Wiskunde: Metend Rekenen bol 5-7 De inhoud berekenen door het aantal blokken in lengte, breedte en hoogte te gebruiken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wiskunde: Metend Rekenen bol 5-7 De inhoud berekenen door het aantal blokken in lengte, breedte en hoogte te gebruiken."

Transcriptie

1 Wiskunde: Metend Rekenen bol 5-7 De inhoud berekenen door het aantal blokken in lengte, breedte en hoogte te gebruiken. Uit hoeveel blokken bestaan deze figuren? Blokken in de Blokken in de Blokken in de Formule Ik bereken lengte breedte hoogte A l x b x h 10 blokken B l x b x h 35 blokken C l x b x h 6 blokken D l x b x h 28 blokken E l x b x h 10 blokken F l x b x h 20 blokken G l x b x h 42 blokken Je ziet twee gelijkvormige kubussen. Hoeveel keer groter is de ribbe van de grote kubus dan die van de kleine? 5 keer Hoeveel keer gaat de oppervlakte van een zijvlak van de kleine kubus in die van een zijvlak van de grote kubus? 25 keer Hoeveel keer past de kleine kubus in de grote kubus? 125 keer 0,8 cm 4 cm

2 Inschatten hoeveel tijd je nodig hebt om een afstand af te leggen én de tijdsduur berekenen. Wat is de gemiddelde snelheid in km per uur? Vul de verhoudingstabel aan. Jens moet elke dag 5 km fietsen naar school. Hij doet er 20 minuten over. x 3 Afstand (in km) 5 15 Tijd (in min.) x 3 Antwoordzin: De gemiddelde snelheid van Jens is 15 km per uur. Hoelang doet Laurens over dezelfde afstand? Vul de verhoudingstabel in. Laurens neemt de koersfiets en rijdt iets sneller. Hij rijdt 25 km/u. Afstand (in km) 25 5 Tijd (in min.) : 5 Antwoordzin: Laurens rijdt 12 minuten over 5 km. : 5 Hoeveel kilometer heeft Guust afgelegd na 3 uur? En een half uur later? Guust rijdt met de auto gemiddeld 100 km/uur. x 3 : 2 of : 6 Afstand (in km) Tijd (in min.) 1 uur = 60 min. 3 uur = 180 min. 30 min. x 3 : 2 of : 6 Antwoordzin 1: Guust heeft na 3 uur (ongeveer) 300 km afgelegd. Antwoordzin 2: Guust heeft na een half uur (ongeveer) 50 km afgelegd. Hoelang duurt het om met z n vijven het tapijt te leggen? Hoelang duurt het om het tapijt met de hele klasgroep van 20 leerlingen te leggen? Indra wil met plastic dopjes een tapijt vormen. Als ze dat alleen doet, duurt het 20 uur. Daarom besluit ze om het samen met vier vrienden te doen. x 5 x 20 of x 4 Personen Uren : 5 : 20 of : 4 Antwoordzin 1: Met vijf duurt het 4 uur om het tapijt te leggen. Antwoordzin 2: Met 20 leerlingen duurt het 1 uur om het tapijt te leggen.

3 De betekenis van een schaal kennen en toepassen. Je ziet een paarse rechthoek. Teken een tweede rechthoek op schaal 2:1. (2 cm op de tekening is 1 cm in werkelijkheid) Teken een derde rechthoek op schaal 3:1. (3 cm op de tekening is 1 cm in werkelijkheid) Noteer in het schema de omtrek en oppervlakte van de drie rechthoeken. Omtrek = 2 x (1+2) = 6 cm Rechthoek 1 Rechthoek 2 Rechthoek = 2 x (2 + 4) = 12 cm = 2 x (3+6) = 18 cm Oppervlakte 1 x 2 = 2 cm² 2 x 4 = 8 cm² 3 x 6 = 18 cm² De omtrek van de tweede rechthoek is 2 keer groter dan die van de eerste. De omtrek van de derde rechthoek is 3 keer groter dan die van de eerste. De oppervlakte van de tweede rechthoek is 4 keer groter dan die van de eerste. De oppervlakte van de derde rechthoek is 9 keer groter dan die van de eerste. Kruis het juiste bolletje aan. De breukschaal is 5 : 20 km o 5cm in de werkelijkheid is 20 km op de tekening. X o 5cm op de tekening is 20 km in de werkelijkheid. o 5km in de werkelijkheid is 20 km op de tekening. o 20km in de werkelijkheid is 5km op de tekening. Bereken. De schaal is 1 : Een wandeltocht meet op de kaart 5 centimeter. Hoeveel kilometer is dit in de werkelijkheid? De tocht is in werkelijkheid 15 km lang. Afstand op kaart (in cm) 1 5 Afstand in werkelijkheid (in cm) (3 km) (15 km)

4 Taal: Vergelijking, alliteratie, tegengestelde Vergelijking Kleur in deze woorden het grondwoord. Jan is flink. Piet is flinker, maar Willem is het flinkst. Koen is sterk. Lies is sterker. Amber is het sterkst. Broer is lief. Zus is liever. De baby is het liefst. LET OP: Woorden die eindigen op r, eindigen bij Trap 2 op der! Bv. duur duurder het duurst/de duurste Trap 1 Trap 2 Trap 3 klein rijk snel lang zwaar duur druk dom mager kleiner rijker sneller langer zwaarder duurder drukker dommer magerder het kleinst de kleinste het rijkst de rijkste het snelst de snelste Het langst De langste het zwaarst de zwaarste Het duurst De duurste het drukst de drukste het domst de domste het magerst de magerste! UITZONDERINGEN! goed beter best veel meer meest weinig - minder minst graag liever liefst

5 Alliteratie We spreken van een alliteratie wanneer twee of meer woorden met dezelfde (mede)klinker beginnen (zoals in Suske & Wiske strips): Kale kapper, spottende spreker, Mickey Mouse Tegengestelde Voorbeelden: Koud Warm Hoog Laag Vul in : 1. Mijn zusje vind ik vriendelijk, maar Lot vind ik onvriendelijk. 2. De koffer is niet licht, maar zwaar. 3. Geen gemakkelijke taak, maar een moeilijke taak. 4. Ik ben jong, maar mijn oma is erg oud. 5. Mijn trui is versleten maar deze broek heb ik nieuw gekocht. 6. s Nachts is het donker, maar overdag erg licht. 7. Ik kijk liever samen tv dan alleen. 8. Mijn tuin is erg klein, maar het park is groot. Schrijf het tegengestelde ernaast: aardig - gemeen/onaardig eerlijk - oneerlijk ochtend - avond smal - breed druk - rustig negatief - positief spannend - ontspannend/saai rechtshandig- linkshandig winnaar - verliezer huilen - lachen dalen - stijgen vroeger - later Schrijf onder de zin de zin opnieuw met het tegengestelde woord. Vb. Dit is plezierig om te doen. Dit is saai om te doen. Vochtige grond is niet zo gunstig voor de planten. Droge grond is niet zo gunstig voor de planten. Dat pakje is zo licht. Dat pakje is zo zwaar. Jan schrijft heel slordig. Jan schrijft heel netjes.