vooraf van belang Uw adresverandering tijdig door te geven.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "vooraf van belang Uw adresverandering tijdig door te geven."

Transcriptie

1 Afgiftekantoor 9000 GENTX Verschijnt zeswekelijks Nummer 40 : APRIL 1989 Bijlage bij Nieuwsbrief van de Liga voor Mensenrechten Kontakt- en informatieblad voor gevangeniswezen en reklassering Waterloostraat BERCHEM ISSN vooraf * De lezer van Fatik zal gemerkt hebben dat de verschijning van het blad enige vertraging heeft opgelopen. Er zijn inderdaad bepaalde problemen ontstaan door het wegvallen van Mevrouw Frieda Ansar, die tot op heden Fatik onbezoldigd tikte. Wij staan erop haar daarvoor, namens al onze lezers van ganserharte te bedanken. Zij heeft zich in de voorbije twee jaar voortreffelijk van haar taak gekweten. Er is helaas voorlopig nog niet in haar vervanging voorzien.. Daardoor is de hele planning vertraagd. Wij verontschuldigen ons hiervoor bij de lezer. Wij wijzen er verder op dat iedere abonné alle nummers toegestuurd zal krijgen waarop hij recht heeft. Wel is het belangrijk dat u uw nieuwe adres doorgeeft aan de redaktie als u verhuist. Als er een nummer van Fatik bij ons terugkomt omdat de bestemmeling onbekend is, verdwijnt dat adres onherroepelijk uit het bestand. Het is dus van belang Uw adresverandering tijdig door te geven.. * Tevens benadrukt Fatik nogmaals zijn pluralistisch karakter. Alle kommuniqués, brieven en wetsvoorstellen, die wij toegestuurd krijgen worden door ons gepubliceerd. Als men in Fatik weinig vindt over bv. de aalmoezeniers of de bewakers, dan komt dat omdat de representatieve organisaties van beide beroepsgroepen ons geen teksten doorsturen, ondanks aandringen van onze kant. Als u in Fatik meer informatie vindt over bepaalde politici dan over andere, dan komt dat ofwel omdat zij in de sektor van het gevangeniswezen veel aktiever zijn dan andere, of omdat de andere politici het niet de moeite waard vinden om hun dokumenten aan ons door te sturen. De fout hiervoor ligt echter geenszins bij ons, maar bij deze politici of aktiegroepen zélf. Het is de taak van Fatik om zijn lezers zo nauwgezet te informeren over wat er reilt en zeilt in de sektor van gevangenis-

2 wezen en reklassering, ongeacht de 'kleur' van de aktieve personen. Wij zullen ook in de toekomst op deze wijze blijven voortwerken en danken onze lezers voor het vertrouwen dat zij in ons hebben. 1. redaktioneel. TRANSPORT VAN GEVANGENEN NAAR BEGRAFENISSEN: EEN OUD ZEER. Op 9 februari 1989 stierf de vader van een geïnterneerde uit Merksplas. Hoewel dit reeds door de zuster van de betrokkene nog dezelfde dag werd doorgebeld duurde het nog tot zondagmiddag 12 februari vooraleer het aan de geïnterneerde werd meegedeeld. Ondanks een spoedige tussenkomst van direkteur Schoeters weigerde de Kommissie ter Bescherming van de Maatschappij een uitgangspermissie om de begrafenis bij te wonen. Betrokkene, die voor erg kleine feiten was geïnterneerd zou immers vluchtgevaarlijk zijn. Op 15 februari werd de vader van de geïnterneerde begraven en kreeg hij ook de doodsbrief. Tot zijn groot verdriet kon hij er zelf helaas niet bij zijn. Dit is geen alleenstaand geval en er is al bijna tien jaar protest tegen deze gang van zaken. Op 3 november 1981 overleed de vader van Jerome Opdorp, een gevangene uit Leuven-Centraal, in het Bijloke Ziekenhuis van Gent. De vader bleef tot op het laatste ogenblik lucide en drong er al sinds tien dagen op aan om zijn zoon te mogen zien. Dat kon echter niet geregeld worden omdat de Rijkswacht weigerde om Opdorp naar Gent te begeleiden. Tot op heden is hierin nog steeds geen verandering gekomen. Volgens artikel 28 van de wet van 2 december 1957 is de Rijkswacht verplicht om gevangenen te begeleiden van en naar de hoven en rechtbanken. Tot 1978 werd dit artikel door het rijkswachtkommando ruim geïnterpreteerd en deden zij ook andere begeleidingen. Bij voorbeeld van een gedetineerde die wil trouwen en die naar het gemeentehuis moet worden gebracht omdat de ambtenaren van de burgerlijke stand niet naar de gevangenis willen komen (zoals dat in Sint-Gillis het geval was).of nog: van gevangenen van wie ouders overleden en die graag naar de begrafenis wilden gaan. Vanaf 1978 ging de Rijkswacht dit artikel echter naar de letter interpreteren, want eigenlijk is zij tot dit soort begeleidingen niet verplicht. Daardoor ontstond een diepmenselijk probleem dat tot op heden nog niet is opgelost. De Rijkswacht wilde deze transporten niet meer doen omdat ze beweerde te weinig personeel te hebben. Dit zou mede het gevolg geweest zijn van de invoering van de 38-uren week. Uit intern onderzoek van de toenmalige rijkswachtkolonel Boone, kommandant van het mobiel legioen (Les activités da la légion mobile. doe. 18, oktober 1977). dat voor deze transporten verantwoordelijk is, bleek echter dat de rijkswachters van dit mobiel legioen tijd zat hebben: 66,25 % van hun tijdsbesteding bestaat namelijk uit het afwachten van opdrachten. Bovendien is het maar de vraag of het uiteindelijk om zoveel transporten per jaar zou gaan dat de Rijkswacht uitgerekend door deze 'humane' uithalingen in ernstige nood zou komen. Het leek er op dat het gevangenenvervoer een voorwendsel was om meer manschappen aan te werven. Tenslotte zou er met meer personeel immers voor de rijkswacht nog geen 2

3 verplichting zijn om deze uithalingen te doen. Daarom diende Daan VERVAET (VU) onder impuls van de ln!lialielgroep Gevangeniswezen (een pluralistische vzw van parlementsleden en vertegenwoordigers van alle mogelijke organisaties uit de sektor van. het gevangeniswezen, die tot doel had wetsvoorstellen en interpellaties voor te bereiden en ook initiatiefnemer was van Uw lijfblad, Fa/il<) op 18 maart 1982 een wetsvoorstel in om artikel 28 van de wet van 2 december 1957 zo te wijzigen dat de Rijkswacht alle uithalingen waartoe de Minister van Justitie had besloten, zou moeten begeleiden. Dit voorstel, dat medeondertekend was door alle politieke partijen, bleef in de Kamerkommissie van Binnenlandse Zaken stof vergaren. Er kwam niets van terecht en het werd later ook niet opnieuw ingediend. Vermelden we nog dat dit voorstel slechts een gedeeltelijke oplossing voor het probleem zou bieden: immers, al naar gelang zijn statuut, hangt een bewoner van de Belgische bajessen af van een andere overheid. Voor voorlopig gehechten moet de onderzoeksrechter toestemming geven, voor geïnterneerden de Kommissie ter Bescherming van de Maatschappij, voor definitief veroordeelden: het Hoofdbestuur der Strafinrichtingen. Het voorstel-vervaet regelde de zaak alleen maar voor veroordeelden. Daarom zou het moeten worden aangevuld met een wettelijke regeling voor andere gevangenisbewoners. Naar aanleiding van de kwestie van de geïnterneerde uit Merksplas schreef de Liga voor Mensenrechten daarom op 10 maart 1989 een brief aan Justitieminister WA THELET (PSC) en aan Binnenlandminister TOBBACK (SP) om dit soort transporten voor eens en voor altijd én voor alle gevangenisbewoners te regelen door middel van een wetsontwerp. De Liga stuurde de beide Ministers een dossiertje, waarin de verschillende opties werden opgesomd: begeleiding door de Rijkswacht, door de gemeentepolitie, door aalmoezeniers en bewaarders (voor definitief veroordeelden of geïnterneerden) of de overname van het Nederlandse model. Bij onze noorderburen gebeurt het vervoer van voorlopig gehechten door de parketpolitie. Deze is ondergebracht bij de Rijkspolitie en heeft, behalve de taak om gehechten te vervoeren ook de opdracht om de verdachte tijdens de rechtzitting te bewaken, om zorg te dragen voor de orde en de rust in het gerechtsgebouw, aanwezig te zijn bij de verhoren (van de Officier van Justitie, onze prokureur. en de Rechter-kommissaris, onze onderzoeksrechter) in het Gerechtsgebouw. Om voorlopig gehechten te vervoeren moet de Officier van Justitie via een transportorder opdracht geven voor het vervoer. Ook toestemming om onder begeleiding naar begrafenissen, huwelijken, zieke familieleden e.d. te gaan, wordt door hem gegeven. De begeleiding en het vervoer gebeurt door leden van de parketpolitie. In België vallen al deze opdrachten onder de bevoegdheid van de Rijkswacht. Voor definitief veroordeelden heeft Nederland echter een Justitiële Autodienst (JAD) die uit daartoe speciaal opgeleide bewaarders bestaat. Zij verzorgen het vervoer van gedetineerden van de ene inrichting naar de andere. Toestemming om onder begeleiding naar begrafenissen, huwelijken, e.d. te gaan wordt gegeven door een afdeling van het Ministerie van Justitie. Als dat noodzakelijk wordt geacht gebeurt de begeleiding van de gedetineerde door leden van de parketpolitie, door de JAD, door medewerkers van de inrichting (meestal hulpverleners) of door maatschappelijk werkers van de reklassering. In België is de situatie voor definitief veroordeelden min of meer analoog: het transport van gedetineerden van 3

4 de ene gevangenis naar de andere gebeurt ook door bewaarders in de fameuze groene busjes van het gevangeniswezen. Er is echter wel steeds een rijkswachter op post. want dit vervoer is geen echte Justitiële Autodienst omdat bewaarders niet de zelf de bevoegdheid hebben als de Rijkswacht bij ontvluchtingspogingen. Men vraagt zich af waarom dit niet zou kunnen geregeld worden. In 1982 toen de Initiatiefgroep Gevangeniswezen hierrond aktie voerde, was het Hoofdbestuur echter tegen de kreatie van zo'n JAD omdat ze niet zouden weten waar ze deze moesten 'stationeren', hoe ze de leden moesten opleiden en wat men ermee zou moeten doen in de uren die openblijven. Een beetje een fantasieloze visie, want in Nederland weet men op al deze vragen het antwoord blijkbaar wel en ook het mobiel legioen van de Rijkswacht schijnt het te kennen. Voor definitief veroordeelden heeft het Bestuur van het Gevangeniswezen ook de mogelijkheid om bij eventuele uitgangspermissies ter gelegenheid van begrafenissen en huwelijken, de aalmoezenier of een maatschappelijk assistent van de strafinrichting of zelfs iemand van het beschermcomité aan te spreken om de gedetineerde te begeleiden. De beslissing tot zo'n uitgangspermissie neemt het hoofdbestuur, desgevallend na advies van de plaatselijke gevangenisdirekteur. Men staat het meestal toe als de gedetineerde in de voorwaarden is voor penitentiair verlof (3 maanden voor 1/3 van de straftijd om is voor primair veroordeelden). Stilaan werd dit systeem uitgebreid tot mensen die 1 jaar voor deze voorwaarden waren. Er is echter geen enkele reden om dit niet uit te breiden tot alle gedetineerden. Het Hoofdbestuur weigerde dit omdat de gedetineerden in het begin van hun straf gevaarlijker zouden zijn en meer geneigd tot ontvluch- ten. Er is echter geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat deze visie staaft. Toch is het Hoofdbestuur nu veel soepeler dan vroeger en is het niet-toestaan van een uitgangspermissie voor definitief veroordeelden eerder de uitzondering. Aan de uitbreiding van dit systeem zit (benevens het feit dat maatschappelijk assistenten. aalmoezeniers en leden van het beschermcomité uiteraard geen bevoegdheden hebben m.b.t. ontvluchtingen) toch een negatief aspekt: tegenover hun kliënt wordt de verantwoordelijke opgezadeld met een kontrolerende taak, precies op een ogenblik dat iedereen ervoor pleit om hulpverlening en kontrole te scheiden. Dat was trouwens de teneur van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 24 juli 1987 op het Forensisch Welzijnswerk. Kortom: hoewel dit soort begeleidingen vaak de menselijkste oplossing is, heeft het op termijn toch een raar bijsmaakje. Een andere oplossing, die werd gesuggereerd, bestond eruit dit soort begeleidingen te laten doen door de gemeentepolitie. Onmiddellijk na de bekendmaking van het probleem van Jerome Opdorp via de krant De Morgen reageerde de Leuvense burgemeester VANSINA (CVP). Hij stelde zijn politiekorps ter beschikking om voortaan dit soort begeleidingen te doen. Hij beriep zich daarvoor op artikel 128 van de Gemeentewet van 30 maart Dat artikel maakt het mogelijk dat agenten van de politie door de provinciegouverneur gemachtigd kunnen worden om hun gerechtelijke en administratieve funkties in andere gemeenten uit te oefenen. Er gebeurden sindsdien in Leuven allerhande begeleidingen, tot en met naar Oostende en het verliep allemaal probleemloos, hoewel in Leuven-Centraal toch de gevaarlijkste gevangenen zouden zitten, want daar verblijven de zwaargestraften van Vlaanderen. De toenmalige 4

5 direkteur-generaal van het gevangeniswezen, de heer Julien DE RIDDER, stond begeleidingen van gestraften door de gemeentepolitie toe op voorwaarde dat de Rijkswacht eerst gevraagd was en deze had geweigerd om dit soort begeleidingen te doen. Op voorstel van Wivina DE MEESTER (CVP) schreeft de toenmalige voorzitter van de Initiatiefgroep Gevangeniswezen, prof. Lode VAN OUTRIVE, op 17 september 1982 een brief aan de burgemeesters van de 33 Belgische gemeenten waar gevangenissen zijn. Van Outrive vroeg de burgemeesters om artikel 128 van de gemeentewet zo toe te passen dat het vervoer van gedetineerden bij familiale omstandigheden mogelijk zou worden. Dat kan door de wet van 25 juni 1969, maar het is duidelijk een noodoplossing in afwachting van een definitieve regeling van het probleem, die men toen spoedig verwachtte. Na de gemeenteraadsverkiezingen werd nog eens een nieuwe brief gestuurd op 16 januari Vooral de Waalse burgemeesters getroostten zich weinig moeite: ze reageerden ofwel niet ofwel in stereotiepe bewoordingen ("er is personeelstekort"). De Vlamingen namen de zaak veel ernstiger op: in de streek van Turnhout, waar toch vier strafinrichtingen gevestigd zijn, hadden de politiekommissarissen zelfs een dagje de koppen bijeengestoken om voor het probleem een oplossing te zoeken. Uit de korrespondentie die daaruit volgde blijkt wat de problemen zijn: er is personeelstekort bij sommige korpsen. Zo zou men in Hoogstraten voor één begeleiding 1/4 van het aantal agenten moeten optrommelen: er is immers minstens een vervoerder en een begeleider nodig. In Merksplas is de situatie nog dramatischer: het politiekorps is er nog kleiner, maar er zijn soms wel 800 opgeslotenen in de strafinrichting. Men wijst er ook op dat de kostprijs van het vervoer ten laste valt van de gemeentes terwijl deze eigenlijk door de staat moeten worden gedragen. Het argument van personeelstekort gaat echter al minder op voor Brugge dat toch zo'n 50 agenten heeft voor ongeveer 225 opgeslotenen. Een tweede probleem is dat speciale medische eisen worden gesteld aan de vervoerders van gevangenen en in kleine politieposten heeft het personeel niet de vereiste opleiding. Tenderde blijft het natuurlijk een punt dat de begeleidende politiemensen in de andere gemeentes slechts hulpdienaren zijn: ze staan als het ware de plaatselijke politie bij. Enerzijds moeten zij ingrijpen als er een ontvluchtingsmoging gebeurt, anderzijds zitten ze buiten hun ambtsomschrijving. Het probleem is des te gekompliceerder daar het menselijk gezien onmogelijk is om de gedetineerde geboeid mee te laten opstappen in een lijkstoet. Vanuit de veiligheidsoptiek merkt men echter op dat als gevangenen kunnen ontsnappen uit een elektronisch bewaakte gevangenis, waarom dat dan niet uit een lijkstoet zou kunnen. Vele Vlaamse politiekommissarissen stellen zich dus de vraag hoe een efficiënte bewaking moet verzekerd worden, wie de verantwoordelijkheid heeft bij ontvluchting (sommige kommissarissen vrezen dat de agent bij ontvluchting het gevaar loopt om op grond van artikel 332 en volgende van het Strafwetboek korrektioneel te worden bestraft, terwijl de gevangene zelf en zijn naaste bloed- of aanverwanten die eventueel de ontvluchting bewerken of vergemakkelijken niet verontrust kunnen worden), hoe het zit met de verzekering en de burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente van vertrek e.d. Al deze bedenkingen nemen niet weg dat de Vlaamse politiekommissarissen wel oog hebben voor die problemen en dat er in de streek van Turnhout en in deze van Gent al samenwerkingsakkoorden met de 5

6 aanpalende gemeenten tot stand kwamen. Toch blijft het nog altijd mogelijk dat opgesloten gevangenen niet naar de begrafenis van hun ouders kunnen: de verantwoordelijkheden van de verschillende mogelijke vervoerders én het feit dat voor verschillende groepen gevangenen andere organen verantwoordelijk zijn maakt de zaak er zeker niet gemakkelijker op: er zal meer dan één wet moeten worden aangepast. Daarom is een wetgevend initiatief van de regering broodnodig. Het kan niet dat deze middeleeuwse toestand blijft voortduren. John DE WIT 2. parlement. WETSONTWERPEN Overbrenging buitenlandse gevangenen Wetsontwerp inzake de overbrenging tussen Staten van gevonniste personen, Kamer, , 608/ 1 De vroegere Justitieminsiter Jean GOL (PRU diende, naar aanleiding van de berechting van een aantal Britse voetbalsupporters m.b.t. het Heizeldrama een wetsontwerp in waardoor het mogelijk wordt dat personen die in het buitenland veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf onder bepaalde voorwaarden deze straf in hun eigen land kunnen uitzitten en omgekeerd. Het ging hier om een verdrag van de Raad van Europa dat reeds op 21 maart 1983 was opgemaakt en werd gekombineerd met een overeenkomst van 25 mei 1987 tussen de Lidstaten van de EG m.b.t. hetzelfde onderwerp. Het betreft wetsontwerp 1046/ 1 uit de zittijd Ten gevolge van een heleboel kommentaren van Mevrouw MERCKX-VAN GOEY ( CVP) werd het ontwerp op 14 juli 1988 terug verwezen naar de Kamerkommissie van Justitie. Deze zou met haar bespreking wachten op een aanvullend wetsontwerp van Justitieminister WA THELET (PSC). Onderstaande tekst is dit wetsontwerp, dat dus in kombinatie met het ontwerp-gal moet worden gezien. (Zie: Fa/ik 33, apr;/ /988, pp /; Fat1k 38, novembe, 1988, pp. 6-7) Om een overbrenging van een gevonniste persoon van of naar België te organiseren 6

7 moet aan vijf voorwaarden voldaan zijn: de overbrenging kan slechts geschieden in uitvoering van een op grond van wederkerigheid gesloten overeenkomst of internationaal verdrag waarin in deze vorm van samenwerking is voorzien; het vonnis moet onherroepelijk geworden zijn; het feit moet zowel in België als in het betrokken buitenland een misdrijf zijn; de gevonniste persoon moet uitdrukkelijk zijn toestemming geven; de overbrenging kan alleen geschieden naar de staat waarvan de gevonniste persoon onderdaan is. De definitie van de term 'onderdaan' valt in principe samen met zijn nationaliteit, maar soms kan overbrenging naar het land waar de gevonniste zijn gewone en regelmatige verblijfplaats heeft gepast lijken. De overbrenging van een gevonniste persoon kan geweigerd worden als er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat zijn toestand zal verslechteren omwille van zijn ras, zijn godsdienst of zijn politieke overtuiging. De term 'veroordeling' heeft eveneens betrekking op veiligheidsmaatregelen (zoals bv. de internering). Als België de staat van veroordeling is (die de overbrenging van de gevonniste naar een ander land moet verzorgen) dan is de procedure als volgt: de gevonniste wordt gehoord door de prokureur des Konings van de plaats van opsluiting. Hij mag door een raadsman worden bijgestaan. Dit moét zelfs als de gedetineerde om bijstand heeft verzocht of als men dit omwille van de mentale toestand of de leeftijd van betrokkene nodig acht. Die raadsman kan de aandacht vestigen op de juridische gevolgen van de instemming. Er wordt pv opgemaakt, dat als officieel stuk aan het overbrengingsdossier wordt toegevoegd. De toestemming is onherroepelijk gedurende 90 dagen nadat ze aan de prokureur is gegeven. Als de overbrenging dan nog niet heeft plaatsgegrepen kan de gedetineerde deze toestemming weer intrekken door een eenvoudige brief aan de direktie van de gevangenis waar hij verblijft en dit tot op de dag waarop hem de datum van overbrenging wordt meegedeeld. Als België de staat is waarnaar de gevonniste moet worden overgebracht wordt geen aparte procedure van uitvoerbaarverklaring (exequatulj van de buitenlandse beslissing voorzien. De overbrenging is immers een humanitaire maatregel in het kader van de samenwerking in strafzaken. De buitenlandse beslissing wordt dus niet ingevoegd in de Belgische rechtsorde en er worden ook niet de gevolgen aangekoppeld die een door het Belgisch gerecht uitgesproken vonnis zou meebrengen (bv. m.b.t. de kieswetgeving e.d.). België zorgt alleen voor de uitvoering van de straf of de maatregel. Zodra de veroordeelde in België aankomt wordt bij naar de strafinrichting gebracht die hem is aangewezen. Binnen vierentwintig uur na zijn aankomst verschijnt de overgebrachte persoon voor de prokureur des Konings van het rechtsgebied. Deze kijkt het dossier na en beveelt de opsluiting van de veroordeelde of geïnterneerde. In dit laatste geval wordt de zaak tevens aanhangig gemaakt bij de bevoegde Kommissie tot Bescherming van de Maatschappij. Als de prokureur na inzage van het dossier vaststelt dat de straf of de maatregel door de aard of door de duur niet overeenstemt met wat de Belgische wet voor dezelfde feiten voorschrijft, dan maakt hij de zaak aanhangig bij de korrektionele rechtbank. Die velt binnen de maand een nieuw vonnis, waartegen beroep mogelijk is. Het nieuwe vonnis is echter onmiddellijk uitvoerbaar. De aanvankelijke straf mag echter niet worden verzwaard. De gevangenisstraf loopt gewoon door tijdens de periode van overbrenging. Tegen een persoon die in het buitenland is veroordeeld, maar in België zijn straf 7

8 uitzit, kunnen geen vervolgingen meer worden ingezet wegens dezelfde feiten. Ook kan geen andere veroordeling voor dezelfde feiten meer worden uitgevoerd, als de gevonniste naar België is overgebracht. België kan ook de doortocht toestaan van een gevonniste persoon naar het land waarvan hij onderdaan is. Deze doortocht kan echter geweigerd worden als tegen de gevonniste in België een gerechtelijk onderzoek loopt, dat echter geen betrekking heeft op de feiten waarvoor de gevonniste reeds gestraft is en wordt overgebracht naar het land waarvan hij onderdaan is. WETSVOORSTELLEN Strafregister Wetsvoorstel van de heer GRAFE (PSC) betreffende de strafregisters en tot vervanging van het eerste hoofdstuk van titel V 11 van boek 11 van het Wetboek van Strafvordering, Kamer, B.Z. 1988, 410/1 Eigenlijk is het voorstel-grafé een samenvoeging van het in april 1985 door de Minister van Justitie Vermeylen en door de Minister van Binnenlandse Zaken Gilson ingediende wetsontwerp betreffende de strafregisters (Kamer, 64-65, 1046/ 1) en van het in april 1982 door de heren Declercq en Vervaet (VU) ingediende wetsvoorstel tot regeling van de afgifte van het bewijs van goed zedelijk gedrag (Kamer, 81-82, 299/1) met het daarop door de Kommissie voor de justitie goedgekeurde amendement-bourgeois (CVP) (Kamer, /2: am.: 299/3: verslag Belmans namens de Kommissie). In feite bestaan er in België drie soorten strafregisters, historisch op een verschillend ogenblik ontstaan, met een onderling verschillende funktie. Het zgn. strafregister van de griffies is de meest oorspronkelijke vorm van strafregister en vindt haar wettelijke grondslag in de artikelen 600 tot 602 van het Wetboek van Strafvordering. Volgens deze in 1808 ingevoegde bepalingen moeten de griffiers van de korrektionele rechtbanken en van de hoven van assisen alfabetische registers bijhouden waarin elke zaak en elke veroordeling wordt vermeld. Vervolgens stelt de Minister van Justitie aan de hand van driemaandelijkse afschriften van deze registers een zgn. algemeen register op. Dit laatste met de bedoeling om statistieken te kunnen opstellen over het aantal berechte misdrijven en om per veroordeelde de bestaande gegevens samen te brengen. Door middel van dit register wilde de wetgever kunnen vaststellen of iemand zich al dan niet in een staat van wettelijke herhaling bevond. Het gemeentelijk strafregister heeft geen enkele wettelijke grond en is georganiseerd via een aantal ministeriële omzendbrieven. Het is gegroeid vanuit de behoefte van de gerechtelijke overheden om een volledig zicht te hebben op de strafrechtelijke carrière van rechtsonderhorigen die mogelijk al in een ander rechtsgebied veroordeeld waren. Het werd officieel gemaakt door een eerste omzendbrief van Het eigenlijke centraal strafregister kent evenmin een wettelijke grondslag en is totstandgekomen en eveneens verder uitgewerkt door ministeriële omzendbrieven. Vanaf 1888 werden de griffies verzocht om de driemaandelijkse staten van hun register te vervangen door een systeem van afzonderlijke en individuele berichten van veroordelingen die moesten worden toegezonden aan de Minister binnen de drie dagen nadat de vereerde- 8

9 ling definitief werd. Momenteel worden in het centraal strafregister de volgende gegevens opgeslagen: - veroordelingen tot kriminele en korrektionele straffen; - sommige politiestraffen; - terbeschikkingstelling van de regering (wet op de landloperij); - bepaalde maatregelen t.o.v. minderjarigen, alsook door jeugdrechter of jeugdkamer uitgesproken ontzetting uit de ouderlijke macht (art. 63 van de wet op de jeugdbescherming); - interneringsmaatregelen: - door buitenlandse rechtskolleges tegen Belgen uitgesproken veroordelingen die onder één der voornoemde beslissingen vallen, op voorwaarde dat aan de Belgische regering kennis werd gegeven van deze veroordelingen op grond van internationale overeenkomsten: - genadebesluiten, houdende kwijtschelding, vermindering of omzetting van de straf; - besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling; - beslissingen tot wegzending uit het leger; - vervallenverklaringen van burgerlijke en politieke rechten bij toepassing van de wetgeving betreffende de epuratie inzake burgertrouw; - opschorting van de uitspraak van veroordeling (art. 7 van de wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie). Uittreksels uit het centraal strafregister mogen worden afgeleverd aan de volgende personen en instanties: - de gerechtelijke overheden (onderzoeksrechter, parket, rechters zetelend in strafzaken,... ); - de centrale administraties van de ministeriële departementen; - sommige openbare diensten (RTT,... ); - provinciegouverneurs, arrondissements- kommissarissen; - Belgische diplomatieke en konsulaire agenten, in België afgevaardigd; - gemeentebesturen (enkel voor de toepassing van de hun wettelijk voorgeschreven verplichtingen, bv. inzake militie); - vreemde justitiële overheden (op voorwaarde dat dit t.o.v. België ook gebeurt); - supranationale instellingen met zetel in België, voor de aanwerving van personeel; - partikulieren, mits uit hun gemotiveerde aanvraag een bijzondere reden blijkt (inreis- of verblijfsvergunning: sollicitatie in het buitenland); zeker bij een aanvraag voor een burgerlijke procedure zou de Minister het advies inwinnen van de prokureur-generaal. In het uittreksel uit het centraal strafregister mogen de volgende gegevens niet vermeld worden: - veroordelingen tot straffen waarvoor eerherstel werd verleend (art. 634 Sv.); - veroordelingen die werden uitgewist (art. 620 Sv.); - veroordelingen ongedaan gemaakt door amnestie; - minnelijke schikkingen (wet van ); - beslissingen die uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf verlenen zijn eigenlijk veroordelingen en dienen als zodanig te worden vermeld, ongeacht of de proeftijd al dan niet met gunstig gevolg verstreken is (een omzendbrief van 1889 stelt dat in principe voorwaardelijke veroordelingen - thans dus ook veroordelingen met uitstel - niet meer mogen meegedeeld worden na een gunstige proeftijd, althans niet aan anderen dan aan de gerechtelijke overheden); - beslissingen die de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten, althans niet aan andere dan gerechtelijke overheden, en dan nog enkel ingeval van nieuwe vervolgingen gedurende de proef- 9

10 tijd (art. 7 van de wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie), of voor strafbare feiten die gedurende de proeftijd werden gepleegd. Vandaar dat in de aanvraag tot het bekomen van een uittreksel de aard van de ten laste gelegde feiten en de datum ervan moeten worden vermeld, opdat de bevoegde dienst kan uitmaken of zij de beslissing tot opschorting al dan niet mag vermelden. Sommige in het gemeentelijk strafregister opgenomen beslissingen komen niet voor op het centraal strafregister. zoals de minnelijke schikkingen en de niet in het CSR opgenomen veroordelingen tot politiestraffen. Verder werd in sommige gemeenten het zgn. bijzonder strafregister (art. 23 van het KB van ) in het gemeentelijk strafregister geïntegreerd. Aldus belanden in het gemeentelijk strafregister o.m. de beslissingen betreffende faillietverklaring, gerechtelijke onbekwaamverklaring, kollokatie, ontzetting uit de vaderlijke macht,... Worden echter niet opgenomen in het gemeentelijk strafregister (maar wel in het centraal strafregister): maatregelen t.a.v. minderjarigen, internering, opschorting van de uitspraak van veroordeling. Toch is het in de praktijk niet uitgesloten dat de verantwoordelijke van het gemeentelijk strafregister hiervan kennis krijgt. Het gemeentelijk strafregister levert bepaalde dokumenten af, met name de staat van veroordelingen, getuigschriften van goed zedelijk gedrag en het inlichtingenbulletin. Het inlichtingenbulletin wordt opgemaakt door de gemeentepolitie, en het bevat naast een aantal identifikatiegegevens de meest uiteenlopende informatie over de familiale, sociale, professionele en financiële positie van de persoon in kwestie, evenals informatie over zijn gerechtelijk verleden. Het inlichtingenbulletin moet, volgens diverse ministeriële omzendbrieven en onderrichtingen van gerechtelijke overheden, worden opgemaakt en bijgevoegd bij elk proces-verbaal waarin een misdrijf wordt vastgesteld. Verder moet het parket, telkens wanneer het een aanvraag voor een uitgifte van het centraal strafregister wil doen, een inlichtingenbulletin of een inlichtingenblad laten opmaken. Dit om vergissingen i.v.m. de identiteit te vermijden en om door de diensten van het centraal strafregister één en ander te laten nagaan. Vandaar dat men in het strafdossier meestal bij de stukken "gerechtelijk verleden en identiteit" ook een inlichtingenblad of -bulletin zal aantreffen. De zgn. staat van veroordelingen is een uitgifte van het gemeentelijk strafregister bestemd voor administratieve overheden, telkens wanneer die een dergelijke staat nodig hebben om een wettelijke of reglementaire bepaling toe te passen (bv. in verband met tuchtstraffen). Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag tenslotte is een uittreksel uit het gemeentelijk strafregister dat wordt afgegeven door de burgemeester, of door de daartoe gemandateerde politiekommissaris of bijzonder agent. In principe kan elke partikulier het aanvragen - voorzover het getuigschrift op hemzelf betrekking heeft. Openbare overheden kunnen het slechts aanvragen wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling het toelaat, of wanneer ze door de betrokkene uitdrukkelijk ertoe gemachtigd worden. Het getuigschrift zelf moet rechtstreeks worden afgegeven aan de persoon over wiens gedrag het gaat, behalve in uitzonderlijke gevallen. Elk getuigschrift bevat een verklaring omtrent het al dan niet "van goed zedelijk gedrag" zijn, eventueel vergezeld van bepaalde opmerkingen. Het is niet uitgesloten dat iemands gedrag als "niet goed zedelijk" wordt gekwalifi-- 10

11 ceerd, ondanks het feit dat hij geen enkele veroordeling heeft opgelopen, en omgekeerd. Daarnaast bevat het getuigschrift, bestemd voor een openbaar bestuur: - alle in het gemeentelijk strafregister voorkomende veroordelingen: - veroordelingen met uitstel (zelfs na het verstrijken van de termijn): - terbeschikkingstelling van de regering voor gewoontemisdadigers; - vervallenverklaring van burgerlijke en politieke rechten, waarvan de betrokkene nog het voorwerp is op het ogenblik van de afgifte; - eventueel een genademaatregel (vermeld naast de betreffende veroordeling). Het getuigschrift bestemd voor een partikulier bevat: - kriminele veroordelingen opgelopen tijdens de twintig voorgaande jaren; - korrektionele straffen van minder dan drie jaar, opgelopen tijdens de vijf voorgaande jaren; - politieveroordelingen niet ouder dan 12 maanden: - terbeschikkingstelling van de regering van gewoontemisdadigers; - eventueel bekomen genademaatregelen. Daarentegen mogen in een getuigschrift van goed zedelijk gedrag niet worden opgenomen: - veroordelingen tot straffen waarvoor eerherstel werd verleend; - veroordelingen die werden uitgewist; - veroordelingen ongedaan gemaakt door amnestie; - beslissingen tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling; - in getuigschriften bestemd voor partikulieren: veroordelingen met uitstel, na het verstrijken van de termijn en zonder dat een nieuwe kriminele veroordeling of een hoofdgevangenisstraf van meer dan één maand werd opgelopen (vgl. met de in uittreksels van het centraal strafregister verboden vermeldingen). Mogen evenmin in het getuigschrift worden vermeld: - internering; - maatregelen t.o.v. minderjarigen; - veroordelingen uitgesproken door vreemde rechtbanken; - veroordelingen die niet in kracht van gewijsde zijn gegaan; - de vervallenverklaringen van burgerlijke en politieke rechten opgelopen. zelfs wanneer hij ervan opheffing bekwam of wanneer de duur ervan verstreken is op het ogenblik van de aanvraag van het getuigschrift; - minnelijke schikkingen. Het wetsontwerp Vermeylen-Gilson vertaalt in een aantal in het Wetboek van Strafvordering in te voegen bepalingen (nieuwe artikelen ) de thans geldende praktijk en omzendbrieven. Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag zou echter vervangen worden door een uittreksel uit het gemeentelijk strafregister, dus zonder enige subjektieve beoordeling vanwege de opsteller. Paradoksaal genoeg zou dit in het nadeel kunnen zijn van personen met een gerechtelijk verleden, maar die voorheen niettemin de kwalifikatie "van goed zedelijk gedrag" (annex ev. gunstige opmerkingen) konden bekomen... Het wetsvoorstel-declercq-vervaet (VU) gaat verder, omdat het o.m. bepaalt dat het afleveren aan partikulieren van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag of van enig ander dokument dat melding maakt van veroordelingen of van de afwezigheid ervan, verboden is. Voorts stellen de indieners dat gegevens betreffende het gerechtelijk verleden van partikulieren slechts aan de administratieve of gerechtelijke autoriteiten, "te hunner informatie alleen", of ter uitvoering van internationale akkoorden, kunnen worden meegedeeld. Het voorstel-declercq-vervaet beperkt zich dus tot een verbod van afgifte aan 11

12 partikulieren. Van de Staat werd immers "medio 70" bekomen, op verzoek van de Liga voor Mensenrechten, dat voor de instellingen onder voogdij en voor de parastatalen, de zorg voor het beoordelen van gerechtelijke antecedenten wordt overgelaten aan het Vast Wervingssekretariaat en andere wervingsbureaus. Daarentegen kon van de privé-werkgevers, op wiens verzoek door partikulieren een getuigschrift wordt aangevraagd, een dergelijke verbintenis niet bekomen worden. Tijdens de bespreking van het wetsvoorstel-declercq-vervaet door de kommissie voor de justitie van de Kamer werd unaniem een amendement van de heer Bourgeois (SP) aangenomen, waardoor iedereen het recht heeft zijn strafregister in te zien en de verbetering ervan te vragen. Het voorstel-declercq-vervaet werd op 23 juni 1983 door de Kamer goedgekeurd en naar de Senaat verzonden. Tot op heden gebeurde er niets in deze Hoge Vergadering! Het wetsvoorstel-grafé (PSC), waarover het hier uiteindelijk gaat, wil voor de strafregisters een nieuwe en ruim opgevatte regeling invoeren. Het voorstel komt in haar grote lijnen overeen met het wetsontwerp-vermeylen-gilson, en het houdt rekening met de door de Raad van State geformuleerde opmerkingen. Daarnaast werd ook het wetsvoorstel-declercq-vervaet en het door de kommissie goedgekeurde amendement-bourgeois erin verwerkt. Nieuw in het voorstel-grafé is o.m. het wettelijk verbod dat in het strafregister geen ander gegeven mag worden opgenomen dan door de wet uitdrukkelijk is voorzien. Verder bekrachtigt het wetsvoorstel de rechtspraak van het Hof van Kassatie m.b.t. de niet-authentieke bewijswaarde van uittreksels uit het strafregister. De rechter kan een beslissing tot strafverzwaring omwille van herhaling, of van herroeping van het uitstel, niet steunen op de uittreksels van het strafregister die zich bevinden in het strafdossier. maar hij zal zich moeten steunen op een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing in kwestie. Daarnaast wordt het aantal personen en instanties aan wie uittreksels mogen worden gegeven drastisch beperkt. Uittreksels uit het centraal strafregister mogen alleen worden afgegeven aan gerechtelijke autoriteiten en, met toestemming van de Minister van Justitie, aan degene op wie het uittreksel betrekking heeft. Aan een vreemde overheid kunnen dergelijke uittreksels enkel worden afgeleverd in de gevallen door internationale overeenkomsten bepaald. Uittreksels uit het gemeentelijk strafregister mogen alleen worden afgegeven aan de gerechtelijke autoriteiten en aan degene op wie het uittreksel betrekking heeft. Elk uittreksel uit het gemeentelijk strafregister moet de bestemming ervan vermelden. Er mogen geen uittreksels worden afgeleverd voor andere bestemmingen dan de wettelijk bepaalde. Belangrijk is ook het verbod tot afwending van uittreksels. In geen geval mogen uittreksels (uit centraal of gemeentelijk strafregister) worden aangewend om een verzoek tot aanwerving bij een partikuliere werkgever te steunen, noch voor een aanvraag m.b.t. een sociale woning of enig ander sociaal voordeel. Tenslotte herneemt het voorstel-grafé een door de kommissie verworpen artikel uit het wetsvoorstel-declercq-vervaet, dat overtredingen van de vastgestelde regels straft met een korrektionele gevangenisstraf (tot 3 maanden) en een geldboete, te verdubbelen in het geval het misdrijf werd begaan door een met gemeentelijk of centraal strafregister betrokken ambtenaar. De kamerkommissie voor de justitie had dit artikel verworpen omdat zij meende dat dit soort strafbepalingen in tegenspraak was met het doel van het 12

13 voorstel. Declercq en Vervaet wilden immers de reklassering van exgevangenen bevorderen door te verhinderen dat vroegere straffen hen eindeloos zouden achtervolgen. Het voorstel-declercq-vervaet werd uiteindelijk goedgekeurd na herhaalde aktie van de initiatiefgroep Gevangeniswezen. Ook bij de leden van de senaatskommissie voor justitie werd aktie gevoerd, maar tot op heden zonder sukses. Dit wetsvoorstel herneemt een eerder ingediend wetsvoorstel. Voor nadere informatie zie: L. DUPONT en O.M. MOONS, "Het strafregister in België", Panopticon, 1980, 5, pp Hof van Assisen Wetsvoorstel van Mevrouw MERCKX-VAN GOEY (CVP) betreffende de ondervraging van de getuigen door de beschuldigde voor het Hof van Assisen, Kamer, , 507/1 Mevrouw Merckx-Van Goey heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie de getuigen rechtstreeks mag ondervragen, terwijl de beschuldigde dat niet kan. Hij moet zijn vragen aan de voorzitter richten, die deze dan aan de getuige stelt. Mevrouw Merckx meent dat dit een stroeve procedure is die verwarring zaait bij de juryleden. Bovendien zijn de rechtsmiddelen tussen beschuldigde en openbaar ministerie ongelijk. Daarom wil zij aan de beschuldigde ook het recht geven om de getuigen rechtstreeks te ondervragen. Dat kan door een wijziging van het tweede lid van artikel 319 van het Wetboek van Strafvordering. Verzwarende omstandigheden Wetsvoorstel van de heer KNOOPS (PAL) betreffende de verzwarende omstandigheden, Kamer, , 520/1 De heer Knoops stelt vast dat de misdrijven tegen personen en eigendommen 'alsmaar toenemen'. Er is volgens hem een 'feitelijke straffeloosheid' gegroeid, waardoor het gevoel van onveiligheid steeds maar groeit. Hij wil konkrete maatregelen, omdat het aantal bejaarden toeneemt (in 1985 vertegenwoordigden de 60-plussers al 19,2 % van de bevolking) en omdat sommigen van hen twee wereldoorlogen hebben meegemaakt. Thans wordt de preventie aan de politie overgelaten, terwijl er 'niets verandert op het gebied van de strafrechtelijke afschrikking'. De heer Knoops wil het strafwetboek moderniseren door algemene beginselen m.b.t. verzwarende omstandigheden op te nemen. Als er verzwarende omstandigheden zijn wordt de gevangenisstraf verdubbeld met een minimum van 6 maand en een maximum van 10 jaar. Opsluiting wordt vervangen door dwangarbeid van 10 tot 15 jaar; dwangarbeid van 10 tot 15 jaar wordt vervangen door dwangarbeid van 15 tot 20 jaar en dwangarbeid van 15 tot 20 jaar wordt vervangen door levenslange dwangarbeid. Politieke vluchtelingen Wetsvorostel van de heer ANNEMANS (VLAAMS BLOK) ter verrekening van de OCMW-kosten voor politieke vluchtelingen, Kamer, , 526/1 Omdat het statuut van politiek vluchteling geen definitieve regeling is en de vluchteling ondertussen in het Westen 'unieke 13

14 ervaringen' opdoet 'die na zijn terugkeer een positieve bijdrage zijn voor de samenleving van hun veelal onderontwikkelde landen' meent de heer Annemans dat de kosten van het onderhoud van politieke vluchtelingen moeten worden verhaald op de begroting van ontwikkelingshulp. De OCMW's kunnen de sommen die zij aan hulpverlening aan politieke vluchtelingen geven van deze begroting terugvorderen. Politieke vluchtelingen Voorstel van resolutie van Mevrouw MERCKX VAN GOEY (CVP) strekkende tot de onmiddellijke oprichting van de vaste beroepskommissie voor vluchtelingen, Kamer, B.Z. 1988, 537/1 1987), Senaat, 8.Z. 1988, 100-9/1 Op 8 november 1987 verklaarden de Kamers dat er reden bestaat om titel Il van de Grondwet te herzien, zodat nieuwe bepalingen m.b.t. de bescherming van de rechten van de mens ingevoerd kunnen worden. Blanpain wil artikel 7 aanvullen met een vierde lid: "Niemand zal aangehouden of opgesloten worden zonder onmiddellijk te worden ingelicht, in een taal die hij verstaat, betreffende de beschuldigingen, die tegen hem worden ingebracht, en zonder de bijstand te hebben van een advokaat. "Blanpain inspireert zich daarbij op de Japanse grondwet die een dergelijk artikel bevat. Door de nieuwe vluchtelingenwet kan tegen de beslissingen van de Kommissaris-generaal voor de vluchtelingen. waardoor aan een vreemdeling de hoedanigheid van vluchteling wordt toegekend of geweigerd, bij een vaste beroepskommissie voor vluchtelingen beroep worden ingesteld. Hoewel al 131 dossiers voor hoger beroep zijn ingediend is de kommissie nog steeds niet samengesteld. Ook is er geen personeel beschikbaar. De ondertekenaars dringen aan op een spoedige oprichting van deze kommissie. Het voorstel van resolutie geniet de steun van alle Belgische partijen, behalve het Vlaams Blok. Voorlopige hechtenis Wetsvoorstel van de heer BLANPAIN (VU) tot herziening van titel Il van de Grondwet om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming moeten verzekeren van de rechten en vrijheden gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Verklaring van de wetgevende macht, zie "Belgisch Staatsblad" nr. 216 van 9 november Ontsnapping van gevangenen Wetsvoorstel van de heer DUQUESNE (PAL) waarbij de ontvluchting van gedetineerden strafbaar wordt gesteld, Senaat, B.Z. 1988, 351/ 1 De heren Duquesne en Henrion maken zich ongerust over het toenemend aantal ontvluchtingspogingen. Dezen verhogen het onveiligheidsgevoel bij de bevolking. Ontsnappen uit de gevangenis is in België niet strafbaar, voor zover geen ander misdrijf wordt gepleegd. Dat willen de indieners veranderen omdat bestraffing een afschrikkende waarde heeft en omdat sommige gedetineerden nu bevoordeligd zijn: zij die hun straf uitzitten onder de vorm van beperkte hechtenis of halve vrijheid of zij die op penitentiair verlof zijn hoeven immers gewoon niet terug te komen om te ontvluchten. Derhalve plegen zij, volgens het geldend recht, geen enkel misdrijf. De indieners willen aan art. 332 van h~t Strafwetboek een aantal leden toevoegen. Ontvluchting of poging daartoe zou ge-- 14

15 straft worden met acht dagen tot twee jaar. Deze straf moet worden uitgezeten onmiddellijk na de beëindiging van de straf waarvoor zij in de bajes zaten ofwel onmiddellijk na de vrijspraak of buitenverv ol ging s te 11 ing. De bestraffing van ontvluchting zou immers ook gelden voor voorlopig gehechten, geïnterneerden, vreemdelingen ter beschikking van de openbare veiligheid e.d. Ook zij die niet terugkeren uit penitentiair verlof kunnen op dezelfde strc~f rekenen. Samenspanning van verschillende gevangenen om te ontsnappen wordt gestraft met gevangenistraf van een tot twee jaar. De bepaling dat bloedverwanten in opgaande of neergaande lijn, echtgenoten en broers en zusters niet kunnen worden gestraft als zij hun familielid helpen ontsnappen wordt in het voorstel van de heren Duquesne en Henrion opgeheven. Personen die pogen een ontvluchting te bewerken of te vergemakkelijken, maar nog voor het plan wordt uitgevoerd dit plan én de daders overbrieven aan de overheid, worden niet gestraft. Het voorstel voorziet gevangenisstraffen van 15 dagen tot 6 maand voor alle personen die op onregelmatige wijze om het even welk voorwerp afgeven aan een opgesloten gevangene of dit proberen. Dezelfde straffen staan op het onregelmatig buitenbrengen van om het even welk voorwerp. Als de schuldige iemand is die door zijn ambt (in de franstalige tekst is sprake van "fonctions") in aanraking komt met gevangenen (aalmoezeniers, morele konsulenten, bewaarders. of volgens de franstalige tekst ook: vrijwillige leden van het beschermkomitee, van de bestuurskommissie e.d.) dan wordt de straf opgetrokken van 6 maand tot 2 jaar. Ook artikel 339 moet worden verstrengd: momenteel worden enkel personen gestraft die willens en wetens iemand verbergen die tot een misdaad is veroordeeld of hiervoor wordt vervolgd (met een vrijheidsstraf van 8 dagen tot twee jaar en een geldboete van 26 tot 500 fr.). Het voorstel voorziet deze straffen ook voor personen die iemand verbergen die voor een wanbedrijf werden veroordeeld of worden vervolgd. Voorlopige hechtenis Wetsvoorstel van de heer BLANPAIN (VU) betreffende het gerechtelijk onderzoek, de gerechtelijke ondervraging, het arrest er woonplaats en de voorlopige hechtenis, Senaat, , 421/1 De onderzoeksrechter die een onderzoek over een feit dat een gevangenisstraf van drie maand of meer tot gevolg kan hebben start, moet onmiddellijk schriftelijk de verdachte in kennis stellen van het voorwerp van het onderzoek en hem of zijn raadsman inzage verstrekken in het dossier. Op verzoek van de verdachte of zijn advokaat moet de onderzoeksrechter de stand van het onderzoek meedelen. Hij moet hen tevens meedelen waarom het onderzoek werd afgesloten en welk gevolg eraan werd gegeven. Als er echter bijzondere omstandigheden zijn waardoor de organisatie van het onderzoek wezenlijk in het gedrang komt (maar niet alleen maar bemoeilijkt) geldt het bovenstaande niet. In dat geval beslist de onderzoeksrechter op vordering van het openbaar ministerie. Dit laatste kan tegen een strijdige beschikking van de onderzoeksrechter beroep aantekenen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI), die binnen vijf dagen belist. De onderzoeksrechter kan in de loop van het onderzoek het bevelschrift opheffen: als de procureur binnen 24 uur geen konklusie heeft genomen is dat gebeurd. Als de konklusie van de prokureur niet overeenstemt met het voorstel van de onderzoeksrechter, dan wordt het bevel toch opgeheven, tenzij de raadkamer binnen de vijf dagen anders beslist. 15

16 De onderzoeksrechter moet de verdachte schriftelijk en onmiddellijk inlichten als hij hem wil ondervragen. Ook het voorwerp van de ondervraging moet aan verdachte of zijn advokaat worden meegedeeld; Beiden hebben voor de ondervraging inzage in het dossier en kunnen er afschrift van nemen. De onderzoeksrechter deelt de verdachte voorafgaandelijk mee dat hij het recht heeft om geen verklaring af te leggen en dat wat hij verklaart tegen hem kan gebruikt worden. Hij zegt de verdachte eveneens dat die het recht heeft een advokaat te kiezen, die hem bij de eerste ondervraging mag bijstaan. Als de verdachte geen keuze maakt, wordt er een toegevoegd, tenzij de verdachte geen advokaat wil. Van al deze formaliteiten moet melding worden gemaakt in het pv op straffe van nietigheid. Dat pv vermeldt tevens wie de ondervraging deed, waar ze doorging, hoe laat ze begon en stopte, tot op de minuut. Bij bijzondere omstandigheden geldt de inzage in het dossier niet. Na een ondervraging kan de onderzoeksrechter een arrest ter woonplaats verlenen als het feit een korrektionele straf van drie maand of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben. Hij kan ook een aanhoudingsmandaat verlenen als het feit een korrektionele straf van twee jaar of meer tot gevolg kan hebben. Het aanhoudingsmandaat in rechte (als een straf van vijftien jaar of meer kan volgen) wordt afgeschaft. Door het arrest ter woonplaats wordt bepaald wanneer de verdachte thuis moet zijn. Tevens wordt de verdachte verplicht elke proceshandeling waartoe hij wordt opgeroepen bij te wonen. Dit systeem maakt het mogelijk dat de verdachte zijn job behoudt en zijn normaal familiaal leven zoveel mogelijk kan verderzetten. Als de verdachte de opgelegde verplichtingen niet nakomt dan kan het arrest ter woonplaats omgezet worden in een bevel tot aanhouding. Een bevel tot arrest ter woonplaats of een bevel tot aanhouding kan slechts worden verleend als er "ernstige en uitzonderlijke omstandigheden zijn, die de openbare veiligheid raken". Het bevel omschrijft deze omstandigheden nauwkeurig met gegevens eigen aan de zaak of de persoonlijkheid van de verdachte. Het onderscheid tussen Belgen en vreemdelingen m.b.t. de motiveringsplicht wordt afgeschaft. Het bevel tot aanhouding wordt uitgevoerd in arresthuizen, die een apart statuut hebben. Hierover beslist de Ministerraad bij KB. Er wordt een overgangsperiode van twee jaar voorzien om aparte arresthuizen, waar de verdachte alle rechten van de gewone burger behoudt en bv. vrij kontakt mag hebben met pers en media, en eigen kleding behoudt, op te richten. In geen enkel geval mag een aanhoudingsbevel worden uitgevoerd in een strafinrichting waar veroordeelden verblijven. Beide soorten bevelen mogen slechts worden verleend nadat de verdachte is ondervraagd en zijn opmerkingen of die van de advokaat zijn gehoord. De beslissing van de onderzoeksrechter is niet vatbaar voor hoger beroep. Ook de beslissing waarbij een onderzoeksrechter weigert gevolg te geven aan de vordering van de prokureur tot arrest ter woonplaats of tot aanhouding is niet vatbaar voor hoger beroep. De Belgische Staat is, op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk wetboek, verantwoordelijk voor zelfs maar de geringste schade die de onderzoeksrechter of zijn aangestelden in de loop van het onderzoek berokkenen aan de verdachte en zijn naastbestaanden. De onderzoeksrechter en zijn aangestelden zijn enkel aansprakelijk voor bedrog en zware schuld. Voor lichte schuld alleen als die bij hen eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. De opsekreetstelling wordt afgeschaft 16

17 voor de advokaat en voor de sociale hulpverleners. Voor de rest blijft hier alles bij het oude. Het bevel tot arrest ter woonplaats moet binnen vijf dagen bevestigd worden door de raadkamer. Die mag alleen oordelen op basis van de stukken van het dossier, die ook door de verdachte en zijn advokaat kunenn worden ingezien. Het dossier is in voldoende exemplaren aanwezig, zodat het feit dat iemand in beroep gaat tegen zijn aanhouding het onderzoek niet tijdelijk stopzet, omdat het dossier niet meer beschikbaar is, want bij de Kl. In dit (nu bestaande) systeem wordt het beroep in feite bestraft met een mogelijks veel langere aanhouding. Hel voorstel-blanpain is hel meest verregaande wetsvoorstel m. b. / de voorhechtenis dal nu voorllg/ Als emge wil Blanpain ook de verdachte zéll inzage in zijn dossier geven. De verdachte wordt dus niet verpl!'chl een advokaat Ie nemen. Als en;ge voert Blanpain een alternatief 1n. Blanpa1n gaal wel niet zo ver als zi;n VU-kollega Kui;pers, die de strafmaat slechts voor misdaden en misdri;'ven tegen hel milieu of m.b. I belast1ngontdu1king wil mogel!jk maken ( door de strafmaat op te trekken lol de m1nimumslral van vi;i jaar en een modulering m.b. I de laatste twee misdri;'ven te voorzien) en die de opsekree/slell!'ng in zi;i7 geheel wil afschaf/en. Ook bl!jlt voorlopige hechtenis mogel!jk voor misdri;'ven waaru1ï een straf van drie maand kan volgen als de verdachte z!'ch niet aan hel opgelegde alternatie/ houd/ Bovendien bl!jll hel zeer de vraag hoe ruim Blanpa1n de toepassing van arl!kel 1382 van hel burger/tik wetboek wel ziet betreft hel alleen de onrechtmatige hechtenis of ook de onwerkdadige. Als alleen de eerste wordt bedoeld zal ook deze verander;ng voor vele verdachten m1n1inaal zi;i7 omdat zi;" niet geldt als de verdachte wel degel!jk verdacht kon worden van hel misdri;i waarover hel gaal De uitgebreide visie van Kuijpers komt tot uiting in een open brief die hij met Mr. Willem Debeuckelaere, de voorzitter van de Liga voor Mensenrechten, schreef aan Justitieminister Jean GOL op 26 april 1988 (.be: Fal!k 35-36, juni 1988, pp. 5-6). Deze brief werd daarna ook aan Melchior WA THELET gestuurd, maar er kwam geen antwoord op. Rechtsongelijkheid bij hoger beroep Wetsvoorstel van de heer ARTS (CVP) tot uniformisering van de toegankelijkheid van de griffies van de afdelingen in de politierechtbanken, Senaat, , 458/ 1 De griffies van de politierechtbanken van Asse, Beringen, Genk, Maaseik, Oostende en Sint-Truiden zijn enkel in de voormiddag toegankelijk. Voor de bestudering van strafdossiers, het neerleggen van rijbewijzen vormt dit een ernstig probleem. Wat betreft het aantekenen van hoger beroep is er zelfs sprake van een onrechtvaardigheid in vergelijking met de andere politierechtbanken waarvan de griffies ook in de namiddag open zijn. Het voorstel wil de zes genoemde griffies ook in namiddag openmaken. Strafverzwaring Wetsvoorstel van de heren DUQUESNE en MONFILS (PAL) strekkende tot verzwaring van de straffen voor misdrijven tegen jongeren en bejaarden en tot invoering van strengere voorwaarden voor de invrijheidsstelling van personen die geïnterneerd zijn krachtens de wet tot bescherming van de maatschappij, Senaat, , 482/1 17

18 De heren Ouquesne en Monfils stellen een aantal gruwelijke misdrijven vast en zij menen dat 'in een ontwikkelde samenleving als de onze moet worden gestreefd naar een evenwichtige beoordeling van kriminele daden'. Zij bepleiten geen zwaardere bestraffing, maar willen het wel onmogelijk maken dat bepaalde zaken nog worden gekorrektionaliseerd op grond van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. Momenteel is het reeds onmogelijk om terroristische aanslagen te korrektionaliseren. Volgende misdaden moeten echter ook in ieder geval voor het assisenhof verschijnen: - ontvoering van minderjarigen van minder dan 16 jaar; -aanranding van de eerbaarheid of verkrachting van een minderjarige van minder dan 16 jaar; - bederf van of ontucht met een minderjarige van minder dan 16 jaar; - opzettelijke slagen en verwondingen die, zonder het oogmerk om te doden, toch de dood veroorzaken wanneer het slachtoffer minder dan 16 of meer dan 65 is; - opzettelijke slagen en verwondingen, toegebracht met voorbedachten rade die, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking tot gevolg hebben, als het slachtoffer minder dan 16 of meer dan 65 is - alle drugmisdrijven tegen jongeren beneden 16; - gijzeling, zelfs als zij voor de gegijzelden geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid, als de slachtoffers beneden 16 of boven 65 zijn; - diefstal met geweld of bedreiging, zelfs als het geweld of de bedreiging voor het slachtoffer geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid, als dit slachtoffer ouder is dan 65 jaar. In al deze gevallen is verwijzing naar de korrektionele rechtbank dus onmogelijk en moet de assisenjury over de feiten oordelen. In de marge hiervan willen de heren Duquesne en Monfils ook de wet op de voorwaardelijke invrijheidsstelling wijzigen. Zo wordt voor al de misdrijven die niet kunnen worden gekorrektionaliseerd vooorwaardelijke invrijheidsstelling maar mogelijk als de dader twee derde van zijn straf heeft uitgezeten of zelfs drie vierde als er wettelijke herhaling is. Voor de levenslang veroordeelden (voor de hogere reeks misdrijven die niet gekorrektionaliseerd kunnen worden) wordt de minimumtermijn voor VI van tien op 20 jaar gebracht. en zelfs op 25 jaar als er herhaling is. Tenslotte willen de indieners ook de wet op de interning wijzigen omdat men vaak al te lichtvaardig mensen krankzinnig verklaard om ze zo te laten ontsnappen aan hun gerechtvaardigde bestraffing: de Kommissies ter bescherming van de Maatschappij zullen voortaan uit vijf leden bestaan: naast de advokaat en de geneesheer moeten drie magistraten zetelen. Eenzelfde hervorming.wordt doorgevoerd in de Hoge Kommissie tot Bescherming van de Maatschappij. Bovendien zal het niet meer mogelijk zijn dat de onderzoeksgerechten (de raadkamers of de kamers van inbeschuldigingstelling, die nu in 80 % van de gevallen tot internering besluiten) tot internering besluiten in al de hoger genoemde misdrijven. die absoluut voor het Hof van Assisen moeten komen. Om te verhinderen dat de Kommissie tot Bescherming van de Maatschappij al te vlug mensen in vrijheid stelt worden de zesmaandelijkse verschijningen voor àlle geïnterneerden op jaarlijkse verschijningen gebracht: "Het is toch niet denkbaar dat de omstan- 18

19 digheden die de rechtscolleges ertoe hebben gebracht te verklaren dat een beschuldigde in staat van krankzinnigheid of geestesstoornis was op het ogenblik dat hij de misdaad of het wanbedrijf heeft gepleegd, om de zes maanden kunnen veranderen. Men zou eerder geneigd zijn te denken dat de herhaalde aanvragen tot invrijheidsstelling geen ander doel hebben dan de kommissie murw te krijgen zodat die misschien besluit tot een invrijheidsstelling die niet echt gegrond is op de verbetering van de geestestoestand van de geïnterneerde." Om deze, volgens de indieners al te voorbarige invrijheidsstellingen te voorkomen, wordt een beslissing tot invrijheidsstelling voor àlle geïnterneerden pas uitvoerbaar 30 dagen nadat zij gewezen is. INTERPELLATIES INCIDENTEN IN LANTIN Interpellatie van Mevrouw ONCKELINX (PS) tot de Minister van Justitie over "de incidenten in de gevangenis van Lantin in de week van 23 tot 30 oktober 1988 en inzonderheid in de nacht van 23 op 24 oktober 1988" in de Openbare Vergadering van de Kamerkommissie voor Justitie, op 29 november In de nacht van 23 op 24 oktober 1988 had in de gevangenis van Lantin een kleine opstand plaats, die op het derde nivo van blok R van de strafinrichting begon, maar zich snel uitbreidde tot de hele blok R. De direktie deed een beroep op de Rijkswacht, die zeer snel de orde herstelde en de gevangenen in groepjes van vier in verschillende cellen stopte. Deze operatie verliep onberispelijk. Er was tengevolge van de opstand voor 35 miljoen schade aangericht. Zowat twee uur na het vertrek van de Rijkswacht haalden de bewakers enkele gedetineerden, die als aanstokers en leiders van de opstand werden beschouwd uit hun cellen om ze over te brengen van Blok R naar het cachot van het arresthuis van de gevangenis van Lantin, dat enkele honderden meters verderop ligt. Tijdens deze transf ert werden enkele gevangenen zwaar in mekaar geslagen. Daarbij vloeide bloed. Zelfs een gevangenisdirekteur die tussenbeide kwam om de vechtpartijen te doen stoppen kreeg van de bewakers een rake klap. Eén bewaker ging thuis zijn hond halen (een Mechelse scheper), die hij op sommige gevangenen losliet. Daarbij werden enkele gedetineerden gebeten. Verschillende gevangenen werden later bezocht door een arts van hun keuze, die letsels vaststelde. Er werd klacht ingediend bij de onderzoeksrechter. Voor haar interpellatie steunt Mevrouw Onckelinx zich op een perskonferentie van de Ligue des Dro!ls de l'homme(de franstalige zusterorganisatie van de Vlaamse Liga voor Mensenrechten) in samenwerking met het Syndical des A vocats pour la Démocratie op 22 november 1989 over de situatie in Lantin. Fatik vertaalde voor zijn lezers de tekst van deze perskonferentie. Vooraleer in te gaan op de interpellatie van Mevrouw Onckelinx geeft Fatik de tekst van deze perskonferentie. Hij gaat als volgt: "Negen jaar geleden, nauwelijks enkele weken nadat de gevangenis van Lantin in gebruik werd genomen, publiceeerde advokaat Jacques Henry een open brief die hij als een noodkreet bedoelde. Hij beriep zich op drie kliënten om zich af te vragen of Lantin geen zelfmoorden uitlokte. Henry was toen verantwoordelijke van de Luikse sektie van de (toen nog 19

20 unitaire) Belgische Liga voor de Verdediging voor de Rechten van de Mens. De Kommissie Gevangeniswezen startte een onderzoek over de gevangenis van Lantin. De resultaten werden op 13 november 1980 in Brussel voorgesteld aan de pers. Het Ligadossier bevatte vele konklusies, waarvan wij er drie naar voorhalen: - wat betreft de detentievoorwaarden moeten in Lantin de mogelijkheden tot interne en externe kommunikatie worden uitgebreid. Hetzelfde geldt door de mogelijkheden tot werk en ontspannin. Alle gevangenen moeten buiten hun cel kunnen werken, als zij dat wensen. Ze moeten ook kunnen gebruik maken van de gemeenschappelijke faciliteiten voor sport en ontspanning. Ze moeten dagelijks bezoek kunnen krijgen, ook van andere mensen dan hun verwanten. Dit bezoek mag niet achter glas in een aparte spreekcel gebeuren. De gedetineeerden moeten ook vrij kunnen telefoneren, zeker met hun advokaat. De beperkingen op de achtste verdieping (waar een tuchtregime van strikte isolatie heerste, nvdr) moeten worden afgeschaft. - er moet zo snel mogelijk een reglement m.b.t. tuchtsankties komen. Dat moet onder andere voorzien: * welke gedragingen strafbaar zijn * welke tuchtstraffen kunnen worden opgelegd * welke procedures daarbij moeten worden gevolgd * over welke beroepsmogelijkheden de gedetineerde daarbij beschikt - het personeel moet worden uitgebreid en de selektienormen moeten worden verstrengd. Bovendien moet de opleiding langer en uitgebreider zijn en moeten ruimere karrièremogelijkheden worden voorzien. Onder geen enkel beding mag het personeel bewapend worden. Tien jaar later moet men vaststellen dat deze konklusies nog niets aan aktualiteitswaarde hebben ingeboet. Zonder zelfs maar te spreken van de sinistere blok U ( waar een strikt regime van isolatie heerst dal door de rechtbank als een mensonwaardige behandeling werd veroordeeld, nvdlj die einde 1985 open ging, moet de Ligue vaststellen dat de gevoerde politiek in Lantin alleen geleid heeft tot een voortdurende verslechtering van de situatie van de gevangenen en van de bewakers. Op internationaal gebied heeft België samen met andere leden van de Raad van Europa nogmaals zijn gehechtheid beklemtoond aan de Minimaregels voor de behandeling van gevangenen en voorlopig gehechten. Nochthans zet de praktijk van de penitentiaire administratie en van de verantwoordelijke politici hun internationale engagementen systematisch op losse schroeven. Marc NEVE J. L. BERWART Kommissie Gevangeniswezen Ligue des Droits de l'homme" Na een korte opsomming van de inhoud van de tekst van de Ligue des Droits de l'homme stelt Mevrouw Onckelinx in haar interpellatie van 29 november 1988 vast dat er al lang een gespannen sfeer heerst in Lantin. Er is te weinig personeel; dat wordt te weinig betaald en de opleiding is slecht. Sommige bewaarders missen sociale vaardigheden en die zijn zeker nodig in een gesloten systeem als het gevangeniswezen. Bovendien hebben de gevangenen, zoals ieder mens recht op een minimimum aan respekt. De vrijheidsberoving is de straf, daar hoeven geen andere beperkingen van rechten bij te komen. Justitieminister WATHELET (PSC) 20

21 antwoordt dat hij niet vooruit wil lopen op het gerechtelijk onderzoek. Toch blijkt ook uit zijn bronnen dat de feiten die Mevrouw Onckelinx schetst zich zo hebben voorgedaan. De Justitieminister meent dat een mogelijke aanleiding tot de opstand de antidrug-aktie was die het Luikse parket enkele weken voordien in de gevangenis van Lantin uitvoerde. Volgens Wathelet zijn dergelijke akties nodig, maar de wijze waarop ze gebeuren kan bediskussieerd worden ( Volgens de pers werden bezoekers volled/g uitgekleed en gefouilleerd om na Ie gaan of zij geen drugs bi/zich hadden, zo interviewde de RTBF-televisie o.m. een oudere vrouw, nvdn. Wathelet denkt echter dat deze aktie niet de dieper liggende oorzaak is: er zijn al geruime tijd spanningen tussen de bewaarders en de gevangenen in Lantin. Wathelet prijst de Rijkswacht voor de voorbeeldige en geweldloze wijze waarop zij de gevangenisopstand heeft beteugeld. Uit de incidenten in Lantin trekt hij een aantal konklusies voor zijn gevangenisbeleid in de toekomst. De malaise bij de bewakers is niet recent. Loon, werkomstandigheden, aantal bewakers, zijn zeker niet perfekt. Budgettaire beperkingen zijn er de oorzaak van dat men voornamelijk op nivo 4 rekruteert, terwijl de bewaarders eisen dat men minimaal op nivo 3 zou rekruteren. Bovendien waren er met de bewakers onderhandelingen aan de gang over hun gevarenpremie. Dit werd allemaal nogal bemoeilijkt door de golf van stakingen en protesten bij het overheidspersoneel. Eerst en vooral moest de schade van de opstand worden hersteld. Die beliep meer dan 35 miljoen. Op 10 november kreeg Wathelet van de regering de toestemming om de nodige werken door te voeren en nog dezelfde dag stelde Mevrouw D'HONDT, Minister van Openbare Werken, al 5 miljo_en ter beschikking om onmiddellijk te beginnen. Wathelet wilde bewaarders al een gevarenpremie toekennen vanaf 1 juni In 1989 mag de Minister van Justitie voor ongeveer 100 (bijkomende) miljoenen nieuwe personeelsleden in de gevangenissen aanwerven. Dat was reeds beslist op het begrotingskonklaaf in augustus. Omdat de vakbonden onmiddellijke indienstnames wilden was Wathelet bereid al in december enkele bewaarders voorlopig in dienst te nemen. Plots waren de vakbonden echter boos en meenden zij dat de gevarenpremie nog verdubbeld moest worden vanaf juni Men meende van die zijde ook dat de herstellingswerken maar moesten worden stopgezet om dat geld vrij te krijgen. Wathelet zegt dat hij niet weet wat er gebeurde: herstellingswerken dienen niet met de vakbonden te worden onderhandeld, het gaat hier immers om een zaak van goed beheer. Verschillende ramen waren kapot en de winter stond voor de deur: men vreesde dus voor een extrahoge rekening voor stookolie. Wathelet begreep ook niet waarom de eisen plots verstrakten, terwijl hij - in tempore non suspecte - toch redelijke en haalbare voorstellen had gedaan om aan de specifieke problemen van de bewaarders te verhelpen, want voor de problemen van het openbaar ambt is hij niet bevoegd. Wat betreft de gevangenen meent de Justitieminister dat hij moet vermijden om opnieuw rechter te spelen. De gevangenisadministratie moet de straf uitvoeren, niet meer en niet minder. De vrijheidsberoving is de straf en het komt niet toe aan de Justitieminister of aan zijn administratie om daar nog bijkomend leed aan toe te voegen of van weg te nemen. De rechter berekent het aantal jaren en de administratie moet ervoor zorgen dat de strafuitvoering overal zo gelijk mogelijk is. Dat is niet steeds gemakkelijk met het verschil tussen oude en modernere gevangenissen. Wathelet wil op vier 21

22 vlakken iets w11z1gen ten voordele van de gedetineerden: * de interne kommunikatie moet worden verbeterd. Iedereen moet zich tot de beleidsverantwoordelijken kunnen richten. * Kleine gevangenissen zijn te verkiezen boven grote. In deze laatste moeten kleinere meer autonome cellen en onderafdelingen worden ingericht, die menselijke kontakten mogelijk maken. * Er is een enorm tekort ("un déficit colossal") op sociaal en psychologisch vlak. Nochthans is dit soort begeleiding nodig voor de wederopname in de maatchappij. * Het personneel moet bij voorkeur op nivo 3 worden aangeworven. Bij rekruteing en opleiding moet rekening worden gehouden met de relatie- en kommunikatiebekwaamheden van de betrokkenen. Bovendien moet de opleiding van de aangeworven bewaarders worden verbeterd. Verder voelt de Justitieminister wel iets voor het voorstel van de Koninklijke Kommissie der Beschermingskomitees, die een nauwe samenwerking met het Ministerie van Nationale Opvoeding voorstelt: gedetineerden die in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling zouden een extra-opleiding moeten krijgen. 3. europa. DE GROENEN OVER AIDS Op 12 en 13 januari 1989 organiseerde de Regenboogfraktie van het Europees Parlement (de GRAEL, of de koepel van de Europese Groenen) een kongres over diskriminaties m.b.t. Aids, een dodelijke ziekte die het menselijk afweersysteem tegen ziektes vernietigt. Uit de slotresoluties halen wij wat van belang is voor de lezers van Fatik. De Groenen verzetten zich tegen elke vorm van verplicht testen op het HIV-virus dat aan de basis ligt van Aids. Ze bepleiten een optimale verzorging en behandeling van alle seropositieven (die drager zijn van het Aids-virus) en alle Aidslijders. Niemand mag gedeporteerd, uitgewezen of geïsoleerd worden omwille van Aids/Hiv. Prostitutie moet als beroep worden erkend en de polititiek moet prostituées ondersteunen in hun wens om veilig te kunnen werken. Op het vlak van drugs menen de Groenen dat 'spuitomruilsystemen', waarbij gebruikte tegen schone naalden kunnen worden omgeruild ter voorkoming van de verspreiding van Hiv, zoals die in enkele EG-landen bestaan, navolging verdienen. Ook moet de diskussie over de legalisering van heroïne en andere drugs moet aktief worden voortgezet (Fattk merkt op dat dtl standpunt al heel wat gematigder is dan de visie van de GRAEL op haar kongres over drugs van / / september /987 toen een volledige dekriminalisering van alle drugs werd bepletl Zie: Fattk 30-3 /, december /987, pp. l9-20j. De Groenen menen ook dat bestaande wetten en maatregelen tegen diskriminatie van mensen op grond van ras, geslacht en seksualiteitsbeleving moeten worden 22

23 nageleefd. Als dit nodig is moeten nieuwe wetten en maatregelen worden ingevoerd om diskriminatie van mensen met Aids/ Hiv te verbieden en te voorkomen. In de gevangenis moet informatie en opvang beschikbaar zijn voor gevangenen met Aids/Hiv. Het personeel moet adekwaat worden voorgelicht. Gevangenen met Aids/Hiv moeten als 'normale' gevangenen worden behandeld: ze mogen niet in aparte cellen worden ondergebracht en geïsoleerd op grond van hun (vermeende) besmetting met Hiv. Evenmin mogen zij van werk of van onderwijs in de gevangenis worden uitgesloten. Voor deze gevangenen moet dieetvoedsel aanwezig zijn als zij dit nodig hebben. Om verdere besmetting via het spuiten van drugs te voorkomen moeten in de gevangenis schone naalden beschikbaar zijn. Gevangenen met Aids/Hiv hebben net als andere gevangenen recht op seksuele betrekkingen, waarbij een gelijke behandeling van mannen en vrouwen, homoseksuelen en heteroseksuelen in acht moet worden genomen. Om besmetting met Hiv te voorkomen, moeten kondooms beschikbaar zijn voor al wie die nodig heeft. Gevangenen die in het terminale stadium van Aids zijn moeten onmiddelijk in vrijheid worden gesteld. Diskriminatie m.b.t. Aids/Hiv door personeelsleden moet met disciplinaire sankties worden bestraft. Deze Slotverklaring van de Europese Konferentie van januari 1989 in Brussel-België over "Aids-related discrimination" kan verkregen worden bij de GRAEL, Belliardstraat , 1040 Brussel, (.be ook Fat1k 38, november /988, pp ). VROUWEN IN DE GEVANGENIS Op 17 januari 1989 diende Mevrouw C. CRA WLEY van de Kommissie voor de Rechten van de Vrouw haar Ontwerpverslag over vrouwen en kinderen in de gevangenis in bij het Europees Parlement (doe. PE /A). Het eerste deel was een ontwerp-resolutie en het tweede deel (PE /8), dat op 23 januari werd ingediend bevatte de toelichting van deze ontwerp-resolutie. Het betrof hier een onderzoek dat teruggaat tot 1986 toen Mevrouw Llorca Vilaplana een ontwerpresolutie indiende over hetzelfde thema. Sindsdien werden vele vrouwengevangenissen bezocht, werden de penitentiaire administraties en andere organisaties door middel van een enquète gepolst over het probleem en men steunde zich bovendien op verschillende wetenschappelijke onderzoeken. De toelichting is 15 pagina's. In de ontwerpresolutie worden de lidstaten van de EG verzocht ervoor te zorgen dat er komt ort op een aanvaardbaar nivo wordt geboden en dat er: passende sanitaire voorzieningen komen. Ook moeten ver waarborgen zijn voor de privacy van gevangenen en moeten speciaal voor dat doel moeder en baby-units worden opgerichte (E.2.A.) Er moeten ruime mogelijkheden zijn om met de buitenwereld te kommuniceren: men moet regelmatig bezoek kunnen ontvangen en partners van lesbische gevangenen moeten bezoekrecht en reisvergoeding krijgen. Brieven moeten kunnen worden geschreven en telefoongesprekken gevoerd zonder enige censuur. Nieuws en informatie moeten vrij toegankelijk zijn (E.2.B.) Vrouwen zouden geen gevangeniskledij mogen dragen. Medicijnen mogen nooit worden gebruikt als straf, 23

24 "onder de duim houden of in het gareel brengen". Gevangenen hebben het recht om desgewenst door vrouwen te worden onderzocht en behandeld. Als de behoefte bestaat aan een speciaal dieet moet daaraan worden voldaan. Psychisch zieke vrouwen mogen niet in de gevangenis worden opgesloten en er moeten behoorlijke gezonheidsvoorzieningen in de bajes zelf zijn (E.2.CJ Geen vrouwelijke gevangene mag worden blootgesteld aan enige vorm van diskriminatie of pesterij (seksueel. racistisch of religieus). Bezoekersraden en reklasseringsraden moeten in hun samenstelling een weerspiegeling zijn van de gevangenisgemeenschap. Racisme moet bij het gevangenispersoneel als een ernstig vergrijp worden beschouwd (E.2.D.). Aan de praktijk van "uitkleden en fouilleren" moet een einde komen (E.2.E.). Kleine kinderen in de gevangenis moeten buiten de gevangenis naar een normale school kunnen gaan. Het personeel op de moeder en baby-units moet uit gediplomeerde kinderverzorgsters bestaan en mag geen uniform dragen. Moeder en kind mogen nooit bij wijze van straf worden gescheiden (E.2.F.) Er moeten "statutair" vastgelegde termijnen moeten worden ina cht genomen waarbinnen een zaak voor de rechter komt en nog niet veroordeelde gevangenen mogen slechts in verzekerde bewaring worden gehouden, zolang zij een reële en duurzame bedreiging voor de buitenwereld vormen (E.2.G.). Opdat vrouwelijke gevangenen voorbereid zijn op hun terugkeer in de burgermaatschappij moeten de lidstaten van de EG ervoor zorgen dat gevangenen de kans krijgen om te studeren of te werken. Gedeelten van de kredieten van het Europees Sociaal Fonds moeten aan de opleiding van vrouwen worden besteed voor werk in traditioneel niet-vrouwelijke beroepen en voor moderne techniek (E.3.). De Europese Kommissie moet, samen met de lidstaten, het strafbeleid "en wat daarmee samenhangt op het terrein van jeugdige delinkwenten" koordineren. Bovendien moeten er vergelijkende statistieken komen over zaken die delinkwenten uit etnische minderheden betreffen. Tenslotte moeten de gevolgen op lange termijn voor kinderen die met hun moeder in de gevangenis hebben gezeten en waarvan het gezin is ontwricht doordat de moeder in de gevangenis zat, worden onderzocht (E.4.). Er moet een begin worden gemaakt van een beleid van alternatieven voor de gevangenis. (E.6.). Alle lidstaten moeten hun regelingen aanpassen aan de artikelen 28, 43 en 65 c) van de nieuwe Europese Minimaregels. Hoewel dit initiatief is toe te juichen betreurt Fatik dat Mevrouw Crawley alleen maar de toepassing van de drie artikels uit de Minimaregels die betrekking hebben op vrouwen eist. Fatik meent dat alle artikels moeten worden toegepast. Bovendien is het merkwaardig dat alleen voor lesbische partners de terugbetaling van de vervoerskosten wordt geëist. Het is erg positief dat Mevrouw Crawly iedere diskriminatie op grond van seksuele voorkeur wil verbieden (één van de initiatiefnemers van Fatik, nl. de Liga voor Mensenrechten, is reeds vele jaren voorstander van een wet die iedere diskriminatie op grond van geslacht, beleving van seksuele en relationele voorkeur en burgerlijke stand en gezinsomstandigheden bestraft), maar de vraag blijft waarom dan ook niet wordt geëist dat de transportkosten van de echtgenotes worden terugbetaald. Fatik meent dat dit een ietwat sektaire opstelling is en betreurt dit. 24

25 4. rechtspraak. EENZAME OPSLUITING Op 23 december 1988 besloot de Luikse rechtbank in kort geding dat de opsluiting van Robert Vanoirbeek in de strikte isolatie van blok U van de gevangenis van Lantin sinds 9 mei 1988 niet strookt met wat wettelijk is vereist. De Luikse rechter Wettinck trekt de lijn door van zijn kollega Trousse, die al op 9 november 1987 het regime van blok U had veroordeeld. De staat kreeg twee maanden tijd om dit regime aan te passen. Het vonnis werd echter niet betekend, zodat de termijn van twee maand ook nog niet begonnen is. Ondertussen verblijft Nestor Pirotte nog steeds op dit regime en de staat heeft pas nu konklusies in beroep ingediend. (Zie. Faltk 30-31, december /987, pp. l-4j. Robert Vanoirbeek stelt nu dus hetzelfde regime ter diskussie. De rechtbank herhaalt eerst de argumentatie die al op 9 november 1987 werd ontwikkeld. Aan de situatie op blok U werd nog niet veel veranderd omdat er volgens de staat geen hoogdringendheid was: de staat leidt dit af uit de oninteresse van de heer Pirotte om de procedure verder te zetten. Dat toont volgens de staat aan dat er misbruik van de procedure van het kortgeding werd gemaakt. De rechtbank betwist deze visie tenstelligste omdat ze onverifieerbaar is, maar ook omdat bepaalde mensenrechten onaantastbaar en onvervreemdbaar zijn. De toepassing van artikel 3 van de Europese Konventie voor de Rechten van de Mens, dat iedere foltering en vernederende behandeling verbiedt, is dringend zolang deze behandeling blijft bestaan. Er is zelfs hoogdringendheid als deze behandeling gestopt is, maar toch zou kunnen worden hervat. De mensenrechten, vervat in artikel 3, vallen niet weg omdat men aan de vernederende behandeling gewoon is geraakt: ze vervallen zelfs niet als men er expliciet mee akkoord gaat. Sinds het vonnis van 9 november veranderden er in blok U drie dingen: * er kwam een gemeenschappelijke wandeling, * de direkteur-generaal van het gevangeniswezen stuurde op 17 december 1987 een kollektieve brief aan de gevangenisdirekteurs m.b.t. het isolatieregime. Daarin stonden drie dingen: - de direkteur-generaal bevestigt de macht van de de gevangenisdirektie om dergelijke beslissingen te nemen (die was immers betwist door de beschikking van 9 november 1987) - hij versterkt het centrale gezag op de plaatselijke direkties. Zo moeten deze laatsten onmiddellijk de motieven van eenzame opsluiting van een gedetineerde aan het hoofdbestuur meedelen. Bovendien moet er tenminste om de twee maand een evaluatierapport worden opgemaakt. - hij wijst er op dat artikel 26 van het algemeen reglement moet worden gerespekteerd. Dit artikel voorziet een dagelijks bezoek van de bewakers, alsmede bezoeken van de direkteur, de dokter, de aalmoezenier of de morele konsulent, de leden van de bestuurskommissie. Voor al deze groepen is geen frequentie bepaald, maar de direkteur-generaal meent dat de gevangenisdirekteur, de hoofdbewaarder en de dokter tenminste eenmaal per week op bezoek moeten gaan bij iemand die in eenzame opsluiting gedetineerd is. Bovendien moeten alle bezoeken worden vermeld in het individueel dossier van de gevangene. * de Europese Minimaregels werden uitgevaardigd. De rechtbank stelt vast dat de heer 25

26 Vanoirbeek zich sinds 9 mei 1988 in eenzame opsluiting bevindt in blok U. De staat heeft niet voldaan aan de vereiste motiveringsplicht en evenmin zijn er tweemaandelijkse rapporten. Ook de afgelegde bezoeken werden niet in het dossier opgenomen. De staat motiveert zich door te stellen dat Vanoirbeek een gevaarlijk iemand is die al vele ontsnappingen op zijn aktief heeft. Telkens pleegde hij nieuwe misdrijven. Hij is al veroordeeld tot een straf van meer dan 30 jaar en er lopen nog vele gedingen tegen hem, waarop zware straffen staan. Bovendien zijn er wel degelijk twee rapporten van de gevangenisdirektie van Lantin (van 1 en 12 juli 1988), waarin de gemeenschappelijke wandeling op blok U wordt aangekondigd en tevens wordt gesteld dat Vanoirbeek deze zelf weigerde. De rechtbank merkt eerst op dat ook op het regime in blok U een onafhankelijke en onpartijdige kontrole mogelijk moet zijn. Men kan deze niet uitstellen tot de strengheid van het regime de fysieke of mentale gezondheid van de opgeslotenen heeft aangetast. De staat heeft de plicht om, door middel van medisch-psychologisch onderzoek, na te gaan of eenzame opsluiting wel gepast is en of ze nog wel moet voortduren. Over deze beslissing tot eenzame opsluiting moet een tegensprekelijk debat mogelijk zijn, zowel op de wettelijkheid van de beslissing als over de proportionaliteit (wegen de belangen van de veiligheid wel af tegen de vergaande beperkingen van de individuele vrijheid?) De staat moet immers niet alleen instaan voor de discipline in de strafinrichtingen en voor de veiligheid, maar ook voor het behoud van de menselijke waardigheid van de gevangene en voor zijn resocialisatie. De notie 'sociale gevaarlijkheid' kan nooit een aantasting van de menselijke waardigheid en integriteit rechtvaardigen. Het gaat immers om een subjektieve notie, die door haar essentie toevallig is. Men moet bij de invulling van deze notie immers konstant rekening houden met de noodzaak van het gevangenisleven en met de dynamische evolutie van de gedetineerde, die veroorzaakt wordt door de inspanningen van het personeel om hem te resocialiseren. De rechtbank stelt vast dat de staat weigert om de wettelijkheid van zijn beslissing tot eenzame opsluiting van de heer Vanoirbeek te verrechtvaardigen. De motieven werden te laat ingediend en ze zijn veel te vaag en te algemeen. Een afweging van grondrechten door een onafhankelijk orgaan is onmogelijk. Bovendien is de informatie in de interne rapporten zo fragmentair dat het onmogelijk is om na te gaan of de administratie haar eigen reglementen m.b.t. de eenzame opsluiting wel naleeft. Het gevolg van dit alles is een situatie die tot een ontkenning van de mensenrechten leidt. Dergelijke situatie is karakteristiek voor totalitaire regimes. De rechtbank besluit dat het regime op blok U te Lantin in zijn struktuur en zijn wijze van funktioneren. ongewijzigd is sinds de beschikking van 9 november Dit regime is arbitrair en onwettelijk en het vormt een serieuze bedreiging voor de persoonlijke integriteit en waardigheid van de opgesloten gedetineerden, zolang geen klare en openbare regels de wettelijkheid ervan kunnen kontroleren en de rechten van de verdediging, evenals de beperking van de eenzame opsluiting in de tijd, garanderen. De vraag is, volgens de rechtbank, dus niet of er zich effektief misbruiken hebben voorgedaan. Het punt is dat dit regime dergelijke misbruiken kan mogelijk maken omdat het arbitrair is en niet op zijn wettelijkheid kan getoetst worden. Daarom moet Vanoirbeek onmiddellijk uit blok U verwijderd worden, tenzij er een duidelijk reglement komt dat ook de mensenrechten respekteert. 26

27 Bij het ter perse gaan van Fatik vernemen wij dat momenteel niemand meer op Blok U verblijft: Nestor Pirotte is overgeplaatst naar het CMC in Sint-Gillis en Robert Vanoirbeek wordt opgesloten op de achtste verdieping, waar vroeger de strikt geïsoleerde personen zaten. Naar verluidt is de situatie daar nog slechter dan op blok U. VAN OIRBEEK tegen de Belgische staat, Kort geding /0, Rechtbank van Eerste Aanleg onder voorzitterschap van rechter Christian Wettinck, Luik, 23 december 1988, 10 p. RECHT OP VRIJE LEKTUUR Op 31 januari 1989 velde de Luikse rechtbank een vonnis in kortgeding, waarbij de eis van Nestor Pirotte, die tot levenslang werd veroordeeld en in Lantin in isolatie zit, om het anarchistische maandblad Alternative Libertaire te mogen ontvangen, werd toegewezen. Pirotte had de staat op 19 oktober 1988 in kort geding gedagvaard omdat de gevangenisdirektie van Lantin weigerde om hem het blad Alternative Libertaire te bezorgen. Pirotte beweert dat deze weigering volledig indruist tegen artikel 14 van de Grondwet en de artikelen 9 en 10, paragraaf 1 van de Europese Konventie voor de Rechten van de Mens. Deze artikelen garanderen de vrijheid van levensovertuiging en de vrijheid van meninguiting. Hij eiste de nummers van het blad, die nog op de gevangenisgriffie van Lantin lagen én een dwangsom van per dag als uitspraak van de rechtbank niet zou worden uitgevoerd. De rechtbank verklaarde zichzelf be- voegd. Er is immers wel degelijk hoogdringendheid. Pirotte zat in januari 1988 nog steeds in strikte isolatie opgesloten. Deze bleef voortduren, hoewel hij op 9 november 1987 een kort geding tegen de Belgische staat had gewonnen, waarin was bepaald dat isolatie alleen onder strikte voorwaarden mag en die zijn in Lantin niet voorzien. Er is beroep ingediend door de Belgische staat, die pas nu haar konklusies neerlegde. Vooraleer te worden gedagvaard heeft Pirotte alle mogelijke middelen gebruikt om de zaak te regelen, maar dat lukte niet. Hij wil uiteindelijk maar het herstel van een van de meest fundamentele vrijheden, zoals werd bevestigd door verschillende arresten van het Hof van Straatsburg (Handyside, ; Barthold, ; Lingens, ; Olsson, ; MUiier, 24 mei 1988). Volgens de rechtbank mag de staat zich niet mengen in de vrijheid van levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting, maar moet ze er in tegendeel de effektiv i te i t van garanderen, ook voor gevangenen. De betwiste materie is geregeld door artikel 61 van het Algemeen Reglement (KB van 21 mei 1965): het is aan de gevangenen toegestaan om kranten en tijdschriften te ontvangen overeenkomstig de modaliteiten, bepaald door de Minister van Justitie. Deze modaliteiten werden nooit formeel vastgelegd bij een Ministerieel Besluit, dat zou voldoen aan de vereiste publiciteit en het vereiste advies van de Raad van State. Ze worden in tegendeel geregeld door titel V van de circulaire van 5 maart 1975 aan de gevangenisdirekteurs. Volgens deze circulaire mogen de gevangenen alle kranten krijgen, ofwel via de kantine, ofwel door een abonnement dat de gevangenisadministratie neemt in plaats van de gevangenen. Als de post een abonnement op een bepaalde krant weigert. dan moet de gevangenisdirektie deze bij de buitenlandse uitgever zelf 27

28 bestellen. Alternative Libertaire werd geweigerd omdat het als Belgisch tijdschrift niet verspreid wordt via een postabonnement, maar slechts via een abonnement dat je bij de uitgever zelf moet nemen. Er is hier sprake van een diskriminatie tussen binnenlandse en buitenlandse tijdschriften: deze laatste kunnen zowel via een postabonnement als via een abonnement bij de uitgever verkregen worden, maar voor Belgische tijdschriften geldt blijkbaar alleen de eerste weg. Nochthans was er geen enkele materiële belemmering om een abonnement bij de uitgever te nemen: - Pirotte heeft zich immers in de voorbije vijf jaar telkens op Alternative Libertaire kunnen abonneren (in de andere gevangenissen waar hij verbleef) - het tijdschrift is in de handel te koop en kan dus via de kantine besteld worden - de verdediger van de Belgische staat gaf zelf toe dat de circulaire moet en zal gewijzigd worden. Hij meende ook dat Pirotte het volste recht heeft om zich op Alternative Libertaire te abonneren. De rechtbank besluit verder dat de beslissing van de gevangenisdirektie van Lantin steunt op een circulaire, die door de gedetineerden niet kan worden afgedwongen. De beslissing diskrimineert Belgische tijdschriften t.o.v. buitenlandse. Er is geen enkele reden waarom Alternative Libertaire in een demokratische maatschappij verboden moet worden, noch wat betreft de nationale veiligheid, noch wat betreft de territoriale integriteit of de veiligheid van het publiek. Ook om redenen van preventie van kriminaliteit, handhaving van de openbare orde, bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of omwille van de bescherming van de reputatie of de rechten van derden, kan de verspreiding van Alternative Libertaire niet verhinderd worden. Wie Alternative Libertaire verbiedt stelt een feitelijke censuur in. Daarom moet betrokkene Alternative Libertaire kunnen krijgen. De rechtbank legt om twee redenen echter geen dwangsom op: - de betrokken ambtenaren moeten ze toch niet zelf betalen en zijn er ook niet burgerlijk verantwoordelijk voor; - door een dwangsom te eisen gaat men ervan uit dat de administratie zich niet meer zou neerleggen bij de beslissingen van de rechterlijke macht: dit uitgangspunt druist in tegen de verhouding der machten, zoals die in de grondwet is bepaald. PIROTTE tegen de Belgische Staat, Kort Geding /88, Rechtbank van eerste aanleg onder voorzitterschap van Christian Wettinck, Luik, 31 januari 1989, 8p. 5. informatie. GEVANGENIS VAN VORST Op 22 november 1988 gaf de Ligue des Drolls de /Homme, de franstalige zusterorganisatie van de Vlaamse Liga voor Mensenrechten een perskonferentie over de staking van de bewaarders in de gevangenis van Vorst. Fatik vertaalde voor zijn lezers de (zich nogal herhalende) tekst in het Nederlands. Hij gaat als volgt: "In de pers verschenen berichten over de staking van de bewaarders in de gevangenis van Vorst in de loop van de week die volgde op maandag 31 oktober. 28

29 Het feit dat de adjunkt-direkteur van de gevangenis van Vorst, de heer BLAN PAIN, een tuchtstraf tegen een gedetineerde (Murat KAPLAN) had herroepen, was hiervoor de aanleiding. De bewaarders van Vorst kloegen over het 'laxisme' van deze adjunkt-direkteur en eisten zijn overplaatsing. Om dat te bereiken gingen ze in staking. Er is echter geen sprake van "laxisme", maar wel van het herroepen van tuchtsankties omwille van hun onmenselijkheid. De pers heeft over deze zaak verkeerd bericht. Het is immers niet adjunktdirekteur Blanpain die de tuchtsanktie tegen Kaplan heeft herroepen, maar een andere adjunkt-direkteur, de heer Vandecandelaere. Dit incident was het gevolg van een latent konflikt tussen deze twee direkteurs en van de pogingen die adjunkt-direkteur Blanpain ondernam om het gevangenisleven te humaniseren. De inspekteur-generaal voor het gevangeniswezen zou bijna drie dagen ter plaatse geweest zijn om dit konflikt op te lossen. Adjunkt-direkteur Blanpain moest naar verluidt zelfs verschijnen voor een soort van rechtbank, samengesteld uit de inspekteur-generaal. zijn kollega-direkteurs en vertegenwoordigers van de bewakers. Een bijeenkomst op het kabinet van de Minister van Justitie had uiteindelijk voor gevolg dat adjunkt-direkteur Blanpain zelf zijn overplaatsing naar het Hoofdbestuur aanvroeg. Afgezien van persoonlijke konflikten lijkt het onwaarschijnlijk en zelfs erg ongezond dat een gevangenisdirekteur er door een staking van bewaarders kan toegebracht worden om zijn overplaatsing aan te vragen louter en alleen omdat hij "de gedetineerden te goed zou behandelen". Wat ook ieders ongelijk moge zijn, en hoe de feiten. waarvan niemand de ware toedracht met zekerheid kan kennen, zich ook mogen hebben afgespeeld, het loutere feit dat als klacht wordt ingeroepen dat een verantwoordelijke voor een gevangenis te positief staat tegenover gevangenen, lijkt onaanvaardbaar. Dergelijke waardeoordelen kunnen alleen maar geuit worden door de hiërarchische oversten na een zorgvuldig onderzoek dat tot doel heeft om eventuele fouten in de uitoefening van het ambt van de verantwoordelijke bloot te leggen en te bestraffen. Dat deze zogenaamd vrijwillige overplaatsing, die duidelijk een sanktie is. het gevolg is van een staking van gevangenisbewaarders is verontrustend. Men kan zich afvragen wie het penitentiair beleid bepaalt in de gevangenissen. De tucht in de gevangenissen valt momenteel uitsluitend onder de bevoegdheid van de direkteur van de strafinrichting. Disciplinaire maatregelen worden opgelegd zonder dat de gevangene zich daadwerkelijk kan verdedigen of in beroep kan gaan tegen de straffen die hem worden opgelegd. In dit systeem komt het veel voor dat bepaalde bewaarders die de orde willen doen heersen door middel van geweld en intimidatie druk uitoefenen op de direktie.spijtig genoeg gebeurt het meermaals dat de eerbied voor de menselijke waardigheid, ongeacht de feiten waarvan de betrokkene wordt beschuldigd, en meest elementaire mensenrechten. niet worden gerespekteerd. De Kommissie Gevangeniswezen van de Ligue des Droits de L'Homme verwerpt deze machtsovername van de bewaarders van Vorst op het domein van de penitentiaire politiek ter gelegenheid van de staking van 31 oktober In de mate dat deze staking niets vandoen had met hun persoonlijk statuut hebben de bewaarders zich gemengd in de voorrechten en bevoegdheden van de direktie. Alleen zij mag disciplinaire straffen opleggen en herroepen onder kontrole van haar hiërarchische oversten: de inspekteur-generaal voor het gevangeniswezen, de direkteur-generaal en de Minister van Justitie. Als een direkteur ertoe gebracht wordt om zijn overplaatsing naar het 29

30 hoofdbestuur aan te vragen omdat de bewakers vinden dat hij te positief staat tegenover de gedetineerden, is dat een miskenning van de opdracht van de enige verantwoordelijken voor het penitentiair beleid. Naar aanleiding hiervan klaagt de Kommissie Gevangeniswezen eens te meer de totale afwezigheid van enige beroepsmogelijkheid voor de gedetineerden aan tegen tuchtstraffen die de direktie hun oplegt. Het recht om in beroep te gaan en het beklagrecht worden al vele jaren door de Ligue des Droits de l'homme opgeëist. De noodzaak van een mogelijkheid tot beroep is evident: alleen zo is er een garantie tegen de willekeur van de penitentiaire overheid, die nu tegelijkertijd rechter en partij is in alle konflikten met gevangenen. Bovendien zou door een beroepsmogelijkheid de direktie ontlast worden omdat zij nu alle ontevredenheid van de gevangenen tegen hun regime op zich richt. Zoals reeds vele malen in alle betrokken milieus werd gezegd, hebben zowel de direkteur als het hoofdbestuur én de gevangenen er belang bij dat de konflikten die in de gevangenis ontstaan uit een beperking (terecht of ten onrechte) van een fundamenteel recht, het voorwerp kunnen zijn van een tegensprekelijk debat voor een onpartijdige rechterlijke instantie van buiten de gevangenis. Deze moet immers haar beslissing motiveren en tegen haar vonnis is beroep mogelijk bij een Hof. Daarom heeft de Koninklijk Kommissaris voor de herziening van het Strafwetboek, de heer Legras al in 1985 aan de Justitieminister voorgesteld om een strafuitvoeringsrechtbank op te richten. Men wacht al lang op deze hervorming en wat zich nu in Vorst heeft afgespeeld toont hiervan eens te meer aan hoe noodzakelijk ze wel is. Réginald DE BECO Kommissie Gevangeniswezen Ligue des Droits de l'homme." Vermelden we nog dat de Kommissie Gevangeniswezen van de Vlaamse Liga voor Mensenrechten ook al sinds jaar en dag voorstander is van een uitgewerkte rechtspositie voor gedetineerden. Alleen ziet zij meer heil in de hervorming van de bestuurskommissies tot een beklagkommissie naar Nederlands model. Dat is trouwens veel goedkoper dan de kreatie van een nieuw soort rechtbank. Voor een scherpe kritiek op de ideeën van Legras verwijst Fatik naar: DE WIT, J.. "Hervorming strafwetboek: moedige voorstellen in beroerde tijden", in: Sociaal, 1986/3, pp ; of: DE WIT, J.. "Een strafuitvoeringsrechtbank in België", in: Proces. mei 1987, pp LEVENSLANGE STRAFFEN Op 30 november 1988 protesteerde Oikonde-Leuven via het televisieprogramma Argus tegen uitlatingen van de omroepers Nadine Desloovere en Paul Codde. Dezen hadden zich voorstander verklaard van een levenslange gevangenisstraf voor sommige misdadigers. De tekst van Oikonde Leuven gaat als volgt: "We zijn erg geschrokken van de uitspraken van de knipselgasten hier in Argus vorige week. Die stelden dat iemand die een moord gepleegd heeft niet mag vrijgelaten worden indien men geen 100% zekerheid heeft dat hij dit niet meer zal doen. Nu, de gebeurtenis waarvan toen sprake was is zeer erg en we willen dit zeker niet minimaliseren. Maar het is toch duidelijk dat een veralgemening, zoals in die uitspraak, zeer onterecht is. De rol van de pers hierin is zeer belangrijk. Zij gaat op een ongehoorde sensationele manier in op dergelijke voorvallen en versterkt extra het gevoel van onveiligheid bij de burgers. Dit gevoel is echt en kan niet ontkend 30

31 worden, maar steunt niet op harde cijfers. Het klopt ook niet met de jarenlange ervaring in het werken met deze mensen. We kunnen hier niet met cijfers gaan gooien. Maar de kans dat iemand een tweede moord pleegt na een gevangenisstraf is zeer klein. De kans dat uw kind of uzelf het slachtoffer is van een verkeersongeval is ongeveer duizendmaal groter. En we hebben nog nooit de uitspraak gehoord dat dus alle auto's maar moeten verboden worden." OVERBEVOLKING EN PREFAB- GEVANGENISSEN In "Teveel zielen drukt de pret. Bespreking van het probleem van de overbevolking in de gevangenissen" (Panopticon, 1988, 6, pp ) spraken drie gevangenisdirekteurs, de heren Pieters en Van Acker uit Leuven-Hulp en de heer Bollen uit Sint-Gillis, zich uit over het overbevolkingsvraagstuk. Vooral hun theorie dat men om een tijdelijke nood te lenigen moest overgaan tot prefabgevangenissen haalde de pers. Toch bevatte het artikel nog veel meer dan dat. De direkteurs delen de visie van de Liga voor Mensenrechten dat een aantal groepen uit de gevangenissen moeten worden verwijderd. Minderjarigen moeten uit de bajes en de landloperij moet worden gedekriminaliseerd: Wortel zou zelfs onder het Ministerie van Sociale Voorzorg moeten komen. Dekriminalisering van de landloperij zal echter niets veranderen aan de overbevolking, die zich vooral in de gesloten gevangenissen afspeelt. Vreemdelingen die opgesloten zijn in afwachting van hun uitzetting uit het land moeten in een hotel bij de luchthaven worden ondergebracht en niet in de gevangenis. Voor geïnterneerden moeten er op termijn aparte, gesloten behandelingsinstituten komen, maar zo breidt men in feit ook de kapaciteit uit. De direkteurs kanten zich tegen de tijdelijke maatregelen van het Justitieministerie (gratie, niet-uitvoeren plaatsvervangende gevangenisstraf, niet uitvoeren korte straffen beneden vier maad e.d.) om de overbevolking tegen te gaan. Deze maatregelen waren wel noodzakelijk, maar het blijven slechts lapmiddelen met vele nadelen: de geloofwaardigheid van de gevangenisdirekties wordt sterk ondermijnd in de ogen van de magistratuur. En passant kanten de direkteurs zich nog even tegen kontrole op hun optreden door een onafhankelijke rechterlijke macht. Ook de geloofwaardigheid bij de politie valt in mekaar: de politie brengt iemand binnen en enkele uren later is hij weer vrij. De direkteurs ervaren dit als genant: hun goede relatie met de politie wordt erdoor bedreigd. Ook is er een ongelijkheid in de strafuitvoering: wie zijn boetes betaalt is zijn geld kwijt, maar wie dat niet doet blijft in vrijheid want de plaaatsvervangende gevangenisstraf wordt niet uitgevoerd. Zo'n systeem scherpt de burgerzin zeker niet aan omdat heel wat misdrijven niet meer gestraft worden. De direkteurs laken ook het feit dat korte straffen soms worden uitgevoerd, en dan weer niet. Ook naar de opgepakten toe wordt een chaotische indruk gewekt. Bovendien ervaren de andere gedetineerden de maatregelen als willekeurig: sommige missen op een haar na een gunstmaatregel, voor anderen (landlopers, geïnterneerden e.d.) zijn er dan weer geen maatregelen. Voor heel wat vrijgelatenen kan ook geen reklassering worden voorbereid. Ook het personeel van de gevangenissen klaagt over deze maatregelen: steeds nieuwe gratiemaatregelen volgen mekaar op, oude worden verlengd. De kans op fouten groeit zowel op de griffies als bij de bewaarders. Volgens de 31

32 direkteurs zijn de tijdelijke maatregelen slechts een krisisbeleid. De direkteurs geloven dat men binnen tien jaar met minder gevangenen zit omdat de babyboom van na de oorlog gedaan is, maar zij willen geen tien jaar meer wachten op maatregelen. Onder het personeel heerst immers een grote malaise: het ziekteverzuim neemt spektakulair toe, maar ook het werkvolume (door nieuwe regime-evoluties, zoals de mogelijkheid tot telefoneren, maar ook door de toename van het aantal gedetineerden, wat meer fouilles, meer kantine e.d. tot gevotg heeft) steeg. En dan blijkt dat het kader van 1981 nog steeds niet volzet is, terwijl zich al een nieuw kader opdringt. Door nieuwe vormen van loopbaanonderbreking en verloven, is steeds minder personeel beschikbaar. Ook het onveiligheidsgevoel bij het personeel stijgt door de toename van de langgestraften die niets meer te verliezen hebben. Door de stijging van het aantal gevangenen worden ook de regimemogelijkheden kleiner en stijgt dus het ongenoegen van de gedetineerden. Daar komt nog bij dat de opleiding van de bewaarders voorlopig is opgeschort. Daardoor komen nieuwe bewaarders vaak zonder enige voorbereiding 'in de vuurlinie'. Door al deze oorzaken groeit de kloof tussen gedetineerden en berwaarders. Maar ook de sociale diensten zitten met problemen: hun effektief rendement is erg laag door de toename van tijdelijke krachten in allerlei nepstatuten. Het medikatiegebruik stijgt enorm. Ook op de griffies is er personeelstekort. De direkties zelf krijgen het gevoel dat ze hun personeel niets meer te bieden hebben. Ook moeten zij allerlei gaten opvullen (kontrole van de oplsuitingsgeschriften tengevolge van tekort aan griffiepersoneel, gebrek aan opleiding van personeel opvangen e.d.). "Direkteurs zien soms door de bomen het bos niet meer", aldus de drie direkteurs. Maar ook de hygiëne in de bajessen komt uitvoerig aan bod. De direkteurs pleiten voor het principe één man, één cel, maar door de overkapaciteit is dat onhoudbaar geworden. Daardoor wordt de privacy van de opgeslotene geschonden. Door de overbevolking is het in vele gevangenissen, waar men nog met chemische toiletten werkt en sommige cellen nog niet eens stopkontakten hebben, onmogelijk om verbouwingswerken te doen. Daartoe zou men immers een hele vleugel moeten ontruimen en dat kan niet.de direkteurs klagen ook het feit aan dat de gedetineerden het moeten stellen met een lamp van 40 watt. Er groeit een onevenredigheid tussen de gevangenissen: sommigen zijn heel modern en hebben nette cellen, maar anderen zijn verouderd en ontberen een minimaal komfort. Voor een verdachte is de plaats waar hij zijn feiten pleegt dan ook niet zonder belang: als hij dat ergens tussen Leuven en Mechelen is, dan heeft hij er alle belang bij de Mechelse kant te kiezen, aldus nog de direkteurs. Deze ongelijkheid tussen gevangenissen mag niet te groot worden om onrust in verouderde instellingen te vermijden. Voor de gedetineerden stellen zich problemen als zij van een moderne naar een oudere gevangenis worden getransfereerd. Naar de gedetineerden toe is het erg moeilijk om noodzakelijke regime-aanpassi n gen door te voeren (bv. meer douches). Door de overbevolking is er ook minder werk, wat ook minder geld (en dus minder kantine, problemen bij de betaling van de advokaat of de voorbereiding van een penitentiair verlof) meebrengt. De klassifikatie van gevangenen is grotendeels weggevallen: in Leuven-Hulp verblijven momenteel maar liefst tien verschillende soorten gedetineerden, waardoor de reglementering voor het personeel steeds minder overzichtelijk wordt. Het regime wordt dan een soort 'grootste gemene deler': aan de ene kant moeten 32

33 te veel risiko's worden genomen tegenover gevaarlijke gedetineerden, aan de andere kant moet voor de anderen een te streng regime worden opgelegd. Hoe meer kategorieën, hoe minder gemeenschappelijk er kan gebeuren. Terwijl enkele jaren geleden ervoor werd gepleit om de gevangene in zijn streek van herkomst op te sluiten, moet men dat nu doen waar er plaats i's. dat bemoeilijkt bezoek en latere reklassering. Veel volk in de gevangenis heeft ook tot gevolg: langere wachttijden bij bezoek, overvolle bezoekzalen en inkrimping van de bezoektijd. Zelfs de ontspanning wordt minder. Alles wat er te krijgen is wordt schaarser en daardoor stijgt de naijver onder gedetineerden. Het aantal wrijvingen stijgt en het personeel moet al te vaak uitsluitend repressief optreden. Omdat alle gesloten inrichtingen nu overbevolkt zijn, moeten er bij plotse gebeurtenissen (het inrekenen van een belangrijke bende) plots mensen worden getransfereerd. Dat schept vele problemen: de aanpassing aan een nieuw, misschien meer verouderd milieu; voor werk komt men telkens opnieuw op een wachtlijst, maar door de transferts komt men niet aan de slag; het telkens opnieuw moeten inpakken, de weinig komfortabele ritten, het missen van een bestelde kantine, het achterlaten van voorwerpen die pas een week later worden nagestuurd, wekken de wrevel van de gevangenen op. Bij overbevolking is het gevangeniskliënteel minder gekend, zodat het aantal problemen stijgt. Het wordt zelfs moeilijk om in opdracht van de onderzoeksrechter bepaalde mede-verdachten uit elkaar te houden. Meer gedetineerden betekent dat het aantal beweging verhoogt: van en naar bezoek, uithalingen, binnen- en buitengaanden, de wandeling... Daardoor neemt de veiligheid af. De direkteurs menen dat, zelfs als we het binnen tien jaar tengevolge van demogra- fische evoluties, met de huidige kapaciteit kunnen stellen. nieuwe prefabgevangenissen moeten worden bijgebouwd, hoewel zij zich realiseren dat meer cellen ook meer opgeslotenen tot gevolg heeft, maar niet noodzakelijk een vermindering van de overbevolking. De prefabkonstrukties kunnen als het aantal gedetineerden afneemt gebruikt worden als buffer als elders noodzakelijke moderniseringswerken moeten worden doorgevoerd. De kreatie van prefab-gevangenissen 'is geen instant-oplossing die lukraak gekreëerd wordt. Ze dient te kaderen in een penitentiaire politiek, voorafgegaan door overleg'. Een aantal kategorieën moeten weg uit de gesloten gevangenissen en de wet op de voorhechtenis is dringend aan herziening toe. De direkteurs pleiten terzake voor een verhoging van de minimumstrafvoorwaarden en voor het huisarrest als alternatief. Het regime moet verder gehumaniserd worden en er moet meer en beter gevormd personeel komen. Wetenschappelijk onderzoek moet de penitentiaire politiek op langere termijn bepalen. De direkteurs beschouwen hun voorstel als een noodkreet. want 'on est trap de fous, on ne rit plus'! Panopticon kan besteld worden: Blijde lnkomststraat 5, 3000 Leuven De visie van de drie gevangenisdirekteurs kwam uitvoerig aan bod in de pers. die zich echter zeer eenzijdig op de idee van de kreatie van prefab-gevangenissen koncentreerde. Ze lokte nogal wat, gedeeltelijk gelijklopende. reakties uit. uiteraard ook hoofdzakelijk op de bouwwoede van de direkteurs. Op 11 januari 1989 gaf Europarlementslid Willy KUIJPERS (VU) volgend persbericht uit: 33

34 "Aansluitend bij de door het Ministerkomitee van de Raad van Europa op 12 februari 1987 goedgekeurde Minimaregels voor het Gevangeniswezen en onze studiedag over 'Het Belgisch Gevangeniswezen in Europees Perspektief' d.d. 13 november 1987, wil ik reageren op het recente standpunt van drie gevangenisdirekteurs m.b.t. de overbevolking in de Belgische gevangenissen, dat ik via de pers vernam. Zij stellen voor om prefab-gevangenissen te bouwen ten einde deze overbevolking tegen te gaan. Dit is volsterkt onverantwoord. Wetenschappelijk onderzoek wijst immers uit dat dit geen oplossing biedt. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie liet nagaan hoe vlug - zonder strukturele hervorming van het hechtenisbeleid - iedere bijgebouwde cel tussen 1955 en 1976 weer vol geraakte en na vijf jaar was ze opnieuw overvol met 30 %. Hetzelfde Ministerie kwam tot het besluit dat hoe meer cellen men bijbouwt. hoe meer mensen worden opgesloten. Ondertussen is de Amerikaanse gevangenisbevolking dan ook meer dan verdubbeld. Zo zou een middel om de overbevolking tegen te gaan deze juist bevorderen. Ook gevangenisbeleid moet zich steunen op wetenschappelijk onderzoek en niet op (nood-) kreten. hoe goed bedoeld die ook mogen zijn. Het blijft trouwens de vraag of het bijbouwen van nieuwe gevangenissen, in deze periode van bezuinigingen, een absolute voorrang is. Er kunnen maatregelen worden getroffen die niets kosten, ja zelfs opbrengen. Het geld dat het Ministerie van Openbare Werken aan gevangenen besteedt. kan veel beter aangewend worden in het snel en radikaal vernieuwen van onze negentiende eeuwse en soms zelfs vervallen infrastruktuur. Trouwens. wie garandeert dat die prefab-gevangenissen binnen tien jaar toch niet ingebruik blijven - als ze op hun beurt niet vervallen zijn. De enige wijze om de gevangenisbevel- king en de daarbij horende spanningen op een financieel verantwoorde wijze te verminderen ligt in een forse daling van het aantal opgeslotenen. Gelukkig menen de drie gevangenisdirekteurs dat ook. zij het in beperkte mate. Een groot aantal aangehoudenen horen in de gevangenis niet thuis. Een onderzoek van de Liga voor Mensenrechten toonde aan dat men gemakkelijk de gevangenisbevolking met een derde (en het jaarlijks aantal opsluitingen zelfs met de helft) kan verminderen als men landlopers ( 10 %). minderjarigen (0,6 %). geïnterneerden (psychisch gestoorde gevangenen die behandeld moeten worden: 11 %), kortgestraften (= beneden zes maand (11%), vreemdelingen die niet in orde zijn met hun papieren ( 1.3 %) en drugverslaafden (9 %) uit de gevangenissen zou houden. De overbevolking zou plots verdwijnen. Door bovendien de voorlopige hechtenis alleen maar mogelijk te maken voor ernstige misdrijven zou de gevangenisbevolking nog verder verminderen. (het ontwerp-wathelet gaat hierin echter niet ver genoeg). Het ware goed eens te becijferen ( 1 gevangenisdag kost gemiddeld fr.) hoe groot het ekonomischfinanciële en sociale voordeel van dergelijk beleid wel zou zijn. Met de vrijgekomen gelden zou een echte reïntegratie der vrijkomenden en een serieuze opvang van de psychiatrische gevallen kunnen uitgebouwd worden. Wie wacht op wie? Willy KUIJPERS Lid van Het Europees Parlement" Eveneens op 11 januari gaf de Groene partij AGALEV een perbericht uit tegen prefab-gevangenissen. Dat luidde als volgt: "Agalev is verwonderd over de voorstellen van enkele gevangenisdirekteurs om de problemen van de overbevolking in onze 34

35 gevangenissen op te lossen via de bouw van een reeks prefabgevangenissen. De Groenen wijzen erop dat een keuze voor bijkomende cellen op termijn zeker geen oplossing biedt voor de overbevolking. Amerikaanse onderzoekers hebben immers bewezen dat het aantal gevangenen recht evenredig toeneemt met de beschikbare celruimte. De Groenen pleiten veeleer voor een doordachte selektie van de mensen die men wenst te interneren. Zo legden de Groenen wetsvoorstellen neer rond de af schatting van de wet op de landloperij en rond de inkorting van de termijnen van de voorlopige hechtenis. Ook voor andere groepen zoals de minderjarigen, de psychiatrische gevallen, de vreemdelingen die ter beschikking werden gesteld van de regering en de kort gestraften kunnen beter andere oplossingen gezocht worden. De Groenen vragen zich af waar men het geld wil gaan halen om deze prefabgevangenissen te bouwen, als er niet eens middelen zijn om de bestaande gevangenisinfrastruktuur te verbeteren. Tenzij men gevangenen wil onderbrengen in houten schuurtjes of barakken... Leo COX Politiek sekretaris Agalev" Via een mededeling aan De Standaard ( 12 januari 1989) liet de toenmalige Minister van Openbare Werken, Mevrouw Paula D'HONDT (CVP) weten dat zij zij erkent dat er in ons land te weinig gevangenissen zijn en dat de kwaliteit ervan onvoldoende is. Openbare Werken berekende dat er de komende vier jaar 10,6 miljard nodig is om gevangenissen te bouwen of 2,5 miljard per jaar. Een nieuw komplex voor Leuven-Centraal zou 1,5 miljard kosten, een derde gevangenis in Brussel 1,5 miljard en een gevangenis in Saint-Hubert 1 miljard. Om aan de hoog- ste prioriteiten te voldoen is per jaar 1,5 miljard nodig. Mevrouw D'Hondt verklaarde verder geen voorstander te zijn van prefab-gebouwen als tijdelijke oplossing. Ze wees erop dat gevangenisgebouwen hoge veiligheidsnormen stellen en dat de kostprijs tussen een prefabgebouw en een definitief gebouw daardoor zeer gering is. Op 13 januari 1989 reageerde Liga voor Mensenrechten zowel op de visie van de drie gevangenisdirekteurs als op deze van Mevrouw Paula D'Hondt. Het persbericht werd tevens ter informatie aan Minister DUPRE (CVP) gestuurd. Deze is door de staatshervorming bevoegd geworden voor de gevangenisbouw. Het persbericht gaat als volgt: "De Liga voor Mensenrechten vzw nam kennis van de mening van drie gevangenisdirekteurs (de heren Pieters, Van Acker en Bollen) en van de visie van Mevrouw D'Hondt, Minister van Openbare Werken m.b.t. de overbevolking in de gevangenissen. Met verbijstering vernamen wij dat zij nieuwe gevangenissen willen bijbouwen om de overbevolking tegen te gaan. Dit is volsterkt onverantwoord. Wetenschappelijk onderzoek wijst immers uit dat dit geen oplossing is. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie liet immers nagaan hoe vlug iedere nieuw bijgebouwde cel tussen 1955 en 1976 weer vol geraakte. Na twee jaar zaten alle bijkomende cellen vol en na vijf jaar opnieuw overvol met 30 %. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie kwam tot het besluit dat hoe meer cellen je bijbouwt, hoe meer mensen zullen worden opgesloten. Ondertussen is de Amerikaanse gevangenisbevolking meer dan verdubbeld. Zo zou een middel om de overbevolking tegen te gaan deze juist bevorderen. Een gevangenisbeleid moet 35

36 zich steunen op wetenschappelijk onderzoek en niet op kreten, hoe goed bedoeld die ook zijn. Het blijft trouwens de vraag of het bijbouwen van nieuwe gevangenissen voor maar liefst 10,6 miljard op vier jaar tijd, in deze periode van bezuinigingen, een absolute prioriteit is: er kunnen maatregelen worden getroffen die niets kosten, ja zelfs opbrengen. Het geld dat openbare werken aan gevangenissen besteedt, kan veel beter worden gestopt in het snel en radikaal vernieuwen van onze negentiende eeuwse en soms zelfs vervallen infrastruktuur. De enige wijze om de gevangenisbevolking en de daarbij horende spanningen op een financieel verantwoorde wijze te verminderen ligt in een forse daling van het aantal opgeslotenen. Gelukkig menen de drie gevangenisdirekteurs dat ook: zij willen én de bevolking verminden, én cellen bijbouwen. Een aantal groeperingen horen in de gevangenis niet thuis: men kan de dagelijkse gevangenisbevolking met een derde (en het jaarlijks aantal opsluitingen zelfs met de helft) verminderen als men landlopers ( 10 %), minderjarigen (0,6 %), geïnterneerden (psychisch gestoorde gevangenen die behandeld moeten worden: 11 %), kortgestraften beneden zes maand ( 11%), vreemdelingen die niet in orde zijn met hun papieren ( 1,3 %) en drugverslaafden (9 %) uit de gevangenissen zou houden. De overbevolking zou plots weg zijn. Door bovendien de voorlopige hechtenis alleen maar mogelijk te maken voor ernstige misdrijven zou de gevangenisbevolking nog verder verminderen. De spanningen tussen personeel en opgeslotenen zijn voor een behoorlijk stuk te wijten aan het feit dat de machtspositie van de direkteurs in de gevangenissen buitensporig groot is en er geen afdwingbaar reglement is. Daardoor weten noch de gevangenen, noch het personeel waaraan zich te houden. Een dergelijke rechtspositie, met beklagrecht, is volgens de Liga, een eerste noodzaak. John DE WIT Liga voor Mensenrechten." In een openbare vergadering van de Kamerkommissie voor Justitie op 22 februari 1989 hakte Justitieminister WATHELET (PSC) dan de knoop door: er is zijns inziens nooit sprake geweest van de bouw van prefab-gevangenissen. Toch komt er in de tuin van de gevangenis van Sint-Gillis een prefab-konstruktie die honderd gevangenen zal kunnen huisvesten en tien jaar moet standhouden. DRUGS Bij uitgeverij Nioba (Antwerpen) verscheen De val van de stadswaag. Memoires van een Punk van Mark Geudens (1988, 159 p.) Het boek behandelt het leven van één van Antwerpens speed-dealers in de wijk van de Stadswaag tot aan zijn opsluiting in de gevangenis van Merksplas in Over de toestanden in deze strafinrichting wordt trouwens een nieuw boek in het vooruitzicht gesteld. De val van de stadswaag is een egodokument. Het schetst de belevenissen van Geudens in de humaniora. in zijn relaties tot Véronique. een jonge française uit Bordeaux. en tot Gerard, een homoseksuele leraar die steeds maar weer bereid is om alle kosten van processen te betalen. Geudens is mede-oprichter van de beweging Punx in Verzet, die vanuit een anti-autoritair en anarchiserend ideeëngoed de maatschappij radikaal wilde veranderen. Vanuit deze visie kwam 36

37 hij ook bij het Anti Fascistisch Front (een Antwerpse organisatie van klein links, die zich tegen fascisme, racisme en seksisme verzet) en was hij één van de aanstichters van de rellen op 4 december 1982 toen het Anti Fascistisch Front een toegelaten betoging van klein rechts uit mekaar wilde kloppen. Geudens had een gewelddadige aktie verdedigd en schrijft (in 1988, na de enorme raz de marée van het Vlaams Blok) nog steeds: "Maar de toekomst zou mij gelijk geven... Vele ex-punx in verzet wilden er nog eenmaal hard tegenaan gaan. Enkele leden van de Rode Jeugd bevoorraaden mij en andere punks met korte stalen staven, die achteraan met een vod omwikkeld waren, zodat je er een stevige greep aan had. Meer dan een uur lang woedde een hevige veldslag, waarbij wij de politie trachtten te verjagen met een regen van stenen en benzine bommen. Twee agenten brandden als een fakkel toen ze door een benzinebom werden geraakt. Gelukkig hadden ze beschermende kledij aan... Ondanks de fanatieke weerstand die we boden, slaagde de politie er in ons gescheiden te houden van de paar honderd fascisten. Ik vind het ook jammer dat we zo tegen de politie te keer moesten gaan, maar zij beschermden tenslotte die zwarte ratten... Ik hield eigenlijk wel van dit soort straatgevechten, het gaf me het gevoel dat ik tenminste iets terug deed." (pp ). Het zal de lezer van Fatik al duidelijk geworden zijn dat het boek door de voortdurende verrechtvaardigende stijl op bepaalde plaatsen bijna satirisch wordt en daardoor een groot gedeelte van zijn zeggingskracht verliest: uiteindelijk gaat zijn pleidooi voor dekriminalisering van soft drugs grotendeels verloren in een naïeve, grappige zelfverdediging. Slechts enkele voorbeelden: als een vriend die aan zijn drugs is verslaafd geraakt door een glazen veranda valt en naar het ziekenhuis moet worden ge-- bracht, muist Geudens er stilletjes tussenuit, maar hij stelt vast dat zijn resterende speed is verdwenen en geeft als kommentaar: "Iemand moet van de verwarring geprofiteerd hebben om zes gram speed mee te grissen. Er zijn echt mensen die nergens voor staan" (p. 74). Als de auteur een vrij licht strafje krijgt voor drughandel en de winst wordt in beslag genomen vindt hij dit: "Typisch. Die rechtbank zegt dat ik de mensen met die speed vergiftig, maar het geld dat die vergiftigden daarvoor betaald hebben, steken ze wel in eigen zak". (p. 91) En wat te denken van dit pedagogisch advies: "Ik kon het nooit laten mij te moeien met de opvoedingsmethodes van de ouders van mijn vrienden. Als ze de teugels te strak houden, zet ik hun kinderen gewoon aan zich actief te gaan verzetten. Het is duidelijk dat er nogal wat wrijvingen moesten ontstaan tussen mij en Véroniques ouders; Het lijkt misschien brutaal, maar het is niet omdat ze mij onder hun dak laten slapen en hun voedsel laten eten, dat ik mijn mond ga houden. Dan moesten ze mij maar buiten gooien, al zou ik dat weer een teken van hun repressieve houdingen gevonden hebben" (p. 60). Of van dit leuke geschenk: "Als verjaardagkadeau besloot ik enkele dagen langer te blijven" (op kosten van die ouders die eerst al hoger genoemd pedagogisch advies meekregen). Gelukkig krijgen we op het einde van het werk nog een les moraal. Geudens blijft een fervent aanhanger van de speed, maar: "Het is jammer dat niemand in het milieu, ook ik niet, speed echt goed kan gebruiken. Het milieu is er door verrot, het is al net zo'n egoïstische boel geworden als het leven in de buitenwereld." (p. 159) Op 1 maart 1989 gaf het VLAAMS BLOK een persbericht uit m.b.t. de bestrijding van de kriminaliteit in verband met drugs. 37

38 Het bericht gaat als volgt: "Het Partijbestuur van het Vlaams Blok stelt vast hoe de strijd tegen de kriminaliteit en de verdovende middelen nog steeds een lachertje blijft. De zaken worden op hun kop gezet. Onverantwoordelijke politici blijven Politie en Rijkswacht aanvallen en belagen. Onvolkomenheden en fouten welke overal voorkomen en inderdaad moeten worden beteugeld, worden aangegrepen om de ordekrachten zelf in een kwaad daglicht te stellen en te treffen. Het jongste incident in Schaarbeek waarbij een agent na een optreden tegen een drugbende samen met zijn gezin door een bende bedreigd werd, is hiervan een even sprekend als ontstellend bewijs. Nadat hijzelf gewond werd vuurde hij uit zelfverdediging. Het einde van de geschiedenis was de vrijlating van de bende en het opgesloten worden van de agent. Het Partijbestuur van het Vlaams Blok stelt de vraag hoe in dergelijke omstandigheden nog één agent of Rijkswachter tot plichtvervulling aangezet kan worden. Het is de hoogste tijd dat aan de waanzin dat de schuldigen slachtoffers en de slachtoffers schuldigen zijn paal en perk gesteld wordt." 38

39 KORRESPONDENTIE EN ABONNEMENTEN : FATIK Redaklle : Waterloostraat BERCHEM 03/ Abonnementenadministratie : LIGA VOOR MENSENRECHTEN Universlteltstraat GENT 091/ toestel 383 Prijs voor 1 jaargang : gratis voor Liga-leden 100 Ir. voor gevangenen 300 fr. voor partikulieren 500 Ir. voor instellingen 1000 fr. voor steunabonnees Stortingen op rek. nr met vermelding van naam en adres evenals "abonnement Fatlk" TIKWERK :John De Wit LAYOUT EN SEKRETARIAAT: Dominique Van de Veere, John De Wit en Gle Werkers. WERKEN MEE AAN FATIK : LIGA VOOR MENSENRECHTEN, Kommissie Gevangeniswezen, Waterloostraat 27, 2600 BERCHEM. VERENIGING DER VLAAMSE ONTHAAL TEHUIZEN (V.D.V.O.), Waterloostraat 27, 2600 BERCHEM. HBK SPAARBANK Lange Lozanastraat 250, 2018 ANTWERPEN FRIEDA ANSAR, cle jarenlang onbezolclgd het tikwerk voor Fatik deed, heeft werk. gevonden. Daardoor is clt nummer reeds door John De Wit getikt. Namens de redaktie en namens de lezers danken wij Frieda Ansar zeer voor haar enorme inzet voor ons tijdschrift. Wij wensen haar veel sukses in haar verdere loopbaan. De Redaktie HBK-GIROREKENING HBK-SPAARBANK voor wie houdt van kwaliteit Verantwoordelijke Uitgever W. DEBEUCKELAERE, Jozef Plateaustraat 47, 900 GENT