INLEIDING 1 RISICO S BIJ HET ONDERNEMEN 3

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "INLEIDING 1 RISICO S BIJ HET ONDERNEMEN 3"

Transcriptie

1 wft schade zakelijk

2

3 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden de auteurs, redacteurs en Lindenhaeghe geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch de gevolgen hiervan.

4

5 i INHOUDSOPGAVE INLEIDING 1 1 RISICO S BIJ HET ONDERNEMEN Risicomanagement Risicobeheer of risicomanagement Risico-inventarisatie Risicobeleid Via risicobeheer naar verzekeren Risico s met betrekking tot bezittingen Risico s met betrekking tot vermogen Risico s met betrekking tot inkomstenderving Onverzekerbare risico s Risicobeleid en preventie Brandpreventie Inbraakpreventie Verbeterde risicoklassenindeling (VRKI) Riskmanagement, riskmanager en IAAN Inventariseren Analyseren Advies Nazorg Het aanvragen van een verzekering Inspectie: materiaal en moreel risico Modellen van risicobeoordeling Inspecteren van het brandrisico Checklist brand Van aanvraag tot polis Polisopmaak Financiële afwikkeling De ondernemer en zijn onderneming De eenmanszaak De vennootschap onder firma De maatschap De commanditaire vennootschap De besloten vennootschap De naamloze vennootschap Overige organisatievormen Gevolgen wijzigen ondernemingsvorm voor verzekeringspakket Afspraken tussen verzekeraars onderling Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen _Wft Schade zakelijk

6 ii 2 AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ONDERNEMER Contractuele aansprakelijkheid Bronnen van verbintenissen Wanprestatie Ingebrekestelling Persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid Aansprakelijkheid voor zaken Aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken Aansprakelijkheid voor gebrekkige onroerende zaken Aansprakelijkheid voor dieren Aansprakelijkheid in relatie tot zakelijk gegeven opdrachten Aansprakelijkheid voor eigen ondergeschikten Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten Werkgeversaansprakelijkheid Uitspraken van de Hoge Raad inzake werkgeversaansprakelijkheid Schade in het verkeer Verzekeringsmogelijkheden Burgerrechtelijke aansprakelijkheden van de ondernemer Productaansprakelijkheid Risicoaansprakelijkheid Vorderingsrecht bij letselschade Informatievoorziening voor letselschadeslachtoffers Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) 51 3 AANSPRAKELIJKHEIDS- EN RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR BEDRIJVEN Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) De verzekerde hoedanigheid Dekking werkgeversaansprakelijkheid op de AVB De kring van verzekerden binnen de AVB Verzekerd bedrag Begrenzing naar de aard van de schade Beroepsaansprakelijkheid Premie en eigen risico AVB-begrenzing gemeten naar plaats en tijd Begrenzing gemeten naar plaats Begrenzing gemeten naar tijd Uitsluitingen binnen de AVB Opzetuitsluiting Opzichtuitsluiting Insluitingen op de motorrijtuigenuitsluiting Aansprakelijkheidsverhogende bedingen Coulanceclausule De recallverzekering Gebruik van drones Verzekeringsaspecten bij drones _Wft Schade zakelijk

7 iii 3.5 Milieuschadeverzekering (MSV) Het bestaansrecht van de MSV Dekking en uitsluitingen op de MSV Rechtsbijstandverzekering voor bedrijven De dekking Algemene uitsluitingen 76 4 BEDRIJFSGEBOUWEN-, INVENTARIS- EN GOEDERENVERZEKERINGEN Begripsomschrijvingen Bedrijfsgebouw Inventaris Goederen Huurdersbelang Dekkingsmogelijkheden en dekkingsbeperkingen Brand, ontploffing en blikseminslag (BOB) Brand- en vliegtuigschade Stormschade Uitgebreide gevarenverzekering (UGV) Dekking elders Dekking tijdens verbouwing Vaststelling van de verzekerde som Inleiding Partijen- of deskundigentaxatie Indexering Premier risque Subrogatie Verhaalsimmuniteit Vrijwillige afstand van verhaal Bijzondere clausules Clausule brandgevaarlijke werkzaamheden Clausule blusmiddelen Clausule spuiten Schadetraject/schadeloosstelling Asbest in daken 97 5 OVERIGE BEZITSVERZEKERINGEN VOOR BEDRIJVEN Construction all risk-verzekering (CAR) Doel van de CAR-verzekering Verzekerde rubrieken Verzekerde personen Uitsluitingen Montageverzekering Machinebreukverzekering Machinebreukbedrijfsschadeverzekering _Wft Schade zakelijk

8 iv 5.4 Land- en werkmaterieelverzekering Aansprakelijkheid standaard Aansprakelijkheid uitgebreid Casco standaard Casco uitgebreid Schade aan andere zaken De computer- en elektronicaverzekering Aanvullende dekkingen Glasverzekering Glastuinbouwverzekering Paarden- en veeverzekering Lichtreclameverzekering Dekkingen lichtreclameverzekering Uitsluitingen lichtreclameverzekering Geld- en fraudeverzekering Kredietverzekering Zakenreisverzekering Instrumentenverzekering BEDRIJFSSCHADEVERZEKERING Het verzekerbaar belang op de bedrijfsschadeverzekering Overdekkings- en restitutieclausule Verzekeringstermijn en uitkeringstermijn Verzekeringstermijn Uitkeringstermijn Premieberekening bedrijfsschadeverzekering Stappenplan premieberekening Bijzondere risico s Straatafzettingsrisico Publiektrekkersrisico Toeleveringsrisico en opslagrisico Reconstructieverzekering en extrakostenverzekering Cyberverzekering Cyberrisico s Dekking cyberverzekeringen Preventie Doelgroep Samenloop Meldplicht datalekken GOEDERENTRANSPORTVERZEKERINGEN Leveringsvoorwaarden Incoterms Incoterms voor elke wijze van vervoer Incoterms voor vervoer over zee en binnenwateren FAS, CFR, CIF, CPT of CIP? _Wft Schade zakelijk

9 v Incoterms die beginnen met een D Franco of free (geen Incoterm) Verband tussen Incoterms en verzekering Vervoerdersaansprakelijkheid Algemene vervoerscondities (AVC) CMR-vervoerscondities Algemene voorwaarden voor verhuizingen (AVVV) Goederentransportverzekering Dekking volgens de allriskclausule (G13) Dekking volgens de evenementenclausule (G14) Dekking volgens de clausule M3 (oorlogs- en stakersrisico) Verzekeringsvormen Declaratiepolis Pauschalpolis of omzetpolis Eigenvervoerpolis Oneigenlijke transportverzekeringen Behandeling van goederenschade Beschadigdheid van goederen Manco van goederen Gemis van verwacht voordeel Eigen risico en franchise Averij-grosse VERKEERSVERZEKERINGEN VOOR BEDRIJVEN Collectieve wagenparkverzekering Voordelen van de collectieve wagenparkverzekering Wettelijk kader Preventiemaatregelen Tarifering van vracht- en bestelauto s Belangrijke clausules voor wagenparken Collectieve ongevallenverzekering voor inzittenden Schadeverzekering voor inzittenden Collectieve Rechtsbijstandverzekering voor motorrijtuigen Garageverzekering Rubriek AVB Rubriek schade aan motorrijtuigen van klanten WAM-dekking voor eigen motorrijtuigen WAM-dekking motorrijtuigen van klanten Cascodekking voor de eigen motorrijtuigen van het bedrijf Premie No-claimkorting Eigen risico Uitsluitingen _Wft Schade zakelijk

10 vi 9 DE COLLECTIEVE ONGEVALLENVERZEKERING Sommenverzekering Ongevalsdefinitie Opbouw van een ongevallenverzekering Kapitaaluitkering bij overlijden (rubriek A) Kapitaaluitkering bij blijvende invaliditeit (rubriek B) Vergoeding van medische kosten door een ongeval Relevante polisvoorwaarden en acceptatie Onopzegbaarheid van de ongevallenverzekering De verzekerde som Klimmende verzekerde sommen Motorrijden Afwijkende condities artsen en/of andere beroepsbeoefenaren Leeftijd van de verzekerde Premiehoogte Uitsluitingen HET NEDERLANDSE ZORGSTELSEL Wat houdt het zorgverzekeringsstelsel in? De wet langdurige zorg (Wlz) Recht op Wlz-zorg Wlz-indicatie Wlz-zorgpakket Leveringsvoorwaarden Premie Eigen bijdrage Jeugdwet De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) De Zorgverzekeringswet (Zvw) Een raamwet Het Besluit zorgverzekering (Bzv) De Regeling zorgverzekering (Rzv) Zorginstituut Nederland (ZiN) Het Nationaal Contactpunt (NCP) De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Gedragscodes Marktwerking in de zorg Overige sociale zekerheid Werknemers- en volksverzekeringen De kring der verzekerden van de Zorgverzekeringswet Zvw en Wlz Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Uitzonderingen De Sociale Verzekeringsbank (SVB) Verdragsgerechtigden Asielzoekers _Wft Schade zakelijk

11 vii 10.8 Polisbeheer Een polis afsluiten Een polis wijzigen Een polis opzeggen Modelovereenkomsten Naturapolis Restitutiepolis Combinatiepolis Hinderpaalcriterium Collectiviteiten Financiering De premie Betaling Regeling wanbetalers Verbetering Wanbetalersmaatregelen Regeling onverzekerden Zorgtoeslag Dekking Basispakket Zvw Geneeskundige zorg Voorwaardelijke toegang geneesmiddelen in behandelingen Claimafhandeling Notaverwerking Gecontracteerde zorg Natura- en restitutiepolis Eigen bijdrage en eigen risico Declaratietermijn Een aansprakelijke derde Klachtenbehandeling binnen de zorg PROFESSIONEEL GEDRAG CONTACT MET KLANTEN Wie is de adviseur? Wat mag de adviseur? Doorverwijzen naar anderen WFT-REGELS Voldoende en juiste informatie Adviesregels DOCUMENTEN UITLEGGEN EN OPSTELLEN Dienstverleningsdocument (DVD) Klantovereenkomst Factuur of declaratie opstellen KLANTDOSSIER AANLEGGEN EN ONDERHOUDEN Inhoud van het klantdossier Bewaarplicht KLANTVRAGEN AFHANDELEN _Wft Schade zakelijk

12 viii 11.6 KLACHTEN AFHANDELEN Regelgeving en klachtenafhandeling Waarom een goede klachtenafhandeling belangrijk is HET SLECHTNIEUWSGESPREK Fasen die de klant doormaakt Aanpak slechtnieuwsgesprek Bijlage: Complexe en impactvolle producten INTEGRITEIT WAT IS INTEGRITEIT? Afdwingen van integriteit door overheid Afdwingen van integriteit door brancheorganisaties Integriteit en financieel dienstverleners Integriteit en adviseur HANDELEN IN HET BELANG VAN DE KLANT Verschil klant centraal en klantbelang centraal Omslag financieel dienstverleners INTEGER OMGAAN MET KLANTGEGEVENS Bescherming van persoonsgegevens Internationale regelgeving rondom privacy FRAUDE Wat is fraude? Fraude herkennen Hoe te handelen bij fraude Hoe te handelen als adviseur Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) ZORGPLICHT Wet op het financieel toezicht (Wft) Burgerlijk Wetboek (BW) ADVIESVAARDIGHEDEN WAT HOUDT HET ADVIESTRAJECT IN? INVENTARISEREN Inventarisatieformulier Voorbereiding ANALYSEREN ADVISEREN NAZORG INDEX BIJLAGEN _Wft Schade zakelijk

13 _Wft Schade zakelijk ix

14

15 1 INLEIDING Om als Adviseur Schadeverzekering zakelijk goed te kunnen functioneren, is een grondige kennis nodig van allerlei zaken die met verzekeren te maken hebben. Het gaat daarbij om wetgeving met betrekking tot verzekeren, maar ook om productkennis. Hoe ver die kennis moet reiken, is vastgelegd in de door de minister van Financiën vastgestelde toetstermen. Bij de samenstelling van deze syllabus is ervan uitgegaan dat je kennis hebt van de inhoud van de module Wft Schadeverzekeringen particulier. De in die module behandelde stof komt in deze module niet of slechts beperkt aan de orde. Deze syllabus gaat uitgebreid in op risicobeheer voor bedrijven. Daarna behandelen wij het aansprakelijkheidsrecht voor zover dat specifiek voor bedrijven van toepassing is. Tot slot worden de diverse verzekeringsproducten voor bedrijven uitgebreid behandeld. Deze syllabus is samengesteld met de geldende toetstermen. Het examen Het examen bestaat uit drie onderdelen: Kennis en begrip Vaardigheden en Competenties Professioneel gedrag Het aantal vragen behorende bij kennis en begrip is ongeveer 50% van het totaal. De overige vragen behoren bij de onderdelen vaardigheden en competenties en professioneel gedrag, maar deze tellen zwaarder mee in de uiteindelijke beoordeling. Het onderdeel kennis en begrip bevat hoofdzakelijk multiple choice en multiple select vragen. In de onderdelen professioneel gedrag en vaardigheden en competenties komen ook andere vraagvormen aan bod. De vragen in deze onderdelen worden ingeleid door een casus. Over deze casus kunnen verschillende vragen worden gesteld. Vraagvormen die in dit onderdeel naar voren komen zijn: Multiple choice: je dient een keuze te maken uit 3 of 4 antwoordopties; Multiple select: je krijgt wederom meerdere antwoordopties, maar nu zijn meerdere antwoorden juist. Vaak wordt het totale aantal juiste antwoorden bij de vraag gegeven, maar niet altijd; Volgordevragen: je dient de gegeven antwoorden in de juiste volgorde te plaatsen, van beste naar slechtste reactie of bijvoorbeeld van beste naar slechtste oplossing; Selecteervraag: je dient in meerdere keuzelijsten (dropdownmenu s) per keuzelijst het juiste antwoord te selecteren; Invulvraag: je dient in meerdere invulvelden het antwoord in te vullen. Vaak is het een letter (A, B, etc.) die hoort bij het juiste antwoordalternatief. Soms is het een getal dat de uitkomst is van een berekening (bedrag of percentage); Numerieke vragen: je dient een getal in te voeren of een berekening te maken en de uitkomst in te voeren in het daarvoor aangewezen invulveld _Wft Schade zakelijk

16 Voor meer informatie over de inhoud van de examens verwijzen wij je naar de Kandidaatbrochure op de website van het College deskundigheid financiële dienstverlening: Belangrijk In het boek werken wij meestal met voorbeeldbedragen en voorbeeldpercentages. Deze wijken af van de werkelijke bedragen en percentages. Het is niet de bedoeling dat je deze bedragen uit je hoofd leert. Het is enkel de bedoeling dat je deze globaal kent. Als er in het examen gerekend moet worden, dan worden de bedragen en percentages altijd gegeven. Dit kunnen zowel de werkelijke als zelf verzonnen bedragen en percentages zijn _Wft Schade zakelijk

17 3 1 RISICO S BIJ HET ONDERNEMEN Om een juist advies uit te kunnen brengen en te kunnen bemiddelen bij het sluiten van verzekeringen, is het van belang om op de juiste wijze risico s in kaart te brengen. Zeker bij bedrijven is dit vaak erg complex. In dit hoofdstuk gaan we in op de risico s van een ondernemer en op welke wijze die kunnen worden geïnventariseerd en geanalyseerd. Kennis van ondernemingsvormen en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid is hierbij onontbeerlijk. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: risicobeheer; risico-inventarisatie en -analyse; maatregelen ter voorkoming of beperking van schade; zelf dragen of overdragen van risico s; het advies; ondernemingsvormen. 1.1 RISICOMANAGEMENT Voordat een risico kan worden verzekerd, dus overgedragen kan worden aan een verzekeraar, is het belangrijk om het risico dat de aspirant-verzekerde loopt te inventariseren en te analyseren. Zonder dat is een advies eigenlijk incompleet. Het gaat immers om de continuïteit van de onderneming. Risicomanagement gaat over de grenzen van het verzekeren heen. Bij het ondernemen loopt men tal van risico s. Risico s die personen, gebouwen, inventarissen en soms zelfs de onderneming in het geheel bedreigen. Soms zijn die risico s catastrofaal. Het is dus noodzaak dat de ondernemer alle mogelijke risico s duidelijk in kaart brengt. Na het treffen van de benodigde maatregelen om de risico s beheersbaar te maken, moeten de overblijvende risico s worden gewogen. Hierbij wordt gekeken welke invloed de overblijvende risico s op het bedrijfsvermogen hebben. Omvangrijke risico s kunnen worden overgedragen aan een verzekeraar tegen betaling van premie Risicobeheer of risicomanagement Het begrip risico betekent kwade kans en duidt dus op onzekerheid en nadeel. Die onzekerheid ontstaat omdat niet zeker is óf het risico zich daadwerkelijk openbaart. Bovendien is er onzekerheid over de omvang van het nadeel. Als het risico zich openbaart, dan kan dit slechts beperkte gevolgen hebben, maar het kan ook dramatische gevolgen hebben voor het ondernemingsvermogen. Tot slot is onzeker hoe vaak een risico zich openbaart. Door het krijgen van inzicht in de risico s die een ondernemer loopt, kan men gaan nadenken over het treffen van maatregelen ter voorkoming van risico s of het beperken van de gevolgen ervan. Risicobeheer bestaat uit drie stappen: het inventariseren van de risico s; het analyseren van de risico s; het treffen van maatregelen om de risico s te beperken of te voorkomen _Wft Schade zakelijk

18 1.1.2 Risico-inventarisatie Het inventariseren van risico s is het benoemen van de risico s die een ondernemer kunnen bedreigen en die dus gevolgen kunnen hebben voor de financiële situatie van de onderneming. Risico s kunnen worden ingedeeld in drie categorieën: risico s die de bezittingen bedreigen; risico s die te maken hebben met leven, dood of gezondheid; risico s die het vermogen rechtstreeks bedreigen. Een paar willekeurige risico s zijn: brand, storm, blikseminslag; niet-betalende debiteuren; inbraak; sabotage; staking. 1.2 RISICOBELEID Door het nemen van maatregelen zal men moeten proberen risico s te voorkomen of het hoofd te bieden. Hiermee wordt niet alleen bedoeld het afsluiten van een specifieke verzekering, maar ook het treffen van organisatorische, technische en bouwkundige voorzieningen en maatregelen die leiden tot risicoreductie. Er moet dus een samenhangend risicobeleid worden ontwikkeld met als doel het voorkomen en beperken van schadegebeurtenissen, zodat de continuïteit van het bedrijf zo min mogelijk in gevaar komt. De aard van de risico s verschilt natuurlijk per bedrijf. Voor een winkelier zijn deze risico s anders dan voor een fabrikant. Ook een starter loopt tegen andere risico s aan dan een al jaren bestaand bedrijf. Maar de risico s bestaan nu eenmaal en vereisen dus analyse en het voeren van beleid. De ondernemer is in de praktijk vooral bezig met de bedrijfsvoering en richt zijn ervaring en inzicht primair op zijn zakelijke bedrijfsplannen. Het komt vaak voor dat de ondernemer daarbij niet voldoende oog heeft voor risico s als: brand; aansprakelijkheid; inbraak; inkomstenderving; concurrentie; machine-uitval; en gezondheidsrisico s. Ondernemers treffen dus niet altijd maatregelen om de genoemde risico s zoveel mogelijk te voorkomen. Omdat echter nogal eens voldoende reservekapitaal ontbreekt, is het wel noodzakelijk dat een goed risicobeleid wordt ontwikkeld. Overdracht van risico s door het afsluiten van een verzekering zal in veel gevallen mogelijk en wenselijk zijn _Wft Schade zakelijk

19 5 Het risicobeleid is voortdurend aan veranderingen onderhevig. Met het verstrijken van de tijd kunnen bepaalde risico s immers toe- of afnemen, terwijl zich ook nieuwe risico s kunnen aandienen, bijvoorbeeld doordat de omvang en de opzet van de onderneming zijn veranderd. De ondernemer moet dus naast het zakendoen steeds oog blijven houden voor de (veranderende) risico s die hij loopt; risico s die zijn bezittingen, zijn vermogen en zijn bronnen van inkomsten kunnen bedreigen. Een regelmatig contact met zijn adviseurs is daarom raadzaam. Via gesprekken met deskundigen komt hij tot een verantwoorde afweging van de risico s. Zo zijn er adviesbureaus die zich specialiseren in het beoordelen van risico s en het geven van gerichte adviezen. Daarnaast kan hij ook informatie aanvragen bij het Nationaal Centrum voor Preventie (NCP), dat nauw samenwerkt met het Verbond van Verzekeraars. De wetgever zal steeds hogere eisen stellen aan de gegeven adviezen. Deskundigheidseisen worden steeds meer aangescherpt. De wetgeving wordt ook steeds strenger als het gaat om de eisen die worden gesteld aan de adviseur. De eindgebruiker wordt door de nieuwe wetgeving meer in bescherming genomen. 1.3 VIA RISICOBEHEER NAAR VERZEKEREN Risicobeheer of risicobeheersing is op verschillende manieren mogelijk. Riskmanagement in zijn zuivere vorm houdt veel meer in dan alleen verzekeren. Men spreekt van risicofinanciering. Niet alleen voor de statische risico s, maar ook voor de dynamische risico s. Statische risico s zijn meestal negatief en kunnen eigendommen treffen, zoals gebouwen en het vermogen van een onderneming. Ze worden niet bewust genomen. Een voorbeeld van een statisch risico is het risico dat het bedrijfsgebouw wordt getroffen door brand. Dynamische risico s zijn positief of negatief. Hieronder vallen de commerciële (speculatieve) of ondernemersrisico s. Een voorbeeld van een dynamisch risico is dat de omzet kan verminderen door de opkomst van concurrentie of dat een product onvoldoende wordt verkocht. In deze paragraaf beperken we ons meer tot insurance management van statische risico s. Het gaat hierbij om het beheer van de aan verzekeringen verwante risico s, zoals brand, diefstal/inbraak, blikseminslag of waterschade _Wft Schade zakelijk

20 1.3.1 Risico s met betrekking tot bezittingen Er zijn verschillende soorten bezittingen. We kunnen een onderscheid maken tussen: gebouwen; grondstoffen en handelsgoederen; inventaris; machines; vervoermiddelen; en geld of geldswaardig papier. Deze bezittingen zijn gevoelig voor verschillende soorten risico s. Storm kan gebouwen bedreigen; (eigen) bederf kan grondstoffen en handelswaar aantasten, enz. De risico s bij bezittingen zijn als volgt onder te verdelen: van buiten komende onheilen, zoals: o door handelen van verzekerde zelf of anderen; o zonder menselijk handelen: overstroming, storm, blikseminslag en inductie. van binnenuit komende onheilen, zoals eigen gebrek of eigen bederf Risico s met betrekking tot vermogen Er bestaan ook risico s die direct het vermogen kunnen aantasten, zoals: non-betaling door debiteuren; aansprakelijkheidsclaims; kosten vanwege juridische bijstand Risico s met betrekking tot inkomstenderving Ook ziekte of arbeidsongeschiktheid van de ondernemer of diens personeel kan de voortgang of het bestaan van de onderneming bedreigen. Het is goed om hiervoor eigen voorzieningen te treffen of verzekeringen te sluiten. Stilstand van het bedrijf (een productiestop) levert bedrijfsschade op, doordat er geen winst meer wordt gemaakt, maar bepaalde kosten wel blijven doorlopen. Verzekeraars bieden de ondernemer de mogelijkheid om zich hiertegen te verzekeren. Het zal duidelijk zijn dat het goed analyseren van de diverse risico s nogal wat energie en deskundigheid vraagt. Toekomstplannen, verwachte omzetten, uitbreiding, verbouwingsplannen, ervaringen met de debiteurenportefeuille, enzovoort, bepalen mede de definitieve keuze: Wat verzeker ik wel of niet? Welke aanvullende maatregelen neem ik? _Wft Schade zakelijk

21 Onverzekerbare risico s Niet alle risico s zijn verzekerbaar, zoals: schade door zogenoemde ondernemersrisico s, zoals concurrentie, economische recessie en marktverlies; catastroferisico s, zoals aardbevingen, overstroming en atoomkernreacties. Verder moet de ondernemer opkomen voor tekortkomingen in door hem geproduceerde of geleverde goederen of diensten. Dit is ook het ondernemersrisico. 1.4 RISICOBELEID EN PREVENTIE Brandpreventie Brand is een veelvoorkomende schadeoorzaak. Er kunnen verschillende maatregelen worden genomen om brand te voorkomen of de hierdoor aangerichte schade te beperken: Maatregelen van organisatorische aard, zoals het raadplegen van de brandweer, een strakke organisatie, een goede controle (ook s avonds en in het weekend), een rookverbod, afvoer van overtollige zaken, brand- en ontploffingsgevaarlijke gassen en vloeistoffen beveiligd en doelmatig opslaan, enzovoort; Maatregelen van technische aard, zoals het installeren van rookmelders, inbraaksignaleringsinstallaties, sprinklerinstallaties, blusapparaten, brandslangen; Maatregelen van bouwkundige aard, zoals het gebruik van brandvertragende materialen, brandmuren, vluchtroutes, enzovoort; Een goede meldprocedure: deze moet kort zijn, dus snelle signalering van brand en snelle melding aan de brandweer; Het bestrijden van brand: grote(re) bedrijven kunnen een bedrijfsbrandweer hebben. Kleinere bedrijven zullen met brandblusapparaten proberen de brand in een vroeg stadium te bestrijden; deze moeten dus bij de hand zijn en in voldoende aantallen aanwezig _Wft Schade zakelijk

22 1.4.2 Inbraakpreventie Een eveneens veelvoorkomende schadeoorzaak vormt inbraak. Los van de gestolen zaken is er daarbij ook braakschade te verwachten. Inbrekers stichten na de diefstal nogal eens brand om hun sporen uit te wissen. Voorkomen moet worden dat men al te gemakkelijk bij het pand kan komen. Elke belemmering en vertraging werkt in het voordeel van de verzekerde. Door het nemen van adequate maatregelen kunnen potentiële inbrekers worden ontmoedigd. Hierbij kan worden gedacht aan: het gebruik van dievenklauwen; het gebruik van veiligheidssloten; het plaatsen van bouwkundige hindernissen (hekwerken, getraliede ramen); het aanbrengen van verlichting; het installeren van inbraaksignalering; het opbergen van geld en goederen van waarde in een gecompartimenteerde ruimte; het voeren van een doelmatig sleutelbeheer; en het regelmatig laten controleren door beveiligingsbedrijven. Door het nemen van deze maatregelen wordt een gevaarsobject sneller acceptabel voor een verzekeraar Verbeterde risicoklassenindeling (VRKI) Om de risico s goed in kaart te kunnen brengen en daaraan gekoppeld de juiste preventiemaatregelen te kunnen treffen, maken verzekeraars al jaren gebruik van de risicoklassenindeling (VRKI). Voor de praktijk van de verzekeringsadviseur is het belangrijk dat hij kennis heeft van de werking en de achtergrond van de risicoklassenindeling. Hij kan in de begeleiding van zijn cliënten tijdig bij hen bespreekbaar maken wanneer hij verwacht dat de verzekeraar preventie-eisen gaat stellen. De cliënten kunnen zich dan bij een beveiligingsspecialist alvast oriënteren op de mogelijkheden (en kosten) van de te nemen maatregelen. De ontwikkelingen op het gebied van beveiliging staan niet stil. Om die reden wordt er regelmatig een verbeterde versie van het document Risicoklassenindeling voor woningen en bedrijven ontwikkeld. Dit document wordt Verbeterde risicoklassenindeling woningen en bedrijven (afgekort: VRKI) genoemd. De laatste versie is VRKI 2.0 versie De VRKI wordt onder meer gebruikt door verzekeraars en beveiligingsbedrijven. Als beveiligingsmaatregelen volgens de VRKI zijn uitgevoerd, kan een BORG Beveiligingsbedrijf een BORG Beveiligingscertificaat verstrekken. Opdrachtgevers kunnen hiermee aantonen dat er geschikte beveiliging is aangebracht. Verzekeraars kunnen de beschikking over een BORG _Wft Schade zakelijk

23 9 Beveiligingscertificaat meenemen bij de bepaling van de verzekeringspremie. Beveiligingsbedrijven die gecertificeerd zijn volgens de beoordelingsrichtlijn BORG Beveiligingsbedrijf 2005, zijn verplicht om de VRKI-documenten toe te passen bij ieder ontwerp van en onderhoud aan beveiligingsconcepten. Risicoklasse In de VRKI is een indeling gemaakt in acht vormen van maatregelen, die worden aangeduid met letters. Hieronder de betekenis van die letters: O: organisatorische maatregelen; BK: bouwkundige maatregelen; CO: compartimenteringsmaatregelen; ME: meeneembeperkende maatregelen; EL: elektronische maatregelen; SD: schilddetectie; AT: alarmtransmissie; RE: reactie (alarmopvolging). Er is een document definities beveiligingsmaatregelen opgesteld. Hierin wordt omschreven welke maatregelen horen bij de genoemde letters. De maatregelen worden in niveaus ingedeeld. Die worden aangeduid met een cijfer (1, 2, 3 of 4), dat aan de desbetreffende (hoofd)letter wordt toegevoegd. Op deze manier wordt door slechts een beperkt aantal letters en cijfers het complete pakket van (voor BORG-certificering minimaal vereiste) maatregelen weergegeven. Indeling naar attractiviteit van goederen en inventaris Aan de risicoklassenindeling is een lijst toegevoegd, waarin de mate van attractiviteit van de goederen wordt aangegeven. De mate van attractiviteit wordt aangegeven door de letters L (laag), M (middel), H (hoog) en ZH (zeer hoog). In de bijlagen is de zogenaamde VRKI-kaart opgenomen waaruit je kunt bepalen welke attractiviteitscode van toepassing is en welke categorie beveiligingsmaatregelen moet worden getroffen. Voor een goed begrip van het systeem adviseren wij je het document in de bijlage aandachtig door te nemen _Wft Schade zakelijk

24 Voorbeeld VRKI SensePlus BV is een bedrijf dat maatwerkevenementen organiseert. Het bedrijf huurt zijn bedrijfspand. In dat bedrijfspand zijn aanwezig: - inventaris, zoals kantoormeubilair en voorraad kantoorbenodigdheden, ter waarde van ; - laptops, voor de administratie en het voorbereiden van evenementen, ter waarde van In de VRKI (zie de bijlage achterin) staat op de tweede pagina computerapparatuur en aanverwante:... laptops in de verticale kolom eigen gebruik als mate van attractiviteit ZH. De vraag is nu: In welke risicoklasse valt SensePlus BV? Op de eerste pagina van de VRKI staat in de linker kolom een tabel/matrix, waaruit valt af te lezen dat als een bedrijf voor aan laptops heeft, de beveiligingseisen van risicoklasse 3 gelden. Zie de verticale tabel: tussen en en de horizontale tabel die begint met ZH. Daar waar de verticale tabel en de horizontale tabel elkaar kruisen staat: RISKMANAGEMENT, RISKMANAGER EN IAAN Voor veel ondernemers is risicomanagement (of risicobeheer) iets wat ze het liefst willen uitbesteden aan een specialist: de riskmanager. Grote ondernemingen hebben vaak een eigen afdeling, die als taak heeft het risicomanagement uit te voeren. Zo hebben sommige ondernemingen zelfs een eigen bedrijfsbrandweer. Middelgrote en kleine ondernemingen die het risicobeheer zoveel mogelijk willen uitbesteden, komen dan al snel uit bij de Adviseur Schadeverzekering zakelijk. Er zijn veel denkbare kleinere en grotere rampen, die een onderneming kunnen treffen. Soms krijgt een onderneming nooit te maken met een forse schade. Maar in de loop der jaren is er altijd wel wat. Voorbeeld Een vorkheftruck raakt beschadigd door het botsen met een paaltje op een bedrijventerrein. Schade: exclusief btw. Dat is nog te overzien. Maar vervelender wordt het als de ondernemer een tweedehands vorkheftruck aanschaft en dit niet bij jou meldt als Adviseur Schadeverzekering zakelijk. De vorkheftruck wordt dan niet WA verzekerd (wat wettelijk uiteraard wel verplicht is). Dit kan jaren goed gaan. Maar op een kwade dag raakt iemand zwaargewond door een botsing met de vorkheftruck. Personenschade: Dan blijkt dat de vorkheftruck niet verzekerd is. De ondernemer moet de schade zelf betalen. Hij kan daar zelfs failliet door gaan _Wft Schade zakelijk

25 11 Voor ondernemingen die zelf geen riskmanager in dienst hebben, is het de Adviseur Schadeverzekering zakelijk, die de rol van riskmanager vervult. De adviseur gaat als professional uit van de beproefde IAAN-methode. IAAN staat voor: inventariseren; analyseren; adviseren; en beheer (nazorg) Inventariseren Goed risicobeheer begint bij inventariseren. En dat doe je onder meer door veel vragen te stellen en door te vragen. Je kruipt als het ware in de huid van de ondernemer. Wat hangt hem (of haar) allemaal boven het hoofd? Je kijkt ook naar de mogelijke risico s, met name naar de risico s met financiële gevolgen. Welke risico s loopt de ondernemer? Welke zijn te overzien? Welke zijn, als ze zich voordoen, desastreus voor het voortbestaan van de onderneming? Wat zit daar tussenin? En wat is eraan te doen? Als Adviseur Schadeverzekering zakelijk inventariseer je alle aspecten in en bij de ondernemer/onderneming. Welke financiële risico s loopt de ondernemer/onderneming? Wat heeft de ondernemer nu al gedaan om de risico s te voorkomen of te verminderen? Wat wordt er gedaan aan preventie? Wat doet de ondernemer bij calamiteiten? Heeft hij een calamiteitenplan? Kennis van de bedrijfstak waarin de ondernemer actief is, is essentieel om de juiste vragen te stellen. Maar het voorkomt ook dat je vraagt naar de bekende weg. Dat wordt nog belangrijker als je je als Adviseur Schadeverzekering zakelijk specialiseert in een of meer specifieke doelgroepen. Voorbeeld Arnold van Woerdkom wil zich als Adviseur Schadeverzekering zakelijk specialiseren in het adviseren van notarissen. Arnold, zelf zoon van een notaris, gaat zich verdiepen in de wettelijke en brancheregels die voor dit beroep gelden. Zo ontdekt hij dat notarissen zich moeten verzekeren voor beroepsaansprakelijkheid met een verzekerde som van minimaal per aanspraak en per verzekeringsjaar. Bovendien is een van de eisen dat de polis een zogeheten claims made-dekking moet zijn. Dit begrip komt later nog aan bod. Het zou voor Arnold ook niet handig zijn om hier in een inventarisatiegesprek met een notaris een vraag over te stellen. De notaris kan dan denken, en terecht, dat Arnold dit behoort te weten, omdat dit branchekennis is en voor alle notarissen geldt _Wft Schade zakelijk

26 Arnold gaat zich daarnaast specialiseren in het adviseren van administrateurs en belastingdeskundigen. Voor deze doelgroep geldt, voor bijvoorbeeld de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, dat deze verplicht is voor leden van de NOAB (dat staat voor: Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen). En dat het minimaal verzekerde bedrag per aanspraak is en per jaar. Bij ondernemingen met werknemers kan er een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) van toepassing zijn. In die cao kunnen bepalingen staan die relevant zijn voor het (uiteindelijke) advies. Zo is er bijvoorbeeld de verplichting voor een werkgever voor het hebben van een collectieve ongevallenverzekering van toepassing in de cao voor de bouwsector. Naast de kennis van de specifieke branche verdiept de Adviseur Schadeverzekering zakelijk zich in de klant als ondernemer zelf. Welke polissen heeft de ondernemer nu al gesloten om bepaalde risico s af te dekken? En waarom? Wat staat daarover op papier? In deze inventarisatiefase kun je beter een vraag te veel stellen dan een vraag te weinig. Vraag aan ondernemers met een bedrijfsruimte of je die bedrijfsruimte samen met hem (of haar) mag bezoeken. Stel tijdens dat bezoek weer zoveel mogelijk vragen, die gericht zijn op het ontstaan en voorkomen van risico s. Naast de fysieke inventarisatie verdiep je je ook in de juridische/administratieve status van de klant. Wat is er contractueel allemaal geregeld? Welke financiële risico s kunnen daaruit voortvloeien? Bij het samenstellen van het klantprofiel gaat de adviseur in ieder geval in op: kennis en ervaring; risicobereidheid; doelstelling; en financiële positie. Bij een wat grotere onderneming met werknemers kan een adviseur nuttige informatie halen, onder meer uit het organogram. Een organisatieschema, organogram of organigram is een afbeelding, model of schema van een organisatiestructuur van een onderneming. Een dergelijk schema is een visuele weergave, waaruit blijkt uit hoeveel en welke verschillende divisies en afdelingen een organisatie bestaat. Eventueel wie aan het hoofd staat, wie de medewerkers zijn en soms in welke hiërarchische verhouding de afdelingen en medewerkers ten opzichte van elkaar staan. Een organogram geeft geen informatie over wie er binnen de organisatie de (mede-)eigenaar is en wie daarnaast tekeningsbevoegd is. Je gesprekspartner (en zijn accountant) kan/kunnen jou daar als Adviseur Schadeverzekering zakelijk meer informatie (en uitsluitsel) over geven. Ook de Kamer van Koophandel (KvK) is hiervoor een nuttige informatiebron. Een KvK-uittreksel geeft een overzicht van praktische zaken als de naam, het adres en de oprichtingsdatum van een bedrijf _Wft Schade zakelijk

27 13 Daarnaast staat bijvoorbeeld vermeld: de oprichtingsdatum, de rechtspersoon, informatie over aandeelhouders en bestuurders, het aantal vestigingen, de rol van de natuurlijke personen in de organisatie, bijvoorbeeld een alleen tekeningsbevoegd bestuurder of een gezamenlijk tekeningsbevoegd bestuurder. Uit de jaarrekening, met daarin opgenomen de winst-en-verliesrekening en de balans, kun je als adviseur nuttige bedrijfseconomische informatie halen over de onderneming die je gaat adviseren. Hoeveel eigen vermogen de onderneming heeft, zegt iets over de financiële positie en de financiële weerbaarheid van de onderneming voor als het even tegenzit Analyseren In de analysefase ga je aan de slag met de verkregen informatie uit de inventarisatiefase. In deze fase ga je op zoek naar: Wat is de huidige status van het risicobeheer? Wat is de gewenste situatie (doel) en hoe wordt die bereikt? In de analysefase lees je bijvoorbeeld de leveringsvoorwaarden en andere contracten door. Je beoordeelt bijvoorbeeld ook of de onderneming voldoet aan de nieuwe normen van de AVG (algemene verordening gegevensbescherming). Dan besluit je of je zelf voldoende kennis hebt om de ondernemer daarover te informeren. Of dat je, later in het adviesstadium, doorverwijst naar een gespecialiseerd advocatenkantoor. Of de ondernemer voldoet aan de normen van inbraakpreventie, kun je uitbesteden aan een erkend installatiebureau. Of je hebt met de ondernemer afgesproken dat het advies dat je gaat uitbrengen alléén gebaseerd is op de niet-administratieve risico s (de papieren risico s) van de onderneming en dat je analyse en advies alléén zijn gebaseerd op niet-contractuele risico s, zoals bezitsrisico s, aansprakelijkheid, cyberrisico s, enz. Duidelijke contractuele afspraken tussen jouw klant als ondernemer en jou als verzekeringsadviseur zijn dan vanzelfsprekend ook essentieel. Het is een onderdeel van je eigen risicomanagement. Wat komt er in de inventarisatie-/analysefase nog meer aan bod? Te veel om op te noemen. Nogmaals: het is om te beginnen belangrijk dat je je als adviseur goed realiseert welk type bedrijf je adviseert. Heeft het bedrijf een of meer werknemers? Dan krijg je te maken met allerlei risico s, die samenhangen met de ondernemer als werkgever. Denk daarbij aan Arbonormen en de verplichte RI&E (de risico-inventarisatie en -evaluatie) _Wft Schade zakelijk

28 Voorbeeld Vinden er in het bedrijf veel fysieke handelingen plaats, zoals in een groot magazijn waar veel vorkheftrucks rijden? Wat doet de ondernemer dan aan preventie tegen ongelukken met de trucks? Bijvoorbeeld spiegels plaatsen aan het einde van ieder gangpad, zodat de ene vorkheftruckchauffeur de andere ziet aankomen. Zijn er verkeersregels? Het ontbreken van spiegels en verkeersregels vormt (mogelijk) een hoger risico. Dat blijkt uit de registratie van de (bijna) ongelukken met vorkheftrucks op de werkvloer. Houdt de ondernemer een ongevallenregister bij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet de ondernemer daar vervolgens mee? Maakt hij (of laat hij die maken) analyses van die geregistreerde ongevallen om van daaruit passende veiligheidsmaatregelen te nemen? Wordt er in het bedrijf met gevaarlijke stoffen gewerkt? Hoe gaat het bedrijf daarmee om in het kader van veiligheid op korte en lange termijn? Welke aansprakelijkheden liggen er op de loer? En als je die geïdentificeerd hebt, wat adviseer je (uiteindelijk) de ondernemer dan? Neem bijvoorbeeld de fypronilaffaire; eieren die besmet waren met een giftige stof, die verwerkt zat in het bestrijden van luis bij pluimvee. Naast de directe schade (ruimen van de eieren) is de reputatieschade (hoewel moeilijk te becijferen) mogelijk nog vele malen groter. In hoeverre loopt het bedrijf kans om geconfronteerd te worden met cyberrisico s? Een marktkoopman wordt hier minder snel mee geconfronteerd in tegenstelling tot een succesvolle internetshop met duizenden klanten Advies Jouw advies aan de ondernemer, als Adviseur Schadeverzekering zakelijk, vloeit voort uit een zo volledig mogelijke inventarisatie en analyse. In jouw advies ga je eerst in op het mijden van bepaalde risico s als dat van toepassing is. Dat is eenvoudigweg iets niet doen. Niets is zonder risico. En ondernemen is per definitie risico lopen. Maar tegen welke prijs? Voorbeeld risico mijden (1) Een PC-winkel schnabbelt er wat bij door aan het einde van het jaar vuurwerk te verkopen. Door de geringe inspanning (vuurwerk inkopen, blaadje achter het raam vuurwerk te koop ) is het best lucratief. Uiteraard is vuurwerk verkopen niet de kernactiviteit van de eigenaar van de PC-winkel. Ga je kijken naar de risico s, dan is het advies: Doe het niet (meer) snel gegeven. Al snel wegen de nadelen (vooral de risico s) niet meer op tegen de voordelen. Denk aan: de vergunning voor verkoop vuurwerk is niet aanwezig of er wordt niet voldaan aan de vergunningseisen (kans op hoge boetes); de kans op een catastrofe (ontploffing) is niet groot. Als deze zich toch voordoet, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Mogelijke gevolgen: zwaar lichamelijk letsel (of zelfs dodelijk) en einde (faillissement) onderneming; geen verzekeringsdekking mogelijk voor ondernemers die branchevreemde bedrijfsactiviteiten uitvoeren _Wft Schade zakelijk

29 15 Voorbeeld risico mijden (2) De omzet van een ladderfabrikant wordt voor 60% gerealiseerd in Nederland, voor 30% binnen Europa en voor 10% buiten Europa, waarvan 3% van de totale omzet naar de Verenigde Staten. Uit de analyse die je hebt gemaakt, blijkt dat de productaansprakelijkheid voor fabrikanten in de Verenigde Staten extreem groot is en niet in Nederland verzekerbaar is. Er zijn twee mogelijkheden: mijden (niet meer exporteren) of het risico zoveel mogelijk voorkomen, bijvoorbeeld omdat de omzet die je als ondernemer mist te belangrijk is om te laten lopen. Dan moet je wat, toch? Als je het toch doet, dan schuif je op van mijden naar (zoveel als mogelijk) voorkomen. Dat kan door na te gaan, via een gespecialiseerde advocaat, of de leveringsvoorwaarden voor de handel met de Verenigde Staten zo zijn op te stellen dat productaansprakelijkheid voor de fabrikant is uitgesloten. NB. Als een risico voor een ondernemer niet verzekerbaar is, dan is het risico nog wel te mijden of (zoveel als mogelijk) te voorkomen. Het overdragen van risico s Het overdragen van risico s kan op twee manieren: je zorgt ervoor dat anderen dan jij als ondernemer het risico lopen; je zorgt ervoor dat het risico optimaal wordt verzekerd bij een verzekeraar. In de transportsector is het gebruikelijk dat risico s vaak worden afgewenteld op klanten van de vervoerder. Een bekend voorbeeld is de gemaximeerde aansprakelijkheid van de beroepsvervoerder over de weg voor schade aan de door hem vervoerde zaken. Zo kent de AVC (Algemene Vervoerscondities, waarover later meer) een limiet van 3,40 per kilogram vervoerd gewicht voor vervoer over de weg binnen Nederland. Stel dat een importfirma goederen ter waarde van 100 per kilogram wil vervoeren naar afnemers binnen Nederland. Dan lopen zij een bezitsrisico van 96,60 per kilogram voor schade die kan ontstaan aan de zaken tijdens transport. Voor sommige oorzaken van schade is de vervoerder op grond van de AVC zelfs helemaal niet aansprakelijk. Vanuit de visie van de verzekeringsadviseur van de wegvervoerder: zijn klant (de vervoerder) kan voor 3,40 per kilogram aansprakelijk zijn. Bij grotere volumes kan dat een risico zijn dat de klant niet kan of niet wil lopen. Dit aansprakelijkheidsrisico is verzekerbaar op een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering. Vanuit de visie van de verzekeringsadviseur van de importfirma: het bezitsrisico ( 96,60 per kg en soms 100) is vaak, en zeker bij grote(re) volumes, noodzakelijk om te verzekeren. Dit bezitsrisico voor schade aan zaken tijdens transport is te verzekeren op een goederentransportverzekering. Daarover later meer _Wft Schade zakelijk

30 Voorbeeld Pim Verschoor heeft een succesvol dakdekkersbedrijf met 3 werknemers. Hij krijgt een prachtige klus aangeboden, namelijk het vernieuwen van de dakbedekking van een groot kantoorgebouw in Rotterdam. Het offertebedrag is ex. btw. De herbouwwaarde van het kantoorgebouw is 4 miljoen. Als door onachtzaamheid van Pim of een van zijn werknemers brand ontstaat, dan kan in het ergste geval het gehele kantoorgebouw afbranden. De aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) van Pim geeft slechts dekking voor maximaal 2,5 miljoen. De regresnemende brandverzekeraar van het kantoorpand kan 4 miljoen op Pim verhalen, terwijl de dekking van zijn AVB dan slechts 2,5 miljoen uitkeert. In zo n geval komt dus 1,5 miljoen voor rekening van Pim. Heeft Pim een eenmanszaak, dan is hij waarschijnlijk ook in privé failliet. De volgende vraag doemt dan op: Is Pim op de hoogte van deze situatie? Dat is de taak van de Adviseur Schadeverzekering zakelijk van Pim. Wat kan Pim doen? De klus niet aannemen. Dat is het mijden van het risico. De klus met opperste voorzichtigheid uitvoeren. Extra controles op nasmeulen, enz. En dit vastleggen via filmen met iphone, enz. Dat is het, zoveel als mogelijk, voorkomen (preventie) van het risico. Met de klant contractueel afspreken dat schade boven de 2,5 miljoen voor rekening blijft van de opdrachtgever. Dat is het risico overdragen (afwentelen) op de klant. De verzekeringsadviseur kan een eenmalig verhoogde dekking proberen te regelen bij de huidige AVBverzekeraar van Pim of een eenmalige excedentdekking via, bijvoorbeeld, de assurantiebeurs. Dit is verzekeren: het financieel risico tegen betaling overdragen aan een schadeverzekeraar Nazorg Na het advies is het werk nog niet af. Ondernemers zijn doorgaans zeer actief in het aanboren van nieuwe mogelijkheden en markten. Regelmatig vinger aan de polis is dan het credo. Welke veranderingen vinden er plaats gedurende het jaar? Wordt de omzet hoger/lager? Gaat de ondernemer met nieuwe bedrijfsactiviteiten starten en geeft zijn huidige verzekeringspakket daar dekking voor? Soms wel, maar vaak ook niet. Je hoopt niet dat jouw klant als ondernemer schade lijdt. Als dat toch daadwerkelijk gebeurt, is er voor jou weer een unieke gelegenheid om je toegevoegde waarde als professioneel Adviseur Schadeverzekering zakelijk waar te maken. Bij schade blijkt ook of de voorgaande fasen goed zijn uitgevoerd en onderhouden. Als de ondernemer een vorkheftruck aanschaft en jou dat niet vertelt, dan kan het ook financieel gruwelijk misgaan als hij (of een van zijn medewerkers) met de vorkheftruck personenschade veroorzaakt. Jij maakt daarom afspraken met de ondernemer dat hij alle wijzigingen in de bedrijfsvoering, hoe klein en onbeduidend die ook lijken, toch aan jou meldt. Beter een keer te veel gemeld dan een keer te weinig _Wft Schade zakelijk

31 17 En je neemt dit alles ook op in je adviesrapport. Want je doet voor je eigen bedrijf als adviseur ook aan risicomanagement. Niet in eerste instantie om compliant te zijn aan geldende wet- en regelgeving en omdat je beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar dat zo fijn vindt. Nee, je doet het omdat je het beste wilt voor je klant. Goed geregeld. Daar houden ze van. Voorbeeld Nazorg Joop van Doorn heeft een serie kledingwinkels; 8 in totaal. Deze kledingwinkels vallen onder de BV, waar Joop directeur-grootaandeelhouder van is: FashionMind BV. De BV is eigenaar van de winkels. Een van de winkels (winkel A) heeft een herbouwwaarde van exclusief btw. Omdat de BV de btw kan verrekenen, is besloten om deze winkel (en ook de andere winkels) exclusief btw te verzekeren. In overleg en op advies van zijn accountant heeft Joop vorig jaar besloten winkel A in privé aan te kopen en deze vervolgens weer aan zijn eigen BV te verhuren. Jij als adviseur bent niet op de hoogte gesteld van deze wijziging. 3 maanden na de notariële overdracht van BV naar privé breekt er een keukenbrand uit in een appartement boven de winkel. Een huurder (een student) was afgeleid door een rinkelende telefoon en is door het gesprek dat daarop volgde vergeten dat er een pan macaroni op het vuur stond aan te branden. Met de keukenbrand tot gevolg. De herstelkosten worden begroot op exclusief btw en inclusief btw. Joop krijgt uitgekeerd, maar moet als privépersoon aan het herstelbedrijf vergoeden. Joop kan als privépersoon de btw niet verrekenen en moet dus onverwacht in privé voor eigen rekening nemen. Joop ging ervan uit dat alles goed geregeld was, maar klaarblijkelijk is dat niet zo. Ben jij als adviseur in zo n situatie dan aansprakelijk voor het niet voldoen aan je zorgplicht? En moet je dan een beroep doen op je beroepsaansprakelijkheidsverzekering? Het antwoord op een andere vraag is veel interessanter. Wat kun je als adviseur doen om deze situaties zoveel als mogelijk te voorkomen? Goede nazorgafspraken maken en deze vastleggen. De ondernemer ervan overtuigen dat hij relevante wijzigingen tijdig aan jou doorgeeft, zodat jij er tijdig actie op kunt ondernemen. Dan kun je een nieuwe opstalverzekering sluiten met Joop als privépersoon met een verzekerde som van en daarna kun je de verzekering van de BV royeren. Feitelijk zou de opstalverzekeraar de schade wellicht in zijn geheel kunnen weigeren te vergoeden, omdat de BV feitelijk geen schade leidt en dat wil je al helemaal niet. Overigens is er in deze casus nog een escape. De ondernemer kan, onder jouw regie, de waarschijnlijk met succes verhalen onder de AVP van de student door wiens schuld de schade is veroorzaakt. Voorkomen is beter dan genezen _Wft Schade zakelijk

32 1.6 HET AANVRAGEN VAN EEN VERZEKERING Het aanvraagformulier is in de regel nodig voor het tot stand komen van de verzekeringsovereenkomst. Dit formulier geeft, bij bezitsverzekeringen, onder meer inlichtingen over het te verzekeren object, zoals: de aard en constructie van het gebouw; de soort en plaats van de opgeslagen grondstoffen en goederen; de aard van de werkzaamheden in dat gebouw; de aard van de productiemiddelen, energievoorziening en verwarming; de situering en de belendingen; de brandwerende voorzieningen (muren, dak, enz.) Inspectie: materiaal en moreel risico Zelf kan de aspirant-verzekeringnemer details verstrekken over al genomen beveiligingsmaatregelen. Meer details maken het voor de verzekeraar mogelijk om de risico s beter te beoordelen. Zo nodig zal de verzekeraar een technische inspectie verrichten. Als het onderzoek zich vooral richt op het risicoobject, dan spreken we van een beoordeling van het materiële risico. Het is echter ook belangrijk om tijdens het gesprek een beeld te krijgen van het morele risico. Is de verzekeringnemer punctueel of juist slordig? Maakt het bedrijf een nette indruk? Dit morele risico wordt bij de acceptatie meegewogen. Het morele risico heeft dus vooral betrekking op de persoon van de verzekerde Modellen van risicobeoordeling De verzekeraar bepaalt de hoogte van de premie soms met risicobeoordelingsmodellen. Eerder werd al duidelijk dat er diverse factoren zijn die de premie zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. Die modellen van risicobeoordeling zijn ontstaan in de praktijk en uit ervaringscijfers. Hiervoor is de VRKI al aan bod geweest. We gaan nu dieper in op een nieuwe methodiek voor het inspecteren van objecten voor het brandrisico _Wft Schade zakelijk

33 INSPECTEREN VAN HET BRANDRISICO Een veelvoorkomende oorzaak van brand en brandschade is elektriciteit. Elektriciteit is een potentiële ontstekingsbron. Men spreekt in de praktijk wel van elektrabranden. Door een defect, een gebrek, verkeerd gebruik of ondeskundig installatiewerk kan er ergens in de elektrische installatie overmatige warmteontwikkeling optreden. Deze warmteontwikkeling kan leiden tot een brand. Vooral als het elektrische gebrek zich in de buurt van een brandbare stof bevindt. Vaak is het probleem dat de elektrische installatie niet is afgestemd op het gebruik en de werkomstandigheden. Bijvoorbeeld door onvoldoende wandcontactdozen op de juiste plaatsen. Dit leidt dan weer tot ondeskundige uitbreidingen door het gebruik van verlengsnoeren en verdeeldozen. Daarnaast zijn er steeds meer nieuwe types elektrische apparaten in gebruik van zonnepanelen tot ipads. Ook dat creëert nieuwe brandrisico s. Kortom: elektriciteit is een potentiële ontstekingsbron, die kan leiden tot brandgevaar en brand naarmate er zich in de buurt van die ontstekingsbron brandbare materialen bevinden. Zo zijn er al incidenten gerapporteerd van spontaan ontbrandende iphones. Dat kan diverse oorzaken hebben. De lithium-ion batterij in de iphone veroorzaakt een chemische reactie als deze leegloopt. Daardoor wordt de batterij warm. Als een iphone te lang in de zon ligt of is opgeborgen in een broekzak, kan hij oververhit raken en in brand vliegen. Dit is te voorkomen door de iphone op een goed geventileerde plek te bewaren en dus nooit in de broekzak. Brandpreventie door het voorkomen van elektrabranden staat hoog op de agenda bij verzekeraars en technisch inspecteurs. De installatiebranche, verzekeraars en inspecteurs hebben gezamenlijk een beoordelingsmethodiek ontwikkeld voor de inspectie van brandveiligheid van elektrotechnische installaties: NTA Een NTA 8220-inspectie voldoet niet aan de Arbonormen. Een inspectie die daar wel aan voldoet, is vaak veel duurder en voor bedrijven zonder werknemers is zo n inspectie niet nodig. De brandveiligheidsnormen voor werknemers, die arbogerelateerd zijn, zijn onder andere opgenomen in inspecties die voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in de NEN 1010 en NEN 3140 ; de Arbowet. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het in goede staat houden van hun elektrische installatie en wel zodanig dat de veiligheid en gezondheid van gebruikers en werknemers niet in het geding is. De normen die bepalen wat er wordt verstaan onder een veilige elektrische installatie, zijn vastgelegd in de norm NEN Veel verzekeringsmaatschappijen bepalen in hun polisvoorwaarden dat de elektrische installatie periodiek wordt gekeurd. De NEN 3140-inspectie is een wettelijke verplichting en dient periodiek te worden uitgevoerd. Een risicoanalyse is bepalend voor de interval. Elektrische installaties dienen minimaal eenmaal in de 5 jaar te worden geïnspecteerd _Wft Schade zakelijk

34 Bij de NTA 8220 staat NTA voor Nederlandse technische afspraak. Als brandverzekeraars verwijzen naar NTA 8220, dan is het voor alle betrokkenen (verzekerden, inspecteurs en verzekeraars) duidelijk dat het inspectiebedrijf uitsluitend de brandrisico s van de elektrische installatie beoordeelt. Deze beoordeling bestaat uit een visuele controle en uit metingen en beproevingen. De visuele controle omvat al het elektrisch materieel, dat deel uitmaakt van een installatie en elektrisch materieel, dat in gebruik is op het moment van de controle. Tijdens de controle moet de inspecteur rekening houden met brandbare materialen in de directe omgeving van het elektrisch materieel. Bij de visuele controle gaat de inspecteur ervan uit dat het elektrisch materieel is geïnstalleerd volgens de van toepassing zijnde ontwerpnorm(en) en dat het wordt gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant. 1.8 CHECKLIST BRAND Veel bedrijven worden jaarlijks getroffen door brand. Dat leidt tot veel financiële schade en helaas ook tot slachtoffers. Zo n 100 bedrijven krijgen ieder jaar te maken met een brand die leidt tot meer dan 1 miljoen schade. De totale schadelast van bedrijfsbranden ligt tussen de 350 en 450 miljoen euro per jaar. Daarom is brandpreventie zo belangrijk. Een nieuw wapen in de strijd tegen brand is de website De website is een gezamenlijk initiatief van MKB-Nederland en het Verbond van Verzekeraars. Beide organisaties vinden het belangrijk dat ondernemers zich bewust zijn van brandrisico s en weten wat ze ertegen kunnen doen. Naast algemene informatie kan de ondernemer op de website een checklist met vragen invullen, zodat zij gerichte preventieadviezen krijgen om brandstichting te voorkomen of de gevolgen te verkleinen. 1.9 VAN AANVRAAG TOT POLIS Op basis van het aanvraagformulier beoordeelt de verzekeraar het risico. De persoon die bij de verzekeraar werkt en die de risico s beoordeelt, noemen we een acceptant. De acceptant heeft het recht om verder onderzoek te verrichten om de inschatting van het risico te verbeteren. Dit kan op de volgende manieren: hij stelt de aspirant-verzekeringnemer een aantal aanvullende vragen; hij vraagt aan een collega in de technische buitendienst om het aangeboden risico te inspecteren (dit geldt alleen voor schadeverzekeringen). Naast een beoordeling aan de hand van het aanvraagformulier wordt de aspirant-verzekeringnemer getoetst in het FISH-systeem. FISH staat voor Fraude en Informatiesysteem Holland. FISH ondersteunt verzekeraars en gevolmachtigden enerzijds bij het voorkomen en bestrijden van verzekeringsfraude en anderzijds bij het inschatten van een verzekeringsrisico. FISH geeft een gedetailleerd inzicht in het verzekeringsverleden van personen en bedrijven _Wft Schade zakelijk

35 21 Door collectieve informatie-uitwisseling door de aangesloten partijen wordt een volledig beeld over het schadeverleden van personen en bedrijven in kaart gebracht. FISH geeft daardoor specifiek voor verzekeringen aan wat het morele risico van de aspirant-verzekeringnemer is. Denk maar eens aan drankmisbruik of een strafrechtelijk verleden. Ook iemand die eerder is betrapt op fraude, vormt een moreel risico. De acceptant heeft vervolgens de volgende mogelijkheden: Acceptatie. De acceptant gaat dan akkoord met de aanvraag. Acceptatie met bijzondere voorwaarden. Zo kan de acceptant bijvoorbeeld een hogere premie vragen of een bepaald risico uitsluiten. Weigering. De acceptant kan de aanvraag ook geheel weigeren, omdat het aangeboden risico te hoog is. Het formele moment waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand komt, is het moment waarop de klant van de verzekeraar het bericht ontvangt dat deze het risico wil accepteren. Op dat moment is wilsovereenstemming bereikt. Dit houdt in dat beide partijen hebben aangegeven met elkaar de overeenkomst te willen aangaan. Soms ontvangt de verzekeringnemer een schriftelijke bevestiging van de verzekeraar, waarin staat dat hij het risico accepteert. Dit is een dekkingsbevestiging. De verzekeraar geeft deze bevestiging, omdat het opmaken van de polis nog even op zich laat wachten. Als de acceptant van de verzekeraar akkoord is, volgt de polisopmaak. De stappen in dit proces zijn: 1. de aanvraag van de verzekering; 2. een voorlopige dekking; 3. de acceptatie van de verzekering door de verzekeraar; 4. de wilsovereenstemming; 5. een dekkingsbevestiging; 6. de opmaak van de polis door de verzekeraar; 7. een financiële afwikkeling. Voorlopige dekking Tussen het moment van het indienen van het aanvraagformulier en de totstandkoming van de verzekering kan enige tijd zitten. Het kan gebeuren dat er in deze tussenliggende periode een schade ontstaat. De verzekeraar kan voor deze tussenliggende periode een zogeheten voorlopige dekking geven. Met de voorlopige dekking is de aspirant-verzekerde al tijdelijk verzekerd. Het aanvraagformulier moet dan nog door de verzekeraar worden verwerkt. Dekkingsbevestiging Soms ontvangt de verzekeringnemer een schriftelijke bevestiging van de verzekeraar, waarin staat dat hij het risico accepteert. Dit is een dekkingsbevestiging. De verzekeraar geeft deze bevestiging, omdat het opmaken van de polis nog even op zich laat wachten _Wft Schade zakelijk

36 1.9.1 Polisopmaak De verzekeraar maakt de polis op, nadat de acceptant de verzekering heeft geaccepteerd. De polis is een schriftelijk stuk waarin de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst vastlegt. De polis bevat vaste gegevens, zoals: de naam, het adres en de woonplaats van de verzekeringnemer; de naam van de verzekeraar; het verzekeringstijdvak; de premiehoogte; het verzekerde belang. De verzekeringsovereenkomst kan naast de polis nog uit een aantal aanvullende schriftelijke stukken bestaan: Polisvoorwaarden. In de polisvoorwaarden staat precies wat er wel en niet onder de dekking van de verzekering valt. Dit zijn de zogeheten in- en uitsluitingen. Zo zijn er bepaalde calamiteitenrisico s, die standaard zijn uitgesloten. Daarnaast vermelden de polisvoorwaarden de verplichtingen van de verzekeringnemer. Clausulebladen. De tekst van een clausule geeft een afwijking op de polisvoorwaarden weer. Een clausule is dus een bepaling waarbij de verzekeraar voor de specifieke onderliggende polis afwijkt van de standaardpolisvoorwaarden Financiële afwikkeling De financiële afwikkeling van een verzekering bestaat uit het berekenen en incasseren van de premie. Berekenen van de premie De premie voor schadeverzekeringen is opgebouwd uit: Risicopremie. Elke verzekeraar hanteert vaste tarieven, waarmee hij de risicopremie berekent. De tarieven voor het berekenen van de basispremie voor eenvoudige en veelvoorkomende risico s worden vermeld in een tarievenboek en offerteprogrammatuur rekent hiermee. Het tarievenboek vermeldt een bepaald percentage/promillage of een vast bedrag uitgedrukt in euro s. Voor overige risico s wordt de premie per keer door de verzekeraar vastgesteld. De basispremie van schadeverzekeringen is afhankelijk van: de verzekerde som (hoogte van het bedrag); het verzekerde risico (welke gebeurtenis wordt er verzekerd); overige risicoaspecten. Dit kan de regio zijn of bijvoorbeeld de bouwaard van een woning. Een huis met een rieten dak brandt nu eenmaal eerder dan een huis met dakpannen _Wft Schade zakelijk

37 23 De optelsom van deze drie aspecten vormt de risicopremie. Daar bovenop komen nog andere kosten, die deel uitmaken van de totale premie van de schadeverzekering. Dat zijn: Polis-, incasso- en administratiekosten. Bovenop de basispremie berekent de verzekeraar de polis-, incasso- en administratiekosten. De poliskosten zijn de kosten die gepaard gaan met het opmaken van de polis. De verzekeraar brengt de administratie- en incassokosten in rekening om de kosten van het innen van de premies te compenseren. Provisie. Als er nog provisiekosten worden verrekend met een bemiddelaar, dan worden de kosten hiervan verwerkt in de premie. Winst. De verzekeraar wil winst maken. Hij rekent een marge op de optelsom van de premiefactoren. Reservering onvoorziene uitgaven. Verzekeraars moeten een deel van de premieopbrengsten reserveren voor onvoorziene uitgaven. Als zich een ramp voordoet, moet er voldoende geld in kas zijn om in één keer veel uit te keren, zonder dat de verzekeraar hierdoor failliet gaat. De Nederlandsche Bank ziet erop toe dat verzekeraars voldoende geld hebben gereserveerd. Assurantiebelasting. De assurantiebelasting wordt geheven over de premie van de verzekering. Het tarief is 21%. Voorbeeld De premie behorende bij een opstalverzekering bedraagt 2,80 per Dit is de premie inclusief provisiekosten, winstmarge en reserveringsopslag. De verzekerde som bedraagt De kale premie is dan De poliskosten ( 4,50) en de incassokosten ( 2,50) worden opgeteld bij de kale premie: Vervolgens wordt er 21% assurantiebelasting over geheven. De verzekeringnemer krijgt dus een nota van 1.363,67. Er zijn verzekeringsvormen die zijn vrijgesteld van assurantiebelasting: De meeste persoonsverzekeringen. Dit zijn: levensverzekeringen, ongevallenverzekeringen, invaliditeitsverzekeringen, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, ziektekostenverzekeringen en werkloosheidsverzekeringen. Internationale (goederentransport)verzekeringen. Het leidt tot concurrentievervalsing als het ene land wel en het andere land geen assurantiebelasting heft. Voorbeelden hiervan zijn: verzekeringen van zeeschepen (behalve pleziervaartuigen) en luchtvaartuigen (behalve privévliegtuigen) en exportkredietverzekeringen. Herverzekeringen. Dit zijn verzekeringen waarbij een andere verzekeraar een deel van het risico overneemt. Bij de oorspronkelijke verzekering is al assurantiebelasting betaald. Nog een keer assurantiebelasting rekenen leidt tot dubbele heffing _Wft Schade zakelijk

38 1.10 DE ONDERNEMER EN ZIJN ONDERNEMING Als we naar de diverse ondernemingsvormen kijken, dan kan de volgende indeling worden gemaakt: de eenmanszaak; de vennootschap onder firma; de maatschap; de commanditaire vennootschap; de besloten vennootschap; de naamloze vennootschap; overige organisatievormen De eenmanszaak We spreken van een eenmanszaak als een natuurlijk persoon een bedrijf uitoefent of een vrije beroepsbeoefenaar is, zoals een huisarts, een advocaat of een notaris. De eenmanszaak wordt gevoerd door een natuurlijk persoon; zijn privévermogen en zakelijke vermogen zijn niet gescheiden. De ondernemer is dus zelf met zijn gehele vermogen volledig aansprakelijk voor alle schulden. Bij een eventueel faillissement omvat dit zijn gehele vermogen. Ook kan hij voor zijn eenmansbedrijf personeel aannemen en ontslaan. De kracht van de eenmanszaak ligt in de hoge motivatie en de overzichtelijkheid van het bedrijf. Ook het persoonlijke contact met de klanten wordt vaak op prijs gesteld. Een eenmanszaak loopt risico als de ondernemer te weinig kennis van zaken heeft op een van de vakgebieden voor het voeren van een eigen onderneming (onder andere financiële kennis, vakkennis of kennis over de bedrijfsvoering) De vennootschap onder firma De vennootschap onder firma of VOF wordt in de wet geformuleerd als de maatschap tot uitoefening van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam aangegaan. Een gegeven, waarop bij deze constructie goed moet worden gelet, is dat elke vennoot met het gehele vermogen rechtstreeks en hoofdelijk aansprakelijk is tegenover de schuldeisers van de vennootschap. Een VOF kan ook ontstaan uit een eenmanszaak, doordat de eigenaar ervan een of meer medefirmanten opneemt en zo een vennootschap onder firma begint. Die medefirmanten kunnen bijvoorbeeld familie zijn of bestaan uit het personeel. Het vermogen van de VOF en dat van de vennoten is gescheiden. Elke vennoot kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de gehele schuld van de VOF, dus ook voor de schuld die een andere vennoot voor de VOF maakte. Zakelijke schuldeisers moeten hun vordering eerst verhalen op het bedrijfsvermogen. Als dit ontoereikend is, dan kunnen de individuele vennoten worden aangesproken. De vennootschap onder firma heeft echter een afgescheiden bedrijfsvermogen. Dit betekent dat privéschuldeisers van de individuele vennoten geen aanspraak kunnen maken op het bedrijfsvermogen. Alleen de inbreng van de betreffende vennoot kan worden opgeëist. De hoofdelijke aansprakelijkheid kan op geen enkele manier worden uitgesloten _Wft Schade zakelijk

39 De maatschap Men spreekt van een maatschap als twee of meer personen, bijvoorbeeld artsen, arbeid en/of vermogen in de maatschap inbrengen en gezamenlijk de maatschap drijven. Het gaat hier dus om een samenwerkingsverband en wel tussen beroepsbeoefenaren. De deelnemers in een maatschap worden maten genoemd. Deze vorm van samenwerking wordt vastgelegd in een maatschapsovereenkomst. Elke maat is voor een evenredig deel aansprakelijk voor de schulden van de maatschap als deze schulden zijn ontstaan voor rekening van of uit naam van de maatschap. Als een van de maten optreedt namens de maatschap, dan zijn de andere maten dus elk voor een gelijk deel aansprakelijk. Hij moet natuurlijk wel binnen de grenzen van zijn bevoegdheden optreden. De maten zijn dan ook aansprakelijk met hun privévermogen. De hoofdelijke aansprakelijkheid ontbreekt dus in principe. Dat is dan ook een belangrijk verschil met de VOF. Overigens kan de hoofdelijke aansprakelijkheid wel worden afgesproken. Dit wordt dan geregeld in de zogenoemde maatschapsovereenkomst. Als één van de maten handelt in naam van de maatschap, terwijl hij hiertoe niet bevoegd is, dan zijn de overige maten niet gebonden, maar alleen de betreffende maat zelf. Als een maat niet optreedt namens de maatschap, dan is hij voor zijn rechtshandelingen dus zelf volledig aansprakelijk. Dit kan zich voordoen als de betreffende maat, bijvoorbeeld een arts, een beroepsfout maakt en daarvoor wordt aangesproken door de benadeelde. In dat geval is hij zelf aansprakelijk en niet de overige maten. Er bestaan twee vormen van maatschappen: de stille maatschap; de openbare maatschap. Bij een stille maatschap voeren de maten geen gezamenlijke naam. Dit in tegenstelling tot de openbare maatschap, waar de maten wel onder een gezamenlijke naam werken De commanditaire vennootschap De commanditaire vennootschap of CV kent naast de beherende vennoten ook een of meer stille vennoten. Stille vennoten noemt men ook wel commanditaire vennoten. De stille of commanditaire vennoten verrichten geen beheersdaden en zijn daarom slechts aansprakelijk voor hun inbreng in de CV. Zij werken dus niet binnen de commanditaire vennootschap en zullen dat ook niet snel doen. Zouden ze dat wel doen, dan worden ze automatisch hoofdelijk en algeheel aansprakelijk voor de verbintenissen van de commanditaire vennootschap. Men moet hen dus als geldschieters beschouwen. Zo kan een vennoot uit een VOF zich bijvoorbeeld terugtrekken uit de VOF. De VOF wordt dan omgezet in een CV. Doordat hij zijn geld in de zaak laat zitten, maar terugtreedt van zijn werkzaamheden tot nu toe, wordt hij stille vennoot in een CV. Hij verricht voortaan geen enkele beheersdaad meer. Op deze manier kan een bedrijf aan één van de vennoten worden overgedragen, zonder dat de andere vennoot zich ook financieel geheel terugtrekt _Wft Schade zakelijk

40 De reden om een CV te beginnen, kan ook alleen een beleggingsdoel hebben. Ook een sterfgeval kan de aanleiding zijn tot het aangaan van een CV De besloten vennootschap De besloten vennootschap of BV kenmerkt zich door een strikte scheiding tussen het privévermogen van de ondernemers en hun bedrijfsvermogen. De vennoten hebben aandelen op naam in de BV. Deze aandelen zijn niet vrij overdraagbaar. Meestal is bepaald dat de aandelen alleen kunnen worden verkocht aan andere aandeelhouders of aan de BV zelf. De aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt zich in de meeste gevallen tot het totaalbedrag van hun aandelen. De BV is een rechtspersoon, dus bevoegd tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. Zou de BV failliet gaan, dan gaat de aansprakelijkheid van de aandeelhouders in beginsel niet verder dan hun deelname in de BV. Een reden om een VOF of een van de andere ondernemingsvormen om te zetten in een rechtspersoon als de BV kan dus de beperkte aansprakelijkheid zijn. Daarnaast kan er ook een fiscale reden zijn om een BV te beginnen. De eigenaar van een eenmanszaak en de deelnemers in een VOF, CV of maatschap vallen onder de Inkomstenbelasting. De BV en de NV vallen onder de Vennootschapsbelasting. Als de ondernemer veel winst maakt, dan kan het aantrekkelijk zijn dat die winst wordt belast met vennootschapsbelasting. In de inkomstenbelasting wordt de winst tegen hogere tarieven belast, maar de ondernemer kan wel gebruikmaken van verschillende ondernemersfaciliteiten. Wordt de winst na vennootschapsbelasting overigens uitgekeerd, dan is alsnog ook nog inkomstenbelasting verschuldigd De naamloze vennootschap De naamloze vennootschap of NV heeft als kenmerk dat het kapitaal is verdeeld in aandelen. Deze aandelen hebben een nominale waarde. Dit is het bedrag waarvoor een aandeel is uitgegeven en dat in de kas van de NV is gestort. Echter ook de koerswaarde van een aandeel, de aan de beurs genoteerde dagwaarde die via de wet van vraag en aanbod tot stand komt, speelt een rol. De aandeelhouders zijn tot het bedrag van de nominale waarde aansprakelijk. De aandelen van een NV kunnen zowel op naam als aan toonder zijn. Bovendien zijn ze vrij verhandelbaar Overige organisatievormen Naast de genoemde rechtsvormen zijn er nog andere organisatievormen. Te denken valt aan clubs, stichtingen, verenigingen, woningbouwcorporaties, coöperaties en overheidsinstellingen. Ook deze organisaties hebben bezittingen en lopen risico s. Zij hebben dus eveneens behoefte om bepaalde risico s te verzekeren. Een risicoanalyse is dus ook hier van belang. Dit alles met het doel om de continuïteit te waarborgen _Wft Schade zakelijk

41 Gevolgen wijzigen ondernemingsvorm voor verzekeringspakket Er kunnen allerlei redenen zijn waarom een ondernemer ertoe overgaat de ondernemingsvorm van zijn bedrijf te wijzigen. De belangrijkste twee redenen zijn vaak van juridische of fiscale aard. Door een eenmanszaak om te zetten in een BV, beperkt de ondernemer zijn aansprakelijkheid. Er vindt immers een splitsing plaats van bedrijfsvermogen en privévermogen. Een ondernemer kan echter ook een fiscale reden hebben. Het wijzigen van de ondernemingsvorm kan gevolgen hebben voor de lopende verzekeringen. Allereerst zullen de verzekeringen van de bedrijfsmiddelen en de verzekeringen ter bescherming van het vermogen en dergelijke op naam van de nieuwe onderneming moeten worden gesteld. Bij omzetting van een eenmanszaak naar een BV zal de BV als verzekeringnemer op de polissen moeten worden vermeld. Ook zal er aandacht moeten worden besteed aan de dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico van de ondernemer. Als de ondernemer door de omzetting directeur-grootaandeelhouder (DGA) is geworden, dan bestaat de kans dat hij voor de werknemersverzekeringen niet meer als werknemer wordt gezien. Dit betekent dat het arbeidsongeschiktheidsrisico moet worden afgedekt door een arbeidsongeschiktheidsverzekering AFSPRAKEN TUSSEN VERZEKERAARS ONDERLING Verzekeraars maken om verschillende redenen afspraken met elkaar. Vaak is het doel het effectiever maken van processen, zoals schaderegelingsprocessen. Veel afspraken zijn niet vrijblijvend. Dit wordt bindende zelfregulering genoemd. Voor klanten van verzekeraars is zelfregulering belangrijk. Vaak staat in de regelingen namelijk wat klanten van verzekeraars mogen verwachten. De Gedragscode Verzekeraars is het vertrekpunt voor het zelfreguleringspakket van het Verbond van Verzekeraars. In deze code zijn de kernwaarden van de branche opgenomen: zekerheid bieden, mogelijk maken en maatschappelijk betrokken zijn. Deze kernwaarden zijn nader uitgewerkt in ruim 60 regelingen, waaronder convenanten, bedrijfsregelingen en richtlijnen. Niet alle zelfregulering is op iedere verzekeraar van toepassing. Bijvoorbeeld omdat de regeling betrekking heeft op specifieke verzekeringen of omdat een regeling op basis van intekening is. In dat laatste geval kunnen leden van het Verbond van Verzekeraars zelf kiezen of zij willen deelnemen aan een regeling. Zelfregulering moet worden nageleefd. Controle op naleving gebeurt via een voor Verbondsleden verplicht self-assessment. Klachtbehandeling vindt plaats bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening en bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening _Wft Schade zakelijk

42 Voorbeelden zijn: Bedrijfsregeling Brandregres. Deze bedrijfsregeling beperkt het recht om bij brandschade de schade te verhalen op particulieren en bedrijven respectievelijk hun aansprakelijkheidsverzekeraars. Daardoor worden particulieren en bedrijven na een brand niet opgezadeld met ingewikkelde bewijslastvraagstukken en worden de administratieve kosten beperkt. Deze regeling is bindend voor brandverzekeraars. Ingangsdatum laatste versie: 1 januari Richtlijn waardevermindering. Deze richtlijn bevat regels voor het bepalen van de waardevermindering aan personenauto s veroorzaakt door beschadiging. De richtlijn is ontwikkeld door het NIVRE; het Nederlands Instituut Van Register Experts. Dit is de Nederlandse beroepsorganisatie van schade-experts. Bedrijfsregeling 11: Roy-data. Deze bedrijfsregeling bevat regels voor het aanleveren van royementsgegevens aan de centrale database Roy-data, die motorrijtuigenverzekeraars gebruiken om het aantal schadevrije jaren vast te stellen en daarmee de bonus-maluskorting te berekenen. Deze regeling is bindend voor motorrijtuigenverzekeraars. Ingangsdatum laatste versie 1 januari Bedrijfsregeling 16: Regeling bij schadeafwikkeling op basis van totaalverlies. Deze bedrijfsregeling is bedoeld om criminele activiteiten die leiden tot totaalverlies van motorrijtuigen, zoals omkatten, te voorkomen door het voertuig te laten demonteren. Ingangsdatum laatste versie: 1 juli Kwaliteitscode Rechtsbijstand. In deze code is vastgelegd welke verplichtingen een rechtsbijstandverzekeraar heeft tegenover zijn klant en wat een klant minimaal mag verwachten als die een zaak aanbrengt bij zijn rechtsbijstandverzekeraar. Bindend voor: rechtsbijstandverzekeraars en juridisch zelfstandige schaderegelingskantoren. Ingangsdatum laatste versie: 1 januari Convenant Criminaliteit Bouwlocaties. Dit is een convenant tussen Bouwend Nederland, het ministerie van Justitie, de Raad van Korpschefs, het Verbond van Beveiligingsorganisaties en het Verbond van Verzekeraars over het terugdringen van criminaliteit op bouwlocaties. Convenant Samenwerking aanpak verzekeringsfraude en gerelateerde criminaliteit. Dit convenant heeft tot doel de samenwerking tussen het Verbond van Verzekeraars, de Zorgverzekeraars Nederland, het Openbaar Ministerie en de politie te versterken met als doel verzekeringsfraude terug te dringen. Ingangsdatum laatste versie: 1 juli De afspraken worden periodiek geactualiseerd en vastgelegd in het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit; ook wel bekend als het Fraudeprotocol. Ingangsdatum laatste versie: 20 juni 2018.Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen particuliere schade- en inkomensverzekeringen (zie paragraaf hierna). In deze gedragscode hebben verzekeraars afgesproken om een verzekeringspolis na de looptijd niet stilzwijgend te verlengen. Bovendien is de duur van een verzekering gemaximeerd op 1 jaar, tenzij de particuliere verzekerde en de verzekeraar iets anders afspreken. Na dat jaar is de verzekering dagelijks opzegbaar met een opzegtermijn van een maand. Bindend voor: schadeverzekeraars (exclusief zorgverzekeraars) en inkomensverzekeraars die verzekeringen aan particulieren aanbieden. Ingangsdatum laatste versie: 1 juli _Wft Schade zakelijk

43 29 Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade- en inkomensverzekeringen (zie paragraaf hierna). In deze gedragscode hebben verzekeraars afgesproken om een verzekeringspolis na de looptijd niet stilzwijgend te verlengen. Bovendien is de duur van een verzekering gemaximeerd op 3 jaar, tenzij de zakelijke verzekeringnemer en de verzekeraar iets anders afspreken. Na die periode is de verzekering dagelijks opzegbaar met een opzegtermijn van 1 maand. Bindend voor: schadeverzekeraars (exclusief zorgverzekeraars) en inkomensverzekeraars die zakelijke schade- en inkomensverzekeringen aanbieden. Ingangsdatum laatste versie: 1 juli Een overzicht van alle zelfregulering staat in de Codewijzer Zelfregulering van het Verbond van Verzekeraars. Diverse regelingen komen in deze cursus aan bod. Daar waar ze qua onderwerp van toepassing zijn Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen In de wet staan regelingen over de looptijd van een schadeverzekering. Een verzekeraar en verzekeringnemer mogen lange looptijden met elkaar afspreken. Bij heel lange looptijden moet een verzekeringnemer echter om de 5 jaar het recht hebben om de polis te beëindigen. Lange looptijden zijn in het belang van de klant niet wenselijk. Daarom hebben verzekeraars eerst voor particuliere schadeverzekeringen en later voor zakelijke schade- en inkomensverzekeringen afspraken over contractverlenging gemaakt, die beter aansluiten bij de wensen van klanten in de praktijk: de gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen particuliere respectievelijk zakelijke schade- en inkomensverzekeringen. Het stilzwijgend verlengen van schadeverzekeringen voor particulieren is al sinds 1 januari 2010 niet meer toegestaan. Ongeveer dezelfde regels gelden sinds 1 juli 2011 ook voor zakelijke verzekeringen. Het belangrijkste verschil is dat de maximale contractstermijn van nieuwe zakelijke schade- en inkomensverzekeringen 3 jaar is. Voor particuliere schadeverzekeringen is dat 1 jaar. Als de verzekeraar en de (zakelijke) verzekeringnemer een overeenkomst aangaan voor een periode langer dan 36 maanden, dan moet deze keuze van de verzekeringnemer uitdrukkelijk blijken. Bijvoorbeeld door een extra handtekening op het aanvraagformulier. Voor zakelijke verzekeringen die verlengd zijn na 1 juli 2011 geldt dat: de verzekeringnemer uitdrukkelijk moet worden geïnformeerd over de nieuwe regels; de contractstermijn nog maar 1 jaar is; de verzekering na het eerste jaar direct kan worden opgezegd met een opzegtermijn van 1 maand. Wordt de verzekering na verlenging van de overeenkomst op grond van het maandelijkse opzegrecht tussentijds door de verzekeringnemer beëindigd, dan ontvangt de verzekeringnemer de lopende premie pro rata terug. Er is ook een alternatief: de verzekeraar doet, in de periode direct voorafgaand aan de verlenging, de verzekeringnemer in duidelijke en eenvoudige bewoordingen een nieuw contractvoorstel. De keuze van de verzekeringnemer moet uitdrukkelijk blijken, bijvoorbeeld door zijn handtekening onder het nieuwe contractvoorstel _Wft Schade zakelijk

44 De gedragscode is alleen bedoeld voor dat deel van de zakelijke markt dat qua kennis en kunde op het gebied van verzekeringen overeenkomsten vertoont met een consument en waarvoor (eveneens) verzekeringen plegen te worden afgesloten op basis van standaardvoorwaarden. De regeling is niet bedoeld (en ook niet van toepassing) voor posten in het grootzakelijke segment. De verzekeringnemers in dit segment plegen te onderhandelen met individuele verzekeraars over de voorwaarden, de prijs en de contractstermijn van de verzekeringsovereenkomst. Standaardpremie en voorwaarden van individuele verzekeraars spelen hier geen of een ondergeschikte rol. Een voorbeeld van een verzekeringnemer voor wie de gedragscode geldt, is de zelfstandig ondernemer die een opstalverzekering voor zijn bedrijf sluit. Een voorbeeld van een verzekeringnemer voor wie de gedragscode niet geldt, is het chemisch bedrijf (of concern) dat een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering sluit. Zo vallen maatwerkverzekeringen die worden gesloten via de (co)assurantiebeurs niet onder de nieuwe gedragscode _Wft Schade zakelijk

45 31 2 AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ONDERNEMER Net als voor een particulier gelden voor een ondernemer ook de algemene regels voor aansprakelijkheid, zoals die zijn gebaseerd op artikel 6:162 BW. Daarnaast wordt een ondernemer geconfronteerd met contractuele aansprakelijkheid en met specifiek op bedrijven gerichte vormen van aansprakelijkheid. Dit zijn vaak vormen van risicoaansprakelijkheid. Dit hoofdstuk behandelt deze vormen van aansprakelijkheid, waarmee de ondernemer te maken kan krijgen. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: contractuele aansprakelijkheid; persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid; aansprakelijkheid voor zaken; aansprakelijkheid voor daden van ondergeschikten en niet-ondergeschikten; werkgeversaansprakelijkheid; productaansprakelijkheid; risicoaansprakelijkheid; vorderingsrecht bij letselschade. 2.1 CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID Wettelijke aansprakelijkheid is de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de wet. Contractuele aansprakelijkheid is de aansprakelijkheid die voortvloeit uit het contract; de overeenkomst. Contractuele aansprakelijkheid maakt, net als wettelijke aansprakelijkheid, deel uit van het verbintenissenrecht. Verbintenissen zijn vermogensrechtelijke relaties tussen personen onderling. Een verbintenis wordt meestal omschreven als een rechtsverhouding tussen twee (of meer) personen, op grond waarvan de ene persoon tegenover de ander tot een prestatie verplicht is, terwijl de ander recht heeft op die prestatie. Uit een verbintenis vloeien dus een recht en een plicht voort. De rechten die uit verbintenissen voortvloeien, zijn altijd relatieve rechten, dat wil zeggen: ze gelden slechts tegenover één of meer bepaalde personen. De overeenkomst is een van de belangrijkste bronnen waaruit verbintenissen kunnen ontstaan. Denk aan de koopovereenkomst, de huurovereenkomst, de arbeidsovereenkomst, de overeenkomst tot bewaarneming, enz. In onze samenleving zijn partijen vrij om te bepalen of ze een overeenkomst willen sluiten en zo ja met wie ze dat doen. We noemen dit contractvrijheid. Het verbintenissenrecht bestaat voor het grootste deel uit regelend recht. Dat betekent dat partijen in de meeste gevallen vrij zijn de overeenkomst de inhoud te geven die ze zelf wensen (bijvoorbeeld een mondelinge of schriftelijke overeenkomst). Vaak zijn partijen bij een overeenkomst over en weer elkaars schuldeisers/crediteuren en elkaars schuldenaren/debiteuren _Wft Schade zakelijk

46 Voorbeeld Bas koopt een tweedehands auto van garagebedrijf Van der Molen voor Hieruit vloeien twee verbintenissen voort. Bas heeft recht op levering van de auto en garagebedrijf Van der Molen heeft de plicht om de auto te leveren. Daartegenover heeft garagebedrijf Van der Molen recht op betaling van en heeft Bas de plicht te betalen. Het betreft twee relatieve rechten. Bas kan het recht slechts tegenover garagebedrijf Van der Molen doen gelden en andersom. De prestaties zijn in dit geval de levering van de auto en de betaling van het geld. Bas is schuldeiser met betrekking tot de levering van de auto en Bas is schuldenaar met betrekking tot de betaling. Garagebedrijf Van der Molen is schuldeiser met betrekking tot de betaling van en schuldenaar met betrekking tot de levering van de auto. Het is mogelijk dat er schade ontstaat, waarbij er zowel sprake is van contractuele aansprakelijkheid (de partijen hebben bepaalde afspraken voorafgaand aan de gebeurtenis vastgelegd) als van wettelijke aansprakelijkheid, waarbij de partijen vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis onwetend waren over het plaatsvinden van de gebeurtenis. Voor alle duidelijkheid: niet elke afspraak tussen partijen leidt tot een verbintenis. Als iemand aan een ander familielid toezegt het eerstkomende weekend hun moeder in een verpleeghuis te bezoeken en deze afspraak niet nakomt, dan kan er niet worden gesproken van een verbintenis. De afspraak moet door het recht worden beheerst en juridisch afdwingbaar zijn. Dat wil zeggen dat als een van de partijen zich niet aan de afspraak houdt, de wederpartij naar de rechter kan stappen en kan eisen dat de afspraak wordt nagekomen of dat er schadevergoeding wordt betaald Bronnen van verbintenissen De belangrijkste bron van verbintenissen is de overeenkomst. Het is echter niet de enige bron waaruit verbintenissen voortvloeien. Verbintenissen ontstaan ook uit de wet. Een voorbeeld daarvan is de verbintenis uit onrechtmatige daad. Degene die een onrechtmatige daad pleegt, moet de schade vergoeden die daaruit voortvloeit (artikel 6:162 BW). Voorbeeld Iemand steekt een zebrapad over en wordt door een personenwagen aangereden. Als deze persoon schade lijdt door de aanrijding, dan ontstaat er een verplichting aan de zijde van de automobilist om de schade te vergoeden. Deze verbintenis betreft wettelijke aansprakelijkheid (aansprakelijkheid die voortvloeit uit de wet). De aansprakelijkheid ontstaat op het moment van de aanrijding. Waarom is het van belang om een onderscheid te maken tussen contractuele aansprakelijkheid enerzijds en wettelijke aansprakelijkheid anderzijds? Omdat de juridische spelregels dan anders zijn. Een van de spelregels betreft de ingangsdatum van het kunnen vorderen van de wettelijke rente: Bij wettelijke aansprakelijkheid kan de eisende partij wettelijke rente vorderen vanaf de datum dat de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvond of vanaf het moment dat de benadeelde zelf de kosten van de schade verschuldigd is. Bij contractuele aansprakelijkheid kan de vorderende partij de wettelijke rente aanzeggen vanaf de datum dat de wederpartij niet, te laat of niet juist presteert _Wft Schade zakelijk

47 33 De datum van het in gebreke zijn, is in de regel niet gelijk aan de datum waarop conform de oorspronkelijke overeenkomst geleverd of gepresteerd had behoren te worden Wanprestatie De wet maakt een onderscheid tussen toerekenbare en niet-toerekenbare tekortkomingen (artikel 6:74 e.v. BW). Als de tekortkoming aan de schuldenaar is toe te rekenen, dan spreekt men van een toerekenbare tekortkoming, ook wel wanprestatie genoemd. Als er sprake is van wanprestatie, dan heeft de schuldeiser een aantal vorderingen op de schuldenaar. Als de tekortkoming niet aan de schuldenaar is toe te rekenen, dan spreekt men van een niet-toerekenbare tekortkoming of overmacht (artikel 6:75 BW). Voorbeeld 1 Als de fabrikant van een bankstel failliet gaat en de leverancier is in alle redelijkheid niet in staat het bankstel voor zijn klant elders te kopen en alsnog te leveren, dan is er sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Hier is sprake van overmacht aan de zijde van de leverancier. Op basis van redelijkheid en billijkheid zoeken de twee partijen dan naar een oplossing die voor allebei bevredigend is. Voorbeeld 2 Frits Kwark, banketbakker van beroep, brengt met de bestelbus overdag een bruidstaart naar hotelrestaurant Weideblik. Langs de weg naar het hotel staan aan weerszijden grote eiken. Er barst een enorm onweer los. De bliksem slaat in een grote eik, die omvalt op het moment dat de bestelbus passeert. De bestelbus wordt getroffen door de omvallende eik. Van de bruidstaart is weinig over en Frits raakt gewond. Het is voor hem onmogelijk geworden tijdig de bruidstaart af te leveren. Hier is sprake van een niettoerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De wet gaat ervan uit dat als er sprake is van een tekortkoming in de nakoming, deze tekortkoming toerekenbaar is. De schuldenaar moet kunnen aantonen dat deze niet-toerekenbaar is (artikel 6:74 BW). Als een schuldenaar is tekortgeschoten, dan kan de schuldeiser op verschillende manieren tegen hem optreden, afhankelijk van de situatie. De schuldeiser kan de volgende vorderingen tegen de schuldenaar instellen. Hij kan eisen: nakoming van de prestatie; nakoming van de prestatie en aanvullende schadevergoeding; vervangende schadevergoeding; ontbinding van de overeenkomst; ontbinding van de overeenkomst en aanvullende schadevergoeding _Wft Schade zakelijk

48 2.1.3 Ingebrekestelling Voor zover de prestatie nog mogelijk is, komt de schuldenaar in beginsel pas in verzuim, nadat hij in gebreke is gesteld (artikel 6:82 en 6:83 BW). Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning, waarin de schuldenaar wordt gevraagd vóór een bepaald redelijk tijdstip alsnog aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. Als de redelijke termijn na ingebrekestelling is verstreken en de schuldenaar is zijn verplichtingen nog niet nagekomen, dan is hij in verzuim. Pas dan kan de schuldeiser een vordering tot aanvullende schadevergoeding, vervangende schadevergoeding en/of ontbinding instellen. De wet bepaalt dat als in de overeenkomst een bepaalde termijn is vastgesteld, er geen ingebrekestelling vereist is als deze termijn wordt overschreden. Voorbeeld Een groot winkelbedrijf heeft een partij koffie besteld bij een koffiebranderij. In de overeenkomst is precies afgesproken op welke datum welk deel van de partij koffie bij welk filiaal moet worden geleverd. Als de koffie op de genoemde datum niet wordt geleverd, dan is de koffiebranderij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Een zogenoemde fatale datum is overschreden. Er is meteen sprake van verzuim. Het winkelbedrijf kan een vordering tegen de koffiebranderij instellen. Deze vordering leidt weer tot een verbintenis die aan de zijde van de koffiebranderij dient te worden nagekomen. 2.2 PERSOONLIJKE EN KWALITATIEVE AANSPRAKELIJKHEID De belangrijkste verbintenis tot schadevergoeding op grond van de wet is die uit onrechtmatige daad. De plicht tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad duidt men aan met persoonlijke aansprakelijkheid. Dan gaat het om schade veroorzaakt door eigen handelen of nalaten. In bepaalde situaties kan men echter aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad van een ander tot wie men in een bepaalde hoedanigheid staat of door zaken (bijvoorbeeld een dier waarvan men bezitter of bedrijfsmatige gebruiker is). Als men aansprakelijk is voor iets of iemand anders, dan spreken we van kwalitatieve aansprakelijkheid. Kwalitatieve aansprakelijkheid ontstaat niet omdat de aansprakelijk gestelde zélf een onrechtmatige daad heeft begaan, maar omdat hij of zij in een bepaalde kwaliteit of hoedanigheid staat ten opzichte van de schadeveroorzakende persoon of zaak. In dit hoofdstuk behandelen we die vormen van aansprakelijkheid waarmee ondernemers te maken kunnen krijgen _Wft Schade zakelijk

49 AANSPRAKELIJKHEID VOOR ZAKEN Bij de aansprakelijkheid voor zaken gaat het om: gebrekkige roerende zaken, artikel 6:173 BW; gebrekkige onroerende zaken (opstallen), artikel 6:174 BW; dieren, artikel 6:179 BW Aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken De aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken is geregeld in artikel 6:173 BW. Gebrekkig betekent hier dat de roerende zaak niet voldoet aan de eisen die de gebruiker van die zaak daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De bezitter van de roerende zaak is aansprakelijk. Het gebrek moet wel de oorzaak zijn van de schade. De bezitter kan geen beroep doen op het feit dat hij niet op de hoogte was van het gebrek. Bovendien moet het gebrek een bijzonder (extra) gevaar opleveren. Eigen schuld aan de zijde van de benadeelde kan de schadevergoedingsplicht aan de zijde van de bezitter overigens opheffen of beperken Aansprakelijkheid voor gebrekkige onroerende zaken Onder onroerende zaken wordt in dit verband verstaan: opstallen; openbare wegen; leidingen; rioleringen. Een opstal is een blijvend met de grond verbonden werk van kunstmatige oorsprong. De bezitter/exploitant van een opstal is in beginsel risicoaansprakelijk voor schade veroorzaakt door (onderdelen van) de opstal. Wat wel of niet tot de opstal behoort, is niet altijd even goed te zeggen. Dat kan van geval tot geval verschillen. Voor de begrenzing van het begrip opstal wordt verder aangesloten bij maatstaven die in het maatschappelijk verkeer worden gehanteerd. Hagen, muurtjes en andere terreinafscheidingen, mits direct verbonden met het gebouw zelf, worden beschouwd als opstal. Een vlaggenmast kan ook worden beschouwd als een opstal. Als een opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en er ontstaat schade, dan is de bezitter van de opstal aansprakelijk voor de schade. Voorbeeld Een vrouw loopt in een conferentiecentrum tegen een gesloten glazen schuifpui en raakt daardoor gewond. Op het glas was geen merkteken of waarschuwing aangebracht. De vrouw vordert een schadevergoeding van het conferentiecentrum. In het vonnis beargumenteert de rechter dat een schuifpui die voor een groot gedeelte bestaat uit doorzichtig glas een zeker risico meebrengt. Reden voor de bezitter van de opstal of de exploitant om adequate tegenmaatregelen te treffen. Dit heeft de bezitter/exploitant nagelaten, waardoor deze risicoaansprakelijk is _Wft Schade zakelijk

50 Het is ook mogelijk dat een grote mate van eigen schuld aan de zijde van de betrokkene leidt tot het opheffen van de schadevergoedingsplicht aan de zijde van de bezitter/exploitant van het pand (artikel 6:174 BW). Voorbeeld Een vrouw bezoekt een sauna. In het zogenoemde natte gedeelte van de sauna loopt de betrokkene de douche uit, valt en komt ongemeen hard met haar hoofd op de grond terecht. Zwaar letsel is het gevolg. Onderzoek wijst uit dat de vloer ter plekke was opgeruwd (de vloer had een bewerking ondergaan op basis waarvan de vloer ter plaatse stroever was). De vrouw had verzuimd slippers aan te doen. De bezitter/exploitant/beheerder van de sauna kon een dagstaat tonen op basis waarvan duidelijk was dat de sauna door de personeelsleden per toerbeurt regelmatig werd schoongespoten met een straal water en vervolgens met een goed werkende trekker werd drooggemaakt. Op basis van artikel 6:162 BW (schuldaansprakelijkheid) was de bezitter van de sauna niet aansprakelijk. Het element schuld ontbrak. De bezitter van de sauna had binnen redelijke grenzen alles in het werk gesteld schaden als deze te voorkomen. Op basis van artikel 6:174 BW kon de bezitter van de sauna daarnaast aantonen dat er geen sprake was van een gebrek of een gevaar verhogende omstandigheid. Verder had de bezitter maatregelen getroffen om de gevaarlijke toestand die onlosmakelijk is verbonden met een sauna, te minimaliseren dan wel op te heffen. De bezoekster trof eigen schuld doordat zij geen slippers droeg. In de gegeven omstandigheden was het aandoen van slippers zeer sterk aan te raden. Een wit bord aan de muur van de sauna waarschuwt met rode letters voor het gevaar van slippen/vallen in het natte gedeelte van de sauna. De bezoekster had dit over het hoofd gezien. De bezitter van de sauna was niet aansprakelijk voor het letsel van de bezoekster. Met betrekking tot openbare wegen en met name gebreken in openbare wegen bestaat veel jurisprudentie. Voorbeeld 1 Als er sprake is van onvoldoende zichtbare borden die waarschuwen voor een wegversmalling, dan is de wegbeheerder aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW. Voorbeeld 2 Een fietser rijdt met een racefiets over een onverlicht geasfalteerd fietspad. Hij komt te vallen, doordat hij rechtdoor de greppel in rijdt waar het fietspad een bocht naar links maakt. Het is donker en er is op die plek geen verlichting. Verder is er sprake van een bomenrij die rechtdoor loopt. De fietser kreeg hierdoor ten onrechte de indruk dat het fietspad eveneens rechtdoor liep. De wegbeheerder is voor 100% aansprakelijk, aldus de rechter. Bij de werking van artikel 6:174 BW is het mogelijk dat er sprake is van de tenzij-indien -clausule. Kort samengevat houdt deze beperking van de risicoaansprakelijkheid het volgende in: als er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde dan wel dat de tijd gelegen tussen het ontstaan van het gevaar enerzijds en de tijd benodigd om het gevaar op te heffen anderzijds te kort is om afdoende maatregelen te kunnen nemen, dan ontstaat er een schulduitsluitingsgrond aan de zijde van degene die het gevaar creëert _Wft Schade zakelijk

51 37 Voorbeeld U bent tussenpersoon. Een relatie van jou is hovenier. Deze relatie heeft vijf personeelsleden in dienst. Enkele personeelsleden zijn druk doende de tuin van een landhuis te restylen. Bij het restylen wordt gebruikgemaakt van tuinaarde die wordt aangevoerd met twee vrachtwagens. Deze zijn eigendom van de hovenier. Door het gewicht van de vrachtwagens gevuld met tuinaarde wordt de bestrating voor het landhuis ernstig beschadigd. In samenspraak met de plaatselijke politie wordt besloten die vrijdagavond een lint te plaatsen ter hoogte van de beschadigde bestrating. Verder worden er drie in werking zijnde waarschuwingslampen geplaatst. Gelet op de aanwezigheid van enkele uitgaansgelegenheden in het dorp vlakbij het landhuis patrouilleert de politie dat weekend regelmatig in de directe omgeving van het landhuis. Twee jonge vrouwen lopen die nacht over het trottoir voor de oprit naar het landhuis. Een van de jonge vrouwen, de thuiswonende dochter van de opdrachtgever, valt en loopt ten gevolge daarvan letsel op. De jonge vrouw dient een schadevordering in bij de hovenier. Deze stuurt de vordering voor betaling door naar de WAM-verzekeraar van de vrachtwagens en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. De aansprakelijkheidsverzekeraar stelt zich op het standpunt dat de schade is veroorzaakt door een of meerdere vrachtwagens. Schaden door motorrijtuigen zijn van dekking uitgesloten. De WAM-verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de werknemers niet aansprakelijk zijn voor de schade en dat dus in het verlengde daarvan uw relatie ook niet aansprakelijk is. De werknemers hebben binnen redelijke grenzen alles in het werk gesteld om schade te voorkomen. Verder is de tijd tussen het ontstaan van de schade enerzijds en de tijd benodigd om de schade afdoende te herstellen anderzijds te kort geweest om schuld/verwijt ten laste te leggen. De motorrijtuigverzekeraar acht de schade een ongelukkige samenloop van omstandigheden en is niet genegen tot uitkering over te gaan. Hier is sprake van een schulduitsluitingsgrond Aansprakelijkheid voor dieren De bezitter van een dier kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade die door dat dier wordt veroorzaakt (artikel 6:179 BW). Het moet dan wel gaan om schade verricht uit de eigen energie van het dier. Eigen schuld aan de zijde van de benadeelde kan binnen deze risicoaansprakelijkheid gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering die de verzekeraar betaalt. Voorbeeld Tijdens een groepspaardrijles komt een gevorderde paardrijdster ten val met ernstig letsel als gevolg. Het paard was door de manegehouder aan de ruiter ter beschikking gesteld. Door de eigen energie van het dier (het paard gaat onverwachts over in galop) is de manegehouder risicoaansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW. De ruiter is echter vrijwillig op het paard gaan zitten en het is algemeen bekend dat een paard zich nukkig en bokkig kan gedragen. Deze omstandigheid is de ruiter toe te rekenen en het percentage eigen schuld (aan de eigen schade) bedraagt 50%. De AVB-verzekeraar kan volstaan met een uitkering van 50% van het letsel aan de betrokkene _Wft Schade zakelijk

52 2.4 AANSPRAKELIJKHEID IN RELATIE TOT ZAKELIJK GEGEVEN OPDRACHTEN Aansprakelijkheid voor eigen ondergeschikten De werkgever is aansprakelijk voor de schade die is toegebracht aan een derde door een onrechtmatige daad van een ondergeschikte (artikel 6:170, eerste lid, BW). Dit betekent dat ten aanzien van de ondergeschikte aan alle eisen van de onrechtmatige daad moet zijn voldaan. De werkgever kan zich niet onttrekken aan deze aansprakelijkheid. Voorbeeld Piet Derksen is op zaterdag werkzaam bij de plaatselijke supermarkt. De bedrijfsleider verzoekt Piet om een rij winkelwagentjes, die staat opgesteld aan de overzijde van de supermarkt, naar de voorkant van de supermarkt te brengen. Piet geeft gevolg aan dit verzoek en tijdens het rijden met de winkelwagentjes veroorzaakt Piet letselschade aan de enkel van een klant. Piet, de beheerder van de supermarkt en in het verlengde hiervan de directie zijn aansprakelijk voor deze schade. De werkgever mag de door hem betaalde schade niet verhalen op de werknemer. Dit is alleen mogelijk als de werknemer de schade opzettelijk of met bewuste roekeloosheid heeft veroorzaakt. Voorbeeld Een taxibedrijf heeft een WA-motorrijtuigverzekering afgesloten, waarbij er bij WA-schaden een eigen risico van 500 van toepassing is. Als een taxichauffeur in loondienst bij deze werkgever door een reguliere verkeersfout een WA-schade veroorzaakt, dan mag de werkgever het eigen risico van 500 niet op de werknemer verhalen Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten De regelgeving met betrekking tot de aansprakelijkheid van de werkgever voor niet-ondergeschikten staat omschreven in artikel 6:171 BW. Als een niet-ondergeschikte die in opdracht van een ander werkzaamheden uitvoert, schade veroorzaakt, dan is naast de niet-ondergeschikte de opdrachtgever eveneens aansprakelijk. Voorbeeld Loodgietersbedrijf Het Gouden Kraantje heeft het bijzonder druk tijdens een plotseling ingetreden vorstperiode. Er is een personeelstekort en de werkgever doet tijdelijk een beroep op een concurrerende loodgieter: Jansen Loodgieters. Deze laatste leent een van de werknemers, Jochem, tijdelijk uit aan loodgietersbedrijf Het Gouden Kraantje. Er wordt een lekkage gemeld en Jochem, als ingeleende werknemer, wordt voor de reparatie van een kraan naar de kelder van een hotel gestuurd. Jochem verzuimt echter tijdens de reparatie de hoofdkraan dicht te draaien met alle gevolgen van dien. Jochem is aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. Zijn werkgever (Jansen Loodgieters) is op basis van artikel 6:170 eerste lid BW aansprakelijk en loodgietersbedrijf Het Gouden Kraantje is op basis van artikel 6:171 BW ook aansprakelijk voor de onrechtmatige daad van Jochem _Wft Schade zakelijk

53 WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID Een werkgever moet zich als een goed werkgever gedragen (artikel 7:611 BW). De werkgever draait op voor de gevolgen van arbeidsongevallen die: verband houden met de opgedragen werkzaamheden; plaatsvinden binnen de werkomgeving van de werknemer; en plaatsvinden binnen de uren benodigd voor de werkzaamheden (artikel 7:658 BW). De werkgever is niet aansprakelijk als hij kan aantonen dat de veiligheidsmaatregelen die redelijkerwijs van hem konden worden verwacht, het ongeval niet konden voorkomen. In dat geval heeft de werkgever zich gehouden aan zijn zorgplicht. Aan deze zorgplicht worden zo blijkt uit de jurisprudentie strenge voorwaarden gesteld. De werkgever is ook niet aansprakelijk als hij kan aantonen dat het letsel dat de werknemer is overkomen, veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer zelf. Dit is niet makkelijk aan te tonen voor de werkgever. Aan de bewijslast voor deze opzet of bewuste roekeloosheid worden aan de zijde van de werkgever hoge eisen gesteld. De werknemer behoeft slechts te stellen en zo nodig te bewijzen dat het ongeval hem in de uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden is overkomen en dat hij daardoor schade heeft geleden. Deze opgedragen werkzaamheden behoeven niet concreet door de werkgever te zijn gegeven in de vorm van een opdracht. Volstaan kan worden, binnen de zogenoemde stelplicht, dat het ongeval zich heeft voorgedaan binnen de uren waarbinnen de werkzaamheden worden verricht en dat het ongeval kan worden gerelateerd aan de werkzaamheden. De werknemer moet voldoen aan de vereisten verbonden aan deze stelplicht, voordat de werkgever aansprakelijk is voor de schade van de werknemer. Deze stelplicht betekent dat er sprake is van schuldaansprakelijkheid en niet van risicoaansprakelijkheid. Normaal gesproken valt het woon-werkverkeer buiten de werking van dit artikel. Er zijn echter uitzonderingen, zoals bij het beroep van vertegenwoordiger. Hierbij is het maken van de splitsing tussen werk- en woon-werkverkeer dusdanig moeilijk dat de werkgever wel aansprakelijk is voor het letsel dat een vertegenwoordiger overkomt. Voorbeeld In een magazijn wordt altijd om uur collectief koffie gedronken in het bedrijfsrestaurant. Zo ook deze ochtend. Het valt de koffiedrinkende collega s op dat hun collega Willem niet bij deze koffieronde aanwezig is. Een andere collega weet te vertellen dat Willem eerst nog een doos uit de stelling wilde halen. Na de koffieronde vindt men Willem zwaargewond in het magazijn, liggend op de vloer. In de directe omgeving van Willem ligt een grote kartonnen doos. De hoge trap die normaal gesproken in het magazijn wordt gebruikt, ligt naast Willem op de grond. Navraag leert dat deze werkzaamheden passen binnen de taken die Willem uitvoert. Hierbij is dus artikel 7:658 BW van toepassing. Wat betreft de werkomgeving waarbinnen het ongeval plaatsvindt, kan worden gedacht aan het tijdstip waarop het ongeval plaatsvond en de fysieke plek van het ongeval _Wft Schade zakelijk

54 Voorbeeld Een medewerker is verbonden aan een verpleeghuis waar geestelijk gehandicapten verblijven. Er ontstaat ruzie tussen twee patiënten. De medewerker haalt de twee patiënten uit elkaar, waarna een van de patiënten agressief tegen hem uitvalt met het verwijt dat hij altijd partij kiest voor een ander. De medewerker maakt van dit incident geen melding en rapporteert ook niet schriftelijk. Laat in de avond zoekt de agressieve patiënt de medewerker thuis op en brengt hem ernstig letsel toe. De rechter achtte, gelet op de verstreken tijd tussen de ruzie enerzijds en het toebrengen van het letsel anderzijds, geteld bij de plaats waar het letsel plaatsvond, artikel 7:658 BW niet van toepassing. Bij dit vonnis werd meegewogen dat de medewerker geen verslaglegging had verricht van het incident, zodat de directie van het verpleeghuis geen tijdige maatregelen in dit verband had kunnen nemen. Hoewel de werkgever de werknemers tegen gevaar moet beschermen (artikel 7:658 BW), is het niet zo dat er absolute waarborgen worden gegeven voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. De zorgplicht aan de zijde van de werkgever wordt begrensd. Van de werkgever wordt in ieder geval verlangd dat hij maatregelen treft en aanwijzingen geeft die redelijkerwijs nodig zijn om schade te voorkomen. De werkgever is ook verplicht om de lokalen, werktuigen en gereedschappen goed in te richten en te onderhouden (artikel 7:658 BW). Als in een werkplaats een stuk gereedschap, dat in een eerder stadium is gerepareerd, alsnog aanleiding geeft tot een (letsel)schade, dan is de werkgever aansprakelijk voor het letsel. Als een werknemer kledingschade oploopt door een ruw (al dan niet onvoldoende door de fabrikant bewerkt) bureaublad, dan is de werkgever voor de kledingschade aansprakelijk. Beroepsziekten kunnen aanleiding vormen tot langdurige arbeidsongeschiktheid en zelfs overlijden. Voorbeelden hiervan zijn mesothelioom, een asbestgerelateerde ziekte, en OPS (Organic Psycho Syndroom), ook wel schildersziekte genoemd. RSI (Repetitive Strain Injury) wordt eveneens als een beroepsziekte aangemerkt. Wanneer is voldaan aan de stelplicht, valt de beroepsziekte juridisch onder artikel 7:658 BW. De werkgever is aansprakelijk. Er kan sprake zijn van samenloop tussen de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende uit de werkomstandigheden enerzijds en uit omstandigheden in de privésituatie anderzijds. Voorbeeld Een werknemer op leeftijd lijdt aan longkanker. Deze ziekte heeft hij opgelopen tijdens de werkzaamheden bij de werkgever. Bekend is dat de werknemer sinds zijn jongensjaren dagelijks veel rookte. Na zijn overlijden beginnen de nabestaanden een procedure tegen de ex-werkgever. De vordering is gebaseerd op artikel 7:658 BW. De rechter acht gedeeltelijk eigen schuld aan de zijde van de werknemer aanwezig. Dit op basis van het algemeen bekend zijnde gegeven dat het inhaleren van nicotine en teer kan leiden tot longziekten van deze aard. Het medisch causaal verband tussen de binnen de opgedragen werkzaamheden opgelopen longkanker en het overlijden was meer dan aannemelijk. Zo ook het bovenmatig roken van sigaretten. De werkgever behoefde slechts gedeeltelijk op te komen voor de schade _Wft Schade zakelijk

55 41 Het is ook mogelijk dat de werkgever aansprakelijk is voor een schade veroorzaakt door een werknemer aan een andere werknemer. Voorbeeld Twee werknemers krijgen onderling ruzie over de verdeling van de opgedragen werkzaamheden. Een van de twee deelt een karatetrap uit tegen het hoofd van de ander. De getroffen werknemer voldoet aan de criteria van de stelplicht (oorzakelijk verband met de opgedragen werkzaamheden en het tijdstip van het overkomen letsel) en spreekt de werkgever aan voor het letsel dat hem is overkomen. De werkgever of de AVBverzekeraar van de werkgever moet opkomen voor het letsel. Bij bewezen opzet aan de kant van de trappende werknemer kunnen zij een eventuele vergoeding op hem verhalen. De vraag kan zich voordoen in hoeverre eigen schuld aan de zijde van de werknemer (artikel 6:101 BW) die de schade of het letsel is overkomen, gevolgen heeft voor de mate van aansprakelijkheid aan de zijde van de werkgever. In beginsel is de werkgever, met voorbijgaan aan de eventuele eigen schuld aan de zijde van de werknemer, voor 100% aansprakelijk. Dit wordt bevestigd door de uitspraak van de Hoge Raad inzake het zogenoemde Apothekers-arrest. Voorbeeld Een apotheek heeft een apothekerskast in gebruik. De kast bestaat uit allemaal laden die met een hendel kunnen worden opengeschoven. Aan elke lade zit zo n hendel. Na het loslaten van die hendel valt de lade automatisch weer via een geleider in gesloten toestand in de kast terug. Een werkneemster pakt regelmatig medicijnen uit een bepaalde lade. Zij besluit zonder dat zij haar collega s of haar werkgever hiervan op de hoogte brengt, een stok te plaatsen tussen de kast en het uiteinde van de geopende lade in uitgeschoven toestand. Op deze manier kan ze een stuk efficiënter medicijnen uit de lade halen, die nu niet meer steeds automatisch kan dichtschuiven en blijft openstaan. Een collega van haar is hiervan niet op de hoogte en passeert de kast. Ze valt over de openstaande lade en loopt flink letsel op. De vraag deed zich voor in hoeverre de collega die het letsel overkwam eigen schuld aan de haar overkomen letselschade heeft. De werkgever vond dat ze bij een beetje beter opletten had kunnen zien dat de lade openstond. Ze had door iets omlopen de harde botsing en valpartij met de openstaande lade kunnen voorkomen. De Hoge Raad sprak echter uit dat een gevaar scheppende situatie als deze veroorzaakt door een collegawerkneemster niet van invloed mag zijn op de schadeverdeling tussen de werkgever enerzijds en de werkneemster anderzijds. De werkgever moest voor 100% van de schade aan de werkneemster opkomen _Wft Schade zakelijk

56 2.6 UITSPRAKEN VAN DE HOGE RAAD INZAKE WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID Het Arena-Arrest (2001) heeft destijds grote gevolgen gehad voor de vergoedingsplicht van werkgevers voor personenschade die hun werknemers opliepen tijdens dienstreizen. Bij het Arena- Arrest ging het om schade die een werknemer opliep, terwijl hij een motorrijtuig bestuurde. De uitspraak van de Hoge Raad leidde ertoe dat de werkgever voor deze schade vergoedingsplichtig was. Inmiddels is er een aantal uitspraken van de Hoge Raad, die de vergoedingsplicht van de werkgever verder heeft uitgebreid. Recentere uitspraken hebben ertoe geleid dat de werkgever niet alleen aansprakelijk is voor schade die de werknemer oploopt tijdens dienstreizen met motorrijtuigen. De vergoedingsplicht heeft zich uitgebreid tot personenschade die verband houdt met dienstreizen in het algemeen. De werkgever is niet alleen schadevergoedingsplichtig als de werknemer personenschade lijdt als hij een motorrijtuig bestuurt, maar ook als hij op een andere wijze aan het verkeer deelneemt. Daarnaast blijkt dat goed werkgeverschap ook inhoudt dat de werkgever dient te zorgen voor voorzieningen om de financiële risico s in verband met dienstreizen tot een minimum te beperken, bijvoorbeeld door het sluiten van adequate verzekeringen Schade in het verkeer Taxicentrale-arrest In 2008 deed de Hoge Raad een uitspraak die de vergoedingsplicht van de werkgever verder uitbreidde. In deze zaak draaide het om een taxichauffeur die op basis van een arbeidsovereenkomst als chauffeur in dienst was bij een taxicentrale. In 1994 werd de door hem bestuurde taxi bij het oversteken van een onbewaakte spoorwegovergang aangereden door een trein. Door deze aanrijding had hij ernstig letsel opgelopen en was hij volledig arbeidsongeschikt geraakt om als chauffeur te kunnen blijven werken. Op de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de taxicentrale was de cao taxivervoer van toepassing. Daarin was opgenomen dat de werkgever voor zijn werknemers een collectieve ongevallenverzekering moest afsluiten, die onder meer bij blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval binnen werktijd een bedrag van maximaal één jaarsalaris moest uitkeren tot ten hoogste NLG De taxicentrale had deze verzekering afgesloten en de chauffeur had een voorschot van deze verzekering uitgekeerd gekregen. Daarnaast had de taxicentrale voor haar werknemers een inzittendenverzekering afgesloten. Daaruit werd NLG uitgekeerd. Beide bedragen waren echter onvoldoende om de gehele schade te dekken. De chauffeur stelde de taxicentrale daarom aansprakelijk voor zijn resterende schade. De Hoge Raad oordeelde dat moest worden onderzocht of de verzekeringen tezamen een behoorlijke verzekering opleverden. Het goed werkgeverschap brengt namelijk met zich mee dat de taxicentrale moet zorgen voor een behoorlijke verzekering voor werknemers die tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden als bestuurder van een motorvoertuig betrokken kunnen raken bij een verkeersongeval. Heeft de werkgever dit nagelaten, dan dient hij in beginsel de niet door verzekering gedekte schade te dragen _Wft Schade zakelijk

57 43 Maatzorg-arrest Eind 2008 deed de Hoge Raad opnieuw een uitspraak die de aansprakelijkheid van de werkgever verder uitbreidde, het zogenoemde Maatzorg-arrest. In deze zaak ging het om een medewerkster van een thuiszorgorganisatie. De medewerkster bezocht klanten van de thuiszorg om er werkzaamheden te verrichten. Voor het vervoer gebruikte zij haar fiets. Onderweg naar een klant kwam de medewerkster ten val ten gevolge van gladheid op de openbare weg. Als gevolg hiervan liep zij een dubbele beenbreuk op aan haar scheenbeen, waardoor zij schade leed. Zij stelde haar werkgever aansprakelijk voor deze schade. De aansprakelijkheid werd allereerst gebaseerd op artikel 7:658 BW. De medewerkster stelde dat de werkgever niet had voldaan aan de verplichting te zorgen voor veilige werkomstandigheden. Daarnaast werd de aansprakelijkheid gebaseerd op artikel 7:611 BW en de eisen van redelijkheid en billijkheid. Zij stelde dat haar werkgever niet had voldaan aan de eisen van goed werkgeverschap. Zowel door de lagere rechters als de Hoge Raad werd de vordering op grond van artikel 7:658 BW afgewezen. De Hoge Raad was van mening dat de zorgplicht op basis van dit artikel nauw verbonden is met de inrichting van de werkplek. Op de openbare weg beperkt die zorgplicht zich tot het treffen van preventieve maatregelen, waarbij moet worden gedacht aan onderricht en het geven van aanwijzingen. De vordering werd wel toegewezen op grond van artikel 7:611 BW. De Hoge Raad stelde dat de gevolgen van de risico s, zoals die zich hebben voorgedaan, goed verzekerbaar zijn. Nu aan deze verplichting niet of niet voldoende is voldaan, rust de schadevergoedingsplicht op de werkgever. De werkgever had niet voldaan aan de eis van goed werkgeverschap. Het gaat dus om een schadevergoedingsverplichting en niet om aansprakelijkheid. Postbode (TNT)-arrest Vooralsnog ligt het anders bij eenzijdige voetgangersongevallen. In het Postbode (TNT)-arrest speelde een situatie, waarbij een postbezorgster in dienst van TNT tijdens het te voet bezorgen van de post bij een oprit van een woning was uitgegleden over een plak bevroren sneeuw. Door de val brak zij haar enkel. Uiteindelijk bleek haar letsel zo ernstig dat zij haar werkzaamheden als postbezorgster nooit meer zou kunnen uitoefenen. De postbezorgster stelde dat TNT op grond van goed werkgeverschap verplicht zou zijn geweest een behoorlijke verzekering voor dergelijke situaties af te sluiten en daarom aansprakelijk was voor de door haar geleden schade. De Hoge Raad overwoog dat het in deze zaak een eenzijdig voetgangersongeval betrof en voor deze categorie arbeidsongevallen bestaat geen verzekeringsplicht voor de werkgever. De verzekeringsplicht hangt immers samen met de bijzondere risico's van het wegverkeer. Struikelen of uitglijden wordt niet als een bijzonder risico van het wegverkeer aangemerkt, aldus de Hoge Raad. Bovendien bestaat er (vooralsnog) geen goede verzekering met betaalbare premies, waarmee het risico van struikelen of uitglijden kan worden afgedekt. Zodoende zag de Hoge Raad geen goede reden om de bestaande verzekeringsplicht uit te breiden naar eenzijdige voetgangersongevallen _Wft Schade zakelijk

58 Rollerskate-arrest In dit arrest behandelde de Hoge Raad de aansprakelijkheid van een werkgever voor een ongeval van een werknemer tijdens een bedrijfsuitje. De werkgever organiseerde ongeveer eenmaal per kwartaal op vrijdagmiddag, na werktijd, een ontspanningsactiviteit voor haar medewerkers. Deze activiteiten werden om de beurt door de personeelsleden voorgesteld. Zij moesten hun plan vooraf ter goedkeuring aan de directeur voorleggen. Personeelsleden die niet bij de organisatie betrokken waren, wisten niet om welke activiteit het zou gaan. Op vrijdag 1 februari 2002 is vervolgens een feest georganiseerd. De organisatie was door werkgever uitbesteed. Onderdeel van het feest was een workshop dansen op rollerskates. Voor deze workshop werd gebruikgemaakt van diensten van twee professionele rollerskaters. De rollerskateles vond plaats in de kantoorhal van werkgever. Nog voordat de lessen waren begonnen, is een werknemer na enkele meters op de rollerskates ten val gekomen, waarbij zij haar linker pols brak. Hoewel de breuk is hersteld, ontwikkelde er zich een posttraumatische dystrofie (aandoening met ernstige pijnklachten en functieverlies). De Hoge Raad oordeelde in deze zaak dat een werkgever ook aansprakelijk kan zijn voor de schadelijke gevolgen van een aan zijn werknemer buiten de uitoefening van diens werkzaamheden overkomen ongeval. Met name als die schade (mede) is ontstaan doordat de werkgever (kijkend naar de bijzondere omstandigheden van het geval) zich niet conform artikel 7:611 BW heeft gedragen als een goed werkgever. Daarbij geldt dat van een werkgever (die voor zijn personeel een activiteit organiseert of laat organiseren, waarbij de deelnemende werknemers een bijzonder risico op schade lopen) redelijkerwijs mag worden verlangd dat hij op grond van het goed werkgeverschap zorg in acht neemt om schade te voorkomen. De aansprakelijkheid werd in deze kwestie dan ook toegewezen op grond van goed werkgeverschap. Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW was hier niet aan de orde, omdat het ongeval van de werknemer zich immers niet had voorgedaan in de uitoefening van haar werkzaamheden Verzekeringsmogelijkheden Uit de diverse uitspraken blijkt dat de werkgever schadevergoedingsplichtig kan zijn in de volgende situaties: als een werknemer schade oploopt in verband met het werk; als een werknemer schade oploopt in het verkeer; als voor de hierboven beschreven situaties geen adequate verzekering is gesloten. Werkgevers hebben inmiddels keuze uit diverse mogelijkheden om zich te verzekeren tegen deze risico s. Hieronder volgt een opsomming van de verzekeringsmogelijkheden: werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen (WEGAM); verkeersschadeverzekering (WEGAS); schadeverzekering voor inzittenden (SVI); ongevallenverzekering voor inzittenden (OVI); collectieve ongevallenverzekering; WIA-aanvullingsverzekering; WGA-hiaatverzekering; aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven, inclusief de rubriek werkgeversaansprakelijkheid _Wft Schade zakelijk

59 45 Welke verzekering of combinatie van verzekeringen een werkgever nodig heeft, is per situatie verschillend. Een analyse van de risico s is wat dat betreft nodig. Daarbij moet worden gekeken naar de wijze waarop de werknemers zich in verband met het werk verplaatsen. Voorbeeld Koeriersbedrijf Jansen heeft 12 medewerkers in dienst. 8 van hen bezorgen pakketten. Daarbij maken zij gebruik van bestelauto s. Koeriersbedrijf Jansen heeft naast een AVB, waarop het werkgeversrisico is meeverzekerd, in ieder geval een WEGAM-verzekering nodig. De laatste verzekering biedt dekking voor schade die medewerkers oplopen als bestuurder van de bestelauto. Dit risico is uitgesloten op de AVB. Aanvullend kan worden gekozen voor een ongevallenverzekering voor inzittenden of een collectieve ongevallenverzekering. Voorbeeld Een bedrijf dat zich bezighoudt met het verlenen van thuiszorg, heeft 50 medewerkers in dienst. Een aantal van deze medewerkers bezoekt cliënten met een auto van het bedrijf. De rest van de medewerkers bezoekt de cliënten per fiets. Naast een AVB, waarop het werkgeversrisico is meeverzekerd, heeft dit bedrijf mogelijk een verkeersschadeverzekering nodig. Deze laatste verzekering biedt dekking voor schade die medewerkers in het verkeer oplopen in verband met het werk. Deze dekking is nodig als de AVB voor dit risico geen dekking biedt. De meest recente ontwikkelingen in de verzekeringsbedrijfstak De genoemde uitspraken van de Hoge Raad hebben steeds tot aanpassing van de diverse bestaande verzekeringen geleid. Maar die aanpassingen zijn als het ware lapmiddelen en iedere keer blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad dat er nog een ander gat bestaat. Voor de werkgevers, voor de adviseurs en vooral ook voor de verzekeraars een onzekere situatie, omdat niet duidelijk is waar de grens ligt. Kennelijk houdt de uitbreiding van de werkgeversaansprakelijkheid en de schadevergoedingsplicht niet op. Voor een adviseur is het bijzonder onoverzichtelijk wat hij een werkgever het beste kan adviseren. Voor een verzekeraar is het lastig om het risico goed in te schatten, want het risico lijkt zich nog steeds verder uit te breiden. De beste oplossing zou zijn als de verzekeraars één verzekering kunnen bedenken die, ongeacht of de werkgever aansprakelijk of schadevergoedingsplichtig is, alle mogelijke zaak- en letselschade dekt, die werknemers op welke manier dan ook oplopen in verband met het werk. Werknemersschadeverzekering (WSV) Inmiddels is een dergelijk product, de werknemersschadeverzekering (WSV), op de markt gebracht. Op die WSV is inderdaad iedere werkelijk geleden schade door de werknemer in verband met het werk gedekt. De verzekering is een schadeverzekering, géén aansprakelijkheidsverzekering. De WSV lijkt inderdaad de oplossing te zijn voor wat de Hoge Raad bedoelde met een adequate voorziening (tenminste als het verzekerd bedrag hoog genoeg is). Sommige verzekeraars hebben de module werkgeversaansprakelijkheid in de AVB vervangen door een werknemersschadeverzekering (dus dekking ongeacht aansprakelijkheid van de werkgever), maar dan blijven de normale AVB-uitsluitingen van toepassing, zoals schade met of door motorrijtuigen. Daarvoor is dan nog steeds een WEGAM noodzakelijk _Wft Schade zakelijk

60 Voor een adviseur blijft het lastig om goed te adviseren over de dekkings(on)mogelijkheden voor de werkgeversaansprakelijkheid en/of de schadevergoedingsplicht, maar met de komst van de WSV lijkt het eenvoudiger te zijn geworden. In het kader van de zorgplicht van de adviseur is het wel heel erg belangrijk om op de hoogte te zijn en te blijven van de ontwikkelingen van de nieuwe verzekeringsvormen die de verzekeraars ontwikkelen. Als er nieuwe producten zijn, dan kan de Hoge Raad de werkgever nog eerder een verwijt maken als hij een dergelijke voorziening niet heeft getroffen. Een werkgever kan op zijn beurt de adviseur verwijten dat hij hem niet (voldoende) gewezen heeft op het bestaan van die nieuwe voorzieningen. De WSV geeft dus een uitgebreide dekking voor personenschade voor werkgerelateerde ongevallen. Daarmee is de WSV verkeersgerelateerd en werkgerelateerd. De WSV werkt als een soort vangnet. Als er dekking ontbreekt op een van de andere door de werkgever gesloten verzekeringen ten behoeve van werknemers, dan biedt de WSV dekking. Ook als er geen sprake is aansprakelijkheid. Dat betekent wel dat de WSV een secundaire dekking biedt. Alle andere verzekeringen die dekking bieden, gaan dus voor. Uitkeringen uit andere polissen komen in mindering op de uitkering. Er is geen overlap (samenloop) met de AVB. De WSV vervangt de AVB niet als het gaat om personenschade die werknemers lijden in verband met het werk. Daarom moet de WSV zijn gesloten in combinatie met een AVB-verzekering. Voorbeelden Bij CelliBrate werken 56 mensen. CelliBrate heeft bij een en dezelfde verzekeraar een AVB en een WSV met de meest ruime dekking die naadloos op elkaar aansluiten. Een van de werknemers raakt gewond tijdens het bedienen van een productiemachine. CelliBrate is hiervoor als werkgever aansprakelijk op grond van onveilige werkomstandigheden. De personenschade van de werknemer wordt behandeld en uiteindelijk uitbetaald door de AVB-verzekeraar. 3 werknemers van CelliBrate, Aart, Dirk en Ria, zijn in de auto op weg naar een klant. Door de schuld van Aart (bestuurder) botst de auto tegen een betonpijler. Alle 3 de werknemers raken gewond. De personenschade van Dirk en Ria is als inzittenden primair gedekt op de WA-verzekering van de auto. De personenschade van Aart is uitgesloten op de WA-verzekering vanwege de toegestane WAM-uitsluiting schade aan de bestuurder. CelliBrate is op grond van goed werkgeverschap (Arena-arrest) verzekeringsplichtig en daarmee vergoedingsplichtig voor de personenschade van Aart. Zijn schade wordt (secundair) vergoed door de WSV. Als er voor de auto ook een SVI is afgesloten, dan betaalt die (primair) de personenschade van Aart. Albert is van huis op weg naar het kantoor van CelliBrate in Alkmaar. Dit is woon-/werkverkeer waarvoor op grond van de huidige stand van de jurisprudentie (nog) geen verzekeringsplicht is voor personenschade tijdens dit type verplaatsing. Woon-/werkverkeer is (tot nu toe) een privéaangelegenheid. Albert rijdt tegen een boom en raakt gewond. CelliBrate is als werkgever niet aansprakelijk voor de personenschade van Albert en ook niet verzekeringsplichtig en/of vergoedingsplichtig. Toch vergoedt de WSV de personenschade van Albert, want voor de WSV is aansprakelijkheid geen vereiste. Het is mogelijk dat er jurisprudentie ontstaat, waaruit voortvloeit dat er voor personenschade die werknemers lijden tijdens woon-/werkverkeer toch een verzekeringsplicht is voor werkgevers. Met een AVB, die is aangevuld met een WSV met de meest uitgebreide dekking voldoet CelliBrate nu al aan die verplichting. De WSV is daarmee jurisprudentie -proof _Wft Schade zakelijk

61 BURGERRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEDEN VAN DE ONDERNEMER We stonden hiervoor stil bij specifieke, in de wet genoemde aansprakelijkheden van de ondernemer (aansprakelijkheid voor personen, zaken, opstallen en dieren). De ondernemer kan ook gewoon burgerrechtelijk aansprakelijk zijn met betrekking tot de genoemde categorieën. We geven hier enkele voorbeelden in relatie tot de wetsartikelen: 6:174 BW (aansprakelijkheid voor opstal) in samenloop met artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad); 6:179 BW (aansprakelijkheid voor dieren) in samenloop met artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Voorbeeld Bij de groente- en fruitafdeling van een supermarkt glijdt een klant uit over een stukje andijvie dat op de grond ligt. Het stukje andijvie heeft naar alle waarschijnlijk deel uitgemaakt van een struik andijvie die tot de uitgestalde waren hoort. De klant loopt letsel op aan de achterzijde van zijn hoofd. Hij wil een vordering indienen tegen de bezitter van de supermarkt (aansprakelijkheid bezitter van een opstal, artikel 6:174 BW). De klant kan zich echter niet beroepen op dit aansprakelijkheidsartikel, aangezien een stukje andijvie niet kan worden beleefd als duurzaam met de grond verbonden. De opstal voldoet verder aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan een opstal mag stellen. Een andere mogelijkheid is aansprakelijk stellen op grond van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Wil de klant zich kunnen beroepen op dit aansprakelijkheidsartikel, dan moet hij bewijzen dat de bezitter van de supermarkt schuldaansprakelijk is. Als de bedrijfsleider/bezitter echter kan aantonen dat op werkdagen de vloer in de directe nabijheid van de groente- en fruitafdeling periodiek wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van restanten van groenten en fruit, dan is er geen aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) aan te nemen. Binnen de periodieke visuele controles, zoals de personeelsleden deze uitvoeren, kan worden gesteld dat de tijd gelegen tussen het vallen van het stukje andijvie enerzijds en de visuele controle anderzijds te kort is geweest om op afdoende wijze het groente- en fruitafval op te ruimen. Voorbeeld Als door graafwerkzaamheden een gasleiding wordt beschadigd en er ontstaat schade aan derden, dan valt sterk te bezien of artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor opstal) van toepassing is. De gasleiding voldoet naar alle waarschijnlijkheid aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan gasleidingen mag stellen. Misschien is er sprake van graafwerkzaamheden, waarbij de gravende partij heeft verzuimd om te onderzoeken of deze graafwerkzaamheden eigenlijk wel mogelijk waren. Het lijkt logisch om hier de gravende partij aansprakelijk te stellen op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) _Wft Schade zakelijk

62 Voorbeeld Een manegehouder verhuurt paarden aan klanten. Op een zondag bevindt een verhuurd paard met bijbehorende berijder zich op een ruiterpad. De berijder van het paard geeft het paard de sporen op het moment dat een fietser (die rijdt op de openbare weg) de doorgaande weg van het paard kruist. Het paard loopt de fietser omver en komt tot stilstand. Het letsel dat de fietser heeft opgelopen, is niet veroorzaakt door de eigen energie van het paard. Het letsel is veroorzaakt door een beoordelingsfout van de berijder van het paard, dus er is geen sprake van risicoaansprakelijkheid op grond van artikel 6:179 BW (aansprakelijkheid voor dieren) maar van schuldaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) Productaansprakelijkheid We komen het regelmatig in de krant tegen: een persbericht van een fabrikant in de landelijke en regionale dagbladen met daarin de mededeling dat de consument wordt verzocht om een bepaald product in te leveren bij de winkelier. Vaak wordt als reden gegeven dat het product niet aan de gewenste kwaliteitseisen voldoet of erger nog: dat het product schadelijk voor de gezondheid blijkt te zijn. De producent vreest dat de consument door het product schade lijdt en dat hij daarvoor aansprakelijk zal worden gesteld. De productaansprakelijkheid is in de artikelen 6:185 BW tot en met 6:193 BW geregeld. De productaansprakelijkheid is gebaseerd op Europese regelgeving en is bedoeld om de particuliere consument te beschermen. Onder productaansprakelijkheid verstaan we de aansprakelijkheid voor schade door een geleverd product, dat ondeugdelijk is. Het kan hierbij gaan om voedingsmiddelen, medicijnen, maar ook om auto s of andere zaken Risicoaansprakelijkheid Zoals gemeld, is productaansprakelijkheid bedoeld om de particuliere consument te beschermen. Dit doel wordt bereikt door risicoaansprakelijkheid op te leggen voor schade die is veroorzaakt door een gebrekkig product. Dit houdt in dat de schadelijdende consument niet hoeft te bewijzen dat de producent ook werkelijk schuld heeft aan de schade. Er hoeft alleen te worden bewezen dat er schade is en dat er sprake is van een gebrekkig product. Bovendien moet worden bewezen dat er een causaal verband bestaat tussen het gebrek en de ontstane schade. Kort samengevat moet er sprake zijn van: schade; gebrekkig product; causaal verband tussen gebrek en schade. Er is sprake van een gebrekkig product als dat product niet de veiligheid biedt die men van dat product mag verwachten, alle omstandigheden in acht genomen. In de wet zijn de volgende omstandigheden opgenomen, die bij het bepalen hiervan een rol kunnen spelen: de wijze waarop het product wordt gepresenteerd; het redelijk te verwachten gebruik; het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht _Wft Schade zakelijk

63 49 In beginsel is de producent aansprakelijk. De plaats van de producent kan echter door een ander worden ingenomen. Als het product namelijk van buiten de Europese Unie komt, dan kan de consument zich richten tot de importeur die het product binnen de EU heeft geïmporteerd. Maar ook het grootwinkelbedrijf dat zijn product voorziet van een eigen huismerk, mag door de consument als producent worden aangemerkt. Degene die een anoniem product levert aan de consument en niet kan aantonen wie de werkelijke producent is, mag eveneens door de particuliere consument als producent worden aangesproken. Er is een aantal situaties waarin de producent niet aansprakelijk is, namelijk als hij bewijst dat: hij het product niet in het verkeer heeft gebracht; de verspreiding of verkoop van het product geen economisch doel diende; het product nog geen gebrek had op het moment dat hij het product in het verkeer bracht; de wetenschappelijke en technische kennis op het moment van het in het verkeer brengen onvoldoende was om het gebrek te kunnen ontdekken; het gebrek een gevolg is van een fout in het ontwerp van de hoofdzaak, waarvan het betreffende product een onderdeel was of een gevolg was van de instructies die door de fabrikant van de hoofdzaak zijn verstrekt. 2.8 VORDERINGSRECHT BIJ LETSELSCHADE Bij letselschade kan er sprake zijn van een lichamelijk of een geestelijk letsel. De basisgedachte in het verhaalsrecht is dat slechts degene die het letsel is overkomen een vorderingsrecht heeft op de schadeveroorzaker (artikel 6:107 BW). Naast de vordering van de benadeelde zelf moet de schadeveroorzaker ook opkomen voor de vordering die een ander in plaats van en uit naam van de benadeelde indient. Als de benadeelde schade lijdt, dan moet hij primair een beroep doen op de door hem dan wel door zijn werkgever afgesloten verzekeringen. Dit geldt ook voor de sociale verzekeringen of voorzieningen, die in aanmerking zouden kunnen komen in verband met het letsel. In artikel 6:107 BW is bepaald dat een persoon die bij een ongeval gewond raakt, zijn schade kan verhalen op de aansprakelijke derde. In dit artikel is eveneens bepaald dat ook een derde die ten behoeve van de gewonde kosten maakt, deze kosten kan verhalen. Vereist is dan echter wel dat de gewonde deze kosten zelf ook had kunnen verhalen als hij ze zelf had gemaakt. Wij noemen dit in de verzekeringspraktijk verplaatste schade. Dit verhaalsrecht geldt echter niet als die derde partij de kosten maakt op grond van een wettelijke verplichting. Een werkgever die op grond van de wettelijke loondoorbetalingsverplichting gedurende 2 jaar (een deel van) het loon moet doorbetalen, kan van deze regeling dus geen gebruik maken. Daarom is de wet uitgebreid met de invoering van artikel 6:107a lid 2 BW. Deze aanpassing maakte het voor de werkgever mogelijk een deel van het loon dat hij op grond van de wet moet doorbetalen te verhalen op de schuldige derde. Dit verhaalsrecht beperkt zich tot het deel van het loon dat de werknemer ook zelf had kunnen verhalen op de aansprakelijke derde. In de praktijk komt het erop neer dat de werkgever het nettoloon kan verhalen. Het verschil tussen nettoloon en brutoloon en de werkgeverslasten kan de werkgever dus niet verhalen _Wft Schade zakelijk

64 De wetgever heeft de werkgever (en ook het UWV) het recht gegeven ook kosten van reintegratiemaatregelen te verhalen. Overigens gaat het niet alleen om re-integratiemaatregelen. Artikel 6:107a BW spreekt van gemaakte redelijke kosten ter nakoming van de plicht van de werkgever, zoals die is omschreven in artikel 7:658a BW. Het kan dus ook gaan om kosten die een werkgever maakt om de werkplek of arbeid aan te passen. Ook kosten van een arbodienst, een reintegratiebedrijf of een arbeidsdeskundige die de werknemer begeleidt naar ander werk vallen onder het verhaalsrecht. De praktijk zal moeten uitwijzen welke kosten als redelijk kunnen worden beschouwd Informatievoorziening voor letselschadeslachtoffers Letselschadeprocedures zijn vaak complex en kunnen een enorme impact hebben op het slachtoffer. Er is dus veel behoefte aan informatievoorziening. De Letselschade Raad, een onafhankelijke stichting zonder commercieel oogmerk, heeft daarom een brochure ontwikkeld: Grip op uw letselschade. In deze brochure komen de volgende vragen aan de orde: Letselschade, wat is dat eigenlijk? Waar vind ik objectieve informatie? Hoe schakel ik een betrouwbare belangenbehartiger in? Wat mag ik van de schadeafhandeling verwachten? Objectieve informatie Op de site van de Letselschade Raad is veel informatie te vinden over letselschade. Niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor mogelijke nabestaanden, getuigen en/of veroorzakers. Als er bij de afhandeling van de letselschade moeilijke begrippen de revue passeren, dan biedt de Letselschade Infowijzer uitkomst. Met een checklist worden allerlei begrippen uitgelegd. Belangenbehartigers Voor belangenbehartiging kunnen allerlei partijen worden ingeschakeld: rechtsbijstandverzekeraars; overkoepelende belangen- en keurmerkorganisaties, zoals de ANWB en de Stichting Keurmerk Letselschade; overkoepelende organisaties van advocaten, zoals de LSA en de ASP; en overkoepelende organisaties van letselschade-experts, zoals het NIVRE. Richtlijnen en gedragscodes In de brochure wordt nog verwezen naar een aantal richtlijnen en gedragscodes: Letselschade Richtlijnen; De Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL); en De Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA). Hierna staan we stil bij de Gedragscode Behandeling Letselschade _Wft Schade zakelijk

65 Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) De meeste letselschadeclaims worden gelukkig naar tevredenheid afgehandeld. De Letselschade Raad geeft graag bekendheid aan praktijken die laten zien dat een verantwoorde afhandeling van letselschadeclaims zeer goed mogelijk is. De goede praktijken dienen als voorbeeld voor alle betrokkenen bij letselschade. In de GBL heeft de Letselschade Raad voorbeelden van verantwoorde afhandeling van letselschadeclaims omgezet in algemeen geldende regels. De GBL beschrijft welke morele waarden en verantwoordelijkheden centraal staan in de behandeling van letselschade en tot welke morele normen zij aanleiding geven. Die normen zijn geformuleerd in 10 gedragsregels voor alle betrokken partijen _Wft Schade zakelijk

66 _Wft Schade zakelijk

67 53 3 AANSPRAKELIJKHEIDS- EN RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR BEDRIJVEN Een ondernemer loopt veel aansprakelijkheidsrisico s. De claims kunnen dusdanig hoog zijn dat de continuïteit van een bedrijf in gevaar komt als dit risico niet is verzekerd. In dit hoofdstuk behandelen wij de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven. In het laatste deel van het hoofdstuk komt de rechtsbijstandverzekering voor bedrijven aan de orde. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: de verzekerde hoedanigheid; de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering; het in- en uitlooprisico; de uitsluitingen van de aansprakelijkheidsverzekering; het gebruik van drones; de milieuschadeverzekering; de rechtsbijstandverzekering voor bedrijven. 3.1 AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING VOOR BEDRIJVEN (AVB) Bedrijven en instellingen kunnen aansprakelijk worden gesteld voor allerlei gebeurtenissen. Of een aansprakelijkheidsclaim succes heeft, hangt af van de wetgeving en de omstandigheden van het voorval. Voor een adequate verzekeringsdekking zijn bedrijven en instellingen aangewezen op een of meer aansprakelijkheidsverzekeringen. Een van die verzekeringen waar geen enkel bedrijf buiten kan, is de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven; hierna afgekort als AVB De verzekerde hoedanigheid De verzekerde hoedanigheid binnen de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) staat vermeld op de polis. Het is mogelijk dat de omschrijving niet overeenkomt met de werkelijkheid. Het risico bestaat dan dat een eventuele schade niet in behandeling wordt genomen. Voorbeeld Fietsenhandel Rijfit kent als omschrijving op de AVB Handelend onder de naam Rijfit: Inkoop en verkoop van nieuwe en gebruikte fietsen, verkoop van fietsaccessoires en aan fietsen direct gerelateerde kleding, reparaties van fietsen. De jaarwisseling nadert en de heer Franssen, eigenaar van Rijfit, koopt vuurwerk in. Dit vuurwerk wordt op 30 en 31 december verkocht. Zo ook aan een jongen van acht jaar oud die de gillende keukenmeid meteen aansteekt en zichzelf daardoor ernstig verwondt. De ouders van de jongen stellen de fietsenmaker aansprakelijk. Dit vanwege het verkopen van vuurwerk aan jongeren onder de 16 jaar, wat verboden is. De AVB-verzekeraar zal in dit geval echter gelet op de verzekerde hoedanigheid de verzekeringnemer alle dekking ontzeggen en een afwijzingsbrief sturen _Wft Schade zakelijk

68 Als er bij een schadeveroorzakende gebeurtenis wordt gekeken naar de verzekerde hoedanigheid, dan is een zekere objectiviteit aan de zijde van de schadebehandelaar nodig. Als een afwijzing aan de orde is, dan is het ook hier van belang dat de afwijzingsbrief duidelijk wordt geformuleerd Dekking werkgeversaansprakelijkheid op de AVB Vaak wordt ervan uitgegaan dat de AVB dekking biedt voor de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die zijn medewerkers oplopen tijdens het werk als de rubriek werkgeversaansprakelijkheid is meeverzekerd. Of die stelling altijd juist is, is nog maar de vraag. Dat is geheel afhankelijk van de polisredactie met betrekking tot de verzekerde werkgeversaansprakelijkheid. Er zijn verzekeraars die alleen dekking bieden voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit artikel 7:658 BW en de aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW specifiek uitsluiten. Ook zijn er verzekeraars die geen wetsartikelen noemen. Het is dan maar de vraag of de verzekeraar dekking verleent voor schade die is gebaseerd op de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 7:611 BW. Overleg met de betreffende verzekeraar is in dat geval noodzakelijk. Duidelijk is dat de uitspraken van de Hoge Raad werkgevers verplichten aanvullende verzekeringen te sluiten als hun AVB geen dekking verleent De kring van verzekerden binnen de AVB De kring van verzekerden binnen de AVB is uitgebreid. Gedekt is de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daden of uit nalaten van de verzekeringnemer en de ondergeschikten. Het begrip ondergeschikte gaat verder dan alleen het personeelslid. Onder dit begrip vallen ook uitzendkrachten en stagiaires. Ook zijn verzekerd eventuele firmanten, vennoten, bestuurders en commissarissen als zodanig handelend. Daarnaast zijn familieleden en huisgenoten ook verzekerd voor zover het gaat om werkzaamheden die voor de verzekeringnemer in zijn verzekerde hoedanigheid worden verricht. Ook verzekerd zijn de personeelsvereniging en het eventueel aan het bedrijf verbonden pensioenfonds. Voorbeeld De maanden voor de feestdagen zorgen voor een extra drukte binnen de verpakkingsafdeling van de firma De Zoete Noot, een vruchten- en notenimportbedrijf. Er worden daarom enkele uitzendkrachten ingehuurd. De spanningen om alle opdrachten tijdig verpakt en verzonden te krijgen lopen op. Een uitzendkracht krijgt ruzie met een vaste medewerker en gaat hem met een grote nietmachine te lijf. De vaste medewerker loopt blijvend letsel op. De uitzendkracht staat op het moment van de opgedragen werkzaamheden direct onder het gezag van de directie van het inlenende bedrijf. De desbetreffende AVB-verzekeraar zal moeten opkomen voor het letsel van de vaste medewerker. Het uitzendbureau wordt wel de formele werkgever genoemd en de inlenende werkgever wordt de materiële werkgever genoemd _Wft Schade zakelijk

69 Verzekerd bedrag Het verzekerde bedrag op de AVB is de maximale verplichting van de verzekeraar per aanspraak. Verzekeraars vergoeden maximaal tweemaal het verzekerde bedrag op jaarbasis. Dit wordt ook wel aggregate limit genoemd Begrenzing naar de aard van de schade Een belangrijk aspect binnen de AVB is de soort schade waartegen de verzekeraar dekking biedt. Een aansprakelijkheidsverzekeraar biedt dekking tegen schade aan zaken en personen (bijvoorbeeld letselschade) en alle daaruit voortvloeiende gevolgschade die een verzekerde bij een derde veroorzaakt en waarvoor hij aansprakelijk is. Is er sprake van zuivere vermogensschade, dan biedt de verzekeraar geen dekking. Onder zuivere vermogensschade wordt schade verstaan, waaraan geen zaak- of personenschade is voorafgegaan. Schade aan zaken van de verzekeringnemer zelf is niet gedekt. Je kunt immers niet zelf aansprakelijk zijn voor schade aan je eigendommen. Voorbeeld Marcel Veldkamp is medewerker van Assurantiekantoor De Geus. Marcel krijgt op vrijdagmiddag een telefoontje. Een klant geeft door dat hij zijn nieuwe auto wil verzekeren. Er wordt een voorlopige dekking afgesproken en Marcel deelt mee dat hij de zaak maandagochtend met de verzekeraar regelt. Helaas wordt deze belofte door Marcel vergeten. Enkele dagen later meldt de klant dat hij schade heeft veroorzaakt met zijn auto en dat zijn nieuwe auto eveneens zwaar beschadigd is. Als de klant te horen krijgt dat de auto niet is verzekerd door een nalatigheid van Marcel, eist hij schadevergoeding van Assurantiekantoor De Geus. De AVB-verzekeraar van Assurantiekantoor De Geus zal niet opkomen voor deze schade. Marcel heeft immers geen zaakschade of personenschade veroorzaakt. Het gaat hier om zuivere vermogensschade. Voor een dergelijke schade heeft Assurantiekantoor De Geus naast een AVB een beroepsaansprakelijkheidsverzekering nodig _Wft Schade zakelijk

70 3.1.6 Beroepsaansprakelijkheid De beroepsaansprakelijkheidsverzekering biedt dekking voor door de verzekerde veroorzaakte zuivere vermogensschade. De verzekering biedt juist geen dekking tegen zaak- of personenschade. Die is immers gedekt onder de AVB. Voorbeeld In een civiele procedure wordt Karel Frederiks door de rechter (arrondissementsrechtbank) in het ongelijk gesteld. In overleg met zijn advocaat besluit Karel in hoger beroep te gaan. Zijn advocaat verzuimt echter om tijdig hoger beroep namens zijn klant aan te tekenen bij de griffie van het hof. Het vonnis van de arrondissementsrechtbank is daardoor onherroepelijk geworden. Karel Frederiks is hier niet blij mee en voelt zich door dit nalaten van zijn advocaat financieel benadeeld. Hij begint daarom een procedure tegen zijn nalatige advocaat. Als deze (tweede) procedure in hoger beroep bij het hof tot een voor Karel gunstige uitspraak leidt, dan heeft hij een vordering op zijn nalatige advocaat. De doelgroep voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering bestaat naast leden van de advocatuur uit de volgende beroepsbeoefenaren: accountants; architecten; notarissen; artsen; makelaars in onroerend goed; assurantietussenpersonen; belastingconsulenten. Vooral bij artsen valt moeilijk te bepalen of de beroepsbeoefenaar een onrechtmatige daad heeft verricht of door nalaten onrechtmatig heeft gehandeld. Om een zo objectief mogelijke maatstaf te hanteren, wordt gekeken of andere artsen in dezelfde situatie dezelfde handeling zouden hebben verricht of een bepaalde verrichting zouden hebben nagelaten. De andere artsen worden de maatmannen genoemd, waarbij wordt gekeken of deze maatmannen in dezelfde situatie op soortgelijke wijze zouden hebben gehandeld of nagelaten. Verschillende overkoepelende organisaties van vrije beroepsbeoefenaren hebben een verzekeringsplicht opgedragen aan hun leden. De hoogte van de eventuele vordering en in het verlengde daarvan de verzekerde som is afhankelijk van de aard van de beroepsbeoefenaar. In het verdere verloop van dit hoofdstuk wordt de beroepsaansprakelijkheid niet behandeld. We volstaan met de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de materiële en personenschade en de dekking binnen de AVB _Wft Schade zakelijk

71 Premie en eigen risico De premie die hoort bij de AVB-verzekering is afhankelijk van een groot aantal factoren. De belangrijkste premiefactoren zijn: hoogte van het verzekerde bedrag; hoogte jaarloon; hoogte jaaromzet; hoogte eigen risico; schadefrequentie en schadepercentage; aard van het bedrijf; aard van de geleverde zaken of diensten; distributiebereik van de geleverde zaken. De premie wordt jaarlijks vooraf in rekening gebracht; het betreft een voorlopige premie. Afhankelijk van de premiebepalende factoren als hoogte jaarloon en/of jaaromzet wordt de definitieve premie later berekend en in rekening gebracht. De bepaling van de definitieve premie wordt naverrekening genoemd. Voorbeeld Op basis van de hoogte van het verzekerde bedrag, het jaarloon en de jaaromzet bedraagt de jaarpremie 2018 voor een AVB-verzekering Dit bedrag werd door de AVB-verzekeraar per 1 januari 2018 in rekening gebracht. De gegevens waarmee de premie is berekend, zijn prognoses voor het komende jaar. Per einde van het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar (2019) wordt de verzekeringnemer verzocht om van de bovenstaande relevante gegevens de stand per 31 december 2018 op te geven. Op basis van deze gegevens volgt er een naverrekening. Afhankelijk van de juiste gegevens over het betreffende jaar wordt er naverrekend. De verzekerde krijgt dus premie terug of moet premie bijbetalen. De naverrekening vormt ook de basis voor de premie van het lopende jaar _Wft Schade zakelijk

72 3.2 AVB-BEGRENZING GEMETEN NAAR PLAATS EN TIJD Begrenzing gemeten naar plaats De AVB-verzekeraar weet dat het aansprakelijkheidsvraagstuk in vele landen anders wordt beleefd dan in Nederland. Vooral in Amerika en Canada zijn de wettelijke regels op het gebied van aansprakelijkheid geheel anders dan in Nederland. De AVB-verzekeraar houdt hier rekening mee. In overleg met de verzekeringnemer en de intermediair wordt bepaald in welke landen er dekking kan worden gegeven. Dekking van de aansprakelijkheid binnen Europa is standaard. Daarnaast is een werelddekking, exclusief Amerika en Canada, mogelijk Begrenzing gemeten naar tijd Bij een schadeveroorzakende gebeurtenis die wordt geclaimd op een aansprakelijkheidsverzekering, kunnen we drie momenten onderscheiden: het moment waarop de schade is veroorzaakt (veroorzakingsmoment); het moment waarop de schade ontstaat (ontstaansmoment); het moment waarop de schade bij de verzekeraar wordt gemeld (meldingsmoment). Vaak zullen die momenten zich vlak na elkaar voordoen: een werknemer stoot met een ladder tegen de auto van de klant, de schade is onmiddellijk zichtbaar en wordt vaak kort na de gebeurtenis bij de verzekeraar gemeld. Voorbeeld Een snackbareigenaar verwijdert dagelijks de mayonaise van de niet verkochte slaatjes en spuit er verse mayonaise op om de slaatjes er weer fris uit te laten zien. Een klant eet een slaatje en wordt ziek. Hij spreekt de snackbareigenaar aan voor zijn schade. Het moment van het veroorzaken van de schade en het ontstaan van de schade liggen dicht bij elkaar binnen de verzekerde periode. De schade is gedekt. Er kan een probleem ontstaan als die drie momenten verder uit elkaar liggen. Dit kan zich bijvoorbeeld bij beroepsziekten voordoen, waarbij de ziekte zich vaak pas jaren later aandient. Verder is van belang wanneer de schade door de verzekeringnemer bij de aansprakelijkheidsverzekeraar wordt gemeld _Wft Schade zakelijk

73 59 Bij beroepsziekten is het mogelijk dat de gedupeerde werknemer in de loop der jaren bij meerdere werkgevers heeft gewerkt. De vraag is dan welke werkgever kan worden aangesproken. En als dat kan worden achterhaald, moet de juiste AVB-verzekeraar worden gevonden. Een werkgever kan immers door de jaren heen meerdere AVB-verzekeraars hebben gehad. En dan moet nog worden uitgezocht wat er wanneer heeft plaatsgevonden tijdens de looptijd van de verzekering. Voorbeeld Paul Doeven (69 jaar) is als huisschilder jarenlang blootgesteld aan de dampen afkomstig van potten verf. Hierdoor lijdt Paul aan de schildersziekte Organisch Psycho Syndroom (OPS), die het centrale zenuwstelsel aantast en zorgt voor versnelde geestelijke ouderdomsverschijnselen, zoals dementie. De vraag is op welk moment de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden en op welk moment de symptomen zich aandienden. Hier kunnen vele jaren tussen liggen. De vraag welke verzekeraar de schade moet dragen, is mede afhankelijk van de vraag hoe het zogenoemde inloop- en uitlooprisico is geregeld in de polisvoorwaarden. We spreken van inloop als de schade vóór ingangsdatum van de verzekering is veroorzaakt en tijdens de looptijd ontstaat. Het omgekeerde kan ook. De schade kan tijdens de looptijd worden veroorzaakt, maar pas na beëindiging van de polis ontstaan. We spreken dan van uitloop. Om deze problemen te regelen, zijn er door verzekeraars dekkingssystemen ontwikkeld: het act committed-systeem; het loss occurrence-systeem; het claims made-systeem. Het act committed-systeem Tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw boden aansprakelijkheidsverzekeraars vaak een act committed-dekking. Hierbij was de aansprakelijkheid van de verzekerde gedekt als de schadeoorzaak binnen de verzekerde periode lag. Het veroorzakingsmoment was dus bepalend voor de dekking. Wanneer de schade aan het licht kwam (het ontstaansmoment) of wanneer de schade werd gemeld (het meldingsmoment), was niet relevant. Voorbeeld Veevoerfabriek StalPaard BV is gespecialiseerd in paardenvoer. In juni 2018 is door een productiefout verkeerde haver geproduceerd en aan klanten geleverd (veroorzakingsmoment). De paarden die deze haver hebben gegeten, worden vanaf augustus 2019 ernstig ziek en overlijden kort daarna (ontstaansmoment). Door onderzoek in februari 2020 komt vast te staan dat de sterfte onder diverse paarden in het land is terug te voeren op het verkeerde voer dat in juni 2018 is geproduceerd. Vanaf dat moment stromen de claims bij StalPaard BV binnen (meldingsmoment). Het grote bezwaar van het act committed-systeem was dat verzekeraars nog lang nadat de verzekering was beëindigd met claims konden worden geconfronteerd. Met andere woorden, de act committed-polissen boden een onbeperkte uitloopdekking. Verzekeraars draaiden hierdoor voor enorme schadeposten uit het verleden op; ook op veel intussen beëindigde polissen. Veel verzekeraars zijn toen overgestapt op het loss occurrence-systeem _Wft Schade zakelijk

74 Het loss occurrence-systeem Met het loss occurrence-systeem wilden verzekeraars het uitlooprisico beperken. Bij loss occurrenceverzekeringen is er dekking als de schade is ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. Het ontstaansmoment is dus bepalend voor de dekking. Het moment waarop de schade werd veroorzaakt (het veroorzakingsmoment) of het moment waarop de schade werd gemeld (het meldingsmoment), is voor dit systeem niet van belang. De loss occurrence-polissen bieden wel een onbeperkte inloopdekking. Sommige verzekeraars beperken de inloopdekking daarom tot bijvoorbeeld 2 jaar. Loss occurrence-verzekeringen werden tot midden jaren negentig veel gesloten en komen tegenwoordig nog vooral voor in de co-assurantiemarkt (verzekeringen via de beurs) en in de verzekeringen voor grotere bedrijven (grootindustrie). Voorbeeld Medicijnfabrikant Povilan produceert en verkoopt in de periode 2000 tot 2005 pijnstillers. Na jaren blijkt dat de kinderen, van wie de moeders de pijnstillers tijdens de zwangerschap hebben geslikt, vanaf 4 jaar ernstige groeistoornissen krijgen. De schade is veroorzaakt door het slikken van de pijnstillers. De schade komt vanaf het vierde levensjaar van de kinderen aan het licht (ontstaansmoment). Er wordt een onderzoek ingesteld om achter de oorzaak van de groeistoornissen te komen. Dit onderzoek neemt enkele jaren in beslag en wijst de pijnstiller als de boosdoener aan. De AVB van Povilan heeft als ingangsdatum 1 januari Povilan heeft een loss occurrence-polis. De AVB-verzekeraar van Povilan neemt de schadeclaims in behandeling. Voorbeeld Verfproducent TopGlans produceert in de periode 2001 tot 2005 een bepaald type verf. Vanaf juni 2014 blijkt dat werknemers van TopGlans die bij het productieproces van dit type verf betrokken zijn geweest, hierdoor ziek zijn geworden. TopGlans heeft in 2013 een loss occurrence-avb bij verzekeraar ZekerPlus gesloten. Vanaf begin 2014 stromen de eerste claims van de zieke werknemers bij TopGlans binnen. De schade is ontstaan tijdens de looptijd van de AVB-verzekering. ZekerPlus moet de claims in behandeling nemen. Hier is sprake van een gedekt inlooprisico. Bij beroepsziekten treedt de schade die is ontstaan, pas jaren later aan het licht. Denk aan de asbestclaims. Aansprakelijkheidsverzekeraars moesten hierdoor nog steeds opkomen voor claims uit een ver verleden. Aansprakelijkheidsverzekeraars vonden daarom dat het uitlooprisico in het loss occurrence-systeem toch niet voldoende was afgebakend en gingen halverwege de jaren negentig op zoek naar een ander dekkingssysteem. Het claims made-systeem Met het claims made-systeem willen verzekeraars problemen met het in- en uitlooprisico definitief voorkomen. Het cruciale moment om te bepalen of er dekking bestaat, ligt in dit systeem bij het moment waarop de schade wordt gemeld (het meldingsmoment). De schademelding moet plaatsvinden in de looptijd vóór de einddatum van de overeengekomen verzekeringsperiode. Meldingen die na royement van de verzekering worden ingediend, zijn op grond van dit systeem niet gedekt _Wft Schade zakelijk

75 61 Het claims made-systeem biedt dus een onbeperkte inloopdekking en geen uitloopdekking. Een dergelijke verzekering wordt een zuivere claims-madeverzekering genoemd. Omdat deze dekking voor zowel de verzekeraar als het verzekerde bedrijf tot onwenselijke situaties kan leiden, zijn er diverse mogelijkheden om dekking van het inloop- en uitlooprisico aanvaardbaar te maken: een beperkte inloopdekking; een omstandighedenmelding; een nameldingsperiode. Beperkte inloopdekking Sommige AVB-verzekeraars hebben het inlooprisico op de zuivere claims made-verzekering beperkt door invoering van een inlooptermijn. Zij bieden dekking tot een vastgestelde periode vóór de ingangsdatum van de verzekering. De eerste dag van deze inloopperiode wordt retroactieve datum genoemd. Als de oorzaak van de schade na de retroactieve datum ligt, dan is er inloopdekking. Ligt de oorzaak van de schade vóór de retroactieve datum, dan is er geen inloopdekking. Deze claims made-verzekering wordt ook wel beperkte claims made-verzekering genoemd. De beperkte claims made-verzekering geeft dus pas vanaf de retroactieve datum dekking voor schaden die zijn veroorzaakt vóór de daadwerkelijke ingangsdatum van de AVB-verzekering. Omstandighedenmelding Een verzekeringnemer moet bij zijn aanvraag aan de verzekeraar melden dat hij kennis draagt van risicoverzwarende omstandigheden of een veroorzaakte schade. Daarnaast is hij verplicht om tijdens de looptijd van de verzekering zo spoedig mogelijk omstandigheden, waarvan hij verwacht dat daar een aanspraak uit voortvloeit, te melden bij de AVB-verzekeraar. Dit wordt de omstandighedenmelding genoemd. Bij een omstandighedenmelding is er dus geen sprake van een aansprakelijkheidsclaim, maar meer van een gegrond vermoeden dat er in de toekomst een claim kan worden ingediend. Als de verzekeringnemer de omstandigheden vóór afloop van de verzekeringstermijn meldt, heeft hij toch dekking als er pas na de looptijd van de verzekering een claim volgt. Verzekeringsadviseurs doen er goed aan om bij hun bedrijvenrelaties met een claims made-avb door te vragen naar omstandigheden die al wel hebben plaatsgevonden, maar die nog niet hebben geleid tot een claim. Met name als de AVB wordt beëindigd, bijvoorbeeld bij oversluiten of bedrijfsbeëindiging. Mocht jaren na de royementsdatum van de AVB blijken dat een werknemer alsnog aan een gebeurtenis blijvend letsel heeft overgehouden, dan moet de AVB-verzekeraar voor de ontstane personenschade opkomen. Op voorwaarde natuurlijk dat de werkgever voor het voorval van destijds aansprakelijk is. Nameldingsperiode De gedachte achter het claims made-systeem is dat er geen uitloopdekking is. De schade moet immers worden geclaimd binnen de verzekeringsduur. Het is echter heel goed mogelijk dat er zich een schadeveroorzakende gebeurtenis heeft voorgedaan aan het einde van de dekkingsperiode, waarvan de verzekeringnemer geen weet heeft _Wft Schade zakelijk

76 Door het bijverzekeren van een beperkte uitloopperiode kan de verzekeringnemer toch de schade alsnog melden na de overeengekomen verzekeringsperiode. Dit wordt de nameldingsperiode genoemd. De AVB-verzekeraar geeft daarvoor dekking tegen een vooraf overeengekomen suppletiepremie. De uitloopperiode is in de regel beperkt tot 3 jaar na bedrijfsbeëindiging en 1 jaar bij oversluiten naar een andere AVB-verzekeraar. Voorbeeld Kistenfabrikant Jansen & Zoon heeft een claims made-dekking inclusief uitloopdekking. Jansen junior heeft inmiddels ook de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en hij beëindigt zijn bedrijf. Anderhalf jaar na sluiting van het bedrijf blijkt dat de verbindingen loslaten bij de laatste partij geleverde kisten, waardoor er schade aan de inhoud ontstaat. Het veroorzakingsmoment en ontstaansmoment vallen buiten de verzekeringsperiode. De schade wordt echter gemeld binnen 2 jaar na de verzekeringsperiode. Dankzij deze uitloopperiode moet de AVB-verzekeraar de schade alsnog in behandeling te nemen. Het claims made-systeem komt het meest voor in de provinciale markt (MKB). Bij het veranderen van AVB-verzekeraar speelt de inloop- en uitloopdekking een belangrijke rol. De nieuwe AVB moet een volledige inloopdekking hebben als de oude AVB geen uitloopdekking heeft. Anders ontstaat er een ongewenst dekkingshiaat _Wft Schade zakelijk

77 UITSLUITINGEN BINNEN DE AVB De AVB-polis kent, net als iedere andere verzekering, uitsluitingen. Zo is schade aan geleverde zaken en aan zaken in eigendom van de verzekeringnemer uitgesloten. Veel uitsluitingen uit de AVP komen in een wat ander jasje terug in de AVB, zoals de opzetuitsluiting en de opzichtuitsluiting Opzetuitsluiting Opzet van de verzekeringnemer is uitgesloten van de AVB-dekking. Een werknemer die opzettelijk schade toebrengt aan derden, kan deze schade niet claimen op de AVB-verzekering van zijn werkgever als hij aansprakelijk wordt gesteld. Echter, de werkgever zelf kan ook voor de daden van zijn werknemers worden aangesproken en bij hem (of de rechtspersoon) is er geen sprake van opzet. De AVB-verzekeraar neemt een dergelijke claim dan wel in behandeling als de werkgever wordt aangesproken. Na uitbetaling probeert de AVB-verzekeraar de claim wel op de werknemer te verhalen. Voorbeeld Jan Boorsma is in dienst bij loodgietersbedrijf SnelFit BV. Hij is aan het werk op een nieuwbouwproject en krijgt woorden met de aannemer. Jan is nogal een heethoofd. Het loopt uit de hand en Jan slaat met een bacosleutel een grote deuk in de motorkap van de auto van de uitvoerder. Jan én SnelFit BV zijn aansprakelijk voor de schade aan de auto. Elmert Vaandrager is de enige directeur-grootaandeelhouder van SnelFit BV. SnelFit BV wordt door de uitvoerder aangesproken voor de schade aan de auto. Elmert, als officiële vertegenwoordiger van de BV, ontvangt de aansprakelijkstelling en stuurt deze door naar de AVB-verzekeraar. Deze neemt de claim in behandeling en vergoedt de schade aan de uitvoerder. De opzetclausule is niet van toepassing, want het is niet SnelFit BV die de opzettelijke schade heeft veroorzaakt, maar een van de werknemers. De AVBverzekeraar probeert de schade, na vergoeding, natuurlijk wel te verhalen op Jan Boorsma. Stel nu dat Elmert, als directeur-grootaandeelhouder, de deuk in de auto van de uitvoerder heeft geslagen. Dan ligt de zaak anders. Elmert is de eigenaar van SnelFit BV en verzekeringnemer. Hij vertegenwoordigt de BV officieel naar buiten toe; naar derden. Elmert wordt als officiële vertegenwoordiger van de BV aangemerkt als verzekeringnemer. Opzet van de verzekeringnemer is uitgesloten. De AVB-verzekeraar vergoedt de schade dan ook niet. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor procuratiehouders met, al dan niet beperkte, tekeningsbevoegdheid _Wft Schade zakelijk

78 3.3.2 Opzichtuitsluiting De opzichtclausule in de AVB komt in grote lijnen overeen met die uit de AVP. Maar de uitwerking in de praktijk is anders, omdat bedrijven nu eenmaal andere risico s lopen dan particulieren. Op de AVB is opzichtschade in principe niet gedekt. In principe, omdat dit risico wel kan worden meeverzekerd tegen een suppletiepremie. Voor bepaalde bedrijven is een opzichtdekking immers van groot belang, omdat hun bedrijfsvoering sterk afhankelijk is van het behandelen, bewerken, repareren, enz. van zaken van klanten. Voorbeelden hiervan zijn: Beroepsgoederenvervoerders. Deze bedrijven vervoeren goederen (zaken) van derden (andere bedrijven of particulieren). Onderhouds- en reparatiebedrijven. Deze bedrijven hebben vaak zaken van klanten onder zich. (Winkel)bedrijven waarbij onderhoud en reparatie een deelactiviteit is. Denk bijvoorbeeld aan de autodealer die ook reparaties en spuitwerk verricht aan auto s of de witgoedzaak die wasmachines verkoopt, maar deze ook repareert. Voorbeelden De Gouden Naald Sonja van Rossum van naaiatelier De Gouden Naald verstelt een broek voor Egbert Beenhakker. Sonja knipt verkeerd en de broek van Egbert is daardoor waardeloos geworden. Sonja moet de broek wel vergoeden (zij is contractueel aansprakelijk), maar omdat zij de broek bewerkte, is er geen dekking op de AVB. Stel, Sonja verstelt de broek goed en bezorgt deze bij Egbert thuis. Egbert vraagt Sonja op de koffie. Sonja stoot het kopje om en morst koffie over de zojuist verstelde broek. De broek wordt gestoomd, maar de koffievlek gaat er niet meer goed uit. Sonja is ook aansprakelijk voor schade door de koffievlek en de kosten van het stomen. Deze schade wordt wel vergoed op de AVB van Sonja, want er is geen sprake van opzicht. CV-OK Hans Nieboer is installateur bij installatiebedrijf CV OK. Hij voert een reparatie uit aan de cv-ketel van Manfred de Geus. Door een fout van Hans raakt de cv-ketel beschadigd. Bovendien ontstaat er daardoor een forse waterschade aan Manfreds woonhuis. De schade aan de cv-ketel wordt niet door de AVB-verzekeraar vergoed. Deze had Hans immers in bewerking. De waterschade (gevolgschade) wordt wel op de AVBverzekering vergoed. Accountantskantoor Boorsma BV Een werknemer van accountantsbedrijf Boorsma BV opent de la van een grote muurkast, waarna de gehele kast met inhoud op de werknemer terechtkomt. Uit onderzoek blijkt dat de kast topzwaar was en niet goed aan de muur was verankerd. De kleding van de werknemer is beschadigd. Hiervoor moet de AVB-verzekeraar opkomen. Dit geldt overigens ook voor de eventuele letselschade van de werknemer. De schade aan de kast zelf komt niet voor vergoeding door de AVB-verzekeraar in aanmerking (eigendommen van de verzekeringnemer) _Wft Schade zakelijk

79 Insluitingen op de motorrijtuigenuitsluiting Motorrijtuigen kunnen worden verzekerd op een motorrijtuigverzekering. In bepaalde situaties is er echter wel dekking op een AVB-verzekering. Er is dan in de AVB-voorwaarden sprake van een insluiting op de uitsluiting voor motorvoertuigen; de non-owner s liability. Stel een werkgever wordt met de volgende situatie geconfronteerd. Een werknemer sluit geen verplichte WA-verzekering voor zijn motorrijtuig. De werkgever geeft de werknemer een opdracht die het gebruik van dat motorrijtuig noodzakelijk maakt. De werknemer veroorzaakt vervolgens tijdens die dienstreis met dat onverzekerde motorrijtuig schade aan derden. Naast de werknemer (artikel 6:162 BW) is de werkgever ook aansprakelijk (artikel 6:170, eerste lid, BW). Deze aansprakelijkheid van de werkgever wordt non-owner s liability genoemd. Vrij vertaald: aansprakelijkheid van de niet-eigenaar. De werkgever is niet de eigenaar (bezitter) van het motorrijtuig, maar hij kan wel door de benadeelde met succes worden aangesproken voor de schade. Als een dergelijke claim bij een werkgever wordt ingediend, dan is er voor deze uitzonderlijke situatie wel dekking op de AVB. Passagiersrisico Een andere schade die dekking vindt binnen de AVB en waarbij een motorrijtuig is betrokken, betreft het zogenoemde passagiersrisico. Een verzekerde kan bij het in- of uitstappen van het motorrijtuig onvoorzichtig zijn en schade veroorzaken aan of met het portier. Als er een schade áán het portier ontstaat, dan kan er een taak zijn weggelegd voor de AVB-verzekeraar om op te komen voor deze schade. Als er een schade met of door het portier aan een derde wordt toegebracht, dan is er een primaire taak weggelegd (primaire dekking) voor de WA-verzekeraar van het motorrijtuig. De AVBverzekeraar geeft dan secundaire dekking. Elektrische fiets Een elektrische fiets is een motorrijtuig. Voor motorrijtuigen geldt (in het algemeen) een verzekeringsplicht op basis van de WAM (Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen). Voor elektrische fietsen geldt een uitzondering voor de verzekeringsplicht als het gaat om een zogeheten elobike of pedelec. Al jaren geleden is in de WAM geregeld dat er voor elobikes, bij wijze van hoge uitzondering, geen verzekeringsplicht is. De voorwaarde is wel dat de trapondersteuning van de elobike stopt bij een snelheid van 25 kilometer per uur. Ook al heb je geen verzekeringsplicht, dan is het zeker verstandig om wel verzekerd te zijn voor schade die je aan anderen veroorzaakt met een elektrische fiets. Op nagenoeg alle aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP) is de elektrische fiets als motorrijtuig ingesloten op de uitsluiting voor motorrijtuigen _Wft Schade zakelijk

80 Voorbeeld Radji Moenir schaft een elektrische fiets aan. Het is een elobike met trapondersteuning tot 25 kilometer per uur. De elobike heeft geen kenteken en staat daarom ook niet geregistreerd bij de RDW. Radji hoeft geen rijbewijs te hebben en bovendien is hij niet verplicht de fiets te verzekeren voor wettelijke aansprakelijkheid. Op een dag let Radji niet goed op en hij fietst tegen zijn buurvrouw op. De buurvrouw raakt gewond en heeft een personenschade die wordt begroot op Is Radji wel verzekerd voor dit bedrag? Zijn AVP dekt de schade. Weliswaar is er een algemene uitsluiting op zijn AVP voor schade veroorzaakt met en door motorrijtuigen. Voor schade door elobikes geldt echter een insluiting. Voor de AVB geldt dat niet zonder meer. Zodra werknemers een elektrische fiets gebruiken voor dienstreizen, is het belangrijk dat de werkgever dekking heeft voor de aansprakelijkheid die het gevolg is van schade die tijdens de dienstreis met de elektrische fiets aan anderen wordt toegebracht. Sommige AVB-verzekeraars hebben (net als op de AVP) de elektrische fiets ingesloten op de uitsluiting voor motorrijtuigen. Bij sommige andere AVB-verzekeraars is dit mogelijk tegen premiebijbetaling en een aparte aantekening daarvan op het polisblad. De (on)mogelijkheden kunnen dus per AVB-verzekeraar verschillen. Voorbeeld (vervolg) Radji Moenir gebruikt zijn elektrische fiets voor zijn woon/werkverkeer. Zijn werk op een administratie- /belastingadvieskantoor is 9 kilometer van zijn huis. Prima afstand om dagelijks met de elobike af te leggen. Op een ochtend fietst Radji met zijn elobike vanuit zijn kantoor naar een klant. Onderweg botst hij door onoplettendheid tegen een voetganger (Daan Vergouw) die een personenschade heeft, die wordt begroot op Vragen bij dit voorbeeld: Is Radji aansprakelijk voor de schade? o Ja, net als in het eerste voorbeeld toen hij zijn buurvrouw aanreed. Is de werkgever van Radji aansprakelijk? o Ja, want het gebeurt tijdens werktijd en dan is de werkgever ook (risico)aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW. Is er dekking op de AVP van Radji? o Nee, want Radji veroorzaakt deze schade niet in zijn hoedanigheid als particulier. Is er dekking voor Radji en zijn werkgever op de AVB van de werkgever als Daan Vergouw Radji en de werkgever gaat aanspreken voor de personenschade? o Mogelijk niet, want de AVB kent net als de AVP de uitsluiting voor schade met en door motorrijtuigen. Niet iedere AVB kent (nog?) de, voor de AVP wel, gebruikelijke insluiting voor elobikes. Om te voorkomen dat hier een onbedoeld dekkingshiaat ontstaat, doet de Adviseur Schadeverzekering zakelijk er verstandig aan om voor dit soort situaties dekking te regelen. De werkgever die elobikes aanschaft voor zijn werknemers, die daar vervolgens dienstreizen mee maken, is ook niet wettelijk verplicht deze elobikes te verzekeren. Maar verstandig is dit wel, zo blijkt uit het voorgaande. Als reguliere verzekeraars geen adequate dekking (kunnen) bieden, dan kan het risico worden ondergebracht bij de Vereende _Wft Schade zakelijk

81 67 Schade veroorzaakt tijdens laden en lossen Ook schade tijdens het laden en lossen, door de lading van het motorrijtuig veroorzaakt, vindt dekking binnen de AVB en is dus een AVB-insluiting. De oorzaak van de schade mag zich niet bevinden in het motorrijtuig zelf. Is dit wel het geval, dan is er een taak weggelegd voor de motorrijtuigverzekeraar. Voorbeeld Tijdens het lossen van de inhoud van een glasbak in een open vrachtwagen valt een gedeelte van het glas naast de vrachtwagen op een voorbijrijdende fietser. Deze schade komt voor rekening van de AVBverzekeraar. Als bij het omhoog brengen van een glasbak de hijsarm van de vrachtwagen afbreekt en de glasbak neerstort op een voorbijrijdende personenwagen, dan ligt de oorzaak van de schade in een gebrek van het motorrijtuig zelf. Reden voor de motorrijtuigverzekeraar om voor de schade aan de personenwagen op te komen. Aanhangwagenrisico De vierde AVB-insluiting betreffende het motorrijtuig is het zogenoemde aanhangwagenrisico. Als een aanhangwagen veilig buiten het verkeer tot stilstand is gebracht en op enig moment in beweging komt, aan het verkeer gaat deelnemen en er schade aan een derde ontstaat, dan moet de AVBverzekeraar voor de schade aan de derde opkomen. Voorbeeld In Zeeland wordt een aanhanger van een trekkend voertuig losgekoppeld en op een dijk geparkeerd. Na een half jaar komt de aanhanger door aanhoudende wind in beweging, gaat aan het verkeer deelnemen en komt tegen een geparkeerd staand motorrijtuig tot stilstand. De aanhangwagen is in eerste instantie veilig buiten het verkeer tot stilstand gekomen. De WA-verzekering van het trekkende voertuig kan niet worden aangesproken. De AVB biedt dekking voor de schade. Voorbeeld Familie De Koning gaat op vakantie naar Frankrijk. De vouwwagen wordt gekoppeld achter de grote Volvo. Aangekomen op de camping ontkoppelt vader Frans de Koning de vouwwagen en manoeuvreert deze handmatig naar de kampeerplaats. Frans kijkt echter niet goed uit en beschadigt met de vouwwagen de geparkeerd staande BMW van de Nederlandse familie De Groot. De WA-motorrijtuigverzekeraar van de familie De Koning moet voor de schade aan de BMW opkomen. De vouwwagen was immers nog niet veilig buiten het verkeer tot stilstand gekomen _Wft Schade zakelijk

82 3.3.4 Aansprakelijkheidsverhogende bedingen Een bedrijf kan om commerciële redenen afwijken van zijn standaard contractvoorwaarden. Bij dit soort aansprakelijkheidsverhogende bedingen kan worden gedacht aan een boetebeding, een vrijwaringsbeding of een garantiebeding. Dergelijke aansprakelijkheidsverhogende afspraken kunnen het aansprakelijkheidsrisico voor een verzekeraar negatief beïnvloeden. Bij een boetebeding heeft een afnemer van de dienst of het product bijvoorbeeld bedongen dat de leverancier bij een te late levering een geldelijke boete moet betalen. Voor deze boete wil de AVBverzekeraar niet opkomen. Met een vrijwaringsbeding neemt een verzekeringnemer vrijwillig een extra aansprakelijkheid op zich. Hij spreekt dan met een wederpartij af dat hij de eventuele financiële gevolgen van aansprakelijkheid wil dragen als die wederpartij door een derde wordt aangesproken. Ook hiervoor bieden AVB-verzekeraars geen standaarddekking. De AVB-verzekeraar wil het risico kunnen beoordelen en hiervoor eventueel een aanvullende premie in rekening brengen. Voorbeeld Lekker GeNoten, een onderneming met meerdere delicatessenwinkels in noten en zuidvruchten, wil bij groothandel De Zoete Noot een grote order plaatsen. Lekker GeNoten bedingt daarbij dat het bedrijf niet wil opkomen voor eventuele schaden aan klanten door de verkochte producten. De Zoete Noot gaat met deze conditie akkoord zonder met zijn AVB-verzekeraar te overleggen. Lekker GeNoten ontvangt enkele weken later een letselschadeclaim van een klant. Een werknemer van Lekker GeNoten heeft bij het branden van de noten een fout gemaakt. De claim is terecht. Lekker GeNoten doet een beroep op het vrijwaringsbeding. De Zoete Noot is op grond van het vrijwaringsbeding gehouden de schade te vergoeden. De AVB-verzekeraar van De Zoete Noot vergoedt de schade echter niet. De aansprakelijkheid op grond van het vrijwaringsbeding valt niet onder de dekking van de standaard AVB. Een garantiebeding heeft vaak betrekking op de levensduur of de capaciteit van een bepaalde geleverde zaak. AVB-verzekeraars zijn niet happig op dit soort bedingen. AVB-verzekeraars zijn bijvoorbeeld niet bereid op te komen voor stofzuigers die een kortere levensduur kennen dan de gemiddelde stofzuiger. AVB-verzekeraars zijn evenmin genegen om schaden van derden in behandeling te nemen als de geleverde zaak, in tegenspraak met folders en andere marketinguitingen, niet de toegezegde prestaties levert. Schaden die zich in dit kader kunnen voordoen, moeten worden getoetst aan de leveringsvoorwaarden waaronder de zaken zijn geleverd. De AVB-verzekering heeft primair als doel op te komen voor zaak- of personenschade aan derden. De AVB-verzekering is niet bedoeld om op te komen voor geleverde zaken, die niet voldoen aan de verwachtingen van de kopende partij _Wft Schade zakelijk

83 Coulanceclausule Bedrijven werken vaak met leveringsvoorwaarden, waarin zij hun aansprakelijkheid beperken of zelfs geheel uitsluiten. Zo kan een architect bepalen dat hij in geval van schade zijn aansprakelijkheid beperkt tot bijvoorbeeld maximaal driemaal zijn honorarium. Als er een AVB is gesloten en er ontstaat een schade, dan zal de verzekeraar bij het schadeloosstellen van de tegenpartij rekening houden met deze beperkte aansprakelijkheid en dus de leveringsvoorwaarden volgen. Dat kan soms vervelend uitpakken als een bedrijf schade veroorzaakt bij een belangrijke klant. De mogelijkheid bestaat echter om hiervan af te wijken als de polis van een coulanceclausule of de clausule vrijheid van leveringsvoorwaarden is voorzien. Deze clausule geeft de verzekerde de mogelijkheid om bij schade af te zien van de toepassing van de leveringsvoorwaarden en voor de betreffende klant de aansprakelijkheid dus niet te beperken. Het plaatsen van een dergelijke clausule kost wel extra premie en de verzekerde draagt bij elke schade een eigen risico. Deze mogelijkheid wordt slechts in beperkte mate geboden. Het plaatsen van een dergelijke clausule is dus alleen zinvol als de verzekerde leveringsvoorwaarden hanteert en hiervan in bepaalde gevallen wil afwijken De recallverzekering Producenten kunnen te maken krijgen met een terugroepactie (productrecall). De onderneming krijgt dan te maken met onverwachte kosten, zoals onderzoekskosten en de kosten van het vernietigen van onveilige producten. Daarnaast kan de reputatie van de onderneming worden geschaad door bijvoorbeeld negatieve media-aandacht. Een terugroepactie kan zelfs de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Een recall wordt vaak niet gedekt door alleen een aansprakelijkheidsverzekering. Een recallverzekering beschermt de onderneming tegen de schadelijke gevolgen van een terugroepactie. De recallpolis kan voorzien in: het beperken van reputatieschade; het waarborgen van bedrijfscontinuïteit; het vergoeden van extra kosten; het uit handen nemen van de schadebehandeling; het beter voorbereiden op een mogelijk productrecall; professionele ondersteuning. Het vaststellen van de schade en het vergoeden daarvan is dus niet de enige toegevoegde waarde van een recallverzekering. Daaromheen is er vanuit de verzekeraar professionele ondersteuning in het oplossen van de negatieve effecten die samenhangen met een recallactie _Wft Schade zakelijk

84 3.4 GEBRUIK VAN DRONES Op het gebruik van een drone is de Luchtvaartwet en de daarbij behorende Regeling modelvliegen van toepassing. Recreatief gebruik van een drone valt onder de Regeling modelvliegen. De regeling hanteert de volgende definitie voor een modelluchtvaartuig (waaronder een drone van een particulier valt): luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport. In de regeling staan onder andere de volgende regels: er mag alleen bij daglicht worden gevlogen; er moet voortdurend goed zicht zijn op het modelvliegtuig; de bestuurder neemt maatregelen om de botsing te voorkomen en geeft voorrang aan ieder luchtvoertuig dat geen modelvliegtuig is; voor een vlucht hoeft er geen vluchtplan te worden ingediend. Naast deze regeling kunnen er regels zijn gesteld door de gemeente of de provincie. Zowel bij particulier als bedrijfsmatig gebruik van een drone is het niet toegestaan om te vliegen boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, spoorlijnen en voor motorrijtuigen toegankelijk verharde openbare wegen, met uitzondering van wegen in 30 km-zones binnen de bebouwde kom en wegen in 60 km-gebieden buiten de bebouwde kom Verzekeringsaspecten bij drones Net als bij de regelgeving zijn ook de verzekeringsaspecten voor gebruik van drones verschillend voor recreatief en bedrijfsmatig gebruik. Bij recreatief gebruik kan de aansprakelijkheid van de eigenaar van de drone voor schade aan derden gedekt zijn onder de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP). De AVP dekt vaak schade met of door een modelvliegtuig met een maximaal gewicht van 20 of 25 kg. Dit laatste hangt af van de polis. Iedereen die hobbymatig met een drone gaat vliegen, doet er verstandig aan eerst uit te (laten) zoeken of de verzekering dekking biedt voor door de drone veroorzaakte schade. Ook het zakelijk gebruik van drones neemt snel toe. Brandweer en politie zetten drones bijvoorbeeld in voor inspectie en toezicht. Drones worden ook ingezet bij schade-expertise. Na een grote schade aan een bedrijvencomplex door brand of storm kan de schade letterlijk van bovenaf in beeld worden gebracht om zo een compleet beeld van de schade te krijgen zonder mogelijk bewijsmateriaal te verplaatsen of te beschadigen. Naar Europese regels bedraagt de minimaal verzekerde som voor een zakelijk gebruikte drone SDR (bij een koers van ongeveer 1,23 = ). De hoogte van de minimaal verzekerde som varieert daarnaast, afhankelijk van het gewicht van het luchtvaartuig. Hoe zwaarder het luchtvaartuig, des te hoger de verzekerde som. De aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) een uitsluiting voor luchtvaartuigen. Drones vallen daar ook onder _Wft Schade zakelijk

85 71 Er zijn drie mogelijke droneverzekeringen of -dekkingen: Aansprakelijkheid. De aansprakelijkheidsverzekering/-dekking dekt schades aan derden tijdens het vliegen. Het gaat dan om personenschade of zaakschade. Casco. De cascoverzekering/-dekking dekt schade aan de drone zelf. Er geldt vaak een hoog eigen risico van 500 of Transport/Vervoer. Verzekering/dekking voor zaakschade aan de drone tijdens het vervoer ervan, bijvoorbeeld als het bedrijf opdracht heeft om in het buitenland te filmen en de drone bij het transport schade oploopt. 3.5 MILIEUSCHADEVERZEKERING (MSV) Bedrijven kunnen tijdens het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten het milieu aantasten. Het ene bedrijf loopt daarvoor meer risico dan het andere bedrijf. Een milieuschadeverzekering (MSV) is een specifieke verzekering die dekking biedt tegen schade door verontreiniging van de bodem en het oppervlaktewater door toedoen van het verzekerde bedrijf. Dat kan eigen vervuilde grond zijn van het verzekerde bedrijf, maar ook vervuilde grond van naburige bedrijven. De MSV is een zuivere schadeverzekering. Van aansprakelijkheid hoeft namelijk geen sprake te zijn. De MSV wordt daarom ook wel een directe verzekering genoemd Het bestaansrecht van de MSV Bedrijven die in hun bedrijfsproces gebruikmaken van gevaarlijke stoffen, lopen meer risico op het veroorzaken van milieuschade dan bedrijven die dat niet doen. Een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen valt dan ook in een hogere risicogroep dan bijvoorbeeld een schoonmaakbedrijf. Maar zelfs de simpelste schoonmaakmiddelen kunnen het milieu aantasten. Een lekkend koelsysteem kan voor grote milieuproblemen zorgen. Op de eigen bodem, maar ook op die van de buren. Schade aan het milieu kan ook ontstaan bij werk dat een ondernemer uitvoert bij klanten. Als direct of indirect gevolg daarvan kan er milieuschade ontstaan. Bij een brand of een zware storm lopen ook bedrijven die niet werken met gevaarlijke stoffen de kans milieuschade te veroorzaken. De gevolgen zijn voor de ondernemer. Die heeft namelijk een wettelijke saneringsplicht. Daar zijn doorgaans aanzienlijke bedragen mee gemoeid. De AVB dekt aansprakelijkheid van het verzekerde bedrijf voor plotselinge milieuschade. Geleidelijke milieuschade valt dus niet onder de dekking. Denk aan afvoerpijpen die lekken, waardoor door de jaren heen de grond onder het verzekerde bedrijf en de grond onder omliggende bedrijven verontreinigd raakt. Bovendien dekt de AVB geen schade door verontreiniging van de eigen grond. Het verzekerde bedrijf kan zichzelf immers niet aansprakelijk stellen. Een oplossing voor dit dekkingshiaat in de AVB is de milieuschadeverzekering (MSV). Voorbeeld Een bedrijf waar zuivelproducten worden gemaakt, heeft een hooiberg. Daarin ontstaat hooibroei met brand als gevolg. Het dak boven de hooiberg bevat asbest. De asbestdeeltjes verspreiden zich over het terrein. De kosten van het opruimen van de verontreiniging bedragen De schade bestaat uit het reinigen van de eigen grond. Dit is niet gedekt op de AVB-verzekering van het zuivelproducerende bedrijf _Wft Schade zakelijk

86 3.5.2 Dekking en uitsluitingen op de MSV De MSV dekt de saneringskosten van een verontreiniging van bodem of (grond)water, die het rechtstreeks en uitsluitende gevolg is van een ontsnapping van milieubelastende stoffen. Deze kosten zijn gedekt zonder dat aansprakelijkheid vereist is. De MSV is namelijk geen aansprakelijkheidsverzekering, maar een schadeverzekering. Ook de saneringskosten van de eigen grond van het verzekerde bedrijf zijn gedekt. De milieuschadeverzekering heeft een zeer brede dekking. Daaronder vallen: saneringskosten van de vervuilde grond onder het eigen bedrijf en de saneringskosten van de vervuilde grond onder omliggende bedrijven; kosten van het opruimen en afvoeren van asbest; onderzoekskosten; en bereddingskosten. Daarnaast dekt de verzekering de kosten die een gevolg zijn van sanering, zoals: de noodzakelijke kosten om sanering uit te voeren; de kosten van herstel of vervangen van ondergrondse pijpen, leidingen en/of kabels die door verontreiniging beschadigd zijn; de herstelkosten van bestrating en beplanting die bij sanering moeten worden weggehaald; en de bedrijfsschade door een sanering. Voorbeeld In drukkerij Drukgewerkt is ruimte gemaakt voor een nieuwe pers. Er ligt keurig een vloeistofdichte vloer, zoals voorgeschreven. Voor plaatsing van de nieuwe pers zijn montagegaten in de vloer aangebracht. Bij het schoonmaken van het huidige machinepark valt een jerrycan met een sterk bijtend reinigingsmiddel om. Voor de drukkerijmedewerkers er erg in hebben, is het grootste deel van de inhoud van jerrycan in een van de montagegaten gelopen met een verontreiniging onder de vloer tot gevolg. Die moet worden opengebroken, want de grond moet worden schoongemaakt. Het is een forse schade. De kosten bedragen Als gevolg van de schoonmaakwerkzaamheden kan de nieuwe pers niet in bedrijf worden genomen. Behalve de saneringskosten als gevolg van de verontreiniging wordt ook de bedrijfsschade vergoed door de milieuschadeverzekering. Uitsluitingen op de MSV zijn: merkelijke schuld van de verzekeringnemer (een zeer ernstige mate van schuld); genetische schade; onvoldoende milieuzorg van de verzekeringnemer (incl. handelen in strijd met toepasselijke regelgeving); activiteiten van de verhuurder of huurder. Deze uitsluiting voor de verhuurder geldt niet als de verhuurder ook de verzekeringnemer is; schade door of samenhangend met ondergrondse tanks; en schade met of door motorrij-, vaar- en vliegtuigen. Bij rechtspersonen wordt onder de verzekeringnemer ook verstaan de directie, de bedrijfsleiding of een functionaris die belast is met milieuzorg, e.d _Wft Schade zakelijk

87 73 Voorbeeld Grenzend aan de achterzijde van het bedrijfspand van De Gulle Gever ligt een tuin die bij het bedrijf hoort. De eigenaar van De Gulle Gever is ook eigenaar van het pand en van de bijbehorende tuin. In de tuin ligt een oude olietank die jaren geleden al op last van een gemeenteverordening had moeten worden verwijderd. Gelet op de kosten van het opgraven en verwijderen van de olietank heeft de eigenaar dit bewust niet gedaan. Op een dag merkt de eigenaar dat in de tuin veel dode planten staan. De olietank is aan het lekken. Er is sprake van een geleidelijk inwerkende milieuschade, waarvoor de AVB geen dekking biedt. Een MSV (milieuschadeverzekering) biedt wel dekking voor geleidelijk inwerkende milieuschade, zowel voor de schade op het eigen terrein, maar ook voor eventuele schade bij de buren. Op de MSV is aansprakelijkheid geen vereiste voor dekking. In dit specifieke geval zou echter ook de MSV geen dekking bieden, omdat het een ondergrondse tank betreft en De Gulle Gever bewust overheidsvoorschriften heeft overtreden. Dit zijn uitsluitingen op de MSV. De MSV dekt als schadeverzekering de saneringskosten van verontreiniging van bodem en/of water. Daarom is het belangrijk dat de AVB van het bedrijf dekking geeft voor: schade aan personen door een bodem-, lucht- of waterverontreiniging; schade aan zaken, maar alléén door een luchtverontreiniging. Daarnaast is het belangrijk dat de AVB van bedrijven die producten op de markt brengen, dekking biedt voor de aansprakelijkheid voor schade door (eventuele) milieuaantasting door deze producten. 3.6 RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR BEDRIJVEN Een ondernemer kan worden geconfronteerd met kosten in verband met rechtshulp. Het kan daarbij gaan om advocaatkosten, proceskosten, kosten van deskundigen, enz. Dergelijke kosten kunnen in meer of mindere mate invloed hebben op het bedrijfsvermogen. Bovendien kan het om zeer hoge kosten gaan en vaak komen ze op een onverwacht moment. Een ondernemer kan ervoor kiezen om dergelijke risico s over te dragen aan een verzekeraar door het sluiten van een rechtsbijstandverzekering. Doelgroepen voor het sluiten van een rechtsbijstandverzekering zijn niet vaak de heel grote bedrijven. Grote ondernemingen hebben meestal een eigen juridische afdeling of sluiten contracten af met advocatenkantoren. Kleine en middelgrote bedrijven sluiten wel vaak bedrijfsrechtsbijstandverzekeringen _Wft Schade zakelijk

88 3.6.1 De dekking De dekking van de bedrijfsrechtsbijstandverzekering komt in grote lijnen overeen met die van de gewone gezinsrechtsbijstandverzekering. De dekking kan bestaan uit: juridisch advies; belangenbehartiging; kostenvergoeding. De verzekerde rubrieken waarbinnen de belangenbehartiging plaatsvindt, zijn in het algemeen: verhaalsrechtsbijstand; strafrechtsbijstand; arbeidsrechtelijke rechtsbijstand; contractrechtsbijstand; rechtsbijstand op het terrein van de sociale wetgeving, burenrecht en erfdienstbaarheid; adviesrecht op vele andere deelgebieden. De belangenbehartiging kan betrekking hebben op: het geldend maken van vorderingen; het ten uitvoer brengen van vonnissen, beschikkingen en arbitrale uitspraken. De kosten van rechtsbijstand kunnen bestaan uit de interne kosten (kosten van de in loondienst werkende deskundigen) en de externe kosten. De externe kosten kunnen betrekking hebben op: de honoraria en verschotten van externe deskundigen; de kosten van getuigen; de proceskosten; de reis- en verblijfskosten, op voorwaarde dat de rechtsbijstandverzekeraar hiermee akkoord is gegaan; de kosten in verband met de tenuitvoerlegging van een vonnis. Vrije advocaatkeuze Een rechtsbijstandverzekeraar mag op grond van jurisprudentie in de voorwaarden niet bepalen dat een externe rechtshulpverlener bij een procedure (zowel gerechtelijk als administratief) pas mag worden ingeschakeld als de verzekeraar zelf ook van mening is dat de zaak moet worden uitbesteed. Een rechtsbijstandverzekerde mag kiezen tussen de begeleiding van een jurist van de rechtsbijstandverzekeraar en de vergoeding van de kosten van een door de verzekerde zelf uitgekozen externe advocaat. Bij een procedure bij de rechtbank, het gerechtshof of de Hoge Raad is de vertegenwoordiging via een advocaat verplicht. Dat geldt dus niet voor een laagdrempelige procedure bij de kantonrechter _Wft Schade zakelijk

89 75 Ook bij een ontslagprocedure via het UWV heeft, zo blijkt uit jurisprudentie, een verzekerde het recht op vrije advocaatkeuze. Onder het begrip administratieve procedure in de zin van de Europese richtlijn moet volgens het Hof namelijk ook worden verstaan een procedure die ertoe leidt dat een bestuursorgaan (lees: het UWV) aan de werkgever een vergunning verleent om een werknemer te ontslaan. Het maakt voor het recht op vrije advocaatkeuze en de dekking van de kosten daarvan geen verschil of een rechtsbijstandverzekerde als werknemer wordt geconfronteerd met een ontslagprocedure via de (kanton)rechter of via het UWV. In beide gevallen heeft de verzekerde het recht om zelf een (externe) advocaat te kiezen. Een externe advocaat brengt meer kosten met zich mee dan wanneer de verzekeraar de zaak laat behandelen door een jurist of advocaat in loondienst. Verzekeraars houden daar in hun premiestelling en polisvoorwaarden rekening mee. De kosten die de verzekeraar vergoedt als er een externe advocaat wordt ingeschakeld, zijn gemaximeerd voor die situaties dat de verzekerde kan kiezen tussen een externe advocaat en een jurist of advocaat van de rechtsbijstandverzekeraar. Onvermogendekking Het kan gebeuren dat de wederpartij een onrechtmatige daad pleegt en niet over de financiële middelen beschikt om de vordering van de verzekerde te voldoen. In dat geval vergoedt de rechtsbijstandverzekeraar tot een bepaald maximum deze uitstaande vordering op de aansprakelijke derde. Dit maximum staat in de polisvoorwaarden vermeld. We noemen dit de onvermogendekking. Afkoopregeling Soms zijn de kosten van rechtsbijstand zo hoog dat deze niet opwegen tegen het belang van de verzekerde. In verband hiermee hebben veel verzekeraars de zogenoemde afkoopregeling opgenomen. Deze regeling biedt de verzekeraar de mogelijkheid de zaak met de verzekerde af te doen door hem een vergoeding te betalen ter grootte van het belang van de zaak. Hiermee voorkomt de verzekeraar dat hij een dure juridische procedure moet opstarten, terwijl het belang slechts gering is. Geschillenregeling De geschillenregeling in de polisvoorwaarden komt voort uit Europese richtlijnen. Een verzekeringnemer en zijn rechtsbijstandverzekeraar kunnen van mening verschillen over de haalbaarheid van een juridisch geschil. De verzekeringnemer kan dan een beroep doen op de geschillenregeling. Op basis van deze geschillenregeling kan de verzekerde op kosten van de verzekeraar een jurist raadplegen. Is de jurist het met het ingenomen standpunt van de verzekerde eens, dan behandelt de jurist de zaak op kosten van de verzekeraar. Is de jurist, net als de verzekeraar, van mening dat de kans op succes bij behandeling van de zaak niet aanwezig is en de verzekerde zet de zaak toch door, dan bestaan er twee mogelijke resultaten: de verzekerde verliest de zaak: de verzekeraar vergoedt niets; de verzekerde wint de zaak geheel of gedeeltelijk: de verzekeraar betaalt alle kosten _Wft Schade zakelijk

90 3.6.2 Algemene uitsluitingen Hierna volgt een opsomming van veelvoorkomende uitsluitingen in de rechtsbijstandverzekering. Aan de rechtsbijstandverzekering kunnen geen rechten worden ontleend bij juridische problemen/geschillen die voortvloeien uit of verband houden met: Verweer tegen vorderingen op grond van een onrechtmatige daad; Financieel onvermogen, schuldsanering, surseance van betaling of (aanvragen van) faillissement van verzekerde; Borgtocht, het instaan voor of overnemen van vorderingen van anderen door cessie, subrogatie of schuldvernieuwing; Subsidies of in het algemeen geldelijke overheidsbijdragen en fiscale aangelegenheden, waaronder mede begrepen erfbelasting, heffingen, retributies, bijdragen, leges, invoerrechten, accijnzen en heffingsvrije hoeveelheden (bijvoorbeeld mest- en melkquota) alsmede de kosten verbonden aan de inschakeling van fiscaal deskundigen; Vermogensbeheer, waaronder mede begrepen eigendom, bezit, beheer, aankoop en verkoop met betrekking tot de effectenhandel (aandelen, obligaties, pandbrieven), optiebeurs, termijnhandel, valutahandel en dergelijke; Industriële of intellectuele eigendom, zoals octrooi-, merken-, kwekers-, auteurs- of portretrecht en domeinnaam, met uitzondering van geschillen over de handelsnaam; Het bestrijden van algemeen verbindende rechtsregels, een bestemmingsplan daaronder niet begrepen, die een overheidsorgaan heeft vastgesteld of wil vaststellen; Het voeren van een formele procedure zonder tegenspraak (bijv. een naamswijziging of een adoptieprocedure); Een arbeidsrechtelijk, een erfrechtelijk of familierechtelijk geschil, waarin mede in het geding is dat verzekerde enige financiële deelneming in het verzekerde bedrijf/beroep heeft of heeft gehad; Incasso van vorderingen uit overeenkomst als aan het uitblijven van betaling geen juridisch verweer van de schuldenaar ten grondslag ligt; Juridische problemen/geschillen tussen (ex-)maten, (ex-)firmanten, (ex-)vennoten onderling en verder tussen al diegenen die buiten arbeidsovereenkomst in het bedrijf/de beroepsuitoefening van verzekeringnemer (samen)werken. Vaak is het overigens wel mogelijk een dekking voor fiscale zaken te krijgen. Het is echter niet standaard gedekt. Daarnaast kunnen er geen rechten aan de verzekering worden ontleend: Als in een strafzaak nog niet tot dagvaarding is overgegaan of als door betaling van een geldsom strafvervolging kon/kan worden voorkomen. Dekking over de periode van vóór de dagvaarding wordt ook niet achteraf verleend; Bij een juridisch geschil over de rechtsbijstandverzekering in kwestie _Wft Schade zakelijk

91 77 4 BEDRIJFSGEBOUWEN-, INVENTARIS- EN GOEDERENVERZEKERINGEN Ondernemingen investeren een groot deel van het bedrijfsvermogen in gebouwen en de inhoud van de gebouwen. De enige manier om vermogensverlies ten gevolge van schade tegen te gaan, is het op een juiste manier verzekeren van deze zaken in combinatie met de juiste preventiemaatregelen. In dit hoofdstuk maak je kennis met de verzekering van bedrijfsgebouwen, inventaris en (handels)goederen. We staan stil bij de verschillende dekkingsvormen en je leert de veelvoorkomende clausules kennen. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: begripsomschrijvingen; dekkingsmogelijkheden en -beperkingen; vaststellen van de verzekerde som; diverse algemene clausules en bepalingen; subrogatie; bijzondere clausules; het schadetraject. 4.1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Het is belangrijk dat een polis duidelijk beschrijft wat er precies is verzekerd. De begripsomschrijvingen moeten niets aan het toeval overlaten om problemen bij de schadebehandeling te voorkomen Bedrijfsgebouw Tot het bedrijfsgebouw behoren de onroerende zaken die naar hun aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, tot en met de laagst begaanbare vloer, exclusief de fundamenten. De fundamenten kunnen door opname van een fundamentenclausule worden meeverzekerd. Een andere omschrijving van een onroerende zaak is alles dat volgens de verkeersopvattingen daarvan onderdeel uitmaakt. Dit zijn bijvoorbeeld terreinafscheidingen en/of aan- en bijgebouwen, waarvan het de bedoeling is dat ze blijvend ter plekke met de grond zijn verbonden. Het is verstandig om alert te zijn op wat wel en wat niet begrepen is in de dekking van de gebouwenverzekering. Antennes en zonweringen vallen bijvoorbeeld onder het begrip inventaris. Misschien kunnen deze zaken worden meeverzekerd op de gebouwenverzekering, maar dat is dan maatwerk. Bij dit soort roerende zaken wordt vaak de omschrijving aard- en nagelvast gebruikt om aan te geven dat er een min of meer duurzame verbinding met de opstal moet zijn _Wft Schade zakelijk

92 De waardemaatstaf die wordt gehanteerd voor het te bepalen verzekerde bedrag bij gebouwen is de herbouwwaarde. Dit is het bedrag dat nodig is om hetzelfde gebouw met dezelfde bestemming op dezelfde plaats te herbouwen. Het staat de verzekerde vrij om al dan niet daadwerkelijk tot herbouw over te gaan. Als de verzekerde besluit om niet tot herbouw over te gaan, dan heeft de verzekeraar de keuze om de herbouwwaarde of de verkoopwaarde uit te keren. De verkoopwaarde is het bedrag dat bij aanbieding ter verkoop van de opstal, exclusief de grond, door de meest biedende gegadigde is geboden. Het vaststellen van het verzekerde bedrag is de verantwoordelijkheid van de verzekerde. Dit moet op een juiste manier plaatsvinden. Een te lage verzekerde som leidt tot onderverzekering, met als gevolg dat bij schade slechts een deel van de schade wordt vergoed. Bij onderverzekering wordt immers de onderverzekeringsregel toegepast: (verzekerde som / werkelijke waarde) x de schade = de uitkering Bij een te hoge verzekerde som betaalt de verzekerde te veel premie. Het vaststellen van de verzekerde som kan erg lastig zijn. Voor bedrijfsgebouwen is het vaststellen van de waarde vaak maatwerk en kan er worden gekozen voor een taxatie door een deskundige. Bij een dergelijke taxatie wordt de herbouwwaarde vastgesteld door een deskundige en vastgelegd in een taxatierapport. Dit taxatierapport is onderdeel van de verzekeringsovereenkomst. Bij schade wordt de in het taxatierapport vermelde waarde als juiste herbouwwaarde aangehouden. In principe kan er dan dus geen sprake zijn van onderverzekering. De waarde voor de schade is immers gelijk aan de verzekerde som. Het laten opstellen van een taxatierapport kan nogal prijzig zijn. Vaak wordt de taxatie toegepast bij monumentale panden. Bij standaard gebouwen, zoals bijvoorbeeld een winkel/woonhuis, kan de herbouwwaarde worden vastgesteld aan de hand van de inhoud van het pand en de bouwkosten per m 3 of per m 2 voor het betreffende type gebouw. De meeste bedrijven zullen hun gebouwen, inventaris en goederen exclusief btw verzekeren, omdat zij de te betalen btw kunnen verrekenen met de af te dragen btw. Zij ontvangen dan ook een schadevergoeding exclusief btw. Bedrijven die hun btw niet kunnen verrekenen, verzekeren hun zaken dan ook inclusief btw. Er zal ook goed moeten worden gekeken naar het onderscheid tussen bedrijfsmatige zaken en privé-eigendommen. Privé-eigendommen moeten ook inclusief btw worden verzekerd _Wft Schade zakelijk

93 Inventaris Bij zakelijke verzekeringen spreekt men bij de inboedel van een bedrijf over de inventaris oftewel alle roerende zaken die een onderneming gebruikt bij de uitoefening van het beroep of bedrijf. Meestal zijn uitgesloten: geld en geldswaardige papieren; levende have (verzekeringsjargon voor dieren); motorrijtuigen, vaartuigen, aanhangwagens en onderdelen daarvan; goederen; gebouwen; en inboedel. De waardemaatstaf die wordt gehanteerd voor inventarissen is vaak de nieuwwaarde. De nieuwwaarde is het bedrag dat nodig is om zaken van dezelfde soort en dezelfde kwaliteit nieuw aan te schaffen. Hierop zijn een aantal uitzonderingen van toepassing, zoals in het geval van ouderdom of een lagere waarde bij aanschaf (tweedehands zaken), waarbij de dagwaarde of de vervangingswaarde wordt vergoed. Overeenkomstig een advies van het Verbond van Verzekeraars inzake nieuwwaardeverzekeringen worden de volgende zaken van vergoeding op basis van nieuwwaarde uitgesloten: zaken die kunnen worden gerepareerd; motorrijtuigen op twee of meer wielen; zaken waarvan de dagwaarde vóór de schadegebeurtenis minder bedroeg dan 40% van de nieuwwaarde; zaken die zijn onttrokken aan het gebruik waarvoor zij bestemd waren; zaken die zijn verzekerd op basis van vaste taxatie, volgens artikel 7:960 BW; zaken met een antiquarische of zeldzaamheidswaarde; als er sprake is van een bedrijfsbeëindiging. Als vergoeding niet plaatsvindt op basis van de nieuwwaarde, dan ontvangt de verzekerde een vergoeding op basis van de dagwaarde of de herstelkosten. Onder dagwaarde verstaan we het bedrag dat nodig is om onmiddellijk na het schadevoorval naar soort, kwaliteit, staat en ouderdom gelijkwaardige zaken aan te schaffen _Wft Schade zakelijk

94 4.1.3 Goederen Er zijn twee soorten goederen te onderscheiden: bedrijfsgoederen en handelsgoederen. Bedrijfsgoederen zijn goederen die dienen voor de uitoefening van het bedrijf, zoals reinigingsmiddelen en brandstoffen. Handelsgoederen zijn bijvoorbeeld grondstoffen, halffabricaten, eindproducten en verpakkingsmateriaal. Dit zijn de goederen die geproduceerd worden binnen het bedrijf dan wel de goederen die worden verhandeld. De waardemaatstaf voor beide soorten goederen is vaak de marktwaarde. Hieronder wordt meestal verstaan de inkoopprijs verhoogd met gemaakte kosten. Voor de halffabricaten en voor het gereed product kan ook de kostprijs en bijkomende kosten als waardebasis worden genomen. In de kostprijs zit het totaal van de kosten voor het produceren of leveren van het product. Soms spreken verzekeraars hierbij van vervangingswaarde Huurdersbelang Huurdersbelang is alles wat een huurder aan het gehuurde pand heeft gewijzigd. Deze aanpassingen en verbeteringen maken feitelijk deel uit van het pand, maar het betreft het belang van de huurder. Aangezien deze verzekerde niet de eigenaar is van het pand, kan hij zijn belang als huurder meeverzekeren op de inventarisverzekering. Meestal is het huurdersbelang op de uitgebreide gevarenverzekering standaard verzekerd tot maximaal 10% van het verzekerde bedrag voor bepaalde vormen van huurdersbelang, zoals schilder-, stuc- en sauswerk. Het meerdere huurdersbelang, zoals een ingebouwd toilet, een keukenunit en airco-installaties, kan op de inventaris- en goederenverzekering aanvullend worden verzekerd. Er kan ook een aparte huurdersbelangverzekering voor worden gesloten. De zaken (bestanddelen) die de huurder heeft aangebracht of verbeterd, zijn een onderdeel van het gebouw. In strikt juridische zin wordt de eigenaar van het pand ook eigenaar van deze bestanddelen. De bestanddelen worden immers blijvend verbonden met het gebouw. Deze verrijking aan de zijde van de eigenaar wordt natrekking genoemd. Bij schade moet worden bekeken of er dekking bestaat onder de brandverzekering van de eigenaar van het pand of onder de brandverzekering van de huurder. Het verzekeren van het huurdersbelang op de polis van de eigenaar is dus eigenlijk niet praktisch. De eigenaar zou om eventuele onderverzekering te voorkomen zijn gebouwenpolis telkens moeten aanpassen aan de waarde van de verbeteringen die zijn aangebracht door de huurder. Een tweede aspect is de herbouw of vervanging van de zaken die verloren zijn gegaan door een gebeurtenis. De huurder kan de eigenaar niet dwingen om tot vervanging van de verloren gegane zaken over te gaan. De verloren of beschadigde zaken zijn immers in juridische zin niet zijn eigendom _Wft Schade zakelijk

95 81 De uitgebreide gevarenverzekering van de huurder geeft daarom secundaire dekking voor de zaken die als huurdersbelang zijn verzekerd. Dat betekent dat de huurder, voordat zijn inventarisverzekering tot uitkering overgaat, aannemelijk moet maken dat de eigenaar van het pand of diens gebouwenverzekeraar niet tot schadevergoeding zal overgaan. 4.2 DEKKINGSMOGELIJKHEDEN EN DEKKINGSBEPERKINGEN Bij het afsluiten van een brandverzekering kan een keuze worden gemaakt uit verschillende dekkingsvormen. Globaal zijn deze als volgt in te delen: brand, met brand wordt gelijkgesteld de schade ontstaan door het blussen van een brand, ontploffing en blikseminslag (BOB, ook wel genoemd kale brand ); brand- en vliegtuigschade; brand-, storm- en vliegtuigschade; en uitgebreide gevarenverzekering (UGV) Brand, ontploffing en blikseminslag (BOB) Een kale brandpolis wordt vrijwel nooit meer afgesloten. Soms wordt een kale brandpolis nog afgesloten om zakelijke risico s toch af te dekken, bijvoorbeeld als een verzekeraar weigert het stormrisico bij een oude schuur te dekken. Onder ontploffing wordt ook begrepen dat de druk binnen en buiten een vat opeens aan elkaar gelijk wordt. Ook mogelijk is een reactieontploffing die ontstaat door een chemische reactie. Niet gedekt is de implosie binnen een vat, waarbij er sprake is van onderdruk (bijvoorbeeld het imploderen van een beeldbuis). Schade door blikseminslag zonder dat daardoor brand ontstaat, wordt ook wel koude bliksemschade genoemd. Als er slechts sprake is van een bliksemontlading in de naaste omgeving, dus zonder inslag in het verzekerde gebouw, dan kan inductieschade ontstaan. Het hangt van de verzekeringsvoorwaarden af of de hierdoor ontstane schade is gedekt. Inductie is het verschijnsel dat elektrische spanningen optreden in (elektrische) draden, die zich in de omgeving van een elektrische stroom bevinden. Schade kan ontstaan als er sprake is van overspanning, dat wil zeggen een elektrische spanning waartegen die draden of de daarmee verbonden apparatuur niet bestand zijn. Inductie kan optreden in de nabijheid van de stroombaan van de bliksem. De dan optredende schade wordt niet veroorzaakt door blikseminslag maar door bliksemontlading. In brandverzekeringen is schade aan elektrische en elektronische apparatuur door overspanning/inductie meestal uitgesloten, tenzij er sporen van blikseminslag worden aangetroffen in of aan het object waarin de beschadigde zaken zich bevinden _Wft Schade zakelijk

96 4.2.2 Brand- en vliegtuigschade Bij een brandverzekering op basis van brand-/vliegtuigcondities is naast brand ook vliegtuigschade gedekt. Dit is de koude schade veroorzaakt door vallende vliegtuigen en/of delen daarvan, maar ook door ijsafzetting dat van het vliegtuig is losgekomen. Met koude schade bedoelt men schade die ontstaat zonder dat er brand warme schade ontstaat. De kans op vliegtuigschade is uiteraard klein, maar moet niet worden uitgesloten Stormschade Koude schade kan ook door storm ontstaan. Hierbij valt te denken aan een kapotte schoorsteen door blikseminslag. Als er door welke oorzaak dan ook brand ontstaat, is dit gedekt in de branddekking, maar het gaat dus juist om die gevallen dat er geen brand ontstaat. Onder storm wordt verstaan een wind met een kracht van 14 meter per seconde of meer ofwel windkracht zeven. Volgens weerkundigen is er dan echter sprake van harde wind. Als er sprake is van stormschade, dan geldt er een eigen risico van 2 promille ( ) van het verzekerde bedrag voor bedrijfsgebouwen meestal met een minimum van 400 en een maximum van Daarmee voorkomt de verzekeraar een grote hoeveelheid meldingen (bagatelschaden of kleine schaden) en de daaruit voortvloeiende hoge kosten van behandeling van deze declaraties. Ook stimuleert het de verzekerden om tijdig onderhoudswerkzaamheden aan het pand uit te voeren. Stormschade aan de inventaris en goederen is ook gedekt. Meestal zal er sprake zijn van indirecte schade. Als het dak bijvoorbeeld beschadigd raakt door storm, kan er gevolgschade ontstaan aan de roerende zaken in het pand Uitgebreide gevarenverzekering (UGV) Afhankelijk van het soort risico zal een polis op uitgebreide (UGV) of extra uitgebreide condities lopen, zodat ook diefstal/inbraak, waterschade en andere gevaren zijn meeverzekerd. Inbraak Bij de inventaris- en goederenverzekering is diefstal alleen gedekt na braak aan het gebouw of na verbreking van afsluitingen/braakschade aan het gedeelte van het pand dat de verzekerde in gebruik heeft (binnenbraak). Binnen de uitgebreide gevarenverzekering (UGV) inventaris en goederen is ook schade door vandalisme gedekt als de pleger het gebouw wederrechtelijk is binnengedrongen _Wft Schade zakelijk

97 83 Waterschade Waterschade is beperkt gedekt. Gedekt op een UGV zijn de volgende waterschaden: Schade door het onvoorzien binnendringen van neerslag, regen, sneeuw, smeltwater en hagel via daken, vensters, balkons als gevolg van het overlopen of lekkage van daken, dakgoten of bovengrondse afvoerpijpen; Schade door het onvoorzien uitstromen van water uit waterleidingen van de daarop aangesloten toestellen, sprinklerinstallaties, cv-installaties en airco s. Een aantal polissen vereist dat er sprake is van een plotseling opgetreden defect. Dat is niet altijd het geval. Denk hierbij aan een afvoerslang van een afwasmachine die uit de afvoerpijp schiet; Schade door breuk en lekkage van een aquarium. Veel polissen geven naast de waterschade die het gevolg is van de breuk ook dekking voor de schade aan het aquarium zelf en de inhoud daarvan. Dit houdt in dat er geen dekking bestaat bij het binnendringen van water door muren of bepleistering, het zogenoemde doorslaan. Dit geldt ook als de neerslag het gebouw binnenkomt via openstaande deuren of ramen. Ook is er geen dekking voor waterschade door sprinklerinstallaties die ontstaat tijdens onderhoudswerkzaamheden. Vlonderclausule In bijna alle polissen die bedrijfsmatige roerende zaken verzekeren, staat een vlonderclausule. Deze clausule houdt globaal in dat als er goederen (beneden het niveau van de begane grond) zijn opgeslagen, deze op tien à vijftien centimeter van de grond moeten staan, bijvoorbeeld op vlonders. De reden hiervan is dat bij een relatief kleine waterschade bijvoorbeeld kartonnen dozen hun stevigheid verliezen. Bij stapeling van dozen valt vervolgens alles om en de schade die zo eenvoudig te voorkomen was geweest, is enorm. Verzekeraars bieden bij het niet-naleven van deze clausule geen waterschadedekking. Uitgesloten van dekking in de UGV zijn: schade door een overstroming; schade doordat het rioolwater terugstroomt; schade door regenwater dat via de begane grond het pand binnenstroomt; en schade door achterstallig onderhoud of foute constructies, bijvoorbeeld daken en goten die gebreken vertonen. Het is mogelijk dat een dak van een gebouw volledig instort of openscheurt, nadat een wolkbreuk het dak volledig blank heeft gezet. De afvoer was verstopt of kon de waterhoeveelheid niet aan, waardoor de belasting van het dak te groot werd. Dat kan zelfs leiden tot een totaalverlies van het gebouw en ook de inhoud. Een dergelijke schade voltrekt zich binnen enkele seconden. Ook hier geldt weer dat met relatief eenvoudige middelen een zeer grote schade kan worden voorkomen. Ook overbelaste inpandige waterafvoeren kunnen bij breuk tot een enorme waterschade leiden. Dan stroomt het dak bijvoorbeeld leeg in het pand. Voor deze schade is er ook geen dekking binnen de UGV _Wft Schade zakelijk

98 Overige gedekte en uitgesloten evenementen Naast de hiervoor genoemde schaden worden in de uitgebreide gevarenverzekering (UGV) nog meer evenementen gedekt. Hier volgt een tamelijk complete opsomming van de uitgebreide voorwaarden: brand/ontploffing; blikseminslag; vliegtuigschade; storm; waterschade door regen-, sneeuw- en smeltwater; waterschade uit leidingen door een defect of vorst; waterschade door een breuk van een aquarium (inclusief de schade aan het aquarium en de inhoud); waterschade door een lekkage van een waterbed; diefstal; vandalisme na wederrechtelijk binnendringen; gewelddadige beroving en afpersing van inventaris en goederen van het bedrijf (zaken van klanten of werknemers zijn uitgesloten); schade door glasbreuk (dus niet het glas zelf); schade door een stroomstoring; olie-, rook- en roetschade; schade door aanrijding en aanvaring; schade door omvallen van bomen, kranen en heistellingen. Met betrekking tot de dekking voor schade door het uitvallen van de elektriciteit gelden wel enkele voorwaarden. Zo moet de stroomstoring zijn ontstaan door een gebeurtenis bij het stroomleveringsbedrijf, inclusief alle onderstations en transformatorhuizen. Die gebeurtenis moet als gedekte gebeurtenis op de inventaris-/goederenverzekering zijn vermeld. Bovendien moet de stroomstoring ten minste zes uren hebben geduurd. De dekking tegen de gevolgen van een stroomstoring is vooral van belang voor bedrijven die met koel- en vriescellen werken. Door het uitvallen van de stroom kan de inhoud van de cellen bederven en voor veel schade zorgen. Opruimingskosten Opruimingskosten zijn de kosten die een verzekerde maakt om de niet-herstelbare restanten na een schade op te ruimen, af te voeren en te storten. Deze kosten zijn meestal meeverzekerd boven de verzekeringssom tot 10% van de verzekerde som, meestal op premier risque-basis'. Is dat het geval, dan is de onderverzekeringsregeling niet op deze kosten van toepassing. Zijn de opruimingskosten niet op basis van premier risque verzekerd, dan geldt de onderverzekeringsregel wel. Welke regeling van toepassing is, zal dus uit de polis moeten blijken. In bepaalde gevallen is het maar de vraag of dit dekkingspercentage voldoende is, bijvoorbeeld als er veel asbest in een gebouw is verwerkt. Asbestvezels zijn gevaarlijk voor de gezondheid en het opruimen daarvan is een kostbare kwestie. In dergelijke situaties moet een hoger bedrag voor opruimingskosten zijn meeverzekerd. Een enkele maatschappij dekt niet automatisch de opruimingskosten. Deze moeten dan altijd apart worden meeverzekerd _Wft Schade zakelijk

99 85 Expertise- en bereddingskosten Expertise- en bereddingskosten zijn boven de verzekerde som meeverzekerd op de brandpolis. De expertisekosten zijn de kosten gemaakt door expert(s) om de schadeomvang en -toedracht vast te stellen. Deze worden gewoon betaald zonder rekening te houden met eventuele onderverzekering. Ook als door de verzekerde een contra-expert wordt ingeschakeld, worden deze kosten eveneens door de verzekeraar betaald. Vaak tot maximaal het bedrag dat de verzekeraar voor de eigen expert betaalt. Ook de kosten van de arbiter (de derde expert die een beslissingsbevoegdheid heeft als de inschatting van de expert en de contra-expert afwijkt) komen volledig voor rekening van de verzekeraar. De bereddingskosten die de verzekerde maakt om op het moment van de schadegebeurtenis de schade te beperken, worden ook betaald boven de verzekerde som. Hier moet echter wel rekening worden gehouden met eventuele onderverzekering. Onder bereddingskosten worden bijvoorbeeld de kosten begrepen die zijn gemoeid met het opnieuw vullen van een brandblusapparaat als de eerder aanwezige vloeistof of poeder voor het blussen van een brand is verbruikt. Ook de kosten die moeten worden gemaakt voor tijdelijke opslag en bewaking zijn voorbeelden van bereddingskosten. Een bijzondere vorm van bereddingskosten zijn salvagekosten. Salvage betekent niets anders dan: schadebeperking. De gezamenlijke verzekeraars hebben de Stichting Salvage opgericht en deze verzorgt de salvagedienst. Ten behoeve van deze dienst is ons land in regio s verdeeld. In iedere regio is een salvagecoördinator aangesteld. Vaak zijn dit expertisebureaus die bij toerbeurt dienst hebben. In geval van een brand schakelt de brandweer onmiddellijk de salvagecoördinator in. Deze begint zo snel mogelijk met het coördineren van de bereddingswerkzaamheden. Je moet hierbij denken aan het regelen van opslag van geredde zaken, het regelen van bewaking, zorgen voor onderdak van verzekerden, enz. Ook deze kosten komen voor rekening van de verzekeraar. Eventuele preventiekosten die de verzekeringnemer heeft gemaakt, vallen echter niet onder de bereddingskosten. Tuinaanleg en overige kosten Veel verzekeraars kennen ook voor tuinaanleg en bestrating door schade aan de tuin, door bijvoorbeeld brandblussing, een aanvullende dekking tot maximaal 10% van de verzekerde som. Onder deze zogenoemde 10% aanvullende dekking valt ook de huurderving die de eigenaar van het pand lijdt door schade. Eigen gebrek De verzekeraar hoeft niet op te komen voor schade aan een verzekerde zaak die is veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaak zelf (artikel 7:951 BW). Deze bepaling is er een van regelend recht; de wet schrijft dit dus niet dwingend voor. Brandverzekeraars mogen hier dus van afwijken. Zij hebben dan ook vaak in de polisvoorwaarden bepaald dat zij wel degelijk opkomen voor schaden veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaak. In bepaalde gevallen zelfs inclusief het eigen gebrek zelf _Wft Schade zakelijk

100 Eigen schuld De verzekeraar hoeft niet op te komen voor schade aan een verzekerde zaak, die is veroorzaakt door de opzet of roekeloosheid van de verzekeringnemer (artikel 7:952 BW). De bewijslast ligt in dat geval bij de verzekeraar. Artikel 7:952 BW spreekt van de schuldgradaties opzet en roekeloos handelen. Onder opzet in de zin van artikel 7:952 BW wordt verstaan het beoogde of zekere gevolg van een handelen of nalaten. De ondergrens van de wettelijke schulduitsluiting ligt hoog. In beginsel wordt schade door een lichtere vorm van schuld dan opzet of roekeloos handelen door de verzekeraar vergoed. Deze hoge ondergrens sluit aan bij de maatschappelijke wenselijkheid. Steeds vaker wordt het risico van alledag verzekerd, waarbij de verzekerde zich gemakkelijk schuldig kan maken aan een nalatigheid of onzorgvuldigheid. Bij veel verzekeringsvormen, zoals de aansprakelijkheidsverzekeringen, is het wenselijk dat de gevolgen van eigen schuld zijn gedekt. Artikel 7:952 BW omvat regelend recht. De verzekeraar die de dekking wil beperken, mag dit in de polisvoorwaarden opnemen. Een verruiming van de dekking is ook mogelijk, maar dat wordt door de wet begrensd. In het algemeen wordt namelijk aangenomen dat verzekering van opzettelijk toegebrachte schade (schade die het beoogde of zekere gevolg is van het handelen of nalaten van een verzekerde) in strijd is met de openbare orde en de goede zeden. Voorbeeld Een juwelier reinigt sieraden in een bakje met spiritus. Hij steekt tijdens deze werkzaamheden een sigaret aan en er ontstaat brand. De brandverzekeraar kan zich beroepen op roekeloosheid van de juwelier en hoeft niets te vergoeden als hij de roekeloosheid tenminste voldoende kan aantonen. Wijziging van bestemming tijdens de looptijd van de verzekering Een wijziging van de bestemming van een gebouw is van belang voor de brandverzekeraar. Zo n wijziging kan voor de verzekeraar betekenen dat er minder of juist meer kans op schade is. Als de bestemmingswijziging leidt tot een verhoging van de schadekans, dan heeft de verzekeringnemer een informatieplicht: hij moet de verzekeraar inlichten over de wijziging. Voorbeeld Als de verzekeringnemer op het aanvraagformulier particulier gebruik heeft aangegeven, dan is de hoogte van de premie gebaseerd op deze opgave. Als de verzekeringnemer zijn gebouw tijdens de looptijd van de verzekering gaat gebruiken voor professioneel kamerverhuur, dan klopt zijn toenmalige opgave niet meer. Geeft de verzekeringnemer deze bestemmingswijziging niet door aan de verzekeraar, dan handelt hij in strijd met de polisvoorwaarden. De brandverzekeraar kan dan dekking ontzeggen en niet tot uitkering overgaan. Bekendheids- en belendingenclausule Een veelgebruikte clausule bij het verzekeren van objecten (woonhuizen, gebouwen, inventarissen, enz.) is de bekendheids- en belendingenclausule. De verzekeraar stelt in het eerste deel van deze clausule dat hij bekend is met de huidige bouwaard, constructie, inrichting, gebruik en dergelijke van het verzekerde object op het moment van de verzekeringsaanvraag en (indien van toepassing) het moment van inspectie. Uitgangspunt is het volledig en naar waarheid ingevulde aanvraagformulier en (indien van toepassing) het inspectierapport _Wft Schade zakelijk

101 87 Bij schade kan blijken dat het object een ongunstiger risico vormde, maar waarnaar de verzekeraar niet heeft gevraagd op het aanvraagformulier. Dit kan de verzekeringnemer niet in een nadeligere positie brengen, bijvoorbeeld geen of een lagere uitkering. Dan had de verzekeraar er op het aanvraagformulier concreet naar moeten vragen (of er bij de inspectie op moeten letten). De dekking kan wel in gevaar komen als de verzekerde verzuimt om tijdens de looptijd wijzigingen door te geven. In de polisvoorwaarden is geregeld welke wijzigingen binnen welke termijn moeten worden gemeld aan de verzekeraar. Enkele voorbeelden van verplicht te melden wijzigingen zijn onder meer: verhuizing, wijzigingen in de bouwaard, dakbedekking en gebruik van het object. Als een bedrijfsgebouw leegstaat of is gekraakt, dan verhoogt dat doorgaans de kans op schade. Vandaar dat gebouwenverzekeraars ook bij leegstand en kraken een meldingsplicht in de polisvoorwaarden opnemen. Als de verzekerde verzuimt om dit te melden binnen een bepaalde termijn, dan kan dat leiden tot een gedeeltelijke of zelfs géén uitkering. Een voorbeeld uit de polisvoorwaarden van de verzekering van een bedrijfsgebouw: Tip: kijk eens in de polisvoorwaarden van bedrijfsverzekeringen, zoals die van een goederen- /inventarisverzekering of een bedrijfsgebouwenverzekering van een willekeurige verzekeraar. Die kun je snel op internet vinden door in je zoekmachine in te typen: gebouwenverzekering polisvoorwaarden pdf. Op het examen wordt regelmatig een deel van de polisvoorwaarden als bijlage bij een vraag opgenomen. Je moet bij het beantwoorden van de betreffende vraag de polisvoorwaarden kunnen interpreteren In het tweede deel van de bekendheids- en belendingenclausule stelt de verzekeraar dat hij bekend is met de ligging en bouwaard van de belendingen, hun inrichting en hun gebruik. Een belending is een aangrenzend pand of perceel. Wijzigingen die zich in deze belendingen voordoen tijdens de looptijd van de verzekering, hoeven niet te worden gemeld aan de verzekeraar _Wft Schade zakelijk

102 Hierna volgt een voorbeeld van de bekendheids- en belendingenclausule uit de polisvoorwaarden van een willekeurige verzekeraar. Voorbeeld Risicobekendheid Wij zijn bekend met de ligging, bouwaard, dakbedekking, belendingen en het gebruik van het gebouw, zoals die waren op het moment van het afsluiten van de verzekering. Wijziging van belendingen Wijziging van de belendingen van het gebouw, die na het afsluiten van de verzekering hebben plaatsgevonden, hebben geen invloed op de dekking van de polis Dekking elders Tot nu toe hebben we gesproken over de dekking, zoals die geldt op het op de polis vermelde risicoadres. De inventaris en goederen kunnen zich echter ook tijdelijk ergens anders dan op het risicoadres bevinden. Zaken die zich bijvoorbeeld bevinden in een vlakbij het bedrijfsgebouw gelegen automaat of een vitrine, zijn meestal alleen gedekt tegen de in de polis genoemde gevaren met uitzondering van het diefstalrisico. Zijn er zaken die zich tijdelijk (meestal niet langer dan 2 maanden tot een half jaar) in een ander gebouw bevinden, dan is de dekking gelijk aan de dekking in het eigen gebouw. Vandalisme is hiervan uitgezonderd. Daarvoor geldt dat er alleen dekking is na braak aan dat andere gebouw voorafgaand aan het wederrechtelijk binnendringen. Voor zaken die zich buiten een gebouw bevinden, bijvoorbeeld in een tuin of in een auto, geldt dat de dekking meestal zeer beperkt is. Vaak alleen bij brand, blikseminslag, ontploffing en soms ook bij vliegtuigschade. Gewelddadige beroving of afpersing van een verzekerde of een personeelslid is in Nederland (zowel binnen als buiten het bedrijfsgebouw) alleen gedekt als er goederen of geldswaardige papieren van het bedrijf zelf worden buitgemaakt. De dekking voor geld en geldswaardige papieren is meestal gedekt tot maximaal Dekking tijdens verbouwing Tijdens het verbouwen van het bedrijfsgebouw wordt de dekking tijdelijk verlaagd. Over het algemeen is het risico van beschadiging tijdens een verbouwing ook hoger. Denk bijvoorbeeld aan een uitbreiding van het bedrijfspand, waarbij de bedrijfsactiviteiten tijdelijk elders worden voortgezet. Het bedrijfspand is tijdens de verbouwing/uitbreiding gevoeliger voor schade door bijvoorbeeld neerslag _Wft Schade zakelijk

103 89 Het is mogelijk dat na het realiseren van de verbouwing: de verzekering ongewijzigd in stand blijft; de premie en/of voorwaarden wijzigen; de polis wordt geroyeerd. In de polisvoorwaarden van een willekeurige verzekeraar lezen we: Uit dit deel van de polisvoorwaarden blijkt dat er (ook) bij aanbouw een meldingsplicht is. Nadat de verzekeraar kennis heeft genomen van de wijziging, gaat hij (de verzekeraar) beoordelen of de polis moet worden aangepast of geroyeerd. Dat laatste gebeurt niet snel, maar het is niet uitgesloten. Voorbeeld Robert van Loenen is eigenaar van het bedrijfsgebouw waar zijn restaurant gevestigd is. Robert gaat ingrijpend verbouwen en aanbouwen. Nu heeft het gebouw een pannendak. Na de verbouwing en aanbouw krijgt het restaurant in zijn geheel een rieten dak. Robert meldt dit aan Erik de Goede, zijn Adviseur Schadeverzekering zakelijk. De verzekeraar meldt dat zij geen mogelijkheid hebben tot het verzekeren van bedrijfsgebouwen met rieten daken. Zij gaan daarom de polis royeren. Erik zal Robert begeleiden naar een verzekeraar die wel bedrijfsgebouwen met rieten daken verzekert. Welke consequenties een wijziging heeft, blijkt ook uit de polisvoorwaarden: _Wft Schade zakelijk

104 4.3 VASTSTELLING VAN DE VERZEKERDE SOM Inleiding Bij een gebouwenverzekering en bij inventaris-/goederenverzekeringen is de verzekerde verantwoordelijk voor de vaststelling van de verzekerde som. De verzekeringen zijn in principe open polissen. Dit zijn polissen waarin wel een verzekerde som vermeld staat, maar niet de waarde. Bij een open polis moet de waarde van het verzekerde object in het geval van schade door de verzekerde worden aangetoond. Die waarde kan dus afwijken van de werkelijke waarde. Bij een open polis kan dus sprake zijn van onder- of oververzekering. Bij onderverzekering wordt weer de onderstaande formule toegepast: (verzekerd bedrag / werkelijke waarde) x schade = uitkering Partijen- of deskundigentaxatie Er kan echter ook op basis van een taxatie worden verzekerd. De werking van de deskundigentaxatie kwam al aan de orde bij de gebouwenverzekering. De partijentaxatie is in feite niets anders dan een afspraak tussen de verzekeraar en verzekerde. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de verzekerde som gelijk is aan de werkelijke waarde op het moment van schade. Er is dus geen taxatierapport opgemaakt. De werking van de partijentaxatie is verder ongeveer gelijk aan die van een deskundigentaxatie. Ook nu is er in principe geen sprake van onderverzekering, want werkelijke waarde en verzekerde som komen overeen. Rectificatiebepaling De deskundigentaxatie en de partijentaxatie zijn bedoeld om over- en onderverzekering te voorkomen. Schade is in beginsel het verschil tussen de waarde voor en na de schadeveroorzakende gebeurtenis. Is de taxatiesom hoger dan de werkelijke waarde voor de schadegebeurtenis, dan zal de verzekeraar te veel uitkeren. Is de taxatie lager dan de werkelijke waarde direct na de schadegebeurtenis, dan zou verzekerde te weinig uitgekeerd krijgen. Daarom zegt de polis dat voor het bepalen van de waarde na de schadegebeurtenis rekening zal worden gehouden met die voortaxatie: de waarde na de schadegebeurtenis zal in verhouding worden verhoogd of verlaagd (gerectificeerd). Gerectificeerde restwaarde = (getaxeerde waarde / werkelijke waarde) x restwaarde _Wft Schade zakelijk

105 91 Voorbeeld Op een polis zijn de bedrijfsgebouwen verzekerd voor een bedrag van op basis van deskundigentaxatie. Door brand worden de panden zwaar beschadigd. Een expert stelt vast dat de panden vóór de schade eigenlijk waard waren. De restanten zijn volgens de expert nog maar waard. Volgens de rectificatiebepaling wordt de restwaarde als volgt gerectificeerd: ( / ) x = Vergoed wordt: de getaxeerde waarde -/- de gerectificeerde restwaarde = / = Voorbeeld Op een polis zijn de bedrijfsgebouwen verzekerd voor een bedrag van op basis van deskundigentaxatie. Door brand worden de panden zwaar beschadigd. Een expert stelt vast dat de panden vóór de schade eigenlijk waard waren. De restanten zijn volgens de expert nog maar waard. Volgens de rectificatiebepaling wordt de restwaarde als volgt gerectificeerd: ( / ) x = Vergoed wordt: de getaxeerde waarde -/- de gerectificeerde restwaarde = / = Indexering Door prijsstijgingen en inflatie kan de waarde van de verzekerde zaken stijgen. Hierdoor kan bij schade blijken dat de verzekerde som niet meer in overeenstemming is met de werkelijke waarde. Onderverzekering is dan het gevolg. Daarom kan de gebouwenverzekering worden voorzien van een indexclausule. Elk jaar wordt dan op de premievervaldatum het verzekerde bedrag aangepast aan het op dat moment geldende indexcijfer. De maximale aanpassing van de verzekerde som is 25%. De premie wordt weer aangepast met het nieuwe verzekerde bedrag. Bij schade wordt het verzekerde bedrag van de gebouwenverzekering aangepast met de stijging of daling van het indexcijfer tussen de laatste aanpassingsdatum en de schadedatum. Ook nu weer met een maximum van 25%. Het verzekeren op indexbasis functioneert dus alleen goed als: bij het sluiten van de verzekering de juiste waarde wordt opgegeven; bij verbouwingen de verzekerde som wordt aangepast. Let op: de indexclausule is geen garantie tegen onderverzekering _Wft Schade zakelijk

106 Voorbeeld Bij een bedrijf breekt brand uit. De expert stelt de schade aan het gebouw vast op en de werkelijke waarde van het gebouw vóór de schade op Het bedrijfsgebouw is op UGV-voorwaarden verzekerd met indexclausule; het verzekerd bedrag is op de laatste premievervaldatum vastgesteld op Het indexcijfer is daarna met 4% gestegen. De gebouwenverzekeraar zal het volgende vergoeden. Het verzekerd bedrag mag op grond van de indexclausule worden aangepast met de werkelijke stijging van 4%: % = Er is nog steeds sprake van onderverzekering, dus vergoed wordt: ( / ) x = , Premier risque Binnen de brandverzekeringen neemt de premier risque-dekking een aparte plaats in. Bij een premier risque-verzekering is de verzekerde som de maximale verplichting van de verzekeraar. Mocht bij schade echter blijken dat de werkelijke waarde meer bedraagt dan de verzekerde som, dan past de verzekeraar bij een gedeeltelijke schade geen onderverzekering toe. Voorbeeld In een pakhuis staan 500 ijskasten opgeslagen. De waarde per ijskast bedraagt 350. De verzekerde som voor het risico van brand bedraagt (500 x 350). Een vrachtwagen vervoert maximaal 100 ijskasten. De verzekerde som voor het diefstalrisico kan dan ook worden beperkt tot (100 x 350) op basis van premier risque. Schade tot een bedrag van wordt volledig vergoed. De schadevergoeding bedraagt echter maximaal , ook als er een keer meer koelkasten worden vervoerd en deze worden gestolen. Door het in de polis opnemen van de premier risque-clausule (het eerste beloop tot de totale verzekerde som) bevestigt de verzekeraar dat hij het diefstalrisico niet voor de volle som verzekert en dat hij bij diefstal geen beroep zal doen op onderverzekering. Meestal is bij een premier risque-verzekering de premievoet hoger dan de premievoet bij een volle waardeverzekering, omdat het risico voor de verzekeraar groter is (de kans dat een deel wordt gestolen, is groter dan de kans dat alles wordt gestolen) _Wft Schade zakelijk

107 Subrogatie Het verhaalsrecht (regresrecht) is het recht van de verzekeraar om een aan de verzekerde betaalde schade te verhalen op diegene die daarvoor aansprakelijk is. Dit is geregeld in artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek. Men spreekt juridisch van subrogatie ( in de rechten treden van ). Voorbeeld Bestelbus A rijdt tegen bestelbus B. Bestelbus A verleende geen voorrang. Als bestelbus B alleen WA verzekerd is, dan kan de eigenaar met succes de zaakschade verhalen op (de motorrijtuigverzekeraar van) bestelbus A. Als de eigenaar van bestelbus B casco verzekerd is en de cascoverzekeraar betaalt de cascoschade uit, dan kan deze verzekeraar, op zijn beurt, de uitbetaalde schade verhalen op (de motorrijtuigverzekeraar van) bestelbus A. Het recht van de eigenaar van bestelbus B om de schade te verhalen is, door de schadeuitkering, overgegaan op de cascoverzekeraar van bestelbus B Verhaalsimmuniteit De wet kent een beperking voor het verhalen van schade door de verzekeraar als de schade is veroorzaakt door bepaalde personen. In de ogen van de wetgever zijn dit personen met wie de verzekerde een (duurzame) relatie heeft. Als de verzekeraar de schade op deze aansprakelijke partij zou verhalen, dan zou dat de relatie met de verzekerde ernstig kunnen verstoren of de verzekerde indirect economisch nadeel kunnen berokkenen. Vandaar dat deze personen vallen onder de zogenoemde verhaalsimmuniteit. De gesubrogeerde verzekeraar mag dus geen verhaal plegen op: de verzekeringnemer; een medeverzekerde; de echtgenoot of geregistreerde partner van een verzekerde; de andere levensgezel van een verzekerde; de bloedverwanten in de rechte lijn van een verzekerde (ouders of grootouders en (klein)kinderen); een werknemer, werkgever of collega van de verzekerde. Met de andere levensgezel bedoelt de wetgever een meerderjarige met wie de verzekerde een nauwe persoonlijke betrekking heeft. Denk bijvoorbeeld aan samenwonenden. Voorbeeld Elma Mars gaat koffiedrinken bij haar ouders die drie straten verderop wonen. Zij komt daar aan op de fiets en door onoplettendheid schampt zij de auto van haar vader Erik. Het gevolg is een lelijke kras. De volcascoverzekering van haar vader keert 854 aan blikschade uit. De cascoverzekeraar kan deze schade niet op Elma verhalen, omdat zij een dochter is van de verzekeringnemer/verzekerde (Erik) _Wft Schade zakelijk

108 4.3.7 Vrijwillige afstand van verhaal Er zijn situaties waarbij (brand)verzekeraars vrijwillig afstand doen van hun wettelijke verhaalsmogelijkheden. Het juridische woord voor verhaal binnen deze context is: regres. Dat heeft voornamelijk een praktische achtergrond. De ene keer neemt een verzekeraar verhaal (c.q. regres) op de aansprakelijkheidsverzekeraar van de schadeveroorzaker. Bij een andere schade is hij weer de aansprakelijkheidsverzekeraar die de regresnemende bezitsverzekeraar moet betalen. Per saldo, over een heel jaar genomen, gaat de wet van de grote aantallen zijn werk doen. Als verzekeraars schade-uitkeringen niet op elkaar verhalen, komt dat per saldo ongeveer op hetzelfde uit. Maar verzekeraars besparen zo wel enorm op de verhaalskosten. Situaties waarin een brandverzekeraar géén regres neemt, zijn omschreven in de Bedrijfsregeling Brandregres. In deze regeling is onderscheid gemaakt tussen particulieren en niet-particulieren. Op particulieren wordt alleen verhaal gepleegd als er sprake is van schade veroorzaakt door opzet, een misdrijf, aanvaring en luchtvaartuigen. Op niet-particulieren, zoals bedrijven en instellingen wordt wel verhaald. Verzekeraars kunnen een uitbetaalde schade dus wel volledig verhalen op bedrijven, stichtingen en verenigingen (voorbeelden van niet-particulieren) als de schade is ontstaan (zo stelt de Bedrijfsregeling Brandregres) door onzorgvuldig handelen of nalaten. Er moet dus sprake zijn van aansprakelijkheid. Logisch, want zonder aansprakelijkheid is regres wettelijk ook niet mogelijk. Voorbeeld Piet van Driel veroorzaakt als medewerker van dakdekkersbedrijf TopRoof tijdens het vernieuwen van het dak brand aan het bedrijfspand van de firma Meator in Nunspeet. Het pand brandt tot op de grond toe af. De brand is ontstaan door slordig werken van Piet. De benodigde veiligheidsvoorschriften zijn door Piet niet in acht genomen, zo blijkt uit nader onderzoek. De bedrijfsgebouwenverzekeraar van het bedrijfspand van Meator vergoedt de schade aan het bedrijfspand van Meator en verhaalt de schade op het dakdekkersbedrijf. Dit is mogelijk, omdat een medewerker onzorgvuldig heeft gehandeld en heeft nagelaten de veiligheidsvoorschriften in acht te nemen. Binnen deze regeling wordt voor zowel particulieren als niet-particulieren een uitzondering gemaakt voor aanrijdingsschaden. Voor deze vormen van schade geldt de bedrijfsregeling dus niet en kan de verzekeraar zelf bepalen of hij verhaalt of niet. Voorbeeld Een vrachtauto neemt met te hoge snelheid een bocht en rijdt tegen een woonhuis aan. De verzekeraar van het woonhuis vergoedt de schade en mag op grond van die betaling de schade verhalen op de WAMverzekeraar van de schadeveroorzakende vrachtauto (artikel 7:962 BW). Op niet-particuliere huurders wordt, volgens de Bedrijfsregeling Brandregres, ook niet verhaald. Daarbij wordt onder niet-particuliere huurders ook verstaan: pachters, lessees, bruikleners en bewaarnemers van de beschadigde zaak. De gedachte daarachter is dat een huurder via de huur indirect meebetaalt aan de gebouwenpremie van de verhuurder/eigenaar van het gebouw _Wft Schade zakelijk

109 95 Voorbeeld Automatiseringsbedrijf TenderData (eenmanszaak) huurt een unit in een bedrijfsverzamelgebouw in Deventer. Arnold, de eigenaar van TenderData, vergeet aan het einde van de middag (bij het naar huis gaan) om de ramen te sluiten. s Nachts maken dieven gebruik van de openstaande ramen om naar binnen te komen. Omdat er weinig van hun gading is, stichten de dieven brand (mogelijk ook om sporen uit te wissen). Het gehele verzamelgebouw brandt tot aan de grond toe af. De bedrijfsgebouwenverzekeraar die de schade aan de eigenaar vergoedt, kan de schade op grond van de wet op Arnold verhalen. Binnen de Bedrijfsregeling Brandregres is echter afgesproken dat er niet wordt verhaald op niet-particuliere huurders, zoals Arnold. Binnen de Bedrijfsregeling Brandregres wordt, zoals gezegd, een uitzondering gemaakt voor aanrijdings- en aanvaringsschaden en voor schaden veroorzaakt door luchtvaartuigen. Het moet dan wel gaan om aanrijdingsschade die door een ander dan de huurder zelf is veroorzaakt. Op de eigenaar van het gebouw (ook verzekeringnemer) wordt niet verhaald als die met zijn auto tegen zijn eigen bedrijfsgebouw aanrijdt. Want je mag volgens de wet vanwege de verhaalsimmuniteit (artikel 7:962 BW) immers niet verhalen op de eigen verzekeringnemer. En daarmee is het ook redelijk dat er op de huurder (of een van diens werknemers) ook niet wordt verhaald bij aanrijdingsschade. Voorbeeld Arnold (uit het voorbeeld hiervoor) komt s morgens aanrijden bij het bedrijfsverzamelgebouw. Op de parkeerplaats neemt hij met een te hoge snelheid een bocht en rijdt tegen het gebouw aan. De bedrijfsgebouwenverzekeraar vergoedt de aanrijdingschade aan de eigenaar van het bedrijfsgebouw en mag op grond van die uitkering de schade vervolgens niet verhalen op de WAM-verzekeraar Arnold. Als (bijvoorbeeld) de overbuurman, Stephan van Rouwendaal, met zijn auto de aanrijdingsschade veroorzaakt, dan kan de bedrijfsgebouwenverzekeraar die de schade aan de eigenaar/verhuurder vergoedt, de schade wel verhalen op de WAM-verzekeraar van Stephan _Wft Schade zakelijk

110 4.4 BIJZONDERE CLAUSULES Clausule brandgevaarlijke werkzaamheden In de polisvoorwaarden met betrekking tot bedrijfsmatige brandschade hebben brandverzekeraars, omdat er vaak grote brandschades ontstaan door brandgevaarlijke werkzaamheden, een clausule opgenomen dat bij werkzaamheden waarbij open vuur nodig is (dakdekken, lassen, afbranden, e.d.) continu een medewerker van de verzekerde aanwezig is: de clausule brandgevaarlijke werkzaamheden. Ook moeten brandbare stoffen worden verwijderd van de plaats waar de werkzaamheden plaatsvinden. Verder moet een blusapparaat bedrijfsklaar aanwezig zijn. Houdt de verzekeringnemer zich niet aan deze bepalingen, dan draagt de verzekeringnemer een eigen risico van 10% van de schade met een maximum van De verzekerde moet in geval van schade bewijzen dat de verplichte maatregelen zijn getroffen. De bewijslast komt bij de verzekeraar te liggen, wanneer de opdrachtgever en de uitvoerder van de werkzaamheden vooraf een verklaring brandgevaarlijke werkzaamheden invullen en ondertekenen Clausule blusmiddelen Verzekeraars geven vaak premiekorting als de verzekeringnemer preventief blusmiddelen aanschaft en deze bedrijfsklaar houdt. Als de verzekeringnemer zich in de praktijk niet aan deze clausule houdt, dan hoeft de verzekeraar bij het zich voordoen van een schade als gevolg van brand niet tot uitkering over te gaan. De clausule blusmiddelen valt dan ook onder de werking van de zogenoemde garantiebepalingen. De clausule moet echter in de praktijk redelijk en billijk worden geïnterpreteerd. Voorbeeld Op de Veluwe buiten Otterlo wordt een nieuw wokrestaurant geopend. De brandmeester geeft net als de gemeente daarvoor toestemming en de gemeente verleent na een inspectie een vergunning. De technisch inspecteur geeft zijn positieve bevindingen door aan de brandverzekeraar. De verzekeringsovereenkomst komt tot stand. Een paar maanden later breekt een grote bosbrand uit. Het vuur wordt aangewakkerd door een straffe wind. Vele opstallen gaan in vlammen op. Zo ook het wokrestaurant. Na de brand wordt geconstateerd dat de brandblusapparaten niet in werkvaardige toestand waren op het moment van de brand. Als de eigenaar van het wokrestaurant aannemelijk kan maken dat ook bij optimaal werkvaardige brandblusapparaten het restaurant in vlammen was opgegaan, dan werkt deze garantieclausule echter niet tegen de verzekeringnemer en wordt deze clausule buiten werking gesteld Clausule spuiten De clausule spuiten is van toepassing op het bedrijfsrisico bij het gebruik van gevaarlijke vloeistoffen als verharders, lak, lijm en andere oplos- en verdunningsmiddelen. Bij het werken met deze vaak vluchtige en gemakkelijk ontvlambare middelen geldt de garantieclausule dat het ontvlammingspunt van het verwerkbare mengsel 55 C of hoger moet zijn. Als na een brand blijkt dat het ontvlammingspunt lager dan 55 C is geweest, dan volgt er geen uitkering. Deze clausule is dan ook een garantieclausule _Wft Schade zakelijk

111 SCHADETRAJECT/SCHADELOOSSTELLING In geval van schade moet de verzekerde de schadeoorzaak vaststellen en zo nodig bewijzen. Hij kan hiervoor gebruikmaken van alle middelen die hem ten dienste staan, zoals expertiserapporten, processen-verbaal, politierapporten, getuigenverklaringen, enz. Als de verzekeraar van mening is dat de schade is veroorzaakt door een uitgesloten gebeurtenis, dan zal de verzekeraar dit moeten bewijzen. Bij schade wordt door de expert de volgende berekening gemaakt: waarde vóór het evenement -/- waarde ná het evenement = de waardevermindering Daarnaast worden de herstel- of reparatiekosten vastgesteld. De verzekeraar vergoedt de herstelkosten als deze lager zijn dan de waardevermindering door de brand. Zijn de herstelkosten echter hoger, dan vergoedt de verzekeraar het bedrag van de waardevermindering. Als de verzekerde zaken door de reparatie minder waard zijn geworden, dan wordt deze waardevermindering meestal ook door de verzekeraar vergoed. Bij schade speelt ook de uitkeringsgrondslag een rol. Dit is de grondslag op basis waarvan tot uitkering wordt overgegaan. Als de brandverzekeraar tot uitkering overgaat, dan wordt over het algemeen als grondslag de nieuwwaarde of herbouwwaarde gehanteerd. Als de vordering wordt neergelegd bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van de persoon die de schade heeft veroorzaakt, dan zal deze verzekeraar de dagwaarde als uitkeringsgrondslag nemen. Reden waarom een dergelijke schade in eerste instantie bij de brandverzekeraar zal worden gemeld. De brandverzekeraar pleegt daarna eventueel regres Asbest in daken Asbest leidt tot grote gezondheidsrisico s voor mens en milieu. Asbestdaken verweren in de buitenlucht, waardoor er asbestvezels vrijkomen. Het inademen hiervan kan ernstige gezondheidsrisico met zich meebrengen. Hetzelfde risico kan ontstaan als er brand uitbreekt in asbestdaken. Daarom geldt er in Nederland al sinds 1 juli 1993 een algeheel verbod op handelingen met asbest. Desalniettemin zijn er nog heel veel gebouwen waarin asbest is verwerkt _Wft Schade zakelijk

112 Als er schade ontstaat aan een asbestdak, dan rijst de vraag in hoeverre de verzekeraar de komende jaren bij de schade-uitkering rekening moet, mag of kan houden met de kosten van asbestsanering. Een aantal verzekeraars doen dat al en keert na een schade aan een asbesthoudend dak niet uit op basis van de herbouwwaarde van dat dak, maar passen een afschrijving toe. Daarmee houden ze rekening met de voorzienbare kosten die de verzekerde toch al een keer moet gaan maken. Deze afschrijving kan verschillen per verzekeraar. Zo gaat de ene verzekeraar uit van de vervangingswaarde (of dagwaarde) in plaats van de herbouwwaarde. Andere verzekeraars passen op de asbestdelen een lineaire afschrijving toe over een periode van 30 jaar, gerekend vanaf de dag van de verwerking van de asbest in het verzekerde pand. Naast de gevolgen voor de schade-uitkeringen op bestaande polissen is het zeker voorstelbaar dat verzekeraars ook bij de acceptatie rekening gaan houden met asbest in opstallen. De gevolgen daarvan zijn nog niet helemaal duidelijk. Wellicht wordt de premie verhoogd of worden de voorwaarden aangepast _Wft Schade zakelijk

113 99 5 OVERIGE BEZITSVERZEKERINGEN VOOR BEDRIJVEN Een bedrijf kan naast de bezitsverzekeringen voor gebouwen, inventaris en goederen ook speciale verzekeringen voor diverse bijzondere bezittingen met een uitgebreidere dekking afsluiten. In dit hoofdstuk wordt een aantal van deze bijzondere verzekeringen kort omschreven. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende verzekeringsvormen: de Construction All Risk-verzekering; de montageverzekering; de machinebreukverzekering; de land- en werkmaterieelverzekering; de computer- en elektronicaverzekering; de glas- en glastuinbouwverzekering; de lichtreclameverzekering; de geld- en fraudeverzekering; de kredietverzekering; de zakenreisverzekering. 5.1 CONSTRUCTION ALL RISK-VERZEKERING (CAR) CAR staat voor Construction All Risk-verzekering, waarbij meteen moet worden gezegd dat de benaming niet geheel juist is. Er bestaan namelijk ook bij deze verzekeringsvorm uitsluitingen. Het is dus niet zo dat werkelijk alle risico s worden afgedekt Doel van de CAR-verzekering Het doel van de CAR-verzekering is het bieden van dekking voor schaden die kunnen voorvallen tijdens de bouw van een kunstmatig en in de regel blijvend met de grond verbonden werk Verzekerde rubrieken De CAR-verzekering kent de volgende rubrieken: rubriek 1: het werk; rubriek 2: de aansprakelijkheid; rubriek 3: bestaande eigendommen van de opdrachtgever; rubriek 4: hulpmateriaal; rubriek 5: eigendommen van bouwdirectie en personeel _Wft Schade zakelijk

114 Rubriek 1: het werk Onder het werk wordt verstaan het in de polis omschreven object dan wel alle bouwmaterialen die op het terrein aanwezig zijn met als doel om blijvend in het object te worden opgenomen. Voor het verzekerde bedrag binnen deze rubriek geldt een maximale overdekking van 30% op de oorspronkelijk opgegeven waarde. Er is dekking voor materiële schade en verlies. Voor het risico van diefstal is in de polis een apart bedrag of een percentage van de verzekerde som opgenomen. Dit bedrag kent een premier risque-karakter. De verzekeringstermijn gaat in op de datum, zoals vermeld op de polis of zodra het werk daadwerkelijk een aanvang neemt. De verzekering loopt door tot het einde van de onderhoudstermijn, mits de onderhoudstermijn is meeverzekerd. De einddatum zoals vermeld op de polis, eerdere ingebruikname door/met toestemming van de opdrachtgever of beëindiging van de onderhoudstermijn betekent het einde van het risico voor de CAR-verzekeraar. Vele grote werken worden in delen opgeleverd en verzekerd en de opdrachtgever moet er tijdig voor zorgen dat er een opstalverzekering is, die naadloos (per opleverdatum) aansluit op de CAR-verzekering. Deze moet dus ingaan op het moment dat het werk gereed is. De dekking tijdens de onderhoudstermijn beperkt zich tot schade die het gevolg is van werkzaamheden, die tijdens de onderhoudstermijn worden uitgevoerd. Voorbeeld In een brandweerkazerne in aanbouw zijn tegels gelegd. De tegels zijn onderdeel van het gebouw en dus van het werk. Er laten 20 tegels los vóór het einde van de bouwperiode en nog eens 100 tegels laten tijdens de onderhoudsperiode los. Na de onderhoudsperiode blijkt dat in totaal tegels van de vloer hebben losgelaten. Onder de polisdekking vallen in totaal slechts = 120 tegels. De schade aan de overige tegels is opgetreden na het verstrijken van de onderhoudstermijn en is daardoor niet gedekt onder de CAR-verzekering. Aannemersbedrijf De Groot & Van Omme heeft van Dekker Sport de opdracht gekregen om een tennishal te bouwen. De opdrachtgever is met De Groot & Van Omme overeengekomen dat de aannemer (De Groot & Van Omme) een CAR-verzekering zal sluiten met de rubrieken Schade aan het werk zelf, Bestaande eigendommen opdrachtgever en Hulpmateriaal. Ook een onderhoudstermijn van 6 maanden is meeverzekerd. 2 maanden na de oplevering van de tennishal stort een gedeelte van het plafond in door een constructiefout. De schade door de constructiefout is gedekt op de CAR-verzekering op de rubriek Schade aan het werk zelf _Wft Schade zakelijk

115 101 Rubriek 2: aansprakelijkheid Gedekt is de aansprakelijkheid voor schaden aan derden en schade onderling tussen de verzekerden. Bij schade aan derden is de schade van trillingen door heiwerkzaamheden een bekend voorbeeld. Een paar uitsluitingen binnen deze rubriek verdienen de aandacht: schade door motorrijtuigen. Deze dekking valt onder de verplichte WA-motorrijtuigverzekering; letselschaden die de werknemers oplopen gedurende de bouw van het werk. Deze schaden vallen onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB); boetes wegens het te laat opleveren van het werk; de aannemer en architect zijn gedurende tien jaar na oplevering van het werk aansprakelijk voor schade(n) door een (gedeeltelijke) instorting. Het risico voor de CAR-verzekeraar eindigt al bij de tweede oplevering. Met deze uitsluiting wil de CAR-verzekeraar duidelijk iedere aansprakelijkheid van deze aard afwijzen; de opzichtclausule. Rubriek 3: bestaande eigendommen van de opdrachtgever Omdat rubriek 2 aansprakelijkheid geen schaden dekt aan zaken van derden die de verzekerden onder zich hebben, wordt hiervoor een aparte rubriek in de CAR-verzekering opgenomen. Op grond van deze rubriek is er dekking voor schade aan roerende en onroerende zaken die reeds aanwezig waren voor aanvang van de bouwwerkzaamheden. Als een hotel naast een bestaand restaurant wordt gebouwd, waarbij een ingang van het hotel onderdeel gaat uitmaken van het restaurant, dan is de kans op het veroorzaken van schade aan het restaurant aanwezig. Nu het restaurant onderdeel gaat uitmaken van het hotel, heeft de hoofdaannemer een gedeelte van het restaurant onder zich. Voorbeeld Els Genot breidt haar tandartspraktijk uit door een prachtige aanbouw te plaatsen. Door de heiwerkzaamheden ontstaat er schade aan haar naastgelegen woning. Deze zaakschade is gedekt op de rubriek Bestaande eigendommen van de opdrachtgever van de CAR-verzekering. Rubriek 4: hulpmateriaal Bij hulpmaterialen valt te denken aan (rol)steigers, keten en loodsen. Deze hulpmaterialen moeten wel op het terrein zelf aanwezig zijn. Uitgesloten van de dekking op deze rubriek is bijvoorbeeld schade aan varend en drijvend materieel, kranen, bulldozers en andere mechanisch voortbewogen transport- of werkmaterieel. Voor deze objecten zijn er specifieke verzekeringen, mogelijk met WAMdekking (als het object ook een motorrijtuig is). Rubriek 5: eigendommen van bouwdirectie en personeel Bij eigendommen van bouwdirectie en personeel kan worden gedacht aan persoonlijke eigendommen van de verzekerden, met uitzondering van geld en op geld waardeerbare papieren _Wft Schade zakelijk

116 5.1.3 Verzekerde personen De verzekerde personen in een CAR-verzekering zijn: de opdrachtgever; de architect; de bouwdirectie; de hoofdaannemer; de onderaannemers; de installateurs; de leveranciers; de personeelsleden van de hierboven vermelde direct betrokkenen. Over het algemeen is de opdrachtgever degene die de CAR-verzekering als verzekeringnemer afsluit Uitsluitingen De belangrijkste uitsluitingen in een CAR-verzekering zijn: de catastroferisico s, zoals molest, atoomkernreacties, aardbevingen, enz.; kosten die verband houden met het verbeteren of veranderen van het ontwerp of de constructie. Dit behoort immers tot het ondernemersrisico; brand en/of ontploffing tijdens de onderhoudstermijn. Hiervoor heeft de opdrachtgever vaak al een verzekering gesloten; schade veroorzaakt met motorrijtuigen en werkmaterieel. Dit risico moet op een motorrijtuigverzekering of een werkmaterieelverzekering worden ondergebracht. 5.2 MONTAGEVERZEKERING De montageverzekering biedt dekking tegen materiële schade die aan de machine of installatie kan ontstaan tijdens het transport, de montage (inclusief het plaatsen en/of verplaatsen) en het proefdraaien. Daarnaast kent de montageverzekering dekking voor schade door: brand, blikseminslag, ontploffing en inbraak. Soms zijn ook diefstal en het verloren gaan of vermissing van montageuitrustingsstukken meeverzekerd. Als verzekeringnemer kunnen optreden de bouwer/leverancier of de opdrachtgever/afnemer. Gezien de verwevenheid van hun belang worden vaak beiden als verzekerden in de polis genoemd _Wft Schade zakelijk

117 MACHINEBREUKVERZEKERING De machinebreukverzekering is een verzekering waarop gespecificeerde machines worden verzekerd tegen alle plotselinge en onvoorziene materiële beschadigingen, inclusief eigen gebrek. Er is alleen dekking als de machines in bedrijf zijn of bedrijfsklaar zijn opgesteld. Verder is er dekking tijdens reiniging, inspectie, reparatie, revisie en verplaatsing en de daarmee verband houdende demontage en montage, binnen de in de polis genoemde gebouwen en terreinen. De machinebreukverzekering dekt zaakschade aan de machine-installaties in/op de in de polis genoemde gebouwen/terreinen. Alle plotselinge en onvoorziene materiële schade is in principe gedekt; ook een gebrek in de installatie zelf, zoals schade veroorzaakt door giet-, constructie- of materiaalfouten. Andere voorbeelden van gedekte schades zijn: materiaalmoeheid; kortsluiting; kwaadwilligheid, onbekwaamheid, nalatigheid, etc., van personeel; het weigeren van automaten; niet functionerende koelsystemen, beveiligingen of smeersystemen; schade door onoordeelkundige bediening. Meestal zijn verwisselbare en aan slijtage onderhevige onderdelen en gereedschappen, beveiligingen en vloeistoffen, gassen, e.d., uitgesloten van dekking. Uitgesloten is: instorting of verzakking van gebouwen; molest, atoomkernreacties, overstroming, grondverzakking, aardverschuiving, aardbeving, vulkanische uitbarsting en andere natuurrampen; brand, blikseminslag, ontploffing, schade door vliegtuigen, aanrijding, e.d. (schades die doorgaans ook op een goederen-/inventarisverzekering zijn gedekt); schade die met opzet of goedvinden van de verzekerde (dus niet van zijn werknemers) is veroorzaakt. De machinebreukverzekering biedt daarmee een top-dekking bovenop de goederen- /inventarisverzekering. Daarmee wordt samenloop voorkomen. De premie wordt vaak vastgesteld na inspectie. Daarbij wordt vooral gelet op het meest kwetsbare onderdeel en de prijs daarvan. Voorbeeld Productiebedrijf Hermans heeft in totaal voor aan goederen en inventaris, waaronder aan productiemachines. Deze machines zijn voor verzekerd op een machinebreukverzekering. De verzekerde som op de goederen-/inventarisverzekering moet zijn: en geen Bij een totale brand keert de goederen-/inventarisverzekeraar uit: Brand is immers uitgesloten op de machinebreukverzekering. Alle overige zaakschade die niet op de goederen-/inventarisverzekering is gedekt, is gedekt op de machinebreukverzekering, tenzij uitgesloten _Wft Schade zakelijk

118 5.3.1 Machinebreukbedrijfsschadeverzekering Deze verzekering is er speciaal voor de bedrijfsschade die het gevolg is van materiële schade aan één of meer in de polis gespecificeerde machines, veroorzaakt door een onder de polis van de machinebreukverzekering gedekte gebeurtenis. Bedrijfsschade door schadeoorzaken is niet verzekerd op de machinebreukbedrijfsschadeverzekering als die bedrijfsschade niet onder de machinebreukpolis valt, zoals brand. Voor het sluiten van een machinebreukbedrijfsschadeverzekering is een machinebreukverzekering daarom vereist. Het verzekerde belang op de machinebreukbedrijfsschadeverzekering bestaat uit de vaste kosten van de machine en het deel van de nettowinst dat door de stilstand van de betreffende machine verloren gaat. 5.4 LAND- EN WERKMATERIEELVERZEKERING Bij verzekerde landbouwwerktuigen kan worden gedacht aan gevaarsobjecten binnen de landbouw, zoals combines, tractoren, veldhakselaren, maaimachines, rooimachines, heftrucks, e.d. Voor de verzekering is een onderscheid te maken tussen het eigen agrarische bedrijf en anders dan het eigen bedrijf. Onder dit laatste worden loonbedrijven begrepen. Dit onderscheid is vooral premietechnisch van belang. Onder verzekerd werkmaterieel vallen gevaarsobjecten, zoals deze in de bouw en/of bij wegenbouwers gebruikelijk zijn, zoals bulldozers, shovels, kranen, betonmolens en bouwliften. De maatschappijpolissen waarop het land- en werkmaterieel wordt verzekerd, vinden hun basis in de Nederlandse Beurspolis voor Landmateriaal 2014 (hierna genoemd: NBPL 2014). De te verzekeren rubrieken binnen de polis zijn: aansprakelijkheid standaard; aansprakelijkheid uitgebreid; casco standaard; casco uitgebreid; schade aan andere zaken. De NBPL 2014 is aangepast aan het nieuwe verzekeringsrecht. Net als de Beursgoederenpolis 2014 is in artikel 1 een regeling opgenomen met betrekking tot het onzekere voorval. Artikel 1 van de NBPL bepaalt: Deze overeenkomst beantwoordt aan het vereiste van onzekerheid als bedoeld in artikel 7:925 Burgerlijk Wetboek, indien en voor zover de schade op vergoeding waarvan aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een voorval waarvan het voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan. Daarnaast is in de voorwaarden de uitsluiting van schade door grove schuld vervangen door de uitsluiting opzet en roekeloosheid overeenkomstig artikel 7:952 BW _Wft Schade zakelijk

119 Aansprakelijkheid standaard De aansprakelijkheid standaard kent als belangrijke beperking dat het gestelde in deze rubriek niet voldoet aan de WAM-eisen. Zo is er geen dekking voor letselschaden (wel voor zaakschaden). Deze beperking leidt ertoe dat maatschappijen deze vorm niet altijd in hun verzekeringsaanbod kennen Aansprakelijkheid uitgebreid De uitgebreide aansprakelijkheid voldoet aan de in de WAM gestelde eisen. De verzekeraar geeft een verzekeringsbewijs af. Dit bewijs moet de bestuurder van het niet-gekentekende motorrijtuig bij zich hebben. In principe wordt deze dekking gekozen voor werkmaterieel dat kan worden aangemerkt als motorrijtuig. Het kan hierbij dus gaan om tractoren, op (rups)banden rijdende kranen, heftrucks, e.d., waarmee op de openbare weg of op en rond het bedrijfsterrein wordt gereden. Schade aan last of lading is altijd uitgesloten. Dat is logisch, hiervoor moet immers een goederentransportverzekering worden gesloten, waarover later meer. Voorbeeld De verzekeringnemer rijdt achteruit met de landbouwtrekker. Zijn zoon (en vermeende opvolger) rijdt met de motor achterlangs, waarna er zich een botsing voordoet. Het letsel van de zoon is aanzienlijk. Voor deze schade biedt de rubriek aansprakelijkheid uitgebreid dekking en de rubriek aansprakelijkheid standaard niet Casco standaard Bij casco standaard is de schade gedekt die is veroorzaakt door van buiten komende onheilen, zoals: botsen, omslaan en van de weg of te water geraken; storm, overstroming, aardbeving en bevriezing; diefstal, vermissing en verduistering; kwaadwillige beschadiging; geweld, gepleegd in verband met staking, uitsluiting van werklieden, opstootjes of plaatselijke ongeregeldheden; brand, waaronder zelfontbranding, explosie, kortsluiting en blikseminslag; ruitbreuk. Er geldt een beperking voor nieuw voor oud, waarbij er een aftrek plaatsvindt voor normale slijtage. Verder geldt er een uitsluiting voor schaden door al dan niet verborgen eigen gebrek. De schade wordt echter wel vergoed als het eigen gebrek een evenement veroorzaakt, zoals hierboven omschreven. Voorbeeld Een tractor wordt onbestuurbaar, omdat het stuur afbreekt. De tractor komt tot stilstand tegen een boom. De schade aan de boom wordt betaald vanuit de rubriek aansprakelijkheid en de schade aan de tractor vanuit de rubriek casco standaard. Het stuur echter, het eigen gebrek zelf, wordt niet vergoed _Wft Schade zakelijk

120 5.4.4 Casco uitgebreid De dekking casco uitgebreid is inclusief gevolgen van en het eigen gebrek zelf, waarbij ook dekking bestaat bij onoordeelkundige of foutieve bediening en reparatie door de verzekeringnemer, zijn personeel of derden. Verder zijn machinebreuk en materiaalmoeheid gedekt. Ook is er binnen deze rubriek dekking voor schade aan messen en bladen en geldt er een nieuwwaarderegeling. Er is geen dekking voor schade aan luchtbanden, wanneer dit de enige schade aan het object is. Voorbeeld Bij een tractor van een jaar oud gaat de versnellingsbak om een onverklaarbare reden stuk. De schade bedraagt Er is geen sprake van een van buiten komend onheil dan wel van een andere oorzaak, zoals hierboven omschreven. Binnen de rubriek casco standaard zal de verzekeraar niet tot uitkering overgaan. Wel onder de rubriek casco uitgebreid Schade aan andere zaken Het behoort zeker tot de mogelijkheden dat met een motorrijtuig schade wordt toegebracht aan een andere roerende of onroerende zaak in eigendom van de verzekeringnemer. Als deze zaak niet ergens anders is verzekerd, dan kan er dekking bestaan binnen deze rubriek. Individuele verzekeraars nemen deze rubriek vaak niet of beperkt op in de polisvoorwaarden. 5.5 DE COMPUTER- EN ELEKTRONICAVERZEKERING De computer- en elektronicaverzekeringen zijn bedoeld voor het verzekeren van bedrijfsmatig gebruikte computers en elektronica (kassa s, kopieerapparaten, e.d.). De verzekering is afgestemd op de specifieke risico s die aan het gebruik van dit soort apparatuur verbonden zijn. De dekking lijkt veel op de dekking van de machinebreukverzekering. Alle plotselinge en onvoorziene materiële schade is gedekt met uitzondering van brand, ontploffing en blikseminslag. Dit is immers gedekt op de inventarisverzekering. De dekking van de computer- en elektronicaverzekeringen sluit meestal aan op de bij de aanschaf afgesloten onderhoudscontracten of lease- of huurovereenkomsten. Een onderhoudscontract is bij het sluiten van de verzekering een vereiste om dekking te verkrijgen voor schade door eigen gebrek. Zonder een onderhoudscontract bestaat hiervoor dus geen dekking. De belangrijkste uitsluitingen zijn: slijtage of ander geleidelijk bederf; catastroferisico s; schade aan programmatuur of data door bijvoorbeeld virussen _Wft Schade zakelijk

121 Aanvullende dekkingen De computerverzekering kan worden uitgebreid met een extrakostendekking en/of een reconstructieverzekering. De extrakostendekking dient om de kosten te verzekeren die gemaakt moeten worden, doordat de werkzaamheden op een andere manier moeten worden uitgevoerd, omdat de verzekerde computer buiten werking is door een gedekte gebeurtenis. Er wordt een premier risque-bedrag verzekerd. Het kan hierbij onder andere gaan om: de huur van tijdelijke apparatuur; de kosten van overwerk om werk in te halen; de transportkosten wanneer de werkzaamheden elders moeten worden uitgevoerd. De reconstructieverzekering biedt dekking tegen reconstructiekosten. Het gaat hierbij om kosten die worden gemaakt om de verloren gegane data te herstellen of te herkrijgen en eventueel over te brengen op informatiedragers. Ook deze dekking wordt verleend op basis van premier risque. Tot het verzekerde bedrag worden onder andere de volgende kosten vergoed: het inhuren van extra personeel; het overwerk van eigen personeel; de huur van kantoorruimte en computertijd elders. Verzekeraars eisen vaak dat er op gezette en afgesproken tijden back-ups worden gemaakt. Kopieën moeten elders of in brand- en inbraakvrije kasten worden opgeborgen. De premies worden berekend over de nieuwwaarde van de te verzekeren apparatuur. 5.6 GLASVERZEKERING Bij een glasverzekering is in principe de schade door glasbreuk gedekt door alle van buiten komende onheilen. Onder glas wordt verstaan alle glas dat is bedoeld om licht door te laten. Vergoeding vindt meestal in natura plaats. In dat geval zorgt de verzekeraar ervoor dat het gebroken glas door glas van dezelfde kwaliteit wordt vervangen. Ook komt het voor dat de verzekeraar op basis van de reparatienota de schade in geld vergoedt. De premie wordt berekend naar de oppervlakte en de soort van het glas. Daarnaast komt het voor dat de premie wordt vastgesteld door het aantal ruiten. Daarbij geldt dan een minimum maat van 0,5 m 2. Bijzondere aandacht verdienen ruiten die zijn voorzien van teksten of afbeeldingen. De standaard glasverzekering biedt geen dekking voor het opnieuw aanbrengen van deze teksten. Wil men zich hiervoor verzekeren, dan dient dit apart te worden meeverzekerd via een aanvullende clausule op de polis, waarin de kosten van het beschilderen zijn vermeld _Wft Schade zakelijk

122 5.7 GLASTUINBOUWVERZEKERING Tuinbouwkassen en de inhoud (de gewassen in de kassen) kunnen worden verzekerd tegen diverse gevaren, zoals brand, blikseminslag, ontploffing, storm, hagel, sneeuwdruk en andere van buiten komende oorzaken. Voor de dekking van gewassen in de kassen kan worden gekozen uit diverse vormen. Basisdekking is de dekking tegen de zojuist genoemde gevaren voor gewassenschade en de gevolgen daarvan in de vorm van teeltplanschade. Een teeltplan is een investeringsplan voor aan te planten teeltmateriaal. Ook kan worden meeverzekerd; de schade veroorzaakt door een afwijking van de gewenste temperatuur of vochtigheidsgraad van lucht- of grondmengsel of de voedingsbodem door het uitvallen van apparatuur of van de elektra-, warmte- of watervoorziening. Dat geldt ook voor schade door uitstromen van vloeistoffen, dampen of afkoelingsmiddelen uit leidingen of van water uit bassins. Eveneens kan schade veroorzaakt door het uitvallen van de gasvoorziening door een storing bij het gasbedrijf, in het distributienet of in de gasleiding naar de ketelinstallatie of door verontreiniging van water in mestbakken en bassins door vandalisme of kwaadwilligheid worden meeverzekerd. Het is mogelijk de verzekering uit te breiden met een dekking tegen transportschade op gewassen en teeltbenodigdheden, bijvoorbeeld bij vervoer naar de veiling, bij het ophalen van plantmateriaal, meststoffen, werktuigen, verpakkingsmateriaal en zaaizaad, ook weer inclusief een dekking tegen teeltplanschade. Dit is echter niet verplicht. Ook kan de dekking worden uitgebreid met de broeiglasverzekering. Er wordt dekking gegeven voor het risico van schade aan het glas van kassen (een vastgesteld bedrag per m 2 gebroken glas) en de in de kas ondergebrachte apparatuur ten gevolge van bijvoorbeeld storm, hagel, windhoos, blikseminslag, brand, inbraak, aanrijdingen, enzovoort. Catastroferisico s zijn uitgesloten. 5.8 PAARDEN- EN VEEVERZEKERING Een paarden- en veeverzekering verzekert de eigenaar voor het financiële risico dat voortvloeit uit het overlijden van het dier of blijvende ongeschiktheid door ziekte, ongeval of kreupelheid. Ook is het mogelijk om een ziektekostenverzekering af te sluiten. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor het verzekeren van diefstal van het dier _Wft Schade zakelijk

123 LICHTRECLAMEVERZEKERING In principe is lichtreclame meeverzekerd op de inventarisverzekering. Vaak wil de eigenaar van de lichtreclame echter een uitgebreidere dekking. Hiervoor kan dan een lichtreclameverzekering worden gesloten Dekkingen lichtreclameverzekering Bij de meeste lichtreclameverzekeringen gelden de volgende dekkingen: schade door alle van buiten komende onheilen; schade door brand, brandblussing en ontploffing. Ook als deze voortkomen uit materiaal- en/of constructiefouten of een eigen gebrek. Ook zijn de bereddings- en opruimingskosten meeverzekerd. Meestal is de lichtreclameverzekering een dagwaardeverzekering. Uitkeringen vinden dus plaats op basis van dagwaarde Uitsluitingen lichtreclameverzekering Op de meeste lichtreclameverzekeringen gelden de volgende uitsluitingen: schade door molest; schade veroorzaakt door atoomkernreacties; schade door aardbevingen of vulkanische uitbarstingen; schade door overstromingen; schade door normale slijtage. De meeste polissen hebben bovendien ook de volgende uitsluitingen opgenomen: schade door fouten of niet goed uitgevoerde reparatie, restauratie of reiniging; schade die verhaalbaar zou zijn onder de leveringsvoorwaarden van uw leverancier of op een onderhoudscontract _Wft Schade zakelijk

124 5.10 GELD- EN FRAUDEVERZEKERING De geldverzekering dekt het verlies van geld en geldswaardige papieren door nauwkeurig in de polis omschreven risico s. Daartoe behoren: Brand; Gewelddadige beroving en afpersing tijdens vervoer of tijdens verblijf in het in de polis omschreven gebouw; Diefstal na braak aan het gebouw of vanuit de woning van verzekeringnemer, bedrijfsleider of filiaalhouder (vaak onder de aanvullende voorwaarde dat de geldswaarden waren opgeborgen in een goed afgesloten kast). Ook is gedekt diefstal na braak aan de nachtkluis van een bank, het accepteren van vals geld en fraude door personeelsleden, die gemachtigd zijn geldhandelingen te verrichten. De fraudeverzekering dekt de directe schade die de verzekerde lijdt door het verloren gaan of de beschadiging van waarden door fraude door personeelsleden en oplichting door derden. Hierbij is ook de directe schade verzekerd, die verzekerde lijdt door het geheel of gedeeltelijk verloren gaan van een bank- of girosaldo of door het ontstaan van een schuld ten laste van de verzekerde door fraude. Onder fraude wordt verstaan verduistering, valsheid in geschrifte, bedrog, oplichting, diefstal of andere oneerlijkheid gepleegd door een of meer personeelsleden van de verzekerde. Deze interne fraude is uitsluitend gedekt als deze is gepleegd door personeel van de verzekeringnemer, ook als er sprake is van computerfraude. Fraude door de verzekeringnemer zelf is natuurlijk niet verzekerd. Een directeur-eigenaar is dus van de dekking uitgesloten. Derden vormen een veel kleiner risico dan werknemers, maar de mogelijkheden van computercriminaliteit (cybercrime) nemen steeds verder toe. Veel fraudeverzekeringen bieden alleen dekking voor oplichting door derden als de oplichting te maken heeft met fysieke of specifieke betalingen (denk aan het vervalsen van betalingsopdrachten, overboekingsfraude, creditcardfraude en het betalen met vals geld). Onder de meest uitgebreide dekking valt ook computeroplichting door derden. Onder oplichting wordt in het algemeen verstaan: het tegen de wet in behalen van een bepaald voordeel door het misleiden van iemand. Onder verzekerde waarden verstaat de verzekeraar onder meer: muntgeld, bankbiljetten, elektronisch opgeslagen geldbedragen, effecten, cheques, cadeaubonnen, e.d _Wft Schade zakelijk

125 KREDIETVERZEKERING De kredietverzekering dekt de risico s die verbonden zijn aan het verlenen van geldkrediet. Bij een binnenlandse kredietverzekering is het risico gedekt dat geen betaling wordt ontvangen door insolventie (als de debiteur niet kan voldoen aan zijn betalingsverplichtingen). Bij een buitenlandse kredietverzekering is het risico verzekerd dat de factuurbedragen niet of niet geheel worden ontvangen. Schadevergoeding wordt verleend na een afgesproken wachttermijn van meestal 6 of 9 maanden. Deze verzekering wordt uitsluitend gebruikt voor het verzekeren van kredietrisico s tussen bedrijven onderling. Gebruikelijk is de gehele omzet te verzekeren of een afgebakend onderdeel daarvan (bijvoorbeeld de omzet naar een bepaald land). Maar ook de verzekering van één specifiek risico is mogelijk. De schadevergoeding bedraagt een bepaald percentage van de verschuldigde kredietsom tot een maximum van 90%. De kredietverzekeraar kan de kredietwaardigheid van bedrijven beoordelen en dat is zinvol bij mogelijk nieuwe afnemers. Daarnaast int hij achterstallige vorderingen van de debiteuren van de verzekeringnemer. De premie wordt berekend over de verzekerde omzet. De hoogte van de premievoet is afhankelijk van onder andere het aantal afnemers, de krediettermijn, het totaal openstaande debiteurensaldo en het schadeverloop. Bij de acceptatie spelen de bekendheid en de reputatie van de debiteur(en) eveneens een rol ZAKENREISVERZEKERING Een particuliere reisverzekering biedt geen dekking tijdens zakenreizen. Dit risico moet worden verzekerd op een zakenreisverzekering. De zakenreisverzekering kent dezelfde dekkingsmogelijkheden als de gewone reisverzekering. Ook op een zakenreisverzekering zorgt de non-contribution-clausule of na-u-clausule ervoor dat er sprake is van een aanvullende dekking op eventuele andere verzekeringen. Als een schade ook op een andere verzekering gedekt is, dan biedt de reisverzekering geen dekking. Een annuleringsverzekering kan ook een dekkingselement zijn van de zakenreisverzekering. De annuleringsverzekering geeft een schadevergoeding op basis van het bedrag dat de verzekerde niet door de reisorganisator krijgt terugbetaald als zich een verzekerde gebeurtenis voordoet. Dit zijn de annuleringskosten. In de voorwaarden van de annuleringsverzekering wordt dan ook bepaald dat de verzekerde recht heeft op vergoeding van de annuleringskosten. Voorwaarde voor dekking is vaak dat de annuleringsverzekering wordt gesloten binnen een bepaalde periode na het boeken van de reis. Deze periode is vaak 1 of 2 weken. Bij een doorlopende annuleringskostenverzekering, die naast de doorlopende zakenreisverzekering steeds populairder wordt, speelt deze problematiek vanzelfsprekend niet _Wft Schade zakelijk

126 5.13 INSTRUMENTENVERZEKERING Als een ondernemer veel (dure) instrumenten en/of apparatuur heeft, dan kan het voor het verzekeren van het bezitsrisico nuttig zijn om een instrumentenverzekering af te sluiten. Een instrumentenverzekering is een specifieke kostbaarhedenverzekering voor particulieren en ook voor ondernemers. De dekking en het dekkingsgebied zijn ruimer dan die van de goederen- /inventarisverzekering. De premie is ook aanmerkelijk hoger. De instrumentenverzekering heeft een alles is gedekt, tenzij-dekking. Men noemt dit ook wel de allrisk -dekking. Alle plotselinge en onvoorziene schade aan het verzekerde instrument is gedekt, tenzij uitgesloten. De goederen-/inventarisverzekering heeft een zogenaamde limitatieve dekking. Als de schadeoorzaak niet in het rijtje van met name genoemde gedekte evenementen staat (zoals brand, storm, diefstal na braak, waterschade), dan is de schade niet gedekt. Meestal wordt de verzekerde som van een instrumentenverzekering vastgesteld via een deskundigentaxatie. Er wordt dan een taxatierapport opgesteld door een taxateur. Dit taxatierapport is 3 jaar geldig. Is de polis echter voorzien van een indexclausule, dan wordt de geldigheidsduur vaak verlengd tot 6 jaar. Het komt echter ook voor dat er wordt gewerkt met een partijentaxatie. De verzekerde waarde wordt dan bepaald door een aankoopnota of een verklaring van een waardedeskundige. De premie van een kostbaarhedenverzekering is afhankelijk van het verzekerde object en kan variëren van 10 tot 35. Vaak wordt een minimumpremie gehanteerd. In geval van schade vergoedt de verzekeraar de reparatiekosten als herstel mogelijk is. Als door de schade waardevermindering is opgetreden die niet door de reparatie is opgeheven, dan wordt ook die vergoed. De vergoeding bedraagt echter nooit meer dan het verschil tussen de waarde vóór het evenement (bij een getaxeerde polis is dat dus de taxatiewaarde) en de waarde na het evenement (de restwaarde). Voorbeeld Joost van Driel is muziekdocent. Hij heeft een muziekschool ingericht in de uitbouw van zijn woning. Joost heeft een goederen-/inventarisverzekering voor de inhoud van de muziekschool, zoals de computer, de stoelen, banken en alle muziekinstrumenten (blokfluiten, trommels, enz.). Bij een brand, diefstal na braak of waterschade aan de inventaris is dat verzekerd op de goederen-/inventarisverzekering. Joost heeft een hele dure viool met een getaxeerde waarde van Joost neemt de viool ook vaak mee als hij optreedt met een orkest. Als de viool in zijn muziekschool (of tijdens de muziekuitvoering elders in het land) valt en daardoor zwaar beschadigd raakt, dan is dit niet gedekt op de goederen-/inventarisverzekering, want vallen is geen gedekt evenement op de goederen-/inventarisverzekering. De schade is wel gedekt op de speciale instrumentenverzekering, die Joost voor de viool heeft afgesloten. Ook als de viool buiten de bedrijfsruimte valt _Wft Schade zakelijk

127 113 De instrumentenverzekering biedt dekking tegen alle gevaren, ongeacht hoe deze zijn ontstaan en kent maar een paar uitsluitingen, zoals schade ontstaan door: eigen gebrek; slijtage, geleidelijk werkende invloeden en ongedierte; reiniging of bewerking door ondeskundigen; krassen en breken van snaren _Wft Schade zakelijk

128 _Wft Schade zakelijk

129 115 6 BEDRIJFSSCHADEVERZEKERING Het brandrisico is te verdelen in materiële en immateriële schade. Materiële schade is de schade aan gebouwen (opstallen), inventarissen, goederenvoorraad en dergelijke. De immateriële schade is de bedrijfsschade; een gevolgschade van de materiële schade. Deze schade ontstaat door het stilvallen van het bedrijf of de productie door bijvoorbeeld brand. Door die bedrijfsstilstand zal op een zeker moment omzetverlies ontstaan. Als een bedrijf geen omzet meer maakt, dan zal ook de winst (of eventueel het verlies) wegvallen. Daar staat tegenover dat een deel van de kosten gewoon blijft doorlopen. Een ondernemer zal zijn bedrijf tegen dat risico willen verzekeren. Dat kan hij doen door het sluiten van een bedrijfsschadeverzekering. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: het verzekerbaar belang; dekkingsvoorwaarden; de overdekkings- en restitutieclausule; de verzekerings- en uitkeringstermijn; de premie; bijzondere risico s. 6.1 HET VERZEKERBAAR BELANG OP DE BEDRIJFSSCHADEVERZEKERING Het doel van de bedrijfsschadeverzekering is het beschermen van de ondernemer tegen het risico van inkomens- of omzetverlies door een gedekte gebeurtenis. Welk bedrag moet er nu eigenlijk worden verzekerd? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we ons een voorstelling proberen te maken van de financiële gevolgen van een volledige bedrijfsstilstand. Als een bedrijf door bijvoorbeeld brand volledig stil komt te liggen, dan wordt er niet meer geproduceerd. Er zal dan na verloop van tijd, als de voorraden op zijn, ook niets meer worden verkocht en geen omzet meer worden gerealiseerd. De omzet van een bedrijf bestaat uit kosten en nettoresultaat. De kosten van een bedrijf kunnen we splitsen in vaste kosten en variabele kosten. Omzet = variabele kosten + vaste kosten + nettoresultaat Als de omzet terugvalt, dan zullen de variabele kosten ook in dezelfde verhouding afnemen. Simpel gezegd: als de omzet nihil is, dan geldt dat ook voor de variabele kosten. Hieruit kunnen we concluderen dat een ondernemer de variabele kosten niet hoeft te verzekeren. Dat ligt anders bij de vaste kosten. Vaste kosten zijn kosten die bij omzetverlies gewoon blijven doorlopen, terwijl hier geen omzet tegenover staat. Een ondernemer zal dus in ieder geval de vaste kosten willen verzekeren. Geen omzet betekent geen resultaat. De omzet bestond immers uit kosten en nettoresultaat. Naast de vaste kosten zal de ondernemer dus ook zijn resultaat willen verzekeren _Wft Schade zakelijk

130 Kortom, het verzekerde belang op een bedrijfsschadeverzekering bestaat uit: vaste kosten + nettoresultaat. Dit wordt ook wel brutowinst genoemd. Wel moeten we opmerken dat het resultaat ook negatief kan zijn (er wordt verlies geleden). In dat geval worden de vaste kosten dus verminderd met het nettoverlies. Het vaststellen van het verzekerde belang kan dus eenvoudig op de volgende manier worden berekend: Omzet - variabele kosten = vaste kosten + nettoresultaat (= brutowinst = verzekerbaar belang) De variabele kosten staan altijd in een vaste verhouding tot de omzet. Weet je de variabele kosten, dan weet je het verzekerbaar belang. Bedragen de variabele kosten 40% van de omzet, dan weten we dat voor nettoresultaat en vaste lasten 60% van de omzet resteert. Het brutowinstpercentage is dan 60%, dus het verzekerbaar belang is 60% van de omzet. Als door een brand een omzetverlies wordt geleden, dan weten we dat 60% daarvan de bedrijfsschade is. Een bedrijf moet zijn volledige brutowinst verzekeren. Zo niet, dan is er sprake van onderverzekering. Voorbeelden van variabele kosten: grond- en hulpstoffen; kosten van energie (verbruik); emballage (verpakking); loonkosten voor inleenkrachten. Voorbeelden van vaste kosten: lonen en pensioenpremies voor vaste medewerkers; afschrijvingen; kosten vastrecht energie; premies voor verzekeringen; belastingen; accountantskosten; renten op leningen. Voorbeeld De firma Holdstra heeft in 2014 een omzet van De vaste kosten bedragen en het nettoresultaat is De brutowinst is dus (60%) en de variabele kosten bedragen 40% ( ) vormt het financieel risico en verzekerbaar belang en moet dus worden verzekerd. Is er slechts verzekerd, dan is er sprake van onderverzekering. De verzekeraar vergoedt dan 40/48 van de bedrijfsschade _Wft Schade zakelijk

131 OVERDEKKINGS- EN RESTITUTIECLAUSULE Het verzekerbaar belang moet worden vastgesteld door gegevens uit het verleden. Hoe de omzet (en daarmee naar verhouding de brutowinst) zich in het lopende jaar of daarna zal ontwikkelen, is vaak moeilijk in te schatten. Het gevolg hiervan is dat de kans op onder- of oververzekering altijd aanwezig is. Om dit probleem gedeeltelijk te ondervangen, bestaat de mogelijkheid een 30% overdekkings- en restitutieclausule in de bedrijfsschadeverzekering op te nemen. Deze clausule maakt allereerst van de bedrijfsschadeverzekering een naverrekeningspolis. Aan het begin van het verzekeringsjaar geeft de ondernemer de geschatte vaste kosten en het nettoresultaat (brutowinst) door aan de verzekeraar. Op basis daarvan wordt een voorschotpremie berekend. Aan het einde van het jaar moet de ondernemer een accountantsverklaring overleggen, waarin de werkelijke brutowinst wordt vermeld. Met deze gegevens wordt er naverrekend. De ondernemer krijgt dus premie terug of moet bijbetalen. Overigens wordt er nooit over meer dan 30% van het verzekerde belang naverrekend. Bij schade biedt de clausule een overdekking van 30%. Blijkt er op de schadedatum sprake te zijn van onderverzekering, dan mag de verzekerde som met 30% worden verhoogd, voordat er wordt bekeken of er sprake is van onderverzekering. De overdekkings- en restitutieclausule wordt ook wel aangeduid met de Engelse of Franse naam: increase/decrease- of accrès/décrès-clausule. Voorbeeld Als het werkelijke belang bedraagt en het verzekerbaar belang op de polis is slechts , dan is er sprake van onderverzekering. Stel de bedrijfsschade is Zonder de 30% overdekkings- en restitutieclausule wordt 22/25 x = uitgekeerd. Door de overdekkingsen restitutieclausule wordt het verzekerde bedrag op de schadedatum verhoogd tot x 1,30 = In dit geval is de onderverzekering opgeheven. Voordat de verzekeraar tot uitkering overgaat, moet er altijd materiële schade zijn ontstaan. Daarnaast moet er voor deze materiële schade dekking zijn conform de polisvoorwaarden. Net als voor de gebouwen- en de inventarisverzekeringen kan er bij een bedrijfsschadeverzekering worden gekozen voor een kale branddekking (brand, ontploffing en blikseminslag) of voor een uitgebreide gevarendekking. De gedekte gebeurtenissen komen overeen met de dekking van de UGV-dekking voor gebouwen en inventarissen. Voorbeeld Een heistelling valt om en komt bovenop een pand terecht. Daarbij ontstaat er ook een forse schade aan de machinestraat die in het pand is ondergebracht. Deze schade kan gedekt zijn op de opstalverzekering, maar niet op de bedrijfsschadeverzekering. Het is van belang dat de polisvoorwaarden van de opstalverzekering parallel lopen met de polisvoorwaarden van de bedrijfsschadeverzekering _Wft Schade zakelijk

132 6.3 VERZEKERINGSTERMIJN EN UITKERINGSTERMIJN Verzekeringstermijn De schadeveroorzakende gebeurtenis moet plaatsvinden binnen de verzekeringstermijn. Dit is de termijn tussen de ingangsdatum en de beëindigingsdatum van de verzekering Uitkeringstermijn De verzekeraar belooft de bedrijfsschade te vergoeden die het gevolg is van een gedekte gebeurtenis. Daar gaat de verzekeraar uiteraard niet onbeperkt mee door. Daarom wordt in de polis een uitkeringstermijn opgenomen. De uitkeringstermijn is de periode waarover de verzekeraar maximaal de bedrijfsschade vergoedt. Voor het midden- en kleinbedrijf komen vaak de termijnen van 26 weken of 52 weken voor. Langer of korter is in principe ook mogelijk. De meeste verzekeraars bepalen dat de uitkeringstermijn ingaat op de schadedatum. Daar gaan wij ook van uit. Voorbeeld Firma De Geus heeft een bedrijfsschadeverzekering met een verzekeringstermijn van 5 jaar en wel van 1 januari 2013 tot 31 december De uitkeringstermijn is gesteld op 52 weken. Op 12 september 2018 vindt de schadeveroorzakende gebeurtenis plaats. Stel dat de verzekering per 1 januari 2019 is opgezegd. De verzekeraar vergoedt nu de bedrijfsschade die ontstaat in de periode van 12 september 2018 tot 12 september Als de bedrijfsschade aan het einde van die periode nog niet is opgeheven, dan vergoedt de verzekeraar de rest van de bedrijfsschade dus niet meer. Er is dan voor een te korte uitkeringstermijn gekozen. Het is echter niet noodzakelijk dat de bedrijfsschade ook daadwerkelijk direct op de schadedatum ontstaat. Het is heel goed mogelijk dat een bedrijf nog voorraden heeft, die kunnen worden verkocht. De bedrijfsschade ontstaat dan pas later, namelijk op het moment dat de voorraden op zijn. Voorbeeld Firma De Geus heeft een bedrijfsschadeverzekering met een verzekeringstermijn van 5 jaar en wel van 1 januari 2013 tot 31 december De uitkeringstermijn is gesteld op 52 weken. Op 12 september 2018 vindt de schadeveroorzakende gebeurtenis plaats. Polistechnisch gezien is er sprake van dekking. De bedrijfsstagnatie vindt pas plaats op 28 april 2019, omdat er nog voorraden zijn die pas op 28 april zijn verkocht. De bedrijfsschade is dan gedekt gedurende de periode van 28 april 2019 tot 12 september De hoogte van de uitkering is dan mede afhankelijk van de grootte van het werkelijke belang (brutowinst) enerzijds en de verzekerde som (eventueel inclusief 30% overdekking) anderzijds _Wft Schade zakelijk

133 119 Bij het bepalen van de bedrijfsschade die het gevolg is van een gedekte gebeurtenis wordt steeds gekeken naar de gegevens van een normaal jaar. Die gegevens worden vervolgens vergeleken met de gegevens van het schadejaar. Hierbij zijn de omzet en het brutowinstpercentage in een normaal jaar erg belangrijk. De verzekeraar vergoedt ook extra kosten, die worden gemaakt om het omzetverlies te beperken. We kunnen dit bereddingskosten noemen. Die kosten kunnen bestaan uit de huur van gebouwen of andere zaken, advertentiekosten, inhuren van extra personeel, enz. De verzekeraar moet wel toestemming geven om die kosten te maken. Voor de verzekeraar is van belang dat de omzet verbetert door het maken van de extra kosten. Ofwel dat het omzetverlies meer terugloopt dan de gemaakte kosten. Het maken van de kosten moet dus voor de verzekeraar rendabel zijn. Overigens is de onderverzekeringsregel op deze kosten van toepassing. De verzekeraar vergoedt de kosten bovendien alleen voor zover ze tijdens de uitkeringstermijn zijn gemaakt. Het bepalen van de uitkeringstermijn Uit het voorgaande blijkt wel hoe belangrijk het vaststellen van de juiste lengte van de uitkeringstermijn is. Bij het bepalen van de lengte van de uitkeringstermijn wordt van het meest sombere scenario uitgegaan. Hoelang duurt het na een maximale calamiteit om de omzet terug te brengen op het oude peil? Bij het bepalen van die termijn wordt gebruikgemaakt van de volgende fasen: De voorbereidingsfase. Dit is de periode vanaf de schadedatum tot het moment dat met de herbouw kan worden begonnen. Tijdens deze periode kunnen vergunningen worden aangevraagd en eventuele bouwtekeningen worden gemaakt. Het terrein waar wordt gebouwd, kan worden ontruimd, enzovoort. De productieherstelfase. Dit is de periode vanaf het moment dat met de herbouw wordt begonnen. De lengte van deze fase is afhankelijk van de tijd die nodig is voor de herbouw. Tijdens deze periode kunnen de voorraden alvast worden besteld, evenals de machines. Er kan worden proefgedraaid met de nieuwe machines. De omzet- of inkomensherstelfase. Dit is de periode vanaf het moment dat de productie opnieuw is opgestart tot het moment dat de omzet op het oude peil terug is. In deze periode wordt gewerkt aan het terugbrengen van zowel de productie als de omzet op het oude peil. 6.4 PREMIEBEREKENING BEDRIJFSSCHADEVERZEKERING De hoogte van de premie is mede afhankelijk van: de verzekeringsvorm (brand- of uitgebreide gevarendekking); het verzekerbaar belang (hoogte van de brutowinst); de lengte van de uitkeringstermijn _Wft Schade zakelijk

134 6.4.1 Stappenplan premieberekening Vaak zal de verzekeraar per doelgroep of per bedrijfssoort premiepromillages publiceren. Voor wat meer uitzonderlijke risico s wordt de premie individueel per bedrijf berekend. Uitgangspunt bij de berekening van de premie is het gemiddelde van een kale brandverzekering voor een gebouw en een kale brandverzekering voor de inhoud. Deze premie is de premie voor een bedrijfsschadeverzekering met een uitkeringstermijn van 26 weken en een kale branddekking. Als de uitkeringstermijn moet worden verlengd tot 52 weken, dan moet dit premiepromillage met 1,5 worden vermenigvuldigd, waarna de eventuele toeslag voor een uitgebreide dekking moet worden toegevoegd. De factor 1,5 hoort dus bij een uitkeringstermijn van 52 weken. Voor andere uitkeringstermijnen gelden andere factoren. De factor is geen 2, omdat de grootste bedrijfsschade zich vlak na de schadedatum voordoet. De bedrijfsschade zal langzaam maar zeker afnemen. Het grootste risico zit dus aan het begin van de uitkeringstermijn. Voorbeeld DeltaBeton BV heeft een begrote omzet van De variabele lasten zijn begroot op 55% en de vaste kosten op 35%. Resteert een nettowinst van 10%. De brutowinst bedraagt daarmee 45% van is Het verzekerbaar jaarbelang is daarmee ook Stap 1 Bereken het gemiddelde van de premie opstal/inhoud. De premie voor de gebouwenverzekering is 1,8. De premie voor de goederen-/inventarisverzekering is 4,2. De gemiddelde premie opstal/inhoud is: (1,8 + 4,2 : 2) = 3. Dit is het premiepromillage voor een bedrijfsschadeverzekering met een uitkeringstermijn van 26 weken en een kale branddekking. Stap 2 Corrigeer de premie met de gewenste uitkeringsduur. Bij een kortere of langere uitkeringstermijn wordt dit premiepromillage gecorrigeerd met een factor: Voor een uitkeringstermijn van 13 weken is de factor 0,75. Voor een uitkeringstermijn van 39 weken is de factor 1,25. Voor een uitkeringstermijn van 52 weken is de factor 1,50. Voor DeltaBeton BV is een uitkeringstermijn van een jaar nodig. Bij een grote brand moet de fabriek worden herbouwd. En als het nieuwe bedrijfspand dan klaar is, dan moet het nog worden ingericht. En er moet ook rekening worden gehouden met de levertijd van machines. Het premiepromillage is 3 x 1,50 = 4,5. De premie bedraagt dan 4,5 x = (exclusief eenmalige poliskosten en assurantiebelasting). Stap 3 Verhoog het premiepromillage eventueel met de toeslag voor de uitgebreide gevarendekking. De toeslag voor de uitgebreide gevarendekking bedraagt bij de bedrijfsschadeverzekeraar van DeltaBeton BV (bijvoorbeeld) 0,8. Dan bedraagt de uiteindelijke premie: 4,5 + 0,8 = 5,3 x = (exclusief eenmalige poliskosten en assurantiebelasting) _Wft Schade zakelijk

135 BIJZONDERE RISICO S Het verzekerbaar belang van een bedrijf hoeft niet per definitie gebonden te zijn aan het verzekerde bedrijf zelf. De bedrijfsschadeverzekering kan ook dekking bieden voor bedrijfsschaderisico s door een gebeurtenis bij een naburig bedrijf of bij een bedrijf dat voor de bedrijfsvoering van groot belang is. Het moet dan wel steeds gaan om een gebeurtenis, waarvoor de eigen bedrijfsschadeverzekering dekking zou bieden. De dekking maakt deel uit van de standaardvoorwaarden of kan via clausules worden uitgebreid Straatafzettingsrisico Met de zogenoemde straatafzettingsclausule is er dekking voor bedrijfsschade die ontstaat door een tijdelijke straatafzetting, waardoor de onderneming niet bereikbaar is. Die straatafzetting moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis bij een naburig bedrijf, waarvoor de eigen bedrijfsschadeverzekering dekking zou bieden. Deze clausule kan standaard in de polis staan of tegen een aanvullende premie in de polis worden opgenomen Publiektrekkersrisico Soms zijn bedrijven voor hun omzet afhankelijk van bezoekers van een grootwinkelbedrijf of winkelcentrum in de buurt van hun eigen bedrijf. Als een dergelijk winkelcentrum of grootwinkelbedrijf door een schade wordt getroffen en de deuren moet sluiten, dan lijdt het verzekerde bedrijf daardoor ook omzetverlies, omdat de consumenten wegblijven. Dit zogeheten publiektrekkersrisico kan op de bedrijfsschadeverzekering worden meeverzekerd. Op sommige polissen is dit standaard meeverzekerd. Voorwaarde is weer dat de schade bij het grootwinkelbedrijf of winkelcentrum moet zijn veroorzaakt door een gebeurtenis die ook op de eigen bedrijfsschadeverzekering gedekt zou zijn geweest Toeleveringsrisico en opslagrisico Soms is de omzet van een bedrijf voor een groot deel afhankelijk van de toelevering van grondstoffen of halfproducten door slechts één of een beperkt aantal toeleveranciers. Als een toeleverancier niet kan leveren, dan kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor het productieproces. Stagnatie van de toelevering levert dan bedrijfsschade op. Dit toeleveringsrisico is bij de meeste verzekeraars tegen een aanvullende premie mee te verzekeren op de eigen bedrijfsschadeverzekering. De betreffende leverancier wordt dan op de polis vermeld _Wft Schade zakelijk

136 Voorbeeld Frisdrankenfabriek Popsap produceert diverse merken frisdrank. De frisdrank wordt geleverd in een standaardfles, die voor het publiek duidelijk herkenbaar is. Bij de leverancier van de lege flessen ontstaat een brand, waardoor het gehele pand en de al gereedstaande en nog niet uitgeleverde flessen in vlammen opgaan. Popsap heeft nu een serieus probleem. Het bedrijf kan niet leveren. De omzet wordt tot 0 gereduceerd en de vaste kosten lopen door. Winst wordt niet meer gemaakt. Dit leveranciersrisico en -belang is voor Popsap verzekerbaar. Dit risico is echter niet standaard gedekt. Ook hier geldt de voorwaarde dat de stagnatie is veroorzaakt door een gebeurtenis die ook op de eigen verzekering gedekt zou zijn geweest. Een dergelijke dekking kan ook worden opgenomen voor goederen die elders liggen opgeslagen, totdat ze nodig zijn voor de productie. Het toeleveringsrisico van het wegvallen van de stroom- en watervoorziening is standaard gedekt op de bedrijfsschadeverzekering. Het verzekerde bedrijf moet dan langer dan 6 uur van stroom of water verstoken zijn en het waterleidingbedrijf of de stroomcentrale zelf (inclusief transformatorhuizen en tussenstations) moet door een gedekt gevaar zijn getroffen. Een storing of schadegebeurtenis buiten de bedrijfsterreinen van de genoemde leveranciers (schade aan buizen, pijpen, leidingen, hoogspanningsmasten met toebehoren, kabels en dergelijke) is niet gedekt. 6.6 RECONSTRUCTIEVERZEKERING EN EXTRAKOSTENVERZEKERING Als de vestigingsplaats van het bedrijf op zich niet van belang is voor het maken van omzet en er zijn geen machines en/of grondstoffen nodig die een lange levertijd hebben, dan kan voor een reconstructieverzekering en/of een extrakostenverzekering worden gekozen in plaats van een bedrijfsschadeverzekering. Een reconstructieverzekering vergoedt de kosten die betrekking hebben op het reconstrueren van administratieve bescheiden, archiefstukken, tekeningen, e.d., die zijn vernietigd of beschadigd door een gedekte gebeurtenis. Je kunt hierbij denken aan de volgende kosten: De huur van tijdelijke ruimten, de kosten van inrichting van die ruimten die moeten worden gebruikt om de reconstructiewerkzaamheden uit te voeren en de energiekosten voor deze ruimten; De salarissen voor tijdelijk personeel en overwerkvergoedingen van eigen personeel, die met de reconstructiewerkzaamheden zijn belast; Extra reis- en verblijfkosten, telefoon- en portokosten die verband houden met de reconstructiewerkzaamheden. Een reconstructieverzekering is een premier risque-verzekering, omdat vooraf niet is in te schatten hoe hoog deze kosten zullen zijn. De onderverzekeringsregeling is hierop dus niet van toepassing. Een extrakostenverzekering vergoedt de kosten om de werkzaamheden elders te kunnen uitvoeren bij een materiële schade aan gebouwen of inventaris _Wft Schade zakelijk

137 123 Hierbij kun je denken aan de: huur van tijdelijke huisvesting; verhuiskosten naar de tijdelijke ruimten; extra loonkosten om het werk in te halen; energie- en inrichtingskosten, enz. Ook de extrakostenverzekering wordt gesloten op basis van premier risque. Reconstructie- en extrakostenverzekeringen komen ook voor bij bijvoorbeeld de computerverzekering. In dat geval gaat het om het verzekeren van specifieke reconstructiekosten en extra kosten behorende bij de verzekerde computer. De dekking op de hiervoor beschreven verzekeringsvormen is dus veel omvangrijker. 6.7 CYBERVERZEKERING Als er schade ontstaat via computer- en/of ICT-systemen, zonder dat er sprake is van materiële schade, dan spreken we van cyberrisico s. Die risico s kunnen worden verzekerd op een cyberverzekering Cyberrisico s Bij cyberrisico s denken we met name aan verlies van of beschadiging aan data, (on)toegankelijkheid van systemen, aansprakelijkheid, bedrijfsschade, afpersing en boetes (ondanks redelijke beveiligingsmaatregelen). Dit kan gebeuren door: een moedwillige aanval van buitenaf, bijvoorbeeld door een virus of een DDoS-aanval (websites dusdanig belasten, dat ze niet meer bereikbaar zijn); een menselijke fout (bijvoorbeeld verlies of diefstal), al dan niet opzettelijk; technisch falen van eigen of externe IT-systemen, servers, hard- en software Dekking cyberverzekeringen Cyberverzekeringen kennen doorgaans twee belangrijke dekkingen: schade aan derden; schade die de onderneming zelf lijdt. De schade kan op verschillende momenten ontstaan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen: de periode voorafgaand aan het cyberincident; de periode tijdens het cyberincident; de herstelfase; en de controlefase _Wft Schade zakelijk

138 Voorafgaand aan het cyberincident Kosten die worden gemaakt om cyberrisico te voorkomen, kunnen worden verzekerd. Er kan worden gedacht aan extra IT-capaciteit, begeleiding en betaling van afpersing. Tijdens het cyberincident Tijdens het cyberincident wordt de verzekerde uiteraard geconfronteerd met schade. Zo moet hij waarschijnlijk kosten maken in verband met forensisch onderzoek. Het incident kan ook leiden tot een aansprakelijkstelling door gedupeerden bij bijvoorbeeld datalekken. Tot slot leidt een cyberincident vaak tot gemiste inkomsten oftewel bedrijfsschade. Al deze kosten kunnen worden verzekerd. Herstelfase Na het incident maakt de verzekerde doorgaans kosten om het systeem en de verloren data te herstellen. Dit gaat vaak gepaard met juridische kosten en kosten die worden gemaakt ter beperking van reputatieschade. Dit dekkingsonderdeel van de cyberverzekeringen is vergelijkbaar met de reconstructie- en extrakostenverzekering. Controlefase Na de herstelfase kan de verzekerde ervoor kiezen om te investeren in speciale procedures en monitordiensten om te controleren of misbruik inderdaad wordt voorkomen. Deze kosten kunnen ook onder de dekking vallen Preventie De verzekeraar verlangt van de verzekeringnemer preventieve maatregelen om cyberrisico s tegen te gaan. Dit doen ze niet alleen om de risico s te beperken, maar ook omdat dit een wettelijke grondslag heeft in de algemene verordening gegevensverwerking (AVG). Hoewel dit met name de persoonsgegevens betreft, is de link naar gevoelige bedrijfsinformatie snel gelegd. Voorbeelden van passende beveiligingsmaatregelen zijn: beleidsdocument voor informatiebeveiliging; toewijzen van verantwoordelijkheden voor informatiebeveiliging; beveiligingsbewustzijn; fysieke beveiliging en beveiliging van apparatuur; toegangsbeveiliging; logging en controle; correcte verwerking in toepassingssystemen; beheer van technische kwetsbaarheden; incidentenbeheer; afhandeling van datalekken en beveiligingsincidenten; continuïteitsbeheer; monitoring van bedrijfsnetwerken; versleuteling van gegevens _Wft Schade zakelijk

139 Doelgroep Bedrijven die zeer afhankelijk zijn van IT-systemen of die veel gegevens beheren, hebben baat bij een cyberverzekering. Dit geldt zowel voor kleine als grote ondernemingen. Kleine ondernemingen, omdat ze vaak niet over voldoende kennis en middelen beschikken. Grote ondernemingen, omdat die steeds vaker doelwit zijn van cybercriminaliteit. Overigens maakt het niet uit of een bedrijf zelf de automatisering uitvoert of deze heeft uitbesteed. In de algemene verordening gegevensverwerking (AVG) is immers vastgelegd dat het bedrijf zelf verantwoordelijk blijft voor de integriteit en de beveiliging van de verzamelde (gevoelige) gegevens Samenloop Het samenlooprisico is vooral aanwezig in combinatie met (computer)fraudeverzekeringen. Op zowel de cyberverzekering als de fraudeverzekering bestaat dekking voor financiële gevolgen van frauduleus handelen door werknemers en derden. Kosten die worden gemaakt om fraudeschade te voorkomen, zijn over het algemeen alleen te claimen op de cyberverzekering. Bij brand- en technische verzekeringen is in principe materiële schade gedekt. Als bij cyberincidenten dus materiële schade ontstaat, dan biedt de brandverzekering daarvoor mogelijk uitkomst. De overlap is minimaal. Dat geldt ook voor aansprakelijkheidsverzekeringen. Schade door cyberrisico s worden over het algemeen gezien als zuivere vermogensschade en dat is uitgesloten op de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB). Beroepsfouten zijn onder dit type verzekering uitgesloten; daarvoor bestaat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV). Deze dekt de zuivere vermogensschade die uit een beroepsfout ontstaat. Bij een datalek kan er sprake zijn van een beroepsfout, waaruit voortvloeiende aansprakelijkheid mogelijk gedekt is onder de BAV. De schade hoeft echter niet het gevolg te zijn van een beroepsfout. Dit maakt dat schade die ontstaan is door een datalek niet of niet altijd kan worden gedekt door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of door een AVB, omdat er vaak geen sprake is van zaak- of letselschade. Daarnaast gaat het bij datalekken, anders dan de schade die de AVB of BAV dekt, vaak naast de geleden schade door de betrokkenen ook om schade aan de organisatie. Deze laat zich lastig kwantificeren. Zo is bijvoorbeeld de omvang van reputatieschade moeilijk in te schatten. Ook de traditionele bedrijfsschadeverzekeringen zijn niet toegerust voor de nieuwe cyberrisico s van bedrijven. Er is immers (vaak) geen zaakschade, zoals brand of aanrijding. Zaakschade als oorzaak van de bedrijfsstilstand is een voorwaarde voor dekking op een traditionele bedrijfsschadeverzekering _Wft Schade zakelijk

140 6.7.6 Meldplicht datalekken Organisaties riskeren een forse boete als zij de privacytoezichthouder en de gedupeerden in het ongewisse laten over ernstige beveiligingsincidenten. Het gigantische datalekken bij het supermarktconcern Target en de vreemdgangerssite Ashley Madison zijn schokkende voorbeelden van de bedreigingen waarmee organisaties en betrokkenen tegenwoordig wereldwijd te maken hebben. Bij Target ging het om gelekte creditcardgegevens van maar liefst 40 miljoen klanten. Van de Canadese vreemdgangerssite Ashley Madison zijn de gegevens van 37 miljoen klanten door hackers online gezet. Een recent voorbeeld is de boete die taxidienst Uber kreeg van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van voor het verzwijgen van een datalek. In 2016 werd Uber gehackt en wereldwijd kwamen de gegevens van 57 miljoen gebruikers in handen van de hackers. Het ging om namen, e- mailadressen en telefoonnummers. In Nederland werden zo'n klanten en chauffeurs getroffen. Om de risico's van dataverlies zoveel mogelijk te beperken, is in de wet (AVG) een algemene meldplicht voor datalekken ingevoerd. De toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), kan bestuursdwang toepassen of een dwangsom of bestuurlijke boete opleggen als zij constateert dat de wet wordt overtreden of als de overtreder een bindende aanwijzing niet opvolgt. Dat wil zeggen dat de AP de bevoegdheid heeft om afscherming, uitwissing of vernietiging van gegevens te gelasten. Bestuursdwang houdt ook in dat de overheid gegevens mag afschermen, uitwissen of vernietigen als de overtreder niet binnen redelijke termijn zelf stappen onderneemt om de situatie te herstellen. Datalekken kunnen ontstaan door hackers, maar ook door het gebruik van verouderde software. Daarnaast kunnen datalekken ontstaan door simpele menselijke fouten, zoals een kwijtgeraakte USB-stick of het slordig omgaan met wachtwoorden. Van de meeste datalekken hoor je niets. Alleen de meest serieuze gevallen komen in het nieuws. Boetes zijn in het algemeen niet gedekt op (klassieke) verzekeringspolissen. Het verzekeren van boetes kan in strijd worden geacht met de openbare orde, omdat de verzekering de prikkel van de boete wegneemt. Er zijn echter cyberverzekeringen die boetes wel dekken. Het verzekeren van een (bestuurlijke) boete kan onder omstandigheden toch aanvaardbaar zijn als een organisatie te maken krijgt met een datalek door bijvoorbeeld hacking, terwijl toch alle redelijke beveiligingsmaatregelen zijn genomen _Wft Schade zakelijk

141 127 7 GOEDERENTRANSPORTVERZEKERINGEN Het vervoer van goederen speelt in onze economie een belangrijke rol. Goederen worden gekocht en verkocht en moeten van de verkoper naar de koper worden getransporteerd. Dat vervoer kan met allerlei vervoermiddelen plaatsvinden. Variërend van vrachtauto s en vliegtuigen tot binnenvaart- of zeeschepen. Tijdens dat vervoer bestaat kans op schade door allerlei oorzaken. De vraag die dan een rol speelt, is op welk moment gaat het risico over van de verkoper op de koper en in hoeverre is de vervoerder aansprakelijk? In dit hoofdstuk gaan we op deze vraag in. Daarnaast gaan we dieper in op de diverse goederentransportverzekeringen. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: Incoterms; vervoerdersaansprakelijkheid; goederentransportverzekeringen; verzekeringsvormen; behandeling van goederenschade; averij-grosse. 7.1 LEVERINGSVOORWAARDEN Als een verkoper goederen gaat leveren aan een koper, dan moet worden vastgelegd onder welke voorwaarden die levering zal plaatsvinden. Dit gebeurt via leveringsvoorwaarden. In die leveringsvoorwaarden wordt vastgelegd op welke wijze de verplichtingen, het risico en de kosten worden verdeeld. Zo zal uit de leveringsvoorwaarden moeten blijken op welk moment het risico van de goederen overgaat van de verkoper op de koper. Ook wordt in de leveringsvoorwaarden afgesproken wie welk deel van de transportkosten voor zijn rekening neemt. Ook kan in de leveringsvoorwaarden worden geregeld of de verkoper voor een goederentransportverzekering moet zorgen. Belangrijk is wel dat je beseft dat uiteindelijk alle kosten en premies voor rekening van de koper zullen komen. De verkoper zal de kosten immers doorberekenen in zijn prijs. De verkoper is ter plaatse echter beter van allerlei zaken op de hoogte dan de koper _Wft Schade zakelijk

142 7.1.1 Incoterms Leveringsvoorwaarden maken deel uit van de overeenkomst tussen verkoper en koper (koop/verkoopovereenkomst). Incoterms (International Commercial Terms) zijn gestandaardiseerde leveringsvoorwaarden, die wereldwijd worden gebruikt. Doel is elk misverstand over de gebruikte leveringsvoorwaarden te voorkomen. De Incoterms regelen enkele belangrijke zaken bij internationaal goederentransport. Zo regelen de Incoterms het overgangsmoment van het risico van de verkoper op de koper en de verantwoordelijkheid voor het transport en de benodigde verzekeringen, vergunningen en douaneformaliteiten. En ze regelen voor wiens rekening de kosten zijn. Wat de Incoterms niet regelen, is de eigendomsoverdracht. Ook de verhouding tussen koper en verkoper en de vervoerder, de betalingsvoorwaarden, de garanties en de procedure bij wanprestatie worden niet door de Incoterms geregeld. Deze onderwerpen worden doorgaans in de koop/verkoopovereenkomst geregeld. Voor de importeur of exporteur is het belangrijk dat hij(zij) goed op de hoogte is van de financiële risico s die voortvloeien uit het internationaal kopen en verkopen van goederen. Een goede voorbereiding voorziet ook in een antwoord op de vraag of je als importeur of exporteur een adequate goederenverzekering moet afsluiten. Voorbeeld Ron van Walsteden is importeur van exclusieve sterke drank in Roermond. Ron koopt in de VS (Utah) een partij bourbon van De lading wordt met vrachtwagens vervoerd naar de haven van New York. Daar wordt de lading ingeladen in een zeeschip. Eenmaal aangekomen in Rotterdam wordt de lading door een beroepsgoederenvervoerder getransporteerd naar de opslagloods van Ron in Roermond. Het financieel risico dat Ron loopt, is dat de lading onderweg verloren kan gaan of beschadigd kan raken. Mogelijk is bij een totaalverlies de financiële schade nog groter, omdat Ron ook al kosten heeft gemaakt voor vervoer, invoerrechten, opslag, enz. Als Ron de partij kan verkopen voor (inclusief zijn winstmarge), dan is de schade voor Ron die Ron kan dit risico verzekeren op een bezitsverzekering, die bezitsschade aan goederen tijdens transport verzekert: de goederentransportverzekering. Deze verzekering geeft dekking voor schade aan de vervoerde goederen gedurende de gehele reis. Van pakhuis tot pakhuis. We lopen de Incoterms even langs, waarbij we een verdeling maken voor de Incoterms voor elke wijze van vervoer en de Incoterms voor vervoer over zee en binnenwateren _Wft Schade zakelijk

143 Incoterms voor elke wijze van vervoer Ex Works (EXW) Af fabriek De Incoterm Ex Works (EXW) brengt de minste verplichtingen mee voor de verkoper. Hij hoeft zijn goederen alleen maar op een afgesproken plaats vaak zijn bedrijfspand, werkplaats of opslagruimte klaar te zetten voor de koper. In Nederland staat deze leveringsconditie ook bekend als Af fabriek. De koper moet het hele transport zelf regelen. Hij draagt alle kosten voor het vervoer naar de eindbestemming. Ook het risico van verlies of schade aan de goederen (bezitsschade) is voor rekening van de koper vanaf het moment dat hij de goederen in ontvangst neemt op de afgesproken plaats. Je kunt EXW afspreken voor alle vormen van vervoer (vervoer over de weg, het water, het spoor en via de lucht). Het vermelden van EXW in het handelscontract (koop/verkoopovereenkomst goederen) is niet voldoende. De plaats waar de goederen ter beschikking worden gesteld aan de koper (de plaats van levering; meestal dus het bedrijfspand, de werkplaats of de opslagruimte van de verkoper), moet achter de Incoterm worden vermeld. Bijvoorbeeld: EXW Paladijnenstraat 50, Dusschoten, Netherlands). Free Carrier (FCA) Vrachtvrij tot (eerste) vervoerder Vanwege allerlei praktische bezwaren (betaling, btw, enz.) is EXW niet geschikt voor exportzendingen. Voor zakendoen met leveranciers of klanten buiten de EU is het verstandig om (minimaal) de Incoterm Free Carrier (FCA) af te spreken in plaats van EXW. Bij FCA is de verkoper verantwoordelijk voor het regelen van de uitvoerformaliteiten en de eventuele uitvoerdocumenten. Ook is de verkoper verantwoordelijk voor het laden van de goederen in het vervoermiddel op de afgesproken plaats. Ook FCA kan je afspreken voor alle vormen van vervoer (vervoer over de weg, het water, het spoor en via de lucht). In Nederland staat FCA bekend als Vrachtvrij tot Vervoerder. De FCA kent twee varianten: de FCA-A; en de FCA-B. Bij FCA-A is de overdracht van risico en kosten van verkoper op koper is in zijn bedrijfsruimte of zijn terrein (plaats van levering) en op het moment dat de verkoper zijn goederen heeft geladen op het vervoermiddel van de koper (of het vervoermiddel van door de koper ingeschakelde vervoerder). FCA-A komt vaak voor bij volle containerladingen (Full Container Load / FCL). Bij FCA-B vervoert de verkoper zijn goederen naar een externe locatie, bijvoorbeeld naar een groupageloods of naar de haven van vertrek. Groupagetransport is het samenvoegen van verschillende kleine ladingen tot één grote lading. Hierdoor krijgen kleine bedrijven de kans om gemakkelijk hun lading te vervoeren en wordt er zo efficiënt mogelijk transport georganiseerd. Net als bij EXW is het bij FCA niet voldoende om alleen FCA op te nemen in de handelsovereenkomst. Achter FCA moet de plaats van levering staan. Bijvoorbeeld: FCA-A, Singel 12, Staverdam, Netherlands. Of: FCA-B, Groupagelaan 16, Willekom, Netherlands. Overigens moet aan alle Incoterms de exacte locatie van de plaats van levering achter de drie letters worden toegevoegd _Wft Schade zakelijk

144 Carriage Paid To (CPT) Vracht betaald tot Het bezitsrisico gaat bij CPT over op de koper, zodra de verkoper de goederen in zijn bedrijfspand of op een andere afgesproken laadplaats overhandigt aan de vervoerder van de koper. De verkoper regelt en betaalt het vervoer en daaraan gerelateerde kosten tot de afgesproken plaats van bestemming. Datzelfde geldt als er sprake van verschillende opeenvolgende vervoerders. Bijvoorbeeld bij wegvervoer in het land van de verkoper, daarna zeevervoer naar het land van de koper en tot slot wegvervoer naar de plaats van bestemming in het land van de koper. De overgang van het bezitsrisico vindt plaats op het moment dat de goederen zijn geladen in/op het vervoermiddel van de eerste vervoerder. Daar is dan de plaats van levering. Een variant is als verkoper en koper een andere bestemming afspreken als plaats van levering. Dat kan ook het land zijn van de koper. De verkoper regelt en betaalt het vervoer naar de afgesproken plaats van bestemming. CIP (Carriage and Insurance Paid To) lijkt inhoudelijk op CPT. Het verschil is ook hier de I van Insurance (verzekering). Daarover straks meer Incoterms voor vervoer over zee en binnenwateren Free Alongside Ship Vrachtvrij langszij schip Bij Free Alongside Schip (FAS) zijn de kosten van het vervoer en het risico van schade voor rekening van de verkoper tot het moment dat de goederen in de afgesproken verschepingshaven zijn neergezet naast het door verkoper genoemde schip. Daarna komen de kosten van het vervoer en het risico van verlies of schade aan de goederen tijdens het vervoer voor rekening van de koper. De koper is dus ook verantwoordelijk voor het laden van het vertrekkende schip vanaf de kade of vanaf het binnenschip. Free On Board (FOB) Vrachtvrij aan boord Bij Free On Board (FOB) zijn de kosten van het vervoer en het risico van schade voor rekening van de verkoper tot het moment dat de goederen zijn geplaatst/geladen aan boord van het door de koper aangewezen en met name genoemd schip in de haven van vertrek (verschepingshaven). Daarna komen de kosten en het risico voor rekening van de koper. Cost and Freight (CFR) Kostprijs en vracht De Incoterm Cost and Freight (CFR) wordt alleen bij vervoer over water gebruikt. Is deze Incoterm van toepassing, dan komen de kosten en vrachtpenningen (lees: vrachtkosten) van het goederentransport tot de genoemde bestemmingshaven voor rekening van de verkoper. Het risico gaat echter al over op de koper op het moment dat de goederen zijn geplaatst/geladen aan boord van het door de koper aangewezen en met name genoemd schip in de verschepingshaven. Er is geen afspraak gemaakt met betrekking tot het sluiten van een verzekering. Vaak zal de koper de goederen verzekeren _Wft Schade zakelijk

145 131 Cost, Insurance and Freight (CIF) Kostprijs, verzekering en vracht Is er sprake van Cost, Insurance and Freight (CIF), dan komen de kosten en vrachtpenningen voor rekening van de verkoper tot de goederen in de bestemmingshaven zijn gelost. De kosten na lossing, van opslag en transport naar de uiteindelijke bestemming, komen voor rekening van de koper. Het risico is voor de koper vanaf het moment dat de goederen zijn geplaatst/geladen aan boord van het door de koper aangewezen en met name genoemd schip in de verschepingshaven. Wat dat betreft is er qua risico dus geen verschil met FOB en CFR. Het verschil zit in de I van Insurance. Bij CIF heeft de verkoper de verplichting een verzekering te sluiten voor minimaal het zeetransport. Die verzekering kent een minimale dekking. Daarom sluit de koper meestal een aanvullende transportverzekering FAS, CFR, CIF, CPT of CIP? FAS, CFR en in het verlengde daarvan CIF zijn vooral geschikt voor het vervoer van bulkgoed (zoals graan) of stukgoed (een product dat je niet op elkaar stapelt in een container, zoals een auto). Bij dit soort goederen is het makkelijker na te gaan in welke staat de goederen zich bevinden op het moment dat de verkoper ze heeft neergezet aan boord van het schip. Bij goederen die zich in een container bevinden, gaat dat niet, omdat de container al op een eerder moment is geladen en afgesloten. Bij containervervoer is daarom FCA of CPT (of in het verlengde daarvan: CIP) geschikter. Bij FCA en CPT/CIP is keuring van goederen mogelijk op de plaats waar de container wordt geladen. Er bestaat een verschil tussen de (minimale) verzekeringsdekking van CIP (containers) en CIF (bulkgoed/stukgoed). De minimale dekking van CIP is vergelijkbaar met de allriskdekking van de Nederlandse beursgoederenpolis (clausule G13). Zoals de naam, allrisk, al aangeeft een ruime dekking. Daarover straks meer. De minimale dekking van de CIF is vergelijkbaar met de evenementendekking van de Nederlandse beursgoederenpolis (clausule G14). Overigens mogen koper en verkoper bij CIP wel een lagere dekking dan allrisk met elkaar afspreken, bijvoorbeeld de evenementendekking Incoterms die beginnen met een D De Incoterms die beginnen met een D hebben de meeste verplichtingen voor de verkoper. De Incoterm Delivered Duty Paid (DDP) brengt de meeste verplichtingen mee voor de verkoper. De verkoper regelt en betaalt alles tot het moment dat hij de goederen, nog niet gelost, overdraagt aan de koper op de afgesproken plaats van bestemming (ofwel plaats van levering). Alle kosten van het vervoer en het risico van verlies of schade aan de goederen komen voor rekening van de verkoper. Bij bijvoorbeeld Delivered At Place (DAP) regelt en betaalt de verkoper het vervoer tot de afgesproken plaats van bestemming. Hij draagt ook het risico van verlies of schade aan de goederen tot het moment dat hij de goederen, nog niet gelost, overdraagt aan de koper op deze afgesproken plaats van bestemming (oftewel de plaats van levering). Je kunt DAP afspreken voor alle vormen van vervoer (vervoer over de weg, het water, het spoor en via de lucht) _Wft Schade zakelijk

146 In Nederland staat DAP bekend als Geleverd ter bestemming. Het meest opvallende bij de D- Incoterms is het schrappen van DAT (Delivered At Terminal). In plaats daarvan kan DAP (Delivered At Place) worden gebruikt of de nieuwe clausule DPU (Delivered at Place, Unloaded). Het beperkte begrip terminal wordt door deze wijziging uitgebreid tot place. Het verschil met DAP is dat bij DPU het lossen van de goederen is inbegrepen. Bij DAP worden de goederen op de plaats van bestemming geleverd zonder ze te lossen Franco of free (geen Incoterm) Franco is geen Incoterm, maar wel een leveringsvoorwaarde die in West-Europa vaak wordt gebruikt bij vervoer over land. In het geval van de leveringsvoorwaarde franco komen alle kosten voor rekening van de verkoper tot het moment dat de plaats is bereikt die achter de term franco of free wordt genoemd. Ook het risico is voor de verkoper tot datzelfde moment. Worden de goederen dus franco huis geleverd, dan betaalt de verkoper de kosten tot voor de deur van de koper. Bovendien draagt hij tot dat moment het risico. Er is geen verplichting tot het sluiten van een verzekering. Vaak zal de verkoper de goederen verzekeren Verband tussen Incoterms en verzekering In de Incoterms wordt bepaald op welk moment het risico (van beschadiging of verlies van de goederen) overgaat van de verkoper op de koper. Dat moment is van belang voor de goederentransportverzekering. Is het risico volgens de Incoterms nog niet overgegaan op de koper, dan draait de verkoper bij schade voor die schade op. Het is echter vaak buitengewoon lastig om op het moment van risico-overgang vast te stellen of de goederen wel of geen schade hebben geleden. Daarom geeft de koper er vaak zekerheidshalve de voorkeur aan om de goederen gedurende de volledige reis te verzekeren. In dat geval is het probleem of de schade kan worden verhaald op de verkoper immers verlegd naar de verzekeraar. Bij de Incoterm CIF is afgesproken dat de verkoper voor een goederentransportverzekering zorgt. Ogenschijnlijk hoeft de koper dan geen verzekering te sluiten. Vaak blijkt echter dat de dekking van de door de verkoper gesloten verzekering veel beperkter is dan de koper wenst. In dat geval verzekert de koper de goederen zelf op uitgebreidere voorwaarden. Hij draagt dan zijn rechten op uitkering uit de door de verkoper gesloten verzekering over aan zijn eigen verzekeraar _Wft Schade zakelijk

147 VERVOERDERSAANSPRAKELIJKHEID Beroepsvervoerders vervoeren zaken (goederen) in opdracht van ladingeigenaren. Deze ladingeigenaren zijn vaak handelaren, zoals importeurs en exporteurs. Handelaren kopen en verkopen handelsgoederen en besteden daarbij het verplaatsen (transport) van de goederen vaak uit aan beroepsvervoerders. Deze beroepsvervoerders kunnen aansprakelijk zijn voor schade aan de door hen vervoerde goederen (zaken). Daar zijn wettelijke en contractuele regels voor. Een van die regels is dat de vervoerder verplicht is een redelijke zorg te betrachten ten opzichte van de goederen die aan hem zijn toevertrouwd. Als na afloop van het transport blijkt dat de goederen beschadigd of verdwenen zijn, dan is de vervoerder aansprakelijk en kan de benadeelde schadevergoeding van de vervoerder eisen. Men spreekt wel van goed erin, goed eruit. De vervoerder is niet aansprakelijk in geval van overmacht. Op de beroepsvervoerder rust een risicoaansprakelijkheid. Daarmee rust de bewijslast (van overmacht) op de vervoerder. Als er sprake is van schade aan de goederen door een eigen gebrek van het vervoerende voertuig, dan is een beroep op overmacht niet mogelijk. De vervoerder kan zich wel met succes op overmacht beroepen als bijvoorbeeld zijn vrachtauto buiten zijn schuld wordt aangereden door een ander motorrijtuig. De vervoerder beperkt die aansprakelijkheid echter zoveel mogelijk of sluit deze zelfs geheel uit door het hanteren van vervoerscondities. De vervoerder kan daarom vaak maar voor een deel van de schade worden aangesproken. Als ondernemer met transportmiddelen (zoals bestel- en vrachtauto s) heeft de vervoerder zowel een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) als een motorrijtuigenverzekering (WAM). Op de AVB is vervoerdersaansprakelijkheid echter uitgesloten in verband met opzicht. De WAM kent als toegestane uitsluiting de schade aan vervoerde goederen. De vervoerder heeft dus naast deze twee aansprakelijkheidsverzekeringen ook een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering nodig. Voor de verschillende vormen van vervoer is de aansprakelijkheid van de vervoerder geregeld in zogenoemde vervoerscondities: Algemene Vervoerscondities (AVC); Convention Relative au Contrat de Transport International de Marchandises par Route (CMR); Algemene Voorwaarden Voor Verhuizingen (AVVV) Algemene vervoerscondities (AVC) Als er sprake is van binnenlands vervoer, dan zijn vaak de zogenoemde Algemene Vervoerscondities van toepassing. In de AVC is de aansprakelijkheid van de binnenlandse vervoerders over de weg geregeld. Die worden van kracht door de vrachtbrief of zijn op een andere wijze schriftelijk overeengekomen. Als een vervoerder gebruikmaakt van een AVC-vrachtbrief, dan kan deze worden beschouwd als het contract (voor vervoer van goederen) tussen vervoerder en ladingbelanghebbende. De aansprakelijkheid is volgens de AVC beperkt tot 3,40 per kilogram beschadigd gewicht. De AVCcondities hebben alleen betrekking op wegvervoer waarvan het begin- en eindpunt in Nederland ligt (dus ook voor vervoer van Maastricht via België naar Terneuzen) _Wft Schade zakelijk

148 De AVC bepalen dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor schade voor zover deze het gevolg is van de volgende bijzondere risico s: behandelen, laden, lossen of stuwen van goederen door de afzender of de geadresseerde; vervoer van de goederen in een niet-afgedekt voertuig als dit uitdrukkelijk is overeengekomen en op de vrachtbrief is vermeld; onvolkomen respectievelijk onduidelijke adressering, letters, cijfers en/of merken; de aard van bepaalde goederen zelf is de oorzaak die leidt tot schade door ontvlamming, ontploffing, lekkage, uitdroging, breuk, bederf, enzovoort of het optreden van schade door ongedierte; klimatologische omstandigheden, tenzij gebruik wordt gemaakt van gespecialiseerd koeltransport; vervoer van levende have; in geval van overmacht. Voorbeeld Transportbedrijf Koerier vervoert voor een fietsenfabrikant racefietsen. De fietsen hebben een waarde van per stuk. Elke fiets weegt 8 kg. Als 2 fietsen schade oplopen, dan is de maximale vervoerdersaansprakelijkheid op grond van de AVC 2 x 8 x 3,40 = 54, CMR-vervoerscondities Als er internationaal goederen over de weg worden vervoerd, dan is het CMR-document het meest gebruikte document. CMR staat voor Convention Relative au Contrat de Transport International de Marchandises par Route. Het is een internationale overeenkomst waarin rechten en plichten zijn opgenomen van de bij het wegvervoer betrokken partijen, namelijk de afzender, de vervoerder en de geadresseerde. De CMR-condities zijn dwingend recht (daarvan mag dus niet worden afgeweken, ook niet schriftelijk) en zijn bij internationaal transport altijd van kracht, zodra het land van verzending en/of ontvangst tot het CMR-verdrag is toegetreden. Als de vervoerder aansprakelijk is voor schade of vermissing, dan is deze aansprakelijkheid beperkt tot 8,33 SDR per kilo. SDR staat voor Special Drawing Right, een rekeneenheid. Uitgaande van een koers van 1,30 per SDR is de aansprakelijkheid beperkt tot ongeveer 10,83 per kilo beschadigd gewicht. Binnen de CMR gelden de volgende uitsluitingen: schade door eigen gebrek; schade door overmacht; schade aan levende have; schade veroorzaakt door de belanghebbende zelf (bijvoorbeeld tijdens het laden of lossen). De bewijslast bij schade ligt bij de vervoerder _Wft Schade zakelijk

149 Algemene voorwaarden voor verhuizingen (AVVV) De AVC- of CMR-condities zijn niet van toepassing op verhuizingen. De meeste erkende verhuizers passen de AVVV toe. In de AVVV is de aansprakelijkheid van de vervoerder bij verhuizingen geregeld. De maximale aansprakelijkheid bedraagt per inboedel. De eigenaar van de inboedel/inventaris zal de gevolgen van zelf inladen of zelf uitladen moeten dragen. Ook als de vervoerder een verzekering heeft afgesloten met betrekking tot de aansprakelijkheid voor het vervoer van goederen, dan is het voor de eigenaar van de goederen van belang zelf een goederentransportverzekering te sluiten. De AVVV beperken immers de aansprakelijkheid van de vervoerder. Bovendien is de vervoerder bij schade door overmacht in het geheel niet aansprakelijk. De dekking die een inboedelverzekering geeft voor schade tijdens verhuizing is (te) beperkt, wat ook een argument kan zijn om zelf een goederentransportverzekering af te sluiten. 7.3 GOEDERENTRANSPORTVERZEKERING Een goederentransportverzekering kan via de beurs, maar ook bij een provinciale verzekeraar worden afgesloten. Aangezien de meeste provinciale verzekeraars voor hun transportverzekering voorwaarden hanteren die overeenkomen met de Nederlandse Beurs Goederenpolis 2014 (NBGP), beperken we ons hier tot de bespreking van deze beurspolis. De Nederlandse Beurs Goederenpolis 2014 is een veelgebruikte gedeponeerde polis. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, wordt in de NBGP 2014 niet over de gedekte gebeurtenissen gesproken. Welke dekking van toepassing is, moet blijken uit de aan de polis gehechte clausulebladen. In de voorwaarden is wel een aantal andere belangrijke zaken geregeld, waar we eerst op zullen ingaan. Die regelingen hebben betrekking op de verzekerde som en het begin en het einde van de dekking: De verzekerde som wordt door de verzekerde bepaald en kan bestaan uit het factuurbedrag, vermeerderd met de kosten en de imaginaire (verwachte) winst. De verzekerde som heeft volgens de polis de kracht van een partijentaxatie. Dit betekent dat de verzekeraar en verzekerde in principe hebben afgesproken dat de verzekerde som gelijk is aan de werkelijke waarde van de verzekerde goederen. Bij schade is er dus geen sprake van onderverzekering. De partijentaxatie komt te vervallen als de verzekeraar bij schade aantoont dat er bij het aangaan van de verzekering sprake was van bovenmatigheid. Dit houdt in dat de verzekerde bewust of onbewust een veel te hoog verzekerd bedrag heeft aangehouden; De NBGP 2014 bepaalt dat de dekking begint op het moment dat de goederen worden opgepakt om het pakhuis van de afzender te verlaten. De dekking eindigt op het moment dat de goederen de plaats van bestemming hebben bereikt en in het pakhuis zijn neergezet. Het artikel in de polisvoorwaarden waarin dit is vastgelegd, wordt ook wel de van stelling tot stellingclausule genoemd. Om te voorkomen dat de dekking eindeloos zou kunnen doorlopen, kent de Nederlandse Beurs Goederenpolis de bepaling dat het risico in ieder geval eindigt na afloop van 60 dagen na lossing uit het zeeschip. Deze bepaling is wel bekend onder de naam 60- dagenclausule _Wft Schade zakelijk

150 Bij het sluiten van een goederentransportverzekering bestaat de keuze uit verschillende dekkingsmogelijkheden: dekking volgens de allriskclausule (G13); dekking volgens de evenementenclausule (G14); dekking volgens de clausule M3 (oorlogs- en stakersrisico) Dekking volgens de allriskclausule (G13) Op grond van de allriskclausule zijn alle van buiten komende onheilen gedekt. De term allrisk suggereert een veel uitgebreidere dekking, namelijk dat alle risico s verzekerd zijn. Dat is echter niet het geval. Deze dekking kent een aantal belangrijke uitsluitingen: schade door eigen/merkelijke schuld van de verzekerde; schade door eigen gebrek of eigen bederf; oorlogs- en stakersrisico. Merkelijke schuld is een begrip dat we vooral bij transport- en brandverzekeringen tegenkomen. Met merkelijke schuld wordt grove nalatigheid en aan opzet grenzende schuld bedoeld. Hiermee wijkt de polis dus af van de regeling op grond van artikel 7:952 BW (opzet of roekeloosheid van de verzekeringnemer). Artikel 17 van de NBGP 2014 luidt als volgt: In afwijking van artikel 7:952 Burgerlijk Wetboek vergoeden de verzekeraars ook geen schade die een verzekerde door merkelijke schuld heeft veroorzaakt. Van merkelijke schuld is sprake, indien het gaat om een gedraging die, al is een verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt dat een verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort schiet in zorg ter voorkoming van schade _Wft Schade zakelijk

151 137 Artikel 16 van de NBGP 2014 behandelt schade door eigen gebrek. De tekst wijkt niet af van artikel 7:951 BW en luidt als volgt: 1. Tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen, wordt schade of verlies die veroorzaakt is door de aard of een gebrek van de verzekerde zaak niet vergoed. 2. Verzekeraars zijn in geval van schade of verlies door vertraging slechts dan tot vergoeding gehouden indien de vertraging door een voorval waartegen de zaken zijn verzekerd, is veroorzaakt en het vervoermiddel dat de zaken vervoert daardoor is beschadigd. Met betrekking tot het eigen gebrek valt nog wel een opmerking te maken. Als de verzekerde namelijk kan aantonen dat het eigen gebrek of bederf het gevolg is van een van buiten komend onheil, dan is er wel dekking. Ontstaat het gebrek of bederf door vertraging, dan is dit alleen gedekt als die vertraging een gevolg is van de beschadiging van het voertuig of vaartuig. Voorbeeld 1 Een lading kiwi s wordt vervoerd van Nieuw-Zeeland naar Rotterdam. Door slecht weer loopt het schip vertraging op. De kiwi s bederven. Er is geen dekking op de NBGP Voorbeeld 2 Een lading sinaasappels wordt van Spanje naar Nederland vervoerd. Aan boord van het schip breekt brand uit. Hierdoor loopt de zending een zodanige vertraging op dat de sinaasappels bederven. Dit bederf is gedekt op de NBGP Dekking volgens de evenementenclausule (G14) Als de evenementenclausule aan de polis is gehecht, dan is uitsluitend schade aan goederen verzekerd in een aantal met name genoemde gevallen, de zogenoemde evenementen. Verzekeraars vergoeden schade aan de verzekerde zaken in de volgende gevallen: bij brand of ontploffing; bij stranden, aanvaring of zinken; als het middel van vervoer (anders dan een vaartuig) een ongeval is overkomen; bij vallen tijdens laden, lossen en overslaan van de verzekerde zaken; door overboord spoelen of te water raken van de verzekerde zaken; bij averij-grosse. In de clausule G14 wordt het begrip ongeval genoemd. Van belang is dat het ongeval redelijkerwijze de schade aan de verzekerde goederen heeft veroorzaakt. Plotseling krachtig remmen van een vrachtauto, waardoor er schade aan de goederen ontstaat, wordt dus niet als een gedekte gebeurtenis/ongeval gezien. Tegen een viaduct aanrijden, waardoor de goederen beschadigen, wordt wel gezien als een ongeval en is dus wel gedekt. Ook clausule G14 kent uitsluitingen: schade door merkelijke schuld van de verzekerde; schade door eigen gebrek of eigen bederf; oorlogs- en stakersrisico _Wft Schade zakelijk

152 7.3.3 Dekking volgens de clausule M3 (oorlogs- en stakersrisico) De Nederlandse Beurs Goederenpolis sluit het oorlogs- en stakersrisico (waaronder ook politieke gewelddaden) uit. Tegen extra premie zijn deze risico s echter wel mee te verzekeren. Onder het oorlogsrisico verstaat men alle directe schade aan de goederen door oorlogshandelingen en oorlogsachtige handelingen. Ook een burgeroorlog of een oorlogshandeling tussen twee landen is hieronder begrepen. Voorwaarde is wel dat de goederen zelf door de oorlogshandeling moeten worden getroffen. Voorbeeld Een schip met een lading goederen aan boord vaart in oorlogstijd op een zeemijn. Het schip loopt schade op en de reis wordt daardoor vertraagd. Hierdoor bederven de goederen. Deze schade is niet op de NBGP 2014 gedekt, ook niet onder clausule M3. De goederen zelf zijn namelijk niet door de oorlogshandeling getroffen. Zou het schip zijn gezonken of zou er een granaat in het ruim tot ontploffing zijn gekomen, dan zou er wel dekking zijn geweest. Onder het stakersrisico verstaat men schade door politieke gewelddaden, plaatselijke oproer en geweld van stakers. Denk aan Franse boeren die bij de grens de vrachtauto/lading vernielen of in brand steken. Gedekt is dan de directe materiële schade aan goederen. Vertragingsschade en bederf zijn dus niet gedekt. Het oorlogsrisico is slechts verzekerd, zolang de goederen op zee of in de lucht zijn. Het stakersrisico is echter wel voor de gehele reis te verzekeren, dus ook tijdens het vervoer over land. 7.4 VERZEKERINGSVORMEN Goederentransportverzekeringen zijn te splitsen in: losse posten: voor iedere verzending een aparte verzekering; contractverzekeringen: een polis gesloten voor een bepaalde periode (meestal 1 jaar). Er bestaan drie soorten contractverzekeringen: de declaratiepolis; de Pauschalpolis ; de eigenvervoerpolis. Bij een contractverzekering zijn alle zendingen gedurende de contractstermijn onder voorwaarden automatisch verzekerd. In de contractverzekering staat vermeld over welk(e) traject(en) de goederen worden vervoerd. Bovendien wordt een maximum bedrag per transport genoemd. Ook vermeldt de polis uiteraard welke dekking van toepassing is (G13, G14 en/of M3) _Wft Schade zakelijk

153 Declaratiepolis Voor bedrijven die regelmatig exporteren of importeren, is een declaratiepolis de aangewezen polis. Deze polis geldt voor vervoer van goederen over zee. Als er een bewijs van dekking nodig is, dan kan worden gewerkt met certificaten, waarop de dekking van de contractpolis wordt weergegeven en waarop wordt vermeld om welke zending het gaat. De verzekerde moet periodiek zijn zendingen opgeven via een declaratieregister. De contractpolis heet om die reden declaratiepolis. De verzekerde declareert en de premie wordt berekend met de desbetreffende declaraties. De premie wordt periodiek achteraf in rekening gebracht. Vaak is ook een voorschot- en/of minimumpremie van toepassing Pauschalpolis of omzetpolis Voor goederen die niet over zee gaan, geldt een ander systeem. Bij het sluiten van een verzekering wordt een schatting gemaakt voor welk bedrag per keer en per jaar wordt vervoerd. Dit bedrag geldt als maximum verzekerd bedrag per gebeurtenis. De polis wordt Pauschalpolis of omzetpolis genoemd, omdat de premie wordt berekend over de totaal vervoerde omzet ( Pauschal betekent een bedrag waarbij alles is inbegrepen). Met deze schatting wordt de premie vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de soort goederen, het traject, de verpakkingswijze en welke dekking er wordt gekozen. De premie bestaat uit een voorschotpremie. Achteraf wordt het geraamde jaarbedrag dan vergeleken met de werkelijk vervoerde omzet. De premiesuppletie of -restitutie wordt na afloop van het verzekeringsjaar verrekend. Dat heet naverrekening Eigenvervoerpolis Voor bedrijven die hun goederen met eigen vervoermiddelen vervoeren, wordt wel een eigenvervoerverzekering afgegeven. Premies en condities wijken enigszins af van de voorwaarden die gelden bij goederentransport die door een beroepsvervoerder wordt uitgevoerd. Er valt immers geen schade te verhalen op een vervoerder. Vaak wordt een eigenvervoerverzekering voorzien van een nachtclausule. Deze clausule bepaalt dat diefstal uit de auto tijdens de dagelijkse werkzaamheden alleen is gedekt als er sprake is van braak aan de auto. Vindt de diefstal plaats na beëindiging van de dagelijkse werkzaamheden, dan is de schade alleen verzekerd als er sprake is van braak aan het gebouw waarin de auto is geparkeerd (de garage of stalling). De term nachtclausule is wat verwarrend. Het nachtgedeelte heeft alleen betrekking op de dekkingsbeperking na beëindiging van de dagelijkse werkzaamheden. Maar overdag gelden de bepalingen in de clausule ook _Wft Schade zakelijk

154 7.4.4 Oneigenlijke transportverzekeringen Oneigenlijke transportverzekeringen zijn transportverzekeringen, waarbij het transportelement slechts een deel van de dekking uitmaakt. Hierbij valt te denken aan de tentoonstellings- of beursverzekering: het risico van transport van en naar de beurs of tentoonstelling is gedekt, maar er is ook dekking tijdens de aanwezigheid op de beurs of tentoonstelling. Een ander voorbeeld is de monstercollectie van een vertegenwoordiger. Hiervoor bestaat een aparte verzekeringsvorm, waarbij er zowel dekking tijdens het transport als tijdens het verblijf is. 7.5 BEHANDELING VAN GOEDERENSCHADE De NBGP 2014 heeft net als bij elke andere polis de verplichtingen bij schade nauwkeurig vastgelegd in artikel 19. De tekst van dit artikel luidt als volgt: 1. Zodra verzekeringnemer en/of de verzekerde op de hoogte is of behoort te zijn van een gebeurtenis die voor verzekeraar(s) tot een uitkeringsplicht kan leiden, dan is hij verplicht die gebeurtenis zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is aan verzekeraar(s) te melden. 2. Verzekeringnemer en/of verzekerde zijn verplicht binnen redelijke termijn aan verzekeraar(s) alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor verzekeraar(s) van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen. 3. Verzekeringnemer en/of verzekerde zijn verplicht hun volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat de belangen van verzekeraar(s) zou kunnen benadelen. 4. Verzekeringnemer en/of verzekerde zijn verplicht maatregelen te nemen ter voorkoming of vermindering van schade als bedoeld in artikel 7:957 Burgerlijk Wetboek. 5. Als door de verzekeringnemer en/of verzekerde een verplichting als bedoeld in t/m van dit artikel niet is/zijn nagekomen, dan kan de verzekeraar(s) de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt. 6. Elk recht op uitkering komt te vervallen als de verzekeringnemer en/of verzekerde de in t/m van dit artikel genoemde verplichtingen niet is/zijn nagekomen met het opzet de verzekeraar(s) te misleiden, tenzij de misleiding het verval van recht niet rechtvaardigt. De verzekerde is verplicht de schade zo spoedig mogelijk te melden. Bovendien moet hij alle informatie verschaffen die de verzekeraar nodig heeft om te kunnen beoordelen of er tot uitkering moet worden overgegaan en hij moet zijn volledige medewerking verlenen bij het schadeonderzoek. Overtreding van deze regels heeft tot gevolg dat de uitkering wordt verminderd met de schade die de verzekeraar daardoor lijdt. Misleiding van de verzekeraar heeft zelfs tot gevolg dat de uitkering kan worden geweigerd. Bij goederenschade is er een onderscheid te maken in: beschadigdheid van goederen; manco (verlies van goederen); gemis van verwacht voordeel _Wft Schade zakelijk

155 Beschadigdheid van goederen Van beschadigdheid is sprake als de goederen nog wel aanwezig zijn, maar de kwaliteit ervan is veranderd. Rookschade aan tabak (achteruitgang in kwaliteit) is hier een voorbeeld van. Of bijvoorbeeld serviesgoed dat wel is aangekomen, maar geheel of gedeeltelijk in scherven is. Een etikettenclausule sluit de dekking uit voor het risico van schade, doordat etiketten van bijvoorbeeld blikken verdwenen, onleesbaar of beschadigd zijn. De blikken zullen weliswaar minder waard zijn, maar de polis biedt geen dekking Manco van goederen Manco is schade die is ontstaan doordat goederen geheel of gedeeltelijk niet aankomen. Met andere woorden: er is wat weg. Een speciale situatie is het wegraken van een deel van bijvoorbeeld een complete serie boeken, vazen, enzovoort. Bij het zoekraken van een deel van een verzameling zal het duidelijk zijn dat de schade groter is dan de waarde van alleen het zoekgeraakte deel. In een zogenoemde stellenclausule bepaalt de verzekeraar dat uitsluitend de waarde van het zoekgeraakte deel wordt vergoed. Deze stellenclausule moet je niet verwarren met de stellenclausule uit de kostbaarhedenverzekering, want die geeft een betere vergoeding, namelijk ook de waardevermindering van het resterende object Gemis van verwacht voordeel Bij gemis van verwacht voordeel valt te denken aan de imaginaire winst. Dit is de te verwachten winst die gemaakt had kunnen worden op de verzonden goederen. Als op het moment van levering schade is geconstateerd, dan moet dat direct worden aangetekend op de vrachtbrief Eigen risico en franchise Al naar gelang de aard van de vervoerde goederen kunnen zowel verplichte als vrijwillig gekozen eigen risico s van toepassing zijn. Als er sprake is van een eigen risico, dan wordt elke schade vergoed onder aftrek van een percentage van de verzekerde som. Binnen de transportverzekering spreekt men dan van vrij van 3%. Als er sprake is van een franchise, dan wordt de schade alleen vergoed als deze een afgesproken percentage of meer van de verzekerde som bedraagt (een zogenoemde drempel). Vanaf het moment dat de schade gelijk is aan of boven deze drempel uitkomt, wordt de hele schade zonder aftrek vergoed. Binnen de transportverzekering spreekt men dan van vrij onder 3% _Wft Schade zakelijk

156 7.6 AVERIJ-GROSSE Een speciale vermelding verdient de term averij-grosse. Onder averij-grosse wordt verstaan de schade en de kosten die opzettelijk worden gemaakt tot behoud van lading, schip en vrachtpenningen. Vereist is wel dat het veroorzaken van de schade en het maken van de kosten succes heeft gehad en tot gevolg heeft gehad dat het schip en de lading behouden zijn gebleven. In dat geval dragen alle belanghebbenden bij schip en lading naar verhouding van ieders belang bij in de kosten en schade. Voorbeeld Een schip raakt in een storm verzeild. Het schip dreigt te kapseizen en de kapitein besluit een deel van de deklading overboord te zetten. Door deze actie komt het schip weer rechtop te liggen. Nu de actie succesvol is geweest en daarmee het schip en de rest van de lading zijn gered, dragen alle belanghebbenden evenredig bij in de schade aan de goederen die overboord zijn gezet _Wft Schade zakelijk

157 143 8 VERKEERSVERZEKERINGEN VOOR BEDRIJVEN Ondernemingen bezitten vaak meerdere motorvoertuigen, zoals personen- en vrachtauto s. Door dit wagenpark als geheel aan te bieden aan een verzekeraar, verkrijgt de ondernemer vaak een aantrekkelijke korting. In dit hoofdstuk behandelen we onder andere het verzekeren van wagenparken. De ondernemer heeft er belang bij dat de schadecijfers gunstig zijn. Hij zal dus zoeken naar mogelijkheden om de schadelast te beperken. Daarnaast loopt hij risico s met betrekking tot de inzittenden, vaak medewerkers. In dit hoofdstuk maak je kennis met deze problematiek en de mogelijke oplossingen. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: de collectieve wagenparkverzekering; preventiemaatregelen; tarifering van vracht- en bestelauto s; belangrijke clausules voor wagenparken; de verzekeringen voor inzittenden; werkgeversaansprakelijkheid bij motorrijtuigschades; de rechtsbijstandverzekering; de garageverzekering. 8.1 COLLECTIEVE WAGENPARKVERZEKERING Bedrijven die vijf of meer motorrijtuigen bezitten of leasen, verzekeren deze motorrijtuigen vaak via een collectief contract bij een motorrijtuigverzekeraar. In een dergelijk contract worden afspraken gemaakt over de premies, de eigen risico s en de voorwaarden van de verzekering. Net als bij individuele verzekeringen kan de ondernemer kiezen voor een WA-dekking, eventueel aangevuld met een beperkte of volledige cascodekking. In veel gevallen biedt de betreffende verzekeraar ook de mogelijkheid de privémotorrijtuigen van de medewerkers en soms ook die van hun partners en inwonende kinderen in het collectieve contract op te nemen Voordelen van de collectieve wagenparkverzekering Een collectieve wagenparkverzekering heeft voordelen voor zowel de verzekeringnemer als de verzekeraar. De verzekeraar kan door de collectiviteit een kostenbesparing bereiken ten opzichte van individuele verzekeringen. Het is voor de verzekeraar gemakkelijker de schaderesultaten en dus het resultaat van het volledige contract bij te houden dan van bijvoorbeeld 100 auto s die individueel verzekerd zijn. De verzekeringnemer profiteert hiervan in de vorm van een collectiviteitskorting. De hoogte van deze korting wordt bepaald door de omvang van het wagenpark en uiteraard het schadeverloop binnen de collectiviteit. Bij een gunstig schadeverloop verbetert het resultaat van de totale collectiviteit. Dit kan ertoe bijdragen dat de collectiviteitskorting hoger wordt. Een slechter resultaat zal leiden tot een hogere premie, hogere eigen risico s of zelfs beëindiging van de collectiviteit _Wft Schade zakelijk

158 Als ook de mogelijkheid aan de werknemers wordt geboden hun privéauto s mee te verzekeren op het collectieve contract, dan neemt het volume van het wagenpark toe. Dit kan positieve gevolgen hebben voor de premie van zowel de werkgever als de werknemer. Er zit echter een keerzijde aan dit verhaal. Als de schadecijfers slechter worden door vooral de privéauto s, dan heeft dit gevolgen voor het resultaat en dus voor de premie van het totale collectieve contract. De werkgever wordt dan geconfronteerd met een stijging van de premie voor zijn bedrijfsauto s. 8.2 WETTELIJK KADER Voor alle motorrijtuigen in Nederland (behalve de elobike) geldt een verzekeringsplicht op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Ongeacht of het motorrijtuig kentekenplichtig is (of niet). Een bekend voorbeeld is de vorkheftruck. Voor de vorkheftruck geldt geen kentekenplicht, maar wel een verzekeringsplicht. Het verschil tussen wel en niet kentekenplichtige voertuigen is dat bij kentekenplichtige motorrijtuigen de verzekeringsplicht geregistreerd wordt bij de RDW. Bij een ondernemer die verzuimt zijn vorkheftruck te verzekeren, leidt dit niet tot een boete van de RDW. Als een eigenaar van een pizzarestaurant een bromfiets voor de bezorging aanschaft en verzuimt deze te verzekeren, dan leidt dit na enkele weken tot een boete van de RDW. Bromfietsen zijn gekentekende motorrijtuigen en deze worden door de verzekeraar aangemeld bij de RDW, net als personenauto s, bestelauto s en vrachtauto s. Zonder aanmelding staat het motorrijtuig geregistreerd als onverzekerd en volgt een boete. Zakelijke motorrijtuigen, zoals personenauto s, bestelauto s, vrachtauto s, shovels en mobiele kranen moeten dus een wettelijk verplichte WAM-verzekering hebben. Een onderdeel van de WAM zijn de minimaal verzekerde bedragen. Op grond van Europese regels gelden de volgende minimaal verzekerde bedragen voor motorrijtuigen die zijn ingericht voor het vervoer van maximaal 8 personen, exclusief bestuurder: voor zaakschade minimaal ; voor personenschade minimaal , ongeacht het aantal benadeelden. Voor motorrijtuigen ingericht voor vervoer van meer dan 8 personen, exclusief bestuurder, gelden de volgende bedragen: voor zaakschade minimaal ; voor personenschade minimaal , ongeacht het aantal benadeelden. Voorbeeld De 11 medewerkers van DeltaStar hebben een bedrijfsuitje. Zij gaan in een bestelbus met 14 zitplaatsen van Groningen naar Utrecht. In totaal rijden 12 medewerkers (inclusief bestuurder) naar Utrecht. De bus kent, inclusief de bestuurdersplaats, 15 zitplaatsen. Voor dit busje moet een WAM-verzekering zijn gesloten met als verzekerd bedrag: voor zaakschade minimaal ; voor personenschade minimaal , ongeacht het aantal benadeelden _Wft Schade zakelijk

159 145 Voor sommige motorrijtuigen geldt dat er voor het vervoeren van personen een vergunning is vereist. Deze vergunningsverplichting staat in de Wet personenvervoer. In de WAM is geregeld dat op de motorrijtuigverzekering, naast de hiervoor genoemde bedragen, een bedrag verzekerd moet zijn van minimaal voor schade aan zaken die toebehoren aan de passagiers. De WAM verwijst daarbij naar artikel 4 van de Wet Personenvervoer. Voorbeeld (vervolg) Dezelfde 11 medewerkers van DeltaStar hebben een bedrijfsuitje. Zij gaan nu in een bus van busdienst NAD met 50 zitplaatsen van Groningen naar Utrecht. De bus kent, inclusief de bestuurdersplaats, 51 zitplaatsen. Voor dit busje moet een WAM-verzekering zijn gesloten met als verzekerd bedrag: voor zaakschade minimaal ; voor personenschade minimaal , ongeacht het aantal benadeelden.; voor zaakschade minimaal aan vervoerde zaken van passagiers. Artikel 185 Wegenverkeerswet (WVW) Artikel 185 WVW is van toepassing bij een verkeersongeval, waarbij een motorrijtuig, waarmee op de weg wordt gereden, en iets anders dan een motorrijtuig betrokken zijn. Volgens artikel 1 WVW is een motorrijtuig een voertuig dat motorisch of mechanisch wordt voortbewogen met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen. Een auto, een vrachtauto, een bromfiets, een zitmaaier, een tractor, zelfs een radiografisch bestuurd autootje zijn allemaal voorbeelden van motorrijtuigen. Een tram en een trein zijn dat dus niet, want die verplaatsen zich over rails. Daarnaast moet ook tot het motorrijtuig worden gerekend: alles wat aan dat motorrijtuig is gekoppeld, wat losraakt, eraf valt, enz., en nog niet veilig buiten het verkeer tot stilstand is gebracht. Dus afgevallen lading en een losgeraakte aanhangwagen zijn een motorrijtuig, zolang ze nog niet veilig buiten het verkeer zijn gebracht. Er is sprake van een motorrijtuig, zolang er met dat motorrijtuig aan het verkeer wordt deelgenomen. Een keurig geparkeerde auto is dus geen motorrijtuig meer. Een slordig, half buiten het parkeervak geparkeerde auto is dat dus nog wel. Ook een auto die na te zijn geparkeerd begint te rollen, omdat de handrem niet is aangetrokken, is nog steeds een motorrijtuig. De WVW spreekt van een verkeersongeval. Dat wil zeggen dat er geen direct contact noodzakelijk is met het motorrijtuig. Er moet een causaal verband zijn tussen het ongeval, waarbij het motorrijtuig betrokken is en de schade die het niet-motorrijtuig lijdt _Wft Schade zakelijk

160 Voorbeeld Mevrouw Jansen komt met haar auto in botsing met een tram. Er is sprake van een ongeval, waarbij een motorrijtuig betrokken is. De tram is geen motorrijtuig en dus is artikel 185 WVW van toepassing. Een vrachtwagen rijdt met een aanhanger over de snelweg. De aanhanger raakt los. Peter komt met zijn auto in botsing met de losgeraakte aanhanger. Artikel 185 WVW is niet van toepassing. De aanhanger is nog een motorrijtuig, omdat hij niet veilig buiten het verkeer tot stilstand is gebracht. Er is dus sprake van een ongeval met twee motorrijtuigen. De heer Van Dijk staat met zijn auto te wachten voor een rood verkeerslicht. Herman rijdt met zijn fiets tegen de achterkant van de auto, omdat hij niet tijdig kan remmen. Artikel 185 WVW is van toepassing. De heer Van Dijk neemt deel aan het verkeer en een fiets is geen motorrijtuig Preventiemaatregelen De ondernemer heeft voordeel bij een gunstig schadeverloop. Een gunstig schadeverloop levert een hogere collectiviteitskorting op. De ondernemer zal dus eerder geneigd zijn zich in preventieve maatregelen te verdiepen. Soms zal de verzekeraar preventieve maatregelen echter verplicht voorschrijven. Een veel voorkomende schadevorm is diefstal. Diefstal van het motorrijtuig zelf, maar ook van autoradio s, DVD-apparatuur of navigatiesystemen. Vaak geldt voor zaken gestolen uit de auto echter een maximumvergoeding. Als preventiemaatregel tegen diefstal kun je denken aan alarminstallaties, blokkeersystemen en startonderbrekers, maar ook aan een Global Positioning System (GPS). Door GPS is de kans dat de auto na diefstal wordt teruggevonden veel groter. Beveiligingssystemen moeten vaak zijn voorzien van certificering door SCM/TNO. Dergelijke systemen zijn door TNO getest en gecertificeerd door de Stichting Certificering Motorrijtuigenbeveiliging. Voor vrachtauto s waarmee naar het buitenland wordt gereden, geldt vaak de bepaling dat alleen mag worden geparkeerd op officiële parkeerterreinen of op bewaakte en/of beveiligde parkeerterreinen. Ook kan de ondernemer kiezen voor bepaalde organisatorische preventiemaatregelen. Dat kan hij doen door de chauffeurs regelmatig te instrueren over rij- en rusttijden, onderhoud en verkeersveiligheid. De werkgever kan bijvoorbeeld een beloningssysteem invoeren voor bestuurders die geen schade veroorzaken. De medewerkers krijgen dan ook zelf belang bij schadevrij rijden. De ervaring leert dat dit positieve effecten heeft op het schadebeeld binnen collectieve wagenparkverzekeringen _Wft Schade zakelijk

161 Tarifering van vracht- en bestelauto s Net als bij personenauto s speelt het gewicht van de auto een belangrijke rol bij het bepalen van de premie voor de aansprakelijkheidsverzekering. Dat is logisch. Hoe zwaarder een auto, hoe groter de schade is die met de auto kan worden veroorzaakt. Bij bestel- en vrachtauto s wordt het gewicht van de auto mede bepaald door het gewicht dat aan lading in de auto aanwezig kan zijn. Hoe meer lading, hoe zwaarder de auto en dus hoe groter de eventuele schade. Daarom wordt de premie bij bestel- en vrachtauto s bepaald door het zogenaamde maximaal toegestane gewicht, ook wel treingewicht genoemd. Dit bestaat uit het eigen gewicht van de auto vermeerderd met het maximale laadvermogen. Deze gegevens zijn op het kenteken van de auto terug te vinden. Bedraagt het maximale gewicht kg of minder, dan spreken we van een bestelauto. Is het maximale gewicht meer dan kg, dan spreken we van vrachtauto s. Voor bestelauto s geldt een ander premietarief dan voor vrachtauto s. Voor de volledige cascoverzekering is de oorspronkelijke catalogusprijs uitgangspunt voor de premie. Wordt een beperkte cascoverzekering gesloten, dan geldt meestal de dagwaarde als premiegrondslag. Omdat de meeste bedrijven de btw die zij zelf betalen, kunnen verrekenen met de door hen af te dragen btw, worden voor die bedrijven de auto s exclusief btw verzekerd. Op de premie kan een extra korting worden gegeven als voor een vrijwillig extra eigen risico wordt gekozen. Als de verzekeraar een nieuw wagenpark ter verzekering krijgt aangeboden, dan zal hij in een aantal zaken geïnteresseerd zijn. Naast de al genoemde zaken, zoals verzekerde waarde, ledig gewicht en laadvermogen is ook van belang uit welke soorten motorrijtuigen het wagenpark bestaat; hoeveel vrachtauto s, personenauto s of bestelauto s? Zit er werkmaterieel op de auto s gemonteerd, zoals kranen, e.d.? Wordt er met aanhangers gereden? Als dit het geval is, moeten die aanhangers dan worden meeverzekerd? Worden de auto s verhuurd of gaat het om leaseauto s? Op welke bestemming rijden de auto s en met welke lading? Bovendien wil de verzekeraar op de hoogte worden gesteld van het schadeverleden van het wagenpark. Bij vrachtwagens speelt ook de diefstalgevoeligheid een belangrijke rol. De verzekeraar houdt bij de vaststelling van de premie dan ook rekening met het traject waarop de vrachtwagen wordt ingezet en welke goederen worden vervoerd. Een kostbare lading of landen als bestemming waar veel diefstal van vrachtwagens voorkomt, verhogen de premie of maken acceptatie soms zelfs erg moeilijk _Wft Schade zakelijk

162 8.2.3 Belangrijke clausules voor wagenparken Wagenparkverzekeringen kennen een aantal veelvoorkomende clausules die wij hierna kort zullen bespreken. Sistercarclausule De WA-verzekeraar komt op voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schaden veroorzaakt aan derden. In het verlengde hiervan is de gedachte gerechtvaardigd dat de WA-verzekeraar niet hoeft op te komen voor schaden die de verzekeringnemer zelf lijdt. Deze gedachte is juist, maar kan voor de verzekeringnemer tot ongewenste gevolgen leiden. Voorbeeld De heer Jansen heeft een eigen bedrijf en is eigenaar van het wagenpark. Als één van de medewerkers met één van de bedrijfsauto s een andere auto van het wagenpark aanrijdt, dan is er op de WAM-verzekering geen dekking. De heer Jansen kan zijn WA-verzekeraar niet aanspreken voor zijn schade, omdat hij niet aansprakelijk kan zijn voor zijn eigen schade. Vooral binnen wagenparken waarbij meerdere motorrijtuigen in eigendom van de contractant zijn verzekerd, kan de sistercarclausule in de WA-polisvoorwaarden worden opgenomen. Hierdoor biedt de WA-verzekering dekking voor schade door een verzekerd motorrijtuig van het verzekerde bedrijf toegebracht aan een ander voertuig van het verzekerde bedrijf. Het moet dan gaan om schade door een aanrijding op de openbare weg. Uitgesloten is de schade veroorzaakt in gebouwen, garages, op bij de verzekeringnemer in gebruik zijnde terreinen of op plaatsen waar motorrijtuigen van verzekeringnemer beroepsmatig samenkomen. Clausule WA-risico willekeurige aanhanger of oplegger Veel verzekeraars bepalen dat het WA-risico alleen is gedekt wanneer zonder of met een vaste aanhanger wordt gereden. Als er dan toch met willekeurige aanhangers wordt gereden, dan zal dus via een clausule moeten worden geregeld dat het WA-risico ook in dat geval is gedekt. Hiervoor geldt een aanvullende premie. Clausule werkrisico Soms zijn vrachtauto s voorzien van kranen of andere op- of afzetinstallaties. Tijdens het gebruik van die installaties kan schade ontstaan aan derden. De WA-verzekering biedt in principe geen dekking, omdat er geen sprake is van een verkeersrisico, maar van een werkrisico. Ook de AVB biedt geen dekking, want het gaat in dit geval om schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig. Dit risico kan door opname van de clausule werkrisico tegen meerpremie worden meeverzekerd op de WAMverzekering _Wft Schade zakelijk

163 COLLECTIEVE ONGEVALLENVERZEKERING VOOR INZITTENDEN Het begrip ongeval in de polisvoorwaarden van de collectieve ongevallenverzekeringen voor inzittenden heeft de volgende kenmerken: plotseling; van buiten komend; rechtstreeks; op het lichaam; geweldsinwerking; onafhankelijk van de wil van de verzekerde; met als gevolg een medisch vast te stellen lichamelijk letsel. De hoogte van de verzekerde bedragen is afhankelijk van de wens van de verzekeringnemer en het aanbod van de desbetreffende verzekeraar. De dekking bestaat in de regel uit twee rubrieken: rubriek A: uitkering bij overlijden; rubriek B: uitkering door blijvende invaliditeit. Gelet op de hoogte van de directe kosten die de nabestaanden na het overlijden van de verzekerde hebben, is een uitkering op grond van de eerste rubriek op zijn plaats. De uitsluitingen binnen de ongevallenverzekering zijn beperkt tot: opzet; niet-gemachtigde bestuurder; ongeldig rijbewijs; verhuur; rijden onder invloed; ongevallen in verband met het door de verzekerde plegen van of deelnemen aan een misdrijf of poging daartoe; molest; atoomkernreacties. De verzekerde som is in de regel per zitplaats overeengekomen. Soms komt ook een totaalbedrag voor alle inzittenden voor. Dit is gunstig in die gevallen waarbij iemand wél alleen in de auto zit. Als het daadwerkelijk aantal inzittenden het aantal verzekerde plaatsen overtreft, dan wordt de eventuele uitkering in evenredigheid over het aantal inzittenden verdeeld _Wft Schade zakelijk

164 8.4 SCHADEVERZEKERING VOOR INZITTENDEN De schadeverzekering voor inzittenden (SVI) kan worden gezien als een nuttig alternatief voor de ongevallenverzekering voor inzittenden (OVI). De SVI geeft dekking voor personenschade van inzittenden tot het in de polis genoemde verzekerde bedrag. Daaronder valt ook een eventuele vergoeding voor immateriële schade (smartengeld). Daarnaast is er dekking voor beschadigde of verloren gegane zaken, die zich hebben bevonden in het motorrijtuig op het moment van het ongeval. De verzekerde som betreft een rubriek waarbij het verzekerde bedrag flink hoger is dan dat van de ongevallenverzekering voor inzittenden. Hierna volgt een opsomming van de belangrijkste verschillen tussen de ongevallenverzekering voor inzittenden en de schadeverzekering voor inzittenden. Ongevallenverzekering voor inzittenden Sommenverzekering Verzekerde som per zitplaats Geen vergoeding voor vervoerde zaken Geen vergoeding immateriële schade Vergoeding per vast aantal zitplaatsen Schadeverzekering voor inzittenden Schadeverzekering Verzekerde som per motorrijtuig Vergoeding voor vervoerde zaken Vergoeding immateriële schade Vergoeding per schadegebeurtenis De verplichte WAM-verzekering en de SVI zijn beide schadeverzekeringen. Ten opzichte van de WAM-verzekering geeft de SVI secundaire dekking. De WAM biedt dus primair dekking. Voor een uitkering uit de SVI is aansprakelijkheid geen vereiste. De SVI sluit daarom naadloos aan op de WAM-dekking. Voorbeeld Jan en Peter zijn met Jans auto op weg naar de voetbalclub. Jan heeft een WA-verzekering, een volledigecascoverzekering en een SVI. Jan geeft een vrachtauto die van rechts komt geen voorrang en er volgt een botsing. Jan en Peter raken gewond en beide auto s zijn beschadigd. Bovendien raakt de laptop van Peter beschadigd. Peter kan Jan met succes aansprakelijk stellen. De WA-verzekeraar van Jans auto vergoedt de personenschade van Peter. Jan kan zichzelf niet met succes aansprakelijk stellen. Bovendien is schade aan de bestuurder een toegestane WAM-uitsluiting die iedere verzekeraar in zijn polis heeft opgenomen, net als schade aan met het motorrijtuig vervoerde zaken. De SVI vergoedt de personenschade van Jan en de laptopschade van Peter. Stel dat Jan met zijn auto tegen een overstekend hert botst. Jan en Peter raken beiden gewond. Er is niemand aansprakelijk. De personenschade van Jan en Peter komt nu geheel voor rekening van de SVI _Wft Schade zakelijk

165 COLLECTIEVE RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR MOTORRIJTUIGEN Naast de wagenparkverzekering kiezen veel bedrijven voor de collectieve rechtsbijstandverzekering voor motorrijtuigen. Deze verzekering biedt dekking voor alle auto s die in het collectieve contract zijn opgenomen. Gedekt is onder andere het verhalen van schade aan de verzekerde motorrijtuigen waarvoor een derde aansprakelijk is. Maar ook de kosten van verdediging in strafzaken met betrekking tot verkeersovertredingen of verkeersmisdrijven zijn gedekt. En juridische geschillen over aankoop, reparatie en onderhoud van het verzekerde motorrijtuig vallen onder de dekking. 8.6 GARAGEVERZEKERING Hoewel de naam dat wel doet vermoeden, zijn garagebedrijven niet de enige doelgroep voor de garageverzekering. De garageverzekering is ontwikkeld voor alle bedrijven die werkzaamheden verrichten aan auto s van klanten. Het kan daarbij gaan om dealers, onderhouds- en reparatiebedrijven, uitdeuk- en spuitinrichtingen, banden- en uitlaatservicebedrijven, exploitanten van wasstraten of autopoetsbedrijven. Gemakshalve wordt hiervoor de term garagebedrijf gehanteerd. De garageverzekering is in feite een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB), waaraan desgewenst rubrieken kunnen worden toegevoegd. Door deze aanvullingen ontstaat een combinatie van een AVB, inclusief een dekking voor opzichtschaden aan motorrijtuigen van klanten, met een WAM-dekking. Vaak kunnen de volgende rubrieken worden verzekerd: AVB; Schade aan motorrijtuigen van klanten; WAM-dekking voor eigen motorrijtuigen; WAM-dekking voor motorrijtuigen van klanten; Cascodekking voor de eigen motorrijtuigen van het bedrijf Rubriek AVB De rubriek AVB biedt in feite dezelfde dekking als een gewone AVB. De AVB kent de standaarduitsluiting voor schade aan zaken van derden die de verzekerde onder opzicht heeft in verband met bewerking, reparatie, vervoer of bewaring. Een garagebedrijf heeft eigenlijk altijd auto s van klanten onder opzicht. Als daaraan schade ontstaat, dan biedt de AVB dus geen dekking. Een andere belangrijke uitsluiting in de AVB is die voor schade veroorzaakt met of door motorrijtuigen. Dergelijke schadegevallen komen bij de genoemde bedrijven natuurlijk regelmatig voor _Wft Schade zakelijk

166 Voorbeeld Een monteur van een garagebedrijf laat een auto van een klant per ongeluk van de hefbrug rijden. Daarbij botst deze tegen een pilaar in de garage. Er ontstaat schade aan de auto van de klant. De AVB biedt geen dekking, omdat er schade is ontstaan aan zaken onder opzicht. Voorbeeld Een monteur heeft een auto van een klant een servicebeurt gegeven. Hij maakt een proefrit om de remmen te testen. Bij het verlaten van het terrein botst hij met de auto tegen een geparkeerd staande auto. Beide auto s hebben schade. De schade aan de auto van de klant is niet gedekt op de AVB. Er is immers sprake van opzicht. Ook de schade aan de geparkeerde auto is niet gedekt op de AVB. Er is immers schade toegebracht met een motorrijtuig en ook dat is uitgesloten op de AVB. Weliswaar biedt de autoverzekering van de klant soelaas, maar daar zal de klant niet blij mee zijn. Als deze schade op zijn motorrijtuigverzekering wordt geclaimd, dan heeft dat misschien gevolgen voor de bonus/maluskorting Rubriek schade aan motorrijtuigen van klanten Onder deze rubriek wordt dekking verleend voor schade aan of verlies van motorrijtuigen van klanten, inclusief alle daarop of daarin aanwezige zaken van klanten, die aan de zorg van de verzekeringnemer zijn toevertrouwd. Diefstal van het motorrijtuig tijdens de periode dat deze aan het verzekerde bedrijf is toevertrouwd, is dus gedekt. Ook is er dekking voor schade door het niet, niet voldoende of gebrekkig uitvoeren van reparaties en onderhoudswerkzaamheden, ongeacht op welk moment de schade ontstaat. Er is alleen dekking voor materiële schade en niet voor het opnieuw uitvoeren van werkzaamheden. Dit laatste wordt gezien als ondernemersrisico en is niet te verzekeren. Voorbeeld Een werknemer van een garagebedrijf heeft de auto van een klant een onderhoudsbeurt gegeven. Bij het opnieuw monteren van de remmen heeft hij een fout gemaakt. 2 dagen nadat de auto weer aan de klant is teruggegeven, botst deze tegen een lantaarnpaal. Oorzaak blijkt de foute montage van de remmen te zijn. De schade aan de auto van de klant is gedekt onder de rubriek schade aan motorrijtuigen van klanten. Deze rubriek biedt een subsidiaire dekking. Als de klant zelf een cascoverzekering heeft, dan wordt de schade dus door diens cascoverzekeraar vergoed. Een eventueel verlies aan bonus/maluskorting en het eigen risico komen wel voor rekening van de garageverzekeraar WAM-dekking voor eigen motorrijtuigen Allereerst is deze rubriek een collectieve verzekering voor alle WAM-plichtige motorrijtuigen van het bedrijf. Het kan dus gaan om serviceauto s, bergingsvoertuigen en andere bedrijfswagens, maar ook om eventuele huurauto s van het bedrijf. Ook de privéauto s van de directie en hun partners kunnen onder de dekking vallen. Aan- en afmelden van de auto s gebeurt door het opgeven van kentekens en meldcodes. Heeft een bedrijf een bedrijfsvoorraad auto s, dan kan ook die worden meeverzekerd _Wft Schade zakelijk

167 153 Het aan- en afmelden van aangekochte of verkochte auto s is vaak mogelijk door een online verbinding met de RDW. De RDW is dan op de hoogte van het feit dat het garagebedrijf eigenaar van de auto is geworden en dat de auto onder de WAM-dekking van de garageverzekering valt. Omdat er met de handelsvoorraad slechts beperkt en gedurende korte tijd op de weg wordt gereden, kan het garagebedrijf bij de RDW handelaarskentekens aanvragen. Deze zogenoemde groene HA-kentekenplaten moeten tijdens het rijden op de betreffende auto uit de handelsvoorraad worden geplaatst. De nummers van de handelaarskentekenplaten worden aangemeld bij de verzekeraar. Wordt een auto uit de handelsvoorraad verkocht, dan sluit de nieuwe eigenaar een aansprakelijkheidsverzekering. In overeenstemming met de verplichtingen van de WAM draagt de verzekeraar het 16 dagen na-risico als de nieuwe eigenaar verzuimt om een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten WAM-dekking motorrijtuigen van klanten Het gebeurt regelmatig dat met een auto van een klant een proefrit moet worden gemaakt. Als een medewerker dan een schade veroorzaakt met die auto, dan is die schade gewoon gedekt op de WAMverzekering van de klant. De medewerker is immers een gerechtigde bestuurder. Een dergelijke schade gaat echter ten koste van de bonus/maluskorting van de klant. Om dit probleem op te lossen, kan de rubriek WAM-dekking motorrijtuigen van klanten worden meeverzekerd. Deze rubriek biedt een subsidiaire dekking. De klant meldt de schade van de wederpartij in eerste instantie op zijn eigen WAM-verzekering. De tegenpartij heeft immers een rechtstreeks vorderingsrecht op de WAM-verzekeraar van de klant. Het verlies van bonus/maluskorting wordt in dat geval geclaimd bij de garageverzekeraar. In de praktijk komt het echter vaak voor dat de garageverzekeraar de schade direct afwikkelt met de tegenpartij Cascodekking voor de eigen motorrijtuigen van het bedrijf De garageverzekering kan worden uitgebreid met een cascodekking voor motorrijtuigen die eigendom zijn van het garagebedrijf. Hierbij kan worden gedacht aan de servicewagens of motorrijtuigen die tot de handelsvoorraad behoren van het garagebedrijf. Ook auto s die door de dealer, fabrikant of importeur in consignatie zijn gegeven (hiermee wordt bedoeld het ter beschikking stellen van auto s door de hoofddealer of importeur voor de verkoop), kunnen worden meeverzekerd, hoewel de verzekerde daarvan geen eigenaar is. De cascodekking is in beginsel gelijk aan de cascodekking van een motorrijtuigverzekering Premie De premie van de garageverzekering is afhankelijk van het betaalde jaarloon in het kader van de sociale verzekeringswetten. Daarnaast spelen de omvang van het bedrijf en het aantal aanwezige motorrijtuigen een rol. De betaalde premie is een voorschotpremie. Aan het eind van een verzekeringsjaar wordt er naverrekend _Wft Schade zakelijk

168 8.6.7 No-claimkorting No-claimkortingen komen ook voor op een garagepolis. Vaak geldt als voorwaarde voor het verkrijgen van de korting dat er in enig jaar of soms enkele jaren geen enkele schade mag worden geclaimd Eigen risico De garageverzekering kent eigenlijk altijd een eigen risico. Meestal bedraagt dit 500 per schadegeval Uitsluitingen Met betrekking tot de AVB is zoals gebruikelijk het ondernemersrisico uitgesloten. Het opnieuw uitvoeren van de (al verrichte) werkzaamheden is dus uitgesloten. Eveneens uitgesloten zijn reparaties als gevolg van garantie nadat het motorrijtuig is verkocht _Wft Schade zakelijk

169 155 9 DE COLLECTIEVE ONGEVALLENVERZEKERING Naast diverse verzekeringsvormen die dekking bieden bij arbeidsongeschiktheid of ziekte kan de werkgever ook een verzekering sluiten voor het risico van overlijden of blijvende invaliditeit door een ongeval. Dit is de collectieve ongevallenverzekering, waarmee de werkgever (deels) het financiële risico afdekt van een ongeval tijdens het werk van alle of een bepaalde groep werknemers. 9.1 SOMMENVERZEKERING De ongevallenverzekering is een sommenverzekering. Dit houdt in dat er niet vooraf of achteraf kan worden bepaald wat de schade is of zal zijn, maar dat een bepaald bedrag wordt verzekerd. Dit bedrag vormt dan de basis van de uitkering. Zo kan bijvoorbeeld op een ongevallenverzekering voor het risico van overlijden door een ongeval een bedrag verzekerd zijn van en voor volledige blijvende invaliditeit Vooraf is echter nooit de exacte schade van overlijden of blijvende invaliditeit vast te stellen. De verzekerde som van collectieve ongevallenverzekeringen wordt vaak niet in een vast bedrag uitgedrukt, maar als jaarloonbasis vermeld. De verzekerde som bij overlijden is dan vaak 1x het jaarsalaris en voor algehele blijvende invaliditeit 2x of 3x het jaarsalaris. De premievoet is afhankelijk van het aantal medewerkers, het totale jaarloon en de te verrichten werkzaamheden en is op deze wijze één premie (als percentage over het verzekerde loon) voor alle verzekerden. Er kunnen diverse redenen zijn voor een werkgever om een collectieve ongevallenverzekering te sluiten. Het kan gaan om een secundaire arbeidsvoorwaarde voor het personeel, maar het kan ook zijn dat hiermee een deel van het risico wordt afgedekt van de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte (in dit geval door een ongeval) _Wft Schade zakelijk

170 9.2 ONGEVALSDEFINITIE Onder een ongeval wordt verstaan een plotseling en voor de verzekerde ongewild en onverwachts van buiten komend inwerkend geweld op het lichaam, waaruit rechtstreeks een medisch vast te stellen lichamelijk letsel ontstaat. In de dagelijkse praktijk doen zich schaden voor, waarbij zich de vraag voordoet of de schade wel of niet kan worden begrepen binnen de hierboven vermelde ongevalsdefinitie. Om eventuele discussies te voorkomen, hebben veel ongevallenverzekeraars besloten insluitingen in de polis op te nemen die een uitbreiding geven aan het begrip ongeval, zoals hierboven omschreven. Onder ongeval wordt ook verstaan: Acute vergiftiging. Acute vergiftiging door het plotseling en ongewild binnenkrijgen van gassen, dampen, vloeibare of vaste stoffen, anders dan vergiftiging door gebruik van genees-, genot- of narcosemiddelen. Besmetting. Besmetting door ziektekiemen of een allergische reactie als deze besmetting of reactie een rechtstreeks gevolg is van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof, dan wel het gevolg is van het zich daarin begeven bij een poging tot redding van mens, dier of goederen. Binnenkrijgen van stoffen. Het ongewild en plotseling binnenkrijgen van stoffen of voorwerpen in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de ogen of de gehoororganen, waardoor inwendig letsel ontstaat, met uitzondering van het binnendringen van ziektekiemen. Spierletsels. Ontwrichting of scheuring van spier- en bandweefsel, op voorwaarde dat deze letsels plotseling zijn ontstaan en hun aard en plaats geneeskundig worden vastgesteld. Verstikking. Verstikking, verdrinking, bevriezing, zonnesteek, hitteberoerte. Uitputting. Uitputting, verhongering, verdorsting en zonnebrand door onvoorziene omstandigheden. Ziektekiemen. Wondinfectie of bloedvergiftiging door het binnendringen van ziektekiemen in een door een gedekt ongeval ontstaan letsel. Complicaties. Complicaties of verergering van het ongevalsletsel als rechtstreeks gevolg van eerstehulpverlening of van de door het ongeval noodzakelijk geworden geneeskundige behandeling _Wft Schade zakelijk

171 OPBOUW VAN EEN ONGEVALLENVERZEKERING De ongevallenverzekering kan uit meerdere rubrieken bestaan. De meest voorkomende rubrieken zijn: Rubriek A: uitkering van een kapitaal bij overlijden van de verzekerde door een ongeval ; Rubriek B: uitkering van een kapitaal bij blijvende invaliditeit van de verzekerde door een ongeval; vergoeding van medische kosten door een ongeval Kapitaaluitkering bij overlijden (rubriek A) Bij overlijden is de verzekeringnemer, of de begunstigde, verplicht om de verzekeringsmaatschappij hiervan binnen 48 uur vóór de begrafenis of crematie in kennis te stellen. De verzekeraar kan sectie laten verrichten om te kunnen laten bepalen of er wel sprake is van een ongeval. Het is mogelijk dat de verzekeringsmaatschappij in eerste instantie een uitkering verricht op grond van de rubriek blijvende invaliditeit, waarna de verzekerde alsnog komt te overlijden. Als dit overlijden verband houdt met de gevolgen van het ongeval, dan volgt er een uitkering op basis van de rubriek kapitaaluitkering bij overlijden. Er is dan sprake van een samenloop van de kapitaaluitkering bij overlijden en de uitkering bij blijvende invaliditeit. Dit eerder uitgekeerde bedrag wordt dan in mindering gebracht op de uitkering op grond van overlijden. Als de uitkering op grond van de rubriek blijvende invaliditeit de uitkering uit eerdergenoemde rubriek overtreft, dan vindt er geen terugvordering plaats Kapitaaluitkering bij blijvende invaliditeit (rubriek B) De uitkering op grond van de rubriek blijvende invaliditeit betreft blijvende functionele invaliditeit. De hoogte van de uitkering bedraagt een percentage van het voor blijvende functionele invaliditeit verzekerde bedrag. De blijvende invaliditeit kan het gevolg zijn van een: geheel of gedeeltelijk blijvend verlies: het in het geheel niet meer aanwezig zijn; of functioneel of blijvend functieverlies: het nog wel aanwezig zijn, maar niet meer kunnen gebruiken. De schade moet uiterlijk binnen 3 maanden na het ongeval bij de verzekeraar zijn gemeld. Ongevallenverzekeraars hanteren een lijst, Gliedertaxe of ledematenwaarderingslijst genoemd, op basis waarvan in alle objectiviteit het percentage invaliditeit wordt vastgesteld. Deze Gliedertaxe is onderdeel van de verzekeringsvoorwaarden, zodat vooraf duidelijk is welke waardering er aan de genoemde ledematen wordt gegeven. De verzekeraars kunnen verschillende Gliedertaxes hebben opgenomen als onderdeel van onderlinge concurrentie. Het totaal, het uitkeringspercentage op basis van alle ledematen opgeteld die een blijvend functieverlies geven, zou de verzekerde som, zoals vermeld op de polis, kunnen overtreffen _Wft Schade zakelijk

172 In de polis is dan ook de bepaling opgenomen dat de som van alle uitkeringen het verzekerde bedrag niet kan overtreffen. Tabel Gliedertaxe (ledematenwaarderingslijst) Uitkeringspercentage Bij volledig (functie)verlies van: in % 100 het gezichtsvermogen van beide ogen 30 het gezichtsvermogen van één oog 70 het gezichtsvermogen van één oog, wanneer de maatschappij al uitkering op grond van deze verzekering heeft verleend wegens het verlies van het gezichtsvermogen van het andere oog 60 het gehoor van beide oren 30 het gehoor van één oor 75 een arm 65 alle vingers aan eenzelfde hand 25 een duim 15 een wijsvinger 12 een middelvinger 10 een ringvinger 10 een pink 70 een been 10 een grote teen 5 een andere teen 5 de milt 10 de nier 25 een long 5 de smaak en/of reuk 50 het spraakvermogen 20 alle gebitselementen zonder prothetische mogelijkheid, uitgesloten melkgebit en prothesen 5 alle gebitselementen met prothetische mogelijkheid, uitgesloten melkgebit en prothesen 5 de cervicale wervelkolom als gevolg van whiplashsyndroom Als de mate van invaliditeit niet kan worden vastgesteld via de Gliedertaxe, dan vindt er een deskundigenonderzoek door een arts plaats. Op basis van objectieve maatstaven, zonder het beroep van verzekerde mee te wegen, wordt het invaliditeitspercentage vastgesteld. Het is ook mogelijk om een keuzeclausule in de polisvoorwaarden op te nemen. De keuzeclausule houdt in dat een deskundigenonderzoek door een arts plaatsvindt, waarbij een percentage blijvende invaliditeit wordt berekend zonder rekening te houden met het beroep van de verzekerde en een percentage, waarbij wel rekening wordt gehouden met het in de polis vermelde beroep. De keuze bestaat hierin dat verzekerde de keuze krijgt welke van de hierboven vastgestelde percentages door de verzekeraar worden gehanteerd om tot uitkering te komen. Deze keuze wordt niet vooraf gemaakt, maar bij de vaststelling van de mate van invaliditeit _Wft Schade zakelijk

173 159 Onder de dekking zijn begrepen ongevallen die zijn ontstaan door de lichamelijke en/of geestelijke toestand of afwijking van de verzekerde. Het is mogelijk dat de gevolgen van het ongeval vergroot zijn door ziekte, gebrekkigheid of een afwijkende lichaams- of geestesgesteldheid van de verzekerde. De gevolgen van het ongeval zijn daardoor extra groot. Normalisatie- of normaliseringsclausule Bij de vaststelling van de uitkering wordt uitgegaan van de gevolgen die het ongeval zou hebben gehad als de verzekerde geheel valide en gezond zou zijn geweest. Dit betreft dan een normaliseringsbepaling die in de voorwaarden is opgenomen. Voorbeeld Janine Krekels heeft een ernstige vorm van reuma. Door een ongeval is zij nog verder beperkt in het gebruik van haar handen. De ongevallenverzekeraar gaat in de berekening van de grootte van de uitkering uit van een valide en gezonde verzekerde. Binnen de afwikkeling van het schadetraject is de rol van de medici vaak van elementair belang. De snelheid van het inwinnen van medische informatie is afhankelijk van het aantal werkzaamheden en de prioriteitstelling in de praktijk van de betrokken arts en kan even op zich laten wachten. Maar ook het wachten op een stabiele medische situatie van de verzekerde kan een tijd duren. De mogelijkheid dat een schade pas jaren na de schademelding daadwerkelijk wordt uitgekeerd, is zeker aanwezig. De verzekerde is de dupe van deze gang van zaken. Om de verzekerde enigszins tegemoet te komen, ontvangt de verzekerde over het uit te keren schadebedrag vanaf zes of twaalf maanden na het ongeval de wettelijke rente over het in de toekomst uit te keren schadebedrag op grond van de polisvoorwaarden Vergoeding van medische kosten door een ongeval Deze rubriek dekt de medische kosten door een ongeval. Het betreft een schaderubriek binnen een sommenverzekering. De verzekerde som is meestal gemaximeerd tot 500. Binnen deze rubriek zijn verzekerd: de honoraria van medici; de kosten van medicijnen; het ziekenvervoer; de behandeling in een ziekenhuis of EHBO-post. Deze rubriek kent een subsidiair karakter. Dat betekent dat een andere verzekering (de basis(zorg)verzekering of aanvullende zorgverzekering) voorgaat. Op deze andere verzekering kan echter een (openstaand) eigen risico zitten. De ongevallenverzekering vangt dit met deze rubriek dan op _Wft Schade zakelijk

174 9.4 RELEVANTE POLISVOORWAARDEN EN ACCEPTATIE Onopzegbaarheid van de ongevallenverzekering De verzekering is onopzegbaar van de zijde van de verzekeraar. De verzekeraar kan de ongevallenverzekering dus niet opzeggen of de dekking beperken in verband met een slecht schadeverloop of vanwege de schadefrequentie De verzekerde som Verzekeraars verzekeren op een polis de aangeboden risico s binnen verschillende rubrieken. Het is mogelijk tegen een premietoeslag van 25% alleen rubriek A (overlijden) te verzekeren. De verhouding tussen de verzekerde som uit rubriek A en rubriek B (blijvende invaliditeit) verhoudt zich in de regel als 1: Klimmende verzekerde sommen Het is mogelijk de verzekerde sommen met bijvoorbeeld 5% (enkelvoudig en niet cumulatief) te verhogen om de gevolgen van inflatie op te vangen. Deze verhoging kan altijd worden meeverzekerd Motorrijden Vanaf de leeftijd van 23 jaar is het risico als bestuurder van een motorfiets vanaf 50 cc gratis meeverzekerd. Voor motorrijders jonger dan 23 jaar geldt een premietoeslag Afwijkende condities artsen en/of andere beroepsbeoefenaren Artsen en bijvoorbeeld musici of instrumentenmakers zijn bijzonder afhankelijk van het functioneren van bepaalde ledematen. Tegen meerpremie houdt de verzekeraar hier rekening mee en wel: in de vorm van een bijzondere uitkeringsschaal met betrekking tot de voor artsen relevante ledematen en ogen; extra uitkering met betrekking tot een ongevalsletsel aan de dominante hand; uitbreiding van het begrip ongeval met de gevolgen van een infectie en het spatten van etter op de slijmvliezen Leeftijd van de verzekerde De uiterste acceptatieleeftijd voor een ongevallenverzekering is 64 jaar. De verzekering wordt automatisch beëindigd op de 70-jarige leeftijd van verzekerde _Wft Schade zakelijk

175 Premiehoogte De premie van een ongevallenverzekering is afhankelijk van de gevarenklasse. De gevarenklasse wordt gevormd door het beroep van de verzekerde. Een boekbinder valt bijvoorbeeld in gevarenklasse 1 en een zelfslachtende slager in klasse Uitsluitingen Onderstaand zijn de uitsluitingen van de ongevallenverzekering opgesomd: Opzet. Ongevallen ontstaan door opzet of met goedvinden van de verzekerde of een andere belanghebbende bij de uitkering. Misdrijf. Ongevallen in verband met het door de verzekerde plegen van of deelnemen aan een misdrijf of poging daartoe. Waagstuk. Ongevallen als gevolg van een waagstuk waarbij de verzekerde zijn leven of lichaam roekeloos in gevaar heeft gebracht, tenzij dit waagstuk redelijkerwijs noodzakelijk was ter juiste vervulling van zijn beroep, bij rechtmatige zelfverdediging of bij pogingen zichzelf, anderen, dieren of zaken te redden (onder een waagstuk vallen ook gevaarlijke sporten, zoals freestyleskiën en valschermzweven). Allergische reacties. Allergische reacties anders dan besmetting. Psychische aandoeningen. Psychische aandoeningen van welke oorzaak ook en/of daaruit voortvloeiende gevolgen, tenzij deze medisch aantoonbaar het rechtstreekse gevolg zijn van een door het ongeval veroorzaakte blijvende hersenweefselbeschadiging. Pijn. Pijn en/of daaruit voortvloeiende gevolgen. Alcoholmisbruik. Ongevallen als gevolg van het onder invloed zijn van alcoholische dranken, tenzij wordt aangetoond dat de verzekerde op het moment van het ongeval minder dan 0,8 promille alcohol in zijn bloed had of het ademalcoholgehalte minder dan 350 microgram was. Bedwelmende middelen. Ongevallen waarvan het ontstaan op enige manier in relatie staat tot het gebruik van of de verslaving aan bedwelmende, opwekkende of soortgelijke middelen, tenzij het gebruik overeenkomstig het voorschrift van een arts gebeurt en de verzekerde zich aan de gebruiksaanwijzingen heeft gehouden. Ingewandsbreuk, zenuw-, spier- en peesaandoeningen. Ingewandsbreuk, spit, uitstulping van een tussenwervelschijf (hernia), peesschede-ontsteking, zweepslag, ontsteking rondom een schoudergewricht, tennisarm of golfersarm. Gevolgen van medische behandeling. De gevolgen van een medische behandeling die de verzekerde heeft ondergaan, zonder dat er enig verband bestaat met een onder de polis gedekt ongeval, die deze behandeling noodzakelijk maakte. Besturen motorrijwiel. Voor bestuurders jonger dan 23 jaar van een motorrijwiel met een cilinderinhoud van 50 cc of meer. Vliegrisico. als piloot. Het vliegrisico van de verzekerde is onder de verzekering gedekt op voorwaarde dat de verzekerde als rechtmatig passagier in een voor passagiersvervoer ingericht motorvliegtuig verblijft. De gebruikelijke uitsluitingen van groot molest (gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer en muiterij) en atoomkernreacties _Wft Schade zakelijk

176 _Wft Schade zakelijk

177 HET NEDERLANDSE ZORGSTELSEL Met betrekking tot verzekeringen op het gebied van gezondheidszorg is de afgelopen jaren veel veranderd en zal er in de toekomst nog meer veranderen. Ook op dit terrein trekt de overheid zich steeds verder terug en laat ze het verzekeren van kosten van zorg steeds meer over aan private verzekeraars. Via wetgeving stelt zij een minimaal verplichte basisdekking en een maximale premie vast. Private zorgverzekeraars voeren de wet uit. In dit hoofdstuk laten wij je zien hoe het zorgverzekeringsstelsel in ons land is opgezet. In dit hoofdstuk behandelen we de volgende onderwerpen: de Wet langdurige zorg (Wlz); de Jeugdwet; de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015); de Zorgverzekeringswet (Zvw); overige sociale zekerheid; de kring der verzekerden van de Zorgverzekeringswet; het polisbeheer; de modelovereenkomsten; collectiviteiten; de financiering; de dekking; de voorwaardelijke toegang geneesmiddelen en behandeling; de combinatie zorg en inkomen; de keuzemogelijkheden; de claimafhandeling; de klachtenbehandeling binnen de zorg WAT HOUDT HET ZORGVERZEKERINGSSTELSEL IN? In de Nederlandse Grondwet is bepaald dat de overheid maatregelen moet treffen ter bevordering van de volksgezondheid. De overheid kan die verplichtingen op twee manieren realiseren: de zorg zelf beschikbaar stellen door het oprichten van een nationale gezondheidsdienst; of door ervoor te zorgen dat de medische zorg voor iedereen financieel bereikbaar is. In ons land is voor de tweede optie gekozen door het opzetten van een zorgverzekeringsstelsel bestaande uit twee volksverzekeringen en een sociale voorziening. De volksverzekeringen zijn de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De sociale voorziening is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) _Wft Schade zakelijk

178 10.2 DE WET LANGDURIGE ZORG (WLZ) De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt zorg en verblijf voor mensen die 24 uur per dag intensieve zorg en toezicht in de buurt nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om kwetsbare ouderen, mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking of mensen met een psychiatrische diagnose. Ook jongeren met ernstige beperkingen kunnen in aanmerking komen voor de Wlz-zorg Recht op Wlz-zorg Om in aanmerking te komen voor Wlz-zorg, moet de Wlz-indicatie worden aangevraagd. De aanvraag kan worden ingediend bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) met een speciaal aanvraagformulier. Het CIZ bepaalt vervolgens of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van de wet. Uiteraard is een belangrijke voorwaarde dat de aanvrager toezicht nodig heeft of dat er 24 uur per dag zorg dichtbij moet zijn. Voorbeeld Aanvraag Wlz-zorg Maria is 74 jaar oud en lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Zij kan zichzelf niet meer alleen redden. Op grond van deze aandoening heeft zij misschien recht op verblijf in een verzorgingshuis. Haar huisarts doet voor haar een aanvraag bij het CIZ. Het CIZ kent de aanvraag toe en geeft een zogenaamd indicatiebesluit af. Het zorgkantoor in de regio waar Maria woont, zorgt ervoor dat Maria in een verzorgingshuis terecht kan Wlz-indicatie In overleg met het CIZ geeft de aanvrager aan wat hij nog zelf wil en kan doen en welke hulp hij al krijgt van zijn familie, vrienden of buren. Op basis van deze informatie wordt door het CIZ een zorgprofiel vastgesteld. Daarin staat de aard, inhoud en globale omvang van de benodigde zorg. Dit wordt opgenomen in het indicatiebesluit en naar het zorgkantoor in de regio gestuurd. Het zorgkantoor neemt contact op met de zorgaanbieder, waarna de aanvrager (inmiddels rechthebbende) afspraken kan maken over de zorgverlening. Deze afspraken worden opgenomen in het zorgplan. Het sociale netwerk van de rechthebbende wordt ook betrokken bij de bespreking van het zorgplan Wlz-zorgpakket Mensen die in de Wlz zitten, kunnen aanspraak maken op: verblijf in een instelling of vergelijkbare zorg, die thuis wordt geregeld in de vorm van een volledige pakket thuis (vpt) of modulair pakket thuis (mpt); persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging; behandeling (specialistische en niet-specialistische behandeling); vervoer naar begeleiding of behandeling; huishoudelijke hulp die geleverd wordt door de instelling _Wft Schade zakelijk

179 Leveringsvoorwaarden De zorg kan op vier manieren worden geleverd: Zorg in Natura (ZIN). Men woont in een instelling voor zorg met verblijf. Volledig pakket thuis (vpt). Men krijgt een volledig pakket thuis van een zorginstelling. Het gaat dan om alle zorg en ondersteuning waarvoor een Wlz-indicatie is afgegeven. Hierbij horen ook maaltijden, huishoudelijke hulp en uitstapjes. Modulair pakket thuis (mpt). Een deel van de zorg wordt geleverd door een zorginstelling en het andere deel wordt zelf geregeld met het persoonsgebonden budget. Maaltijden en hulp bij het huishouden vallen niet onder het mpt. Persoonsgebonden budget (pgb). Men organiseert zelf de zorg en kiest zelf voor de zorgverlener. De zorgverlener moet de zorg wel aan huis kunnen leveren. De Sociale Verzekeringsbank betaalt de rekening van de zorgaanbieder Premie Omdat de Wlz langdurige zorg bevat, is er veel geld mee gemoeid. De kosten om mensen langdurig soms hun hele leven zorg te bieden, zijn relatief hoog. De overheid stelt jaarlijks het tarief voor de Wlz-premie vast. Dit is een vast percentage van het inkomen. Iedere burger die in Nederland inkomen heeft, betaalt Wlz-premie aan de Belastingdienst als onderdeel van de loonheffing. Ook mensen die niet in Nederland wonen, maar die wel in Nederland werken, moeten deze premie betalen. In 2021 is de Wlz-premie 9,65%. Er is wel een grensinkomen, waardoor er een maximaal te betalen bedrag ontstaat. Dit grensinkomen loopt tot maximaal de bovengrens van de tweede schijf voor de inkomstenbelasting ( in 2021). Zelfstandigen betalen ook Wlz-premie, maar dan via hun aanslag inkomstenbelasting. Voorbeeld Wlz-premie In 2021 bedraagt de Wlz-premie 9,65% tot een grensinkomen van Dit betekent dat mensen met een inkomen van of hoger in aan Wlz-premie betalen. Werknemers in loondienst, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden betalen de Wlz-premie niet zelf. De werkgever, pensioen- of uitkeringsinstantie houdt de premie in op het loon of op de uitkering en draagt deze af aan de Belastingdienst. De Belastingdienst stort het geld vervolgens in het Fonds langdurige zorg. Zelfstandig ondernemers of personen met andere inkomsten betalen de Wlz-premie rechtstreeks aan de Belastingdienst. Zij ontvangen hiervoor een aanslagformulier _Wft Schade zakelijk

180 Eigen bijdrage Als je een Wlz-indicatie hebt voor zorg en je bent meerderjarig, dan geldt er een eigen bijdrage. We kennen hier twee soorten eigen bijdragen: een lage en een hoge. De eerste zes maanden geldt de lage eigen bijdrage. Daarna hangt het van de persoonlijke omstandigheden af of de lage eigen bijdrage overgaat naar de hoge. Het inkomen, het vermogen, de indicatie, de zorg, de leeftijd en de gezinssamenstelling spelen daarbij een rol. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) berekent de eigen bijdrage. Een speciaal rekenprogramma op de website van het CAK geeft een indruk van de hoogte hiervan. Ook als er wordt gekozen voor een modulair pakket thuis, een volledig pakket thuis of een persoonsgebonden budget, dan is er een eigen bijdrage verschuldigd JEUGDWET Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. In de nieuwe Jeugdwet vinden we ook jeugd(gezondheids)zorg voor kinderen en jongeren tot 18 jaar. De volgende behandelingen maken deel uit van de Jeugdwet: Behandelingen, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een psychische stoornis; Behandelingen, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een (licht) verstandelijke beperking; Begeleiding, persoonlijke verzorging en het bijbehorend kortdurend verblijf voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening; Vervoer van en naar de locatie (binnen of buiten de gemeente) waar jeugdhulp voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening wordt geboden; Alle zorg voor kinderen tot 18 jaar met een verstandelijke beperking, zoals: o begeleiding; o persoonlijke verzorging; o kortdurend verblijf; o behandeling; o verblijfszorg (ZZP). Alleen de zorg voor kinderen en jongeren met ernstig verstandelijke, lichamelijke of meervoudige beperkingen valt onder de Wlz. Het gaat dan om kinderen die blijvend de hele dag intensieve zorg en toezicht dichtbij nodig hebben. Ook de zorg voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk beperkten (SGLVG) is onderdeel van de Wlz. De behandeling van kinderen en jongeren onder de 18 jaar met een zintuiglijke beperking (doof of blind) valt onder de Zorgverzekeringswet _Wft Schade zakelijk

181 DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO 2015) De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een wet die wordt uitgevoerd door gemeenten. Het doel van de wet is om mensen zo goed mogelijk in staat te stellen om deel te nemen aan de samenleving. Gemeenten zijn verplicht om de beperkingen die mensen hebben, te compenseren door voorzieningen aan te bieden. Burgers hebben daarbij de keuze tussen hulp in natura of een persoonsgebonden budget (pgb), waarmee zelf zorg of hulp kan worden ingekocht. De Wmo kent de volgende taken en verantwoordelijkheden toe aan gemeenten: de leefbaarheid en sociale samenhang bevorderen; mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen; het bevorderen van mensen met een beperking of psychisch probleem om deel te nemen aan de samenleving; maatschappelijke opvang aanbieden; openbare geestelijke gezondheidszorg bevorderen; informatie, advies en cliëntondersteuning verlenen; het verslavingsbeleid bevorderen; jeugdigen met problemen preventief ondersteunen. Hoe de gemeente de uitvoering van de Wmo exact vormgeeft, kan van gemeente tot gemeente verschillen. Maar als er een verzoek om ondersteuning wordt ingediend bij de gemeente, dan moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie van de zorgbehoevende. Bij het onderzoek wordt beoordeeld in hoeverre de zorgbehoevende nog in staat is voor zichzelf te zorgen. Als dit onvoldoende blijkt te zijn en de omgeving niet genoeg daarin kan bijdragen, dan is de gemeente verplicht ondersteuning te bieden. Dit wordt een maatwerkvoorziening genoemd. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn: maaltijdvoorziening; vervoersvoorziening; huishoudelijke hulp; individuele begeleiding; aan- of verbouw van de woning; personenalarmering; dagbesteding op maat. Voorbeeld Wmo-voorziening Steffan heeft een scootmobiel nodig om boodschappen te kunnen doen. Hij gaat naar het Wmo-loket van zijn gemeente. De gemeente beoordeelt dat Steffan inderdaad niet zonder scootmobiel kan. Hij kan kiezen hoe de scootmobiel moet worden geregeld. Hij kan er een van de gemeente in bruikleen krijgen of hij kan als hij aan de voorwaarden voldoet geld krijgen van de gemeente om er zelf een te huren. Voor deze voorzieningen moet een eigen bijdrage worden betaald, die, net als bij de Wlz, wordt geïnd door het CAK _Wft Schade zakelijk

182 Naast maatwerkvoorzieningen zijn er ook nog algemene voorzieningen. Deze voorzieningen zijn vrij toegankelijk zonder dat uitgebreid onderzoek nodig is. De gemeente mag hiervoor een bijdrage vragen. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: boodschappendienst; het steunpunt huiselijk geweld; een ontmoetingsruimte voor mensen die eenzaam zijn. De Wmo wordt niet gefinancierd door premies, maar door geld uit algemene middelen: belastinggeld. De Wmo, de Jeugdwet en de Wlz vormen samen met de Zorgverzekeringswet (Zvw); het Nederlandse stelsel van zorg en welzijn DE ZORGVERZEKERINGSWET (ZVW) De Zorgverzekeringswet (Zvw) stelt een zorgverzekering verplicht voor iedereen die verzekerd is voor de Wlz. De Wlz en de Zvw gaan altijd samen. Iedereen die verzekerd is voor de Wlz, is verplicht om bij een zorgverzekeraar een zorgverzekering af te sluiten. Waar de Wlz langdurige zorg en verzorging biedt, is de Zvw meer gericht op kortdurende zorg. De Zvw bevat een aantal voorwaarden met betrekking tot de plicht tot verzekeren en de plicht tot acceptatie door een verzekeraar. Het pakket van de zorgverzekering wordt vastgesteld door de overheid. In de praktijk (en in reclame-uitingen) spreekt men ook wel van: de basisverzekering. Maar dat is geen officiële term. Mensen die graag meer dekking willen dan alleen die van de zorgverzekering, kunnen bij een zorgverzekeraar een aanvullende ziektekostenverzekering afsluiten. De dekking van aanvullende verzekeringen wordt door verzekeraars bepaald, niet door de overheid. De dekking van aanvullende verzekeringen kan dan ook per verzekeraar verschillen. Let op! In het examen noemt men de basisverzekering zorgverzekering, want dat is ook officieel de juiste aanduiding volgens de Zorgverzekeringswet. De aanvullende verzekering wordt op het examen aanvullende ziektekostenverzekering genoemd Een raamwet De Zorgverzekeringswet is een raamwet. Dat wil zeggen dat niet alle details in de wet zelf zijn vastgelegd. Het voordeel daarvan is dat voor kleine aanpassingen geen wetswijziging nodig is. Een wetswijziging wordt besproken in de Tweede en in de Eerste Kamer en vergt relatief veel tijd. Daarom zijn er naast de Zorgverzekeringswet nog twee niveaus aangebracht: het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering _Wft Schade zakelijk

183 Het Besluit zorgverzekering (Bzv) Het Besluit zorgverzekering (Bzv) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het wijzigen van een AMvB is een eenvoudigere procedure dan een wetswijziging. De Eerste en de Tweede Kamer hoeven niet betrokken te worden bij AMvB s. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Koning ondertekenen de AMvB, nadat deze besproken is in de ministerraad en de Raad van State er advies over heeft uitgebracht. In het Bzv wordt invulling gegeven aan: de dekking van de zorgverzekering, de zogenaamde te verzekeren prestaties; de zorgkosten waarvoor eigen bijdragen gelden; en de zorgkosten die wel en niet onder het zogenaamde verplicht eigen risico vallen. Eigen risico wil zeggen dat verzekerden jaarlijks de eerste kosten van zorg uit het basispakket zelf betalen. In 2021 bedraagt het verplicht eigen risico 385. In een ander deel van dit hoofdstuk gaan we nader in op de begrippen eigen bijdrage en eigen risico De Regeling zorgverzekering (Rzv) De Regeling zorgverzekering (Rzv) is een ministeriële regeling (MR). Deze wordt gemaakt door de minister van VWS. Wijzigingen in de Rzv worden voorbereid op het ministerie van VWS en worden vervolgens gepubliceerd in de Staatscourant. Daarmee is de regeling van kracht. In de Rzv staan: nadere bepalingen en details van de te verzekeren prestaties die in het Bzv staan; de hoogtes van eigen bijdragen. Als de minister van VWS per ministeriële regeling wijzigingen doorvoert waar de Tweede Kamer zich niet in kan vinden, dan kan de Tweede Kamer de minister ter verantwoording roepen voor het gevoerde beleid. Voorbeeld Werking van een raamwet Stel bijvoorbeeld dat de minister van VWS kraamzorg volledig uit de zorgverzekering wil verwijderen. Hiervoor is een wijziging van de Zorgverzekeringswet nodig. De Eerste en de Tweede Kamer moeten goedkeuring geven. Stel dat de kraamzorg niet uit het pakket verdwijnt. Er is alleen een aantal wijzigingen. De voorgestelde wijzigingen voor de kraamzorg zijn: De minister van VWS wil een maximum van twaalf dagen kraamzorg in plaats van tien. Hiervoor is een wijziging van het Besluit zorgverzekering nodig. De Eerste en de Tweede Kamer hoeven niet betrokken te worden. Wel is er een advies nodig van de Raad van State. De minister van VWS wil de hoogte van de eigen bijdrage voor kraamzorg aanpassen. Hiervoor is een wijziging van de Regeling zorgverzekering nodig. De minister laat de wijziging publiceren in de Staatscourant. Daarmee is de wijziging van kracht _Wft Schade zakelijk

184 Zorginstituut Nederland (ZiN) Het Zorginstituut is een advies- en uitvoeringsorganisatie voor de Zorgverzekeringswet en de Wlz. Haar belangrijkste doel is het voor iedere burger toegankelijk maken van goede zorg tegen aanvaardbare kosten. Om dit te bereiken, heeft het Zorginstituut vier belangrijke taken: Het Zorginstituut adviseert het ministerie van VWS over de samenstelling van het pakket van de Zorgverzekeringswet en van de Wlz. Naast adviezen brengt het Zorginstituut ook standpunten uit. Hierin verduidelijkt het Zorginstituut onderdelen van de Zorgverzekeringswet en van de Wlz, bijvoorbeeld als er een geschil is tussen zorgverzekeraars en verzekerden; Het uitvoeren van de Regeling risicoverevening. De risicoverevening is bedoeld om zorgverzekeraars te compenseren voor kostenverschillen, die ontstaan door onbeïnvloedbare verschillen in de risicoprofielen van hun verzekerden. Zorgverzekeraars moeten immers iedereen accepteren voor de zorgverzekering. Het Zorginstituut berekent jaarlijks de hoogte van de vereveningsbijdrage, die wordt uitgekeerd vanuit het Zorgverzekeringsfonds; Het stimuleren van kwaliteitsverbeteringen in de zorg. Hiervoor is het Kwaliteitsinstituut in het leven geroepen. Het Kwaliteitsinstituut maakt deel uit van het Zorginstituut; Het adviseren van de minister over vernieuwingen in zorgberoepen en -opleidingen. Het Zorginstituut is een zelfstandig bestuursorgaan. Dat wil zeggen dat het een organisatie is die overheidstaken uitvoert. Het Zorginstituut voert taken uit voor de overheid en behartigt daarmee uiteindelijk de belangen van alle burgers. De organisatie die de belangen van zorgverzekeraars behartigt, heet Zorgverzekeraars Nederland (ZN). ZN is een vereniging en geen zelfstandig bestuursorgaan Het Nationaal Contactpunt (NCP) Het CAK (daarover straks meer) voert de taken voor het Nationaal Contactpunt (NCP) in Nederland uit. Ieder EU-land moet een NCP instellen. Dit is vastgelegd in de Europese richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg. Het NCP biedt algemene informatie aan patiënten, die in een ander EU-land een medische behandeling willen ondergaan. Het betreft onder andere informatie over: hoe de zorg is geregeld; zorgaanbieders; vergoeding van de kosten; de kwaliteit en veiligheid van de zorg; patiëntenrechten; de rechten en aanspraken op het ontvangen van grensoverschrijdende gezondheidszorg. Patiënten uit andere EU-landen die voor een medische behandeling naar Nederland willen komen, kunnen ook bij het NCP terecht voor informatie _Wft Schade zakelijk

185 De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Het Zorginstituut houdt zich onder andere bezig met het adviseren van de minister over de samenstelling van het basispakket en het geven van standpunten ter interpretatie van wet- en regelgeving. Het Zorginstituut is zelf geen actieve toezichthouder. Ze stuurt geen inspecteurs om te controleren of standpunten wel juist in de praktijk worden gebracht. De controle op de uitvoering van de Wlz en de Zvw ligt bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa is wettelijk toezichthouder op de uitvoering van de Wlz en de Zvw. In die rol als regelgever stelt de NZa tarieven, prestaties en budgetten vast waar dat moet. Waar het kan, laat ze deze regulering los en mogen verzekeraars en zorgaanbieders zelf onderhandelen over de inhoud, de prijs, de kwaliteit en de doelmatigheid van de te leveren zorg. Dit wordt vrije marktwerking genoemd. De NZa adviseert de minister van VWS over de spelregels die in de zorg nodig zijn en signaleert mogelijke onsamenhangendheden en belemmeringen. De adviezen van de NZa zijn gebaseerd op onderzoeksdata en analyses. De NZa houdt toezicht op de drie publieke belangen in de zorg: Transparante informatie. Heldere informatie over de inhoud van het zorgaanbod, de kwaliteit van de zorg en de prijs van het aanbod is essentieel voor een goede zorginkoop door verzekeraars en voor het keuzeproces van verzekerden. De NZa legt transparantieverplichtingen op aan verzekeraars en zorgaanbieders en kan handhavend optreden als zij niet aan die verplichtingen voldoen. Toegankelijkheid. De zorg moet toegankelijk zijn. Dat wil zeggen dat mensen binnen redelijke reisafstand, binnen een redelijke tijd en onder redelijke voorwaarden toegang hebben tot de juiste zorg. Voor een aantal zorgsoorten (bijvoorbeeld acute zorg) is daarvoor een wettelijke norm vastgesteld. Per sector volgt de NZa of de toegankelijkheid van de zorg voldoende blijft en adviseert de minister als er sprake is van een probleem. Betaalbaarheid. De zorg moet betaalbaar blijven. De premie voor de zorgverzekering moet betaalbaar blijven en we moeten de collectieve kosten in de hand houden. Nu, maar ook in de toekomst. Dit vraagt om heldere keuzes: welke zorg is noodzakelijke basiszorg, waar ligt de eigen verantwoordelijkheid van de consument en op welke manier zorgen we ervoor dat de zorg van goede kwaliteit blijft én zo efficiënt mogelijk wordt geleverd? Voorbeeld De NZa controleert of Zorgverzekeraar Budgetzorg zijn verzekerden de zorg levert waar zij recht op hebben (zorgplicht) en of alle verzekeringsplichtigen die zich aanmelden ook daadwerkelijk worden verzekerd (acceptatieplicht) _Wft Schade zakelijk

186 Gedragscodes Verzekeraars moeten zich houden aan de Zorgverzekeringswet, aan het bijbehorende Besluit zorgverzekering en aan de Regeling zorgverzekering. Ook de standpunten van het Zorginstituut over hoe de wet geïnterpreteerd moet worden, zijn van belang. Daarnaast hebben verzekeraars ook eigen gedragscodes. Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars Deze Gedragscode bevat regels en richtlijnen over hoe zorgverzekeraars moeten omgaan met persoonsgegevens. Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap De Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap geeft een beeld van wat verzekerden mogen verwachten van hun zorgverzekeraar. Het biedt criteria om het gedrag van de zorgverzekeraars te toetsen. De code biedt onder andere informatie over verantwoordelijkheden van de zorgverzekeraar, gedragsregels waar de zorgverzekeraars zich aan houden en hoe te handelen als er klachten of geschillen met de zorgverzekeraar zijn. Uiteraard moeten verzekeraars, waaronder zorgverzekeraars en ongevallenverzekeraars, op grond van de diverse wetgeving zich houden aan de privacyregels, zoals die te vinden zijn in onder meer de WGBO (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst en de WMK (Wet op de medische keuringen) Marktwerking in de zorg Er zijn drie partijen betrokken bij het inkopen, leveren en gebruiken van zorg. Zorg wordt gebruikt, geleverd en betaald. Patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars De overheid bepaalt de samenstelling van het basispakket. Van sommige behandelingen, zoals mondzorg, bepaalt de overheid ook de prijs. Over de prijs van bepaalde andere behandelingen mogen zorgverzekeraars en zorgaanbieders onderhandelen. Als zorgverzekeraars en zorgaanbieders geen overeenkomst sluiten, dan kan dat betekenen dat de behandeling voor de verzekerde niet volledig wordt vergoed en dat de zorgaanbieder niet rechtstreeks elektronisch kan declareren bij de verzekeraar. In dat laatste geval zal de zorgaanbieder de verzekerde vragen de kosten voor te schieten en de nota in te sturen naar zijn of haar verzekeraar. De verzekeraar zal in dat geval aanraden om naar een zorgaanbieder te gaan, waar wel een overeenkomst mee is gesloten. Er zijn dus drie partijen betrokken bij zorg in Nederland: de verzekerde of patiënt die zorg gebruikt en premie betaalt; de zorgaanbieder die zorg levert; de zorgverzekeraar die zorg inkoopt en betaalt _Wft Schade zakelijk

187 OVERIGE SOCIALE ZEKERHEID Naast de Wlz, de Zvw, de Jeugdwet en de Wmo zijn er nog meer zaken die de overheid voor haar burgers heeft geregeld. Sociale verzekeringen zijn verzekeringen waarvoor burgers premies betalen. Naast de sociale verzekeringen zijn er sociale voorzieningen. Sociale voorzieningen worden door de overheid gefinancierd uit de algemene middelen en dus uit de belastingen. Een voorbeeld van een sociale voorziening is de Participatiewet (voorheen Wet Werk en Bijstand) Werknemers- en volksverzekeringen Sociale verzekeringen kunnen worden ingedeeld in: Werknemersverzekeringen. Werknemersverzekeringen zijn er alleen voor werknemers. Werknemersverzekeringen zijn bijvoorbeeld: o de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA); o de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW). De ZW, WW en de WIA worden uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Volksverzekeringen. Volksverzekeringen gelden voor alle Nederlands ingezetenen en voor mensen die in het buitenland wonen, maar in Nederland belasting en premies betalen. Voorbeelden van volksverzekeringen zijn: o de Algemene Ouderdomswet (AOW); o de Algemene nabestaandenwet (Anw); o de Wet langdurige zorg (Wlz). De uitvoering van de AOW en Anw is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De Wlz wordt uitgevoerd door het zorgkantoor _Wft Schade zakelijk

188 10.7 DE KRING DER VERZEKERDEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET Heeft iemand recht op Wlz-zorg, dan heeft hij of zij ook de plicht om een zorgverzekering te sluiten in het kader van de Zvw. Dit is wettelijk vastgelegd door in de Zvw op te nemen dat iedereen die ingevolge de Wlz verzekerd is, verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten. De Zvw maakt hierop drie uitzonderingen: militairen, gemoedsbezwaarden en gedetineerden. Over deze groepen later meer Zvw en Wlz De groep van mensen die allemaal verzekerd mogen en moeten zijn voor een bepaalde verzekering, noemen we de kring der verzekerden. De kring der verzekerden van de Zvw is dus de groep mensen, die het recht en de plicht hebben om bij een zorgverzekeraar een zorgverzekering af te sluiten. Om te weten wie er recht hebben op een zorgverzekering, is het noodzakelijk te weten wie volgens de Wlz verzekerd zijn. De Wlz zegt dat er in eerste instantie twee groepen verzekerd zijn: ingezetenen; en niet-ingezeten die in Nederland loonbelasting afdragen. Een ingezetene is iemand die rechtmatig in Nederland woont. Wat daar precies onder wordt verstaan, komt later aan bod. De Wlz is een volksverzekering, bedoeld voor iedereen die rechtmatig in Nederland woont. Dat Nederlands ingezetenen tot de kring der verzekerden behoren, ligt daarmee voor de hand. Naast Nederlands ingezetenen zijn ook niet-ingezetenen die in Nederland loonbelasting afdragen verzekerd. De reden hiervoor is dat zij Wlz-premie afdragen. Ze betalen mee aan de Wlz. Aangezien ze meebetalen, mogen ze ook gebruikmaken van het stelsel. Daarnaast zijn zij mogelijk uitgezonderd van volksverzekeringen in hun woonland, omdat ze daar geen loonbelasting afdragen. Voorbeeld Francien woont en werkt in Nederland. Zij is Nederlands ingezetene. Zij is verplicht om een zorgverzekering te hebben. Sjors woont in Duitsland en werkt in Nederland. Hij is een niet-ingezetene die in Nederland loonbelasting afdraagt. Hij is verzekerd voor de Wlz en daardoor ook verplicht om in Nederland een zorgverzekering te hebben. Ingezetenschap Een ingezetene is iemand die rechtmatig in Nederland woont. Het alledaagse begrip wonen kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Hoe zit het bijvoorbeeld met mensen met twee huizen? Hoe zit het met mensen die veel reizen? En met mensen die zich pas in Nederland hebben gevestigd? _Wft Schade zakelijk

189 175 In elk afzonderlijk geval moeten we beoordelen of iemand al dan niet in Nederland woont. Deze beoordeling gebeurt met drie criteria: Sociale binding. Bij sociale binding speelt bijvoorbeeld een rol of je familie in Nederland woont. Juridische binding. Tot juridische binding behoort bijvoorbeeld het hebben van de Nederlandse nationaliteit. Economische binding. Onder economische binding valt bijvoorbeeld het hebben van betaald werk in Nederland. Om te beoordelen of iemand ingezetene is, controleren zorgverzekeraars de Basisregistratie Personen (BRP). In de BRP kunnen ook niet-ingezetenen zijn geregistreerd die een relatie hebben met de Nederlandse overheid. Zorgverzekeraars moeten in de BRP dus niet alleen controleren óf iemand geregistreerd staat, maar ook hoe iemand geregistreerd staat Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Tot nu toe hebben we gezien dat de kring der verzekerden van de Wlz, en daarmee ook die van de Zvw, uit twee groepen bestaat. De eerste groep zijn Nederlands ingezetenen, voor hen is de verzekering in het leven geroepen. De tweede groep bestaat uit niet-ingezetenen die in Nederland loonbelasting afdragen. Zij betalen mee aan het stelsel en mogen er dan ook gebruik van maken. Als dit de enige twee criteria zouden zijn om het Wlz-recht en de Zvw-verzekeringsplicht te beoordelen, dan zouden er onwenselijke situaties kunnen ontstaan waarin mensen bijvoorbeeld door twee landen tegelijk verplicht worden om een zorgverzekering af te sluiten of ineens onder het zorgstelsel van geen enkel land meer vallen. Een deel van deze situaties wordt opgelost door het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, afgekort KB 746. De belangrijke vuistregels voor KB 746 zijn: overheidspersoneel behoudt de verzekering van het land waarvoor ze werkzaam zijn; studenten behouden de verzekering van het land waar ze vandaan komen; iemand die alleen in een ander land meebetaalt aan sociale zekerheid en niet in Nederland, is uitgezonderd van de verzekeringsplicht. Uitbreidingen van de kring der verzekerden op grond van KB 746 zijn: Nederlandse ambtenaren en hun gezinsleden in het buitenland. Voorbeeld Aart is ambtenaar op de Nederlandse ambassade in China. Op grond van KB 746 is hij verplicht om een zorgverzekering te hebben. Nederlanders, in dienst van een publiekrechtelijke rechtspersoon en hun gezinsleden in het buitenland. Voorbeeld Sem is in dienst van de provincie Zeeland. Hij gaat voor de provincie in het buitenland wonen en werken aan een waterbouwproject. Hij is verplicht om een zorgverzekering te hebben _Wft Schade zakelijk

190 Rijdend, vliegend of varend personeel in het buitenland, in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever. Voorbeeld Paul werkt voor RijTransport, een in Nederland gevestigde werkgever. Paul rijdt met zijn vrachtwagen van Spanje naar Zweden en terug. Hij woont in Zuid-Frankrijk. Paul is verplicht om een zorgverzekering te hebben. De aan boord wonende gezinsleden van Nederlands varend personeel. Voorbeeld Bert is schipper en is verzekeringsplichtig. Zijn vrouw Johanna en dochter Sophie wonen aan boord. Johanna en Sophie zijn ook verzekeringsplichtig. Personen die arbeid in Nederland slechts tijdelijk onderbreken. Voorbeeld Kurt woont in Duitsland en werkt in Nederland. Hij verandert van baan in Nederland. Tussen zijn oude en nieuwe baan is Kurt 2 maanden werkloos. In die 2 maanden blijft Kurt verzekeringsplichtig. Tijdelijk buiten Nederland studerenden en verpleegden. Een student blijft alleen verzekerd voor de Wlz als deze uitsluitend wegens studieredenen niet meer in Nederland woont. Dat wil zeggen dat de uitbreiding niet geldt als de student naast de studie betaald werk heeft in het land waar hij studeert. Voorbeeld Leonie is Nederlandse en studeert een jaar in Duitsland. Ze werkt niet naast haar studie. Op grond van KB 746 is zij verplicht om een zorgverzekering te hebben. Niet in Nederland wonende zelfstandigen die in Nederland werken en winst genieten. Voorbeeld Steven heeft een eigen bedrijf in Nederland. Hij woont in België. Steven is verzekeringsplichtig. Vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel. Voorbeeld Indira komt uit Iran. Ze heeft asiel aangevraagd in Nederland. Ze heeft van de IND een verblijfsvergunning asiel gekregen voor 5 jaar. Indira is nu verzekeringsplichtig _Wft Schade zakelijk

191 177 Vreemdelingen in Nederland wonend, in afwachting van een besluit op een aanvraag om voortgezette toelating. Voorbeeld Indira komt uit Iran. Ze had van de IND een verblijfsvergunning asiel gekregen voor vijf jaar. Deze is inmiddels verlopen. Indira wacht nog op een besluit op haar aanvraag om de verblijfsvergunning te verlengen. Indira blijft in deze periode verzekeringsplichtig. Een vreemdeling is geen Nederlander of zoals de Vreemdelingenwet 2000 (VW 2000) het definieert: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld (artikel 1 VW 2000). De beperkingen van de kring der verzekerden op grond van KB 746 zijn: mensen die wonen in Nederland en werken buiten Nederland; personeelsleden van buitenlandse ambassades en consulaten in Nederland en hun gezinsleden; personeelsleden in dienst van volkenrechtelijke organisaties en hun gezinsleden; overheidspersoneel verbonden aan de Nederlandse Antillen en Aruba; buitenlandse ambtenaren; rijdend, vliegend of varend personeel van een buiten Nederland gevestigde werkgever, in Nederland wonend; tijdelijk in Nederland werkzaam personeel van een buitenlandse instelling zonder winstoogmerk; musici, artiesten en sporters die niet in Nederland wonen; tijdelijk in Nederland studerenden, ongeacht hun leeftijd; vreemdelingen, rechtmatig verblijf houdend in Nederland, die werken zonder tewerkstellingsvergunning, terwijl dit wel vereist is. Ook hier geldt dat studenten uitsluitend wegens studieredenen in Nederland moeten wonen. Een buitenlandse student die in Nederland woont en naast de studie betaald werk verricht, is verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Voorbeeld Angela woont in Nederland en werkt in België. KB 746 bepaalt dat zij geen zorgverzekering kan afsluiten. Michael komt uit Denemarken. Hij is langere tijd in Nederland om op te treden met een rondreizend circus. KB 746 bepaalt dat hij geen zorgverzekering kan afsluiten. John komt uit de Verenigde Staten. Hij is 33 jaar. Hij studeert een jaar in Nederland. Hij werkt niet naast zijn studie. KB 746 bepaalt dat hij geen zorgverzekering kan afsluiten _Wft Schade zakelijk

192 Uitzonderingen In de Zvw staat dat iedereen die ingevolge de Wlz van rechtswege verzekerd is, verplicht is om een zorgverzekering te sluiten. Maar er zijn twee uitzonderingen: militairen en gemoedsbezwaarden. Daarnaast is er met de zorgverzekering van gedetineerden iets bijzonders aan de hand. Militairen Het ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor de geneeskundige verzorging van al het actief dienend militair personeel. Militairen in actieve dienst kunnen terecht bij de arts op de kazerne, op de vliegbasis of op het schip. Eventueel kan een militair door de arts worden doorverwezen naar het Centraal Militair Hospitaal (CMH) in Utrecht. Het CMH werkt nauw samen met het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Om te voorkomen dat militairen betalen voor een verzekering waar ze geen gebruik van kunnen maken, zijn zij uitgezonderd van de verzekeringsplicht. De gezinsleden van militairen moeten uiteraard wel een zorgverzekering afsluiten als zij verplicht verzekerd zijn op grond van de Wlz. Gemoedsbezwaarden Mensen die bezwaren hebben tegen het principe van verzekeren vanwege hun levensovertuiging, kunnen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) erkenning als gemoedsbezwaarde aanvragen. Zo kunnen ze zich laten uitsluiten van de kring der verzekerden van de Wlz en de Zvw. Zij betalen dan in plaats van premie een premievervangende belasting. Deze belasting wordt per gezin afzonderlijk geadministreerd bij het CAK. Gemoedsbezwaarden kunnen slechts een beroep doen op vergoeding van zorg voor zover hun eigen spaartegoed van premievervangende belasting reikt. Gedetineerden De minister van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor zorg aan gedetineerden. Als iemand in de gevangenis zit in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak (dus niet een arrestant in een politiecel), dan worden de rechten en plichten van de Zvw opgeschort. Dit wil zeggen dat er geen premie is verschuldigd en dat er door de zorgverzekeraar geen zorgkosten worden vergoed. Dit is ook niet nodig, omdat alle noodzakelijk geneeskundige zorg wordt verzorgd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. De gedetineerde of zijn verzekeringnemer is verplicht om aan de zorgverzekeraar te melden als de periode van detentie begint en eindigt. De dekking en de premiebetaling worden tijdens deze periode opgeschort. Meer informatie over de begrippen verzekerde en verzekeringnemer in het kader van de Zvw volgen verderop in dit hoofdstuk De Sociale Verzekeringsbank (SVB) Het kan in individuele gevallen best ingewikkeld zijn om vast te stellen of iemand nu verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten of niet. De Sociale Verzekeringsbank stelt op aanvraag vast of iemand van rechtswege verzekerd is op grond van de Wlz. Als er over de verzekeringsplicht onduidelijkheid is of er is een verschil van mening met een zorgverzekeraar, dan kan de SVB vaststellen of iemand voldoet aan de voorwaarden voor de Wlz _Wft Schade zakelijk

193 Verdragsgerechtigden Nederland is een lidstaat van de Europese Unie (EU). De EU schrijft lidstaten niet voor hoe ze hun sociale zekerheidsstelsel en hun zorgstelsel moeten inrichten. Elke lidstaat is daarin vrij. De EU is een lappendeken van verschillende stelsels. De EU probeert echter de sociale zekerheidsstelsels van haar lidstaten wel op elkaar af te stemmen, te coördineren. Bij het coördineren van stelsels van verschillende landen staan de vier vrijheden van de Europese Unie centraal: vrij verkeer van personen; vrij verkeer van goederen; vrij verkeer van diensten; vrij verkeer van kapitaal. Dit betekent dat het niet moet uitmaken waar iemand binnen de EU woont of werkt. In de praktijk zijn er twee situaties die vooral voorkomen moeten worden: het mag niet zo zijn dat iemand verplicht aan twee lidstaten, dus dubbel, premies moet betalen; het mag niet zo zijn dat iemand in de EU woont en werkt, maar onder het stelsel van geen enkele lidstaat valt. Het moet voor iemand die in Nederland woont net zo eenvoudig of ingewikkeld zijn om in Duitsland te werken als voor iemand die in Duitsland woont. Er mogen geen extra eisen of kosten zijn puur omdat iemand in een andere lidstaat woont. Omgekeerd moet het voor iemand die in Duitsland woont net zo makkelijk of moeilijk zijn om in Nederland te werken als voor iemand die in Nederland woont. Dit wil niet zeggen dat er geen verschillen mogen zijn tussen lidstaten. Iemand die in Nederland woont en in Duitsland werkt, moet als werknemer dezelfde rechten hebben als iemand die in Duitsland woont en in Duitsland werkt. Dat wil niet zeggen dat iemand die in Duitsland werkt dezelfde rechten moet hebben als iemand die in Nederland werkt. Voorbeeld Fred komt uit Nederland. Hij wil in Kroatië (een EU-lidstaat) gaan wonen en werken. Fred moet veel regelen. De EU vindt dat het voor Fred net zo makkelijk (of moeilijk) moet zijn om in Kroatië te wonen en te werken als het is voor Goran, die in Kroatië geboren is. Als Goran in Nederland zou willen komen wonen en werken, dan moet dat voor hem net zo makkelijk (of moeilijk) zijn als voor Fred. Let op: dit wil helemaal niet zeggen dat de rechten en plichten van ingezetenen en werknemers in Nederland en Kroatië hetzelfde zijn. De coördinatie van sociale zekerheidsstelsels binnen de EU is vastgelegd in een Verordening. Europese verordeningen zijn bindend en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Tot op zekere hoogte voorziet de Nederlandse wetgeving al in de behoefte om stelsels te coördineren met KB 746, maar niet volledig. Europese verordeningen spelen vooral een rol bij grensarbeiders en bij tijdelijk verblijf _Wft Schade zakelijk

194 Grensarbeiders Iemand die in België woont en in Nederland werkt, is een voorbeeld van een grensarbeider. Deze grensarbeider is een niet-ingezetene die in Nederland loonbelasting afdraagt en hij is verplicht om in Nederland een zorgverzekering af te sluiten. Maar de EU stelt dat het niet moet uitmaken waar iemand woont of werkt. Het mag niet zo zijn dat iemand die in België woont en in Nederland werkt recht heeft op minder voorzieningen dan iemand die in België woont en in België werkt. Naast de Nederlandse zorgverzekering heeft deze grensarbeider dan ook recht op een zogenaamd woonlandpakket, op grond van verdragsaanspraken. Het woonlandpakket biedt exact dezelfde zorgvoorzieningen die iemand zou krijgen die in België woont en werkt. Het verschil is dat Nederland de kosten ervoor betaalt, omdat in Nederland belasting en premies worden afgedragen. De grensarbeider kan dus twee verzekeringen hebben. De kosten van beide verzekeringen worden uiteindelijk door het werkland betaald. Voorbeeld Kamiel woont in Brugge (BE) en werkt in Breskens (NL). Kamiel is een niet-ingezetene, die in Nederland loonbelasting afdraagt. Hij is verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Op grond van Europese regels heeft Kamiel ook recht op een woonlandpakket. Grensarbeid kan ook andersom plaatsvinden. Iemand die in Nederland woont en in België werkt, is ook een grensarbeider. Deze grensarbeider heeft geen recht (en ook geen plicht) op een zorgverzekering in Nederland. Hij is Nederlands ingezetene, maar mensen die in Nederland wonen en werken buiten Nederland zijn uitgezonderd op grond van KB 746. Deze grensarbeider wordt geacht zich in België te verzekeren. Het mag echter niet zo zijn dat deze grensarbeider recht heeft op minder voorzieningen dan de buurman, die in Nederland woont en werkt. Daarom is het voor deze grensarbeider mogelijk een woonlandpakket aan te vragen. Het Nederlandse woonlandpakket biedt exact de dekking die de Wlz en Zvw samen bieden. Het verschil is dat België uiteindelijk de kosten ervoor betaalt, omdat in België belasting en premies worden afgedragen. Het Nederlandse woonlandpakket wordt geadministreerd door zorgverzekeraar CZ. Zij voeren deze taak uit namens de overheid. Hoewel de dekking van het woonlandpakket hetzelfde is als de zorgverzekering, is het juridisch geen zorgverzekering. Daar heeft deze grensarbeider immers geen recht op. We noemen de verzekering in Nederland de verdragspolis. Voorbeeld Sofie woont in Breskens (NL) en werkt in Brugge (BE). Sofie is Nederlands ingezetene, maar werkt buiten Nederland. Op grond van KB 746 is zij uitgesloten van de kring der verzekerden. Sofie verzekert zich in België. Op grond van Europese regels heeft zij ook recht op een woonlandpakket. Zij kan een woonlandpakket aanvragen bij zorgverzekeraar CZ _Wft Schade zakelijk

195 181 Het aanvragen van een woonlandpakket gaat met een formulier E106 of een document S1. Dit formulier of document kan worden aangevraagd bij de verzekeraar in het werkland. Met het formulier toont de grensarbeider in het woonland aan dat er recht is op een verzekering ten laste van het werkland. Op deze verklaring kunnen eventuele gezinsleden zonder inkomen worden bijgeschreven. Gezinsleden van de grensarbeider kunnen zelf ook een woonlandpakket aanvragen. Hiervoor is een formulier E109 nodig. Gezinsleden van grensarbeiders In Nederland beoordelen we de verzekeringsplicht individueel. Van elk individu beoordelen we of het een ingezetene is en of de persoon misschien werkt buiten Nederland. Ook de verzekeringsplicht van kinderen beoordelen we individueel. In ons tweede voorbeeld zagen we Sofie die in Nederland woont en in België werkt. Nu wonen haar drie kinderen in Nederland. Zij werken niet, ze gaan nog naar school. Voor hen kan geen zorgverzekering worden gesloten. Zij komen in aanmerking voor een woonlandpakket. In andere landen kan het zijn dat de deelname aan het zorg- en sociale zekerheidsstelsel niet individueel wordt beoordeeld, maar per gezin, door bijvoorbeeld gezinsleden dezelfde rechten en plichten te geven als de voornaamste kostwinner. Het is dan ook denkbaar dat kinderen van grensarbeiders die in Nederland werken onverzekerd raken. Ze hebben geen recht op een Nederlandse zorgverzekering, want zij wonen of werken niet in Nederland. Het kan zijn dat ze geen recht hebben op voorzieningen in hun woonland, omdat de kostwinner dat ook niet heeft. Voor deze gezinsleden kan ook een woonlandpakket worden aangevraagd. Ze krijgen de voorzieningen van het woonland die worden betaald in en door het werkland van de kostwinner. Voorbeeld Josje is elf jaar, zij woont in Duitsland. Haar moeder werkt in Nederland. Josje heeft geen recht op een Nederlandse zorgverzekering, ze woont of werkt niet in Nederland. Josje heeft geen recht op Duitse voorzieningen, omdat haar moeder in Nederland werkt. Josjes moeder kan voor Josje in Duitsland een Duits woonlandpakket aanvragen. Duitsland brengt de kosten voor dit pakket in rekening bij Nederland. Tijdelijk verblijf Dat alle Europeanen in dezelfde lidstaat dezelfde rechten moeten hebben, geldt niet alleen voor wonen en werken, maar ook voor tijdelijk verblijf. Onder tijdelijk verblijf verstaan we bijvoorbeeld vakantie of werkbezoek _Wft Schade zakelijk

196 European Health Insurance Card (EHIC) Met de EHIC, een Europese gezondheidskaart, hebben burgers recht op noodzakelijke medische zorg tijdens een tijdelijk verblijf in het buitenland. De EHIC is geldig in landen die deel uitmaken van de EER (dit zijn de EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein), maar ook in Zwitserland, Macedonië en Australië. De EHIC is bedoeld om de procedure voor het verkrijgen van medische hulp in het buitenland en de afwikkeling rondom de verleende hulp voor buitenlandse zorgverleners te vergemakkelijken. Iedereen die tijdelijk naar het buitenland gaat voor bijvoorbeeld vakantie of werk, kan kosteloos bij zijn of haar zorgverzekeraar een EHIC aanvragen. Zorgaanbieders kunnen op vertoon van een EHIC zorg bieden volgens de voorzieningen van het land van verblijf. Voorbeeld Mo woont in Nederland en heeft een zorgverzekering. Hij gaat op wintersport naar Oostenrijk en breekt zijn been. Op vertoon van zijn EHIC krijgt hij zorg in Oostenrijk op grond van het stelsel van Oostenrijk. Oostenrijk declareert de kosten voor de zorg voor Mo uiteindelijk in Nederland. Massimo woont en werkt in Italië. Hij is voor zijn werk kort in Nederland en breekt zijn pols. Op vertoon van zijn EHIC krijgt hij in Nederland zorg op grond van het Nederlandse stelsel. Zorgverzekeraar Zilveren Kruis handelt voor de overheid de kosten van verdragsgerechtigden in Nederland af, zoals Massimo. Niet-spoedeisende zorg Strikt genomen vereist de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels dat een lidstaat alle zorg moet bieden, die nodig is om het verblijf van EU-burgers niet te hoeven onderbreken. Dit zou eigenlijk ook betekenen dat EU-burgers in elke lidstaat aanspraak kunnen maken op niet-spoedeisende zorg. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om aanspraak te maken op niet-spoedeisende zorg conform de voorzieningen in het land van verblijf. Mensen die in het buitenland niet-spoedeisende zorg wensen te gebruiken, doen er goed aan om vooraf contact op te nemen met hun zorgverzekeraar. MVG-111 We zagen in het voorbeeld van gezinsleden van grensarbeiders dat gezinsleden van grensarbeiders soms aanspraak kunnen maken op een woonlandpakket. Om te voorkomen dat deze gezinsleden van grensarbeiders, als ze in Nederland zijn, medische kosten moeten voorschieten, kunnen zij een MVG- 111-verklaring aanvragen. De MVG-111 is nodig in plaats van een in het buitenland afgegeven EHIC, omdat de kosten uiteindelijk voor Nederland zijn en niet voor het buitenland. Deze verklaring is voor volwassenen 3 maanden geldig en voor kinderen 6 maanden. De verklaring kan worden aangevraagd bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Gezinsleden van grensarbeiders die zorg hebben gebruikt zonder MVG-111, kunnen de kosten achteraf declareren bij Zilveren Kruis. De kosten van het woonlandpakket voor de gezinsleden van in Nederland werkende grensarbeiders worden uiteindelijk door Nederland betaald. De kosten van zorg in Nederland voor deze mensen ook. Voorbeeld Josje en haar moeder wonen in Duitsland. De moeder van Josje werkt in Nederland en heeft een zorgverzekering. Josje heeft een woonlandpakket. Josje logeert 2 maanden bij haar opa en oma in Nijmegen. De moeder van Josje vraagt voor Josje bij Zilveren Kruis een MVG-111-verklaring aan. Als er iets gebeurt, dan kan de zorgverlener op grond van deze verklaring de kosten bij Zilveren Kruis declareren _Wft Schade zakelijk

197 183 Gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden in het buitenland Binnen de EU zijn afspraken gemaakt over gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Het zou een financieel probleem voor lidstaten zijn als mensen hun werkzame leven in de ene lidstaat werken en hier belasting en premies afdragen en zich als gepensioneerde of uitkeringsgerechtigde vestigen in een andere lidstaat en daar veel gebruikmaken van zorg en voorzieningen. Zwart-wit gezegd krijgt de ene lidstaat dan de inkomsten en de andere lidstaat de kosten. Er is dan ook afgesproken dat gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden in het buitenland een woonlandpakket kunnen krijgen ten laste van het land waar zij gewerkt hebben. Nederland brengt hiervoor wel kosten in rekening. Deze kosten staan in verhouding tot het niveau van zorg in het woonland. Deze verhouding heet de woonlandfactor. Voorbeeld Anton is met pensioen en heeft altijd in Nederland gewerkt. Nu woont hij in Spanje. Anton heeft een Spaans woonlandpakket. De woonlandfactor voor Spanje in 2020 bedraagt 0,4065. Deze wordt berekend door de gemiddelde sociale zorgkosten van Spanje te delen door de gemiddelde kosten die in Nederland gelden. Anton betaalt voor zijn woonlandpakket ongeveer 40% van wat hij in Nederland voor een zorgverzekering zou betalen. Hij betaalt deze bijdrage in Nederland aan het CAK. Achtergebleven gezinsleden Op dezelfde manier als gezinsleden van grensarbeiders onverzekerd kunnen raken, als lidstaten aan gezinsleden dezelfde rechten en plichten toekennen als aan de kostwinner, kunnen ook achtergebleven gezinsleden onverzekerd raken. Ook zij kunnen een woonlandpakket aanvragen. Voorbeeld Maurice woont en werkt in Nederland. Zijn vrouw Françoise woont met twee schoolgaande kinderen in Frankrijk. Françoise en de kinderen hebben geen eigen inkomen. Françoise en de kinderen kunnen in Frankrijk een woonlandpakket aanvragen ten laste van Nederland. Let op: ook voor Maurice geldt dat hij in Frankrijk een woonlandpakket kan aanvragen. Gedetacheerden De Nederlandse werkgever van mensen die in het buitenland worden gedetacheerd, kan een detacheringsverklaring aanvragen bij de SVB. Vanuit Nederland gedetacheerden met een detacheringsverklaring houden recht op hun zorgverzekering. Het uitgangspunt is dat iemand verzekerd is in het land waar hij woont en werkt. In geval van detachering kan daar maximaal 24 maanden uitstel op worden verleend, waardoor de gedetacheerde recht houdt op de zorgverzekering. Omgekeerd zijn in Nederland gedetacheerden niet verzekeringsplichtig. Als de werkzaamheden uitlopen, dan is het mogelijk om de detacheringsverklaring te verlengen tot maximaal vijf jaar. Verdragslanden Nederland heeft met een aantal verdragslanden buiten de EU/EER afspraken gemaakt, zodat mensen, afhankelijk van hun persoonlijke situatie, voor rekening van Nederland aanspraak kunnen maken op medische zorg in dat land. Verdragslanden buiten de EU/EER zijn bijvoorbeeld Turkije, Marokko en Australië _Wft Schade zakelijk

198 Asielzoekers Asielzoekers behoren niet tot de kring der verzekerden van de Wlz. De Regeling Zorg Asielzoekers (RZA) regelt hun aanspraken op zorgvergoeding. Het pakket van de RZA komt grotendeels overeen met het pakket van de Wlz en van de Zorgverzekeringswet. Asielzoekers hebben ook recht op een aantal onderdelen uit de Wmo. Omdat asielzoekers doorgaans nauwelijks financiële middelen hebben, geldt voor hen geen eigen bijdrage of eigen risico. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is verantwoordelijk voor de gezondheidszorg aan asielzoekers. Het COA heeft de uitvoering van de RZA in handen gegeven van zorgverzekeraar Menzis POLISBEHEER Een polis afsluiten Vanaf de datum dat er Wlz-recht is, zoals we eerder al hebben gelezen, ontstaat er een verzekeringsplicht op grond van de Zvw. De verzekeringsplichtige heeft 4 maanden de tijd om bij een zorgverzekeraar een zorgverzekering af te sluiten of, zoals bij een kind, te laten afsluiten door zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger. Bij inschrijving binnen 4 maanden gaat de verzekering met terugwerkende kracht in per de datum dat de verzekeringsplicht is ontstaan. Bij inschrijving na 4 maanden gaat de verzekering in per de datum van de aanmelding. In dat geval is er vanaf de datum van het ontstaan van de verzekeringsplicht tot het ingaan van de verzekering geen dekking voor zorgkosten. Ook legt het CAK boetes op aan onverzekerde verzekeringsplichtigen. Straks meer in dit hoofdstuk over boetes voor onverzekerden. De verzekeringsplicht kan bijvoorbeeld ontstaan, doordat iemand zich vanuit het buitenland in Nederland vestigt. Ook ontstaat de verzekeringsplicht bij geboorte, het einde van een dienstbetrekking als militair in actieve dienst en na het intrekken van een registratie als gemoedsbezwaarde. Zorgverzekeraars krijgen een melding van de Basisregistratie Personen (BRP) bij geboortes in gezinnen van hun verzekerden. Naar aanleiding daarvan sturen ze doorgaans een aanmeldingsformulier. Voorbeeld 1 Margot is bevallen van Emma. 3 weken na de bevalling belt Margot naar haar verzekeraar om Emma aan te melden. De aanmelding vindt plaats binnen 4 maanden na het ontstaan van de verzekeringsplicht. Emma is met terugwerkende kracht verzekerd vanaf haar geboortedatum _Wft Schade zakelijk

199 185 Voorbeeld 2 Johan woonde een paar jaar in Engeland, maar hij komt weer in Nederland wonen. 7 maanden nadat hij zich in Nederland heeft gevestigd, meldt Johan zich aan. De aanmelding is niet binnen 4 maanden na het ontstaan van de verzekeringsplicht gedaan. Johan is pas voor zorgkosten verzekerd vanaf de dag van de aanmelding. Als er in de tussentijd door het CAK een controle is gedaan op grond van de BRP, dan kan Johan een boete opgelegd krijgen. De verzekeringnemer De verzekeringnemer is degene die met een zorgverzekeraar een overeenkomst sluit om een verzekeringsplichtige te verzekeren. De verzekeringnemer kan de verzekeringsplichtige zelf zijn, maar dat hoeft niet. Iedereen kan voor een ander optreden als verzekeringnemer. Voor kinderen onder de 18 jaar zijn de ouders of verzorgers verplicht om te zorgen dat het kind verzekerd is. Doorgaans treedt één van de ouders op als verzekeringnemer, maar dat hoeft niet. Als de ouders er maar voor zorgen dat het kind verzekerd is. Voor kinderen van tienermoeders zou bijvoorbeeld één van de grootouders kunnen optreden als verzekeringnemer. De verzekeringnemer is verplicht om de premie voor de verzekering aan de zorgverzekeraar te betalen. Voorbeeld Verzekeringnemer en verzekerde George sluit een verzekering af voor zichzelf. Verzekeringnemer = George -> Verzekerde = George Fenna sluit een verzekering voor haar pleegzoon Leo. Verzekeringnemer = Fenna -> Verzekerde = Leo Lisa sluit een verzekering voor zichzelf en voor haar partner Bryan. Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Lisa Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Bryan Lisa en Bryan krijgen een dochter (Kirsten). Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Lisa Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Bryan Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Kirsten De voorbeelden van Lisa en Bryan kunnen er ook anders uitzien. Alternatieve mogelijkheden voor Lisa en Bryan Lisa sluit een verzekering voor zichzelf en dat doet haar partner Bryan ook. Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Lisa Verzekeringnemer = Bryan -> Verzekerde = Bryan Lisa en Bryan krijgen een dochter (Kirsten). Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Lisa Verzekeringnemer = Lisa -> Verzekerde = Kirsten Verzekeringnemer = Bryan -> Verzekerde = Bryan Bryan kan natuurlijk ook verzekeringnemer zijn voor Kirsten. Er moet echter wel een keuze worden gemaakt _Wft Schade zakelijk

200 Voor kinderen onder de 18 jaar is er geen premie verschuldigd. Ook betalen zij geen eigen risico. Daarnaast krijgen kinderen onder de 18 meestal kosteloos dezelfde aanvullende verzekering als de ouder of verzorger die bij dezelfde zorgverzekeraar is verzekerd. Als beide ouders bij dezelfde zorgverzekeraar zijn verzekerd als het kind, dan krijgt het kind het pakket van de hoogst verzekerde ouder. Doordat kinderen gratis verzekerd zijn en hetzelfde pakket krijgen als één van de ouders, wordt soms gesproken in termen van meeverzekeren of bijschrijven op de polis van de ouder. Het is beter om te denken in termen van een aparte, nieuwe polis, waarvan één van de ouders of verzorgers verzekeringnemer is. Dat is juridisch gezien de juiste weergave. Termen als meeverzekeren leiden uiteindelijk tot verwarring in het huidige Nederlandse stelsel van individuele verzekering. Verzekeraars mogen zorgverzekeringen van dezelfde verzekeringnemer wel op één verzamelblad vermelden. Toch helpt het bij het verwerken van wijzigingen of het berekenen van vergoedingen om alle verzekerden als strikt afzonderlijk te beschouwen. De verzekerde De verzekerde is degene voor wie zorgkosten worden vergoed. Elke zorgverzekering heeft één verzekeringnemer en één verzekerde. De verzekerde en de verzekeringnemer kunnen dezelfde persoon zijn. Juridisch gezien zijn er slechts twee partijen betrokken bij het sluiten van een zorgverzekering: de verzekeringnemer en de zorgverzekeraar. In termen van belangen kunnen we zeggen dat er drie partijen betrokken zijn bij een zorgverzekering: de verzekeringnemer, de zorgverzekeraar en de verzekerde. Voorbeeld Julia is in het ziekenhuis bevallen van een zoon, Finn. Finn moet langer in het ziekenhuis blijven. Het ziekenhuis declareert de bevalling en de zorg voor Julia op de verzekering van Julia. Het ziekenhuis declareert de zorg voor Finn op de verzekering van Finn. De zorgverzekering Onder een zorgverzekering verstaan we een zorgverzekering die voldoet aan de in de Zorgverzekeringswet gestelde eisen. De wettelijk verplichte zorgverzekering wordt in de praktijk en in reclame-uitingen ook wel de basisverzekering genoemd. Dat is niet de officiële naam. Het verzekerde pakket van de zorgverzekering wordt door de overheid vastgesteld. Ook bepaalt de overheid de regels ten aanzien van de verzekeringsplicht, acceptatieplicht en wijzigings- en opzeggingsmogelijkheden. Nederlandse zorgverzekeraars bieden de zorgverzekering aan. Zij stellen jaarlijks afzonderlijk de nominale premie voor hun zorgverzekering vast binnen een door de overheid gegeven bandbreedte. Later in dit hoofdstuk meer over de premie. Naast de wettelijke verplichte zorgverzekering is er de vrijwillige aanvullende verzekering. Aanvullende verzekeringen vergoeden immers ook zorgkosten. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de verplichte zorgverzekering en de vrijwillige aanvullende verzekering, wordt deze vrijwillige verzekering in deze opleiding en op het examen aangeduid als aanvullende ziektekostenverzekering _Wft Schade zakelijk

201 187 Aanvullende verzekeringen De polisvoorwaarden voor aanvullende ziektekostenverzekeringen worden opgesteld door zorgverzekeraars zelf. Verzekeraars hebben zich te houden aan het Burgerlijk Wetboek, waarin staat wat verzekeringen zijn en waar ze aan moeten voldoen. Deze voorwaarden zijn echter veel minder gedetailleerd dan die van de Zorgverzekeringswet. De polisvoorwaarden en de dekking van aanvullende verzekeringen verschillen dan ook aanzienlijk tussen zorgverzekeraars. Veelvoorkomende dekking die wordt geboden door aanvullende ziektekostenverzekeringen bestaat uit: Aanvullende dekking voor zorg in het buitenland. De zorgverzekering dekt kosten in het buitenland conform het Nederlandse tarief. De tarieven van zorg in een ander land kunnen hoger liggen. Aanvullende dekking voor fysiotherapie. De zorgverzekering kent een beperkte dekking voor de vergoeding van fysiotherapie. Dekking voor alternatieve geneeswijzen. De zorgverzekering biedt geen dekking voor alternatieve geneeswijzen, zoals homeopathie of antroposofie. Dekking voor mondzorg voor volwassenen. De zorgverzekering dekt geen tandartskosten voor volwassenen behalve in uitzonderingsgevallen. Zorgverzekeraars brengen de dekking voor tandartskosten vaak onder in een apart product: de tandartsverzekering. Een tandartsverzekering is ook een aanvullende verzekering. Als het belangrijk is om onderscheid te maken, dan kunnen we spreken van een tandartsverzekering enerzijds en een algemene aanvullende verzekering anderzijds. De aanvraag Zorgverzekering Een aanvraag voor een zorgverzekering kan bij vrijwel alle zorgverzekeraars online, telefonisch en schriftelijk worden gedaan. Om een aanvraag voor een zorgverzekering in behandeling te kunnen nemen, heeft een zorgverzekeraar het Burgerservicenummer (BSN) van de verzekeringnemer nodig. Vrijwel alle overige gegevens kan de verzekeraar met het BSN opvragen in de Basis Registratie Personen (BRP). Toch vragen verzekeraars ook om de naam, de geboortedatum, het geslacht en het adres van de aanvrager om zoveel mogelijk te proberen te voorkomen dat een vals BSN wordt opgegeven. Daarnaast is een bankrekeningnummer nodig voor het innen van de premie en het uitbetalen van vergoedingen. Als de verzekerde en de verzekeringnemer niet dezelfde persoon zijn, dan zijn ook de persoonsgegevens en het BSN van de verzekerde nodig. Ook vraagt de verzekeraar uit welk land kandidaat-verzekerden inkomen ontvangen om te kunnen controleren of zij verzekeringsplichtig zijn. Het verstrekken van een BSN door de Belastingdienst kan soms enkele weken duren. Een zorgverzekering afsluiten zonder BSN is ook mogelijk als de aanvrager wel over alle andere gegevens beschikt. Het BSN is nodig voor gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet. De zorgverzekeraar heeft het BSN uiteindelijk wel nodig en zal dan ook vragen om het ontbrekende BSN zo snel mogelijk alsnog door te geven _Wft Schade zakelijk

202 Een zorgverzekeraar kan meerdere varianten van zorgverzekeringen aanbieden, zoals een naturapolis of een restitutiepolis. Over deze varianten later in de volgende paragraaf meer. Als de zorgverzekeraar verschillende varianten aanbiedt, dan moet uit de aanvraag blijken voor welke zorgverzekering is gekozen. Aanvullende ziektekostenverzekering Voor aanvullende ziektekostenverzekeringen geldt geen acceptatieplicht. Zorgverzekeraars mogen mensen een aanvullende ziektekostenverzekering weigeren als ze inschatten dat het te verzekeren risico te groot is. In het kader van een aanvraag voor een aanvullende ziektekostenverzekering kan een zorgverzekeraar dan ook vragen stellen over zorg die mensen gebruiken of verwachten te gaan gebruiken. De aanvrager heeft een mededelingsplicht. Dat wil zeggen dat de aanvrager bij het afsluiten van de verzekering verplicht is om alle gevraagde informatie aan de verzekeraar te verstrekken. De aanvrager hoeft uitsluitend de vragen van de verzekeraar te beantwoorden, hij hoeft niet uit eigen beweging informatie te verstrekken. Als de aanvrager informatie verzwijgt, dan kan dit verschillende gevolgen hebben. Zou de informatie als deze bij de verzekeraar bekend zou zijn geweest ertoe hebben geleid dat de verzekeraar de verzekering niet zou hebben geaccepteerd, dan komt de verzekering met onmiddellijke ingang te vervallen. Zou de informatie ertoe hebben geleid dat de verzekeraar de verzekering onder andere voorwaarden of met een andere premie zou hebben geaccepteerd, dan doet de verzekeraar een voorstel voor aanpassing van de verzekering. Als de aanvrager de verzekeraar opzettelijk heeft misleid, dan is er sprake van verzekeringsfraude. De verzekeraar mag in dat geval de verzekering met onmiddellijke ingang beëindigen. Komt de fraude aan het licht bij het verwerken van een claim, dan hoeft de verzekeraar niet uit te keren. De verzekeraar kan de fraude melden bij het Verbond van Verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars geeft de melding door aan Justitie. Het Openbaar Ministerie stelt vervolgens mogelijk strafrechtelijke vervolging in. Als een verzekeringnemer of verzekerde bij de aanvraag van een verzekering dus niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht inzake zijn gezondheidstoestand, dan mag de verzekeraar de aanvullende ziektekostenverzekering direct beëindigen. Voor de zorgverzekering heeft hij deze mogelijkheid niet, omdat er een acceptatieplicht van toepassing is en gegevens over de gezondheidstoestand dus niet relevant zijn bij het aanvragen van de zorgverzekering. De meeste verzekeraars bieden ook aanvullende ziektekostenverzekeringen aan waar niet wordt gevraagd naar de zorg die mensen gebruiken. De dekking van deze verzekeringen is doorgaans lager dan die van de verzekeringspakketten waar wel naar gebruikte zorg wordt gevraagd. De angst om niet meer geaccepteerd te worden voor de gewenste aanvullende ziektekostenverzekering kan voor mensen een reden zijn om niet te wisselen van zorgverzekeraar. Het maken van zorgkosten kan een reden zijn voor een zorgverzekeraar om een verzekering niet te accepteren, maar het mag nooit een reden zijn om een bestaande verzekering te beëindigen _Wft Schade zakelijk

203 189 Acceptatie Zorgverzekering Een aanvraag voor een zorgverzekering wordt ingewilligd als de zorgverzekeraar de gegevens van de verzekerde en de verzekeringnemer heeft en kan vaststellen dat de verzekerde verzekeringsplichtig is. De zorgverzekeraar heeft een acceptatieplicht voor de zorgverzekering. Dat wil zeggen dat de zorgverzekeraar geen aanvragen van verzekeringsplichtigen mag weigeren. Een slechte gezondheid is bijvoorbeeld geen reden voor een zorgverzekeraar om iemand af te wijzen voor een zorgverzekering. Er zijn maar drie groepen mensen die een zorgverzekeraar niet hoeft te accepteren voor een zorgverzekering: mensen die al bij een andere verzekeraar verzekerd zijn; mensen van wie de verzekeraar in de afgelopen vijf jaar vanwege fraude een zorgverzekering heeft beëindigd; mensen van wie de verzekeraar in de afgelopen vijf jaar een zorgverzekering vanwege wanbetaling heeft beëindigd. Dat laatste komt weinig voor vanwege de Regeling wanbetalers die sinds 2009 van kracht is. Meer over de Regeling wanbetalers lezen we later in dit hoofdstuk. Aanvullende ziektekostenverzekering Op aanvullende ziektekostenverzekeringen mogen zorgverzekeraars medische selectie toepassen. Dat wil zeggen dat ze mensen voor wie veel kosten te verwachten zijn een aanvullende verzekering mogen weigeren om hoge uitkeringen met premiegeld van anderen te voorkomen. Voorbeeld Lotte vraagt voor zichzelf een zorgverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering aan. De zorgverzekeraar vraagt om haar persoonsgegevens, BSN, rekeningnummer en of ze inkomen uit het buitenland ontvangt. Aan het adres van Lotte ziet de zorgverzekeraar dat zij in Nederland woont. Lotte ontvangt geen inkomen uit het buitenland. Lotte is verzekeringsplichtig. De zorgverzekeraar heeft een acceptatieplicht en geeft Lotte een zorgverzekering. Voor de aanvullende ziektekostenverzekering die Lotte heeft gekozen, geldt een medische selectie. De zorgverzekeraar vraagt of Lotte in het afgelopen jaar meer dan 20 behandelingen fysiotherapie heeft gehad. Dat blijkt het geval. De zorgverzekeraar accepteert Lotte niet voor de aanvullende ziektekostenverzekering die ze heeft gekozen. Wel biedt de zorgverzekeraar graag een andere aanvullende ziektekostenverzekering aan met een lagere premie en een lagere dekking _Wft Schade zakelijk

204 Een polis wijzigen Een zorgverzekering heeft een looptijd van 1 kalenderjaar. Dat is wettelijk verplicht. Voor aanvullende ziektekostenverzekeringen geldt die verplichting niet. In de praktijk hebben aanvullende ziektekostenverzekeringen vaak ook een looptijd van een kalenderjaar. Sommige zorgverzekeraars bieden aanvullende ziektekostenverzekeringen aan, die dagelijks opzegbaar zijn met een opzegtermijn van 1 maand. Veel van wat we in het dagelijks taalgebruik wijzigingen noemen, zijn feitelijk geen wijzigingen, maar het opzeggen van een overeenkomst en het sluiten van een nieuwe overeenkomst. Het veranderen van een aanvullende ziektekostenverzekering naar een hoger of een lager pakket bijvoorbeeld is juridisch gezien vaak het opzeggen van de ene aanvullende ziektekostenverzekering en het afsluiten van een andere. Ook het wijzigen van de verzekeringnemer is het sluiten van een nieuwe overeenkomst. De oude verzekeringnemer heeft een overeenkomst met de zorgverzekeraar. Deze overeenkomst eindigt en de nieuwe verzekeringnemer sluit een nieuwe overeenkomst. Ook het aanpassen van het vrijwillig eigen risico is onderdeel van het sluiten van een nieuwe overeenkomst voor het nieuwe kalenderjaar. Als we zorgverzekeringen zien als losse overeenkomsten per verzekerde en alle verzekeringsproducten los zien van elkaar, dan helpt dat bij het verwerken van veranderingen in de verzekeringssituatie. Voorbeeld Onnauwkeurig taalgebruik: Jan is meeverzekerd met Irene. Jan staat bij Irene op de polis. Irene is de hoofdverzekerde. Jan en Irene hebben samen een zorgverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering met niveau 1 van 3. Irene wil graag haar aanvullende ziektekostenverzekering wijzigen in niveau 2. Nauwkeurig taalgebruik: Irene is verzekeringnemer van zichzelf en van Jan. Irene heeft een zorgverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering met niveau 1 van 3. Jan heeft ook een zorgverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering met niveau 1 van 3. Irene wil graag voor zichzelf een aanvullende ziektekostenverzekering met niveau 2 afsluiten in plaats van niveau 1. Nu we hebben gezien dat de meeste wijzigingen in wezen beëindigingen van overeenkomsten zijn, rest ons de vraag wanneer een verzekeringsovereenkomst opzegbaar, dus te beëindigen, is _Wft Schade zakelijk

205 Een polis opzeggen Zorgverzekeringen kunnen per 1 januari van elk jaar worden opgezegd. In sommige gevallen is tussentijds opzeggen ook mogelijk, hierover lezen we meer in de volgende paragrafen. Per 1 januari van elk jaar De looptijd van een zorgverzekering is 1 kalenderjaar. Een zorgverzekering kan elk jaar tot en met 31 december dus vóór 1 januari worden opgezegd. Voor het afsluiten van een nieuwe verzekering geldt een termijn tot 1 februari. Verzekeringen die vóór 1 februari worden gesloten, gaan per 1 januari in. Tussentijds opzeggen dus in de loop van het jaar is in de meeste omstandigheden niet mogelijk. Een opzegging in de loop van het jaar gaat in per 1 januari van het jaar daarop. Er is een beperkt aantal uitzonderingen wanneer wel tussentijds kan worden opgezegd. Let op: een lopende verzekering kan niet worden beëindigd als er sprake is van een premieachterstand. Ook niet per 1 januari. De verzekeraar is wettelijk verplicht de wanbetalende verzekerde in de boeken te houden, totdat de premieachterstand is voldaan. Voorbeeld Lisa zegt op 31 december haar verzekering op. Haar verzekering wordt beëindigd per 1 januari van het jaar daarop, dus de volgende dag. Jesse zegt op 1 januari zijn verzekering op. Zijn verzekering wordt beëindigd per 1 januari van het jaar daarop, dus een jaar later. Tussentijds opzeggen Achttienjarigen Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag is er premie verschuldigd voor zorgverzekeringen. Aangezien de verzekerde vanaf de 18de verjaardag handelingsbekwaam is, ontstaat de mogelijkheid dat de verzekerde zelf verzekeringnemer wordt. Het is niet nodig of verplicht om als 18-jarige zelf verzekeringnemer te worden. De polis kan worden voortgezet met de ouders of verzorgers als verzekeringnemer. Het enige verschil met daarvoor is dat er premie is verschuldigd. Als voortzetting gewenst is, dan hoeven de betrokkenen niets te doen. Wil de 18-jarige wel zelf verzekeringnemer worden, dan kan dit bij elke zorgverzekeraar. Door zich aan te melden bij een zorgverzekeraar en gebruik te maken van de zogenaamde overstapservice, wordt een nieuwe verzekering afgesloten en de oude verzekering beëindigd. Ook is het mogelijk dat de ouders de bestaande verzekering opzeggen. Het is dan niet meer nodig om gebruik te maken van de overstapservice van zorgverzekeraars. De 18-jarige moet, als hij/zij dat wenst, binnen 1 maand na de 18de verjaardag zelf een zorgverzekering afsluiten. Voorbeeld Jozien wordt 18 jaar. In overleg met haar ouders wil ze graag zoveel mogelijk zelfstandig regelen. Jozien besluit om een zorgverzekering af te sluiten voor zichzelf. Aangezien er voor Jozien geen premie verschuldigd was, kan zij ook geen premieachterstand hebben. Haar oude polis wordt op verzoek van Jozien door haar nieuwe zorgverzekeraar opgezegd. Dit heet de overstapservice _Wft Schade zakelijk

206 Echtscheiding Van partners die uit elkaar gaan, valt niet meer te verwachten dat zij premie betalen voor de ander. Strikt genomen kan alleen de verzekeringnemer een verzekering opzeggen, de verzekerde niet. En opzeggen door de verzekeringnemer kan alleen per 1 januari, bij een wijziging in de voorwaarden of als de verzekerde al verzekerd is. Die laatste mogelijkheid biedt uitkomst bij echtscheiding. Zodra er voor de verzekerde een nieuwe polis wordt afgesloten, kan de oude worden beëindigd. Voorbeeld 1 Bram en Julia gaan scheiden. Julia is de verzekeringnemer van Bram, maar Julia wil onder de omstandigheden niet langer voor Bram betalen. Julia belt haar verzekeraar om de polis van Bram te beëindigen. Zodra Bram een nieuwe verzekering heeft bij de huidige zorgverzekeraar of ergens anders, kan de polis worden beëindigd waar Julia verzekeringnemer van is. Voorbeeld 2 Daan en Lucas zijn geregistreerd partners. Ze laten hun geregistreerd partnerschap ontbinden. Daan is de verzekeringnemer van Lucas. Lucas sluit zelf een verzekering af. Hij maakt gebruik van de overstapservice om zijn oude verzekering te laten beëindigen. Opzegtermijn Als een verzekerde een nieuwe verzekering afsluit, bijvoorbeeld een 18-jarige of bij een echtscheiding, dan kan de huidige verzekeringnemer opzeggen. Als de opzegging ontvangen is voordat de nieuwe verzekering ingaat, dan wordt de oude verzekering beëindigd op de dag dat de nieuwe ingaat. Ontvangt de zorgverzekeraar de opzegging pas later, dan geldt een opzegtermijn. De wettelijke datum van beëindiging is in dat geval de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op de opzegging. Voorbeeld Sem is op 7 mei 18 jaar geworden. Hij heeft voor zichzelf per 1 juni een verzekering gesloten, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de overstapservice. Op 18 juli zegt de vader van Sem zijn oude verzekering op. De oude verzekering van Sem wordt beëindigd per 1 september. Door de opzegtermijn kan de oude zorgverzekeraar altijd nog een volledige maandpremie innen. Dit lijkt redelijk. De zorgverzekeraar hoeft immers niet de dupe te worden van de te late opzegging van zijn klanten. Om dubbele verzekering tot een minimum te beperken, beëindigen sommige verzekeraars de dubbele verzekering per de eerste van de maand volgend op de opzegging in plaats van per de eerste van de tweede maand volgend op de opzegging. Voorbeeld Coulance opzegtermijn Sem is op 7 mei 18 jaar geworden. Hij heeft voor zichzelf per 1 juni een verzekering gesloten, maar heeft geen gebruik gemaakt van de overstapservice. Op 18 juli zegt de vader van Sem zijn oude verzekering op. De wettelijke datum van beëindiging is de eerste van de tweede maand volgend op de opzegging, dus 1 september. Als de zorgverzekeraar hier niet van wil afwijken, dan kan de vader van Sem dat niet afdwingen. Maar de zorgverzekeraar komt de vader van Sem in dit geval tegemoet en beëindigt de oude verzekering van Sem per 1 augustus. Dit scheelt de vader van Sem een maand premie voor een dubbele verzekering _Wft Schade zakelijk

207 193 De Zorgverzekeringswet voorkomt niet dat een verzekerde, die niet zelf verzekeringnemer is, tijdens het kalenderjaar een nieuwe verzekering kan sluiten, met zichzelf of weer met een ander als verzekeringnemer. De verzekeringnemer van de oude polis mag vervolgens altijd opzeggen als er een dubbele verzekering ontstaat. Aangezien zorgverzekeraars geen acceptatieplicht hebben voor mensen die al verzekerd zijn, kunnen ze wel voorkomen dat mensen tussentijds overstappen zonder dat de relatie tussen de verzekerde en de huidige verzekeringnemer is veranderd, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij echtscheiding. Deelnemen aan werkgeverscollectiviteit Verzekeringnemers mogen hun verzekering beëindigen als ze collectief verzekerd zijn via hun werkgever, van baan wisselen en kunnen deelnemen aan een nieuwe werkgeverscollectiviteit. Dit is geen wettelijk recht. Zorgverzekeraars hebben afgesproken om overstappen van een werkgeverscollectiviteit naar een werkgeverscollectiviteit bij een andere verzekeraar tussentijds toe te staan. Deze mogelijkheid geldt niet bij een overstap tussen andere collectieve contracten. Een collectiviteit houdt in dat er voor een groep korting, extra dekking, of beide wordt gegeven. Meer over collectiviteiten verderop in dit hoofdstuk. Als zorgverzekeraars een overstap in dit geval niet zouden toestaan, dan zouden zij mensen aan hun contract houden, terwijl zij gebruik zouden kunnen maken van mogelijk aanzienlijk gunstiger afspraken. Daarnaast zou hun bestaande korting vervallen, omdat ze niet meer bij hun oude werkgever in dienst zijn. Iemand in deze omstandigheden aan zijn of haar contract houden, zou ongetwijfeld als zeer onsympathiek worden ervaren. Voorbeeld Tess heeft een nieuwe baan. Ze was collectief verzekerd via haar oude werkgever. Haar nieuwe werkgever biedt ook een collectieve verzekering aan, maar bij een andere verzekeraar. Tess mag tussentijds overstappen naar de collectieve verzekering van haar nieuwe werkgever. Aanpassing polisvoorwaarden door de zorgverzekeraar Als de zorgverzekeraar tijdens het jaar de premie verhoogt of de polisvoorwaarden aanpast ten nadele van de verzekerde, dan mag de polis tussentijds worden beëindigd. De polis wordt in dat geval beëindigd per de ingangsdatum van de wijziging. Ook is de verzekeraar verplicht om alle verzekerden die het betreft van de wijziging op de hoogte te brengen en te wijzen op de mogelijkheid om op te zeggen. De meeste zorgverzekeraars passen hun premies en voorwaarden alleen aan per 1 januari van elk jaar. Een wijziging in het door de overheid vastgestelde pakket geldt niet als een reden om tussentijds op te zeggen. Voorbeeld Zorgverzekeraar Budgetzorg verlaagt in mei de vergoeding voor orthodontie van een aanvullende ziektekostenverzekering. Fleur heeft die aanvullende ziektekostenverzekering. Ze krijgt een brief van Zorgverzekeraar Budgetzorg met de wijziging en de mogelijkheid om tussentijds op te zeggen. Fleur zegt haar aanvullende ziektekostenverzekering op. De aanvullende ziektekostenverzekering van Fleur wordt beëindigd per de datum dat de vergoeding wordt verlaagd _Wft Schade zakelijk

208 Einde verzekeringsplicht Als de verzekeringsplicht eindigt door een vertrek naar het buitenland, te gaan werken als militair in actieve dienst of door registratie als gemoedsbezwaarde, dan moet de zorgverzekering worden opgezegd. Bij overlijden eindigt de zorgverzekering ook. In het geval van overlijden hoeft de verzekering niet te worden opgezegd. Deze eindigt dan van rechtswege. De zorgverzekeraar ontvangt de datum van overlijden vanuit de BRP. Bij tussentijdse beëindiging wordt de zorgverzekering beëindigd op de dag na de gebeurtenis die ervoor zorgt dat de verzekeringsplicht vervalt. Op de dag zelf zouden er nog zorgkosten kunnen zijn. Voorbeeld Noah gaat emigreren naar Canada. Per 7 juli vertrekt hij. Hij zegt zijn zorgverzekering op. Zijn zorgverzekering wordt beëindigd per 8 juli. Op de dag van zijn vertrek zouden er nog zorgkosten kunnen zijn. Noah is tot en met 7 juli verzekerd. Tussentijdse beëindigingsmogelijkheden Naast de hiervoor genoemde situaties (buitenland, actieve dienst en overlijden) is er nog een aantal situaties, waarbij een zorgverzekering tussentijds kan worden beëindigd, namelijk: bij opzettelijke misleiding van de zorgverzekeraar door de verzekerde; als de vergunning van de zorgverzekeraar wordt ingetrokken; als de verzekerde verhuist naar een plaats buiten het werkgebied van een niet-landelijk werkende zorgverzekeraar. De beëindigingsdatum is in een dergelijk geval de eerste dag van de tweede maand volgend op de verhuisdatum. Beëindigingsbewijs Als de zorgverzekering wordt beëindigd, moet de zorgverzekeraar een beëindigingsbewijs afgeven aan de verzekeringnemer en de verzekerde, voor zover dat een ander is dan de verzekerde. Dit bewijs moet in ieder geval het Burgerservicenummer en de NAW-gegevens van de verzekerde bevatten en de NAW-gegevens van de verzekeringnemer en de verzekeraar. Bovendien moeten de stand van het eigen risico worden vermeld, een eventuele premieachterstand en de beëindigingsdatum _Wft Schade zakelijk

209 MODELOVEREENKOMSTEN Modelovereenkomsten zijn vormen van de zorgverzekering. De overheid stelt het pakket samen, maar er is een onderwerp waar de zorgverzekeraar zelf over mag beslissen: op welke manier de kosten worden vergoed Naturapolis Zorg in natura wil zeggen dat de verzekerde zorg krijgt. Hij of zij krijgt geen rekening thuis, de zorgaanbieder regelt de financiën met de zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars sluiten contracten met zorgaanbieders om zorg in natura te leveren. Verzekerden met een naturapolis kunnen in eerste instantie terecht bij een door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieder. Nu is iedereen in Nederland vrij in zijn keuze van zorgaanbieder, ook verzekerden met een naturapolis. Het kan echter zijn dat een verzekerde met een naturapolis zelf moet bijbetalen. Naturapolissen vergoeden vaak niet meer dan het gecontracteerde tarief of een deel daarvan. Ook kan in de polisvoorwaarden van een naturapolis zijn opgenomen dat betalingen voor nietgecontracteerde zorg worden gekort met een vastgesteld percentage. Bij naturapolissen wordt doorgaans vanaf 70% vergoed van het gemiddeld gecontracteerde tarief. Bij budgetpolissen kan de vergoeding nog lager zijn. Budgetpolissen werken hetzelfde als een naturapolis, maar er is met minder zorgverleners een contract afgesloten. Deze verzekeringen zijn daarom goedkoper voor wat betreft de premie. Voor niet-gecontracteerde niet-spoedeisende zorg kan het dus zijn dat een verzekerde met een budget- of naturapolis aanzienlijke bedragen zelf moet bijbetalen. Verzekerden met een naturapolis of een budgetpolis doen er dan ook goed aan om, voordat ze gebruikmaken van niet-spoedeisende zorg, hun verzekeraar te vragen welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn. Op de website van een zorgverzekeraar lezen we: Kiest u voor een zorgaanbieder die geen overeenkomst met.. heeft gesloten, dan vergoedt.. de kosten tot een maximumbedrag... vergoedt 65% van de nota van de zorgaanbieder, tot een maximum van 65% van het bedrag dat gemiddeld voor die behandeling heeft gecontracteerd. Kiest u liever voor een zorgverlener zonder zorgovereenkomst maar belemmert de lagere vergoeding (65%) uw keuze? Dan kunt u ons aangeven waarom deze lagere vergoeding uw keuze belemmert en vragen alsnog een hoger percentage te vergoeden. Wij nemen uw verzoek in behandeling en vertellen u binnen 4 weken of wij u een hogere vergoeding (maximaal 75% van de nota van de zorgaanbieder, tot een maximum van 75% van het bedrag dat.. gemiddeld voor die behandeling heeft gecontracteerd) kunnen bieden. Op het te vergoeden bedrag worden eventueel verschuldigde eigen bijdragen en daarna verplicht en vrijwillig eigen risico in mindering gebracht _Wft Schade zakelijk

210 Restitutiepolis Restitutie wil zeggen terugbetaling. De verzekerde maakt zorgkosten, betaalt deze zelf en stuurt de nota op naar zijn zorgverzekeraar. De verzekeraar betaalt de kosten vervolgens terug aan de verzekerde. Als een verzekerde met een restitutiepolis in de praktijk gebruikmaakt van zorg bij een gecontracteerde zorgverlener, dan stuurt deze zorgverlener de nota rechtstreeks naar de zorgverzekeraar en dus niet naar de verzekerde. Bij een restitutiepolis ligt de nadruk op de vrije keuze van de zorgaanbieder. Een restitutiepolis biedt een relatief hoge vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Nietgecontracteerde zorgaanbieders kunnen vaak zelf hun tarief bepalen. Het kan dus zijn dat een verzekerde met een restitutiepolis toch moet bijbetalen voor niet-gecontracteerde zorg. Maar wat de verzekerde moet bijbetalen, zal minder zijn dan een verzekerde met een naturapolis. De premie voor een restitutiepolis ligt iets hoger dan die voor een naturapolis, omdat de kosten voor nietgecontracteerde zorg doorgaans hoger zijn dan de kosten voor gecontracteerde zorg Combinatiepolis Een pure naturapolis is een fictie. Het is nu eenmaal niet mogelijk om te voldoen aan de zorgplicht die zorgverzekeraars hebben en helemaal geen restitutie toe te staan. Zorgaanbieders voor spoedeisende zorg in het buitenland kunnen bijvoorbeeld nooit allemaal worden gecontracteerd. Het is niet uit te sluiten dat de verzekerde deze kosten moet voorschieten en later kan indienen. Een volledige restitutiepolis bestaat ook enkel in theorie. Het heeft geen zin om hoge ziekenhuisrekeningen door verzekerden voor te laten schieten. Zelfs voor verzekerden die een restitutiepolis hebben, declareren ziekenhuizen rechtstreeks bij de verzekeraar en is de zorg voor de verzekerde dus in natura. Dat gezegd hebbende, kunnen we het onderscheid tussen natura en restitutie zien als een glijdende schaal. Voor de purist bestaan er geen volledige natura- of volledige restitutiepolissen; er bestaan enkel combinatiepolissen. In de praktijk noemen we polissen aan het ene einde van het spectrum, bijvoorbeeld met lage vergoedingen voor niet-gecontracteerde zorg, naturapolissen. En aan het andere einde noemen we polissen met relatief hoge vergoedingen voor niet-gecontracteerde zorg restitutiepolissen. Ertussenin, dus met kenmerken van beide, zitten combinatiepolissen. Voorbeeld Jeane heeft een combinatiepolis. Medisch specialistische zorg is op naturabasis. Als ze gebruikmaakt van niet-gecontracteerde niet-spoedeisende ziekenhuiszorg, dan krijgt ze maar 75% van het gemiddeld gecontracteerde tarief vergoed. Fysiotherapie is op restitutiebasis. Naar welke fysiotherapeut ze ook gaat, ze krijgt altijd een vergoeding van maximaal 110% van het gemiddeld gecontracteerde tarief _Wft Schade zakelijk

211 Hinderpaalcriterium Een te lage vergoeding van de zorgverzekeraar mag de keuze van een verzekerde voor een ziekenhuis of zorgverlener niet belemmeren. Dat staat in de Zorgverzekeringswet en in de praktijk noemt men dit het hinderpaalcriterium. Dit criterium is ook ingevoerd om ervoor te zorgen dat zorgaanbieders in het buitenland niet worden benadeeld, omdat Nederlandse ziekenhuizen wel contracten hebben afgesloten met zorgverzekeraars. Het vrije verkeer van geneeskundige behandelingen binnen Europa is een groot goed en moet dan ook worden beschermd. In de praktijk zou een vergoeding van minder dan 75% een hinderpaal kunnen zijn voor mensen bij het kiezen van een bepaalde zorgaanbieder. In 2014 heeft een zorgaanbieder een rechtszaak aangespannen tegen een zorgverzekeraar die op basis van de zorgpolis slechts 50% van de behandeling van de zorgaanbieder wilde vergoeden. In deze zaak heeft de Hoge Raad besloten dat een eigen bijdrage van 50% een hinderpaal vormde en dat de verzekerden alsnog recht hebben op een vergoeding van 75% COLLECTIVITEITEN Een collectiviteit is een groep. Een groep kan korting bedingen bij een zorgverzekeraar. Een rechtspersoon kan voor een groep afspraken maken met een zorgverzekeraar. Het moet gaan om een rechtspersoon zoals een gemeente, een bedrijf, een stichting of een vereniging die de belangen van een groep natuurlijk personen, dus mensen, behartigt. Een werkgever kan een collectiviteit sluiten voor zijn werknemers, maar een sportvereniging ook voor zijn leden, een school voor zijn studenten, maar ook voor zijn personeel. Dat een rechtspersoon de belangen van een onderscheidbare groep behartigt, moet blijken uit de statuten. Een volleybalvereniging kan wel collectiviteitsafspraken voor haar leden maken, maar bijvoorbeeld niet voor alle motorrijders in Nederland. Het is mogelijk om een rechtspersoon op te richten met in de statuten het doel om de belangen te behartigen van mensen die graag korting willen op hun zorgverzekering. Er is geen wettelijk vereiste aan het aantal deelnemers aan een collectiviteit. Hoe groter de collectiviteit, des te gunstiger de afspraken die kunnen worden gemaakt. Grote groepen zijn aantrekkelijk voor zorgverzekeraars, omdat het veel klanten zijn, omdat de schadelast van grote groepen beter voorspelbaar is en omdat zorg voor grote groepen goedkoper kan worden ingekocht. Een zorgverzekeraar mag een collectiviteit wettelijk maximaal 5%korting op de zorgverzekering geven. Kortingen op de aanvullende ziektekostenverzekering en aanvullende dekking zijn vrij onderhandelbaar. Naast een te onderhandelen korting op de premie is het bij sommige verzekeraars ook mogelijk om te onderhandelen over de selectiecriteria. Zo kan er binnen een collectief contract worden afgesproken dat er geen medische selectie wordt toegepast bij een aantal aanvullende pakketten waar dat normaal gesproken wel het geval zou zijn _Wft Schade zakelijk

212 Voorbeeld Collectiviteit Slagerij Jansen vraagt Zorgverzekeraar Budgetzorg om een collectief contract voor zijn 5 werknemers. Zorgverzekeraar Budgetzorg biedt standaardcontract MKB-1 met 2% korting op de zorgverzekering. De Rijksoverheid benadert zorgverzekeraar Budgetzorg voor een collectief voor alle rijksambtenaren. Budgetzorg maakt in overleg met de Rijksoverheid afspraken op maat met een maximale korting van 5% op de premie van de zorgverzekering. Een rechtspersoon, bijvoorbeeld de werkgever, kan afspraken maken over een collectieve verzekering. Werknemers kunnen zelf kiezen of ze willen deelnemen. Werknemers zijn in dat geval zelf verzekeringnemer. Ze maken enkel gebruik van de afspraken, het mantelcontract, dat hun werkgever voor hen heeft gesloten. Rechtspersonen kunnen mantelcontracten sluiten met verschillende verzekeraars en mensen vervolgens laten kiezen waar ze zich willen aanmelden. Bij een collectief contract kunnen naast afspraken over de premie ook bepaalde faciliteiten worden aangeboden. We noemen dit dan een faciliteitencontract. Bij een faciliteitencontract wordt bijvoorbeeld korting verleend op sportabonnementen, de griepprik aangeboden of is standaard recht op zorgbemiddeling. Een rechtspersoon kan iemand nooit dwingen om gebruik te maken van een collectief contract. Er zijn gemeenten die een collectieve verzekering verplicht stellen voor uitkeringsgerechtigden, maar zelfs dan is er de keuze niet deel te nemen en ergens anders een verzekering te sluiten. Het gevolg is mogelijk dat zij worden gekort op hun uitkering. Daarnaast is deelname aan het collectief van de gemeente gunstig, aangezien er korting is bedongen. Een verzekeringnemer hoeft geen natuurlijk persoon te zijn, het mag ook een rechtspersoon zijn. Dat wil zeggen dat bedrijven bijvoorbeeld ook kunnen optreden als verzekeringnemer. Een collectief contract waarbij de werkgever optreedt als verzekeringnemer is dus ook mogelijk. Dit komt maar zelden voor. De werkgever is dan namelijk de premie verschuldigd, maar ook de betalingen voor het eigen risico. En deze betaling van het eigen risico door de werkgever is dan weer niet toegestaan in het kader van het recht op privacy van de werknemer. De zorgverzekeraar en de organisatie die het collectieve contract sluiten, maken afspraken over wie er allemaal van het collectief gebruik mogen maken. Zijn dat bijvoorbeeld alleen de werknemers of ook de partners en de kinderen van de werknemers? En tot welke leeftijd mogen de kinderen dan gebruikmaken van de collectiviteit? Dit zijn allemaal onderdelen waarover afspraken kunnen worden gemaakt en deze afspraken kunnen dan ook per collectiviteit verschillen. De verleiding kan groot zijn om te spreken van meeverzekeren op een collectiviteit als partners en kinderen ook gebruik kunnen maken van de collectiviteitsafspraken. Toch is het beter om deze term helemaal niet te gebruiken. Meeverzekeren wekt de indruk dat er één overeenkomst is met twee verzekerden in gevallen waar er juridisch gezien twee overeenkomsten zijn. Nogmaals: voor het verwerken van veranderingen en het berekenen van vergoedingen helpt het om alle polissen als strikt afzonderlijk te beschouwen. In plaats van meeverzekeren wordt in de praktijk wel gesproken van meeliften op de collectiviteit _Wft Schade zakelijk

213 FINANCIERING De premie Zoals voor iedere verzekering zal voor de zorgverzekering ook een premie moeten worden betaald. Zoals we al hebben gezien, is de hoogte van de premie door de keuze voor verschillende ziektekostenverzekeraars, de soort polis en de hoogte van het eigen risico variabel. De premie voor de zorgverzekering bestaat uit twee delen: de verzekeringspremie die rechtstreeks door de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar moet worden betaald (de nominale premie); de inkomensafhankelijke bijdrage die via de Belastingdienst moet worden afgedragen. De nominale premie De nominale premie is de premie die de verzekeringnemer betaalt aan de zorgverzekeraar. Voor alle verzekerden vanaf 18 jaar is nominale premie verschuldigd. Voor kinderen onder de 18 jaar is geen nominale premie verschuldigd. De premie verschilt per verzekeraar en per verzekering, dus het kan voor verzekerden de moeite waard zijn om op de verschillen te letten. De zorgverzekeraar bepaalt zelf de hoogte van de nominale premie. De meeste verzekeringnemers betalen de nominale premie maandelijks. Andere termijnen, zoals per kwartaal, half jaar of jaar, zijn ook mogelijk. Als de verzekeringnemer bijvoorbeeld per jaar betaalt, dan staat daar een premiekorting tegenover. Korting op de nominale premie is ook mogelijk door deel te nemen aan een collectiviteit of door een vrijwillig eigen risico te nemen. Meer over het vrijwillig eigen risico vind je verderop. De premiegrondslag van de zorgverzekering is niet afhankelijk van leeftijd of van gezondheid. Iedereen betaalt voor dezelfde zorgverzekering dezelfde premiegrondslag. Alleen de bovengenoemde kortingsmogelijkheden kunnen tot verschillen leiden. Voorbeeld Jayden betaalt voor zijn zorgverzekering 124 per maand aan zijn verzekeraar. Op jaarbasis is dat een bedrag van Dit is de nominale premie. De inkomensafhankelijke bijdrage of werkgeversbijdrage De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is een percentage van het inkomen dat moet worden afgedragen aan de Belastingdienst voor de uitvoering van de Zorgverzekeringswet. De Belastingdienst stort de inkomensafhankelijke bijdrage in het Zorgverzekeringsfonds. Het Zorginstituut beheert het zorgverzekeringsfonds en verdeelt het geld over alle zorgverzekeraars. Het deel dat zorgverzekeraars krijgen, heet de vereveningsbijdrage. De vereveningsbijdrage is onder andere afhankelijk van het aantal verzekerden dat een verzekeraar heeft. De inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt in ,00% van het inkomen tot een maximum inkomen van (2021). Het maximaal te betalen bedrag komt daarmee op Dit bedrag is ongeveer drie keer zo hoog als de nominale premie. Het reguliere tarief van 7,00% in 2021 geldt voor werknemers en mensen met een sociale uitkering of een AOW-uitkering _Wft Schade zakelijk

214 Als iemand een werkgever heeft, dan is de werkgever verantwoordelijk voor de vergoeding en de afdracht van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (werkgeversheffing). Er is ook een verlaagd tarief van 5,75% in Het verlaagde tarief geldt voor zelfstandigen en voor aanvullend pensioen. Als derde is er ook een nultarief voor zeevarenden. Zeevarenden betalen geen inkomensafhankelijke bijdrage, omdat zorg tijdens het werk op zee voor rekening komt van de werkgever. Voor de inkomensafhankelijke bijdrage geldt geen leeftijdsgrens. Wie inkomen heeft, betaalt de inkomensafhankelijke bijdrage of de werkgever moet deze bijdrage vergoeden en afdragen. Voor het berekenen van het inkomen waarover de inkomensafhankelijke bijdrage moet worden betaald, tellen de volgende vormen van inkomsten mee: loon; pensioen; sociale uitkering; inkomen uit onderneming; inkomen uit overige werkzaamheden (zoals freelancers); periodieke uitkeringen (zoals alimentatie en lijfrente). Studiefinanciering maakt geen onderdeel uit van het bijdrage-inkomen. Voorbeeld Peter is zzp er en heeft in 2021 een belastbare winst uit onderneming van Hij krijgt in 2021 een aanslag van de Belastingdienst voor de verschuldigde bijdrage over De aanslag bedraagt x 5,75% = 3.352, omdat de bijdrage weliswaar wordt berekend over de winst uit onderneming, maar maximaal over een bedrag van De rijksbijdrage De inkomensafhankelijke bijdrage dekt ongeveer 50% van de totale schadelast van de zorgverzekering. De nominale premie dekt ongeveer 45%. De laatste 5% wordt door de overheid bijgestort. Dit is de rijksbijdrage. De overheid levert een rijksbijdrage om compensatie te bieden voor het feit dat alle verzekerden onder de 18 jaar geen nominale premie betalen, maar mogelijk wel kosten maken _Wft Schade zakelijk

215 Betaling Veel mensen hoeven niets te doen voor het betalen van de inkomensafhankelijke bijdrage. Hun werkgever of uitkeringsinstantie draagt de inkomensafhankelijke bijdrage af aan de Belastingdienst. Voor mensen die geen werkgever hebben, zoals zelfstandigen, is de inkomensafhankelijke bijdrage onderdeel van de aangifte inkomstenbelasting die jaarlijks moet worden gedaan. De betaling waar de meeste betalingsachterstanden ontstaan, is niet die van de inkomensafhankelijke bijdrage, maar die van de nominale premie, die meestal maandelijks aan de verzekeraar verschuldigd is. Betalingsachterstand Over verzekeren en verzekeringen is veel vastgelegd in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Over het algemeen is het zo dat als de verzekeringnemer geen premie betaalt, de verzekeraar de dekking van de verzekering mag opschorten of de verzekering mag beëindigen. Bij aanvullende ziektekostenverzekeringen is dit ook precies wat er gebeurt. De wettelijke bepalingen (in artikel 7:934 BW) zijn als volgt: de verzekeraar mag pas na de premievervaldag aanmanen; als de verzekeraar wil overgaan tot beëindiging of opschorting van de dekking, dan moet in de aanmaning staan wat de gevolgen zijn van het uitblijven van betaling; er moet een betalingstermijn van minimaal 14 dagen vanaf de dag van de aanmaning worden gegeven. Voorbeeld Snelst mogelijke traject beëindiging bij betalingsachterstand De premievervaldag van Zorgverzekeraar Budgetzorg is de eerste van de maand. Op 1 maart heeft de zorgverzekeraar de premie voor maart van mevrouw Ten Horst nog niet ontvangen. Er geldt een respijttermijn van 30 dagen. In deze periode mag de verzekeraar de verzekering nog niet beëindigen of de dekking opschorten. Op 16 maart ontvangt mevrouw Ten Horst een aanmaning. In de aanmaning staat dat ze vanaf 16 maart 14 dagen heeft om te betalen, dus tot 30 maart. Ook staat er dat haar aanvullende verzekering wordt beëindigd als de betaling op 30 maart niet is ontvangen. Op 30 maart is de betaling nog niet ontvangen. Op 31 maart beëindigt Zorgverzekeraar Budgetzorg de aanvullende ziektekostenverzekering van mevrouw Ten Horst. Een aanvullende ziektekostenverzekering kan dus al na een paar weken na het uitblijven van betaling door de verzekeraar worden beëindigd. Het beëindigen van de verzekering noemen we ook wel royeren of royement. Alle zorgverzekeraars hebben een langere aanmaanprocedure met meer herinneringen, maar wettelijk gezien is dat niet vereist. Verzekeraars hanteren in de meeste gevallen een respijttermijn van 30 dagen. Dit betekent dat na de premievervaldag een termijn van 30 dagen wordt gegeven voor het betalen van de premie. Als binnen deze 30 dagen geen betaling is ontvangen, dan kan de dekking worden opgeschort, mits 14 dagen eerder een aanmaning is verzonden. Dezelfde procedure van aanmanen, eventueel opschorten van de dekking en beëindigen, gold ook voor de zorgverzekering. Hierdoor raakten in de loop der jaren steeds meer mensen onverzekerd. Daarom is in 2009 de Regeling wanbetalers ingevoerd _Wft Schade zakelijk

216 Regeling wanbetalers De Regeling wanbetalers bestaat uit een aantal wijzigingen van de Zorgverzekeringswet, de Regeling zorgverzekering en het Besluit zorgverzekering. Strikt genomen is er dus geen opzichzelfstaande Regeling wanbetalers, maar daar wordt wel vaak naar wordt verwezen. De meeste zorgverzekeraars zijn aangesloten bij deze regeling. De regeling zorgt ervoor dat wanbetalers verzekerd kunnen blijven voor de zorgverzekering, ook al kunnen zij niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. De voorwaarde is dat zowel de zorgverzekeraar als de verzekerde de verzekering niet kan beëindigen. Overstappen naar een andere zorgverzekering is dus niet mogelijk bij een betalingsachterstand. Wanbetalers worden aangemeld bij het CAK. Het CAK is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de zogenaamde burgerregelingen. Dit zijn (naast de Regeling wanbetalers) de volgende regelingen: regeling onverzekerden; regeling gemoedsbezwaarden; regeling zorgverzekering en buitenland; regeling onverzekerbare vreemdelingen. Ontstaan betalingsachterstand Als de verzekeringnemer de premie van de zorgverzekering niet betaalt, dan krijgt hij bij 2 en 4 maanden premieschuld een waarschuwingsbrief van zijn zorgverzekeraar. Hierin wordt een betalingsregeling aangeboden. Als de premieschuld bestaat uit minstens 6 volledige maandpremies en er nog steeds niet is betaald, dan wordt de verzekeringnemer door de zorgverzekeraar aangemeld bij het CAK. Eventuele aanvullende ziektekostenverzekeringen zullen bij wanbetaling door de zorgverzekeraar worden opgezegd. De Regeling wanbetalers is niet van toepassing als er uitsluitend een betalingsachterstand aanwezig is van het eigen risico. Overdracht aan het CAK Na de overdracht is er geen premie meer verschuldigd aan de zorgverzekeraar, maar moet de wanbetaler een hogere premie betalen aan het CAK. Dit wordt de bestuursrechtelijke premie genoemd. Ondanks deze overdracht blijft de wanbetaler verzekerd bij zijn eigen zorgverzekeraar. De inmiddels opgebouwde schuld bij de zorgverzekeraar moet uiteraard nog wel worden ingelost. Zolang de wanbetaler is aangemeld bij het CAK, kan hij niet overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Bestuursrechtelijke premie De hoogte van de premie die moet worden betaald aan het CAK, wordt vastgesteld door de overheid. Tot 1 juli 2016 bedroeg de bestuursrechtelijke premie nog 130% van de standaardpremie. Op die datum is de premie verlaagd. De minister kan de bestuursrechtelijke premie nu vaststellen op minstens 110% en maximaal 130% van de gemiddelde premie (standaardpremie). De bestuursrechtelijke premie bedraagt 147,80 per maand (2021) _Wft Schade zakelijk

217 Verbetering Wanbetalersmaatregelen Uit een evaluatie van de wanbetalersregeling is gebleken dat een wanbetaler, die destijds werd overgedragen, niet of met grote moeite terugkeerde bij de zorgverzekeraar. Dit had te maken met de hoogte van de bestuursrechtelijke premie, gecombineerd met een laag inkomen, waardoor het aflossen van de schuld erg moeilijk bleek te zijn. Daarnaast is de wanbetaling geen op zichzelf staand incident. Het is vaak een onderdeel van een veel bredere (schulden)problematiek. Inmiddels zijn er in de wet maatregelen opgenomen, die bedoeld zijn om de instroom bij het CAK te verminderen en de uitstroom naar de zorgverzekeraar te verhogen. Deze Wet Verbetering Wanbetalersmaatregelen heeft geleid tot een aanpassing van de Zorgverzekeringswet. De belangrijkste nieuwe maatregelen zijn: De mogelijkheid voor de minister om groepen aan te wijzen om uit te stromen uit het bestuursrechtelijke premieregime. Gemeentes kunnen inmiddels in samenwerking met zorgverzekeraars groepen bijstandsgerechtigden laten uitstromen uit de wanbetalersregeling. De mogelijkheid voor de minister om de bestuursrechtelijke premie te verlagen. De minister mag zelf jaarlijks de hoogte vaststellen tussen de 110% en 130% van de gemiddelde nominale premie. De mogelijkheid voor de wanbetaler om alsnog een betalingsregeling te treffen met de zorgverzekeraar, zodat de wanbetaler kan worden afgemeld voor het bestuursrechtelijk premieregime. Ook al is de totale schuld bij de zorgverzekeraar nog niet ingelost. Geldig BRP-adres In de Wet Verbetering Wanbetalersmaatregelen is een bepaling opgenomen dat de inschrijving in de Basis Registratie Personen (BRP) moet worden gecontroleerd (de BRP-check) bij het afsluiten van de zorgverzekering en bij het starten van de wanbetalersregeling. Hierdoor is het woonadres van de verzekerde bekend bij de zorgverzekeraar en is de wanbetaler over het algemeen beter vindbaar. Als de aanvrager of wanbetaler niet is opgenomen in de BRP of als het adres in de BRP afwijkt van het adres zoals dat bekend is bij de verzekeraar, dan komt de aanvrager of wanbetaler niet in aanmerking voor respectievelijk een zorgverzekering of de wanbetalersregeling. Vroegtijdige omleiding zorgtoeslag bij achterstand De zorgtoeslag wordt normaal gesproken direct overgemaakt op de rekening van de belastingplichtige. Zodra een wanbetaler onder de Regeling wanbetalers valt, zorgt het CAK ervoor dat het CJIB de zorgtoeslag via de Belastingdienst opeist. De wanbetaler ontvangt de zorgtoeslag dan niet meer zelf. Informatie-uitwisseling zorgverzekeraars en gemeenten Door de verbetering van de wanbetalersregeling is naast de Zorgverzekeringswet ook de Regeling Zorgverzekering aangepast. In deze regeling wordt aangegeven dat bepaalde gegevens moeten worden uitgewisseld tussen de verzekeraar en de gemeente. Het gaat dan om gegevens in verband met werkzaamheden die gericht zijn op: het voorkomen of verminderen van schulden uit de zorgverzekering (vroegpreventie); het bevorderen van uitstroom uit de bestuursrechtelijke premieheffing (uitstroombevordering) _Wft Schade zakelijk

218 In 2016 is in de Regeling zorgverzekering een bepaling opgenomen die de mogelijkheid biedt voor bijstandsgerechtigden om in aanmerking te komen voor kwijtschelding van de bestuursrechtelijke premie en (een deel van) de achterstand in de betaling aan de zorgverzekeraar die is ontstaan Regeling onverzekerden Als uit bestandsvergelijking bij het CAK blijkt dat verzekeringsplichtigen onverzekerd zijn, dan worden ze aangeschreven. In de brief stelt het CAK een termijn van 3 maanden om een zorgverzekering af te sluiten. Heeft de verzekeringsplichtige dan nog geen zorgverzekering, dan legt het CAK een boete van 426,24 (2021) op. Heeft de verzekeringsplichtige 3 maanden na de boete nog steeds geen zorgverzekering, dan volgt nog een boete van 426,24. Als er na 3 maanden na de tweede boete nog geen zorgverzekering is gesloten, dan sluit het CAK namens de verzekeringsplichtige een zorgverzekering af bij een zorgverzekeraar. De premie in 2021 voor deze verzekering is de bestuursrechtelijke premie zonder opslag en bedraagt 142,08 per volwassene per maand. De eerste 12 maanden houdt het CAK de premie in op het inkomen of deze wordt geïnd door het verzenden van een acceptgiro door het CJIB. Een eventuele zorgtoeslag wordt omgeleid naar het CJIB. Ook nadat het CAK de verzekering heeft gesloten, moeten eventuele openstaande boetes nog worden betaald. Voorbeeld Jack komt in Nederland wonen. Hij heeft 4 maanden om een zorgverzekering af te sluiten, maar doet dit niet. Na 4 maanden krijgt hij een brief van het CAK. In de brief staat dat hij nog 3 maanden heeft om een verzekering te sluiten en dat hij anders een boete krijgt. Jack sluit geen verzekering. Hij krijgt een boete en een brief. 10 maanden na het ontstaan van zijn verzekeringsplicht moet hij een verzekering hebben gesloten, anders volgt nog een boete. Jack krijgt ook de tweede boete. Na in totaal 13 maanden sluit het CAK voor Jack een zorgverzekering af en int de premie. De premie van 142,08 is hoger dan wanneer hij zelf een zorgverzekering zou hebben afgesloten. Jack moet alle zorgkosten in de 13 maanden dat hij onverzekerd was zelf betalen. De verzekering via het CAK loopt minimaal 12 maanden. Het is pas mogelijk om per 1 januari van het volgende kalenderjaar over te stappen naar een andere zorgverzekeraar _Wft Schade zakelijk

219 Zorgtoeslag Belastingplichtigen in Nederland met een (relatief) laag inkomen en vermogen kunnen een zorgtoeslag aanvragen. Deze financiële tegemoetkoming zorgt ervoor dat de zorg voor iedereen betaalbaar blijft. Het is een tegemoetkoming voor de verschuldigde nominale premie van de zorgverzekering. Om in aanmerking te komen voor zorgtoeslag, moet de aanvrager aan een aantal voorwaarden voldoen: meerderjarig zijn; de Nederlandse nationaliteit hebben of een geldige verblijfsvergunning (evenals de toeslagpartner); een Nederlandse zorgverzekering hebben; het inkomen mag niet hoger zijn dan de (toets)inkomensgrens; het vermogen mag op 1 januari niet hoger zijn dan de vermogensgrens. Als de aanvrager of de toeslagpartner in het buitenland woont en in Nederland werkt of een pensioen of uitkering krijgt vanuit Nederland, dan is er recht op zorgtoeslag als het gaat om: een land dat hoort bij de EU, de EER of Zwitserland; een land waarmee Nederland een sociaal zekerheidsverdrag heeft gesloten. Voor 2021 gelden de volgende jaarbedragen: 2021 Inkomensgrens eenpersoonshuishouden Inkomensgrens meerpersoonshuishouden Vermogensgrens zondertoeslagpartner Vermogensgrens met toeslagpartner Maximale zorgtoeslag eenpersoonshuishouden Maximale zorgtoeslag meerpersoonshuishouden Voorbeeld Lars is student. Hij heeft weinig geld en de nominale premie is moeilijk op te brengen. Lars kan zorgtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Hoe hoog de toeslag is, hangt af van zijn inkomen. Hij kan dit bij benadering berekenen op _Wft Schade zakelijk

220 10.12 DEKKING Basispakket Zvw De Zorgverzekeringswet geeft recht op geneeskundige zorg. Iedereen heeft hetzelfde recht op zorg. Het basispakket van de zorgverzekering vergoedt onder meer: geneeskundige zorg door huisartsen, medisch specialisten en verloskundigen; verblijf in het ziekenhuis tot maximaal 1095 dagen (3 niet-schrikkeljaren); wijkverpleging (inclusief het persoonsgebonden budget (pgb) voor wijkverpleging); medicijnen; specialistische geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ), inclusief behandeling door een psychiater; basis GGZ, inclusief de eerstelijnspsycholoog en een internetbehandeltraject; de eerste 3 jaar verblijf in een ggz-instelling; hulpmiddelen voor behandeling, verpleging, revalidatie, verzorging of een specifieke beperking (dus niet rollators en andere eenvoudige loophulpmiddelen); fysiotherapie tot 18 jaar; (beperkte) fysiotherapie en oefentherapie vanaf de 21ste behandeling bij bepaalde chronische aandoeningen; bekkenfysiotherapie bij urine-incontinentie tot en met de 9de behandeling; logopedie en ergotherapie; tandheelkundige zorg (controle en behandeling) voor kinderen tot 18 jaar; tandheelkundige chirurgische zorg (kaakchirurg) en kunstgebit; fluoridebehandeling voor kinderen onder de 6 jaar die blijvende tanden en kiezen krijgen; ziekenvervoer; vervoer van en naar een verpleegkundig kinderdagverblijf bij intensieve kindzorg. Er moet een medische indicatie zijn; noodzakelijk ambulancevervoer bij jeugd-ggz; kraamzorg; dieetadvies (maximaal 3 behandeluren per jaar); vervolgtesten (vlokkentest of vruchtwaterpunctie) bij een positieve Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT); vergoeding van 3 IVF-behandelingen; stoppen-met-rokenprogramma s; zorg voor gehandicapten die niet goed horen of zien of een taalontwikkelingsstoornis hebben; revalidatiezorg voor ouderen (geriatrische revalidatiezorg) _Wft Schade zakelijk

221 Geneeskundige zorg Geneeskundige zorg is vaak kortdurende zorg die is gericht op herstel en genezing. Onder geneeskundige zorg valt huisartsenzorg, medisch specialistische zorg, verloskundige hulp en paramedische zorg. Een voorbeeld van paramedische zorg is fysiotherapie. Huisarts De zorgverzekering vergoedt de zorg die een huisarts zelf verleent of laat verlenen door ondersteunend personeel. Huisartsenzorg bestaat onder meer uit: De beoordeling en behandeling van medische klachten. De huisarts is het eerste aanspreekpunt voor medische klachten en handelt een groot deel van alle klachten zelf af. Laboratoriumtesten aanvragen. Voor het stellen van een diagnose kan een huisarts testen aanvragen bij (ziekenhuis)laboratoria voor de te stellen diagnose. Op basis van de resultaten kan de huisarts eventueel een behandelplan opstellen. Het doorverwijzen naar een specialist voor verder onderzoek of behandeling. Na het onderzoek of de behandeling door de specialist kan de huisarts de patiënt eventueel verder behandelen. Het voorschrijven van medicijnen. De huisarts laat een aantal behandelingen uitvoeren door de praktijkassistente, de praktijkverpleegkundige, praktijkondersteuner huisarts of de nurse practitioner. Voor het zelfstandig afhandelen van klachten hebben deze verpleegkundigen duidelijke instructies gekregen van de huisarts, maar de huisarts blijft wel zelf verantwoordelijk. De huidige financieringsstructuur van de huisartsenzorg maakt het noodzakelijk dat een verzekerde zich inschrijft bij een huisarts in zijn woonplaats. De huisarts dient de declaratie voor door hem verleende zorg in bij de verzekeraar via het systeem VECOZO. In sommige situaties kan huisartshulp noodzakelijk zijn, terwijl de verzekerde niet naar zijn eigen huisarts kan, bijvoorbeeld tijdens een dagje uit of tijdens vakantie in eigen land. In die gevallen zal de betreffende arts een bedrag in rekening brengen. Deze rekening kan de verzekerde achteraf declareren bij zijn zorgverzekeraar. De kosten van hulp door de huisarts zelf of door ondersteunend personeel komen niet ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. De kosten voor diagnostisch onderzoek, medicijnen of voor andere voorgeschreven zorg komen wel ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. Medisch specialistische zorg De kosten voor medisch specialistische zorg of geneeskundige zorg worden vergoed als een verzekerde daar recht op heeft. Hiervoor gelden twee basisvoorwaarden: de behandeling is volgens de huidige wetenschap en praktijk effectief; en de verzekerde is, door omstandigheden, redelijkerwijs daarop aangewezen. Dit is in eerste instantie ter beoordeling van de huisarts of specialist _Wft Schade zakelijk

222 De vergoeding van medisch specialistische zorg geldt niet voor: behandeling tegen snurken; sterilisatie of een hersteloperatie daarvan; besnijdenis; plastische chirurgie van uitsluitend cosmetische aard; liposuctie van de buik; experimentele behandelingen waarvan de effectiviteit nog niet vaststaat; de vierde en volgende ivf-behandeling. Voor het krijgen van medisch specialistische zorg heeft de verzekerde een verwijzing nodig van een arts of huisarts. De kosten die het ziekenhuis en/of de specialist bij de zorgverzekeraar in rekening brengt, komen ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. DBC-zorgproducten Alle ziekenhuizen in Nederland werken met hetzelfde landelijke financieringssysteem, de zogenaamde DBC-systematiek, wat staat voor Diagnose Behandeling Combinatie. Dit betekent dat er geen afzonderlijke activiteiten of bezoeken, zoals polikliniekbezoek, bloed prikken of foto s maken meer in rekening worden gebracht, maar dat er één tarief wordt gerekend voor een vastgesteld traject. DBC s zijn in dit systeem de zorgproducten van een ziekenhuis. Elke DBC heeft een eigen tarief dat bestaat uit honorariumbedragen voor de specialist en een kostenbedrag voor het ziekenhuis. Na afloop van het behandeltraject ontvangt de patiënt één rekening voor het totale traject. De DBCsystematiek bestaat sinds 2005, maar blijft aan veranderingen onderhevig. Op 1 januari 2012 werd de grote wijziging DOT (DBC s Op weg naar Transparantie) doorgevoerd. Sinds die tijd declareren ziekenhuizen DOT-zorgproducten. Dit is een verbetering van het oude DBCdeclaratiesysteem. Het Zorginstituut beoordeelt of zorgactiviteiten binnen het basispakket vallen en onderscheidt daarbij drie categorieën zorgactiviteiten, die een eigen codekleur hebben: codekleur groen: verzekerde zorg; codekleur oranje: verzekerde zorg onder voorwaarden; codekleur rood: geen verzekerde zorg. Er zijn ook zorgactiviteiten die niet onder deze categorieën vallen. Deze zorgactiviteiten hebben geen kleurcodering. Meestal is dan sprake van verzekerde zorg. Voorbeeld Ziekenhuis De Weide declareert bij Zorgverzekeraar Budgetzorg een hersteloperatie na een sterilisatie. Deze zorgactiviteit heeft van het Zorginstituut de codekleur rood gekregen. Dat wil zeggen dat de behandeling niet onder het basispakket valt _Wft Schade zakelijk

223 209 Grouper Zorgaanbieders die met het DBC-systeem werken, zoals medisch specialisten, voeren de zorgactiviteiten die ze verrichten in een computersysteem (grouper) in. Dit systeem leidt DBCzorgproducten af uit de ingevoerde zorgactiviteiten conform door de NZa vastgestelde regels. De zorgaanbieder declareert vervolgens DBC-zorgproducten bij de zorgverzekeraar van de patiënt. Voorbeeld Een arts behandelt een patiënt met een gebroken been. De arts voert alle geleverde zorgactiviteiten in de computer in. Als de behandeling is afgerond, dan stuurt het ziekenhuis alle zorgactiviteiten door naar de grouper. De grouper leidt uit de zorgactiviteiten een zorgproduct af op grond van regels van de NZa. De grouper verzegelt het zorgproduct door het een code mee te geven. De zorgaanbieder kan het zorgproduct declareren bij de verzekeraar van de patiënt. Verloskundige hulp Verloskundige hulp is de zorg aan de aanstaande moeder en haar baby vóór, tijdens en na de bevalling. Vaak zal een verloskundige de zorg verlenen, maar huisartsen kunnen dit ook. Alle kosten van verloskundige hulp worden vergoed. De vergoeding van verloskundige hulp geldt voor bevallingen die plaatsvinden: thuis; poliklinisch; als het verblijf in het ziekenhuis korter duurt dan 24 uur. tijdens een langer durend verblijf in het ziekenhuis, met medische indicatie. Voor behandeling door een gynaecoloog is altijd een verwijzing nodig van de verloskundige of huisarts. Verloskundige hulp omvat ook: counseling; dit is een uitgebreid gesprek met de verloskundige of huisarts bij de keuze voor prenatale screening; een structureel echoscopisch onderzoek (SEO); een combinatietest naar aangeboren afwijkingen, die bestaat uit een bloedserumtest en een nekplooimeting (wordt alleen vergoed bij een medische indicatie). De kosten voor verloskundige hulp die de verloskundige, huisarts of gynaecoloog in rekening brengt bij de zorgverzekeraar komen niet ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. Voor de kosten van andere zorg rondom de bevalling, zoals laboratoriumonderzoek of vervoer in verband met de bevalling, geldt wel een eigen risico. Bij een bevalling zonder medische indicatie, die plaatsvindt in een instelling, is een eigen bijdrage verplicht. Een instelling is een ziekenhuis óf een alternatieve instelling voor een eerstelijnsbevalling, bijvoorbeeld een geboortecentrum of kraamhotel. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het tarief en kan per instelling verschillen. Er is géén sprake van een eigen bijdrage als de vrouw een medische indicatie heeft en in het ziekenhuis bevalt onder begeleiding van een tweedelijns hulpverlener _Wft Schade zakelijk

224 Voor een bevalling die als eerstelijnsbevalling in een geboortehotel (of een andere instelling anders dan het ziekenhuis) start en waarbij tijdens de bevalling een medische indicatie wordt afgegeven en de vrouw alsnog naar het ziekenhuis moet, is geen eigen bijdrage verschuldigd. Dit is van belang, omdat bij deze bevallingen eerder geen medische indicatie was en er gebruik werd gemaakt van een instelling, wat zou leiden tot een eigen bijdrage. Ook is er géén eigen bijdrage van toepassing als de vrouw onder verantwoordelijkheid van de verloskundige bevalt, maar de verloskundige (of de huisarts) aangeeft de bevalling in het ziekenhuis te willen laten plaatsvinden om eventuele risico s tijdens de baring te vermijden. Paramedische zorg Onder de verzekerde prestaties paramedische zorg vallen: fysiotherapie; ergotherapie; beweegprogramma s; logopedie; dieetadvisering en voedingsvoorlichting. Dyslexiezorg voor kinderen valt niet onder het basispakket, maar onder de Jeugdwet. Gemeenten hebben nu de taak om deze zorg te organiseren en te financieren. Kosten van paramedische zorg komen ten laste van het eigen risico. Fysiotherapie Fysiotherapie of oefentherapie is gericht op de behandeling van lichamelijke klachten door bijvoorbeeld ziekte, ongeval, operatie of aangeboren afwijking. Onder de noemer fysiotherapie vallen ook de oefentherapieën Mensendieck en Cesar. Fysiotherapie heeft tot doel het voorkomen, opheffen of verminderen van beperkingen en is onder andere gericht op pijnbestrijding en mobiliteitsverbetering. De aandoeningen die de fysiotherapeut of oefentherapeut mag behandelen ten laste van de zorgverzekering staan volledig opgesomd in het Besluit zorgverzekering. Deze lijst wordt ook wel aangeduid als 'de chronische lijst'. De fysiotherapeut of oefentherapeut beoordeelt of de aandoening op de lijst staat. Of de klachten voorkomen op de lijst van chronische aandoening, ofwel de chronische lijst, staat los van de beleving van de verzekerde van de ernst en de duur van de klachten. Vergoeding aan jongeren tot 18 jaar Alle jongeren komen in aanmerking voor behandeling van de aandoeningen die op de chronische lijst staan. De duur van de behandeling van bepaalde aandoeningen is beperkt tot een bepaalde termijn. Jongeren kunnen ook fysiotherapie of oefentherapie krijgen voor andere aandoeningen dan de aandoeningen die op de chronische lijst staan. Zij kunnen daarvoor 9 behandelingen per kalenderjaar krijgen. Als het resultaat onvoldoende is, kunnen zij maximaal 9 extra behandelingen krijgen _Wft Schade zakelijk

225 211 Vergoedingen aan verzekerden vanaf 18 jaar Verzekerden van 18 jaar of ouder komen alleen in aanmerking voor vergoeding van de behandeling van de aandoeningen die op de chronische lijst staan. Zelfs dan zijn de eerste 20 behandelingen in de meeste gevallen voor eigen rekening. De duur van de behandeling van bepaalde aandoeningen is beperkt tot een bepaalde termijn. Voor verzekerden van 18 jaar of ouder omvat fysiotherapie ook ten hoogste 9 behandelingen bekkenfysiotherapie in verband met urine-incontinentie. Een zorgverzekeraar kan nadere voorwaarden hebben opgesteld voor de vergoeding van fysiotherapie in verband met een chronische aandoening. Zo kan een verzekeraar bijvoorbeeld bepalen dat voor fysiotherapie of oefentherapie een verwijzing nodig is van een arts, huisarts of specialist. De kosten die een fysiotherapeut of oefentherapeut bij de verzekeraar in rekening brengt voor de behandeling van een chronische aandoening, komen ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. Voorbeeld Lana is 26 jaar oud. Ze heeft een sportblessure. Haar huisarts verwijst haar door naar een fysiotherapeut. De fysiotherapeut vertelt Lana dat haar aandoening niet voorkomt op de chronische lijst. Lana krijgt vanuit de zorgverzekering geen vergoeding voor fysiotherapie. Mondzorg Mondzorg aan alle verzekerden Een vergoeding van bijzondere tandheelkundige zorg is van toepassing als een verzekerde: een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaakmondstelsel heeft, bijvoorbeeld een gespleten gehemelte (schisis); een niet-tandheelkundige lichamelijke of geestelijke aandoening heeft, bijvoorbeeld de behandeling van verzekerden met extreme angst voor de tandarts; een medische behandeling moet ondergaan, waarvan het resultaat mede afhankelijk is van tandheelkundige zorg, bijvoorbeeld om het ontstekingsvrij maken van de mond door het tandvlees te behandelen, het trekken van tanden en kiezen of door het geven van antibiotica. Deze bijzondere tandheelkunde is van toepassing als de verzekerde zonder die zorg geen tandheelkundige functie kan behouden of verkrijgen die gelijkwaardig is aan de functie die hij zou hebben gehad als de stoornis, afwijking of aandoening zich niet had voorgedaan. Vergoeding implantaat voor uitneembare prothese Een verzekerde heeft recht op een implantaat ter bevestiging van een uitneembare prothese bij een ernstig geslonken tandloze kaak _Wft Schade zakelijk

226 Mondzorg aan verzekerden jonger dan 18 jaar De zorgverzekering dekt de kosten van een limitatieve lijst behandelingen voor verzekerden jonger dan 18 jaar voor onder meer: periodiek preventief onderzoek: één keer per jaar, tenzij meerdere keren per jaar nodig is; incidenteel consult; tandsteen verwijderen; fluoridebehandeling vanaf het doorbreken van blijvende gebitselementen: maximaal 2 keer per jaar, tenzij meerdere keren per jaar nodig is; verzegeling van kauwvlakken; behandeling van het parodontium: het parodontium is het steunweefsel van tanden en kiezen; verdoving; wortelkanaalbehandeling; vullingen; behandeling bij klachten aan het kaakgewricht; plaatjes en frameprothesen; kronen, bruggen en implantaten: alleen bij niet-aangelegde of door een ongeval geheel verloren fronttanden (deze kosten worden vergoed tot de leeftijd van 23 jaar, mits de fronttanden voor de 18de verjaardag verloren zijn gegaan of niet zijn aangelegd); chirurgische tandheelkundige hulp behalve implantaten; röntgenonderzoek behalve bij orthodontische hulp. Mondzorg aan verzekerden van 18 jaar en ouder De zorgverzekering dekt de kosten van de volgende behandelingen: chirurgische tandheelkundige hulp, uitgevoerd door een geregistreerde kaakchirurg. Hieronder valt niet-parodontale chirurgie, het aanbrengen van een tandheelkundig implantaat en ongecompliceerd trekken van tanden en kiezen; röntgenonderzoek voor chirurgische tandheelkundige hulp door of op verzoek van een geregistreerde kaakchirurg; uitneembare kunstgebitten voor de boven- en/of onderkaak. Afhankelijk van de polis heeft een verzekerde vooraf toestemming nodig van de zorgverzekeraar. Zorgverleners mondzorg Mondzorg is verkrijgbaar via tandartsen, tandartsspecialisten, geregistreerde kaakchirurgen en orthodontisten. Het is echter ook mogelijk dat andere beroepsbeoefenaren de mondzorg verlenen, bijvoorbeeld tandprothetici en mondhygiënisten. In veel gevallen wordt bijzondere tandheelkunde verleend in een instelling voor bijzondere tandheelkunde. Het kan ook zijn dat een daartoe bekwame tandarts die hulp verleent. Te betalen eigen bijdrage en verplicht eigen risico Een verzekerde van 18 jaar of ouder hoeft voor een uitneembare volledige prothese geen eigen bijdrage te betalen van 25% van de kosten (2021) op implantaten. De eigen bijdrage voor bijzondere tandheelkunde is gelijk aan het bedrag dat bij de desbetreffende verzekerde in rekening zou worden gebracht als de zorg geen betrekking had op bijzondere tandheelkunde, voor zover het gaat om zorg die niet rechtstreeks verband houdt met de indicatie voor bijzondere tandheelkundige hulp _Wft Schade zakelijk

227 213 Voor een uitneembare volledige prothese op implantaten bij bijzondere tandheelkunde betaalt de verzekerde een eigen bijdrage van 10% voor de onderkaak en 8% van de totale kosten voor de bovenkaak (2021). De kosten voor mondzorg en bijzondere tandheelkundige zorg die de zorgverlener bij de zorgverzekeraar in rekening brengt, komen ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde ouder dan 18 jaar. Farmaceutische zorg Farmaceutische zorg is de levering van noodzakelijke geneesmiddelen en dieetpreparaten. Geneesmiddelen zijn meestal alleen op recept van een behandelend arts of specialist verkrijgbaar. Een zorgverzekeraar vergoedt dan de kosten zoals die in zijn zorgpolis staan vermeld. Dat geldt ook voor geneesmiddelen die een apotheker zelf heeft bereid. Zo'n 50 speciale geneesmiddelen worden alleen onder nadere voorwaarden door een verzekeraar vergoed als een verzekerde: een bepaalde aandoening heeft; en/of binnen een bepaalde leeftijdsgroep valt. Voor de vergoeding van geneesmiddelen kan een verzekeraar ook eigen voorwaarden stellen, bijvoorbeeld: alleen levering door bepaalde artsen en apothekers; alleen vergoeding van bepaalde geneesmiddelen als de verzekerde medisch gezien niet kan worden behandeld met door de zorgverzekeraar aangewezen voorkeursgeneesmiddelen; er is speciale toestemming vereist voor de aflevering van een bepaald geneesmiddel. Eventuele aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in de zorgpolis van de verzekeraar. De volgende geneesmiddelen vallen niet onder de zorgverzekering en worden niet vergoed: homeopathische en antroposofische geneesmiddelen; geneesmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn, bijvoorbeeld bij de drogist, met uitzondering van: - laxeermiddelen; - kalktabletten; - middelen ter behandeling van een allergie; - middelen tegen diarree; - maagledigingsmiddelen; en - middelen tegen droge ogen. Voor een vergoeding van homeopathische en antroposofische geneesmiddelen kan een verzekerde een aanvullende verzekering afsluiten _Wft Schade zakelijk

228 Uitzondering vergoeding receptvrije middelen Een zorgverzekeraar vergoedt receptvrije geneesmiddelen alleen als ze tóch via een recept zijn voorgeschreven. Bijvoorbeeld bij de behandeling van een chronische aandoening en als het medicijngebruik langer dan 6 maanden is. De kosten van het eerste recept voor deze geneesmiddelen moet de verzekerde wel zelf betalen. Vitaminen, mineralen en paracetamol worden niet vergoed als er een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig alternatief bestaat in de vrije verkoop. Te betalen bedragen en verplicht eigen risico Afhankelijk van het soort geneesmiddel moet een verzekerde het middel zelf betalen of zelf bijbetalen. Bij veel geneesmiddelen heeft de voorschrijver de keus uit verschillende producten met verschillende prijzen. Meestal is het mogelijk een geneesmiddel te kiezen, waarvoor de verzekerde niets hoeft te betalen. In sommige gevallen moet de verzekerde een deel of mogelijk alles zelf betalen. De eigen bijdrage is per verzekerde gemaximeerd op 250 per jaar. De kosten die de apotheker of apotheekhoudende huisarts voor farmaceutische zorg bij een verzekeraar in rekening brengt, komen ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. Dieetpreparaten Dieetpreparaten of dieetvoeding is alleen op recept verkrijgbaar. Bovendien moet de verzekerde een indicatie hebben voor dieetzorg. De soort zorgpolis bepaalt of een verzekerde zelf een leverancier mag kiezen. De kosten van dieetpreparaten komen ten laste van het verplicht eigen risico van de verzekerde. Dieetpreparaten of medische voeding worden alleen door een verzekeraar vergoed als een verzekerde een indicatie heeft voor een bepaalde aandoening. Vergoeding van dieetpreparaten is alleen mogelijk als behalve een indicatie ook vaststaat dat de verzekerde onvoldoende resultaat behaalt met aangepaste normale voeding en dieetproducten. Voldoet een verzekerde aan de voorwaarden, dan vergoedt de zorgverzekeraar de kosten zoals die in de zorgpolis staan vermeld. Een zorgverzekeraar kan in de zorgpolis hebben bepaald dat vooraf speciale toestemming is vereist voor de aflevering van een bepaald dieetmiddel _Wft Schade zakelijk

229 215 Schema dekking zorgverzekering Soort zorg Eigen risico Eigen bijdrage Huisarts: beoordeling en behandeling - - Laboratoriumtesten Ja - Medicijnen Ja In sommige gevallen; maximum van 250 per verzekerde per kalenderjaar Dieetpreparaten Ja - Hulpmiddelen Ja In sommige gevallen wettelijke eigen bijdrage Hulpmiddelen in bruikleen van thuiszorg Medisch specialistische zorg - - Ja - Geneeskundige zorg Plastisch chirurgie alleen bij medische noodzaak Ja - Verloskundige hulp - Ja, bij bevalling in instelling zonder medische indicatie Paramedische zorg Ja - Mondzorg (bijzonder tandheelkundige) Ja Ja, bij prothese Kraamzorg - Ja Verblijf Ja - Vervoer per ambulance Ja - Vervoer per auto of openbaar vervoer of taxi Verpleging en verzorging thuis Ja Ja (behalve bij wijkverpleging) Ja - Geriatrische revalidatiezorg Ja - Geneeskundige GGZ Ja - Zorg in het buitenland Ja Ja, als de kosten hoger zijn dan tarief in Nederland _Wft Schade zakelijk

230 10.13 VOORWAARDELIJKE TOEGANG GENEESMIDDELEN IN BEHANDELINGEN Zorg die tot het basispakket behoort, is zorg die voldoet aan het criterium van de stand van de wetenschap en praktijk. Dit houdt in dat de effectiviteit en doelmatigheid van de behandeling, het geneesmiddel of het hulpmiddel voldoende is aangetoond op basis van de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan. Een behandeling die voorwaardelijk is toegelaten tot het basispakket, voldoet nog niet aan het criterium van de stand van de wetenschap en praktijk. Dit houdt in dat de effectiviteit en doelmatigheid van de behandeling nog onvoldoende is aangetoond op basis van de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan. Enkele van deze behandelingen worden al wel in de praktijk toegepast, omdat deze in bepaalde situaties en voor bepaalde groepen mogelijk wel effectief zouden zijn. Een dergelijke behandeling voor een vooraf vastgestelde periode (meestal 4 jaar) kan worden opgenomen in het basispakket van de verplichte zorgverzekering. In deze periode moet onderzoek plaatsvinden of de behandeling ook daadwerkelijk effectief is. Bij positieve uitkomsten van het onderzoek kan de behandeling dan na die periode definitief in het basispakket worden opgenomen. Bij negatieve resultaten wordt de behandeling definitief van het basispakket uitgesloten. Een voorbeeld van een behandeling die voorwaardelijk is toegelaten is de sacrale neuromodulatie. Deze experimentele behandeling is bedoeld voor patiënten met obstipatie (ofwel moeite met de stoelgang). Met elektrische pulsen wordt geprobeerd om de signalen van zenuwen te herstellen die de darmfuncties regelen. De startdatum voor de vergoeding uit de zorgverzekering is 1 oktober 2016 en de voorlopige einddatum is 1 juli Voor sommige (dure) geneesmiddelen geldt dat ze niet zonder meer uit de zorgverzekering worden vergoed. Tot een paar jaar geleden zat er eigenlijk geen rem op dure medicijnen. Als ze waren goedgekeurd en toegelaten, kwamen ze automatisch in het basispakket terecht. De medicijnen voldeden immers aan de de stand van de wetenschap en praktijk. Er werd niet gelet op de soms extreem hoge kosten die, bij ongebreidelde toelating, de financiering en solidariteit van het gehele zorgstelsel in gevaar konden brengen; geneesmiddelen die tot wel per jaar per patiënt kunnen kosten. Daarom voerde het Kabinet een zogenoemde sluis in voor nieuwe geneesmiddelen: ze worden pas toegelaten, nadat er overeenstemming is bereikt over de prijs _Wft Schade zakelijk

231 CLAIMAFHANDELING Notaverwerking Naast de polisadministratie is de notaverwerking een van de centrale taken van een zorgverzekeraar. De vergoedingen uit de zorgverzekering zijn aan wetten en regels gebonden en soms volledig vastgesteld door de overheid. Toch kunnen de polisvoorwaarden van zorgverzekeraars een groot verschil maken. Zo is er mogelijk een aanzienlijk verschil in de vergoeding van niet-gecontracteerde zorg tussen een naturapolis en een restitutiepolis. Ook het eigen risico is van invloed op wat zorgverzekeraars aan verzekerden uitbetalen. Benodigde gegevens Om een declaratie in behandeling te kunnen nemen, moeten op de factuur de volgende zaken vermeld staan: de persoonsgegevens van de persoon die behandeld is, zoals naam en geboortedatum; de datum waarop de behandeling heeft plaatsgevonden; een omschrijving van de behandeling of de naam van het geleverde product. Als gegevens ontbreken of onvolledig zijn, dan wijst de zorgverzekeraar de nota af en vraagt om meer informatie. Steeds vaker is het ook mogelijk om nota s via internet in te dienen. Dit kan door het indienen van een scan van de nota of soms enkel door het invullen van de benodigde gegevens. Een zorgverzekeraar kan de verzekerde vragen om een declaratieformulier of notabegeleidingsformulier in te vullen en mee te sturen met de in te dienen nota s. Op het formulier kan vaak worden aangegeven of de verzekeraar moet uitkeren aan de verzekerde of aan de zorgaanbieder. Ook kan een verzekerde op het formulier een toelichting geven van bijvoorbeeld kosten in het buitenland of kosten waarvoor een derde aansprakelijk is. Gecontracteerde zorgaanbieders kunnen ook declareren bij zorgverzekeraars. Dit doen zij via een elektronische verzameldeclaratie voor meerdere verzekerden tegelijk. Volgorde Als ze een declaratie ontvangen met alle benodigde gegevens, dan controleren verzekeraars eerst of er dekking is op de zorgverzekering. Is er op grond van de zorgverzekering geen vergoeding of geen volledige vergoeding, dan controleert de verzekeraar of er voor de kosten of het restant van de kosten dekking is op de aanvullende verzekeringen. Convenanten Convenanten zijn overeenkomsten. Het zijn afspraken die zorgverzekeraars hebben gemaakt met bijvoorbeeld andere verzekeraars over situaties die zich in de praktijk kunnen voordoen. Convenanten zijn bindend voor alle deelnemers, maar niet alle verzekeraars nemen deel aan alle convenanten _Wft Schade zakelijk

232 Convenant Samenloop reis- en zorgverzekering Als eenzelfde belang ten behoeve van een en dezelfde verzekerde onder meer dan één verzekering is gedekt voor dezelfde tijd, tegen hetzelfde gevaar en tegen dezelfde schade, dan is er sprake van dubbele verzekering, ook wel aangeduid als (eigenlijke) samenloop. Het convenant Samenloop reis- en zorgverzekering bevat een schaderegelingsafspraak tussen reisen zorgverzekeraars over de behandeling van ziektekosten die in het buitenland worden gemaakt. Als de reisverzekering een medische kostendekking bevat, bieden zowel de reisverzekering als de zorgverzekering dekking van medische kosten in het buitenland. Daarom is het belangrijk dat er heldere afspraken zijn tussen zorgverzekeraars en reisverzekeraars over de afwikkeling van de schade. Deelname aan het convenant is alleen bindend voor de verzekeraars die erop hebben ingetekend, maar de lijst van ondertekenaars bevat de meeste grote verzekeraars. De afspraken in het convenant zijn onder andere dat de verzekeraar die het eerst wordt aangesproken de noodzakelijke acties onderneemt om, als dat nodig is, hulpverlening in gang te zetten en zorg te dragen voor beperking van de schadelast. Hiertoe behoort ook het eventueel afgeven van garanties voor zorgkosten aan hulp- en zorgverleners in het buitenland. Als de reisverzekeraar het eerst wordt aangesproken en daarmee het aanspreekpunt van de verzekerde wordt, dan kan de reisverzekeraar alle zorgkosten die onder de zorgverzekering vallen, verhalen op de zorgverzekeraar. Ook alle medische kosten die niet onder de dekking van de reisverzekering vallen, maar wel onder de dekking van de aanvullende ziektekostenzorgverzekering, kan de reisverzekeraar verhalen op de zorgverzekeraar. Medische kosten die gedekt zijn op zowel de reisverzekering als de aanvullende ziektekostenverzekering kan de reisverzekeraar voor 50% verhalen op de zorgverzekeraar. Als de zorgverzekeraar het eerst wordt aangesproken, dan kunnen alle kosten die niet zijn gedekt op de aanvullende ziektekostenverzekering op de reisverzekering worden verhaald. Kosten die wel zijn gedekt op een aanvullende ziektekostenverzekering, kan de zorgverzekeraar voor 50% verhalen op de reisverzekeraar. Zorgverzekeraars en reisverzekeraars kunnen kosten die niet door enige zorg- of reisverzekering zijn gedekt uiteindelijk verhalen op de verzekerde. Voorbeeld Convenant Samenloop Reis- en Zorgverzekeringen Eline heeft een zorgverzekering en een reisverzekering met overlappende dekking. Ze breekt haar been tijdens het skiën in Oostenrijk. Ze belt direct de alarmcentrale van haar zorgverzekeraar. Die boekt haar op een gipsvlucht, helpt haar met het contact met het ziekenhuis en garandeert het ziekenhuis, als dat nodig is, dat Elines zorgkosten worden betaald. De zorgverzekeraar stuurt Elines reisverzekeraar vervolgens een rekening van 50% van de kosten die zijn gedekt op de aanvullende ziektekostenverzekering en 100% van de kosten die niet zijn gedekt op de aanvullende ziektekostenverzekering of de zorgverzekering. Kosten die zijn gedekt op de aanvullende ziektekostenverzekering, maar niet op de reisverzekering zijn uiteindelijk voor de zorgverzekeraar. De reisverzekeraar stuurt Eline eventueel een nota van kosten die op geen van beide verzekeringen zijn gedekt _Wft Schade zakelijk

233 219 Het maakt niet uit waar de verzekerde declareert, ook als de verzekeraars niet deelnemen aan het convenant. De verzekerde kan elke betrokken verzekeraar aanspreken. De totale vergoeding mag alleen niet hoger zijn dan de schade en de verzekerde moet melden dat er dekking is op een andere verzekering, zodat de aangesproken verzekeraar kosten kan verhalen. Het kan mogelijk verschil maken waar de verzekerde declareert als de reisverzekering kosten dekt die onder het eigen risico van de zorgverzekering zouden vallen. De verzekerde kan dan zijn kosten declareren bij de zorgverzekeraar. Deze brengt vervolgens het eigen risico in rekening. De verzekerde kan de nota van het eigen risico declareren op de reisverzekering als deze hiervoor dekking biedt. Convenant regres zorgverzekeraars aansprakelijkheidsverzekeraars Het doel van het Convenant regres zorgverzekeraars aansprakelijkheidsverzekeraars is het bereiken van een vlotte afwikkeling van vorderingen van zorgverzekeraars op aansprakelijkheidsverzekeraars. Het gaat om medische kosten, die zorgverzekeraars hebben gemaakt door een ongeval, waarvoor de verzekerde van een aansprakelijkheidsverzekeraar aansprakelijk is. Ook is in dit convenant een regeling voor de vergoeding van administratiekosten overeengekomen Gecontracteerde zorg Bij het bepalen van een vergoeding voor een nota is het van belang om na te gaan of de nota betrekking heeft op gecontracteerde zorg of op niet-gecontracteerde zorg. Gecontracteerde zorg wordt volledig vergoed op de wettelijke eigen bijdragen en het eigen risico na. Beter gezegd wordt gecontracteerde zorg geleverd in natura. De verzekerde ontvangt de zorg en niet de rekening. De zorgaanbieder stuurt de rekening naar de verzekeraar. En omdat de verzekeraar afspraken heeft met de zorgaanbieder over de prijs, de hoeveelheid en de kwaliteit, hoeft de verzekerde niets bij te betalen behalve de wettelijke eigen bijdragen en/of het eigen risico. De prijsafspraken die de zorgverzekeraars hebben gemaakt, zorgen ervoor dat de zorg volledig kan worden vergoed. Zorgaanbieders die geen contract hebben met een zorgverzekeraar, hebben dergelijke afspraken niet over prijs, hoeveelheid en kwaliteit. De zorgverzekeraar kan in dat geval niet zonder meer garanderen dat alle kosten worden vergoed Natura- en restitutiepolis Eerder maakten we al kennis met modelovereenkomsten. Bij het verwerken van nota s is de gekozen modelovereenkomst van groot belang. Natura- en budgetzorgverzekeraars kunnen in hun polisvoorwaarden hebben opgenomen dat zij bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders een lagere vergoeding verstrekken. Zolang de zorgverzekeraar voldoet aan de zorgplicht door te zorgen dat er voldoende zorg in natura en gecontracteerde zorgaanbieders zijn, kan de verzekerde geen aanspraak maken op volledige vergoeding van niet-gecontracteerde zorg. Daar staat tegenover dat een naturapolis goedkoper is dan een restitutiepolis. Een restitutiepolis biedt een hogere dekking voor niet-gecontracteerde zorg, maar kan per maand duurder zijn dan een naturapolis _Wft Schade zakelijk

234 Voorbeeld naturapolis Johan heeft een naturapolis. Hij heeft een verwijzing gekregen van zijn huisarts. Hij moet naar een orthopeed in het ziekenhuis. Johan belt zijn zorgverzekeraar om te vragen wat het dichtstbijzijnde ziekenhuis is, dat een contract heeft voor het leveren van de zorg die hij nodig heeft. Gaat Johan niet naar een ziekenhuis met een contract voor deze zorg, dan zijn er mogelijk hoge kosten voor zijn eigen rekening. Hoe hoog deze kosten zijn, is afhankelijk van Johans polisvoorwaarden, maar deze bedragen doorgaans ongeveer 25% van het marktconforme tarief. Voorbeeld restitutiepolis Liese heeft een restitutiepolis. Liese heeft een verwijzing gekregen van haar huisarts. Ze heeft een heupoperatie nodig. Ze belt haar zorgverzekeraar om te vragen wat de vergoeding voor deze operatie is. De verzekeraar vertelt het haar en kan haar een ziekenhuis noemen, waar ze geholpen kan worden. Als Liese niet naar een ziekenhuis met een contract voor deze zorg gaat, dan wordt de uitkering om die reden niet gekort. Wel zijn er mogelijk kosten voor Lieses eigen rekening als het tarief van de zorgaanbieder waar Liese uiteindelijk heen gaat veel hoger is dan de vergoeding die de zorgverzekeraar voor gecontracteerde zorg zou betalen. Uit het voorbeeld van Johan hiervoor blijkt dat als je als zorgverzekerde op een naturapolis zorg ontvangt van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, je weleens een gepeperde rekening kunt krijgen van je zorgverzekeraar. Daarom is het goed om je als zorgverzekerde goed te vergewissen van de keuze van je zorgaanbieder, voordat je zorg ontvangt. Dit voorkomt narigheid achteraf, want er zijn al diverse juridische procedures gevoerd over de hoogte van het bedrag dat een zorgverzekeraar maximaal in rekening mag brengen bij een zorgverzekerde voor ontvangen niet-gecontracteerde zorg. Bij een van die procedures is het zelfs tot aan de Hoge raad gekomen. De Hoge Raad besliste in dat specifieke geval dat de zorgverzekeraar minimaal 75% van het marktconforme tarief moest vergoeden, het eerder genoemde hinderpaalcriterium Eigen bijdrage en eigen risico Eigen bijdrage en eigen risico zijn twee termen die erg op elkaar lijken. Toch zijn het twee heel verschillende dingen. Het is dan ook erg belangrijk om de twee termen goed uit elkaar te houden. Het eigen risico en de eigen bijdrage noemen we samen eigen betaling. Eigen bijdrage Een eigen bijdrage is een deel van de kosten dat niet wordt vergoed. Afhankelijk van het soort zorg moeten verzekerden een eigen bijdrage betalen als zij deze zorg nodig hebben. Een eigen bijdrage kan gelden bij: farmaceutische zorg (maximaal 250 per verzekerde per kalenderjaar); hulpmiddelen; kraamzorg; ziekenvervoer _Wft Schade zakelijk

235 221 Voorbeeld Eigen bijdrage Sommige medicijnen, zoals het middel Concerta, kennen een eigen bijdrage; dit wordt ook wel de eigen bijdrage GVS* of bovenlimietprijs genoemd. Hoortoestellen en kunstgebitten hebben een eigen bijdrage van 25%. Orthopedische schoenen hebben een eigen bijdrage van 62,50 per paar (tot 16 jaar) of 125 per paar (16 jaar en ouder) (2021). Een pruik heeft een eigen bijdrage van alle kosten boven de 452 (2021). Kraamzorg aan huis heeft een eigen bijdrage van 4,60 per uur (2021). De eigen bijdrage voor ziekenvervoer bedraagt 108 per kalenderjaar (2021). *GVS staat voor Geneesmiddelen vergoedingssysteem. Eigen risico Eigen risico wil zeggen dat kosten die onder de dekking vallen tot een bepaald bedrag per jaar toch voor rekening zijn van de verzekerde. Er zijn twee vormen van eigen risico. Het verplicht eigen risico en het vrijwillig eigen risico. Verplicht eigen risico Voor iedere verzekerde ouder dan 18 jaar geldt een wettelijk verplicht eigen risico. De hoogte van dit bedrag wordt door de overheid vastgesteld. Bij gebruik van de medische zorg betaalt een verzekerde zelf de kosten tot het bedrag is bereikt. De zorgverzekeraar vergoedt dit bedrag niet. In 2021 is het verplicht eigen risico 385. Het eigen risico geldt alleen voor ziektekosten die vanuit de zorgverzekering worden vergoed. Er zijn echter enkele uitzonderingen. Huisarts Het eigen risico geldt niet voor de behandelingen, consulten en visites van de huisarts. De medicijnen die en bijvoorbeeld het bloedonderzoek dat de huisarts voorschrijft, vallen wel onder het eigen risico. Verloskundige hulp en kraamzorg Zorg rond zwangerschap en bevalling valt niet onder het eigen risico. Het gaat om: kraamzorg; echografie voorgeschreven door de huisarts, verloskundige of gynaecoloog; ziekenhuisopname tijdens zwangerschap in verband met complicaties bij de zwangerschap; verloskundige hulp door een huisarts en een verloskundige; medisch noodzakelijke verloskundige hulp door een gynaecoloog; gebruik van de verloskamer; ziekenhuisopname bij bevalling in het ziekenhuis. Geneesmiddelen, laboratoriumonderzoek, prenataal onderzoek (Niet invasieve prenatale test NIPT, vlokkentest) en de ambulance naar het ziekenhuis in verband met de bevalling vallen wel onder het eigen risico _Wft Schade zakelijk

236 Overige zorg Andere zorg die niet onder het eigen risico valt, is: hulpmiddelen in bruikleen; zorg voor verzekerden jonger dan 18 jaar; zorg vanuit aanvullende verzekeringen en tandartsverzekeringen; zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz); wijkverpleging; nacontroles van de donor na orgaandonatie. Ook mogen zorgverzekeraars het verplicht eigen risico voor bepaalde zorg gedeeltelijk of geheel laten vervallen. Zij bepalen, binnen de grenzen van de Zvw, zelf wat hiervoor de voorwaarden zijn. Voorbeeld Gedeeltelijk laten vervallen van het verplicht eigen risico Zorgverzekeraar Budgetzorg heeft uit marketingoverwegingen besloten de kosten voor medicijnen niet voor het eigen risico te laten gelden, onder voorwaarde dat de medicijnen op de preferente lijst van Budgetzorg staan. Voorbeeld Verplicht eigen risico Linde gaat naar de huisarts. De huisarts neemt bloed af en stuurt dit naar het laboratorium in het ziekenhuis. De kosten van het huisartsbezoek zijn vrijgesteld van het verplicht eigen risico. De kosten van het laboratoriumonderzoek echter niet. Vrijwillig eigen risico Naast het verplicht eigen risico kunnen zorgverzekeraars in hun modelovereenkomsten ook een vrijwillig eigen risico opnemen. De overheid heeft bepaald dat er maar 6 varianten van vrijwillig eigen risico zijn toegestaan: 0, 100, 200, 300, 400 en 500. De enige variant die de zorgverzekeraar verplicht is om aan te bieden, is 0. In ruil voor een hoger eigen risico krijgt de verzekerde een premiekorting. Hoe hoger het eigen risico, des te hoger de premiekorting. Zorgverzekeraars zijn niet verplicht om voor het vrijwillig eigen risico dezelfde vrijstellingen te verlenen als voor het verplicht eigen risico. In de praktijk doen zorgverzekeraars dat wel. Dit wordt synchronisatie genoemd. Daarmee voorkomen ze verwarring bij verzekerden en complicaties bij de verwerking van declaraties. Voorbeeld Marius wil graag premiekorting. Per 1 januari sluit hij een verzekering met een vrijwillig eigen risico van 500 af. Zijn totale eigen risico komt daarmee op 885. Dat wil zeggen dat Marius de eerste 885 aan (door de zorgverzekering gedekte) zorgkosten in dit jaar zelf moet betalen. Als Marius langere tijd geen zorgkosten maakt of in ieder geval geen zorgkosten maakt die het verplicht eigen risico ontstijgen, dan is hij op termijn voordeliger uit. Hoe lang deze termijn is, is afhankelijk van de premie en de korting van zijn zorgverzekeraar. De keerzijde is dat Marius maximaal 885 moet betalen aan zijn verzekeraar op het moment dat hem iets overkomt, waar kosten uit voortvloeien die onder het eigen risico van zijn zorgverzekering vallen. Als Marius gebruikmaakt van een adviseur, dan zal deze moeten controleren of Marius in staat is om deze 885 voor eigen rekening te nemen _Wft Schade zakelijk

237 223 Voorbeeld eigen bijdrage en eigen risico De eigen bijdrage en het eigen risico kunnen ook samen een rol spelen bij de verwerking van een nota. Voorbeeld Mevrouw Hertog heeft chemotherapie gehad en is haar haar verloren. Ze gaat naar een hulpmiddelenleverancier, die haar van een pruik voorziet. De kosten van de pruik bedragen 600. De leverancier kan de kosten declareren bij de verzekeraar van mevrouw Hertog, maar weet dat alle kosten boven de 452 (2021) voor rekening van mevrouw zelf zijn. De leverancier vraagt mevrouw Hertog dan ook 148 te betalen. Het is januari en op de pruik na heeft mevrouw Hertog dit jaar nog geen zorgkosten gemaakt. Haar zorgverzekeraar betaalt de leverancier en stuurt mevrouw Hertog een rekening van 385 in verband met haar verplicht eigen risico. Let op: afhankelijk van de aanvullende verzekering van mevrouw Hertog kan zij een vergoeding krijgen van de eigen bijdrage van 148. Deze mogelijke vergoeding uit de aanvullende verzekering heeft niks van doen met het eigen risico _Wft Schade zakelijk

238 Stappenplan vergoeding _Wft Schade zakelijk

239 225 Voorbeeld De heer Van Veen heeft medicijnen nodig. De medicijnen kosten 150. Deze medicijnen zijn voorgeschreven door de huisarts en zijn opgenomen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem. Volgens de voorwaarden geldt er voor deze medicijnen een eigen bijdrage van 10%. De eigen bijdrage voor medicijnen is per jaar per verzekerde maximaal 250. Dit is een tijdelijke regeling tot en met 2021 die eind 2021 afloopt (of wordt verlengd). De heer Van Veen heeft een restitutiepolis zonder een vrijwillig eigen risico. Hij heeft geen aanvullende verzekering. Hij heeft dit jaar al 285 aan kosten gedeclareerd die onder het eigen risico vielen. Daarnaast is er ook al voor een bedrag van 240 aan eigen bijdrages voor medicijnen in rekening gebracht bij de heer Van Veen. Hoeveel zal de verzekeraar vergoeden? Stap 1: voor deze medicijnen is er dekking op de verzekering, want ze zijn voorgeschreven door de huisarts en ze zijn opgenomen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem. Stap 2: voor deze medicijnen is er dekking op de zorgverzekering, want ze zijn voorgeschreven door de huisarts en ze zijn opgenomen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem. Stap 3: er is sprake van een eigen bijdrage. De eigen bijdrage is voor deze medicijnen 150 x 10% = 15. Per jaar mag echter maximaal 250 aan eigen bijdragen voor medicijnen in rekening worden gebracht en dit jaar is al voor 240 aan eigen bijdragen in rekening gebracht. Er resteert dus nog een bedrag van 250 -/- 240 = 10 dat maximaal in rekening gebracht mag worden bij de heer Van Veen. Stap 4: op voorgeschreven medicijnen is het eigen risico van toepassing. Er staat nog een eigen risico open van /- 285 = 100. Stap 5: er is sprake van een restitutiepolis. De vergoeding wordt dan ook op de volgende manier berekend: totale kosten: 150 eigen bijdrage: 10 -/- resteert: 140 eigen risico: 100 -/- totale vergoeding: 40 Vergoeding en betalingsachterstand Als er nog een schuld is bij de verzekeraar, bijvoorbeeld een premieachterstand of een nog openstaand eigen risico, dan verrekent de verzekeraar deze schuld met bedragen waarop de verzekeringnemer én de verzekerde nog wel recht hebben. Blijft er dan nog een deel van de schuld over, dan moet dat nog wel betaald worden. De verzekeraar mag een declaratie op de zorgverzekering niet weigeren als er sprake is van een betalingsachterstand. Hij moet de zorg dus wel gewoon vergoeden, maar kan deze verrekenen _Wft Schade zakelijk

240 Declaratietermijn De termijn die verzekerden hebben om nota s in te dienen, is 3 jaar (artikel 7:942 BW). Hiermee wordt bedoeld 3 jaar, nadat de behandeling heeft plaatsgevonden. Zorgverzekeraars nemen nota s die langer dan 3 jaar na de behandeling worden ingediend niet meer in behandeling. Zorgverzekeraars kunnen in hun polisvoorwaarden echter ook een kortere termijn dan 3 jaar hanteren en daar ook consequenties aan verbinden. De consequenties kunnen zijn dat de zorgverzekeraar niet of minder uitkeert. Een verzekeraar mag deze consequenties alleen toepassen als hij kan aantonen dat hij in zijn redelijke belang is geschaad. Dat wil zeggen dat de zorgverzekeraar moet kunnen aantonen dat hij, door het late indienen, schade heeft geleden. De zorgverzekeraar moet de geleden schade van geval tot geval aantonen, toegesneden op de feiten en de omstandigheden. Veel verzekeraars hanteren een kortere termijn dan 3 jaar in hun polisvoorwaarden, bijvoorbeeld een termijn van het jaar waarin de zorgkosten zijn gemaakt + 1 jaar. Zorgverzekeraars kiezen vaak voor deze periode, omdat ze op grond van de Zvw kosten niet meer met het verplicht eigen risico mogen verrekenen na het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop het verplicht eigen risico betrekking heeft. Dat wil zeggen dat door het laat indienen van nota s zorgkosten mogelijk voor de zorgverzekeraar zijn die anders voor de verzekeringnemer zouden zijn. In dat geval leidt de verzekeraar aantoonbaar schade. Facturen voor diensten, waaronder die van zorgaanbieders, verjaren pas na 5 jaar. Dat betekent dat een rekening van bijvoorbeeld een ziekenhuis nog betaald zou moeten worden als hij binnen 5 jaar is verstuurd. Gelukkig zijn er in de zorg nadere afspraken. Zo hebben ziekenhuizen bijvoorbeeld de afspraak om te declareren binnen 6 maanden na het afsluiten van een DBC-zorgproduct. Toch komt het voor dat door landelijke regels en prijsafspraken een bezoek aan de specialist soms pas na 1 of zelfs pas na 2 jaar wordt gefactureerd Een aansprakelijke derde Het kan zijn dat zorgkosten zijn ontstaan door de schuld van iemand anders. Voor de verwerking van de nota maakt dat in eerste instantie niet uit. De zorgverzekeraar vergoedt de nota ongeacht de oorzaak. Of het nu een ongeluk is, eigen schuld of de schuld van iemand anders. Wel is het mogelijk dat de zorgverzekeraar de betaalde kosten in rekening brengt bij degene die voor de kosten aansprakelijk is. Iemand die gewond raakt doordat iemand anders hem bijvoorbeeld slaat of schopt, heeft het recht om de gemaakte kosten te verhalen op de dader. Omdat de kosten voor de zorgverzekeraar zijn en niet voor het slachtoffer gaat het recht om de kosten te verhalen over van het slachtoffer op de zorgverzekeraar. Dit heet subrogatie. Het verhalen van de kosten heet regres nemen. Degene die de kosten verhaalt, is de regresnemer _Wft Schade zakelijk

241 227 In sommige gevallen gaat het recht om kosten te verhalen niet over op de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar mag geen kosten verhalen op: de verzekeringnemer; een andere verzekerde van dezelfde verzekeringnemer bij dezelfde zorgverzekeraar; een partner; bloedverwanten van de verzekerde in een rechte lijn; een werknemer of werkgever van de verzekerde; een collega van de verzekerde. De reden dat de wetgever de mogelijkheid om kosten te verhalen op deze personen heeft uitgesloten, is dat het niet in het belang is van de verzekerde als door een zorgverzekeraar op zijn partner of collega kosten worden verhaald. De verzekerde zelf mag wel kosten verhalen, maar alleen kosten die de verzekerde zelf moet betalen, zoals de eigen bijdrage of het eigen risico. Zorgverzekeraars hebben ook geen recht om kosten te verhalen als er sprake is van risicoaansprakelijkheid. Vertegenwoordigers of eigenaars zijn aansprakelijk voor de schade die bijvoorbeeld hun kinderen of huizen veroorzaken. Jonge kinderen kunnen schade veroorzaken. Daar zijn hun ouders dan aansprakelijk voor. Huizen kunnen schade veroorzaken, bijvoorbeeld doordat er dakpannen vanaf vallen. Daar zijn de eigenaars van de huizen aansprakelijk voor. Zorgverzekeraars krijgen geen vordering op ouders van kinderen of eigenaars van huizen. Het enige geval waarin de zorgverzekeraar bij risicoaansprakelijkheid het recht krijgt om kosten te verhalen is bij schade door dieren. Als dieren ziektekosten veroorzaken, dan mogen zorgverzekeraars de kosten verhalen op de eigenaar van het dier. De zorgverzekeraar mag uitkeringen verhalen, die hij heeft moeten doen op grond van de polisvoorwaarden. Maar de zorgverzekeraar mag ook kosten verhalen die uit coulance zijn betaald. Coulance wil zeggen dat betaling van deze kosten door de zorgverzekeraar niet verplicht is. Coulance-uitkeringen moeten altijd iets met zorg te maken hebben en de zorgverzekeraar mag niet meer verhalen dan hij heeft uitgekeerd. Kosten die onder het eigen risico vallen, mag de zorgverzekeraar niet verhalen. De verzekerde mag dat wel. Voorbeeld Gijs is geslagen door Ruben. Gijs heeft een gebroken jukbeen en oorsuizen. De zorgverzekeraar van Gijs brengt alle kosten die hij heeft betaald voor de behandeling van Gijs in rekening bij Ruben. Een deel van de kosten viel onder het eigen risico. Gijs brengt dit deel zelf in rekening bij Ruben. Als Ruben een van de genoemde uitzonderingen zou zijn, zoals de partner van Gijs, dan zou Gijs wel kosten mogen verhalen op Ruben, maar de zorgverzekeraar van Gijs niet. Als Ruben niet geslagen zou hebben, maar er zou sprake zijn van risicoaansprakelijkheid Gijs is bijvoorbeeld gewond door een vallende dakpan van het huis van Ruben dan geldt ook dat Gijs wel kosten kan verhalen, maar de zorgverzekeraar niet _Wft Schade zakelijk

242 10.15 KLACHTENBEHANDELING BINNEN DE ZORG De zorgmarkt kent een belang van ruim 45 miljard. Zorg wordt verder door consumenten/verzekerden beleefd als een product waaraan hoge eisen worden gesteld en waarvan het (levens)belang groot kan zijn. De communicatie binnen de zorg tussen medewerkers werkzaam bij zorgverzekeraars enerzijds en verzekerden anderzijds, kan leiden tot misverstanden en klachten. Een klacht ontstaat vaak door de manier waarop een medewerker omgaat met een (kritische) opmerking van een consument of verzekerde. Bij een geschil gaat het om de verdieping van een klacht. Het betreft vaak een inhoudelijk geschil waarbij meestal meer dan twee personen zijn betrokken. Als er sprake is van een geschil of een klacht, dan bepalen de polisvoorwaarden van de zorgverzekering dan wel de aanvullende verzekering op welke wijze het geschil dan wel de klacht moet worden behandeld. Als de verzekerde zich niet kan vinden in de bejegening door de medewerker (klacht) dan wel zich inhoudelijk niet kan vinden in het door de medewerker ingenomen standpunt (geschil), dan moet hij zich eerst wenden tot de directie van de zorgverzekeraar. Mocht het door de directie ingenomen standpunt zich niet verenigen met het door de verzekerde ingenomen standpunt, dan kan de laatstgenoemde zich wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen. Daar wordt de klacht allereerst voorgelegd aan de Ombudsman Zorgverzekeringen. Deze beoordeelt of de klacht bemiddelbaar is. Is dat het geval, dan bemiddelt de ombudsman tussen de klager en de verzekeraar. Is de klacht niet bemiddelbaar, dan wordt de klacht voorgelegd aan de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. De verzekerde kan verzoeken het advies van de Geschillencommissie als bindend te beschouwen _Wft Schade zakelijk

243 PROFESSIONEEL GEDRAG In dit hoofdstuk komen tal van onderwerpen naar voren waarbij professioneel gedrag van een adviseur binnen de financiële dienstverlening van belang is. In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod: contact met klanten Wft-regels documenten uitleggen en opstellen klantdossier aanleggen en onderhouden klantvragen afhandelen klachten afhandelen het slechtnieuwsgesprek 11.1 CONTACT MET KLANTEN Een adviseur binnen de financiële dienstverlening heeft veelvuldig contact met klanten. We gaan in dit hoofdstuk eerst in op de vraag wie nu wettelijk gezien als adviseur wordt beschouwd. Vervolgens gaan we in op het vakbekwaamheidsbouwwerk. Hierbij geven we aan wat een adviseur, die in het bezit is van een bepaald diploma, mag volgens het vakbekwaamheidsbouwwerk. Tot slot gaan we in op situaties waarin een adviseur de klant beter kan of zelfs moet doorverwijzen Wie is de adviseur? Misschien klinkt de vraag wie is de adviseur? een beetje vreemd. Maar het is wel belangrijk om vast te stellen wie er volgens de wet onder de definitie adviseur valt. De wet schrijft namelijk bepaalde regels voor aan adviseurs binnen de financiële dienstverlening. Een adviseur moet zich aan deze regels houden als hij onder de definitie van de wet valt. Met de wet bedoelen we hier de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze wet geeft allerlei regels op het gebied van financiële dienstverlening. Met de vraag wie is de adviseur? bedoelen we dus: welke adviseur valt onder de Wft? Definitie Wft De Wft geeft de volgende definitie van adviseren: Adviseren is het in de uitvoering van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meerdere specifieke financiële producten aan een bepaalde consument. De werkzaamheden bepalen of iemand onder de definitie van adviseur uit de Wft valt. Zodra een persoon een advies geeft over een concreet financieel product aan een bepaalde consument, dan is hij een adviseur. Iemand hoeft dan niet per se de titel adviseur te dragen _Wft Schade zakelijk

244 Een persoon is dus geen adviseur volgens de Wft als hij: Een algemene aanbeveling doet. De persoon geeft dan algemene uitleg over een productsoort en adviseert daarbij geen specifiek product. Algemene informatie geeft over producten. De persoon geeft dan geen advies, maar alleen informatie. Ook al leidt dit tot verkoop, dan is er nog geen sprake van advies volgens de Wft. Schades begeleidt. Een persoon die uitsluitend schades begeleidt, is geen adviseur volgens de Wft. Voorbeeld Geen adviseur Kees vertelt Piet dat hij een rechtsbijstandverzekering moet afsluiten. Kees noemt daarbij geen maatschappij waar hij de verzekering het beste kan afsluiten. Kees is geen adviseur. Voorbeeld Adviseur Fatma stelt financiële adviezen op, waarin zij haar klanten verschillende specifieke producten adviseert van bepaalde verzekeraars. Zo adviseerde Fatma onlangs de heer Janssen een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen af te sluiten bij Lindenverzekeringen. Fatma is een adviseur volgens de Wft. Ze moet zich dus houden aan de regels van de Wft. Vakbekwaamheidseisen Voor adviseurs geldt een diplomaplicht. Welke diploma s er zijn en wat een adviseur mag met een bepaald diploma, is vastgelegd in het zogeheten Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk. Overzicht Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk: Het Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk kent acht soorten adviseurs. Bij elk soort adviseur hoort een diploma. Een diploma kan zijn opgebouwd uit verschillende modules _Wft Schade zakelijk

245 231 Voorbeeld diploma Gerben wil het diploma Wft-Hypotheekadviseur halen. Hij moet de volgende certificaten behalen: Wft Basis Wft Vermogensadvies Wft Hypothecair Krediet Pas als hij alle drie de certificaten bezit, ontvangt Gerben het diploma Wft Hypotheekadviseur. Hij mag daarna pas als hypotheekadviseur aan de slag. Toezicht De Wft geeft een aantal richtlijnen over hoe de adviseur moet omgaan met zijn klanten. Het toezicht ligt bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM beschrijft in allerlei documenten de meer specifieke regels over het omgaan met klanten Wat mag de adviseur? Wat mag je nu na het behalen van een beroepskwalificatie? In het kader van professioneel gedrag moet je namelijk tijdig tekortkomingen in kennis of bevoegdheden bij jezelf signaleren. In een dergelijk geval zul je de klant moeten doorverwijzen naar bijvoorbeeld een collega of een externe deskundige, waarover later meer. Klantmedewerker basis Een klantmedewerker basis mag klanten adviseren over eenvoudige betaal- en spaarrekeningen. Daarnaast mag je de klant informeren over andere producten. Voorbeeld: de klant wil weten of hij zijn auto beperkt of volledig casco heeft verzekerd. Hierop mag je antwoorden. Je mag de klant niet adviseren over welke dekking het beste bij hem zou passen. Adviseur zorgverzekeringen Met deze beroepskwalificatie mag je advies geven over particuliere en collectieve zorg- en aanvullende ziektekostenverzekeringen. Adviseur consumptief krediet Een adviseur consumptief krediet mag advies geven over consumptieve kredieten en daaraan verbonden overlijdens-, arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekeringen (betalingsbeschermers). Om deze kwalificatie te verkrijgen, moet ook het examen Wft basis met goed gevolg worden afgelegd. Adviseur schade particulier Als adviseur schade particulier mag je advies geven over particuliere schadeverzekeringen en zorg- en aanvullende ziektekostenverzekeringen, met uitzondering van inkomensverzekeringen. Om deze kwalificatie te verkrijgen, moet eveneens het examen Wft basis worden afgelegd. Adviseur schade zakelijk De adviseur schade zakelijk mag advies geven over zakelijke schadeverzekeringen en collectieve zorg- en ziektekostenverzekeringen, met uitzondering van inkomensverzekeringen. Door de modulaire opbouw mag de adviseur schade zakelijk ook advies geven over particuliere schadeverzekeringen en zorg- en aanvullende ziektekostenverzekeringen. Deze beroepskwalificatie krijg je pas na het succesvol afronden van de Wft-examens basis, schade particulier en schade zakelijk _Wft Schade zakelijk

246 Adviseur vermogen Met deze beroepskwalificatie mag je klanten adviseren over levensverzekeringen, banksparen, spaarkasproducten, uitvaartverzekeringen en beleggingsproducten, die vallen onder het Nationaal Regime, waaronder beleggingsfondsen. Ook hier is de module Wft basis een vereiste. Adviseur inkomen De adviseur inkomen mag adviseren over verzekeringen die de financiële gevolgen van ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid afdekken, inclusief de ongevallenverzekering. De module Wft basis moet ook worden behaald. Adviseur hypotheken De adviseur hypotheken mag adviseren over hypotheken en consumptieve kredieten en daaraan verbonden arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekeringen, zoals woonlastenbeschermers. Daarnaast mag de adviseur hypotheken ook alle adviezen geven, zoals vermeld bij de adviseur vermogen. Om de beroepskwalificatie adviseur hypotheken te krijgen, moet je namelijk ook in het bezit zijn van de modules basis en vermogen. Adviseur pensioen De adviseur pensioenen geeft advies aan werkgevers over collectief pensioen en pensioenadvies aan de directeur-grootaandeelhouder (DGA). Daarnaast mag de adviseur pensioenen alle adviezen geven, zoals vermeld bij de adviseur vermogen. Om de beroepskwalificatie adviseur pensioen te krijgen, moet je ook in het bezit zijn van de modules vermogen en basis Doorverwijzen naar anderen Geen enkele adviseur is in staat om alle mogelijke klantvragen juist te beantwoorden. Een adviseur kan te maken krijgen met vragen of onderwerpen, waarvan hij niet voldoende afweet of waartoe hij niet bevoegd is om daarover te adviseren. Hij verwijst door als bepaalde vraagstukken beter kunnen worden beantwoord door anderen, zoals collega s of bepaalde derden. Voorbeelden van bepaalde derden zijn: de notaris Denk hierbij aan vragen over bijvoorbeeld het erfrecht, huwelijkse voorwaarden, samenlevingsovereenkomsten en testamenten. de accountant Als het bijvoorbeeld gaat over het interpreteren van jaarstukken of het wijzigen van de rechtsvorm van een onderneming. Ook kan het doorverwijzen naar een derde onderdeel zijn van je advies. Denk daarbij bijvoorbeeld aan twee mensen die samen een woning kopen, maar die nog geen samenlevingsovereenkomst, geregistreerd partnerschap of huwelijk zijn aangegaan en die testamentair nog niets hebben geregeld _Wft Schade zakelijk

247 233 Voorbeeld Doorverwijzen naar een collega met een andere beroepskwalificatie Je bent adviseur consumptief krediet bij een intermediair en een klant neemt telefonisch contact met je op. De klant vraagt je welke dekkingen er allemaal zijn opgenomen in een rechtsbijstandverzekering voor particulieren. Je geeft de klant uitleg over de rechtsbijstandverzekering en geeft aan dat deze veelal een modulaire opbouw kent, bestaande uit: - verkeer; - consumentenzaken en wonen; - inkomen; en - vermogen. Vervolgens vraagt de klant je welke verzekering in zijn situatie het beste zou passen. Dit is het moment waarop je de klant gaat doorverwijzen naar een collega met de beroepskwalificatie adviseur schade particulieren of adviseur schade zakelijk. Als adviseur consumptief krediet mag je namelijk geen advies geven over schadeverzekeringen. Voorbeeld Doorverwijzen naar een collega met dezelfde beroepskwalificatie Herman heeft vorige week zijn diploma Wft Hypotheekadviseur behaald. Vandaag heeft hij de eerste afspraak met een nieuwe klant. De klant blijkt zelfstandig ondernemer te zijn, heeft in het verleden met zijn ex-partner al een keer een woning gehad en daarnaast heeft zijn nieuwe partner ook een complex hypotheekverleden. Herman vindt het een lastig dossier. Herman verwijst de klant daarom door naar een collega hypotheekadviseur met meer ervaring. Herman kan met zijn collega meekijken om te leren van deze casus. Voorbeeld Doorverwijzen naar een derde Bakkerij Op de Hoek wil de rechtsvorm van de onderneming wijzigen. Het is nu nog een eenmanszaak, maar door een aantal overnames zal het bedrijf snel in omvang toenemen en lijkt een BV beter te passen. De verzekeringen moeten worden aangepast. Daarnaast vraagt de eigenaar aan zijn verzekeringsadviseur waar hij op moet letten bij het wijzigen van de rechtsvorm. Een dergelijke vraag kan beter door een accountant worden beantwoord. De adviseur kan de eigenaar van bakkerij Op de Hoek dan ook beter doorverwijzen _Wft Schade zakelijk

248 11.2 WFT-REGELS De Wft geeft een aantal richtlijnen over hoe de adviseur moet omgaan met zijn klanten. De meest belangrijke Wft-regels op dit gebied zijn: de klant moet voldoende en juist zijn geïnformeerd; de adviseur moet zich houden aan de adviesregels Voldoende en juiste informatie De Wft stelt dat de informatie die de adviseur aan de klant verstrekt feitelijk juist moet zijn, begrijpelijk en niet misleidend. Daarbij mag de adviseur uitgaan van een gemiddelde klant. Dit is een klant die zichzelf verdiept in de informatie om na te gaan welk product voor hem geschikt is. De klant neemt uiteindelijk zelf de beslissing voor welk product hij kiest. Het is mogelijk dat de klant daarbij afwijkt van het advies. Er zijn in hoofdlijnen twee fasen waarin de adviseur de informatie aan de klant verstrekt. Deze fasen zijn: Precontractuele fase. Dit is de periode vóór het afsluiten van de overeenkomst. Bij de precontractuele fase is er meer behoefte aan informatie dan in de postcontractuele fase. De informatie die de adviseur moet geven, is mede afhankelijk van het soort product of de dienst die hij verkoopt. Er geldt ook een aantal standaardregelingen voor alle productsoorten. Zo zijn er bijvoorbeeld regels voor werving en reclame en klachtenregelingen. Postcontractuele fase. Dit is de periode na het afsluiten van de overeenkomst. Als er tijdens de looptijd van een financieel product wijzigingen optreden, dan moet de adviseur zijn klant hierover tijdig informeren. Een voorbeeld van een dergelijke wijziging is het wijzigen van de polisvoorwaarden van een verzekering. Ook bestaat er voor bepaalde levensverzekeringen de verplichting de klant elk jaar te informeren over de opgebouwde waarde binnen de verzekering. Begrijpelijke taal Als een adviseur in gesprek is met een klant, dan zal hij zijn taal en daarmee zijn woordkeuze moeten afstemmen op het begripsniveau van de klant. De adviseur zal het gebruik van vaktermen (jargon) daarbij zo veel mogelijk moeten vermijden _Wft Schade zakelijk

249 235 Voorbeeld Begrijpelijke taal Werkgever Eric biedt al jaren aan zijn werknemers een collectieve pensioenregeling aan. Frans is 4 jaar geleden in dienst getreden bij Eric en heeft toen afstand gedaan van deze collectieve pensioenregeling. Hij vond deze niet zo nodig en zou hier zelf wel voor zorgen. Inmiddels heeft Frans een partner, Marieke. Marieke vindt het wel belangrijk dat Frans pensioen opbouwt, zodat er ook een nabestaandenvoorziening is geregeld. Frans heeft zich laten overtuigen. Jij bent de pensioenadviseur van Eric en hij belt je op om te vragen of jij dit in orde kunt maken en of je daarbij tevens Frans kunt inlichten over de stappen die nu moeten worden genomen. Je hebt dan ook een afspraak gemaakt met Frans om dit te regelen. Foutief taalgebruik: Beste Frans, ik begrijp dat je gebruik wil maken van de spijtoptantenregeling. We zullen je daarom aanmelden op de verzekering. Mogelijk moet je nu wel gezondheidsvragen beantwoorden. De verzekeraar doet dit om autoselectie te voorkomen. Correct taalgebruik: Beste Frans, ik begrijp dat je nu toch pensioen wil opbouwen via je werkgever. Je moet daarom worden aangemeld op de verzekering. Omdat je je niet direct hebt aangemeld toen je in dienst kwam, moet je nu waarschijnlijk wel een gezondheidsverklaring invullen. Dit wil de verzekeraar, zodat deze het risico kan inschatten. De verzekeraar wil zo voorkomen dat mensen zich pas aanmelden op het moment dat er echt iets aan de hand blijkt te zijn Adviesregels De adviesregels houden in dat de adviseur informatie moet inwinnen bij zijn klant. Vervolgens moet de adviseur in zijn advies rekening houden met deze informatie. Dit wordt ook wel het ken uw klant -beginsel genoemd. De weergave van de belangrijkste gegevens van de klant noemen we een klantprofiel. Volgens de Wft moet een klantprofiel informatie bevatten over: de huidige en toekomstige financiële situatie de kennis en ervaring de doelstellingen ofwel wensen de risicobereidheid Het doel van het verzamelen van deze gegevens van de klant is een passend advies. Een passend advies is een advies dat aansluit op de wensen en gegevens van de klant. Het is belangrijk dat het financieel product goed aansluit op de wensen en gegevens van de klant. Het afsluiten van een financieel product kan immers langlopende verplichtingen met zich meebrengen en het kan financieel grote consequenties hebben voor de klant. Het advies moet daarom verantwoord zijn voor de klant. Dit zijn redenen om het zogeheten adviestraject, dat moet leiden tot een passend product, goed in te richten _Wft Schade zakelijk

250 Een adviestraject ziet er dan ook meestal als volgt uit: 1. Inventariseren 2. Analyseren 3. Adviseren 4. Nazorg De adviesregels gelden niet voor alle producten. Voor eenvoudige producten, die relatief weinig impact hebben (niet-impactvolle producten), gelden de regels niet. Een voorbeeld van een product waarvoor de adviesregels niet gelden, is een eenvoudige schadeverzekering. Er zijn zogeheten impactvolle producten en niet-impactvolle producten. Naast dit onderscheid is er ook een onderscheid te maken tussen complexe en niet-complexe producten (zie de paragraaf Bijlage Complexe en impactvolle producten ) DOCUMENTEN UITLEGGEN EN OPSTELLEN De adviseur kan te maken krijgen met verschillende documenten tijdens een adviestraject. Deze documenten zijn: het dienstverleningsdocument (DVD) een cliëntovereenkomst een factuur of declaratie Dienstverleningsdocument (DVD) Een adviseur moet het dienstverleningsdocument (DVD) verstrekken, voordat hij start met een adviestraject. Dit is dus in de precontractuele fase. Vaak geeft de adviseur bij de kennismaking het DVD aan de klant en licht hij dit toe. Het DVD geeft informatie over: de aard en reikwijdte van de dienstverlening de beloning die hier tegenover staat de belangen die van invloed kunnen zijn op de dienstverlening Het dienstverleningsdocument is puur informatief. Het is dus geen overeenkomst of iets dergelijks. Voor welke producten geldt een dienstverleningsdocument? Het DVD geldt voor advies over complexe producten en impactvolle producten. Complexe producten zijn ingewikkeld. De Wft geeft een opsomming van financiële producten die complex zijn. Een complex product is meestal een product dat bestaat uit meerdere componenten op het gebied van beleggen, sparen en verzekeren. In ieder geval moet de waarde van één van de bestanddelen afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de markt _Wft Schade zakelijk

251 237 De plicht tot het verstrekken van een DVD geldt niet alleen voor bemiddelaars (zoals tussenpersonen), maar ook voor aanbieders (zoals banken). Alle financieel dienstverleners moeten daarmee op dezelfde wijze dezelfde informatie geven over hun dienstverlening. Het DVD moet worden ingericht rondom de vraag van de klant. De AFM definieert hierbij de volgende vier dienstverleningsvragen of behoeften: Hypotheekvraag. Dit DVD gaat over een lening voor een woning. Pensioenvraag werkgever. Dit DVD gaat over het pensioen dat een werkgever regelt voor zijn werknemers. Risico s afdekken. Dit DVD gaat over producten waarmee de klant de financiële gevolgen van bepaalde risico s kan afdekken. Deze risico s zijn: werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Vermogensopbouw. Dit DVD gaat over het sparen voor later. Dit kan het sparen voor pensioen zijn, maar ook voor andere doeleinden. Welke wijzen van beloning kunnen voorkomen? De adviseur of bemiddelaar kan op verschillende wijzen een beloning ontvangen. Een beloning wordt ook wel een vergoeding genoemd. In de markt zijn in hoofdlijnen twee verschillende beloningsvormen te onderscheiden: Directe beloning. Bij een directe beloning ontvangt de adviseur rechtstreeks van de klant een vergoeding voor de verleende dienst. Er zijn verschillende vormen van directe beloning: - verrichtingentarief. De adviseur rekent een bepaald tarief voor het verlenen van bepaalde omschreven diensten; - feebasis. De adviseur rekent een bepaald tarief per advies; - uurbasis. De adviseur rekent een tarief per uur; - abonnement. De adviseur werkt met een serviceabonnement. Voor een bepaald bedrag per maand of jaar verricht de adviseur bepaalde diensten voor zijn klant. Zo kan de dienstverlener bijvoorbeeld een servicepakket aanbieden, waarin hij eenmaal per twee jaar een financieel plan evalueert met zijn klant en vervolgens actualiseert; Indirecte beloning. Bij een indirecte beloning ontvangt de adviseur geen vergoeding van de klant maar van de aanbieder. Deze beloning noemen we provisie. Sinds 2013 is dit nog maar voor een beperkt aantal producten toegestaan. Bij producten waarvoor een DVD-plicht geldt, is een indirecte beloning nier meer toegestaan. Hoe ziet een DVD eruit? Het dienstverleningsdocument is sinds 1 juli 2013 gestandaardiseerd. De standaardisatie moet ervoor zorgen dat de dienstverlening van verschillende financieel dienstverleners en de kosten daarvan zijn te vergelijken. Een adviseur kan een standaard DVD maken met de zogeheten DVD-generator. De adviseur vindt de DVD-generator in het digitaal loket van de AFM _Wft Schade zakelijk

252 In het DVD staat de vraag: Wat kunnen wij voor u doen? centraal. Hierbij kan de adviseur kiezen uit vijf verschillende soorten activiteiten: 1. Onderzoek: wat is de persoonlijke situatie van de klant? 2. Advies: welke financiële oplossing past bij de situatie van de klant? 3. Zoeken: welke aanbieder heeft de financiële oplossing die bij de klant past? 4. Contact: heeft de klant gekozen voor een product? De adviseur zorgt voor contact met de aanbieder. 5. Onderhoud: nadat de klant het contract heeft afgesloten, houdt de adviseur in de gaten of het goed gaat. Niet iedere adviseur moet alle genoemde activiteiten uitvoeren. Per activiteit geeft de adviseur aan wat deze activiteit inhoudt. Hij kan hierbij kiezen voor standaardteksten. Voorbeeld DVD inrichten rondom klantvraag Harm heeft een vraag over de financiering van een aan te kopen woning. De adviseur van Harm geeft hem een dienstverleningsdocument hypotheekvraag. Harm kan uit dit document opmaken: dat het document bestemd is voor mensen met een hypotheekvraag; dat de adviseur zorgt voor: onderzoek, advies, zoeken en contact, maar niet voor onderhoud; wat de gemiddelde kosten zijn van het advies Klantovereenkomst Een DVD is dus een informatiedocument. Naast het DVD werken adviseurs met een klantovereenkomst. Een klantovereenkomst is een overeenkomst tussen de klant en de financieel dienstverlener. Het DVD is feitelijk verplichte precontractuele informatie ten behoeve van de klantovereenkomst. Inhoud van de klantovereenkomst In een klantovereenkomst maakt de adviseur met zijn klant afspraken over: de dienstverlening de vergoeding voor de dienstverlening De klantovereenkomst wordt ook wel de adviesovereenkomst, dienstverleningsovereenkomst (DVO) of de beheerovereenkomst genoemd. In de regelgeving wordt het begrip cliëntovereenkomst gebruikt in plaats van klantovereenkomst. Het is belangrijk dat de adviseur zeer goed omschrijft wat zijn dienstverlening gaat inhouden. Het moet dus voor de klant duidelijk zijn wat hij kan verwachten. In de regelgeving is er geen vaste opzet van een klantovereenkomst opgenomen. De dienstverlener kan dus zelf bepalen hoe de overeenkomst eruitziet. Zolang hij de klant maar goed informeert over zijn manier van dienstverlening en de vergoeding die hij hiervoor rekent. De adviseur legt uit wat er in de klantovereenkomst staat en gaat na of de klant de afspraken heeft begrepen _Wft Schade zakelijk

253 239 Wettelijke plicht klantovereenkomst Een adviseur is wettelijk verplicht een klantovereenkomst met een klant aan te gaan: voorafgaand aan een advies over beleggingsfondsen voordat de adviseur namens een klant aan- of verkooporders van beleggingsfondsen doorgeeft Bij adviezen over andere financiële producten is er geen wettelijke plicht. Uiteraard is het in veel gevallen wel handig om een klantovereenkomst op te stellen, zodat hier later geen onduidelijkheid over kan ontstaan. Tekenen klantovereenkomst Zowel de klant als de financieel dienstverlener tekenen de klantovereenkomst. Door ondertekening van de klantovereenkomst geeft de klant aan dat hij weet wat de inhoud van de overeenkomst is en dat hij hiermee akkoord gaat Factuur of declaratie opstellen Zoals eerder aangegeven, geldt sinds 1 januari 2013 voor veel producten het provisieverbod. Door dit verbod ontvangt de adviseur zijn vergoeding niet meer van de aanbieder, maar van de klant. Dit brengt met zich mee dat de adviseur een factuur zal sturen aan de klant. De adviseur moet dus weten hoe hij een factuur opstelt. Het opstellen van een factuur is niet altijd verplicht. De adviseur stelt de factuur ook op voor zijn eigen administratie. Verplicht opstellen factuur Een adviseur is verplicht een factuur op te stellen als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden houden in dat: het moet gaan om het leveren van goederen en diensten aan ondernemers of rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Rechtspersonen die geen ondernemer zijn, zijn bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen. Er is geen verplichting tot het opstellen van een factuur als het gaat om particuliere klanten de adviseur over de geleverde goederen en diensten btw moet afdragen Als een adviseur een advies geeft aan een ondernemer, vereniging of stichting, dan is er een verplichting tot het opstellen van een factuur. Dit geldt alleen als de adviseur btw in rekening brengt. In andere gevallen geldt dit niet. Maar wanneer moet de adviseur nu btw in rekening brengen? Wel of geen btw? Een adviseur moet alleen btw in rekening brengen als vooraf duidelijk is dat het niet de bedoeling is dat de klant financiële producten zal afnemen. Met andere woorden als er voorafgaand aan de dienstverlening géén intentie is tot bemiddelen. Er geldt dan een btw-tarief van 21%. Voorbeeld BTW in rekening brengen Marloes heeft hypotheekadvies ingewonnen bij Bank X. Ze vraagt nu aan Maarten, die bij Adviesbureau Y werkt, om een second opinion over het advies van de adviseur van Bank X. Maarten geeft de second opinion. De second opinion van Maarten heeft niet als doel het afsluiten van het financieel product. Maarten moet Marloes daarom btw in rekening brengen over de vergoeding die hij rekent voor de second opinion _Wft Schade zakelijk

254 Naast het verzorgen van adviezen zijn er veel adviseurs die ook bemiddelen. Bemiddelen wil zeggen dat de adviseur de bedoeling heeft een financieel product te verkopen. Als de adviseur de intentie heeft ook te bemiddelen, dan hoeft hij geen btw in rekening te brengen voor zijn advies, ook al wordt er na het geven van het advies niet bemiddeld. Er geldt dan een btw-vrijstelling. Die btwvrijstelling heet de vrijstelling voor verzekeringen en diensten door tussenpersonen. De adviseur moet van tevoren duidelijk op schrift aangeven dat het zijn intentie is te bemiddelen. Dit kan hij bijvoorbeeld doen in de klantovereenkomst. Voorbeeld Geen BTW Marjan wenst hypotheekadvies te ontvangen van Maarten. Ze heeft al een voorlopig koopcontract getekend. Tijdens het eerste gesprek legt Maarten uit hoe hij te werk zal gaan. Vervolgens legt hij de afspraken vast in de klantovereenkomst. Hierbij geeft hij ook aan dat hij de intentie heeft tot bemiddelen. Hij werkt het advies helemaal uit en bespreekt dit vervolgens met Marjan. Ze wil hier nog even over nadenken. Een paar dagen later belt Marjan naar Maarten. In de tussentijd is ze ook bij haar huisbankier langs geweest. Ze heeft daar de hypotheek geregeld. Maarten kan nu een factuur naar Marjan sturen voor de diensten die hij tot nu toe heeft geleverd. Hierbij hoeft hij geen btw in rekening te brengen, ook al heeft hij uiteindelijk niet bemiddeld. Hij had wel vooraf die intentie. In veel gevallen geldt er dus geen btw-verplichting voor een adviseur. Is er geen btw-verplichting, dan is er ook geen verplichting om een factuur uit te schrijven. De adviseur mag dan wel een factuur uitschrijven als hij dat wil, maar hij mag geen btw in rekening brengen en hij moet op de factuur vermelden dat er een vrijstelling van toepassing is _Wft Schade zakelijk

255 241 Inhoud factuur Hieronder volgt een opsomming van de gegevens die op de factuur staan: Gegevens van het bedrijf waar de adviseur werkzaam is: - Bedrijfsnaam en adres - btw-nummer (bijvoorbeeld NL B01) - KvK-nummer (bijvoorbeeld ) Gegevens van de klant: - Naam en adres van de klant Gegevens over de factuur zelf: - Factuurdatum; dit is de datum waarop de adviseur de factuur maakt. - Factuurnummer; dit is een nummer waaraan de factuur te herkennen is. Facturen worden doorlopend genummerd op een manier waarop de adviseur de facturen makkelijk kan terugvinden. - Geleverde dienst; de adviseur omschrijft de dienst die hij leverde. Ook geeft hij aan hoeveel uur hij kwijt is geweest voor het opstellen en verstrekken van het advies als hij op uurbasis werkt. Werkt de adviseur niet met een uurtarief, dan geeft hij aan dat hij werkt op basis van een fee, abonnement of verrichtingentarief. - Datum uitvoering van de dienst; de adviseur geeft aan wanneer hij de werkzaamheden heeft verricht. Als het om een doorlopende overeenkomst gaat, zoals bij abonnementen, dan kan de adviseur in plaats van een datum een tijdvak noemen. - Prijs; de adviseur vermeldt de totale prijs. Dit is het aantal uren maal het uurtarief, de hoogte van de fee, de abonnementskosten of het verrichtingentarief. Als er btw verschuldigd is, dan vermeldt de adviseur zowel het bedrag met als zonder btw op de factuur. Ook geeft de adviseur aan welk percentage aan btw hij in rekening brengt. De hoogte van de btw bedraagt 21%. Als er geen btw-verplichting is, staat op de factuur dat er een vrijstelling van toepassing is. - Betalingstermijn; de adviseur kan over de betalingstermijn een afspraak maken met de klant. Dit kan hij het beste doen in de klantovereenkomst. De adviseur geeft aan binnen welke termijn de klant moet betalen. Vermeldt de adviseur geen betalingstermijn, dan moet de klant de factuur uiterlijk dertig dagen na de dag van ontvangst van de factuur betalen. Er is geen minimumbetalingstermijn vastgelegd in de regelgeving. De betalingstermijn moet wel redelijk zijn. - Reiskostenvergoeding; een adviseur kan een reiskostenvergoeding in rekening brengen als dit met de klant is afgesproken. Als er een btw-verplichting is, dan geldt deze over het totale bedrag van de factuur. De adviseur moet de btw dan ook berekenen over de in rekening gebrachte reiskosten. De adviseur kan ervoor kiezen zijn facturen digitaal te verzenden. De klant is niet verplicht een digitale factuur te accepteren. De adviseur doet er dus verstandig aan met de klant van tevoren te overleggen of en hoe hij een digitale factuur wil ontvangen. Er is een fiscale bewaarplicht van zeven jaar. Dit houdt dus in dat de adviseur zijn facturen minimaal zeven jaar moet bewaren _Wft Schade zakelijk

256 Wanneer factuur versturen De adviseur moet de factuur opstellen binnen 15 dagen na afloop van de maand waarin de werkzaamheden zijn verricht. Bij doorlopende werkzaamheden verstuurt de adviseur de factuur binnen 15 dagen na afloop van de periode waarin de werkzaamheden zijn verricht. De periode waarin de werkzaamheden zijn verricht, mag niet langer zijn dan een jaar. Geen of te late betaling De adviseur mag een standaardvergoeding voor incassokosten in rekening brengen als de klant te laat betaalt. De adviseur hoeft hiervoor geen aanmaning te sturen. Als er in de klantovereenkomst niets is afgesproken over de hoogte van de vergoeding bij een te late betaling, dan is de vergoeding een percentage van het totaalbedrag van de rekening. Het minimumbedrag van de vergoeding is 40. Daarnaast mag de adviseur de wettelijke rente in rekening brengen KLANTDOSSIER AANLEGGEN EN ONDERHOUDEN Bij advies over impactvolle producten moet de adviseur voor elke klant een klantdossier aanleggen en onderhouden. De AFM stelt eisen aan het klantdossier. De dienstverlener kan het klantdossier zowel in een fysieke als elektronische vorm bewaren Inhoud van het klantdossier Het advies moet reproduceerbaar zijn. Dit wil zeggen dat de adviseur kan aantonen op welke wijze hij tot het advies is gekomen. Het is dan ook belangrijk dat de adviseur de geïnventariseerde gegevens, de analyse en het uitgebrachte advies bewaart. Ook moeten de gegevens van de geadviseerde en de afgesloten producten in het dossier aanwezig zijn. Een klantdossier moet de volgende gegevens en documentatie bevatten: het klantprofiel de analyses en berekeningen de overwegingen voor het gegeven advies en de motivering van de adviseur de afspraken over de nazorg nadat het desbetreffende product is verkocht eventueel een aantekening als de klant is afgeweken van het advies en een beslissing heeft genomen die niet overeenkomt met het gegeven advies van de adviseur Medische gegevens Bijzondere aandacht moet er nog zijn voor het opslaan van medische gegevens. Denk hierbij aan gezondheidsverklaringen. Volgens de Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen zijn dit bijzondere persoonsgegevens _Wft Schade zakelijk

257 243 Volgens deze gedragscode is het alleen maar toegestaan om gegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als dat noodzakelijk is voor: de beoordeling van een cliënt de acceptatie van een cliënt het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt het afwikkelen van betalingsverkeer Het is de adviseur dan ook in de meeste gevallen niet toegestaan om deze gegevens te verwerken dan wel te bewaren. Zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk Bewaarplicht In de Wft staat de eis dat het dossier minimaal vijf jaar bewaard moet blijven, maar voor de zorgplicht uit het Burgerlijk Wetboek (BW) is het verstandig om het dossier langer ter beschikking te houden KLANTVRAGEN AFHANDELEN Als een klant een vraag heeft, dan is het zaak om deze vraag zo snel mogelijk en correct te beantwoorden. Dit betekent onder andere dat de klant niet onnodig wordt doorverbonden als de klant telefonisch contact zoekt over een vraag. Als jij de vraag kunt beantwoorden en daartoe bevoegd bent, ga je de klant niet doorverwijzen naar een collega. Zorg er ook voor dat je de echte vraag van de klant kunt achterhalen, zodat de klant tevreden is en echt geholpen is met het antwoord. Voor een klant is het vaak moeilijke materie, waardoor het lastiger is om de vraag te verwoorden. Voorbeeld Omgaan met klantvragen Josine belt naar zorgverzekeraar Het goede leven. Zij heeft onlangs een nota ingediend van een behandeling bij haar fysiotherapeut, maar ze heeft nu een brief ontvangen waarin wordt aangegeven dat dit niet wordt vergoed. In het klantscherm kun je zien dat Josine geen aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten en dat de behandeling daarom niet wordt vergoed. Je gaat Josine nu niet doorverbinden met een schadebehandelaar. Josine blijkt de dekking op de polis niet te begrijpen en daar kun jij haar uitleg over geven. Je legt Josine uit dat er geen dekking is voor deze behandelingen op de zorg(basis)verzekering die zij heeft. Daarvoor heeft ze een aanvullende ziektekostenverzekering nodig. Indien mogelijk, en als Josine dat wil, kun je deze dekking wel voor haar in orde maken, waardoor ze in de toekomst wel voor dit risico is verzekerd _Wft Schade zakelijk

258 11.6 KLACHTEN AFHANDELEN Het kan gebeuren dat klanten niet tevreden zijn met het financiële product of de financiële dienst. Ze kunnen dan een klacht indienen. Een klacht is een uiting van ontevredenheid over een dienst, een persoon of een product Regelgeving en klachtenafhandeling Volgens de Wft moet een financieel dienstverlener een klacht goed afhandelen. Een dienstverlener moet zorgen voor: Een interne klachtenprocedure (IKP). De doelstelling van de procedure is dat de dienstverlener klachten juist en op tijd afhandelt. De dienstverlener moet de klachtenprocedure schriftelijk vastleggen. Ook moet de dienstverlener zijn klanten informeren over het bestaan van de klachtenprocedure. Een erkend klachteninstituut. Een financieel dienstverlener moet zijn aangesloten bij een erkend klachteninstituut. De minister van Financiën moet een klachteninstituut erkennen. Tot nu toe zijn er twee klachteninstituten erkend. Dit zijn het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). Klachtenadministratie Bij een klachtenprocedure hoort een klachtenadministratie. Een financieel dienstverlener moet dus over een klachtenadministratie beschikken. In een dergelijke klachtenadministratie staan minimaal de volgende gegevens: Gegevens klager. De naam en het adres van de consument die een klacht heeft ingediend. Klacht zelf. De van de consument ontvangen klacht, met de daarbij behorende dagtekening van ontvangst. Omschrijving van de klacht. Dit is bijvoorbeeld een klachtenbrief of telefoonnotitie. Wijze van afhandeling. Een beschrijving van de wijze waarop de financieel dienstverlener de klacht heeft behandeld. Uit de administratie moet dus ook blijken hoe en wanneer er op de klacht is gereageerd. Ook geeft de dienstverlener aan wat het gevolg is geweest van de reactie op de klacht. Dat kan bijvoorbeeld door het bewaren van kopieën van brieven of door aantekeningen van telefoongesprekken. De dienstverlener moet de klachtenadministratie minimaal één jaar na de afhandeling van de klacht bewaren. Ook hiervoor geldt dat het verstandig is de klachtenadministratie langer te bewaren _Wft Schade zakelijk

259 245 Snelheid afhandelen klacht De dienstverlener moet klachten binnen een redelijke termijn afhandelen. In onderstaand schema staat wat een redelijke termijn is. Ontvangst klacht Binnen 2 weken: Ontvangstbevestiging + Reactie wanneer klacht wordt afgehandeld vanaf: 6 weken na ontvangstbevestiging; of 8 weken na het indienen van de klacht Bij overschrijding van de termijnen of als de klant na behandeling nog niet tevreden is, kan hij de klacht rechtstreeks indienen bij een erkend klachteninstituut Eerst de dienstverlener Een klant moet zijn klacht eerst voorleggen aan de dienstverlener waar hij het financieel product of de dienst heeft afgenomen, afhankelijk van waar de klacht betrekking op heeft. Vervolgens moet de klant binnen twee weken een ontvangstbevestiging van de klacht ontvangen van de desbetreffende dienstverlener. Erkend klachteninstituut De klager kan de klacht rechtstreeks voorleggen aan het erkend klachteninstituut: als hij het niet eens is met het oordeel van de financieel dienstverlener; of zes weken na het ontvangen van de ontvangstbevestiging; of acht weken na het indienen van de klacht. Het is in de laatste twee gevallen niet van belang of de klacht is afgewezen of dat de financieel dienstverlener niet heeft gereageerd. Als de oplossing van de dienstverlener niet naar tevredenheid van de klant is, dan moet deze de klacht binnen 3 maanden indienen bij het klachteninstituut. De termijnen worden verlengd als er verdere informatie nodig is om de klacht goed af te kunnen handelen. De verlenging is de tijd die nodig is om de benodigde informatie te krijgen. Een klacht die wordt ingediend bij een erkend klachteninstituut (Kifid of SKGZ), wordt eerst beoordeeld. Als de klacht behandelbaar is, dan wordt bepaald of deze wordt voorgelegd aan de Ombudsman of direct bij de Geschillencommissie wordt neergelegd. De Ombudsman is een bemiddelaar. Het bemiddelingsvoorstel of de aanbeveling van de Ombudsman is niet bindend. Als de klant niet tevreden is met het oordeel van de Ombudsman, dan kan deze binnen 3 maanden naar de Geschillencommissie stappen. De Geschillencommissie doet meestal een bindende uitspraak. Accepteert de klant of de financiële dienstverlener deze beslissing ook niet, dan kan deze onder voorwaarden binnen 6 weken naar de Commissie van Beroep stappen. De Commissie van Beroep doet in laatste instantie een definitieve, bindende uitspraak _Wft Schade zakelijk

260 Als de klant een klacht heeft die betrekking heeft op schending van een gedragscode door een verzekeraar, dan zal het erkende klachteninstituut deze klacht niet in behandeling nemen. Zij sturen deze klacht direct door naar de Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD) Waarom een goede klachtenafhandeling belangrijk is Een klacht goed afhandelen is belangrijk om de volgende redenen: Vergroting klanttevredenheid. Een tevreden klant blijft bij de dienstverlener die hem de dienst heeft geleverd. Door het niet goed omgaan met klachten kan de dienstverlener klanten verliezen. Het kost vijf tot tien keer zoveel moeite om een nieuwe klant te werven dan het kost om een oude klant te behouden. Daarbij is de kans ook nog eens groot dat slecht geholpen klagers hun negatieve ervaringen doorvertellen. Verbetering bedrijfsvoering. Een klacht kan leiden tot verbetering van een product of dienst. Anders gezegd: een klacht biedt managementinformatie waarmee de dienstverlener zijn aangeboden producten en diensten kan verbeteren HET SLECHTNIEUWSGESPREK Soms moet een adviseur een klant slecht nieuws brengen. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn: de klant kan het gewenste krediet niet krijgen; de schade van de klant wordt niet vergoed; de beleggingen hebben niet het gewenste resultaat behaald. Een slechtnieuwsgesprek is vaak een emotioneel gesprek. Het is daarom belangrijk het gesprek op een zakelijke manier te voeren Fasen die de klant doormaakt Een klant maakt vaak de volgende fasen door bij het ontvangen van het slechte nieuws: 1. Ontkenning. U maakt een grapje zeker. Dat kan niet waar zijn. Dat zal toch wel op te lossen zijn. 2. Onderhandeling. Als ik nu dit doe, dan kunnen we dat toch wel laten vallen. Als dat gebeurt, dan ga ik naar de rechter. 3. Acceptatie. Nu vaststaat dat het slechte nieuws reëel is, kan de ontvanger boos worden. 4. Afhandeling. Nadat de boosheid gezakt is, staat de ontvanger open voor de optie om het probleem zo goed mogelijk op te lossen of op te vangen. 5. Berusting. Uiteindelijk heelt de tijd (bijna) alle wonden. Het is heel goed mogelijk dat een klant in fase vier terechtkomt, maar dan later toch nog terugschiet naar een eerdere fase _Wft Schade zakelijk

261 Aanpak slechtnieuwsgesprek De adviseur wil zijn klant zo goed mogelijk door de fasen van een slechtnieuwsgesprek heen helpen. Het is hierbij belangrijk dat de adviseur recht op zijn doel afgaat. De adviseur wacht niet te lang met het brengen van het slechte nieuws. De volgende aanpak is een goede aanpak bij het brengen van slecht nieuws: Stap 1. Korte introductie geven. De eerste zinnen die de adviseur uitspreekt, zijn niet direct het slechte nieuws. De adviseur vertelt tijdens de introductie bijvoorbeeld dat het fijn is dat de ontvanger van het slechte nieuws zo snel kon komen en geeft kort en globaal aan waar het gesprek over gaat. Stap 2. Het slechte nieuws brengen. De adviseur geeft de klant geen hoop. Hij brengt gelijk het slechte nieuws zonder er omheen te draaien. Als de adviseur te lang wacht met het brengen van het slechte nieuws, dan is de kans groot dat dit zorgt voor extra emoties. De klant voelt zich niet serieus genomen als de adviseur eerst lang over andere zaken praat, die niet relevant blijken te zijn. Uiteraard is het helemaal fout om de klant zelf het slechte nieuws te laten brengen. De klant voelt zich dan helemaal niet serieus genomen en is extra boos. Het laten vertellen van het slechte nieuws door de klant zelf heet de hang-yourselfmethode. Stap 3. Emoties opvangen. Na het vertellen van het slechte nieuws houdt de adviseur zijn mond. De klant krijgt dan de tijd om het slechte nieuws tot zich door te laten dringen. De klant zal een reactie geven. Vervolgens vat de adviseur het gevoel van de klant samen. Hierdoor krijgt de klant het gevoel dat de adviseur meeleeft. Stap 4. Argumenten geven en toelichten. De adviseur geeft pas argumenten als de klant (weer) rustig is. De ontvanger kan dan pas weer goed luisteren. De adviseur noemt één of twee sterke argumenten. Te veel argumenten helpen de klant niet het slechte nieuws te verwerken. Het leidt alleen maar tot allerlei discussies over de minder sterke argumenten. Stap 5. Emoties opvangen. Een argument voor het slechte nieuws vormt een tweede slechtnieuwsbericht. De klant zal hierdoor vaak weer emotioneel worden. Veel klanten willen nu in discussie gaan met de adviseur over de argumenten. De adviseur doet er verstandig aan discussies te vermijden. Het slechte nieuws staat immers vast. De adviseur luistert rustig en vat de emoties van de ontvanger regelmatig samen. Dit zijn gevoelssamenvattingen en geen inhoudelijke samenvattingen van de tegenwerpingen van de klant. Stap 6. Eventuele oplossingen aandragen, hulp bieden of doorverwijzen. De adviseur begint pas aan deze laatste fase van het gesprek als de klant (weer) rustig is. De adviseur kan niet altijd met een oplossing komen. Vaak is het wel mogelijk hulp aan te bieden of door te verwijzen naar een passende instantie. Als er wel oplossingen zijn, dan laat de adviseur de klant altijd eerst zelf de oplossingen bedenken. Komt de klant zelf niet met een oplossing, dan kan de adviseur een voorstel doen. Verder moet de adviseur het ook accepteren als de ontvanger geen hulp wenst _Wft Schade zakelijk

262 Voorbeeld Slechtnieuwsgesprek Hafid is inkomensadviseur. Hij moet de heer Jacobs gaan vertellen dat hij, nu hij arbeidsongeschikt is, geen recht heeft op een uitkering uit zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. De arbeidsongeschiktheid van de heer Jacobs komt voort uit een bestaande ziekte. Dit is destijds niet meeverzekerd. De heer Jacobs heeft hiervoor bewust gekozen. De verzekeringspremie was anders erg hoog geworden. Hafid brengt het slechte nieuws als volgt: Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar je krijgt geen uitkering uit de verzekering. De heer Jacobs reageert: Waarom dit ook nog? Waarom overkomt mij dit? Ik heb nu als ondernemer helemaal geen inkomen. Een foute reactie van Hafid zal zijn: Ik heb je bij het afsluiten van de verzekering erop gewezen dat dit niet meeverzekerd was. Je vond de premie zelf te hoog worden. Er kan nu een enorme ruzie ontstaan. Dit maakt de situatie alleen nog maar ongemakkelijker. Hafid reageert met deze reactie inhoudelijk op een emotie. Dat is niet goed. Een goede reactie van Hafid zal zijn: Ik merk dat je had verwacht dat er wel recht was op een uitkering. Hierop zal de heer Jacobs reageren: Ja, natuurlijk had ik dat verwacht. Ik heb toch altijd premie betaald! Hafid kan nu reageren: Ik begrijp dat het niet meevalt om te horen dat je geen recht hebt op een uitkering, nu je arbeidsongeschikt bent en geen inkomsten meer hebt. Hafid vat nu het gevoel van de heer Jacobs samen. De heer Jacobs krijgt het gevoel dat Hafid hem begrijpt en met hem meeleeft. Vervolgens kan Hafid argumenten geven waarom de verzekering geen uitkering geeft. De heer Jacobs zal dan misschien nog wel een of meerdere keren boos worden. Hafid vangt dan de emoties weer op door mee te leven. Tot slot kan hij bijvoorbeeld doorverwijzen naar de gemeente voor een bijstandsuitkering _Wft Schade zakelijk

263 Bijlage: Complexe en impactvolle producten Complexe producten De volgende producten worden als complexe producten aangemerkt: 1. een combinatie van twee of meer financiële producten die ten minste een financieel product omvat waarvan de waarde afhankelijk is van de ontwikkelingen op financiële markten of andere markten; 2. een recht van deelneming in niet-verhandelbare beleggingen; 3. een levensverzekering, behalve natura-uitvaartverzekeringen en losse overlijdensrisicoverzekeringen; 4. een combinatie van een hypothecair krediet met een levensverzekering als bedoeld onder 3, of met een spaarrekening; 5. een beleggingsobject; 6. een beleggingsrecht eigen woning (BEW) en spaarrekening eigen woning (SEW); 7. een lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht; 8. een combinatie van een of meer onder 2 tot en met 7 bedoelde complexe producten met een of meer financiële producten. Impactvolle producten De adviesregels hebben betrekking op 'impactvolle producten'. Eenvoudige producten zijn hiervan vrijgesteld. Onder impactvolle producten worden begrepen: 1. alle complexe producten 2. spaarrekeningen en de daaraan verbonden spaarfaciliteiten, waarvan de rentevergoeding is gekoppeld aan de koersontwikkeling van tot de handel op een markt in financiële instrumenten toegelaten financiële instrumenten; 3. financiële instrumenten; 4. kredieten waarvan de kredietsom meer dan bedraagt; 5. hypothecaire kredieten; 6. verzekeringen in verband met het geheel of gedeeltelijk wegvallen van het inkomen van een cliënt; 7. combinaties van twee of meer van de financiële producten, bedoeld in de onderdelen a tot en met h van de definitie van financieel product in artikel 1:1 van de Wft. Alle hypotheekvormen en ook inkomensbeschermers vallen dus onder deze productgroep waarop de adviesregels van toepassing zijn. Definitie financieel product: a. een beleggingsobject; b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten; c. elektronisch geld; d. een financieel instrument; e. krediet; f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten; g. een verzekering die geen herverzekering is; h. een premiepensioenvordering; of i. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product _Wft Schade zakelijk

264 _Wft Schade zakelijk

265 INTEGRITEIT Een adviseur moet integer omgaan met zijn klant. De klant moet de adviseur kunnen vertrouwen. Daarbij is het belangrijk dat hij het klantbelang voorop stelt. Integriteit speelt ook een grote rol bij het omgaan met klantgegevens. De adviseur mag de gegevens van de klant niet zomaar overal voor gebruiken. Uiteraard moet de klant ook integer omgaan met de adviseur. Er kan anders sprake zijn van fraude. De adviseur moet weten hoe hij hiermee omgaat. Het goed omgaan met fraude is ook onderdeel van het integer gedrag van de adviseur. In dit hoofdstuk komen dan ook de volgende onderwerpen aan bod: wat is integriteit? handelen in het belang van de klant integer omgaan met klantgegevens fraude zorgplicht 12.1 WAT IS INTEGRITEIT? Integriteit is de persoonlijke eigenschap die inhoudt dat iemand zich eerlijk en oprecht gedraagt. Hij is open, handelt uit overtuiging, is klantgericht en fatsoenlijk. Integriteit binnen de financiële dienstverlening is van groot belang. Zonder integriteit is er namelijk geen vertrouwen van consumenten. Het volgende schema geeft aan hoe integriteit wordt afgedwongen door de overheid en brancheorganisaties. Uiteraard speelt ook het karakter van de adviseur een grote rol bij de bepaling in hoeverre hij integer is. Overheid wet- en andere regelgeving (afdwingen integriteit) Brancheorganisaties regels rondom gedrag en opleiding (afdwingen integriteit) Financieel dienstverlener organisatie waar de adviseur werkt vertaalt regels overheid en andere organisaties in middelen integer gedrag Adviseur gebruikt middelen financieel dienstverlener karakter van adviseur speelt een rol Procedurebeschrijving Incidentenregeling Collegiaal overleg Voorbeeldgedrag Vertrouwenspersoon Klokkenluidersregeling _Wft Schade zakelijk

266 Afdwingen van integriteit door overheid Het probleem van veel financieel dienstverleners is dat het vertrouwen van hun klanten een deuk heeft opgelopen. Dit kwam doordat een aantal financieel dienstverleners niet voldoende integer was. De overheid stelde om deze reden allerlei regels op om de integriteit af te dwingen. Regels overheid voor herstel van vertrouwen De laatste jaren is er veel nieuwe wet- en regelgeving gekomen om het vertrouwen in de financiële dienstverleningssector te herstellen. De overheid nam dus veel maatregelen om de integriteit van de financieel dienstverleners af te dwingen. De maatregelen vanuit de overheid zijn gericht op: Het versterken van de positie van de consument. De klant moet kunnen rekenen op duidelijke producten en transparante dienstverlening. Het versterken en verbeteren van het toezicht. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) gingen beter en meer toezicht uitoefenen op financiële organisaties. Hierdoor worden de risico s beperkt. Het sterker en gezonder maken van de financiële instellingen. Hiermee worden financiële instellingen crisisbestendiger en ze komen hierdoor minder snel in de problemen. Zo kwamen er bijvoorbeeld andere regels voor de solvabiliteit van de aanbieders van financiële producten. De solvabiliteit wil zeggen de mate waarin een aanbieder aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen op lange termijn. Het zorgen voor beter bestuur en beperking van risico s. Zo voerde de overheid bijvoorbeeld regels in voor het beloningsbeleid en de bonussen binnen de financiële dienstverlening. Een ander voorbeeld is dat de AFM en DNB bestuurders en commissarissen van financiële organisaties, zoals banken en verzekeraars, toetsen op hun geschiktheid. Het stimuleren van de cultuurverandering bij financiële instellingen. Er kwamen regels en er werden documenten opgesteld, die richtlijnen gaven over hoe financieel dienstverleners zich zouden moeten gedragen. Deze regels zijn vaak vastgelegd in zogeheten gedragscodes. Een voorbeeld van gedragscodes zijn de zogeheten leidraden die de AFM publiceert. De leidraden geven richtlijnen aan het omgaan met klanten. Gedragscodes zijn ook terug te vinden bij allerlei brancheorganisaties. Kortom, een adviseur binnen de financiële dienstverlening heeft tegenwoordig veel meer met regels te maken dan enige tijd geleden. Het gaat te ver om hier alle regels op te sommen. De adviseur moet goed op de hoogte zijn van de regels die voor hem van belang zijn. Een aantal van deze regels kwam al aan bod. Denk hierbij aan de plicht om een dossier te bewaren, het opstellen van een klantprofiel, het verstrekken van een DVD en het opstellen van een klachtenprocedure _Wft Schade zakelijk

267 Afdwingen van integriteit door brancheorganisaties Er zijn naast de overheid ook brancheorganisaties die integriteit afdwingen van de financieel dienstverlener en van de adviseurs die daar werken. Dit doen ze door het opstellen van gedrags- en beroepscodes. Een financieel dienstverlener die is aangesloten, moet zich houden aan de regels van de desbetreffende brancheorganisatie. Voorbeeld Regels brancheorganisatie Een voorbeeld van een brancheorganisatie is Adfiz (Adviseurs in Financiële Zekerheid). Dit is de vereniging van onafhankelijk adviseurs. In hun integriteitscode staat het volgende: 1. Bij voorlichting en advies omtrent verzekeringen en overige financiële producten en diensten laat ons kantoor zich leiden door het belang van de cliënt. Wij realiseren ons daarbij terdege dat kennis en inzicht op genoemde terreinen bij de cliënt kunnen ontbreken. 2. Ons kantoor onthoudt zich van gedragingen die blijk geven van het niet bezitten van eigenschappen als eerlijkheid, waarheidlievendheid, verantwoordelijkheidszin, wetgetrouwheid, oprechtheid, prudentie, onkreukbaarheid, discretie en rechtschapenheid. 3. Ons kantoor hanteert een integriteitbeleid dat erop gericht is om ongewenste gedragingen van ons eigen kantoor tegen te gaan. 4. Ons kantoor gedraagt zich zodanig dat een verhouding met de cliënt berustend op integriteit, respect en vertrouwen gewaarborgd is. 5. Ons kantoor gedraagt zich zodanig dat het vertrouwen in de dienstverlening van een adviseur/bemiddelaar in het algemeen en in hun eigen bedrijfsuitoefening niet wordt geschaad. 6. Ons kantoor draagt zorg voor de vertrouwelijkheid van gegevens van en over cliënten. 7. Ons kantoor verstrekt geen informatie waarvan wij weten of behoren te weten dat deze onjuist is. 8. Wij gedragen ons zodanig dat een verhouding tussen de leden onderling en een verhouding met overige beroepsgenoten berustend op integriteit, respect en vertrouwen gewaarborgd is _Wft Schade zakelijk

268 Integriteit en financieel dienstverleners Een financieel dienstverlener kan de volgende middelen inzetten om te komen tot een integere bedrijfsvoering: Procesbeschrijvingen. Voor het omgaan met klanten hebben dienstverleners regels, procedures en/of processen. Het is de verantwoordelijkheid van de adviseur om hier goed mee om te gaan. Incidentenregeling. Een incident is een gedraging of een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere bedrijfsvoering. Een incidentenregeling is dan ook een beschrijving van de manier waarop de financieel dienstverlener omgaat met deze ongewenste gedragingen. De financieel dienstverlener is verplicht een zogeheten incidentenadministratie bij te houden. Ook moet de dienstverlener corrigerende maatregelen vastleggen. De AFM moet de incidentenadministratie kunnen inzien. Collegiaal overleg. Binnen overleg met collega s worden de regels over integer handelen regelmatig besproken. Hierbij kunnen de regels nog eens worden benoemd of incidenten worden besproken. Voorbeeldgedrag. Directie en (mede)beleidsbepalers moeten het goede voorbeeld geven. De leiding geeft namelijk aan hoe het moet. Zij zijn dus medeverantwoordelijk voor de vorming en bewustwording van de integriteit van het overige personeel. Vertrouwenspersoon. Een vertrouwenspersoon heeft als taak de medewerkers te adviseren op het gebied van integer handelen. Dit doet de vertrouwenspersoon op het verzoek van de medewerker. Klokkenluidersregeling. Een klokkenluidersregeling is de regeling die aangeeft hoe een persoon het niet integer handelen kan melden. Het melden gebeurt anoniem. Vaak staat in de klokkenluidersregeling dat er melding kan worden gemaakt bij de vertrouwenspersoon. Vooral grote ondernemingen hebben een klokkenluidersregeling Integriteit en adviseur De integriteit van de adviseur wordt bepaald door: de middelen die hij krijgt aangereikt van de dienstverlener waar hij werkt zijn karakter De dienstverlener kan nog van die mooie middelen aanbieden om het integer handelen te bevorderen. Als de adviseur deze aan zijn laars lapt, dan is er nog geen sprake van integer gedrag. De adviseur en ook de andere medewerkers binnen de financiële dienstverlening moeten dus open en eerlijk omgaan met klanten. Klanten moeten hun adviseur kunnen vertrouwen. De adviseur geeft immers adviezen, die van grote invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige financiële situatie van de klant _Wft Schade zakelijk

269 HANDELEN IN HET BELANG VAN DE KLANT Bij integer gedrag van de adviseur hoort het vooropstellen van het klantbelang. Een adviseur binnen de financiële dienstverlening moet dus handelen in het belang van de klant. Het vooropstellen van het klantbelang wil zeggen dat de adviseur: alleen producten aanbiedt met voldoende toegevoegde waarde voor de klant ook adviseert een bepaald financieel product niet te kopen of over te stappen naar een beter passend product als dat beter is voor de klant Verschil klant centraal en klantbelang centraal Er is een verschil tussen de klant centraal stellen en het klantbelang centraal stellen. Onderstaand overzicht geeft dit verschil aan. Adviseur doet wat de klant wil Klant centraal Adviseur doet wat de klant nodig heeft Klantbelang centraal Voorbeeld Klant centraal en klantbelang centraal Joop wil de woning van zijn dromen kopen. Hij informeert bij adviseur Pieter, die werkt bij intermediair X, naar een geschikte geldlening om de droomwoning mee te financieren. Pieter berekent wat Joop kan lenen volgens de hiervoor opgestelde regelgeving. Pieter komt tot de conclusie dat Joop een te hoge geldlening nodig heeft, gezien de hoogte van zijn uitgaven. Joop is op korte termijn vermoedelijk heel tevreden als hij de gewenste lening krijgt. Maar op langere termijn is de kans groot dat Joop zijn lasten die horen bij de lening niet kan betalen. Mocht Pieter de gewenste lening adviseren, dan staat de klant (Joop) wel centraal, maar het klantbelang niet. Adviseert Pieter de gewenste geldlening niet, dan stelt hij het klantbelang centraal. Het is namelijk in het belang van Joop zelf dat hij de lening niet krijgt. Hij kan hierdoor op langere termijn niet in de financiële problemen komen. Naast het klantbelang is er het bedrijfsbelang. Het kan gebeuren dat een adviseur het bedrijfsbelang boven het klantbelang stelt. In het bovenstaande voorbeeld kan Pieter er bijvoorbeeld voor kiezen de geldlening wel aan Joop te verstrekken, omdat dit op korte termijn zorgt voor inkomsten voor intermediair X Omslag financieel dienstverleners Financieel dienstverleners zijn volop bezig met het centraal stellen van het klantbelang. Uitgangspunt bij elk klantcontact is dat het klantbelang centraal moet staan. Dit wil zeggen dat de adviseur oprecht geïnteresseerd is in zijn klanten. Het centraal stellen van het klantbelang biedt de beste kans dat klanten op een eerlijke manier worden behandeld. Daarmee kan het centraal stellen van het klantbelang een belangrijke bijdrage leveren aan het duurzaam herstellen van het vertrouwen in de financiële sector. Hier gaan jaren overheen _Wft Schade zakelijk

270 Ook de AFM heeft zich de laatste jaren nadrukkelijk ingezet voor het klantbelang. De AFM ontwikkelde namelijk het zogeheten Klantbelang Dashboard. Dit meet op diverse vlakken in welke mate een bank of verzekeraar het belang van de klant centraal stelt in haar dienstverlening INTEGER OMGAAN MET KLANTGEGEVENS Een adviseur binnen de financiële dienstverlening werkt veel met klantgegevens. De adviseur moet integer omgaan met deze gegevens. Hij mag deze gegevens niet gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de klant de gegevens aan de financieel dienstverlener heeft toevertrouwd. Uiteraard moeten de andere medewerkers van de financieel dienstverlener waar de adviseur werkt ook integer omgaan met de klantgegevens Bescherming van persoonsgegevens De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geeft algemene regels over het omgaan met klantgegevens. Daarnaast kunnen er gedragscodes binnen een branche worden opgesteld. Voorbeelden van dergelijke gedragscodes binnen de financiële dienstverlening zijn: Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens van Financiële instellingen; Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars. In de verordening en/of de gedragscodes komen onder andere de volgende onderwerpen naar voren: wat zijn klantgegevens? wat is het omgaan met ofwel verwerken van klantgegevens? hoe om te gaan met klantgegevens? wat doet de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? het instellen van een Functionaris voor gegevensbescherming (FG). Wat zijn klantgegevens? De verordening en de gedragscodes gebruiken de term persoonsgegevens in plaats van klantgegevens. In de hiernavolgende tekst wordt voornamelijk het woord klant gebruikt. Deze tekst gaat over alle personen van wie de dienstverlener persoonsgegevens verwerkt. Alle personen van wie de dienstverlener persoonsgegevens verwerkt, zijn de zogeheten betrokkenen. Wat is het omgaan met klantgegevens? In de verordening en de gedragscodes wordt niet het begrip het omgaan met klantgegevens gebruikt, maar het verwerken van persoonsgegevens. Dit is een zeer breed begrip. Onder het verwerken van persoonsgegevens valt namelijk alles wat met de gegevens kan worden gedaan: van het verzamelen tot het vernietigen van gegevens. Hoe om te gaan met klantgegevens? De verordening en de gedragscodes bevatten veel regels over het omgaan met klantgegevens. De belangrijkste regels komen hierna aan bod _Wft Schade zakelijk

271 257 Doel duidelijk beschrijven Een dienstverlener mag alleen persoonsgegevens verwerken als daarvoor een doel is. Het doel moet duidelijk beschreven zijn, voordat de dienstverlener start met het verzamelen van persoonsgegevens. De dienstverlener mag de gegevens ook voor meerdere doeleinden verzamelen. Het is niet nodig dat er een verband is tussen de doeleinden. Voorbeeld Beschrijving doel persoonsgegevens Bank X bewaart en gebruikt persoonsgegevens voor zorgvuldig vastgestelde doelen. Op de website van Bank X staat een samenvatting van deze doelen. Bank X gebruikt de persoonsgegevens om: na te gaan of Bank X iemand wel of niet als klant kan accepteren; met klanten contracten te sluiten en te onderhouden; ervoor te zorgen dat geld kan worden betaald en ontvangen (betalingsverkeer); analyses te maken van persoonsgegevens voor onderzoek; informatie te geven over diensten en producten (marketing) van Bank X; veiligheidsredenen (voorkomen fraude en witwassen van geld); te voldoen aan de wetgeving of wat een rechter van Bank X vraagt. De adviseur moet dus weten welke doelstellingen de dienstverlener, waar hij werkzaam is, heeft met de klantgegevens. Hij mag de klantgegevens niet gebruiken voor andere doelstellingen. Grondslagen De gegevensverwerking moet gebaseerd zijn op omschreven grondslagen. De belangrijkste grondslagen voor de financiële dienstverlening zijn: Ondubbelzinnige toestemming Ondubbelzinnig wil zeggen dat het maar op één manier kan worden begrepen. De dienstverlener mag dus geen twijfels hebben of hij de persoonsgegevens wel mag gebruiken. De bewijslast voor de ondubbelzinnige toestemming ligt bij de financieel dienstverlener en niet bij de klant. De klant moet uit vrije wil toestemming geven voor het gebruik van de gegevens. Ook moet de klant voldoende zijn geïnformeerd over de gang van zaken rondom de verwerking van de gegevens. Noodzakelijk voor het uitvoeren van een overeenkomst Bij het verwerken van persoonsgegevens moet de dienstverlener zich afvragen of hij niet met minder gegevens hetzelfde doel kan bereiken. Met andere woorden: zijn alle persoonsgegevens noodzakelijk om het doel te bereiken? Een dienstverlener mag dus niet meer gegevens vragen dan dat er nodig zijn. Te weinig gegevens is ook niet goed als dat tot onvolledige informatie leidt. Verwerking is noodzakelijk voor het uitvoeren van een wettelijke plicht Financieel dienstverleners moeten volgens bepaalde wetten persoonsgegevens verzamelen. Deze wetten zijn onder andere: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) Deze wet geeft regels over het voorkomen van het witwassen en de financiering van terrorisme. De financieel dienstverlener moet volgens deze wet een klantonderzoek uitvoeren. Uiteraard spelen bij dit klantonderzoek persoonsgegevens een rol _Wft Schade zakelijk

272 Wet op het financieel toezicht (Wft) Op grond van de Wft moet de adviseur een klantdossier aanleggen. Dit klantdossier moet na het gegeven advies vijf jaar worden bewaard. Kredietregistratie Financiële instellingen die kredieten verstrekken aan natuurlijke personen, moeten zijn aangesloten bij een stelsel van kredietregistraties. Het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel beheert een dergelijk stelsel van kredietregistraties. Financiële instellingen verstrekken persoonsgegevens over het ontstaan en afwikkelen van leningen aan het BKR. Ook kunnen financieel dienstverleners informatie krijgen van het BKR over persoonsgegevens rondom geldleningen die door andere financieel dienstverleners zijn aangeleverd. Wet inkomstenbelasting 2001 (IB 2001) Financieel dienstverleners (o.a. banken en verzekeraars) moeten het Burgerservicenummer (BSN) als verplicht identificerend gegeven op renseigneringen vermelden. Renseignering is de wettelijke verplichting tot het verstrekken van bepaalde voorgeschreven gegevens en inlichtingen aan de Belastingdienst. Wet algemene bepaling Burgerservicenummer (Wabb) Volgens deze wet moeten verzekeraars het BSN gebruiken bij de uitvoering van pensioenregelingen. Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) Volgens deze wet zijn financiële instellingen verplicht het BSN in hun administratie te bewaren als zij belastingen inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. Toestemming andere doeleinden Het is niet de bedoeling dat een dienstverlener de gegevens van zijn klanten gaat gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de klant ze heeft verstrekt. Een klant kan toestemming geven aan de dienstverlener dat deze zijn gegevens voor andere doeleinden mag gebruiken. Het is niet verplicht dat deze toestemming schriftelijk is. De toestemming kan ook blijken uit gedragingen van de klant. Informatieplicht De informatieplicht houdt in dat financieel dienstverleners hun klanten moeten laten weten wat zij met hun persoonsgegevens gaan doen. Een dienstverlener hoeft een (potentiële) klant niet te informeren als hun gegevens worden vastgelegd of verstrekt in verband met een wettelijke plicht _Wft Schade zakelijk

273 259 Voorbeeld Informatieplicht Richard wil een lening om zijn auto te financieren. Sjoerd, de kredietadviseur van Richard, vraagt verschillende gegevens aan Richard zoals: de hoogte van zijn inkomen, de omvang van zijn vermogen, de woonlasten, andere vaste lasten en dergelijke. Verder informeert Sjoerd bij het BKR of Richard al leningen heeft of heeft gehad en wat zijn betalingsgedrag is. Over dit laatste hoeft Sjoerd Richard niet te informeren. Sjoerd is namelijk wettelijk verplicht de gegevens bij het BKR op te vragen. Als Richard heeft aangegeven voornemens te zijn een product af te nemen waarvoor een BKR-toetsing verplicht is, dan hoeft Sjoerd dit niet meer te melden. Sjoerd mag dus niet zomaar een BKR-toets doen zonder dit Richard gevraagd te hebben, maar in deze situatie wel. Medische gegevens Bij bepaalde financiële producten, zoals levens- en zorgverzekeringen, is het noodzakelijk medische gegevens te verwerken. De verwerking van medische gegevens vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (arts). Medische gegevens worden alleen aan andere medewerkers van de financieel dienstverlener verstrekt als zij: tot de functionele eenheid van de medisch adviseur behoren; en de gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun werkzaamheden. Op deze andere personen rust in een dergelijk geval dezelfde geheimhoudingsplicht als op de medisch adviseur door zijn medisch beroepsgeheim. Daarnaast mogen persoonsgegevens over de gezondheid die zijn verwerkt voor het beoordelen van een cliënt, de acceptatie van een cliënt of het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt voor een specifiek product of voor een schadeclaim niet worden gebruikt voor het beoordelen van een cliënt, de acceptatie van een cliënt, het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt ten behoeve van een ander product of de afhandeling van een andere schadeclaim. Tenzij de cliënt hiervoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Voorbeeld Medische gegevens Kevin heeft een zorgverzekering bij verzekeraar Het gezonde leven. Onlangs heeft hij een zware hartoperatie ondergaan, die gelukkig werd vergoed door de zorgverzekering. Een aantal maanden later wil hij een levensverzekering aanvragen. Hij doet dit ook bij verzekeraar Het gezonde leven. Hij moet nu een gezondheidsverklaring invullen. De gegevens die hij hierop invult, mogen door de verzekeraar niet worden gecontroleerd bij hun afdeling zorgverzekeringen. Mocht Kevin vergeten om de hartoperatie te vermelden, dan kan de levensverzekeraar hier dus niet achterkomen door bij de zorgverzekering zijn dossier op te vragen. Uitwisseling van bijzondere persoonsgegevens, ook al is het bij dezelfde maatschappij, is namelijk niet toegestaan. Als gegevens van een huisarts/internist nodig zijn, dan zal de financieel dienstverlener altijd eerst om toestemming van de klant moeten vragen. De verzekeraar moet de klant dan informeren waarom deze informatie nodig is en om welke gegevens het gaat _Wft Schade zakelijk

274 Strafrechtelijke gegevens Ook kunnen financieel dienstverleners vragen stellen over een eventueel strafrechtelijk verleden. Het vragen naar een strafrechtelijk verleden kan noodzakelijk zijn om: de klant te kunnen beoordelen, voordat de dienstverlener de klant accepteert; de veiligheid van de financiële sector te waarborgen; te voldoen aan de wettelijke regelgeving. Een klant hoeft strafrechtelijke feiten die langer dan acht jaar geleden hebben plaatsgevonden niet te melden. Autoriteit Persoonsgegevens (AP) De AP houdt toezicht op het naleven van de regels die de overheid stelt. De AP kan verschillende acties ondernemen als een dienstverlener de regels niet naleeft, zoals het opleggen van een boete Internationale regelgeving rondom privacy Op 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. De AVG geldt voor alle organisaties die persoonsgegevens verwerken. Dus ook voor kleine mkb ers en zzp ers. De AVG maakt onderscheid tussen standaard persoonsgegevens en bijzondere persoonsgegevens. Standaard persoonsgegevens zijn: naam- en adresgegevens, adressen, pasfoto's en IPadressen. Bijzondere persoonsgegevens zijn: gegevens over ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religie of levensbeschouwelijke overtuiging, lidmaatschap vakvereniging, gezondheid, genetische gegevens en biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon, seksueel gedrag en seksuele voorkeur en strafrechtelijke veroordelingen en daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen. Voor het gebruik van bijzondere persoonsgegevens gelden extra strenge regels. In principe mogen bijzondere persoonsgegevens niet worden verwerkt, tenzij er uitdrukkelijk hiervoor toestemming is gegeven door de betrokkene en deze nodig zijn voor een welbepaald doel. Rechten betrokkenen De AVG kent verschillende rechten toe aan personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt. Het betreft de volgende rechten: recht op informatie recht van inzage recht op rectificatie recht op vergetelheid recht op beperking van de verwerking recht op overdraagbaarheid/dataportabiliteit recht van bezwaar recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde individuele besluitvorming _Wft Schade zakelijk

275 261 Recht op informatie De betrokkene moet worden geïnformeerd, zodra de verwerking van zijn persoonsgegevens plaatsvindt en er moet kenbaar worden gemaakt wat de doeleinden hiervan zijn. Recht van inzage De AVG geeft een opsomming van de informatie die de betrokkene mag inzien. Er kan worden gedacht aan de (categorieën van) medewerkers die toegang hebben gehad tot zijn gegevens. Als de betrokkene erom vraagt, moet de verwerkingsverantwoordelijke een kopie verstrekken van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Recht op rectificatie Als er sprake is van onjuiste persoonsgegevens, dan heeft de betrokkene het recht op rectificatie van deze gegevens of het recht op het verstrekken van een aanvullende verklaring. De verwerkingsverantwoordelijke is verplicht hiernaar te handelen. Recht op vergetelheid De verwerkingsverantwoordelijke moet persoonsgegevens van de betrokkene zo snel mogelijk wissen als deze gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of verwerkt. Het recht op vergetelheid geldt ook als de betrokkene zijn toestemming intrekt (en er geen juridische reden is om de verwerking aan te houden), de betrokkene bezwaar heeft gemaakt tegen de verwerking of als de persoonsgegevens onrechtmatig verwerkt zijn. Recht op beperking van de verwerking De betrokkene heeft het recht om de verwerking te beperken. De persoonsgegevens mogen dan (tijdelijk) niet worden verwerkt. De verwerkingsverantwoordelijke is verplicht aan dit verzoek van de betrokkene gevolg te geven en de ontvangers hiervan op de hoogte stellen. Dit speelt bijvoorbeeld in het geval de betrokkene de juistheid van de persoonsgegevens betwist. Recht op dataportabiliteit De betrokkene heeft het recht zijn persoonsgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke in een gestructureerde, gangbare en machinaal leesbare vorm te ontvangen. Hij heeft vervolgens het recht deze gegevens aan een andere verwerkingsverantwoordelijke over te dragen. De eerste verwerkingsverantwoordelijke mag de betrokkende daarin niet tegenhouden. Ook kunnen mensen vragen om gegevens rechtstreeks over te dragen aan een andere organisatie. Recht van bezwaar Als de betrokkene bezwaar heeft tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens, dan moet de verwerkingsverantwoordelijke daaraan gehoor geven. Alleen als er dwingende gerechtvaardigde gronden zijn, die zwaarder wegen dan de belangen van de betrokkene, mag de verwerkingsverantwoordelijke het bezwaar naast zich neerleggen _Wft Schade zakelijk

276 Recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde individuele besluitvorming De betrokkene heeft het recht om niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op een geautomatiseerde verwerking gebaseerd besluit als daar bepaalde (rechts)gevolgen aan zijn verbonden. Er kan dan worden gedacht aan een online ingediende kredietaanvraag, die volledig geautomatiseerd wordt afgehandeld en waaraan de betrokkene vervolgens gebonden zou zijn. Als de betrokkene zich hierop beroept, dan moet de organisatie een nieuw besluit nemen, waarbij de gegevens worden beoordeeld door een mens. De betrokkene is wel gebonden aan het besluit als dit noodzakelijk is voor de totstandkoming of de uitvoering van een overeenkomst. De betrokkene is ook gebonden als een dergelijk besluit is toegestaan op basis van een verdragsbepaling of als het besluit berust op de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene FRAUDE Financieel dienstverleners kunnen te maken krijgen met fraude. Het is dus belangrijk fraude te herkennen en te bestrijden Wat is fraude? Fraude is een algemeen begrip. Het begrip fraude is niet beschreven in een wet. Het is een verzamelbegrip van gedragingen die strafbaar zijn. In onderstaande afbeelding komen de belangrijkste aspecten van fraude in het algemeen aan bod. Fraude Definitie Zelf financieel beter van iets willen worden In strijd met wet- en/of regelgeving handelen Misdrijf strafbaar Voorbeelden Valsheid in geschrifte andere informatie geven dan de werkelijke informatie Oplichting misleiden (aannemen valse naam, valse hoedanigheid, geven van verzinselen) Verduistering vorm van diefstal (daders geen anonieme derde) Gebruik van voorwetenschap het (ver)kopen van effecten met meer informatie over de onderliggende waarde dan de informatie die algemeen beschikbaar is Witwassen van geld proces waarbij de fraudeur doet alsof het geld uit een legale bron komt. Dit is niet het geval. Het geld is illegaal verkregen (drugshandel, bankovervallen of terroristische activiteiten) _Wft Schade zakelijk

277 263 Concrete voorbeelden van fraude binnen de financiële dienstverlening zijn: een verzekerde meldt zich arbeidsongeschikt of ziek, terwijl hij/zij in werkelijkheid gewoon doorwerkt iemand maakt misbruik van een valse werkgeversverklaring om een hypothecaire geldlening te krijgen iemand vraagt een levensverzekering aan, maar verzwijgt dat hij een ernstige ziekte heeft iemand vervalst een nota of factuur en dient deze in bij zijn verzekeraar iemand geeft bij zijn verzekeraar aan dat er meer spullen zijn gestolen dan het geval is of zet een diefstal in scene Fraude herkennen Financieel dienstverleners stellen zogeheten fraude-indicatoren op. Fraude-indicatoren zijn signalen waaraan fraude is te herkennen. Voorbeeld Fraude-indicatoren Verzekeraar X heeft een hele waslijst met fraude-indicatoren opgesteld. Hieronder volgen enkele van deze indicatoren: Polis staat op naam van de partner Schade is ontstaan in de periode van voorlopige dekking Verzekerde heeft bij tussenpersoon/maatschappij kort voor de schadedatum geïnformeerd naar de omvang van de dekking Verzekerde heeft geen vast woonadres Verzekerde is veel verhuisd Verzekerde wil contant geld hebben Verzekerde vermijdt duidelijke schriftelijke communicatie en stelt alles in het werk om per telefoon dan wel persoonlijk de schade te regelen Verzekerde levert gebrekkige medewerking bij reconstructie Niet of slecht gespecificeerde aankoopbewijzen Het schadebeeld komt niet overeen met de gegeven toedracht Er worden alleen fotokopieën getoond van aankoopbewijzen Verschil in verklaringen tegenover politie, expert en derden Hoe te handelen bij fraude Een adviseur binnen de financiële dienstverlening moet alert zijn op fraude. Hoe de adviseur bij een (vermoedelijke) fraude moet handelen, is afhankelijk van de situatie en procedures die hierover zijn opgesteld. In veel gevallen zal de adviseur bij een fraude contact zoeken met de verantwoordelijke voor veiligheidszaken (bij kleine financieel dienstverleners) of de afdeling veiligheidszaken (bij grote financieel dienstverleners). De verantwoordelijke persoon/afdeling veiligheidszaken waarborgt de veiligheid en integriteit van de financieel dienstverlener _Wft Schade zakelijk

278 In overleg met de adviseur kan de persoon/afdeling veiligheidszaken de volgende acties ondernemen: Melding in de gebeurtenissenadministratie. Veel financieel dienstverleners houden een zogeheten gebeurtenissenadministratie aan. Hierin staan de gegevens van gebeurtenissen die de aandacht hebben van de desbetreffende financieel dienstverlener rondom fraude. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn: verloren laptops, uitkomsten van screeningsonderzoeken, klachten van klanten over fraude met internetbankieren en ernstige vormen van het niet naleven van afspraken. Fraude melden op een interne waarschuwingslijst. Een financieel dienstverlener kan een interne waarschuwingslijst bijhouden. Op deze lijst staan gegevens van personen die een zeker risico vormen voor de desbetreffende financieel dienstverlener. Fraude melden op een externe waarschuwingslijst. Fraude vormt een gevaar voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector. Het samenwerken tussen financieel dienstverleners op het gebied van criminaliteitsbestrijding is dan ook belangrijk. Verzekeraars en banken hebben hun waarschuwingslijsten voor fraudezaken bijeengebracht in één systeem: het Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (IFI). Het IFI bestaat dus uit de verschillende incidentenregisters die zijn opgezet via verschillende stichtingen: Stichting registratie Centraal Informatie Systeem (Stichting CIS). Deze stichting is opgericht door verzekeraars en houdt een lijst van gegevens bij. Deze gegevens kunnen afkomstig zijn van verschillende partijen, die betrokken zijn bij een verzekeringsclaim of bij zaken die voor de verzekeringsmarkt belangrijk zijn om te delen. Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH). Hypothecaire financiers hebben het SFH-systeem ontwikkeld om hypotheekfraude te signaleren, te voorkomen en te bestrijden. In het IFI staan gegevens van consumenten en rechtspersonen die gefraudeerd hebben of die op een andere manier een risico vormen. In de meeste gevallen gaat het om strafbare feiten. In het IFI staan gegevens van personen die een zeker risico vormen voor banken, andere kredietverstrekkers en verzekeraars. De persoon die bij een financieel dienstverlener verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens, bepaalt of incidenten worden opgenomen in het IFI. Een persoon die wordt geregistreerd via het IFI heeft recht op een melding hierover. Dit geldt niet als dat niet in het belang is van de opsporing of het onderzoek. Aangifte doen bij de politie. Een financieel dienstverlener doet aangifte als er bijvoorbeeld aanzienlijke financiële schade is of als de politie daarom vraagt. Uitkering niet of niet volledig verstrekken. Een verzekeraar kan bij fraude de verzekeringsuitkering niet of niet volledig verstrekken. Daarnaast is het mogelijk dat een verzekeraar de kosten voor een ingesteld onderzoek verhaalt op de persoon die fraude pleegt _Wft Schade zakelijk

279 265 Stopzetten dienstverlening. De financieel dienstverlener kan de dienstverlening stopzetten. Zo kan een verzekeraar ook andere verzekeringen beëindigen als er sprake is van fraude met één bepaalde verzekering Hoe te handelen als adviseur Zoals omschreven, is fraude een algemeen begrip en niet omschreven in de wet. Wanneer is er sprake van fraude? Is dit altijd het geval als een klant iets niet meldt of een andere voorstelling van zaken geeft? Dit is moeilijk te bepalen. Daarnaast wordt het nog moeilijker als je als adviseur werkzaam bent voor een tussenpersoon, want in principe heb je een overeenkomst met je klant en niet met de verzekeraar waar een eventueel product wordt ondergebracht. Hieronder omschrijven we dan ook een aantal situaties en geven we aan hoe er in deze gevallen moet worden gehandeld. Situatie 1 Karel heeft via jouw kantoor een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij verzekeraar X. Onlangs heeft hij een schadeclaim ingediend op deze verzekering. Hij heeft rugklachten en kan daardoor zijn werkzaamheden als schoorsteenveger niet meer uitvoeren. Een paar weken later doe je op zaterdag mee aan een regionaal voetbaltoernooi. Tijdens de derde wedstrijd van die dag sta je opeens oog in oog met Karel. Hij is verdediger bij de tegenpartij en jouw directe tegenstander. Wat doe je? Bij een dergelijke situatie hoef je Karel niet direct aan te spreken. Als je maandag terug bent op kantoor, kun je contact opnemen met Karel. Je kunt hem dan aanspreken op jouw constateringen. Daarnaast moet je hem adviseren contact op te nemen met de verzekeraar en hem wijzen op de risico s als hij dit niet doet. Situatie 2 Jef heeft onlangs een aanvraag ingediend voor een overlijdensrisicoverzekering. Je hebt hem begeleid bij het invullen van de gezondheidsverklaring en gezien dat hij invulde dat hij niet-roker was. Op een feestje van gezamenlijke vrienden een aantal weken later staat hij opeens naast je met een dikke sigaar. Wat doe je? Als je weer op kantoor bent, neem je contact op met Jef. Je adviseert hem melding te maken aan de verzekeraar van zijn rookgedrag en wijst hem ook op de risico s als hij dit niet doet. Situatie 3 Onlangs heeft meneer Janssen je gebeld. Hij wilde graag een tweede gezinsauto verzekeren. Hij gaf aan dat zijn vrouw regelmatig bestuurder is. Een tijdje later valt het je op dat je de auto al meerdere malen hebt zien rijden en dat telkens de zoon van de heer Janssen, die net zijn rijbewijs heeft gehaald, de auto bestuurt. Je dochter, die bij de zoon van heer Janssen in de klas zit, heeft ook verteld dat de zoon van de heer Janssen altijd met deze auto naar school komt _Wft Schade zakelijk

280 Wat doe je? Je neemt contact op met de heer Janssen en legt hem uit dat hij zijn zoon als regelmatig bestuurder moet laten aantekenen op de polis. Je legt hem ook uit welke risico s hij loopt als hij dit niet doet. Je gaat niet eigenhandig de polis aanpassen. Situatie 4 Onlangs heb je de heer Simons een doorlopende reisverzekering geadviseerd, omdat hij ook regelmatig een dagje weggaat in België of Duitsland. Je hebt hem toen uitleg gegeven over de verzekering en verteld dat er in Nederland alleen maar dekking is als er sprake is van een vooraf geboekte reis met minimaal 1 overnachting. De heer Simons uit Eindhoven belt je. Hij zegt dat hij tijdens een reisje naar Vlissingen zijn zonnebril is kwijtgeraakt en hij wil deze claimen op zijn reisverzekering. Je maakt van dit gesprek een notitie en geeft aan dat je een schadeformulier aan de heer Simons zult doorzenden. Je hebt namelijk ook met de verzekeraar afgesproken dat je een deel van de schadeafhandeling voor je rekening neemt. Een paar dagen later ontvang je het schadeformulier van de heer Simons. Als je dit doorneemt, zie je dat hij daar opeens aangeeft dat hij een dagje uit was in Knokke (België). Wat doe je? Je hebt een deel van de schadeafhandeling op je genomen namens de verzekeraar en bovendien onlangs uitgebreide uitleg gegeven over de dekking. Je geeft de inhoud van de telefonische schademelding en de schriftelijke schademelding door aan de verzekeraar. De verzekeraar moet beslissen wat hij vervolgens met deze informatie doet Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft tot doel het tegengaan van: Het witwassen van opbrengsten uit misdrijven. Dit is het uitvoeren van transacties om de herkomst van illegaal verkregen geldsommen te verbergen. De financiering van terrorisme. Dit is het bewust aanbieden of verzamelen van tegoeden (rechtstreeks of indirect) door burgers. Zij gebruiken deze tegoeden om terroristische daden te plegen of weten dat deze daarvoor zullen worden gebruikt. De Wwft is van toepassing op onder andere banken, beleggingsinstellingen, levensverzekeraars en financiële dienstverleners die bemiddelen in levensverzekeringen, maar bijvoorbeeld ook op notarissen, belastingadviseurs en accountants. De hoofdpunten uit de Wwft zijn: het klantonderzoek; de meldingsplicht _Wft Schade zakelijk

281 267 Klantonderzoek Het klantonderzoek is de beoordeling van het risico dat er is bij het aangaan van de klantrelatie of het uitvoeren van een transactie. Een klantonderzoek houdt in dat de dienstverlener weet met wie hij zaken doet. Het doel hiervan is dat de financieel dienstverlener alleen een relatie aangaat met personen die hun integriteit niet kunnen aantasten. De aard en de diepgang van het onderzoek is afhankelijk van de inschatting die de dienstverlener maakt over het risico van de desbetreffende klant. Volgens de Wwft moet een financieel dienstverlener onder andere een klantonderzoek uitvoeren: voor het aangaan van een zakelijke relatie; of bij een transactie met een contant bedrag van of hoger. Het kan hier ook gaan om twee of meerdere transacties waartussen een verband bestaat en met een gezamenlijk contant bedrag van of hoger; of bij een indicatie dat de klant betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme; of als de dienstverlener twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verstrekte gegevens; of als het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft; of als er, gelet op de staat waarin een cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat. De Wwft maakt verschil tussen drie vormen van klantonderzoek: normaal onderzoek; vereenvoudigd onderzoek; verscherpt onderzoek. Normaal onderzoek Dit onderzoek wordt ook wel een gewoon onderzoek of standaard onderzoek genoemd. De inhoud van het normaal onderzoek ziet er als volgt uit: Identificatie. Het verzamelen van gegevens over de identiteit van de klant. Deze gegevens moeten worden vastgesteld, gecontroleerd en worden vastgelegd. Identificatie Uiteindelijk Belanghebbende (UBO). Ook van de UBO moeten de gegevens worden vastgesteld, gecontroleerd en worden vastgelegd. Vaststellen aard en doel van de relatie. In bijna alle gevallen zal duidelijk zijn wat de aard en het doel van de relatie is. Dit is namelijk op te maken uit de dienstverlening waar de klant om vraagt. Bij twijfel naar de aard en het doel van de relatie moet er onderzoek worden gedaan. Voortdurende controle zakelijke relatie. Als er een zakelijke relatie ontstaat met een klant, dan moet de dienstverlener regelmatig nagaan of de informatie over de klant die aanwezig is nog klopt. Ook worden verrichte transacties gecontroleerd. Eventueel vindt er ook een onderzoek plaats naar de bron van de middelen die bij de transactie worden gebruikt. Vaststellen vertegenwoordigingsbevoegdheid. De dienstverlener moet controleren of de natuurlijke persoon, die de cliënt vertegenwoordigt, daartoe bevoegd is. Controle op handelen voor derden. De dienstverlener moet controleren of de cliënt voor zichzelf of voor een ander optreedt _Wft Schade zakelijk

282 In de volgende tabel is weergegeven welke gegevens er nodig zijn bij het identificeren. Natuurlijke persoon De geslachtsnaam en de voornamen Adres, postcode en woonplaats Een afschrift van het document dat een persoonsidentificerend nummer bevat en aan de hand waarvan de verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden Aard, nummer en datum uitgifte identiteitsbewijs Aard van dienstverlening Schriftelijke volmacht: alleen bij vertegenwoordiging van natuurlijk persoon (niet bij minderjarige) Rechtspersoon Rechtsvorm Statutaire naam / Handelsnaam/-namen Adres, postcode en vestigingsplaats en het land van statutaire zetel Registratienummer bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Wijze waarop de identiteit is geverifieerd Aard van dienstverlening Identiteit de eventuele ultimate beneficial owner (UBO) waaronder ten minste de geslachtsnaam en voornamen Gegevens en documenten die zijn verzameld om de identiteit van de UBO vast te stellen Nadat de identiteit is vastgesteld, moet deze worden geverifieerd. Dit kan onder andere met: een geldig paspoort; een geldig Nederlands rijbewijs; een geldige Nederlandse identiteitskaart; een geldig identiteitsbewijs of rijbewijs dat is afgegeven door het gezag in een andere lidstaat en dat is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder; reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen; vreemdelingendocumenten die zijn afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet Het identiteitsbewijs moet origineel zijn. Op een door de klant gemaakte kopie van een identiteitsbewijs mag niet worden afgegaan. Voor de identificatie van rechtspersonen is een gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (KvK) of een notariële akte houdende de statuten van de rechtspersoon nodig. Bij het klantonderzoek is er de verplichting tot het identificeren en verifiëren van de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende. Deze uiteindelijk belanghebbende wordt ook wel ultimate beneficial owner of UBO genoemd. Een UBO is een natuurlijk persoon met ten minste 25% van de aandelen, de winstrechten of zeggenschapsrechten in de onderneming of stichting, die optreedt als opdrachtgever. Ook natuurlijke personen met een kleiner belang kunnen als uiteindelijk belanghebbende worden aangemerkt, bijvoorbeeld omdat zij op andere wijze de uiteindelijke zeggenschap over een cliënt hebben. Voorbeeld UBO Notaris Wieringa passeert een akte. Hierbij moet hij nagaan wie de uiteindelijk belanghebbende is. Een crimineel kan zich hierdoor niet meer verschuilen achter een rechtspersoon. De notaris moet weten wie er achter de rechtspersoon feitelijk aan de touwtjes trekt. Notaris Wieringa vraagt dan ook het uittreksel van het handelsregister op. Uit dit uittreksel blijkt wie de uiteindelijk belanghebbende achter de rechtspersoon is _Wft Schade zakelijk

283 269 Identificatie moet plaatsvinden op basis van een geldig identiteitsbewijs. Is iemand eenmaal aan de hand van een geldig identiteitsbewijs geïdentificeerd, dan hoeft de adviseur die persoon bij het verlopen van het identiteitsbewijs niet opnieuw te identificeren. De dienstverlener moet de identificatiegegevens tot minimaal vijf jaar na de beëindiging van de laatste overeenkomst van de betreffende klant bewaren. Afgeleide identificatie Er hoeft niet altijd aan de hand van een fysiek legitimatiebewijs te worden geïdentificeerd. Er kan in bepaalde gevallen ook gebruik worden gemaakt van afgeleide identificatie. Bij afgeleide identificatie wordt een persoon geïdentificeerd op basis van het uitvoeren van een handeling, bijvoorbeeld het storten van een bedrag vanaf een bankrekening die op zijn naam staat. De bank (waar de rekening loopt) heeft immers de identiteit al een keer vastgesteld en alleen de rekeninghouder kan over die rekening beschikken. Deze vorm van identiteitscontrole wordt vaak toegepast door financiële dienstverleners op internet. Vereenvoudigd onderzoek Het vereenvoudigd onderzoek geldt voor zakelijke relaties of transacties die naar hun aard een laag risico vormen op witwassen of het financieren van terrorisme. Uiteraard moet er wel een uitgebreider onderzoek worden gedaan als er sprake is van een ongebruikelijk transactie of als een andere indicator van toepassing is. Verscherpt onderzoek Er zijn situaties waarin een verscherpt onderzoek nodig is: Verhoogd risico op witwassen en terrorismefinanciering. De dienstverlener vermoedt vooraf een verhoogd risico op witwassen of terrorismefinanciering. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de handel in bepaalde beleggingsproducten, die hoge risico s op witwassen en de financiering van terrorisme met zich meebrengen, zoals de handel in bitcoins. Staat met verhoogd risico. De staat waar de cliënt woont of gevestigd is, of zijn zetel heeft, is door de Europese Commissie aangewezen als staat met een hoger risico op witwassen of het financieren van terrorisme. Politiek prominente persoon (PEP). De cliënt is een PEP of een familielid of naaste geassocieerde van een PEP. Een politiek prominent persoon is iemand die een politieke functie heeft. Zowel binnenlandse als buitenlandse politiek prominente personen vallen onder het begrip PEP. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de volgende personen: staatshoofden, ambassadeurs, ministers, parlementsleden en directies van centrale banken. Als de dienstverlener vermoedt dat de klant een PEP kan zijn, dan moet hij dit controleren. Hiervoor moet de dienstverlener een procedure hebben. Meldingsplicht De Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland), ook wel Financiële inlichtingen eenheid (FIE) genoemd, is een organisatie waar instanties ongebruikelijke transacties moeten melden. De FIU-Nederland heeft als doel misdaad te voorkomen, waarbij het vooral gaat om het voorkomen van witwassen van gelden en het financieren van terrorisme. Transacties die in de ogen van de FIU- Nederland verdacht zijn, worden direct gemeld aan de daartoe bevoegde opsporingsdiensten _Wft Schade zakelijk

284 De FIU-Nederland heeft als taken: het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van ongebruikelijke transacties het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen de verbetering van methoden om witwassen te voorkomen en op te sporen het geven van voorlichting om witwassen te voorkomen het onderhouden van contacten met buitenlandse, van overheidswege aangewezen, instanties die een vergelijkbare taak hebben FIU-Nederland werkt met de applicatie goaml. Dit is een afkorting van Government Against Money Laundering (overheid tegen het witwassen van gelden). Een dienstverlener kan hiermee een melding via internet doen. De melder moet zich daarbij wel registreren. De melder ontvangt digitaal een vrijwaringsbewijs en eventuele foutmeldingen. Het doel van de vrijwaring is dat melders worden beschermd als zij melding doen van ongebruikelijke transacties. Voorbeeld Vrijwaring Jan Cornelissen betaalt de kosten voor de aankoop van een tweede woning van contant. De notaris doet melding bij de FIE, zodat deze terechtkomt bij FIU-Nederland. De notaris mag niet strafrechtelijk of civielrechtelijk worden vervolgd voor het doen van de melding. Voor de strafrechtelijke of civielrechtelijke vrijwaring moet de melding wel te goeder trouw zijn verricht. Dat wil zeggen dat een notaris niet eerst actief moet meewerken aan een transactie, waarvan hij weet dat deze zeer twijfelachtig is, om dan vervolgens de melding te doen en te worden gevrijwaard. Als een notaris het idee heeft dat een transactie verdacht is, dan mag hij er niet aan meewerken en moet hij alleen al het voornemen van een dergelijke transactie onverwijld melden bij de FIE. Een financieel dienstverlener is verplicht tot geheimhouding van gedane meldingen en inlichtingen. De dienstverlener mag de klant dus niet meedelen dat een transactie is gemeld aan de overheid. De financieel dienstverlener mag de klant uiteraard wel informeren over het bestaan van de Wwft en over de inhoud van de indicatoren. Een transactie is ongebruikelijk als deze aan een of meerdere van de zogenoemde indicatoren voldoet. De indicatoren geven verdere invulling aan de meldingsplicht. De indicatoren beschrijven de situatie waarin een transactie als ongebruikelijk moet worden aangemerkt. Er zijn twee soorten indicatoren: Objectieve indicatoren. Er zijn door de klant incomplete of verkeerde gegevens opgegeven. De financieel dienstverlener moet een objectieve indicator altijd melden. Zie hiervoor ook de indicatorenlijst, die hierna volgt. Subjectieve indicatoren. De klant doet vermoedelijk dingen die niet kloppen. Het gaat hier meer om een indicatie op basis van onderbuikgevoelens. Een voorbeeld hiervan is dat een klant een levensverzekering afsluit, die sterk afwijkt van wat de financieel dienstverlener verwacht, gezien het inkomen, het beroep of eerder afgesloten verzekeringen. De financieel dienstverlener moet zelf inschatten of deze transactie wordt gemeld _Wft Schade zakelijk

285 271 Voorbeeld Melding ongebruikelijke transactie Sander Jorritsma werkt bij een bank. Mickey de Jong is al jaren klant bij deze bank. Mickey heeft altijd geldproblemen. Op een dag komt Mickey vrij gespannen de bankhal binnen. Hij wil een bedrag van aan contanten op zijn rekening storten. Sander vindt dat Mickey dingen doet die niet kloppen. Hij maakt een melding van een ongebruikelijke transactie. Er is hier sprake van een subjectieve indicator. Voor banken geldt in de volgende gevallen een objectieve indicator: transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de minister van Financiën en de minister van Justitie en Veiligheid zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering; transacties in verband met witwassen, die aan politie of justitie worden gemeld. Deze transacties moeten ook aan FIU-Nederland worden gemeld; contante transacties met een waarde van of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt; een contante storting voor een bedrag van of meer ten gunste van een creditcard of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card); het gebruik van een creditcard of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van of meer; een geldtransfer voor een bedrag van of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling op welke de meldingsplicht eveneens van toepassing is. Een dienstverlener moet een ongebruikelijke transactie of een beoogde of voorgenomen ongebruikelijke transactie zo snel mogelijk melden. De melding moet namelijk binnen 14 dagen plaatsvinden en zoveel eerder als feitelijk mogelijk is bij voldoende en zorgvuldige afweging ZORGPLICHT Een adviseur binnen de financiële dienstverlening krijgt allerlei verplichtingen opgelegd via de wet. Deze verplichtingen draaien allemaal om de zorgplicht voor de klant. De zorgplicht wil zeggen dat de adviseur goed voor de klant moet zorgen. De klant wordt door deze regels beschermd. De adviseur wordt verplicht integer te handelen. De regels rondom de zorgplicht staan in: de Wet op het financieel toezicht (Wft) het Burgerlijk Wetboek (BW) _Wft Schade zakelijk

286 Wet op het financieel toezicht (Wft) In de Wft staat bijvoorbeeld de verplichting om een klantprofiel op te stellen en vervolgens een passend advies te geven. Ook bevat de Wft regels over informatievoorziening. Denk hierbij aan het dienstverleningsdocument. De AFM houdt toezicht op het naleven van de gedragsregels die de Wft geeft. Als een dienstverlener en/of adviseur de regels niet naleeft, dan kan de AFM een boete opleggen. De regels uit de Wft zijn dan ook toezichtregels. Voorbeeld Boete AFM De AFM legt een boete van op aan assurantietussenpersoon X te Z. De boete is opgelegd, omdat assurantietussenpersoon X bij de acceptatie van aanvragen voor consumptief krediet beoordelingscriteria hanteerde die onvoldoende gericht waren op het voorkomen van overkreditering Burgerlijk Wetboek (BW) Ook het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat regels over de werkwijze van een adviseur. De adviseur moet een goede opdrachtnemer zijn. De klant en de adviseur hebben een overeenkomst van opdracht. De klant is hierbij de opdrachtgever en de adviseur de opdrachtnemer. De adviseur heeft de verplichting om de klant op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden. De adviseur moet de belangen van zijn klanten bewaken. Daarbij mag een klant verwachten dat de adviseur het advies geeft waar hij voor staat. De regels uit het BW zijn zogeheten privaatrechtelijke regels. Dit wil zeggen dat het regels zijn die gelden tussen burgers onderling. De overheid speelt hierbij dus geen rol. Bij een tekortkoming van de zorgplicht van de adviseur kan de klant de adviseur aanspreken. Anders gezegd: de klant kan de adviseur aanspreken als hij vindt dat hij schade lijdt, doordat de adviseur niet professioneel of niet integer heeft gehandeld. Op basis van de regelgeving uit het BW kan de klant naar de rechter stappen als hij van mening is dat de adviseur zich niet als een goed opdrachtnemer heeft gedragen. Voorbeeld Civielrechtelijke uitspraak financieel product Op 28 maart 2008 oordeelde de Hoge Raad dat er bij een effectenleaseproduct sprake was van huurkoop. Een klant stelde een dienstverlener aansprakelijk voor de verkoop van een effectenleaseproduct. Effectenlease wil zeggen dat de klant met geleend geld aandelen koopt. Bij een positief rendement van de effecten krijgt de klant uiteindelijk meer geld terug dan er is ingelegd. Helaas was er een negatief rendement. De klant bleef zitten met een restschuld. De uiteindelijke waarde van de aandelen was lager dan de aangegane schuld. Bij huurkoop mag de klant het product dat hij wil hebben meteen meenemen. De klant betaalt dan iedere maand een bepaald bedrag, totdat hij het hele bedrag heeft afbetaald. Pas dan is het product van de klant. Bij huurkoop moet de andere echtgenoot schriftelijk toestemming geven (toestemmingsvereiste). Dat was in dit geval niet gebeurd. De overeenkomst werd vernietigd. De gehele inleg moest aan de klant worden terugbetaald en de restschuld moest worden kwijtgescholden. Door het aansprakelijk stellen van de aanbieder van het effectenleaseproduct kreeg de klant dus zijn geld terug op basis van regels van het BW _Wft Schade zakelijk

287 ADVIESVAARDIGHEDEN Een adviseur moet beschikken over goede adviesvaardigheden om juist om te kunnen gaan met zijn klanten. Al eerder in deze syllabus kwam het adviestraject kort aan bod. De kennismaking en beeldvorming vinden meestal plaats tijdens het inventarisatiegesprek met de klant. Na de beeldvorming stelt de adviseur een risicoanalyse op. De adviseur presenteert zijn advies (oplossing) aan de klant. Nazorg bestaat uit het beheren en actueel houden van het advies. In dit hoofdstuk komen dan ook de volgende onderwerpen aan bod: wat houdt het adviestraject in? inventariseren analyseren adviseren nazorg 13.1 WAT HOUDT HET ADVIESTRAJECT IN? Onderstaand figuur geeft aan uit welke fasen een adviestraject moet bestaan. De Wft schrijft voor dat het financieel advies passend moet zijn. Dit wil zeggen dat het advies moet aansluiten bij de situatie en wensen van de klant. Een advies kan alleen aansluiten bij de situatie en wensen van de klant als de adviseur deze situatie en wensen kent. Als de adviseur de situatie en de wensen van de klant in beeld heeft gebracht, dan moet hij vervolgens deze situatie en wensen analyseren en de oplossingen hierbij bedenken. Uiteindelijk komt hij tot een oplossing en dus tot een advies. De adviseur moet ervoor zorgen dat hij het advies beheert en actueel houdt _Wft Schade zakelijk

288 13.2 INVENTARISEREN De doelstelling van inventariseren is dat de adviseur alle gegevens krijgt, die nodig zijn voor een passend advies. Daarnaast maakt de adviseur tijdens het inventariseren ook kennis met de klant als het de eerste keer is dat de adviseur de klant treft. Bij een bestaande klant is inventariseren vaak ook belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn omdat: het dit keer gaat om een ander soort advies dan voorheen de persoonlijke situatie van de klant is gewijzigd In de meeste gevallen vindt het inventariseren plaats tijdens een face-to-face-gesprek. Dit gesprek noemen we een inventarisatiegesprek, een gestructureerd interview of een intakegesprek. In onderstaande tekst gebruiken we de term inventarisatiegesprek. Bij (meer) eenvoudige producten kan het inventariseren ook schriftelijk of telefonisch gebeuren. Het is voor de adviseur belangrijk dat hij een effectief inventarisatiegesprek kan voeren. Hoe krijgt de adviseur binnen relatief korte tijd de juiste gegevens boven tafel die nodig zijn voor een passend en juist advies? En hoe doet hij dat ook nog eens op een manier waardoor de klant graag bij hem terugkomt? Een inventarisatieformulier, een goede voorbereiding en een juiste structuur tijdens het gesprek zijn hierbij belangrijk Inventarisatieformulier De meeste adviseurs werken met een zogeheten inventarisatieformulier tijdens het inventariseren. Het inventarisatieformulier wordt ook wel intakeformulier genoemd. Een inventarisatieformulier is een vragenlijst waarop de (hoofd)vragen van de adviseur staan. Er is ruimte op het inventarisatieformulier om de antwoorden van de klant in te vullen. De adviseur schrijft tijdens de inventarisatie de antwoorden van de klant op in de hiervoor bestemde ruimte Voorbereiding De adviseur doet er verstandig aan zichzelf voor te bereiden op het gesprek. De adviseur bekijkt welke informatie er al beschikbaar is en welke informatie er nog ontbreekt. Hoeveel informatie er aanwezig is, is afhankelijk van de vraag of het om een nieuwe of bestaande klant gaat. Nieuwe klanten Bij een nieuwe klant is er vaak weinig informatie over de klant aanwezig. Veel adviseurs kiezen er dan ook voor om van tevoren informatie op te vragen bij de klant. Dit gebeurt door: het opsturen van een korte vragenlijst; en/of te vragen om bepaalde documenten mee te nemen naar het gesprek. Is er informatie over een klant beschikbaar, dan neemt de adviseur deze informatie van tevoren door en vult waar mogelijk al delen van het inventarisatieformulier in _Wft Schade zakelijk

289 275 Bestaande klanten Bij een bestaande klant bestudeert de adviseur het advies dat eerder is gegeven. De adviseur moet dan weten wat destijds de uitgangspunten, de wensen en het advies zijn geweest en of dit advies is opgevolgd. Ook hier vult de adviseur de delen van het inventarisatieformulier alvast in, die bekend zijn en die niet zullen zijn gewijzigd. Werkwijze uitleggen De adviseur legt duidelijk uit wat zijn bedoeling is van het gesprek. Hij legt zijn werkwijze uit. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: Uitleg inhoud adviestraject. Het gaat hier om een inventarisatiegesprek. De adviseur wil informatie verzamelen voor het opstellen van een juist en passend advies. De adviseur benadrukt dat hij in dit gesprek, het inventarisatiegesprek, nog geen advies geeft. Hij stelt alleen maar vragen. In een tweede of een volgend gesprek komt hij met een advies. Dit geldt voor meer ingewikkelde producten. Beloningswijze uitleggen. De adviseur legt de wijze van beloning uit. Hij overhandigt eventueel het dienstverleningsdocument (DVD) als dit nodig is en nog niet is gebeurd. Uitleg spelregels gesprek. De adviseur legt zijn spelregels uit. Deze spelregels zijn bijvoorbeeld: de klant kan tussendoor vragen stellen, de adviseur schrijft mee en stelt vragen aan de hand van het inventarisatieformulier. Tussentijds zal hij samenvatten en aan het einde van het gesprek wil hij graag een afspraak maken voor een tweede gesprek, waarin hij zijn advies presenteert. Controle werkwijze duidelijk. Ten slotte vraagt hij aan het einde van deze fase van het inventarisatiegesprek of zijn werkwijze duidelijk is. Opening tot stellen van vragen. Zo ja, dan stelt hij de vraag of de klant het goed vindt dat hij begint met het stellen van vragen. Zo nee, dan vraagt hij met een open vraag wat er niet duidelijk is voor de klant. Voorbeeld Werkwijze uitleggen Erica geeft advies aan de heer Jonkers over de verzuimverzekering. Hij heeft onlangs veel zieke werknemers gehad en dit verzuim heeft hem veel geld gekost. Ze geeft aan dat ze het vervelend vindt dat het ziekteverzuim veel geld kost en dat zij graag met de heer Jonkers zoekt naar een passende oplossing. Ze geeft vervolgens aan dat het dan ook belangrijk is dat ze samen alle gegevens voor een goed en passend advies in beeld gaan brengen. Vervolgens legt zij uit dat ze werkt met minimaal twee gesprekken. Dit gesprek is een inventarisatiegesprek, waarin zij alleen maar gegevens wil verzamelen. Erica geeft aan dat ze tijdens dit gesprek nog niet met een advies komt. Dit doet zij graag tijdens een vervolggesprek. Dan heeft zij tussen de gesprekken in de tijd om de verzamelde gegevens te analyseren en te komen met het meest passende advies _Wft Schade zakelijk

290 Verder geeft Erica aan dat zij werkt op basis van een uurtarief. Ze noemt het tarief en geeft aan na dit gesprek een inschatting te kunnen maken van het aantal uren dat zij nodig heeft om een advies op te stellen. De heer Jonkers kan dan na afloop van dit gesprek beslissen of Erica een advies voor hem zal opstellen op basis van het aantal uren dat Erica noemt. Ook geeft Erica aan dat zij werkt met een inventarisatieformulier en dat de heer Jonkers tussendoor vragen kan stellen. Erica vraagt vervolgens aan de heer Jonkers of zij haar werkwijze zo duidelijk heeft uitgelegd. De heer Jonkers geeft aan dat alles duidelijk is. Vervolgens stelt Erica de vraag: Vind je het goed als ik je dan nu een aantal vragen stel? De heer Jonkers geeft aan dit prima te vinden. Erica start met het stellen van haar vragen. Onderdelen van de inventarisatie De adviseur start met het inventariseren van een aantal algemene gegevens, zoals het adres, telefoonnummer en dergelijke. Mochten deze gegevens al bekend zijn, dan controleert de adviseur met de klant of deze gegevens kloppen. Vervolgens gaat de adviseur in op de onderdelen die nodig zijn voor het opstellen van een klantprofiel. Dit zijn: de financiële positie, de doelstellingen en wensen, de kennis en ervaring en de risicobereidheid. Financiële positie Bij de financiële positie inventariseert hij de huidige financiële situatie, maar hij kijkt ook naar de toekomstige financiële situatie. Denk bij de huidige financiële positie aan het huidige inkomen (zoals loon, winst uit onderneming of huurinkomsten), het vermogen en eventuele schulden. Bij de toekomstige financiële positie vraagt de adviseur naar bijvoorbeeld pensioeninkomen of vermogen dat wordt opgebouwd binnen bestaande verzekeringen. Je vraagt hierbij niet naar inkomsten en vermogensbestanddelen die nog niet zeker zijn, omdat deze geen rol spelen bij het advies dat je op dit moment geeft. In het kader van de nazorg wijs je de klant er wel op dat wijzigingen in de financiële positie in de toekomst wellicht invloed hebben op dit advies. En je vraagt de klant om je in de toekomst te informeren mocht een dergelijke wijziging zich voordoen, zodat je het advies dan opnieuw kunt toetsen. Vaak vraag je de klant om bepaalde documenten mee te nemen of klaar te leggen, zodat je van daaruit de financiële positie kunt overnemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan loonstroken, Uniforme Pensioenoverzichten (UPO) en jaarcijfers. Gegevens die je hieruit kunt aflezen, ga je niet aan de klant vragen tijdens het gesprek. Kennis en ervaring De adviseur stelt vragen over de kennis en ervaring van de klant in relatie tot de klantvraag. De adviseur stelt deze vragen om vervolgens te kunnen bepalen hoeveel informatie hij de klant nog moet verstrekken, voordat hij verder kan gaan met inventariseren. Het is hierbij belangrijk om niet alleen maar gesloten vragen te stellen, maar ook controlevragen, zodat de adviseur echt kan beoordelen wat de voorkennis van de klant is _Wft Schade zakelijk

291 277 Voorbeelden van gesloten vragen: Weet je welke verschillende hypotheekvormen er zijn? Weet je al iets over de fiscale behandeling van levensverzekeringen? Weet je welke verschillende pensioensystemen er worden gehanteerd in de markt? Voorbeelden van open vragen (controlevragen): Wat is het verschil tussen een lineaire hypotheek en een annuïteitenhypotheek? Hoe wordt een lijfrenteverzekering fiscaal behandeld? Welke pensioensystemen zijn er? Doelstelling en wensen De adviseur gaat de doelstelling en wensen uitgebreid na. Al eerder in het gesprek gaf de klant de reden van het gesprek aan. De adviseur inventariseert nader op de doelstellingen en wensen van de klant. Denk hierbij aan de volgende vragen: Welk bedrag heb je nodig voor de aankoop van de tweede woning? (vermogensvorming) Wanneer moet het bedrag beschikbaar zijn? (vermogensvorming) Welk inkomen heb je nodig mocht je arbeidsongeschikt raken? (arbeidsongeschiktheid) Wat is het aankoopbedrag van de woning die je wilt financieren? (hypotheek) Daarnaast is het belangrijk dat de vragen algemeen van aard blijven tijdens het inventariseren. Je stelt dus geen vragen die direct de opzet van een product bepalen. Wil je bij pensionering uw levensstandaard handhaven? is een algemene vraag. Moeten de lijfrente-uitkeringen worden geïndexeerd? is te productspecifiek. Het antwoord op de laatste vraag volgt uit jouw analyse. Risicobereidheid Een ander belangrijk deelonderwerp is het inventariseren van de risicobereidheid. De risicobereidheid wil zeggen: het risico dat de klant wil en kan lopen. Hierbij spelen de begrippen risicotolerantie en risicoperceptie een rol. Risicotolerantie (risk tolerance) is het risico dat de klant kan lopen en dit risico leid je af uit de financiële positie. De risicoperceptie (risk appetite of risicoacceptatiegraad) is het risico dat de klant wil lopen. Voorbeeld Risicobereidheid Elmer geeft advies aan Jasper. Jasper wil het risico van arbeidsongeschiktheid verzekeren. Elmer vraagt aan Jasper hoelang hij het risico van arbeidsongeschiktheid zelf wil lopen (=risicoperceptie). Jasper geeft aan dat hij dit risico voor een periode van 6 maanden wil lopen. Vervolgens vraagt Elmer met welke middelen hij dit risico gedurende die 6 maanden kan overbruggen (risicotolerantie). Jasper geeft aan dat zijn spaargeld hiervoor mag worden gebruikt. Ter controle zal Elmer nog nagaan of het spaargeld van Jasper inderdaad voldoende is om deze periode zelf te kunnen overbruggen _Wft Schade zakelijk

292 De adviseur brengt de risico s in beeld die er zijn of die er gaan komen. Hierbij is er verschil tussen: Bestaande risico s nu en in de toekomst. Voorbeelden hiervan zijn het financiële risico voor het geval dat de kostwinner overlijdt of door schade arbeidsongeschikt raakt. Risico s die ontstaan door het afsluiten van het financieel product. Voorbeelden hiervan zijn risico s van een bepaalde belegging, risico s bij het afsluiten van een krediet of risico s bij het afsluiten van een pensioencontract. Bij elk risico bepalen de klant en de adviseur de risicobereidheid ANALYSEREN De adviseur stelt met de verzamelde gegevens een klantprofiel op. Vanuit het klantprofiel en de wensen van de klant analyseert de adviseur de gegevens en komt uiteindelijk tot een advies. De analyse bestaat vaak uit: Berekeningen. Bij het analyseren maakt de adviseur berekeningen. Hij kan gebruikmaken van bepaalde offerteprogramma s, die berekenen wat de uiteindelijke prijs is voor een bepaald financieel product. Ook zijn er programma s die losstaan van een product. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan een programma dat de leencapaciteit berekent of berekent hoe hoog het inkomen van een klant is in een bepaalde situatie, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid. Uitschrijven van mogelijkheden. De adviseur bepaalt vervolgens aan welke uitgangspunten een oplossing moet voldoen en gaat op zoek naar verschillende oplossingsmogelijkheden. Passende oplossing. De adviseur kiest uit de verschillende mogelijkheden de meest passende oplossing. Deze oplossing sluit het beste aan bij de wensen en financiële situatie van de klant ofwel de geïnventariseerde gegevens ADVISEREN Na de analyse weet de adviseur wat hij gaat adviseren. De meeste adviseurs werken dit uit in een adviesrapport. De adviseur schrijft het rapport voor de klant. Het moet voor de klant dan ook een duidelijk verhaal zijn. Het is belangrijk dat de adviseur gestructureerd en niet te ingewikkeld schrijft. Bij de uitleg aan een klant is het zaak om ook een grafische en cijfermatige onderbouwing te geven van het advies. Deze grafische en cijfermatige voorbeelden moeten het advies ondersteunen. Het advies wordt uiteindelijk in de meeste gevallen mondeling met de klant doorgenomen. Mocht de klant uiteindelijk willen afwijken van het advies, dan is dat toegestaan. De klant beslist immers zelf welk product hij uiteindelijk afneemt. Het is dan wel van belang om de klant te wijzen op de risico s die hij loopt, doordat hij het advies niet opvolgt, zowel bij een positieve als negatieve afwijking. Deze waarschuwing neem je ook op in je dossier _Wft Schade zakelijk

293 NAZORG Na het adviesgesprek zet de adviseur de afspraken in gang. Mocht er sprake zijn van bemiddeling in financiële producten, dan zorgt de adviseur voor aanvraagformulieren en eventuele aanvullende informatie die nodig is voor de aanbieders van de producten. De adviseur controleert of de producten op een juiste wijze zijn afgenomen. Ook legt de adviseur de afspraken, het klantprofiel, de analyse en het advies vast in een klantdossier. Het klantbelang moet centraal staan bij de advisering. De zorg houdt niet op bij het eenmaal uitgebrachte advies en eventuele opvolging van afspraken hierover. De adviseur moet de klant blijven voorzien van informatie als dit nodig is. Het kan gebeuren dat een in eerste instantie passend financieel advies na verloop van tijd niet meer passend blijkt te zijn. Dit kan het geval zijn door: wijzigingen in de persoonlijke situatie van de klant wetswijzigingen; en/of bepaalde productontwikkelingen Het is dus belangrijk dat de adviseur na verloop van tijd contact opneemt met de klant. Hij bekijkt dan samen met de klant of het advies nog up-to-date is en informeert de klant hierover. Indien afgesproken of gewenst, kan er actie worden ondernomen _Wft Schade zakelijk

294 _Wft Schade zakelijk

295 INDEX aansprakelijkheidsverhogende bedingen, 70 act committed, 61 adviseren, 9, 11, 12, 13, 46, 47 Algemene Vervoerscondities, 15, 139 analyseren, 3, 6, 11 Apothekers-arrest, 41 asielzoekers, i Asielzoekers, 193 attractiviteit, 9, 10 averij-grosse, 133, 144, 149 bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, 30, 104, 139 Bedrijfsregeling Brandregres, 96, 98 bedrijfsschade, 6, 74, 107, 119, 120, 121, 123, 124, 125, 126, 129, 130 belendingen, 18, 89, 90 bereddingskosten, 74, 87, 124 Besluit zorgverzekering, 175, 176, 177, 180, 213, 221 bestuursrechtelijke premie, 213, 214, 215 brandpreventie, 7, 19 CAR-verzekering, 102, 103, 104, 105 catastroferisico, 7, 105, 110 CIZ, 171 claims made, 11, 61, 62, 63, 64 clausule M3, 143, 145 collectieve wagenparkverzekering, 150 collectiviteit, 202 computer- en elektronicaverzekering, 102, 109 contractuele aansprakelijkheid, 31, 32, 33 Convenant Samenloop reis- en zorgverzekering, 229 coulanceclausule, 71 cyberrisico s, 13, 14, 129, 130, 131 cyberverzekering, 129, 131 dagwaarde, 26, 81, 100, 101, 113, 154 declaratiepolis, 145 dekkingsbevestiging, 21 drones, 55, 72 dynamische risico s, 5 eigen bijdrage, 173, 226, 231, 232 eigen risico, 38, 59, 71, 73, 84, 99, 148, 150, 151, 154, 159, 161, 166, 176, 193, 195, 199, 204, 205, 208, 209, 213, 218, 219, 220, 221, 222, 223, 224, 225, 228, 230, 231, 232, 233, 235, 237, 238, 239 eigenvervoerpolis, 145 etikettenclausule, 148 expertisekosten, 87 FISH, 20 G13, 137, 143, 145 G14, 137, 143, 144, 145 garageverzekering, 150, 158, 160, 161 Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap, 180 geld- en fraudeverzekering, 102 gemoedsbezwaarden, 182, 186, 213 glastuinbouwverzekering, 102 glasverzekering, 111 Gliedertaxe, 164, 165 goed werkgeverschap, 42, 43, 45, 47 goederentransportverzekeringen, 133 grensarbeiders, 187, 189, 190, 191 herbouwwaarde, 16, 17, 80, 100, 101 hinderpaalcriterium, 207, 231 huurdersbelang, 82 IAAN, 10, 11 Incoterms, 133, 134, 135, 136, 137, 138 inkomensafhankelijke bijdrage, 209, 210, 211 instrumentenverzekering, 116, 117 integriteit, 131 inventariseren van risico s, 4 kredietverzekering, 102, 115 kwalitatieve aansprakelijkheid, 31, 34 Letselschade Raad, 52, 53 lichtreclameverzekering, 102, 113 loss occurrence, 61, 62 Maatzorg-arrest, 43 machinebreukverzekering, 102, 106, 107, 109 marktwaarde, 82 milieuschadeverzekering, 55, 73, 74, 75 montageverzekering, 102, 105 motorrijtuigenverzekering, 139 MVG-111, 190, 191 naturapolis, 197, 205, 206, 228, 230, 231 nieuwwaarde, 81, 100, 111 nominale premie, 195, 209, 210, 211, 214, _Wft Schade zakelijk

296 normaliseringsclausule, 166 NTA 8220, 19, 20 ondernemersrisico, 5, 7, 105, 159, 161 onderverzekering, 80, 82, 87, 92, 93, 94, 120, 121, 141 ongevallenverzekering, 12, 42, 45, 46, 156, 157, 162, 164, 166, 167, 168 ongevallenverzekering voor inzittenden, 157 onrechtmatige daad, 32, 34, 38, 48, 50, 58, 77, 78 open polis, 92 opruimingskosten, 86, 113 opslagrisico, 126 overdekkings- en restitutieclausule, 119, 121 oververzekering, 92, 121 paarden- en veeverzekering, 112 Pauschalpolis, 145, 146 Postbode (TNT)-arrest, 43 premier risque, 86, 94, 103, 111, 127, 129 preventiemaatregelen, 8, 79, 150, 153 productaansprakelijkheid, 15, 31, 50 publiektrekkersrisico, 126 recallverzekering, 71 rechtsbijstandverzekering, 55, 75, 78, 150, 158 reconstructieverzekering, 111, 127 Rectificatiebepaling, 92 regeling onverzekerden, 213 Regeling wanbetalers, 198, 211, 213, 214 Regeling zorgverzekering, 175, 176, 177, 180, 213, 215 regres nemen, 238 respijttermijn, 211 restitutiepolis, 197, 206, 228, 230, 231, 237 rijksbijdrage, 210 risicoaansprakelijkheid, 31, 36, 37, 39, 50, 139 risicobeheer, 1, 3, 5, 10, 11, 13 risicobeleid, 4, 5 riskmanagement, 5, 10 Rollerskate-arrest, 45 Roy-data, 28 rubriek A, 156, 164, 167 rubriek B, 156, 164, 167 salvagekosten, 87 schadeverzekering voor inzittenden, 157 Schadeverzekering voor inzittenden, 158 sistercarclausule, 155 statische risico s, 5 stellenclausule, 148 stormschade, 84 straatafzettingsrisico, 126 subrogatie, 78, 79, 95 taxatierapport, 80, 92, 116 Taxicentrale-arrest, 42 toeleveringsrisico, 126 uitgebreide gevarenverzekering (UGV), 83, 84, 86 van binnenuit komende onheilen, 6 van buiten komende onheilen, 6, 108, 111, 113, 143 Verbeterde risicoklassenindeling, 8 verhaalsimmuniteit, 95 verkoopwaarde, 80 vervangingswaarde, 81, 82, 101 vervoerdersaansprakelijkheid, 133, 139, 140 vlonderclausule, 85 volksverzekering, 182 voorlopige dekking, 21, 57 vrije advocaatkeuze, 76 waardemaatstaf, 80, 81, 82 wagenpark, 150, 151, 154, 155 WAM-eisen, 108 waterschade, 5, 66, 84, 85, 86, 116 werknemersverzekeringen, 181 Wet langdurige zorg (Wlz), 170, 171, 181, 233 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), 170, 174 woonlandpakket, 188, 189, 190, 191 zakenreisverzekering, 102, 115 zorgplicht, 17, 39, 40, 43, 47, 179, 206, 230 zorgtoeslag, 214, 215, 216 zuivere vermogensschade, 57, 58, _Wft Schade zakelijk

297 BIJLAGEN _Wft Schade zakelijk

298

299 Bedrijfsregeling Brandregres _Wft Schade zakelijk_bijlagen

300 Bedrijfsregeling Brandregres 2014 Inleiding De regeling brandregres De wet geeft brandverzekeraars het recht van verhaal, maar daar hebben zij altijd beperkt gebruik van gemaakt. Verzekeraars vinden het een moeilijke zaak om verhoudingen tussen met name particulieren te verstoren door verhaalsacties te beginnen. De Nederlandse brandverzekeringsmarkt kent al tientallen jaren een voor Europa unieke regeling. Het verhaalsrecht op particulieren wordt niet uitgeoefend. Hierdoor is bij het publiek duidelijkheid ontstaan en hebben verzekeraars een eenduidig speelveld gekregen dat de concurrentie bevordert. Onder verschillende namen zijn in de loop der jaren brochures verschenen waarin de kaders van de regresbeperking precies staan beschreven. De Vereniging van Brandassuradeuren publiceerde in 1984 een editie onder de naam van Bindend Besluit Regres. Deze versie is in 2000 door het Verbond van Verzekeraars vervangen door de Bedrijfsregeling Brandregres 2000 (BBr 2000), waarin naast het opnemen van eurobedragen met name de tekst is vereenvoudigd en verschillende onderdelen van de regeling nader zijn toegelicht. Een nieuwe regeling brandregres De Bedrijfsregeling Brandregres kent dus een lange historie en vertegenwoordigt een maatschappelijk belang. Binnen de vereniging worden de voor- en nadelen van het afzien van het recht van verhaal periodiek besproken. In 2012 heeft dit geresulteerd in het voorstel om de huidige regeling (BBr 2000) voor particulieren en de niet-particuliere huurder te handhaven en per 1 januari 2014 voor de nietparticulieren (de zakelijke markt) te wijzigen. Dit voorstel is op 19 december 2012 door de algemene ledenvergadering van het Verbond van Verzekeraars aangenomen en op de algemene ledenvergadering van 18 december 2013 bekrachtigd. Een belangrijk argument voor het wijzigen van de brandregresregeling voor niet-particulieren is dat het bezwaarlijk is dat geen regres kan worden genomen op bedrijven die (brand)gevaarlijke werkzaamheden uitvoeren en die daarom ook niet genoodzaakt zijn om extra aandacht aan (brand)preventie te besteden. Ook leidt de brandregresregeling op de zakelijke markt tot (te) veel verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen leden en niet-leden van het Verbond van Verzekeraars. Deze brochure bestaat uit de regeling en een algemene toelichting. Het Verbond van Verzekeraars hoopt dat de nieuwe uitgave alle gebruikers in de schaderegelingpraktijk van dienst is _Wft Schade zakelijk_bijlagen

301 Bedrijfsregeling Brandregres 2014 Bedrijfsregeling Brandregres (2014) (De cursief gedrukte woorden verwijzen naar definities die zijn opgenomen in artikel 7) Brandverzekeraars zullen in alle gevallen van, krachtens de Nederlandse wet, op derden verhaalbare schade die ontstaan is na 31 december 2013 en waarbij het belang van verzekerde tegen geleden schade is gedekt op een brandverzekering, de volgende regels in acht nemen: 1. Brandverzekeraars zullen noch direct noch indirect verhaal halen op particulieren die uitsluitend in hun particuliere hoedanigheid aansprakelijk zijn voor de door de brandverzekeraar uitgekeerde schade. Het recht van verhaal zal ook niet uitgeoefend worden tegenover niet-particuliere huurders, pachters, lessees, bruikleners en bewaarnemers van de beschadigde zaak. 2. Brandverzekeraars zullen hun recht van verhaal jegens niet-particulieren alleen uitoefenen indien de aansprakelijkheid verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten. 3. In afwijking van het onder 1 en 2 bepaalde blijft het wettelijk recht van verhaal onbeperkt van toepassing: a. jegens degene die met opzet de schade heeft veroorzaakt; b. jegens degene tegen wie ter zake van de ontstane schade een gerechtelijke uitspraak wegens misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan; c. ter zake van aanrijding- en aanvaringsschade of ter zake van schade veroorzaakt door luchtvaartuigen, tenzij de schade is veroorzaakt door huurders, pachters, lessees, bruikleners en bewaarnemers van de beschadigde zaak; d. ter zake van schade waarvoor de Nederlandse Staat of buitenlandse overheden aansprakelijk zijn. 4. Het is brandverzekeraars niet toegestaan om in de voorwaarden van hun brandverzekeringen af te wijken van het recht van verhaal zoals hierboven is omschreven respectievelijk zullen zij op eventueel voorkomende afwijkingen geen beroep doen. 5. In gevallen waarbij sprake is van cumulatie van verhaal van brandverzekeraars en van verhaal van direct getroffen derden, voor zover zij niet of onvoldoende verzekerd zijn ter zake van dezelfde schade, geldt de volgende gedragsregel: Brandverzekeraars zullen het verhaalsrecht niet of niet geheel uitoefenen indien en voor zover daardoor onverzekerde belangen van de eigen verzekerde of andere direct getroffenen worden geschaad. Indien er echter naast directe schadelijders verschillende regresnemende partijen zijn, dan dienen de brandverzekeraars een bindende beslissing te vragen aan de Geschillencommissie Schadeverzekeringen van het Verbond van Verzekeraars omtrent de wijze waarop en de mate waarin het verhaalsrecht kan worden uitgeoefend 6. Andere verzekeraars dan de in deze regeling bedoelde brandverzekeraars kunnen verklaren overeenkomstig de regels gesteld in deze Bedrijfsregeling Brandregres te zullen handelen _Wft Schade zakelijk_bijlagen

302 Bedrijfsregeling Brandregres Definities 7.1 Brandverzekeraar De leden van het Verbond van Verzekeraars die in hun hoedanigheid van brandverzekeraar ter zake van de schadegebeurtenis een brandverzekering hebben gesloten. 7.2 Brandverzekering Onder brandverzekering zijn de navolgende soorten verzekering te verstaan: a) brandverzekering; b) inbraakverzekering; c) diefstalverzekering; d) stormschadeverzekering; e) overstromingsverzekering; f) waterleidingschadeverzekering; g) verzekering tegen schade veroorzaakt door luchtverkeer; h) koelhuisschadeverzekering; i) brandverzekering, uitgebreid met dekking tegen andere gevaren dan brand; j) verzekering van bedrijfsschade en andere indirecte schade, die het gevolg zijn van een van de hiervoor onder a. tot en met i. bedoelde gevaren; k) alle andere soorten verzekering, die krachtens besluit van het sectorbestuur Schadeverzekering van het Verbond van Verzekeraars als behorend tot of verwant aan het brandverzekeringsbedrijf beschouwd dienen te worden. 7.3 Opzet Opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten, waardoor schade ontstaat of wordt veroorzaakt. Aan het opzettelijk karakter van dit wederrechtelijk handelen of nalaten doet niet af dat de desbetreffende persoon zodanig onder invloed van alcohol of andere stoffen verkeert, dat hij/zij niet in staat is zijn/haar wil te bepalen. 7.4 Particulier Een niet-bedrijfs- en/of beroepsmatig handelend natuurlijke persoon _Wft Schade zakelijk_bijlagen

303 Bedrijfsregeling Brandregres 2014 Toelichting Het afzien van het verhaalsrecht is een gedragsregel die in de loop der jaren veel goodwill bij het verzekerde publiek heeft gekweekt. Al ver vóór 1940 werd feitelijk het recht van verhaal niet uitgeoefend, maar het afzien van het recht van regres werd regel met de Afstandsverklaring Regres zoals die in februari 1954 werd gepubliceerd. Deze regeling heeft vele jaren goed gefunctioneerd, maar bleek in de loop der tijd door tal van oorzaken minder goed toepasbaar. Zo werd het als bezwaarlijk ervaren dat de regeling van 1954 alleen gold voor brand en explosie en niet voor andere schadeoorzaken. Bovendien was er geen eensgezinde opstelling meer van verzekeraars, waardoor de onderlinge concurrentieverhoudingen werden verstoord. Deze bezwaren leidden tot een nieuwe regeling: het Bindend Besluit Regres 1984 (BBR 1984). Deze regeling maakte het mogelijk om voor schaden vanaf f 5.000,- tot een bedrag van f ,- regres te nemen in de bedrijvensector, terwijl de particuliere sector nagenoeg ongemoeid werd gelaten. De beperking van het regres tot f ,- vloeit voort uit de gedachte dat bedrijven zich tot dit bedrag van een aansprakelijkheidsdekking kunnen voorzien. In 2000, zestien jaar na de introductie van het BBR 1984, was de regeling aan revisie toe. De Vereniging van Brandassuradeuren in Nederland was opgegaan in het Verbond van Verzekeraars. De verwijzingen in de tekst van het BBR 1984 waren niet meer kloppend, terwijl de invoering van de euro het noodzakelijk maakte om de geldende bedragen aan te passen. Toen is ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling verder toe te lichten. In 2012 is opnieuw besloten tot een wijziging in de regeling die in 2014 zijn beslag krijgt. De belangrijkste verandering is dat de voorheen geldende grensbedragen zijn vervallen en de regeling vanaf 2014 alleen nog geldt voor particulieren en de niet-particuliere huurder. Inwerkingtreding BBr 2014 De Bedrijfsregeling Brandregres 2014 (BBr 2014) is van kracht vanaf 1 januari 2014; alle verhaalbare schaden ontstaan na 31 december 2013 vallen onder deze regeling voor zover het particulieren of niet-particuliere huurders betreft. De Bedrijfsregeling Brandregres 2000 (BBr 2000) is voor deze schaden niet meer van toepassing. De regeling geldt voor de verzekeringen genoemd in de definitie brandverzekering (7.2). Veel van de schaden op deze verzekeringen zullen in de praktijk nooit te verhalen zijn, omdat er geen verwijtbaar gedrag aan ten grondslag ligt (bijvoorbeeld storm, blikseminslag). In de praktijk zal er alleen verhaald kunnen worden bij brand- en ontploffingsschade, schroei-, zeng- en smeltschade, rook- en roetschade, water- en olieschade. Breukschade aan glas valt alleen onder deze regeling als het een op een brandverzekering meegedekt risico vormt (zie toelichting op artikel 7). Geschillenbeslechting Een verschil van mening tussen verzekeraars over de uitleg van deze regeling zal door de verzekeraars worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Schadeverzekeringen van het Verbond van Verzekeraars, die bij wijze van bindend advies een uitspraak zal doen. Omzeilen brandverzekeraar Als een benadeelde rechtstreeks de aansprakelijke partij of diens aansprakelijkheidsverzekeraar aanspreekt voor een schade die op grond van de BBr 2014 voor rekening van een brandverzekeraar zou zijn gebleven als die schade direct bij de brandverzekeraar zou zijn gemeld, zal de aansprakelijkheidsverzekeraar de benadeelde de schade vergoeden. De brandverzekeraar vergoedt vervolgens het betaalde aan de aansprakelijkheidsverzekeraar _Wft Schade zakelijk_bijlagen

304 Bedrijfsregeling Brandregres 2014 Bij verschil van mening over de vraag of een van beide verzekeraars dekking moet verlenen, zullen beide verzekeraars op zo kort mogelijke termijn hun standpunt toelichten en de relevante onderliggende stukken uitwisselen. Zo nodig zullen verzekeraars hun meningsverschil voorleggen aan de Geschillencommissie Schadeverzekeringen van het Verbond van Verzekeraars. Vanzelfsprekend zal de Geschillencommissie Schadeverzekeringen geen uitspraak doen over de aansprakelijkheid van partijen. Artikel 1 Het besluit verbiedt het nemen van regres op de natuurlijke, in particuliere hoedanigheid handelende persoon en op nader aangeduide niet-particuliere personen. Particulier Het vrijwaren van de particulier van regresacties heeft geen groot bezwaar vanuit het oogpunt van brandpreventie; particulieren kunnen immers veel minder dan bedrijven concrete bijdragen leveren aan brandpreventie. Het aanbrengen van deze beperking past ook in de maatschappelijke rol van verzekeraars als beschermer tegen catastrofes en is van belang voor een goede verstandhouding met het verzekerd publiek. Huurders, pachters, lessees, bruikleners en bewaarnemers Ook op niet-particuliere huurders, pachters, lessees, bruikleners en bewaarnemers van de beschadigde zaak kan geen regres worden genomen. De door de eigenaar afgesloten brandverzekering wordt gezien als een mede in het belang van die personen gesloten verzekering. Huurder, pachter en lessee betalen indirect via de huur-, pacht- of leasesom mee aan de premie voor die verzekering. Het begrip huurder, etc. moet ruim worden uitgelegd. Dit betreft niet alleen de persoon die het huurcontract met de verhuurder heeft gesloten, maar ook alle inwonende gezinsleden, huisgenoten, etc. Op inwonende gezinsleden en huisgenoten kan geen regres worden genomen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld werknemers van een niet-particuliere huurder. Artikel 2: Schuld- en risicoaansprakelijkheid De BBr 2014 gaat uit van het principe dat regres gepleegd moet kunnen worden op eenieder die verantwoordelijk is voor onzorgvuldig handelende personen. Bepalend is dus of onzorgvuldig handelen of nalaten een relevante factor is geweest bij het ontstaan van de brand. De aard van de aansprakelijkheid zelf (risico- of schuldaansprakelijkheid) is niet bepalend. Met onzorgvuldigheid wordt het juridisch criterium schuld van artikel 6:162 BW bedoeld (verwijtbaar handelen of nalaten en/of toerekening van een oorzaak). Artikel 4: Regresclausules Voorkomen moet worden dat zogenaamde regresclausules, zoals die vroeger regelmatig in verzekeringsvoorwaarden voorkwamen, de werking van de BBr 2014 teniet doen. Daarmee wordt immers tegelijkertijd een van de belangrijkste redenen voor invoering van dit besluit, een uniforme opstelling ter zake van het verhaalsrecht, ook teniet gedaan. Artikel 5: Cumulatie van regresacties Artikel 5 bevat een regeling die dient te voorkomen dat verhaalzoekers - niet verzekeraars - in hun vorderingen geschaad worden, omdat verzekeraars eveneens verhaal zoeken. Dit is een uitvloeisel van het gekozen uitgangspunt dat deze derden wat het regres betreft moeten worden ontzien _Wft Schade zakelijk_bijlagen

305 Bedrijfsregeling Brandregres 2014 Artikel 6: Vrijwillige navolging van de BBr Met de nieuwe Brandregresregeling, die alleen van toepassing is op particulieren en de nietparticuliere huurders, hoopt het Verbond van Verzekeraars dat ook andere verzekeraars dan Verbondsleden zich aan deze regeling conformeren. Zij kunnen dit schriftelijk melden bij het Verbond van Verzekeraars, dat hiervan een overzicht zal bijhouden. Bij het Verbond van Verzekeraars kan een opgave worden verkregen van de verzekeraars die hebben verklaard overeenkomstig de BBr 2014 te zullen handelen. Artikel 7: Definities brandverzekeraar en brandverzekering De definitie benadrukt dat de verzekeraar moet handelen in de kwaliteit van brandverzekeraar en dat de verzekering daadwerkelijk een brandverzekering moet betreffen. Deze bedrijfsregeling ziet dus niet toe op verzekeraars die handelen in een hoedanigheid welke traditioneel tot een andere branche gerekend wordt, zoals motorrijtuigen-, transport- of technische verzekeraars. De regeling ziet evenmin toe op verzekeringen waar het brandrisico onderdeel van de dekking kan zijn, maar die traditioneel niet tot de brandverzekering gerekend worden, zoals hagel-, CAR-, elektronica- en transportverzekeringen. Een aparte glas- of kostbaarhedenverzekering valt niet onder de werking van dit besluit, omdat het geen brandverzekering is in de definitie die hier gegeven wordt. Echter, een glas- of kostbaarhedendekking binnen een bestaande brandverzekering valt volgens punt i. van de definitie wel onder het begrip brandverzekering en daarmee onder de werking van dit besluit _Wft Schade zakelijk_bijlagen

306 _Wft Schade zakelijk_bijlagen

307 Samenvatting VRKI 2.0 versie 2021 Deze globale samenvatting is met zorg samengesteld; bij vragen of twijfel kunt u de complete tekst raadplegen in deel A en deel B. De inbraakgevoeligheid van woningen wordt bepaald door de aanwezigheid van voor inbrekers attractieve zaken van de inboedel. De totale waarde ervan bepaalt de risicoklasse. De beveiligingsmatrix geeft voor iedere risicoklasse de bijbehorende beveiligingsmaatregelen. WONINGEN Onder attractieve zaken van de inboedel wordt verstaan: Audiovisuele en computerapparatuur; Lijfsieraden en contant geld of waardepapieren; Bijzondere bezittingen: bijvoorbeeld antiek, kunst, muziekinstrumenten en verzamelingen. Attractiviteit kenmerkt zich door: De waarde van de attractieve zaken vastgelegd in het Intakedocument; Dat zaken gemakkelijk te vervoeren zijn (onder de arm mee te nemen); Dat zaken goed verhandelbaar zijn. BEVEILIGINGSMATRIX WONINGEN minimale eisen WAARDE ATTRACTIEVE ZAKEN VAN DE INBOEDEL RISICO- KLASSE COMBINATIES VAN BEVEILIGINGSMAATREGELEN Uitgangspunt: CO en/of ME maatregelen toepassen t /m of: O1 + BK2 of: O1 + BK1 + EL1 + AT1 + RE t/m of: O1 + BK2 + EL2 + AT2 + RE2 of: O1 + BK1 + EL2 + AT2 + RE2 + CO2 en/of ME t/m of: O2 + BK3 + EL2 + AT3 + RE2 of: O2 + BK2 + EL3 + AT3 + RE2 of: O2 + BK1 + EL3 + AT3 + RE2 + CO2 en/of ME2 meer dan Maatwerk i.o.m. de verzekeraar maar minimaal: O2 + BK2 + EL4 + AT4 + RE3 + CO3 en/of ME3 VOORWAARDEN De inbraakgevoeligheid van bedrijven wordt bepaald door de aanwezigheid van de soort attractieve goederen en inventaris, de waarde ervan en onder welke omstandigheden die goederen aanwezig zijn (eigen gebruik, winkel / showroom of in een magazijn) De beveiligingsmatrix geeft voor iedere risicoklasse de bijbehorende beveiligingsmaatregelen. ATTRACTIVITEIT BEDRIJVEN RISICOKLASSEN BEDRIJVEN WAARDE x < 7,5 7,5- < < < > 300 L M H ZH Aandachtspunten voor bedrijven: Niveau BK3 en BK4 zijn primair bedoeld voor gevels waarachter zich direct attractieve goederen bevinden; Vanaf risicoklasse 3 kan tevens ramkraakbeveiliging van toepassing zijn (zie VRKI 2.0 deel B hoofdstuk 3). BEVEILIGINGSMATRIX BEDRIJVEN minimale eisen RISICOKLASSE COMBINATIES VAN BEVEILIGINGSMAATREGELEN VOORWAARDEN 1 of: O1 + BK2 of: O1 + BK2 + EL1 + AT1 + RE1 of: O1 + BK1 + EL2 + AT2 + RE2 + CO2 en/of ME2 2 of: O1 + BK3 + EL2 + AT2 + RE2 of: O1 + BK2 + EL2 + AT2 + RE2 of: O1 + BK2 + EL2 + AT2 + RE2 + CO2 en/of ME2 of: O1 + BK1 + EL3 + AT2 + RE2 + CO3 en/of ME3 3 of: O2 + BK4 + EL3 + SD2 + AT4 + RE3 of: O2 + BK3 + EL3 + SD2 + AT4 + RE3 of: O2 + BK2 + EL3 + AT3 + RE3 + CO3 en/of ME3 of: O2 + BK1 + EL3 + AT3 + RE3 + CO4 en/of ME4 4 Maatwerk i.o.m. de verzekeraar maar minimaal: of: O2 + BK2 + EL4 + AT4 + RE4 + CO4 en/of ME4 of: O2 + BK4 + EL4 + SD3 + AT4 + RE4 Voorwaarden: (1) Niet voor bedrijven waar niet of nauwelijks sociale controle kan plaatsvinden (2) Niet bij Zeer Hoge attractiviteit (3) AT1 mét doormelding GSM verplicht (1) (3) - - (2) (2) - - Organisatorische maatregelen O1 Standaard organisatorische maatregelen O2 O1 met daarbij een omschrijving van de specifieke organisatorische maatregelen die zijn toegespitst op het risico Bouwkundige maatregelen BK1 Bouwkundige maatregelen met functionerend hang- en sluitwerk en goede kwaliteit van de gevelelementen BK2 Prestatie-eis 3 min. inbraakwerendheid BK3 Prestatie-eis 5 min. inbraakwerendheid BK4 Prestatie-eis 10 min. inbraakwerendheid Compartimenterings maatregelen CO1 Geen prestatie-eis voor inbraakwerendheid CO2 Prestatie-eis 3 min. inbraakwerendheid CO3 Prestatie-eis 5 min. inbraakwerendheid CO4 Prestatie-eis 10 min. inbraakwerendheid Meeneembeperkende maatregelen ME1 Geen prestatie-eis voor diefstalvertraging ME2 Prestatie-eis: 3 min. diefstalvertraging ME3 Prestatie-eis: 5 min. diefstalvertraging ME4 Prestatie-eis: 10 min. diefstalvertraging Elektronische maatregelen EL1 Grade 2 EL2 Grade 2 EL3 Grade 2 / Grade 3 EL4 Grade 3 + maatwerk Zie verder VRKI 2.0 deel B hoofdstuk 6 Schildetectie (zie VRKI 2.0 deel B hoofdstuk 6) SD1 Woningen: openstanddetectie op bereikbare, beweegbare gevelelementen. Bedrijven: openstanddetectie op nooduitgangen SD2 Voor bereikbare vaste en beweegbare gevelelementen SD3 Voor bereikbare vaste en beweegbare gevelelementen, wanden, vloeren en daken SD4 Detectie op terreingrenzen + camerasysteem met video-analytics met doormelding naar de PAC Alarmtransmissie AT1 Zie VRKI 2.0 deel B hoofdstuk 7 ATS Security grade Ontvangst PAC AT2 SP2/DP1 Grade 2 T2 AT3 DP3 Grade 3 T4 AT4 DP4 Grade 3 T5 Reactie RE1 RE2 RE3 RE4 In deze situatie kan de alarmering door het alarmsysteem gemeld worden naar een (mobiele) telefoon die bereikbaar is. Bij bedrijven is dit een eis. Alarmopvolging door PAC naar sleutelhouder(s) Alarmopvolging door PAC naar een erkende particuliere beveiligingsorganisatie. Of RE2 + technische alarmverificatie waarbij opvolging door sleutelhouder + prioriteit 1 politie Technische alarmverificatie verplicht Alarmopvolging door PAC naar een erkende particuliere beveiligingsorganisatie (max 15 min.) en prioriteit 1 politie _Wft Schade zakelijk_bijlagen