Archeologienota Drogenbos Groot- Bijgaardenstraat 126

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Archeologienota Drogenbos Groot- Bijgaardenstraat 126"

Transcriptie

1 Archeologienota Drogenbos Groot- Bijgaardenstraat 126 Verslag van Resultaten Bert ACKE en Maarten BRACKE

2 2 Titel: Erkend archeoloog: Maarten Bracke, OE/ERK/Archeoloog/2015/00036 Auteurs: Bert Acke en Maarten Bracke Uittreksels uit CartoWeb.be met toelating van het Nationaal Geografisch Instituut C Projectcode bureauonderzoek: 2018C277 Intern projectnummer: Locatiegegevens: Vlaams-Brabant, Drogenbos, Groot-Bijgaardenstraat 126 Lambertcoördinaten onderzoeksgebied: X: en Y: ; X: en Y: Oppervlakte plangebied: 9572m² Kadastergegevens: Drogenbos, sectie A, perceel 66w en Sint-Pieters-Leeuw, afdeling 7 Ruisbroek, sectie A, perceel 2p (zie figuur 9) Topografische kaart: zie figuur 7 en 8 Betrokken actoren: Bert Acke (assistent-archeoloog), Maarten Bracke (erkend archeoloog), Kris Van Quaethem (assistent-archeoloog) en Annick Breyne (contactpersoon initiatiefnemer) Wetenschappelijke advisering: / Plaats en datum: Moerbeke-Waas, 08/06/2020 Acke & Bracke bv, Damstraat 206A, 9180 Moerbeke-Waas. De auteurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de auteurs.

3 3 1. INLEIDING WETTELIJK KADER ONDERZOEKSOPDRACHT VRAAGSTELLING RANDVOORWAARDEN WERKWIJZE EN STRATEGIE MOTIVERING ONDERZOEKSSTRATEGIE ORGANISATIE VAN HET VOORONDERZOEK ADVIES SPECIALISTEN WETENSCHAPPELIJKE ADVISERING SELECTIE BRONNEN 6 2. BUREAUONDERZOEK HUIDIGE TOESTAND GEPLANDE WERKEN LANDSCHAPPELIJKE LIGGING TOPOGRAFISCHE SITUERING LANDSCHAPPELIJKE SITUERING BODEMKUNDIGE SITUERING GEOLOGISCHE SITUERING HISTORISCHE SITUERING ARCHEOLOGISCHE SITUERING SYNTHESE ARCHEOLOGISCH VERWACHTINGSPATROON AFWEGING VERDER VOORONDERZOEK BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN SAMENVATTING BIBLIOGRAFIE BIJLAGES 39

4 4 1. Inleiding 1.1. Wettelijk kader De archeologienota kadert in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli Naar aanleiding van een geplande aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen te Drogenbos Groot-Bijgaardenstraat 126 (provincie Vlaams-Brabant), gelegen buiten woon- en recreatiegebied en waarbij de totale oppervlakte van de bodemingrepen 5000m² of meer bedraagt, dient de initiatiefnemer een archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag. De archeologienota dient opgemaakt te worden onder supervisie van een erkend archeoloog Onderzoeksopdracht Vraagstelling Zijn er archeologische of historische gegevens gekend over de site? Zijn er gegevens gekend dat de bodem (deels) verstoord is? Zijn er landschappelijke factoren die invloed kunnen hebben op de gaafheid van eventuele archeologische sporen? Wat is de impact van de geplande werken op het bodemarchief? Is er een archeologische site aanwezig? Zo ja, wat zijn de karakteristieken en de bewaringstoestand ervan? Wat is de relatie met het landschap? Welke waarde heeft de site? Wat is de te volgen strategie tijdens een eventueel verder onderzoek en welke bijkomende onderzoeksvragen moeten daarbij beantwoord worden? Randvoorwaarden Deze archeologienota is een aangepaste versie van de in akte genomen archeologienota met ID 7360 (zie Omdat de invulling van het plangebied, zoals opgenomen in die archeologienota, niet meer geldig is, dient er een nieuwe archeologienota opgesteld te worden. Deze nieuwe versie verschilt inhoudelijk niet veel van de in akte genomen archeologienota, enkel de bespreking van de geplande werken is gewijzigd.

5 Werkwijze en strategie Motivering onderzoeksstrategie In het bureauonderzoek wordt een zo duidelijk mogelijk beeld gevormd van de huidige archeologische, historische en landschappelijke informatie van het projectgebied en diens omgeving. Deze gegevens worden vergeleken met de geplande werken en de hiermee gepaard gaande verstoringen en vergravingen in de bodem. Het uiteindelijke doel is het bepalen of verder archeologisch onderzoek al dan niet aangewezen is. Informatie over de afbakening van het plangebied en de geplande werkzaamheden werd aangeleverd via de initiatiefnemer door middel van ontwerpplannen en via mondelinge of schriftelijke communicatie. Om een zicht te krijgen op de huidige archeologische kennis van het plangebied en van de directe omgeving werd de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) geraadpleegd. 1 Deze online databank is uitsluitend toegankelijk voor geregistreerde gebruikers, hoofdzakelijk archeologen. Aanvullend werden verschillende historische kaarten geraadpleegd via Geopunt 2, de centrale toegangspoort tot geografische overheidsinformatie, en via Cartesius 3, een databank die kaarten bundelt van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI), de Koninklijke Bibliotheek, het Rijksarchief, lokale archieven en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Aansluitend hierbij werden ook verschillende luchtfoto s bekeken die genomen zijn sinds de jaren 70 van vorige eeuw. Op het kaartmateriaal en de luchtfoto s werd het plangebied geprojecteerd, om zodoende een duidelijk beeld te krijgen van het landgebruik gedurende de laatste eeuwen. Geopunt leverde ook verschillende kaarten op die betrekking hebben tot de landschappelijke en bodemkundige ligging van het gebied. Een kadasterplan dat beschikbaar is via de GRB-kaart op Geopunt werd vergeleken met hetgene dat beschikbaar is via de CadGIS Viewer van de Federale Overheid. 4 Een topografische kaart werd verkregen via het NGI. 5 Op basis van dit onderzoek en het raadplegen van bovenvermelde bronnen kan een antwoord gegeven worden op de vooropgestelde onderzoeksvragen

6 Organisatie van het vooronderzoek In eerste instantie werd gestart met het bureauonderzoek waarbij de diverse beschikbare bronnen geraadpleegd worden. Daarnaast werd in detail bekeken wat de huidige toestand is van het plangebied en werden de geplande werkzaamheden onder de loep genomen. Op basis van deze gegevens samen werd afgetoetst of ten eerste verder vooronderzoek noodzakelijk is en ten tweede welke onderzoekstappen er eventueel genomen moeten worden Advies specialisten Niet van toepassing Wetenschappelijke advisering Niet van toepassing Selectie bronnen De gebruikte bronnen zijn beschreven onder De bronnen daaronder vermeld waren afdoende om een gedegen advies te geven voor een verder archeologisch traject. Bijkomend archiefonderzoek werd niet opportuun geacht.

7 7 2. Bureauonderzoek 2.1. Huidige toestand Het plangebied is 9572m² groot en gelegen ten westen van de Groot-Bijgaardenstraat in Drogenbos. Het terrein heeft een langwerpige, onregelmatige vorm en is in gebruik als bedrijfsgrond. In de oostelijke zone zijn bedrijfsgebouwen aanwezig, in de westelijke punt staat een loods. De overige ruimte is bijna volledig verhard door middel van stelcon-platen en wordt gebruikt voor circulatie en als stockageplaats. Centraal en in het westen zijn enkele niet-verharde zones aanwezig, die ook in gebruik zijn als stockageplaats. Hieronder worden uitsnedes uit het opmetingsplan en het plan bestaande toestand weergegeven, de originele plannen zijn te vinden in bijlage. Figuur 1 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van 2017 (bron: geopunt.be).

8 8 Figuur 2 3D-beeld van de voorzijde (oostelijk deel) van het plangebied, gezien vanuit het oosten (bron: google.be/maps).

9 9 Figuur 3 3D-beeld van de achterzijde (westelijk deel) van het plangebied, gezien vanuit het oosten (bron: google.be/maps). Figuur 4 Opmetingsplan (bron: initiatiefnemer).

10 10 Figuur 5 Plan bestaande toestand (bron: initiatiefnemer).

11 Geplande werken De bouwplannen zijn te vinden in de bijlage, een uitsnede van het ontwerpplan wordt hieronder weergegeven. De bestaande inrichting (gebouwen, verharding) wordt volledig verwijderd. Vervolgens word het terrein geherprofileerd; de geleidelijk helling naar het westen wordt meer getrapt heraangelegd. De site wordt omgevormd tot een complex van 2 bedrijfsverzamelgebouwen: gebouw A met 11 units (2517m²) en gebouw B met 5 units (1134m²). De fundering gebeurt op palen, die ca. 2 à 3m diep de grond in gaan. Rond de nieuwe gebouwen worden een waterdoorlatende verharding (1797m²) en enkele groenzones aangelegd; het westelijke deel wordt volledig als groenzone ingericht. Onder de verharding centraal in het plangebied wordt een ondergrondse buffer voor hemelwater voorzien. Daarnaast worden verspreid over het terrein diverse nutsleidingen en -voorzieningen aangelegd. Er kan van uitgegaan worden dat er grondwerken plaatsvinden op het gehele plangebied.

12 12 Figuur 6 Uitsnede uit het inplantingsplan van de geplande werken (bron: initiatiefnemer).

13 Landschappelijke ligging Topografische situering Het projectgebied bevindt zich ten westen van de dorpskern van Drogenbos. Drogenbos bevindt zich centraal in Vlaams-Brabant, en grenst in het noordoosten aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De omliggende gemeenten zijn: Anderlecht in het noorden, Vorst in het noordoosten, Ukkel in het oosten, Linkebeek in het zuidoosten, Beersel in het zuiden, Ruisbroek in het zuidwesten en Sint- Pieters-Leeuw in het westen. De gemeente wordt doorsneden van noord naar zuid door de Zenne, het kanaal Brussel-Charleroi, de E19 en de spoorlijn Brussel-Bergen. Het grootste deel van het grondgebied bevindt zich ten oosten van het kanaal, het plangebied is echter ten westen ervan gelegen (ca. 250m), op de grens met Ruisbroek (deelgemeente van Sint-Pieters-Leeuw); het westelijke perceel behoort bovendien tot Ruisbroek. De kern van Ruisbroek bevindt zich zo n 900m ten zuidoosten van het plangebied. De omgeving van het plangebied is langs alle zijden volgebouwd: huizen ten oosten aan de overzijde van de Groot-Bijgaardenstraat, en fabrieks-/kmo-gebouwen langs de andere zijden. Enkel het westelijke deel grenst ten zuiden aan landbouwgrond, maar deze gronden worden in de nabije toekomst ook ontwikkeld. Op de bodemgebruikskaart van 2001 staat het plangebied aangeduid als Industrie- en handelsinfrastructuur en Akkerbouw, wat behalve Akkerbouw overeenkomt met het huidige gebruik. Figuur 7 Zicht op de topografische kaart met aanduiding van het plangebied (bron: NGI).

14 14 Figuur 8 Detailopname van de topografische kaart met aanduiding van het plangebied (bron: NGI). Figuur 9 Zicht op het kadasterplan (bron: geopunt.be).

15 15 Figuur 10 Zicht op de bodemgebruikskaart met aanduiding van het plangebied (bron: geopunt.be) Landschappelijke situering Drogenbos wordt gekenmerkt door een licht golvend terrein met een hoogteschommeling van 54m in het zuiden van de gemeente waar het centrum gelegen is tegenover 20m in de moerassige Zennevallei. De heuvel in het zuiden was oorspronkelijk volledig bebost door de uitlopers van het Zoniënwoud. Het plangebied bevindt zich op de uitloper van een zuidwest-noordoost georiënteerde heuvelrug die tussen de valleien van de Zuunbeek in het westen en van de Zenne in het oosten is gelegen. De lengtedoorsnede van het plangebied vertoont een vlak maaiveldniveau in het oosten op ca. +29,30m TAW. Vanaf ca. 80m van de straatkant stijgt het niveau over een afstand van 120m geleidelijk naar ca. +31,40m TAW. De noordoost-zuidwest doorsnede vertoont een zeer accidenteel verloop ten gevolge van de huidige inrichting, maar algemeen is daar ook een lichte helling waar te nemen (+30,50m TAW naar +31,00m TAW, met plaatselijk enkele uitschieters naar boven en beneden). Op de potentiële bodemerosiekaart wordt het plangebied wit ingekleurd, dit geeft aan dat er geen info voorhanden is. De groengekleurde percelen ten zuiden duiden op een zeer lage erosiegraad.

16 16 Figuur 11 Zicht op het Digitaal Hoogtemodel (bron: geopunt.be). Figuur 12 Zicht op het Digitaal Hoogtemodel, op siteniveau (bron: geopunt.be).

17 17 Figuur 13 Zicht op de Potentiële bodemerosiekaart (bron: geopunt.be) Bodemkundige situering Op de bodemkaart wordt het plangebied grotendeels gekarteerd als Abp(c): droge leembodem zonder profiel. De Abp bodems komen voor in colluviale droge leemdepressies. Deze gronden bestaan uit leemmateriaal geërodeerd van de hoger liggende plateaugronden. De landbouwwaarde van de Abp gronden ligt één klasse lager dan die van de Aba gronden wegens het meestal geringe waterbergingsvermogen. In het westen is een kleine strook gekarteerd als Aba1: droge leembodem met textuur B horizont. De serie Aba ontwikkeld in het Pleistocene loessdek vertoont onder de A horizont een aan klei en sesquioxiden aangerijkte textuur B horizont. De bouwvoor is een donkerbruin, homogeen humushoudend leem. De Bt is bruin zwaar leem (gemiddelde 20% klei) met meestal goed ontwikkelde polyedrische structuur en kleihuidjes (coatings). Naar onder toe neemt het kleigehalte sterk af en verdwijnt de structuur geleidelijk terwijl de kleur geelbruin wordt. Bij Aba(b) profielen met gevlekte textuur B vertoont deze horizont grijze strepen of gebleekte vlekken. Bij de substraatseries begint een steenachtig zand, klei- of klei-zandsubstraat op geringe of matige diepte. De bodems vertonen geen watergebrek en geen wateroverlast dank zij de gunstige drainage en het hoog waterbergend vermogen. Substraatseries zijn evenwel gevoeliger voor droogte, te meer daar ze dikwijls op hellingen met snelle oppervlakkige ontwatering liggen.

18 18 Figuur 14 Zicht op de bodemkaart (bron: DOV) Geologische situering De tertiaire opbouw ter hoogte van het plangebied bestaat uit de Formatie van Kortrijk, meer bepaald het Lid van Saint-Maur: grijze klei, silthoudend. De Quartair geologische kaart geeft aan dat het plangebied bestaat uit het type 3 omschreven als volgt: geen Holocene en/of Tardiglaciale afzettingen bovenop de Pleistocene sequentie (3). De geomorfologische kaart voor deze streek is niet voorhanden en kan dus niet worden afgebeeld.

19 19 Figuur 15 Uitsnede uit de Tertiair Geologische Kaart (bron: geopunt.be). Figuur 16 Uitsnede uit de Quartair Geologische Kaart (bron: geopunt.be).

20 20 Figuur 17 Uitleg bij de Quartair Geologische Kaart (bron: geopunt.be).

21 Historische situering 6 Drogenbos is ontstaan als een feodale nederzetting nabij de Zenne die mogelijk opklimt tot de elfde eeuw en vermoedelijk bestond in het beheersen van een deel van de Zenne. Waarschijnlijk was er voorheen al wel bewoning; dit wordt aangetoond door enkele vondsten uit de Romeinse periode die aan het licht kwamen bij de aanleg van de autosnelweg in De benaming "Sicca Silva" klimt op tot 1295 en zou volgens J. Verbesselt verwijzen naar de verhevenheid waarop het "droge bos" zich bevond in tegenstelling tot het uitgestrekte natte beemdengebied errond. Het is op deze plaats dat het latere dorp zich zal ontwikkelen, bijkomend bepaald door de aanwezigheid van natuurlijke grenzen, de Zenne in het oosten en de Zandbeek in het westen. Bovendien liepen op deze plaats, eveneens volgens J. Verbesselt, twee oude wegen samen, namelijk de Dieweg en de Alsembergse Steenweg en waren er twee belangrijke Zenne-overgangen: de thans verdwenen Mastellebrug en het Toreken. Laatstgenoemde, gelegen ter plaatse van de huidige papierfabriek, Grote Baan nummer 302, zou volgens Verbesselt verwijzen naar een oude motte, een toren als versterking op de overgang van de Zenne. Noch materiële resten, noch archiefgegevens bevestigen tot op heden het bestaan van deze versterking; enkel het toponiem geeft een aanwijzing. Circa 1100 zou er ter plaatse van de huidige kerk een kapel zijn gesticht door kluizenaar Herman, waarrond geleidelijk een dorp ontstond. Sinds de dertiende eeuw was Drogenbos een heerlijkheid in handen van de familie Berthout, heren van Grimbergen. Naderhand werd het een heerlijkheid in leen gehouden van het land van Mechelen. Van de veertiende tot de zestiende eeuw was de heerlijkheid in handen van het oude Brusselse geslacht Hertewijck, gevolgd door de familie Doverijn. In 1548 werd de heerlijkheid afgestaan aan Adriaan du Bois (Dubois), vleugeladjudant van Keizer Karel, en in 1717 werd ze eigendom van de familie van Arenberg. De Soevereine Raad van Brabant besliste immers op 27/10/1717 dat Drogenbos werd toegewezen aan Marie-Henriette del Caretto y Grana, hertogin douairière van Arenberg, weduwe van hertog Filip Karel Frans van Arenberg. Zij liet een prachtig buitenverblijf of "speelhuys" bouwen vooraan in het park van het huidige domein Calmeyn, zie Grote Baan nummer 202. Dit kasteel diende ter vervanging van het "oude kasteel", thans ingericht als gemeentehuis, Grote Baan nummer 222. Hiervoor moesten een aantal straten verlegd worden of verdwijnen zoals de weg van de kerk van Beersel naar Drogenbos, de zogenaamde "Bovenstraat". Hoewel Drogenbos steeds klein van omvang was, 124 inwoners in 1693, had het een meier en een schepenbank met volledige jurisdictie. Zij pasten het recht van Ukkel toe en gingen ten hoofde in Brussel. Op bestuurlijk vlak behoorde Drogenbos tot de hoofdmeierij Rode in het kwartier van Brussel. In 1795, onder Frans bewind, vervingen negen departementen de bestaande provinciën van de Nederlanden waarbij Drogenbos ondergebracht werd in het departement van de Dijle, kanton Ukkel. Vanaf 1798 werd het een zelfstandige gemeente, voorheen niet alleen territoriaal, maar ook parochiaal afhankelijk van Ukkel. Op de Ferrariskaart van vertoont het landschap van Drogenbos een eenvoudige structuur. Het grondgebied was immers nagenoeg volledig ingenomen door de zogenaamde Zenne-meersen, 6 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Drogenbos [online], (geraadpleegd op 9 mei 2018); AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Ruisbroek [online], (geraadpleegd op 9 mei 2018);

22 22 moerassige weiden die zich uitstrekten langs de oevers van de Zenne. Bos was zo goed als afwezig met uitzondering van een kleine strook ten zuiden van de dorpskern en ook akkergrond kwam slechts sporadisch voor. De geringe bebouwing was geconcentreerd in de nabijheid van de kerk. Het kerngebied van het latere domein Calmeyn was op dat ogenblik beboomd en onbebouwd; een dreef in het verlengde van de huidige Steenweg op Drogenbos doorsneed het gebied van oost naar west. Op de Zenne verzekerden twee houten bruggen de overgang. Tot het einde van het ancien régime was er te Drogenbos slechts beperkte landbouw; de voornaamste bezigheid bestond uit veeteelt en dan voornamelijk gericht op schapen in de talrijk aanwezige beemden; daarnaast was er wel enige fruit- en hopteelt en wijnbouw. Dat er geen spoor is van grote hoeven werd bepaald door het beperkte landbouwareaal. Parallel aan de nabijheid en de ontwikkeling van Brussel als hoofdstad en de industriële omwenteling in de eerste helft van de negentiende eeuw met de vestiging van belangrijke nijverheidsbedrijven, groeide ook het belang van Drogenbos en nam de bevolking toe. Zo waren er 470 inwoners in 1837 en in 1935 al Belangrijk in deze context waren de aanleg van het kanaal Brussel-Charleroi, de spoorlijn Brussel-Bergen en later ook nog de E19. Al in 1570 bestonden er plannen voor de aanleg van een kanaal van Brussel naar Charleroi; de uitvoering werd maar gestart onder het Hollandse Bewind en de eigenlijke werkzaamheden duurden van 1827 tot De Zennevallei werd verder ontsloten door de spoorlijn Brussel-Bergen die werd aangelegd vanaf 1838 en ingehuldigd op 17 mei Aan de hand van de Vander Maelenkaart wordt een duidelijk beeld van het negentiendeeeuwse Drogenbos verkregen. De natte weiden beslaan nog steeds het grootste deel van het grondgebied maar het landschap is aangevuld met ingrijpende infrastructuurwerken als kanaal en spoorweg, de basiselementen voor de latere ontwikkeling. Twee kleine kernen, één in de Zennebocht (de latere papierfabriek Catala) en één in de omgeving van de Mastellebrug over de Zenne, vormen de aanzet tot de latere industrialisering. Het strookje bos, aanwezig op de Ferrariskaart bleef behouden. Domein Calmeyn is met uitzondering van de twee wachthuisjes aan de Grote Baan nog steeds onbebouwd. De voornaamste bebouwing is nog steeds geconcentreerd rondom de kerk. In de loop van de tweede helft van de negentiende en de twintigste eeuw zullen een aantal grote bedrijven zich vestigden in het noordelijke, tot dan toe vrij landelijke deel van de gemeente in de nabijheid van het kanaal, de Zenne en de spoorlijn. Vooral de zone tussen de Zenne en het kanaal wordt geviseerd; de weiden langs de Zenne worden geleidelijk ingepalmd en ook de akkergrond verdwijnt. In het bijzonder de chemische nijverheid en de metaalbewerking zullen zeer belangrijk worden. In het zuidelijke deel van de gemeente neemt de bebouwing toe langs de wegen. Na de Eerste Wereldoorlog worden belangrijke verkavelingen doorgevoerd, onder meer in de omgeving Kerkstraat, Oude Molenstraat en Jozef Rodtsstraat: nieuwe straten worden aangelegd, onmiddellijk gevolgd door bebouwing. In de jaren 1960 ondergaat de gemeente een nieuwe beeldbepalende transformatie door de aanleg van de E19, die de gemeente tweemaal doorsnijdt en op het grondgebied twee afritten vertoont die een belangrijk deel van het toch al beperkte grondoppervlak in beslag nemen. Thans omvat het sterk geïndustrialiseerde en verstedelijkte Drogenbos drie zones: de onbebouwde Zennevallei met sterk kronkelende Zenne, het historische, opmerkelijk hoger gelegen dorpscentrum en het industriegebied aan het kanaal Brussel-Charleroi (waarvan het plangebied deel van uitmaakt). Ruisbroek wordt in een oorkonde van 1179 vermeld als Ruschebruc in de betekenis biezenbroek, een moerassige omgeving met riet en biezen. In oorsprong had Ruisbroek immers veel te lijden van de

23 23 overstromingen van de Zenne; om het gebied af te wateren werden toen drie grachten gegraven, ongeveer evenwijdig met de meanderende Zenne: de Broekgracht, de Oude Gracht en de Laekebeek; het oorspronkelijke moeras werd zo omgevormd tot weiland. Vanaf 1491 wordt de naam Ruisbroeck gebruikt. De oudste woonkern van Ruisbroek dankt zijn ontstaan vermoedelijk aan de onmiddellijke nabijheid van een Zenneovergang waar rond de elfde eeuw het primitieve Hof te Ruysbroeck gelegen was. Voortgaande op de ligging schuin tegenover de kerk en nabij het kruispunt van twee oude wegen identificeert J. Verbesselt trouwens De Helle als het dorpshof of Hof te Ruysbroeck, zie Karel Gilsonstraat nummer 15. Sommige historici vermoeden zelfs een Gallo-Romeinse villa of castrum op dezelfde plaats. Geleidelijk kwam hier een ronde nederzetting tot ontwikkeling. Naarmate de omgeving verder werd ontgonnen ontstonden meerdere hoeven in het gebied links van de Laekebeek, die de gemeente nagenoeg halveert; tussen de verschillende nederzettingen kwam geleidelijk een verbindingsweg in noord-zuidrichting tot stand: deze weg, voorheen de Dorpsstraat, maar thans bestaande uit de Karel Gilsonstraat en de Fabriekstraat, verloopt ongeveer parallel met de Laak en vormt tot op heden de hoofdas van de gemeente. Deze as lag bovendien aan de basis van de ontwikkeling van Ruisbroek tot langgerekt straatdorp en vormde oorspronkelijk ook de scheiding tussen de velden enerzijds en de beemden anderzijds. Het gedeelte ten westen werd immers ingenomen door vruchtbare landbouwgronden als het Ruysbroeckveld, het Wilderveld en het Meerveld, het gedeelte ten oosten door de beemdweiden langs de Zenne, laatstgenoemd gebied bleef tot op heden zo goed als onbebouwd. Ruisbroek maakte oorspronkelijk deel uit van het domein Sint-Pieters-Leeuw, één van de belangrijkste domeinen van Brabant dat door de edelvrouw Angela in de periode geschonken werd aan het Sint-Pieterskapittel van Deutz bij Keulen. In de twaalfde eeuw was de rol van Keulen echter uitgeteld en werd de hertog van Brabant hier heer en meester. Hertog Godfried III gaf de heerlijkheid Ruisbroek in 1179 aan zijn zoon Hendrik die het afstond aan zijn broer Willem, heer van Perwez. Naderhand kende Ruisbroek verschillende opeenvolgende eigenaars: de ridders van Stalle (1277), het geslacht van Aa ( ), het geslacht de Swaef (1393), familie Taye (1455) en familie de Witthem (1511) die het in bezit hield tot het einde van de zestiende eeuw. Nadien werd Ruisbroek verdeeld over verschillende eigenaars en in 1732 werd de heerlijkheid tot graafschap verheven ten voordele van G.H.R. d'yve d'ostiche. Vanaf 1309 is er sprake van een schepenbank die ten hoofde ging te Brussel. Kerkelijk gezien was Ruisbroek vermoedelijk afhankelijk van de moederparochie Sint-Pieters-Leeuw, sommige bronnen vermelden Dworp. Al vanaf 1138 was het begevingsrecht in handen van de abdij van het Heilig Graf te Kamerijk. In 1650 werd Ruisbroek erkend als zelfstandige parochie. In de loop van de negentiende eeuw evolueerde Ruisbroek mede onder invloed van de aanleg van belangrijke verbindingswegen als het kanaal en de spoorweg van een agrarische naar een industriegemeente met belangrijke impact van de textielnijverheid en de metaalsector. In het midden van de negentiende eeuw bedroeg de agrarische oppervlakte nog negentig percent, in 1959 was dit nog amper veertig percent. Vooral de komst van de textielfabriek Rey Ainé in 1851 was van fundamenteel belang voor de verdere ontwikkeling van de gemeente vooral met betrekking tot de bevolkingstoename in relatie tot de werkgelegenheid. Henri-Joseph Rey ( ) was een industrieel die na enkele textielondernemingen te hebben opgericht in de Brusselse en de Gentse regio, in Ruisbroek startte met een mechanische tafellinnenweverij met 500 weefstoelen in de

24 24 Fabriekstraat; hiervoor verwierf hij circa 30ha grond tussen de huidige Wandelingstraat en de Villalaan, een zone die toegang gaf tot potentieel enorme watervoorraden, nodig voor het bleekproces. Door haar buitenlandse afzet verwierf de onderneming een internationale bekendheid en breidde de werkgelegenheid zich snel uit. H.J. Rey vertoonde bovendien een sterke sociale bewogenheid. Hij richtte onder meer de vrije meisjesschool op in 1865 (Fabriekstraat nummer 3). Een van zijn voornaamste zorgen betrof echter de huisvesting van zijn werknemers; diverse woonprojecten werden op zijn initiatief gerealiseerd; zo liet hij al circa 1857 in de Fabriekstraat (de huidige nummers ) enkele woongelegenheden bouwen naar ontwerp van architect J.P. Cluysenaar, die ook verantwoordelijk was voor de bouw van het kasteel van de familie Rey in de aangrenzende gemeente Drogenbos. Omstreeks de eeuwwisseling werden ook nog een 80-tal woningen gebouwd in de Reystraat als gevolg van een wens die H.J. Rey uitdrukte op zijn sterfbed; ze werden in de jaren 1970 gesloopt voor de oprichting van de Europawijk. Naast de textielnijverheid omvatte de oude Ruisbroekse industrie ook bedrijven uit de metaalsector: zo waren er vier ijzergieterijen, waarvan er drie gelegen waren in de huidige Gieterijstraat. Inherent aan de ontwikkeling van de nijverheid werd een enorme bevolkingstoename geregistreerd. Nieuwe huisvestingsprojecten drongen zich op. Nog voor de Eerste Wereldoorlog werd een aantal nieuwe straten getrokken, de overige werden geleidelijk verhard en gemoderniseerd; zo werd de Fabriekstraat voor het eerst gekasseid in 1838, de Kerkstraat en de Meerweg in 1888; in korte tijd bereikte de bouwdichtheid haar hoogtepunt. Tijdens het Interbellum kwamen vooral de zogenaamde binnenstraten tot ontwikkeling, dit wil zeggen de straten tussen de spoorlijn en de hoofdas, waaronder de Pieter Cornelisstraat; volgens literatuurgegevens bouwde de in 1929 opgerichte huisvestingsmaatschappij "Ruisbroekse Haard" in deze nieuwe straat 24 sociale eengezinswoningen in 1930, in 1931 gevolgd door nog eens zestien woningen en twaalf appartementen op de hoeken met de pas aangelegde Jan Ruusbroecstraat. Het volledige ensemble werd echter al in 1930 ingetekend op het kadaster. Van belang in deze context is ook de verbreding van de vaart in de periode ; vooral de ligging en het profiel van de waterweg ondergingen een ingrijpende wijziging. Deze aanpassingswerken hadden ook een weerslag op de directe omgeving. Het Sasplein werd meer naar het westen verlegd en het tracé van de Groot-Bijgaardenstraat werd verschoven; daarbij werd een hele reeks huizen gesloopt. Vanaf de jaren 1950 werd geleidelijk werk gemaakt van de verkaveling van het zogenaamde Broek in de richting van het beemdengebied, ten oosten van de hoofdas. Meerdere nieuwe straten, alle doodlopend op de Laak, werden gecreëerd op verhoogde grond. Een gedeelte van deze nog grotendeels onbebouwde omgeving was inmiddels vrijgekomen door het slopen van de textielfabriek Rey-Ainé die in 1960 ophield te bestaan en gelegen was tussen de huidige Wandelingstraat en de Villalaan; vanaf 1961 werden deze gronden ingepalmd voor 144 nieuwe woningen; de reeks naoorlogse verkavelingen werd echter al aangevat in 1954 met de bouw van 40 eengezinswoningen in opdracht van de "Ruisbroekse Haard" in de Alfons Vandenboschstraat, in 1960 uitgebreid met 46 appartementen op de hoek met de Fabriekstraat. Naderhand volgden ook de Vredelaan en Laekebeeklaan (1957), de Philippe Destrijkerlaan (1968) en uit dezelfde periode dateert ook de bebouwing in de omgeving van de huidige Hengststraat. Ondanks de aanleg en bebouwing van al deze straten bleef het basispatroon ongewijzigd; de meest fundamentele verandering betrof de aanleg van de E19 Brussel-Parijs. Het traject Drogenbos-Halle waartoe ook de Ruisbroekse sectie behoort, werd opengesteld op 22 mei 1969 en doorsnijdt het nog overblijvende groene deel van de

25 25 deelgemeente; aan weerszijden werden dienstencentra opgericht terwijl de sterk verhoogde bermen een verdediging vormen tegen mogelijke overstromingen van de Zenne. Sterk beeldbepalend zijn ook de op- en afritten nabij de grens met Drogenbos. De oudste relevante kaart voor het plangebied die geraadpleegd kan worden betreft de Villaretkaart uit Het plangebied is onbebouwd, de Groot-Bijgaardenstraat is reeds aanwezig. Alle latere 18 de - (Ferraris) en 19 de -eeuwse kaarten (Atlas der Buurtwegen, Popp, Vandermaelen) en de topografische kaarten uit eind 19 de en eerste helft 20 ste eeuw tonen een vergelijkbaar beeld: het plangebied en de omgeving is onbebouwd en vermoedelijk in gebruik als landbouwgrond. De hoogtelijnen op de topografische kaarten, te zien van oost naar west op het plangebied, duiden op de sterke helling van het terrein. Vanaf de luchtfoto s van 1971 is te zien dat het terrein in gebruik is gekomen als industrieterrein. De huidige gebouwen aan de oostelijke zijde zijn dan reeds aanwezig. Een strook grond in het zuidwesten is in 1971 nog in gebruik als landbouwgrond, op de volgende luchtfoto van is deze strook ingenomen als bedrijventerrein. De daaropvolgende decennia verandert de inrichting nog enigszins (onder meer afbraak van enkele loodsen in het westen), maar het terrein bleef tot op heden in gebruik als bedrijvenzone met plaats voor stockage en circulatie. Figuur 18 Benaderende aanduiding van het plangebied op de Villaretkaart (bron: geopunt.be).

26 26 Figuur 19 Uitsnede uit de Ferrariskaart (bron: geopunt.be). Figuur 20 Uitsnede uit de Atlas der Buurtwegen (bron: geopunt.be).

27 27 Figuur 21 Uitsnede uit de kaart van Popp (bron: geopunt.be). Figuur 22 Uitsnede uit de kaart van Vandermaelen (bron: geopunt.be).

28 28 Figuur 23 Uitsnede uit de topografische kaart van 1891 (bron: cartesius.be en NGI). Figuur 24 Uitsnede uit de topografische kaart van (bron: cartesius.be en NGI).

29 29 Figuur 25 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van 1971 (bron: geopunt.be). Figuur 26 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van (bron: geopunt.be).

30 30 Figuur 27 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van (bron: geopunt.be).

31 Archeologische situering Op de Centrale Archeologische Inventaris zijn enkele sites aangegeven in de omgeving van het plangebied. Het grotere landbouwperceel ten zuiden van het plangebied is recent onderzocht door middel van een veldkartering, landschappelijke boringen en proefsleuven. Dit toonde een tamelijk goedbewaarde bodem aan, met een archeologisch niveau op 40 tot 80cm diepte, maar er werden geen relevante archeologische sporen en vondsten aangetroffen. Er werd geen verder vervolgonderzoek geadviseerd (CAI Locatie ). 7 Een terrein net ten zuidwesten ervan werd eveneens recent onderzocht door middel van boringen en proefsleuven (niet aangeduid op de CAI), ook hierbij werden geen relevante archeologische sporen aangetroffen. 8 Iets ten zuiden leverde een recent proefsleuvenonderzoek ook al geen resultaten op (CAI Locatie ). 9 Een recent proefsleuvenonderzoek op CAI Locatie leverde echter wel sporen op: 7 antropogene sporen (kleine kuilen met gelijkaardige vulling) werden als Romeins geïnterpreteerd, slechts in 1 spoor werden vondsten aangetroffen, nl. 3 fragmenten Romeinse dakpannen. Daarnaast zijn ook enkele vuurstenen artefacten uit het midden-neolithicum en een aantal Romeinse scherven gevonden als losse vondst. Er werd geen verder onderzoek geadviseerd, aangezien de verspreid liggende kuilen te interpreteren zijn als off-site activiteiten, waarvan verder onderzoek geen kennisvermeerdering zou opleveren. 10 Nabij het plangebied zijn meerdere locaties aangeduid als Gebieden Geen Archeologie. In 1968 en 1972 werden langsheen de Zenne (CAI Locatie 3078, ten oosten van het plangebied) onder ca. 2m alluvium een midden-romeinse afvallaag aangetroffen, met daarin tegulae, imbrices, as, beenderen, ceramiek, metalen voorwerpen, molensteen, een fragment van de wand van een dakpannenoven, en ingeheide houten palen. Mogelijk gaat het om restanten van een steen- of dakpanbakkerij. CAI Locatie 6124, ten westen van het plangebied, duidt op de ruïne van een woonhuis uit de 17 de - 18 de eeuw, gelegen in een recente verkaveling, en ooit deel uitmakend van t Hof te Wilre (vermeld sedert 1546). Net ten noorden ervan, CAI Locatie 6123, was de priorij Klein-Bijgaarden gelegen, een stichting van de Cisterciënzerinnen en reeds vermeld in De bijgebouwen zijn nu een industrieel complex, het huidige complex omvat een neoclassicistisch kasteel. Een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in 2013 in de industriële complexen werden enkele muren geregistreerd die dateren van voor de 17 de eeuw, misschien zelfs 14 de -eeuws. Er werd bijna geen vondstmateriaal teruggevonden. Ten zuidoosten van het plangebied zijn een aantal middeleeuwse locaties aangegeven, deze zijn gelegen nabij de kern van Ruisbroek en zijn minder relevant voor het plangebied. Op basis van bovenstaande gegevens, kan aan het plangebied een eerder lage archeologische verwachting gegeven worden. Diverse sleuvenonderzoeken, recent uitgevoerd op de aangrenzende percelen ten zuiden van het plangebied met een gezamenlijke oppervlakte die aanzienlijk hoger is dan het plangebied, hebben zo goed als geen relevante archeologische sporen opgeleverd. Enkele Romeinse sporen en vondsten, en neolithische steentijdartefacten aangetroffen als losse vondst,

32 32 tonen wel enigszins het potentieel van de regio aan; bewoningssporen uit die periodes werden echter nog niet gevonden en zijn vermoedelijk hoger op de helling terug te vinden, ofwel in de vallei van rivieren zoals de Zenne. Figuur 28 Uitsnede uit de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) (bron: geopunt.be en CAI).

33 33 3. Synthese 3.1. Archeologisch verwachtingspatroon Op basis van het bureauonderzoek kan volgend verwachtingspatroon vooropgesteld worden: - Het plangebied was tot minstens midden 20 ste eeuw onbebouwd en vermoedelijk in gebruik als landbouwgrond. Zeker in 1971 was er reeds industriële activiteit op het terrein; in de daaropvolgende jaren en decennia breidde deze bedrijfszone zich uit en veranderde de interne inrichting enigszins. Het plangebied maakt deel uit van een grotere industriële zone, en het akkerland ten zuiden zal op korte termijn ook ontwikkeld worden. - Het gebruik van de site als bedrijfszone voor bijna 50 jaar heeft ongetwijfeld een grote verstoring van de bodem met zich teweeg gebracht. Waar op de topografische kaarten van eind 19 de -begin 20 ste eeuw een geleidelijke helling te zien is van oost naar west, toont het tegenwoordige hoogtemodel dat zeker de oostelijke zone is afgevlakt. De noordoost-zuidwest zone van het terrein geeft ook aan dat er in het westelijke deel van het plangebied op meerdere plaatsen bodemingrepen hebben plaatsgevonden die geleid hebben tot een geaccidenteerd maaiveld. Ook kan er van uitgegaan worden dat bij het verharden van het plangebied met stelcon-platen een groot grondverzet heeft plaatsgevonden om een vlakke ondergrond te verkrijgen. Ook op de plek van de huidige, en de voormalige gebouwen, mag een grondige verstoring van de bodem verwacht worden. Archeologische onderzoeken uitgevoerd op de percelen ten zuiden hebben aangetoond dat het archeologische niveau zich tussen 40 en 80cm diepte bevindt. De kans dat er bij de inrichting en exploitatie van het bedrijventerrein een verstoring tot die diepte heeft plaatsgevonden op het grootste deel van het terrein, is zeer reëel. - Er kan aan het plangebied een eerder lage archeologische verwachting gegeven worden. Diverse sleuvenonderzoeken, recent uitgevoerd op de aangrenzende percelen ten zuiden van het plangebied met een gezamenlijke oppervlakte die aanzienlijk hoger is dan het plangebied, hebben zo goed als geen relevante archeologische sporen opgeleverd. Enkele Romeinse sporen en vondsten, en neolithische steentijdartefacten aangetroffen als losse vondst, tonen wel enigszins het potentieel van de regio aan; bewoningssporen uit die periodes werden echter nog niet gevonden en zijn vermoedelijk hoger op de helling terug te vinden, ofwel in de vallei van rivieren zoals de Zenne. Deze sleuvenonderzoeken hebben ook aangetoond dat er op deze locatie geen potentieel is voor in situ bewaarde steentijdsites Afweging verder vooronderzoek De bestaande inrichting (gebouwen, verharding) wordt volledig verwijderd. Vervolgens word het terrein geherprofileerd; de geleidelijk helling naar het westen wordt meer getrapt heraangelegd. De site wordt omgevormd tot een complex van 2 bedrijfsverzamelgebouwen: gebouw A met 11 units (2517m²) en gebouw B met 5 units (1134m²). De fundering gebeurt op palen, die ca. 2 à 3m diep de grond in gaan. Rond de nieuwe gebouwen worden een waterdoorlatende verharding (1797m²) en

34 34 enkele groenzones aangelegd; het westelijke deel wordt volledig als groenzone ingericht. Onder de verharding centraal in het plangebied wordt een ondergrondse buffer voor hemelwater voorzien. Daarnaast worden verspreid over het terrein diverse nutsleidingen en -voorzieningen aangelegd. Er kan van uitgegaan worden dat er grondwerken plaatsvinden op het gehele plangebied. De werken vinden echter plaats op een locatie die de laatste 50 jaar in gebruik is als bedrijventerrein, en waar gedurende die periode verschillende bodemingrepen zijn gebeurd over de volledige oppervlakte van het plangebied. Er zijn ingrijpende wijzigingen gebeurd aan het maaiveld, dat tegenwoordig niet meer overeenkomt met het oorspronkelijke niveau, zoals kon aangetoond worden na vergelijking met de topografische kaarten uit eind 19 de -eerste helft 20 ste eeuw. De kans is zeer reëel dat het archeologisch bodemniveau op de meeste plaatsen al geroerd zal zijn. Daarnaast kent de omgeving van het plangebied een eerder lage archeologische verwachting. Beide zaken samen genomen een grote verstoring van het archeologisch niveau en een lage archeologische verwachting -, laten toe om te concluderen dat een verder vooronderzoek op het plangebied geen relevante kennisvermeerdering zal betekenen. Op enkele verspreide en beperkte plekken kan het archeologische niveau misschien wel nog bewaard zijn, maar verder vooronderzoek hiervan zal nooit leiden tot een samenhangend geheel en zal meer vragen oproepen dan beantwoorden. De kostenbaten analyse zou hierdoor negatief uitvallen. Op basis van bovenstaande argumenten wordt geen verder vooronderzoek geadviseerd Beantwoording onderzoeksvragen Zijn er archeologische of historische gegevens gekend over de site? Het plangebied was tot minstens midden 20 ste eeuw onbebouwd en vermoedelijk in gebruik als landbouwgrond. Zeker in 1971 was er reeds industriële activiteit op het terrein; in de daaropvolgende jaren en decennia breidde deze bedrijfszone zich uit en veranderde de interne inrichting enigszins. Het plangebied maakt deel uit van een grotere industriële zone, en het akkerland ten zuiden zal op korte termijn ook ontwikkeld worden. Diverse sleuvenonderzoeken, recent uitgevoerd op de aangrenzende percelen ten zuiden van het plangebied met een gezamenlijke oppervlakte die aanzienlijk hoger is dan het plangebied, hebben zo goed als geen relevante archeologische sporen opgeleverd. Zijn er gegevens gekend dat de bodem (deels) verstoord is? Het gebruik van de site als bedrijfszone voor bijna 50 jaar heeft ongetwijfeld een grote verstoring van de bodem met zich teweeg gebracht. Waar op de topografische kaarten van eind 19 de -begin 20 ste eeuw een geleidelijke helling te zien is van oost naar west, toont het tegenwoordige hoogtemodel dat zeker de oostelijke zone is afgevlakt. De noordoost-zuidwest zone van het terrein geeft ook aan dat er in het westelijke deel van het plangebied op meerdere plaatsen bodemingrepen hebben plaatsgevonden die geleid hebben tot een geaccidenteerd maaiveld. Ook kan er van uitgegaan worden dat bij het verharden van het plangebied met stelcon-platen een groot grondverzet heeft plaatsgevonden om een vlakke ondergrond te verkrijgen. Ook op de plek van de huidige, en de voormalige gebouwen, mag een grondige verstoring van de bodem verwacht worden. Archeologische onderzoeken uitgevoerd op de percelen ten zuiden hebben aangetoond dat het

35 35 archeologische niveau zich tussen 40 en 80cm diepte bevindt. De kans dat er bij de inrichting en exploitatie van het bedrijventerrein een verstoring tot die diepte heeft plaatsgevonden op het grootste deel van het terrein, is zeer reëel. Neen. Zijn er landschappelijke factoren die invloed kunnen hebben op de gaafheid van eventuele archeologische sporen? Wat is de impact van de geplande werken op het bodemarchief? De bestaande inrichting (gebouwen, verharding) wordt volledig verwijderd. Vervolgens word het terrein geherprofileerd; de geleidelijk helling naar het westen wordt meer getrapt heraangelegd. De site wordt omgevormd tot een complex van 2 bedrijfsverzamelgebouwen: gebouw A met 11 units (2517m²) en gebouw B met 5 units (1134m²). De fundering gebeurt op palen, die ca. 2 à 3m diep de grond in gaan. Rond de nieuwe gebouwen worden een waterdoorlatende verharding (1797m²) en enkele groenzones aangelegd; het westelijke deel wordt volledig als groenzone ingericht. Onder de verharding centraal in het plangebied wordt een ondergrondse buffer voor hemelwater voorzien. Daarnaast worden verspreid over het terrein diverse nutsleidingen en -voorzieningen aangelegd. Er kan van uitgegaan worden dat er grondwerken plaatsvinden op het gehele plangebied. Is er een archeologische site aanwezig? Zo ja, wat zijn de karakteristieken en de bewaringstoestand ervan? Wat is de relatie met het landschap? Welke waarde heeft de site? De aan- of afwezigheid van een archeologische site kan niet vastgesteld worden op basis van het bureauonderzoek. De bestaande verstoring van het archeologisch niveau en een lage archeologische verwachting laten echter toe om te concluderen dat een verder vooronderzoek op het plangebied geen relevante kennisvermeerdering zal betekenen. Wat is de te volgen strategie tijdens een eventueel verder onderzoek en welke bijkomende onderzoeksvragen moeten daarbij beantwoord worden? Niet van toepassing.

36 36 4. Samenvatting De archeologienota kadert in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli Naar aanleiding van een geplande aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen te Drogenbos Groot-Bijgaardenstraat 126 (provincie Vlaams-Brabant), gelegen buiten woon- en recreatiegebied en waarbij de totale oppervlakte van de bodemingrepen 5000m² of meer bedraagt, dient de initiatiefnemer een archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag. De archeologienota dient opgemaakt te worden onder supervisie van een erkend archeoloog. Het plangebied is 9572m² groot en gelegen ten westen van de Groot-Bijgaardenstraat in Drogenbos. Het terrein heeft een langwerpige, onregelmatige vorm en is in gebruik als bedrijfsgrond. In de oostelijke zone zijn bedrijfsgebouwen aanwezig, in de westelijke punt staat een loods. De overige ruimte is bijna volledig verhard door middel van stelcon-platen en wordt gebruikt voor circulatie en als stockageplaats. Centraal en in het westen zijn enkele niet-verharde zones aanwezig, die ook in gebruik zijn als stockageplaats. Het plangebied was tot minstens midden 20 ste eeuw onbebouwd en vermoedelijk in gebruik als landbouwgrond. Zeker in 1971 was er reeds industriële activiteit op het terrein; in de daaropvolgende jaren en decennia breidde deze bedrijfszone zich uit en veranderde de interne inrichting enigszins. Het plangebied maakt deel uit van een grotere industriële zone, en het akkerland ten zuiden zal op korte termijn ook ontwikkeld worden. Het gebruik van de site als bedrijfszone voor bijna 50 jaar heeft ongetwijfeld een grote verstoring van de bodem met zich teweeg gebracht. Waar op de topografische kaarten van eind 19 de -begin 20 ste eeuw een geleidelijke helling te zien is van oost naar west, toont het tegenwoordige hoogtemodel dat zeker de oostelijke zone is afgevlakt. De noordoost-zuidwest zone van het terrein geeft ook aan dat er in het westelijke deel van het plangebied op meerdere plaatsen bodemingrepen hebben plaatsgevonden die geleid hebben tot een geaccidenteerd maaiveld. Ook kan er van uitgegaan worden dat bij het verharden van het plangebied met stelcon-platen een groot grondverzet heeft plaatsgevonden om een vlakke ondergrond te verkrijgen. Ook op de plek van de huidige, en de voormalige gebouwen, mag een grondige verstoring van de bodem verwacht worden. Archeologische onderzoeken uitgevoerd op de percelen ten zuiden hebben aangetoond dat het archeologische niveau zich tussen 40 en 80cm diepte bevindt. De kans dat er bij de inrichting en exploitatie van het bedrijventerrein een verstoring tot die diepte heeft plaatsgevonden op het grootste deel van het terrein, is zeer reëel. Er kan aan het plangebied een eerder lage archeologische verwachting gegeven worden. Diverse sleuvenonderzoeken, recent uitgevoerd op de aangrenzende percelen ten zuiden van het plangebied met een gezamenlijke oppervlakte die aanzienlijk hoger is dan het plangebied, hebben zo goed als geen relevante archeologische sporen opgeleverd. Enkele Romeinse sporen en vondsten, en neolithische steentijdartefacten aangetroffen als losse vondst, tonen wel enigszins het potentieel van de regio aan; bewoningssporen uit die periodes werden echter nog niet gevonden en zijn vermoedelijk hoger op de helling terug te vinden, ofwel in de vallei van rivieren zoals de Zenne. Deze sleuvenonderzoeken hebben ook aangetoond dat er op deze locatie geen potentieel is voor in situ bewaarde steentijdsites.

37 37 De bestaande inrichting (gebouwen, verharding) wordt volledig verwijderd. Vervolgens word het terrein geherprofileerd; de geleidelijk helling naar het westen wordt meer getrapt heraangelegd. De site wordt omgevormd tot een complex van 2 bedrijfsverzamelgebouwen: gebouw A met 11 units (2517m²) en gebouw B met 5 units (1134m²). De fundering gebeurt op palen, die ca. 2 à 3m diep de grond in gaan. Rond de nieuwe gebouwen worden een waterdoorlatende verharding (1797m²) en enkele groenzones aangelegd; het westelijke deel wordt volledig als groenzone ingericht. Onder de verharding centraal in het plangebied wordt een ondergrondse buffer voor hemelwater voorzien. Daarnaast worden verspreid over het terrein diverse nutsleidingen en -voorzieningen aangelegd. Er kan van uitgegaan worden dat er grondwerken plaatsvinden op het gehele plangebied. De werken vinden echter plaats op een locatie die de laatste 50 jaar in gebruik is als bedrijventerrein, en waar gedurende die periode verschillende bodemingrepen zijn gebeurd over de volledige oppervlakte van het plangebied. Er zijn ingrijpende wijzigingen gebeurd aan het maaiveld, dat tegenwoordig niet meer overeenkomt met het oorspronkelijke niveau, zoals kon aangetoond worden na vergelijking met de topografische kaarten uit eind 19 de -eerste helft 20 ste eeuw. De kans is zeer reëel dat het archeologisch bodemniveau op de meeste plaatsen al geroerd zal zijn. Daarnaast kent de omgeving van het plangebied een eerder lage archeologische verwachting. Beide zaken samen genomen een grote verstoring van het archeologisch niveau en een lage archeologische verwachting -, laten toe om te concluderen dat een verder vooronderzoek op het plangebied geen relevante kennisvermeerdering zal betekenen. Op enkele verspreide en beperkte plekken kan het archeologische niveau misschien wel nog bewaard zijn, maar verder vooronderzoek hiervan zal nooit leiden tot een samenhangend geheel en zal meer vragen oproepen dan beantwoorden. De kostenbaten analyse zou hierdoor negatief uitvallen. Op basis van bovenstaande argumenten wordt geen verder vooronderzoek geadviseerd.

38 38 5. Bibliografie

39 39 6. Bijlages Figurenlijst Figuur 1 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van 2017 (bron: geopunt.be) Figuur 2 3D-beeld van de voorzijde (oostelijk deel) van het plangebied, gezien vanuit het oosten (bron: google.be/maps) Figuur 3 3D-beeld van de achterzijde (westelijk deel) van het plangebied, gezien vanuit het oosten (bron: google.be/maps) Figuur 4 Opmetingsplan (bron: initiatiefnemer) Figuur 5 Plan bestaande toestand (bron: initiatiefnemer) Figuur 6 Uitsnede uit het inplantingsplan van de geplande werken (bron: initiatiefnemer) Figuur 7 Zicht op de topografische kaart met aanduiding van het plangebied (bron: NGI) Figuur 8 Detailopname van de topografische kaart met aanduiding van het plangebied (bron: NGI). 14 Figuur 9 Zicht op het kadasterplan (bron: geopunt.be) Figuur 10 Zicht op de bodemgebruikskaart met aanduiding van het plangebied (bron: geopunt.be). 15 Figuur 11 Zicht op het Digitaal Hoogtemodel (bron: geopunt.be) Figuur 12 Zicht op het Digitaal Hoogtemodel, op siteniveau (bron: geopunt.be) Figuur 13 Zicht op de Potentiële bodemerosiekaart (bron: geopunt.be) Figuur 14 Zicht op de bodemkaart (bron: DOV) Figuur 15 Uitsnede uit de Tertiair Geologische Kaart (bron: geopunt.be) Figuur 16 Uitsnede uit de Quartair Geologische Kaart (bron: geopunt.be) Figuur 17 Uitleg bij de Quartair Geologische Kaart (bron: geopunt.be) Figuur 18 Benaderende aanduiding van het plangebied op de Villaretkaart (bron: geopunt.be) Figuur 19 Uitsnede uit de Ferrariskaart (bron: geopunt.be) Figuur 20 Uitsnede uit de Atlas der Buurtwegen (bron: geopunt.be) Figuur 21 Uitsnede uit de kaart van Popp (bron: geopunt.be) Figuur 22 Uitsnede uit de kaart van Vandermaelen (bron: geopunt.be) Figuur 23 Uitsnede uit de topografische kaart van 1891 (bron: cartesius.be en NGI) Figuur 24 Uitsnede uit de topografische kaart van (bron: cartesius.be en NGI) Figuur 25 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van 1971 (bron: geopunt.be) Figuur 26 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van (bron: geopunt.be) Figuur 27 Zicht op het plangebied op de luchtfoto van (bron: geopunt.be) Figuur 28 Uitsnede uit de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) (bron: geopunt.be en CAI) Bijlage: Bouwplannen (bron: initiatiefnemer).

40 Terreinprofiel Kad. perceel A8c Terreinprofiel FOTO 6 Te slopen gebouw m² FOTO 5 GEMEENTEGRENS Kad. perceel A175W3 Kad. perceel A175v grens volgens kadastrale toestand grens volgens uiterlijk kenmerk en gebruik OPRICHTEN VAN 3 BEDRIJFSVERZAMELGEBOUWEN Kad. perceel A2p & A66w Huisnr Terreinprofiel FOTO Kad. perceel A66x Te slopen gebouw m² Bedrijf Kad. perceel A66s Huisnr Bedrijf Delpharm Kad. perceel A65a2 Huisnr Voetpad in betonklinkers FOTO 2 Groot-Bijgaardenstraat Alle nutsvoorzieningen aanwezig As van de weg Rijweg in asfalt FOTO 3 Voetpad in betonklinkers Woning Kad. perceel A64w3 FOTO 1 Woning Kad. A62c3 Woning Kad. A62n2 Woning Kad. A62d2 N INPLANTINGSPLAN Bestaande toestand 1m 5m Schaal 1/200 TYBERGHIEN & PARTNERS Oprichten van bedrijfsverzamelgebouw - RESOLVE - Drogenbos

41 Terreinprofiel Terreinprofiel Kad. perceel A8c m² Te slopen gebouw GEMEENTEGRENS GEMEENTEGRENS kroonlijst: ONDIEPE WADI : infiltratieoppervlakte =130m² Buffervolume = liter Kad. perceel A175v UNIT B m² OPSTELPUNT BRANDWEER UNIT B m² UNIT B m² BUFFER- & INFITLTRATIEGRACHT : infiltratieoppervlakte =75,26m² Buffervolume = liter UNIT A m² 36 Kad. perceel A66x UNIT A m² 37 UNIT B m² 10 UNIT B m² UNIT A m² UNIT A m² brandmuur EI120' brandmuur EI120' COMPARTIMENTSWAND UNIT A m² brandmuur EI120' 7 Helling < 6% UNIT A m² 6 GEBOUW A 2.517m² TE SLOPEN GEBOUW UNIT A m² 5 UNIT A m² 4 UNIT A m² 3 UNIT A m² 2 Bedrijf Kad. perceel A66s Huisnr. 124 UNIT A m² Bedrijf Delpharm Kad. perceel A65a2 Huisnr. 128 EI120' EI120' 1 FIETSEN Helling < 6% Voetpad in betonklinkers FOTO Groot-Bijgaardenstraat Alle nutsvoorzieningen aanwezig As van de weg Rijweg in asfalt Voetpad in betonklinkers FOTO 3 Woning Kad. perceel A64w3 FOTO 1 Woning Kad. A62c3 Woning Woning Kad. A62n2 Kad. A62d INPLANTINGSPLAN en GROENPLAN NIEUWE TOESTAND N 0 5m 10m 15m 20m 25m SCHAAL 1/200 TYBERGHIEN & PARTNERS Slopen magazijn en oprichten van bedrijfsverzamelgebouw - RESOLVE - Drogenbos