Aanspraak. Spreker Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022 Professor Debórah Dwork. Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aanspraak. Spreker Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022 Professor Debórah Dwork. Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen"

Transcriptie

1 Aanspraak Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen September December 2021 Spreker Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022 Professor Debórah Dwork

2 Inhoud Mag ik u even aanspreken? De familie Birnbaum ontfermde zich over Zoek?! Joodse weeskinderen in Westerbork, Bergen-Belsen en Tröbitz. Spreker bij de Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022: Professor Debórah Dwork. 4 Ten toon & te doen: Het Airborne Museum in Oosterbeek. 20 Vraag & Antwoord. 22 Vanuit Amerika blikt de Indo-Europeaan Ronny Geenen terug op zijn oorlogservaringen op West-Sumatra. 9 Ten toon & te doen: Verzetsmuseum Amsterdam: Een audiowandeling door de Rivierenbuurt. 20 Puzzel 23 Adressen/colofon 24 2 Aanspraak - december 2021

3 Mag ik u even aanspreken? U ziet hier een nieuw gezicht, want voorheen schreef mijn collega Coen van de Louw u aan als verantwoordelijk bestuurslid voor onze dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Vanwege zijn vertrek neem ik zijn portefeuille over, dus mag ik u voortaan een paar keer per jaar even aanspreken. Coen is gevraagd om zijn ervaring, kennis en kunde in te zetten voor het helpen van de gedupeerden van de Kinderopvangtoeslagaffaire. Dat is voor hem en voor de Sociale Verzekeringsbank een groot compliment. is het Nationaal Holocaust Namenmonument naar het ontwerp van architect Daniel Libeskind aan de Weesperstraat in Amsterdam onthuld. Het was mooi om de indrukwekkende onthullingsceremonie op de televisie te kunnen zien in een live-nos-uitzending. Als kind kwam ik graag bij mijn opa en oma. Zij hadden een heerlijk huis om verstoppertje in te spelen. De mooiste plek was in de grote garage achter het huis. Daar was een klein luik in de muur onder de werkbank. Als je je een weg had gebaand door de spinnenwebben kwam je in een ruimte terecht van enkele vierkante meters: een ideale verstopplek. Lang heeft het geduurd voordat ik wist waarom deze ruimte er was. Mijn oma gaf nooit antwoord als ik ernaar vroeg. Later vertelde mijn opa me dat mijn grootouders hier tijdens de oorlog Joden hebben opgevangen. Voor hen toen zo vanzelfsprekend. Voor mij iets om stil van te worden, ook als kind. Toen ik bij de gemeente Amsterdam ging werken speelde al sinds 2006 de discussie over een nationaal oorlogsmonument. Een monument ter herdenking van de Joden en 220 Sinti en Roma die zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog tijdens de Holocaust en die nooit een graf hebben gekregen. Het monument kent een lange totstandkomingsgeschiedenis die menigmaal de tafel van het Amsterdamse college bereikte. Dankzij de jarenlange inzet van initiatiefnemer Jacques Grishaver is het Namenmonument er toch gekomen. Op 19 september 2021 Vooruitkijkend vindt u in deze editie onder meer een interview met professor Debórah Dwork. Zij heeft aan de hand van persoonlijke verhalen uit brieven en dagboeken onderzocht wat de beweegredenen waren voor Joden om al vanaf 1933 te vluchten naar landen, zowel binnen als buiten Europa. Uit haar onderzoek bleek dat het slagen van een vluchtpoging vaak afhing van toevallige ontmoetingen, connecties of plotseling veranderend overheidsbeleid van andere landen. Debórah Dwork zal op 26 januari 2022, voorafgaand aan de internationale Holocaust Memorial Day op 27 januari, de Nooit Meer Auschwitz Lezing verzorgen. Voor nu wens ik u een vredig en voorspoedig nieuwjaar toe. Hopelijk ligt de stille en eenzame coronatijd binnenkort voorgoed achter ons, zodat we weer vooruit kunnen zien met familie en vrienden naar een licht en vrij Fijne decemberdagen! Diana Starmans Lid van de Raad van Bestuur SVB 3

4 Spreker bij de Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022 Foto: Jonathan Edelman Professor Debórah Dwork, New York Professor Debórah Dwork over de rol van het onvoorspelbare en irrationele tijdens de Holocaust Op 26 januari 2022 zal de Amerikaanse Holocaustprofessor Debórah Dwork de Nooit Meer Auschwitz Lezing houden in het Tropenmuseum in Amsterdam. Jaarlijks wordt een prominente spreker uitgenodigd die zich bijzonder inzet voor de strijd tegen antisemitisme, racisme en discriminatie. De Nooit Meer Auschwitz Lezing wordt georganiseerd door het Nederlands Auschwitz Comité, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de Sociale Verzekeringsbank. Ter introductie van deze lezing vindt u hier alvast een interview met Debórah Dwork. Zij is sociaalhistoricus en gespecialiseerd in de geschiedenis van de Holocaust. Zij was een van de eerste Amerikaanse wetenschappers die de mondelinge getuigenissen van overlevenden van de Holocaust optekende en deze als wetenschappelijke bronnen gebruikte. Debórah Dwork onderzoekt het dagelijks leven tijdens de Holocaust. Dit doet zij op basis van interviews met overlevenden en egodocumenten van zowel slachtoffers, als hulpverleners, reddingswerkers en daders. Ook betrekt zij hierbij overheidsarchieven van verschillende landen. Wie inspireerde u om zo langdurig en intensief onderzoek te doen naar de sociale geschiedenis van de Holocaust? Mijn moeder en haar geadopteerde zus, Sara Weil, zijn mijn inspiratiebronnen. Mijn moeder komt uit een Joods-Russische immigrantenfamilie die na de Eerste Wereldoorlog naar Amerika is gekomen. Zij woonde in de Bronx in New York, volgde een universitaire opleiding en werkte bij een groot warenhuis. Haar familie hield via briefwisselingen contact met de familie in Rusland en Europa. Vlak na de Tweede Wereldoorlog gaf mijn grootmoeder, die lid was van een Joodse liefdadigheidsorganisatie, mijn 4 Aanspraak - december 2021

5 moeder een namenlijst van het Women Displaced Persons -kamp te Fulda in Duitsland. Mijn moeder koos willekeurig een naam van een Pools-Joodse vrouw als penvriendin, die leefde in dit opvangkamp voor ontheemde Holocaust-overlevenden. Haar naam was Sara Weil. Zij stuurde van haar spaargeld kleding naar haar penvriendin Sara in het opvangkamp. Later bespotte tante Sara vaak het malle geschenk van mijn moeder: Wat moest ik in hemelsnaam doen met zo n jurk met spaghettibandjes in het DP-kamp, waar een ernstig tekort was aan voedsel en warme kleding? Mijn moeder bleef volhouden: Maar het was wél een mooie jurk! En mijn tante antwoordde instemmend: Ja, Shirley, het was een mooie jurk. Na het vertrek uit het kamp bezochten Sara en haar man mijn familie in New York. En de twee jonge vrouwen, mijn moeder en mijn tante, adopteerden elkaar als zussen. Zo kwam mijn tante Sara bij ons in de familie. Thuis gingen de verhalen en brieven tussen mijn moeder en haar adoptiezus Sara altijd over de Holocaust. Vandaar dat ik me graag verdiep in persoonlijke documenten uit die tijd en van huis uit weet hoe waardevol een briefcontact kan zijn. Hoe kwam u op het idee om het Strassler Holocaust en Genocide Studiecentrum aan de Clark Universiteit in New England op te richten? Als professor bij het Yale Child Studycenter onderzocht ik de geschiedenis van Joodse kinderen tijdens de Holocaust. Vijfentwintig jaar geleden zag ik dat er in Amerika in veel steden en dorpen wel steeds aandacht was voor dit onderwerp en dat er steeds meer Holocaustmusea en -herdenkingscentra werden opgericht, maar er werden geen wetenschappers opgeleid om deze te voorzien van de juiste kennis. Er bestonden toen nog geen wetenschappelijke studieprogramma s geheel gewijd aan de Holocaustgeschiedenis. Op dat moment waren er nog voldoende overlevenden, die eventuele fouten zouden kunnen opmerken en corrigeren in de tentoonstellingen en musea over de Holocaust. Daarom pleitte ik bij mijn vakgenoten voor een studiecentrum dat Holocaust-wetenschappers zou opleiden die de juiste kennis zouden hebben als er geen overlevenden meer zouden zijn. Als wetenschapper wilde ik dat de kennis over de Holocaust geborgd zou worden voor de toekomst. Clark University in Worcester, Massachusetts, New England, wilde graag zo n studiecentrum in Holocaustgeschiedenis starten. Twee broers, Sidney en Ralph Rose, deelden mijn zorgen en financierden de Rose-leerstoel in de Holocaustgeschiedenis en daar solliciteerde ik naar. En zo werd ik in 1996 Rose-professor en directeur-oprichter van het Strassler Holocaust en Genocide Studiecentrum van de Clark University in New England. Na vijfentwintig jaar heb ik mijn werk goed overgedragen. Sinds 2021 ben ik directeur-oprichter van het nieuwe Studiecentrum van de Holocaust-, Genocide en Misdaden tegen de Menselijkheid in The Graduate Center - City University of New York. Hier werk ik verder aan het borgen van de kennis. Hoe hebt u de Nederlandse Holocaust-professor Robert Jan van Pelt ontmoet met wie u drie boeken hebt gepubliceerd? Robert Jan van Pelt en ik deden allebei ons doctoraal-onderzoek in Londen. Hij had in Leiden geschiedenis gestudeerd en ik aan de Princeton Universiteit. We ontmoetten elkaar in de mensa van de universiteit in Londen. We hadden ons beiden nog niet eerder verdiept in de Holocaust. Onze interesse voor dit onderwerp werd pas later gewekt. Ik raakte erdoor geboeid terwijl ik voor een ander boek waar ik aan werkte bronnen onderzocht en vervolgens had Robert Jan diezelfde ervaring. Terwijl ik gebruik maakte van dagboeken, brieven en vergadernotities van de beslissende politici, maar ook van de gewone burgers, de Joodse gevangenen en verzetsdeelnemers, presenteerde het dagelijks leven tijdens Holocaust zich zeer levendig aan mij. We besloten samen te werken, want onze ideeën en bronnen vulden elkaar goed aan en versterkten elkaar. Samen schreven we drie boeken Auschwitz, Exodus, Joden op de vlucht uit het Derde Rijk, en Holocaust: Een Geschiedenis. Bovendien kwamen er uit onze goede samenwerking steeds nieuwe deelonderzoeken voort. Wat waren uw nieuwe inzichten over Joden op de vlucht? Tijdens ons bronnenonderzoek naar Joden op de vlucht werd duidelijk dat de geschiedenis van vluchtelingen anders werd bekeken dan die van 5

6 Holocaust-overlevenden. In alle Holocaust-onderzoeken tot dan toe zagen we dat zodra Joden vluchtten, ze verder buiten beschouwing werden gelaten. Lange tijd dacht ik ook dat Joodse vluchtelingen een andere oorlogslast droegen dan degenen die in nazigevangenschap verkeerden. In hun dagboeken en brieven ontdekten wij dat de vluchtelingen zichzelf na de oorlog ook los zagen van de Holocaust, omdat ze eraan waren ontsnapt. Ik merkte op dat historici bij het onderzoek naar de Rwandese Genocide juist wél de geschiedenis van vluchtelingen duidden als onderdeel van genocide. Vanuit dit perspectief werd ons duidelijk dat de ontsnapping aan de genocide de vluchtelingen niet uit het Holocaust-verhaal schreef, maar dat hun vlucht diezelfde geschiedenis ook elders bracht. Voortaan wilden wij in onze Holocaust-geschiedschrijving vluchtelingen wél laten meetellen. In uw publicatie Joden op de vlucht blijkt dat vanaf 1933 Joden niet meer gewenst waren in nazi-duitsland, maar ze waren destijds ook in de meeste andere landen niet welkom. Wat zijn uw gedachten als u op deze periode terugkijkt? Achteraf bekeken hadden er zoveel meer Duits- Joodse vluchtelingen gered kunnen worden. Voor de oorlog stuitten deze vluchtelingen al op steeds veranderende wet- en regelgeving voor de benodigde identiteitspapieren om de grens over te steken. Alleen met de goede connecties en de juiste stempels en papieren kon je aan het naziregime ontsnappen. Daarnaast waren er in vele landen immigratiequota en ondervonden zij ook antisemitisme in de landen waar zij een nieuwe start wilden maken. Tijdens de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 werden vele Joden het land uitgejaagd door de nazi-aanvallen op hen en hun bezittingen. Zo kwam een enorm grote vluchtelingenstroom op gang. Op 25 november 1941 verklaarde de nazi-regering met een nieuwe wet de Duitse Joden in het buitenland van de ene op de andere dag tot staatloze en bezitloze burgers. De wereld zou zich moeten schamen voor het wegkijken van zoveel staatloze Duitse Joden die voor hun leven probeerden te vluchten. Daarbij wil ik vooral benadrukken dat die Europese regeringen en beleidsmakers zeer goed begrepen dat de Joodse vluchtelingen, die zij bij de grens met nazi-duitsland tegenhielden, ten dode waren opgeschreven. Als mens had iedere beleidsmaker de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om meer te doen voor die Joodse vluchtelingen, als een universeel recht op bescherming en vrijheid. Daarom steun ik het huidige streven dat landen vluchtelingen moeten beschermen als een universeel mensenrecht. Uw nieuwe publicatie heet Heiligen en leugenaars: Amerikaanse hulpverleners en reddingswerkers tijdens het nazitijdperk. Komt dit ook voort uit uw voorgaande onderzoek? Ja, voor ons gezamenlijke onderzoek naar Joden op de vlucht zag ik veel bijzonder indrukwekkende persoonlijke bronnen, briefwisselingen en dagboeken. Dit nieuwe werk komt daaruit voort. Mijn nieuwe publicatie Heiligen en leugenaars gaat over Amerikaanse Quakers, Unitariërs, seculiere mensen en Joden, die naar Europa reisden om Joden te helpen. Stap voor stap raakten ze betrokken bij het redden van mensen uit nazi-duitsland en het bezette Europa. Tot de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 was Amerika nog niet bij de Tweede Wereldoorlog betrokken en konden deze hulpverleners en reddingswerkers nog vrij reizen, ook in het bezette Europa. Ik wilde weten wie die dappere mensen waren die nog kansen zagen om de Joden te helpen vluchten, terwijl anderen niets deden. Wat motiveerde hen om in actie te komen? Was het een religieuze ingeving, een zucht naar avontuur, een onderbreking van de dagelijkse sleur? Ook bekeek ik in hun brieven en dagboeken of ze via hun sociale netwerk tot het reddingswerk overgingen. Welke beslissingen namen zij? Sociaal-maatschappelijk werk was al een vrouwenbezigheid, maar de overzeese actie bracht deze vrouwen meer vrijheid en voldoening. Ze werden onafhankelijker door het helpen van Joden overzee, ver weg van huis, en dat werd bij hun terugkeer in het gezin niet altijd op prijs gesteld. Hadden deze Amerikaanse hulpverleners en reddingswerkers nog meer kunnen doen voor de vluchtelingen? Absoluut, iedereen had meer kunnen doen. De Amerikaanse hulpverleners en reddingswerkers deden wat ze konden doen, maar de kans op ontsnapping aan het naziregime was klein. Je ziet in hun brieven en dagboeken tot in detail tegen welke bureaucratische grenzen zij aanliepen. Het papier- 6 Aanspraak - december 2021

7 Foto: Gerry Cranham/Hulton Archive/Getty Images Twee Duits-Joodse vluchtelingen in een patrijspoort van de St.Louis. Zij arriveerden eindelijk in Antwerpen, nadat zij niet werden toegelaten in Cuba en Miami, 17 juni werk om aan de juiste passen en stempels voor de vluchtelingen te komen was zo ingewikkeld en de regels bleven maar veranderen. Je moet jezelf altijd de vraag stellen: Wíe had meer kunnen doen? Ik leg die verantwoordelijkheid niet bij de Amerikaanse hulpverleners en reddingswerkers die kwamen helpen. Maar ik houd die ministeries en regeringen wel verantwoordelijk voor het belemmeren van de vluchtpogingen, doordat zij met nieuwe regels alles nog gecompliceerder maakten. Sociaal-historisch onderzoek keek tot nu toe weg van het onvoorspelbare en irrationele in de geschiedschrijving van de Holocaust. Waarom wilt u dat wetenschappers daar voortaan wél aandacht aan besteden? Voor mijn onderzoek naar Heiligen en leugenaars ontdekte ik dat Amerikaanse reddingswerkers en hulpverleners zich vaak lieten leiden door hun gevoel of passie of door een impuls om Joden te redden in het bezette Europa. Traditioneel onderzoeken sociale wetenschappers de rol van sociale klasse, werk, religie, ras, leeftijd en gender. In sociaal-historisch onderzoek zijn de geschiedwetenschappers tot nu toe weggebleven van de onvoorspelbare emoties van mensen, maar in het dagelijks leven bepalen emoties ook vaak onze keuzes. Bij het lezen van de brieven en dagboeken ontdekte ik dat mensen ook toen vaak keuzes maakten op grond van gevoel. Waarom zouden we ook niet zo naar het verleden kijken? Dat wil ik graag veranderen in de huidige wetenschap en het onderwijs over de Holocaust: bij alle historische gebeurtenissen en al het huidige onderzoek wil ik ook de irrationele factoren toevoegen. Aan de hand van specifieke voorbeelden vraag ik mijn lezers om anders na te denken over geschiedenis en zich steeds af te vragen waarom een beslissing werd genomen. Egodocumenten zijn bij dit onderzoek essentiële bronnen, maar ook vergadernotulen, zelfs de kleinste notities van een secretaresse in de kantlijn van de vergadernotulen werpen licht op de stemming tijdens een vergadering. Dankzij welk geluk hebben de Joden het bij die grensovergang gered, was het toeval dat de grenswachter zich had verslapen? Hoe schreven ze in hun dagboek over hun voornemen te vluchten, hoe tijdens de dagen ervoor en hoe lang na de oorlog? Daarbij gaat het om de timing van een gebeurtenis en het later terugkijken erop. We moeten hiernaast ook rekening houden met de onvoorspelbare factoren voor het slagen van de vlucht. Regende het die nacht terwijl de vluchtelingen Zwitserland binnenkwamen? Zij waren bijvoorbeeld heel blij dat het regende, want de bewakingshonden konden hen vanwege de regen niet ruiken. De traditionele rationele factoren zijn nog steeds belangrijk in het sociaal-historisch onderzoek. Wat ik probeer te doen is ons begrip van het verleden te vergroten door me te richten op het dagelijks leven tijdens de Holocaust en daaraan de onvoorspelbare en irrationele factoren toe te voegen. Waarom speelt ook de timing van het onderzoek een belangrijke rol? In dagboeken en brieven van daders en slachtoffers uit de naziperiode vond ik verschillende getuigenissen van één persoon van in de oorlog, kort na de oorlog of lang na de oorlog. Soms kost het tijd voordat een slachtoffer het kan opbrengen om te reflecteren of te praten over die gebeurtenis. De timing is ook een belangrijke factor bij de ontdekking van deze oorlogsbronnen, want de generatie van overlevenden is nu langzaam aan het verdwijnen. Hun kinderen vinden nu die brieven bij hun ouders op zolder als ze het huis opruimen en weten soms 7

8 Foto: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad Aankomst van honderd Joodse vluchtelingen uit Oostenrijk in Nederland. Na een warm bad zijn ze in dekens gewikkeld en ze zijn hier met een bus onderweg naar een school. Den Haag, 12 december niet wat ze ermee moeten doen. Voor ons onderzoek naar vluchtelingen en hulpverleners zijn zulke oorlogscorrespondenties en oorlogsdagboeken juist heel belangrijk. Had de Holocaust voorkomen kunnen worden? En denkt u dat genocides in de toekomst voorkomen kunnen worden? Ja, daar ben ik van overtuigd, want ik denk dat geen enkele gebeurtenis in de sterren staat geschreven, noch dat de geschiedenis vast ligt, zowel niet positief als negatief. Als samenleving maken we stap voor stap bepaalde ontwikkelingen en processen mee. Juist omdat dit een geleidelijk proces is of een ontwikkeling die stap voor stap gaat, kan dit op elk moment onderbroken worden. Dat betekent dat Duitsland niet was gedoemd om dit proces mee te maken. De Duitsers waren niet gedoemd om massamoordenaars te zijn, maar stap voor stap werd de genocide in gang gezet en liet de meerderheid van het Duitse volk de Holocaust gebeuren. Ik geloof dat je het tij altijd nog kunt keren en dat een interventie altijd mogelijk is zelfs als een land afglijdt naar volkerenmoord. Ziet u overeenkomsten tussen de ervaringen van de Joodse vluchtelingen tijdens het naziregime en de problemen van hedendaagse vluchtelingen? Ja, ik zie duidelijk overeenkomsten. Sommige mensen zien de hedendaagse vluchtelingen misschien als een last voor het sociale systeem van de gemeenschap die hen moet opnemen. Net zoals dat gebeurde met de Joodse vluchtelingen tijdens het naziregime. Wat we echter niet mogen vergeten is dat de Joodse vluchtelingen van destijds ook ongelofelijk veel positieve energie meenamen, nieuwe kennis, vaardigheden en mogelijkheden, oude wijsheid en moderne ideeën voor economische bloei. Ook al komen er duizenden of honderdduizenden nieuwkomers - en die komen er zeker nu en in de toekomst - ze zullen een samenleving op den duur ook verrijken. Dat zie ik juist als een groot geschenk. Interview: Ellen Lock Reserveren toegangsbewijzen Nooit Meer Auschwitz Lezing 2022 Voor de Engelstalige Nooit Meer Auschwitz Lezing door de Amerikaanse Holocaustprofessor Debórah Dwork op woensdag 26 januari 2022 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam is een beperkt aantal toegangsbewijzen beschikbaar. U kunt zich, zolang er plaatsen beschikbaar zijn, voor de lezing inschrijven tot 15 januari 2022 via: Voor actuele coronavoorschriften dient u te raadplegen. De zaal is open om uur, de lezing begint om uur en duurt tot uur. Aansluitend is er tot uur gelegenheid om na te praten. 8 Aanspraak - december 2021

9 Vlnr: Ronny, moeder Claire Geenen-Chevalier, tweede rij: Sylvia van Bronckhorst (nicht), Solita, Peggy en Billy Geenen, Beuningen Wij Indo-Europeanen vielen vaak tussen wal en schip Vanuit Amerika blikt de Indo-Europeaan Ronny Geenen terug op zijn oorlogservaringen op West-Sumatra. Te Hollands voor Indonesië en te Indisch voor Holland, daar lopen wij als Indo-Europeanen, kortweg Indo s, vaak tegenaan. Na mijn gevangenschap in de jappenkampen op West-Sumatra, de Bersiap en een kille ontvangst in Nederland besloot ik het roer om te gooien: Nooit meer armoede was mijn motto. Na de Hogere Zeevaartschool werd ik scheepswerktuigkundige op de grote vaart. In 1981 koos ik voor een betere toekomst als werktuigkundig ontwerper met mijn vrouw in Amerika. Aan Europeanen moet ik geregeld uitleggen dat ik in Nederlands-Indië ben geboren en dat wij Indo s in de buitengewesten ook in kampen hebben gezeten. Graag vertel ik hier mijn oorlogsverhaal, omdat het verhaal van de Indo op Sumatra lange tijd onderbelicht is gebleven. Ik kom uit een Indo-Europese familie Ronny Geenen vertelt: Mijn vader Eddie Geenen werd in 1912 in het mijnstadje Sawahlunto op West-Sumatra geboren. In ieder gezin waren er wel mannen werkzaam bij de Ombilinmijnen. Mijn vader was er onderopzichter in het magazijn. Hij kwam als Indische Nederlander uit een Indo-Europese familie, want zijn Brabantse voorvader Arnoldus Adrianus 9

10 Huwelijksfoto Sylvia Weise en Ronny Geenen, 23 mei 1967 Den Haag. Geenen vertrok op 29 juli 1848 als brandweerman voor het Nederlands-Indische leger naar Padang op West-Sumatra. Begin jaren dertig ontmoette mijn vader mijn moeder in Padang op de dansvloer. Al gauw stonden zij er bekend als goede dansers. Mijn moeder, Claire Chevalier, was geboren in 1915 en zij kwam uit een welgestelde familie van gemengd Indo-Europees bloed. Haar Franse voorvader, Antoine Caesar Chevalier, was geboren in Parijs in 1780 en hij was na Napoleons nederlaag in Waterloo per schip op de westkust van Sumatra aangekomen. Haar vader had een autobedrijf en haar moeder runde het hotel-restaurant Belantung in Padang. Mijn moeder behaalde haar mulo-b diploma op de katholieke meisjesschool. Op 12 juni 1935 trouwden ze en als huwelijkscadeau kregen zij een kleine woning in Sawahlunto van mijn grootmoeder Geenen. Op 26 april 1936 ben ik daar geboren met de naam Ronny Geenen. Ook mijn broer Billy en zus Solita zijn in dit huis geboren. Mijn moeder deed zelf het huishoudelijke werk en verzorgde de drie kinderen. De Japanse bezetting Eind juli 1941 besloten Amerika, Engeland en Nederlands-Indië om Japan een olie-embargo op te leggen om zo het einde van de Chinees-Japanse oorlog te bespoedigen. Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 mobiliseerde Nederlands-Indië en kreeg mijn vader een oproep voor het KNIL. Ik was vijf jaar en herinner mij nog goed dat hij in zijn kakigroene soldatenuniform afscheid van ons nam om Sumatra te verdedigen. Japan had de grondstoffen zoals olie en steenkool op het eiland nodig voor de oorlogvoering. De Nederlands-Indische regering adviseerde om fabrieksinstallaties te vernielen zodat deze niet in handen van de vijand zouden vallen. De Ombilinmijn bezat drie turbines. De derde turbine was net gerepareerd en deze lieten de mijnwerkers dus op verzoek van de regering expres in het Singkarak-meer zakken. Half maart 1942 arriveerden de Japanse troepen op Sumatra s westkust. Op 17 maart marcheerden zij Sawahlunto binnen en werden alle Nederlandse en Indo-Europese vrouwen en kinderen in zes huizen opgesloten. Vervolgens werden hun mannen naar het Singkarak-meer meegenomen om de turbine uit het meer op te takelen en te herstellen. De verzetsactie was verraden door de lokale bevolking. Pas nadat die zware klus door de mannen was geklaard, werden hun vrouwen en kinderen vrijgelaten en mochten ze huiswaarts keren. Geïnterneerd in kamp Missiehuis in Padang Op 7 april 1942 bracht het Japanse leger alle Nederlandse en Indo-Europese inwoners van Sawahlunto over naar Padang. Alleen het hoognodige mocht mee. De vrouwen en kinderen werden bijeengebracht in een vrouwenopvangkamp op het missieterrein aan de Kerkstraat en de mannen werden opgesloten in de Padangse gevangenis, ook wel De Boei genoemd. Begin juni 1942 veranderde het open vrouwenkamp in een afgesloten kamp. De Japanners plaatsten 3 meter hoge schuttingen van gevlochten bamboeriet met prikkeldraad om het missieterrein met de schoolgebouwen, de kapel, de kerk en de zuster- en fraterhuizen. Er was voortdurend bewaking bij de kamppoort door Japanners en Koreanen. 10 Aanspraak - december 2021

11 Links: Oma Helena Geenen-Maitimo, door Jap geslagen. Rechts: Oma Jacqueline Chevalier-Beljaars. Huwelijksfoto van mijn ouders: Eddie Geenen en Claire Geenen-Chevalier, 12 juni Er zaten circa vrouwen en kinderen gevangen. Vanwege ruimtegebrek in de jongens- en meisjesscholen en het zusterhuis werd ook in de Sint- Xaverius kerk geslapen. Het fraterhuis werd een kampziekenhuis. Per dag kregen we slechts een kopje rijst en een schep sagopap. De enige manier om aan extra voedsel te komen, was de ruilhandel met kampongbewoners. Zij gooiden hun waardevolle sieraden of kleding over de bamboe schutting heen in ruil voor extra voedsel. Als je bij deze verboden ruilhandel werd gepakt, kreeg je stokslagen en moest je urenlang in de brandende zon staan. Op 9 juni 1942 was er een hevige aardbeving, die onze slaapvertrekken zo vernielde dat we steeds wateroverlast hadden tijdens zware regenbuien. Op 8 oktober 1942 beviel mijn moeder van mijn jongste zus Peggy. Gelukkig werd zij geholpen door een goede kamparts. Mijn moeder heeft mijn zusje, wegens voedselgebrek, anderhalf jaar borstvoeding gegeven. Iedere dag gaf moeder haar baby als bijvoeding gekookt rijstwater. Mijn grootmoeder zorgde ook voor ons om mijn moeder te ontlasten. Gedurende de hele oorlog zaten wij samen met mijn beide grootmoeders en mijn vaders zus Lucy, met haar dochter Gerdy in de vrouwenkampen. Naar gevangenis De Boei in Padang Op 19 oktober 1943 moesten wij met alle Nederlandse en Indo-Europese vrouwen en kinderen verhuizen naar de Padangse gevangenis. Binnen twee uur moesten we inpakken en wegwezen. Wij werden opgejaagd door Japanse militairen tijdens de voettocht naar gevangenis De Boei. De krijgsgevangenen waren al overgebracht naar een mannenkamp in het binnenland. De Boei bestond uit vijf barakken, die zo vervuild waren achtergelaten dat er eerst moest worden schoongemaakt. Er heerste een streng kampregime. Bij het naderen van iedere Jap moest je diep buigen. Bij elke overtreding zoals een verkeerde buiging, illegaal radiobezit of de verboden ruilhandel, moest iedereen verschijnen op de appèlplaats. Minimaal drie keer per dag stonden we in rijen op de binnenplaats en werden we steeds opnieuw geteld. Er was geen hoop voor ons in deze gevangenis. Je leefde bij de dag en deed wat je werd opgedragen. Kamp Bangkinang op een rubberplantage midden in het oerwoud Op 5 december 1943 moesten we opnieuw onverwachts vertrekken. Onder Japanse bewaking liepen we naar het station Padang, vanwaar we met 35 vrouwen en kinderen per open vrachtwagen naar het vrouwenkamp Bangkinang werden gebracht. Dit lag aan een riviertje op een rubberplantage midden in het oerwoud. Ons transport in de brandende zon, zonder eten of water, duurde ruim acht uur. Het vrouwenkamp bestond uit vier lange bamboe barakken die waren verdeeld in twee verdiepingen. In deze open ruimten was er geen privacy. Per gezin kreeg je maar weinig slaapruimte. Onze grootste problemen waren de vreselijke honger en het gebrek aan medicijnen. Het dagelijks eten bestond uit een blikje rijst en een schep sagopap. Daarnaast was een deel van de bewakers uiterst wreed. Wij kinderen kregen vaak opdracht om buiten 11

12 Moeder Claire Geenen-Chevalier met Ronny Geenen als 3e werktuigkundige, Den Haag het kamp hout te sprokkelen om te kunnen koken. Het was strikt verboden om groenten mee naar binnen te nemen. Toch vonden we eetbare varenplanten aan de waterkant van het riviertje die we in onze broekzakken meesmokkelden. Ik kreeg een vreselijk pak slaag toen ik op een dag werd betrapt. Ook maakten we jacht op muizen om bouillon voor de zieken van te koken. Soms kregen we Nederlandse taalles en rekenen. Mijn grootmoeder Geenen was 61 jaar en kon vanwege rugproblemen niet diep genoeg buigen. Een wrede Jap liep op haar toe, sloeg haar tegen de grond en gaf haar een schop met zijn laars. Mijn broer Billy en ik sprongen uit de rij om haar te helpen opstaan. Hij gaf ons ook harde klappen en trapte mij hard in de rug. Een jonge moeder van twee kleine kinderen kocht van een kampongbewoner wat nasi rames tijdens haar corvee in een tuin buiten het kamp. De Jappen betrapten haar daarmee in het kamp en ranselden haar af. Ze viel op de grond en zij sloegen haar met een geweerkolf, terwijl anderen haar schopten. We konden haar niet helpen, omdat de bewakers ons onder schot hielden. Daarna heeft zij met niemand meer gesproken, alleen nog met haar kinderen. De vrouwen probeerden hun laatste waardevolle spullen te ruilen voor voedsel met de kampongbewoners over de bamboe schutting heen. Mijn 17-jarige nicht Gerdy was goed in afdingen en hielp anderen daarbij. Eens betrapte een Koreaanse bewaker haar met een zakdoek vol juwelen. Zij rende een Vader Eddie, moeder Claire, Billy op schoot en Ronny Geenen erachter, toilethok in en gooide het sieradenpakketje nog over de toiletmuur, waarachter een ander meisje dit opving. De Koreaanse bewaker trok Gerdy van het toilet af. Hij wilde weten waar het pakketje was, maar zij zei niets. Als straf sloeg hij haar in zijn kantoor zo hard dat ze met haar achterhoofd op de hoekpunt van zijn bureau viel. Aan deze val hield ze een evenwichtsstoornis over. Bevrijd Onvergetelijk was het goede nieuws over onze bevrijding in kamp Bangkinang. Op de avond van 21 augustus 1945 werd ons meegedeeld dat er de volgende dag geen sagopap werd verstrekt, maar driemaal het dagrantsoen rijst. De volgende middag op 22 augustus sprak kampcommandant Hashimoto de leiding toe van het vrouwen- en het gelijknamige mannenkamp enkele kilometers verderop. Hij zei: De oorlog is ten einde. De gevechten zijn gestaakt, want Japan is gebombardeerd met twee Amerikaanse atoombommen. Hashimoto beloofde dat beide kampen meer voedsel en medicijnen zouden krijgen. Al snel werden er voedselpakketten gedropt door geallieerde vliegtuigen. Dat was bittere noodzaak, want de meesten van ons waren vel over been en op sterven na dood. Engelse militairen bevrijdden ons 12 Aanspraak - december 2021

13 kamp onder leiding van major Langley en paratrooper sergeant Van Onselen. Opeens waren er eieren, melk en kippen voor de gevangenen. We werden gewaarschuwd ons niet te overeten en om in het kamp te blijven, omdat de Indonesische vrijheidsstrijders ons zouden aanvallen. De wens van dokter Vis Mijn vader is maandenlang verhoord en gemarteld door de Kempeitai, de Japanse militaire politie, in de Moera-gevangenis. Op verdenking van het verzet met de derde turbine werd hij met 29 mijnwerkers gevangen gehouden. Velen stierven er aan de wrede martelingen. Ze hingen mijn vader aan zijn armen aan een boom en staken hem met een bajonet in de benen. Deze wonden raakten geïnfecteerd, zodat hij bloedvergiftiging opliep. Eind augustus 1945 werd de vrouw van de Japanse kampcommandant ziek en had enorme buikpijn. De arts van het mijnbouwbedrijf zat in het mannenkamp en moest de vrouw onderzoeken. Hij opereerde haar succesvol aan een blindedarmontsteking. Als dank vroeg de Japanse kampcommandant of de dokter een wens had. Dokter Vis vroeg hem om de groep mijnwerkers die door de Kempeitai werd vastgehouden, vrij te krijgen. Een paar dagen later kwam een truck bij de Moera-gevangenis voorrijden. Op 1 september 1945 kwamen veertien van de dertig mijnwerkers nog levend uit deze gevangenis, twee van hen stierven daarna binnen twee maanden en de andere twaalf konden nog net op tijd worden opgevangen in het kampziekenhuis. Mijn vader was een van de twaalf. Bersiap In december 1945 werden mijn vader, mijn moeder en haar vier kinderen, oma Chevalier en mijn nicht Sylvia van Bronckhorst met het schip Sibajak van Padang naar Batavia vervoerd. Mijn vader werd opgenomen in het Carolus ziekenhuis en wij kregen een huurwoning in het opvangkamp Tjideng. Dit kamp werd bewaakt door Brits-Indiërs. Het kamp grensde aan een kampong en de bevolking hield zich afzijdig van ons. Binnen het kamp hadden we een vrij en beschermd leven en we gingen er naar school. Als mijn moeder ging werken als secretaresse, dan zorgde haar moeder voor ons. Van december 1945 tot aan zijn dood heeft mijn vader in het Carolus ziekenhuis gelegen. Op 15 augustus 1948 overleed hij aan zijn bajonetverwondingen en aan pleuritis. Mijn moeder en ik als oudste zoon stonden naast zijn bed bij zijn overlijden. Ik herinner mij de laatste wens die mijn vader tot mij richtte: Ron, je bent de oudste. Ik verwacht dat je je moeder zoveel mogelijk helpt en steun geeft. En: Beloof me dat je nooit in je leven in een leger zult dienen! Vader werd in Batavia op de begraafplaats Tanah Abang begraven. Ik denk vaak aan mijn ouders over wat zij allemaal hebben meegemaakt als ik buiten zit op mijn favoriete plek op de houten bank onder het afdak van mijn huis. Een kille ontvangst Op 3 januari 1951 vertrokken wij met het Engelse passagiersschip s.s. Chitral naar Nederland en kwamen op 30 januari in Rotterdam aan. Met een bus werden wij naar Hotel Beatrix in Nijmegen gebracht. Binnen twee maanden werd dit zeer slechte hotel gesloten en we kregen een beter pension aangeboden aan de Groesbeekse weg. Voor moeder was er geen werk. Als eerste Indische leerling op de Nijmeegse mulo werd ik uitgescholden vanwege mijn huidskleur. Ik haatte het koude weer en lustte geen aardappelen. Op mijn veertiende liet ik mijn moeder weten dat ik niet in Nederland wilde blijven. Nooit meer arm zijn was mijn motto. Om de wens van mijn vader te eerbiedigen ging ik niet het leger in, maar deed ik de opleiding tot werktuigkundige aan de Vlissingse Zeevaartschool. In 1955 vond mijn moeder een nieuwe partner, Anton Schuwer, een goede vriend uit de Indische tijd. Samen kregen ze een dochter Winny en traden in het huwelijk. Met mijn stiefzus Winny heb ik nog steeds een goede klik. In Den Haag ontmoette ik mijn latere vrouw Sylvia Weise op een feest. Ze was administratief medewerkster bij de politie. Onze beide families waren 13

14 Hotel Beatrix in Berg en Dal, eerste opvang van januari 1951 tot eind maart Bangkinang Japanese prison camp monument, West-Sumatra. zwaar getroffen door de oorlog. Vanwege haar slechte jeugd als wees in Indië wilde ze geen kinderen. We trouwden in 1967 in Den Haag. Begin 1981 koos ik voor een toekomst in Amerika bij een groot ingenieursbureau voor petrochemische installaties van CF Braun in Los Angeles. Mijn vrouw en ik hebben hier nooit spijt van gehad, alleen het afscheid van mijn moeder was ontzettend moeilijk. Ik ben een Indo in Amerika Uiteindelijk heb ik in Amerika door hard te werken een beter leven gekregen. Het verbaast mij altijd dat Amerikanen bijzonder snel mijn Indo-Europeaanse achtergrond raden. Vele Amerikanen hebben in hun familie een vader of broer verloren in de strijd in Europa of in Azië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Pas na mijn pensioen verdiepte ik mij in de Indische materie. Via mijn website vond ik familie in Indonesië, Nederland en Amerika terug. Zo ontdekte ik dat er wel 24 familieleden zijn omgekomen in de oorlog. Het uitzoeken van mijn oorlogsgeschiedenis heeft mij dichterbij mijn kamptijd, de Bersiap en bij Nederland gebracht. Mijn moeder sprak nooit over de oorlog. Na haar overlijden in 2005 heeft mijn stiefzus Winny de zorg voor moeders nalatenschap op zich genomen. Winny stuurde mij moeders brieven over haar fijne jeugd, maar ook haar zakelijke brieven over bureaucratische kwesties waar zij als Indo-Europese weduwe in Indonesië en Nederland tegenaan liep. Ik besloot haar verhalen en waargebeurde verhalen van andere Indo s te publiceren, want wij Indo- Europeanen vielen vaak tussen wal en schip. We zijn te Hollands voor Indonesië en te Indisch voor Holland. Ik zeg altijd dat ik geen Indonesiër ben, ook geen Nederlander, maar een Indo, een nazaat van Europeanen die in Indië woonden. Intussen zijn er zeker Indo s in Californië, van wie een groot deel mijn website en het blad De Indo weet te vinden. Ik hoop dat mijn verhalen duidelijk maken, dat je vooral zelf in actie moet komen om iets moois van het leven te maken. Interview: Ellen Lock Ronny Geenen, Glendora, Californië, Aanspraak - december 2021

15 De vijf kinderen Birnbaum: vlnr: Jacob, Tzvi, Suzie, Rivka en Sonny, Berlijn De weeskinderen hebben niemand meer, dus we moeten eerst voor hen zorgen! De familie Birnbaum ontfermde zich over Joodse weeskinderen in Westerbork, Bergen-Belsen en Tröbitz. Otto en Hennie Birnbaum waren van Pools-Joodse afkomst en woonden voor de oorlog in Berlijn. Zij kregen vijf kinderen. Hun oudste dochter Sonny is nu 93 jaar en vertelt samen met hun jongste zoon Sam (82) het bijzondere oorlogsverhaal van de familie Birnbaum. Nadat de nazi s in 1933 aan de macht kwamen, werd het leven voor Joden steeds moeilijker in Duitsland. Sonny vertelt: Op 8 oktober 1938 werd mijn vader thuis door de politie opgepakt en hij werd naar Polen gestuurd vanwege zijn Poolse nationaliteit. Na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 waren ons huis en onze kruidenierszaak helemaal vernield. Een groot aantal Joodse mannen werd die nacht door de nazi s opgepakt en naar concentratiekampen gestuurd. Haar moeder was zwanger en besloot dat het beter was dat haar vijf kinderen alvast alleen met de trein naar haar twee zussen in Holland zouden gaan. Zo begon de vlucht van de tienjarige Sonny en kreeg zij als oudste opeens de verantwoordelijkheid voor haar broers en zussen. Zonder ouders op de trein naar Nederland Sonny Schey-Birnbaum vertelt: Op 26 mei 1928 ben ik geboren in Berlijn. Mijn ouders Hennie en Otto Birnbaum waren als orthodoxe joden aan elkaar gekoppeld en hadden elkaar voorafgaand aan hun huwelijk slechts één keer gezien op een station. Mijn vader had een kruidenierszaak en hij was leraar op een joodse lagere school. Mijn moeder zorgde voor de vijf kinderen: Sonny, Rivka, Jacob, Tzvi en Suzie. Op 8 oktober 1938 werd mijn vader thuis door de politie opgepakt en hij werd naar Polen gestuurd vanwege zijn Poolse nationaliteit. We kregen een kaart uit Sbonzyn, waar hij als stoffeerder werkte. Onze moeder bleef zwanger in Berlijn achter met vijf kinderen. Op 8 november 1938 volgden wij de goede raad van onze buurvrouw op om ons schuil te houden omdat de nazi s uit waren op rellen. Na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 waren ons huis en onze kruidenierszaak helemaal vernield! Joodse mannen werden naar concentratiekampen gebracht. Het leek mijn moeder veiliger om de kinderen alvast naar haar zussen in Nederland te 15

16 sturen. Zijzelf zou later komen. Als oudste dochter van 10 jaar kreeg ik vlak voor het vertrek per trein naar Nederland haar reisinstructies, de reisdocumenten en een zak met brood en snoepjes mee. In Keulen moesten we overstappen. In Nijmegen wachtte onze oom ons op. Hij mocht ons niet meenemen omdat we niet legaal in Nederland waren. En de Nederlandse regering had de burgers verboden om vluchtelingen in huis te nemen. De joodse gemeente van Nijmegen stelde zich garant voor onze zorg, totdat wij een verblijfsvergunning kregen en wij werden opgevangen in Huize Cromvliet in Rijswijk. Later gingen we naar Huis Ten Vijver in Scheveningen en we gingen daar naar school. Vlnr: moeder, vader, Jacob, Suzie, Tzvi, Sonny en Rivka Birnbaum, Berlijn De familie Birnbaum met Sam op vaders schoot, Westerbork Een reddende engel Sam Birnbaum gaat verder: Zoals afgesproken vertrok mijn hoogzwangere moeder wat later ook naar Nederland. Haar papieren bleken niet in orde bij de Nederlandse grens. Ze werd bij Zevenaar teruggestuurd naar Duitsland, maar toen schreeuwde dat ze moest bevallen en daarom niet kon terugkeren. De grensbewaker liet een arts in de trein komen om vast te stellen of ze echt moest bevallen. Deze dokter zag bij het onderzoek direct dat ze acteerde dat ze moest bevallen, maar speelde haar spel mee. Hij bevestigde officieel dat ze onder zijn hoede in zijn ziekenhuis moest worden opgenomen. Twee weken later, op 26 december 1938, werd ik daar geboren. Dokter Van Meeuwen was onze reddende engel. Hij bleek een schoonzoon te zijn van Minister van Staat, Piet Aalberse. Met behulp van zijn schoonvader regelde hij zelfs een verblijfsvergunning voor mijn vader, die daardoor in augustus 1939 vanuit Polen naar Nederland kon komen. Mijn ouders werden opgevangen in de overvolle opvang voor Joodse vluchtelingen op Heijplaat in Rotterdam. Omdat we als gezin bij elkaar wilden zijn, werden we naar kamp Westerbork gestuurd, dat voor de oorlog een Nederlands opvangkamp was voor Duits-Joodse vluchtelingen. Vooraan Sonny voor de school in Westerbork De wacht houden in Westerbork Sonny vertelt: Er lag sneeuw toen we in kamp Westerbork aankwamen, maar in onze barak was gelukkig een kachel. Wij bleven als gezin bijeen in één barak. Er was een Nederlandse kampleiding. Zodra de Duitsers Nederland binnenvielen op 16 Aanspraak - december 2021

17 Vader Otto Birnbaum en moeder Hennie Birnbaum-Weiden. 10 mei 1940 zijn alle Joden uit Westerbork met de trein naar Leeuwarden overgebracht. De joodse gemeente verzorgde ons en wij sliepen op de zolder van de synagoge. Na de capitulatie op 14 mei 1940 werden alle Duitse-Joden uit Leeuwarden verzocht terug te keren naar Westerbork. Er zou ons niets overkomen, maar dat werd anders toen Westerbork daarna door de Duitsers werd overgenomen. Mijn vader kreeg de opdracht om in barak 35 een weeshuis te leiden voor Joodse kinderen, die zonder ouders in Westerbork waren beland. Mijn moeder hielp in de keuken en met de verzorging van de kinderen. Omdat ik verpleegster wilde worden kreeg ik een taak in het kampziekenhuis. Ik moest waken over ernstig zieke en stervende baby s. Daar kon ik op een gegeven moment niet meer tegen, waarna ik mijn ouders mocht helpen in het weeshuis. Er was geen verschil Mijn moeder zei altijd: Mijn eigen kinderen hebben een vader en moeder, maar die andere kinderen hebben niemand, dus we moeten eerst voor hen zorgen. Wij Birnbaum-kinderen hielpen met de dagelijkse verzorging van de weeskinderen en wandelden vaak een rondje door het kamp met hen. Mijn ouders probeerden de verdrietige kinderen die hun ouders misten een beetje levensmoed te geven. Mijn vader zorgde voor onderwijs en gaf hen joodse les. Er was geen verschil in de zorg voor hun eigen kinderen en die van de weeskinderen. Ik probeerde mijn ouders zoveel mogelijk te ontlasten, door voor mijn broers en zussen te zorgen. Bij ieder transport naar Westerbork kwamen er nieuwe weeskinderen bij, maar tijdens de wekelijkse transporten naar Duitsland gingen er ook velen weer weg. Weeskinderen werden altijd gezocht om de lege wagons mee aan te vullen. Hoewel we niet wisten dat er vernietigingskampen waren, begrepen wij allemaal dat kleine kinderen niet zouden gaan werken in Duitsland. Mijn vader probeerde daarom in de nacht voorafgaand aan de deportatie met hulp van een bevriende arts de vertreklijsten te wijzigen door aan te geven dat de kinderen te ziek waren. De Duitsers waren bang voor besmettelijke ziekten, dus soms werkte dit. Eens had iemand van de Orde Dienst in de gaten dat mijn vader een jongetje uit de trein haalde en hem meenam naar het toilet. Hij rukte het kind uit vaders handen en zette het terug in de trein. Het jongetje schreeuwde naar mijn vader: Maar meneer Birnbaum, haalt u mij toch eruit, u had beloofd mij te zullen redden! Mijn vader kon helaas niets meer doen, omdat er werd gedreigd hem ook op de trein te zetten. Die keer heb ik mijn vader zien huilen. Tot op hoge leeftijd kwam dit jongetje terug in zijn nachtmerries. De dag na elk transport waren mijn ouders altijd helemaal kapot. Gedeporteerd naar kamp Bergen-Belsen Mijn moeders zus, tante Frandel, was voor de oorlog al voor de nazi s naar Amerika gevlucht en stuurde mijn vader acht Palestinacertificaten toe, zodat wij konden worden uitgewisseld tegen Duitse krijgsgevangenen in Brits-Palestina. Op 2 februari 1944 moesten wij als gezin in een personentrein naar Bergen-Belsen. De aankomst in Bergen-Belsen was een enorme schok. Wrede SS-soldaten haalden ons uit de trein met stokslagen. Zij schreeuwden en hitsten hun herdershonden tegen ons op. We moesten onze kleding uittrekken en op een hoop gooien. Er werd wit desinfectiepoeder overheen gegooid. Het was erg koud dus trokken we snel onze gedesinfecteerde kledingstukken weer aan. De SS joeg ons lopend voort naar het kamp twee kilometer verderop. Wij moesten naar het Sterrenkamp, omdat wij onze eigen kleding nog mochten dragen met de gele ster erop. Door het prikkeldraad zagen we in het kamp naast ons kaalgeschoren Joodse gevangenen in blauwwit gestreepte kampkleding. Zij waren vanuit andere kampen naar Bergen-Belsen doorgestuurd. Mijn moeder bleef altijd positief De mannen en vrouwen uit onze trein sliepen gescheiden in de barakken. Wij kinderen gingen met mijn moeder naar een vrouwenbarak. Mijn moeder 17

18 Sonny s 90e-verjaardag; vlnr: Rivka, Jacob, Tzvi, Sonny, Sam en Suzie. Vlnr: Tzvi, Suzie, Sam, Rivka, Jacob en Sonny. deelde het weinige brood dat we kregen in hele kleine stukjes en verspreidde dit over de hele dag, zodat iedereen het idee had toch iets te hebben gegeten. Alleen mijn broer Jacob ging met mijn vader mee naar de mannenbarak. De eerste nacht heeft een oude man in het stapelbed onder hem zijn polsen doorgesneden. Jacob wilde daardoor heel snel weer bij ons slapen en dat werd toegestaan. Sam vertelt verder: Er heersten besmettelijke ziekten als tyfus en dysenterie. Ik was vijf jaar en kreeg ernstige vlektyfus en mijn leven hing aan een zijden draadje. Mijn vader voegde daarom naar orthodox gebruik de naam Chaïm, leven, aan mijn naam Samuël toe. In die vreselijke tijden bleef mijn moeder altijd even positief en opgewekt. Op 17 september 1944 arriveerde het Onbekende Kinderen Transport met 52 Joodse weeskinderen uit Westerbork in Bergen-Belsen. Mijn moeder werd gevraagd om zich over deze kinderen te ontfermen en zij zorgde voor hun hygiëne en voeding. Ze vroeg aan een vriendin die keukencorvee had extra voeding te regelen en kreeg van een vriendelijke Duitse soldaat iedere dag een kopje melk voor de zieken. Zij nam ook de zorg voor andere kinderen van overleden moeders erbij en kreeg toestemming om een barak waar voorheen lijken in werden opgeborgen te mogen gebruiken voor de opvang van de groeiende groep kinderen. Ze kreeg het zelfs voor elkaar om een kachel te krijgen en mijn vader mocht haar komen helpen. Vader sterkte ons met zijn verhalen Sonny: Mijn vader was een stuk somberder dan mijn moeder. Zij probeerde hem en alle kinderen altijd op te vrolijken. Na mijn dagelijks corvee hielp ik mijn moeder. Mijn ouders probeerden in het kamp zoveel mogelijk hun religie te beoefenen. Vooral mijn vader sterkte ons met zijn gebeden en verhalen. Dat was voor ons allen een houvast. Toen mijn broer Jacob dertien jaar werd, heeft hij op een avond in onze weeskinderenbarak stiekem zijn bar-mitswa kunnen doen. Vader had een Torah gekregen van een stervende medegevangene en hem beloofd om die naar Israël te zullen brengen. Dankzij dit geschenk had Jacob een Torah-tekst kunnen leren zodat hij deze kon voordragen. Mijn vader zorgde dat er een rabbijn was en de benodigde tien mannen om de joodse viering van zijn volwassenheid te kunnen houden. Mijn vader vond een elektricien die via koperdraad bevestigd aan een lampfitting voor een hete plaat zorgde waarop mijn moeder matze-brood voor Pesach bakte. Tijdens de zeven dagen van Pesach mogen we geen gegist brood eten, maar een rabbijn stond ons dit onder deze vreselijke kampomstandigheden wel toe, omdat er vele mensen van de honger stierven. Het Verloren Transport Op 11 april 1945 moesten we met het grootste deel van het kamp op transport met onbekende bestemming vanwege de nadering van Britse troepen. Na de oorlog heette onze trein Het Verloren Transport, want dit was de laatste van drie treinen waarmee kort voor het einde van de oorlog gevangenen werden afgevoerd uit Bergen-Belsen. Er gingen geruchten dat we naar Theresienstadt gebracht zouden worden om te worden geruild met Duitse krijgsgevangenen uit Palestina. Alle volwassenen waren al in de veewagons gestopt. Mijn moeder pleitte bij de SS-kampbewaker of de ernstig zieke kinderen in de laatste personenwagon mochten vertrekken. Dit werd toegestaan en gelukkig mochten ook mijn ouders bij ons blijven. In die trein zijn vele medegevangenen gestorven aan vlektyfus en ondervoeding, 18 Aanspraak - december 2021

19 want we kregen elf dagen lang nauwelijks eten en drinken. De trein werd meerdere malen aangevallen door de Royal Air Force. Ik was heel bang en dacht alleen maar: Als ik maar achttien jaar mag worden! Bevrijd door de Russen Op 23 april 1945 stond de trein plotseling stil in het Duitse dorp Tröbitz, zestig kilometer boven Dresden. De SS-officier zei toen: We zijn nu vlakbij het Russische front, wij trekken ons terug! De mannen hebben daar tweehonderd lijken uit onze trein begraven. Een Rus te paard kwam voor de troepen uit ons bevrijden. Hij zei: Wij ontruimen het dorp, het dorp Tröbitz is voor jullie! En hij zei tegen de inwoners: Jullie moeten deze kampoverlevenden in jullie huizen opnemen! De Russen zorgden goed voor ons en lieten een trein komen met Russisch-Joodse artsen. Mijn vader kon Jiddisch met hen praten. Ik had zo n hoge koorts dat ik naar het ziekenhuis werd gebracht. Mijn broers stalen ingeblikt voedsel uit een opslagplaats van de Wehrmacht en brachten dit met een kar naar mijn moeder, die voor alle weeskinderen en haar gezin heerlijk kookte. Na enige weken rust keerde ik opgeknapt uit het ziekenhuis terug. We werden door de Russen met de trein naar Leipzig gebracht samen met de weeskinderen. Zij droegen ons daar over aan de Amerikanen en we werden goed verzorgd in een kazerne. Na een week werden we per Rode Kruis-trein tot aan de Nederlandse grens in Zuid-Limburg gebracht. Daar maakten de douaniers een probleem van onze staatloosheid. We mochten aanvankelijk Nederland niet in en werden twee weken naar een klooster in Mamelis gestuurd. toe, waar zij voor de weeskinderen bleven zorgen. Ik was vastberaden om verpleegster te worden, slaagde in augustus 1946 voor het toelatingsexamen in het Shaare Zedek Ziekenhuis in Jeruzalem en rondde de opleiding in 1950 met succes af. Omdat de immigratiequota in dat jaar werden losgelaten, kon ons hele gezin overkomen en er voorgoed blijven. Ik bleef tot mijn pensioen als verpleegster werken. Sam vertelt tot slot: Mijn vader was godsdienstleraar en taaldocent Hebreeuws op lagere scholen in jeugddorpen in Noord-Israël. Mijn moeder kookte daar voor de kinderen. Ik studeerde diergeneeskunde in Utrecht en werkte als microbioloog bij een biologisch laboratorium in Israël. Wij Birnbaumkinderen hebben allemaal grote gezinnen gekregen. Sonny is met meerdere herdenkingsreizen meegegaan van Westerbork naar Bergen-Belsen en Tröbitz. In 1995 was zij gastspreker bij de onthulling van het monument voor alle 526 getroffenen van Het Verloren Transport in Tröbitz. Ik heb nog lang contact gehouden met dokter Van Meeuwen en hem bezocht in Nederland. Dankzij deze reddende engel ben ik gezond ter wereld gekomen, werd ons gezin met mijn vader herenigd en hebben we het allemaal overleefd. Interview: Ellen Lock Sam en Sonny Birnbaum, Tel Aviv Herenigd Begin 1946 werden we door de Bergstichting in Laren opgevangen en daarna vertrokken we met de weeskinderen naar het joodse repatriëringscentrum in De Joodse Invalide in Amsterdam. Als zeventienjarige hielp ik mijn ouders met de zorg voor alle kinderen. Ik droeg een verpleegsterskostuum, want ik wilde graag verpleegster worden. Mijn ouders wilden met de weeskinderen naar Israël emigreren, maar in die dagen was er nog een immigratiequotum. Het land wilde alleen jongeren tot 18 jaar ontvangen, dus mijn ouders lieten mij in mei 1946 alleen naar familie in Haifa vertrekken. De joodse organisaties in Nederland wezen mijn ouders een huis in Bussum

20 Ten toon & te doen Het Airborne Museum in Oosterbeek Het Airborne Museum ligt in Oosterbeek en gaat over de Slag om Arnhem in september Het museum, gevestigd in het voormalige hoofdkwartier van de Britse troepen tijdens de slag, heeft een collectie kleding, uitrustingsstukken, interviews, oorlogsmemorabila, foto s en video s. Foto: Carl Hulscher/Collectie Verzetsmuseum Amsterdam Ada Kruimink en Dick Neijssel plakken illegale bulletins van De Waarheid, begin 1945, Lekstraat Amsterdam. Verzetsmuseum Amsterdam: Een audiowandeling door de Rivierenbuurt De Straat was leeg. Een audiowandeling door de Amsterdamse Rivierenbuurt, zo heet de podcast die gemaakt is door Freek Schröder. Deze geluidsfragmenten over de Rivierenbuurt duren een uur en zijn tot 10 augustus 2030 te beluisteren via: Het museum bevat naast de tentoongestelde collectie ook de Airborne Experience, een ruimte waarin de bezoeker even in de voetsporen van een soldaat treedt. Aan de Arnhemse Rijnkade, tegenover de John Frostbrug, heeft het museum een informatiecentrum, Airborne at the Bridge, over de Slag om Arnhem. Het museum wil laten zien dat vrijheid nooit vanzelfsprekend is. Het Airborne Museum is betrokken bij herdenkingen rond de Slag om Arnhem. Het museum, dat vlakbij de Airborne War Cemetery ligt, is een ontmoetingsplaats voor veteranen en belangstellenden die de slag herdenken. Het Airborne Museum Utrechtseweg 232, 6862 AZ Oosterbeek tel: , info@airbornemuseum.nl website: De audiowandeling is ingesproken door Job Cohen en gebaseerd op het gelijknamige boekje van Ruud Lindeman (1993). De Rivierenbuurt in Amsterdam, aangelegd in de jaren , is internationaal bekend door zijn architectuur en stedenbouwkundige opzet. Tijdens de Duitse bezetting werd de buurt een toneel van vervolging en verzet. Deze audiowandeling voert onder meer langs het huis waar Anne Frank woonde, voor haar onderduikperiode. Verder langs de tramremise in de Lekstraat; een van de locaties waar de Februaristaking van 1941 begon. De wandeling begint bij de monumentale buurtsynagoge uit 1937 in de Lekstraat 63. De podcast met de geluidsfragmenten bestaat uit 38 afleveringen, elke aflevering gaat over één locatie. Wanneer u de wandeling maakt duurt dit circa twee uur. Verzetsmuseum Amsterdam Plantagekerklaan 61, 1018 CX Amsterdam tel: , info@verzetsmuseum.org website: 20 Aanspraak - december 2021

21 Zoek?! De redactie stelt cliënten in de gelegenheid een korte advertentie (maximaal 100 woorden) te plaatsen. Hieraan zijn geen kosten verbonden. Ontvangen oproepen kunnen niet direct worden geplaatst, omdat er veel verzoeken binnenkomen. De redactie neemt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van de oproepen. Een tijd geleden vond ik deze foto van een jongen in het rijstveld in een tweedehands boek. De foto wegdoen kan ik niet, want mogelijk is er iemand die belang heeft bij deze foto? Een deel van de tekst op de achterkant, die niet door mijn scanner opgepakt wordt is: Mardi arrives at the ricefields. Ik hoor graag of iemand meer over deze foto weet? Alvast vriendelijk dank voor uw moeite. Mijn contact gegevens zijn: Yarí van Buel, tel: , yari. Wie kent deze Broadway Slippers? Tijdens de Duitse bezetting was aan de Prinsengracht 678 in Amsterdam een dansvereniging gevestigd met de naam Club Broadway Slippers. Mogelijk vonden er vanuit deze locatie ondergrondse activiteiten plaats waarbij de namen worden genoemd van Ton van Eeten en Wim Ibo, de bekende cabaretier. Zo vielen op zondagavond 29 juni 1941 politieagenten het pand binnen, omdat er een dansfeest met Engelse grammofoonmuziek werd gevierd ter ere van de dertigste verjaardag van Prins Bernhard. Wie herkent de (mogelijke) verzetsmensen op de foto? Graag uw reacties naar Simon Dickens, tel: of Bladwijzer uit kamp Ambarawa. Van een goede Hollandse vriend kreeg ik deze bladwijzer uit kamp Ambarawa op katoen geborduurd, die hij ooit eens in een boek heeft aangetroffen. Is de herkomst en eventueel de maker ervan met de initialen TH of HT nog te achterhalen? En wellicht heeft iemand anders er nog iets aan? Vriendelijke groet, Jack Barkey, gmail.com Er gaan vele verhalen over kinderen die aan boord van de Nieuw Amsterdam (tussen 8 december en 31 december 1945) aan de mazelen bezweken en een zeemansgraf kregen. Zijn er mensen die dit in hun families hebben meegemaakt? Reacties graag naar: Dieter van Schagen, fhdvanschagen.1@ kpnmail.nl 21

22 & Vraag antwoord Mijn psychotherapeut gaf aan dat hij vanaf 1 januari 2022 de kosten van mijn behandeling per consult declareert bij mijn Nederlandse zorgverzekeraar. Kan ik mijn eigen risico dat ik hiervoor moet betalen bij de Wuv blijven declareren? Tot januari 2022 moesten zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg hun behandelingen jaarlijks op basis van een diagnose behandelcombinatie (DBC) bij uw zorgverzekering declareren. Vanaf die datum moeten zij per consult declareren. Voor u betekent dit dat het eigen risico hiervoor straks niet meer eens per jaar, maar per declaratie in rekening wordt gebracht. U kunt dit eigen risico bij ons (blijven) declareren op grond van de eerder afgegeven beschikking. Hiervoor stuurt u uw declaratieformulier in met de afrekening van uw zorgverzekeraar waarop de consulten bij uw psychotherapeut en het eigen risico staan vermeld. Aangezien de therapiekosten onder uw basisverzekering vallen, moet uw psychotherapeut deze volgens de regels van de zorgverzekeraar declareren. Dit is belangrijk omdat wij alleen uw kosten voor het eigen risico kunnen vergoeden. Heeft een verhuizing naar het buitenland gevolgen voor de belastingheffing op mijn uitkering? De afspraken over belastingheffing verschillen per land. In belastingverdragen is vastgelegd of de belastingheffing in het bronland (dit is Nederland voor inkomsten uit Nederland) of in het woonland plaatsvindt. De SVB houdt loonbelasting in als het verdrag bronlandheffing voorschrijft. Bij woonlandheffing houdt de SVB geen loonbelasting in, omdat het land van vestiging dan belasting heft over het pensioen of de uitkering. Als er geen belastingverdrag is tussen Nederland en het land waar u woont dan moet de SVB loonbelasting inhouden. Maar het is dan in Nederland mogelijk om via een aftrek in uw aangifte inkomstenbelasting dubbele belasting te voorkomen, waardoor u niet 2 keer belasting over dezelfde inkomsten betaalt. Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de Nederlandse Belastingdienst. Kan ik als nabestaande in aanmerking komen voor voorzieningen? Nee, bijdragen in kosten voor voorzieningen worden alleen toegekend aan oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers. Na overlijden vervalt het recht op deze voorzieningen. Ter overbrugging betalen wij aan de achterblijvende partner alleen nog de eventuele bedragen voor huishoudelijke hulp (12 maanden), sociaal vervoer (3 maanden), deelname aan het maatschappelijke verkeer (3 maanden) en een huurbijdrage (5 jaar) door. Dit kan alleen als er al een jaar of langer recht was op deze bedragen en zolang de persoonlijke omstandigheden van de achterblijvende partner gelijk blijven. BETAALDATA 2022 Hieronder is aangegeven wanneer wij onze betalingsopdrachten aan de banken versturen. De betaaldata van de buitengewone pensioenen die via de Stichting verlopen, wijken hiervan af. Bij overboekingen naar het buitenland is de ontvangstdatum afhankelijk van de werkdagen van lokale banken. 13 januari 16 mei 15 september 15 februari 15 juni 13 oktober 15 maart 14 juli 15 november 14 april 15 augustus 15 december 22 Aanspraak - december 2021

23 PUZZEL Uw oplossing Horizontaal 2 lokspijs 10 café 11 roem 12 ruiterkleding 13 dulden 16 dakbedekking 18 nieuw (in samenstellingen) 19 de mensen 20 Grieks eiland 22 laatste deel 24 waardevol bezit 26 vader 27 niet lang durend 29 vriesvak 31 dorheid 33 Spaanse eretitel 35 gestampte aardappelen 37 grasland 38 bloemenbosje op de kleding 39 voorzetsel 40 met het bedoelde 42 hoofd van een abdij 43 evangelist 45 Mexicaanse munt 47 geluidloos 48 voedsel tot zich nemen 50 hoge pieptoon 53 zacht buisje 55 kloosterzuster 56 pratende vogel 57 projectieplaatje 59 bolrond voorwerp 60 tot steen geworden 63 artistieke leiding 64 muzieknoot 65 Argentijnse dans 66 met strepen. Verticaal 1 toename 2 Bulgaarse munt 3 eruitzien 4 bordeauxwijn 5 inwoner van Ierland 6 treurspel 7 loven 8 regel 9 meer dan genoeg 14 overblijfsel 15 eb of vloed 16 berouw 17 kleiner doen worden 20 gezelligheidsvereniging 21 het geheel van onderdelen 23 schattig iemand 25 hevige regenval 26 paraplu (volkstaal) 28 vakantie van de Kamer 30 grove tarwe 32 ijzerhoudende grond 33 spoedig 34 vochtig 36 een en ander (afk.) 41 lidwoord 44 niet thuis 46 cafébediende 47 ijzeren pen 49 vereerd indiaans symbool 51 haaksteek 52 man van adel 54 speldje met tekst 56 hap 58 tegen 60 dier met kieuwen 61 hoogste punt 62 periode van vierentwintig uur. Los het kruiswoordraadsel op en breng daarna de letters uit het diagram over naar de gelijkgenummerde vakjes van de oplossingsbalk. Uw oplossing kunt u voor 1 februari 2022 sturen naar: SVB-Leiden Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen Redactie van Aanspraak Postbus 9575, 2300 RB Leiden aanspraak.wvo@svb.nl Uit de goede oplossingen worden de namen getrokken van een eerste ( 75), een tweede ( 50) en een derde ( 25) prijswinnaar. In de volgende editie van Aanspraak maken we de oplossing van deze puzzel en de namen van de drie prijswinnaars bekend. (N.B. medewerkers zijn van deelname uitgesloten). Prijswinnaars september-puzzel: De juiste oplossing is: vuurvliegjes. De winnaars zijn: Mw. W. Munger van Benthem, Wanniassa, Australië (1e prijs); Mw. J.A. Helsloot-Engelen, Geldermalsen (2e prijs), Dhr. F.J.C. Tan, Roermond (3e prijs). Van harte gefeliciteerd! U ontvangt het bijbehorende geldbedrag spoedig op uw bankrekening. Blijf puzzelen, want wie weet bent u een van de volgende gelukkige prijswinnaars. 23

24 Adressen /colofon Correspondentieadres Sociale Verzekeringsbank Afdeling V&O, Postbus 9575, 2300 RB Leiden Bezoekadres Stationsplein 1, Leiden, tel: of website: of Verenigde Staten Consulate General of the Netherlands Consular Department 1 Montgomery Street, Suite 3100, San Francisco, CA Bezoekadres (op afspraak) 120 Kearny Street, Suite 3100, San Francisco, CA tel: , sfn-wuv@minbuza.nl Israël Nederlandse Ambassade Afdeling V&O, Postbus 1967, Ramat Gan Bezoekadres Rechov Abba Hillel 14 (13e verd.) Ramat Gan , Tel Aviv tel: , TEL-VenO@minbuza.nl Indonesië Ambassade v/h Koninkrijk der Nederlanden Jl. H.R. Rasuna Said Kav. S-3 Kuningan, Jakarta tel: +62 (0) , jak-svb@minbuza.nl Canada Consulate General of the Netherlands War Victims Department (WUV) 1, Dundas Street West, suite 2106, Toronto, Ontario M5G 1Z3 tel: , tor-wuv@minbuza.nl Australië Consulate-General of the Netherlands War Victims Department (WUV) Level 23, Tower 2, 101 Grafton Street (corner Grosvenor St), Bondi Junction NSW 2022 tel: +61 (0) , syd-wuv@minbuza.nl Websites voor alle Nederlandse ambassades/consulaten: of Aanspraak is een gezamenlijke uitgave van de Sociale Verzekeringsbank en de Pensioenen Uitkeringsraad. De Sociale Verzekeringsbank (locatie Leiden) verzorgt de uitvoering van de Nederlandse wetten en regelingen voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen. Met al uw vragen kunt u daar terecht. Aanvragen van nieuwe cliënten worden beoordeeld door de Pensioen- en Uitkeringsraad. De Pensioenen Uitkeringsraad stelt ook het beleid vast. Aan de inhoud van de artikelen kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van (delen uit) dit magazine mag uitsluitend geschieden na schriftelijke toestemming van de redactie. Redactieadres SVB, t.a.v. Aanspraak Postbus 9575, 2300 RB Leiden tel: aanspraak.wvo@svb.nl aanspraak@pur.nl website: Website met eerdere interviews Oplage exemplaren Interviews en tekst Ellen Lock, André Kuijpers Drukwerk Rekafa Special Products B.V. Foto s Jonathan Edelman, Gerry Cranham/ Hulton Archive/Getty Images, Nationaal Archief/Spaarnestad Photo, familiealbum Sonny en Sam Birnbaum, familiealbum Ronny Geenen, Carl Hulscher/Collectie Verzetsmuseum Amsterdam. Coverfoto Jonathan Edelman Vormgeving Irene de Bruijn, Ellen Lock ISSN (Koninklijke Bibliotheek) X Voor slechtzienden is de gesproken versie van Aanspraak gratis op CD verkrijgbaar. English translations of selected articles in Aanspraak can be found on our website.