISSING Op grond van artikel 7:669 en 7:671a BW verleent de Commissie de hogeschool toestemming om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen. De Commissie wijst er voorts op dat de hogeschool bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst rekening dient te houden met de regels die daarvoor gelden. Vastgesteld te Utrecht op 19 november 2021 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, dr. E. Berendsen MHR en drs. F.W.C. Coppelmans, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris De geanonimiseerde uitspraak zal op de website van Onderwijsgeschillen worden gepubliceerd onder publicatienummer / d.d. 19 november 2021 Pagina 5 van 5