UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/271 VAN DE COMMISSIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/271 VAN DE COMMISSIE"

Transcriptie

1 L 40/51 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/271 VAN DE COMMISSIE van 16 februari 2017 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd bladaluminium DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie ( 1 ) ( de basisverordening ), en met name artikel 13, lid 3, Overwegende hetgeen volgt: 1. PROCEDURE 1.1. Bestaande maatregelen (1) De Raad stelde bij Verordening (EG) nr. 925/2009 ( 2 ) ( de oorspronkelijke verordening ) een definitief antidumpingrecht van 30,0 % in op bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg ( het betrokken product ) uit de Volksrepubliek China ( de VRC ) voor alle andere ondernemingen dan die welke in artikel 1, lid 2, van die verordening zijn vermeld. (2) In december 2015 werden de maatregelen met betrekking tot hetzelfde product uitgebreid bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie ( 3 ) ( het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ). (3) Deze maatregelen worden hierna de geldende maatregelen genoemd; het onderzoek dat tot de door de oorspronkelijke verordening ingestelde maatregelen heeft geleid, wordt hierna het oorspronkelijke onderzoek genoemd Opening van een onderzoek op grond van een verzoek (4) Op 18 april 2016 ontving de Europese Commissie ( de Commissie ) een verzoek waarin aangegeven was dat de geldende maatregelen op de invoer van bepaald bladaluminium worden ontweken door de invoer van enigszins gewijzigde betrokken producten uit de VRC. (5) De indiener van het verzoek heeft om anonimiteit verzocht vanwege een dreiging met commerciële vergeldingsacties. De Commissie oordeelde dat het verzoek voldoende was gemotiveerd en stemde ermee in de identiteit van de indiener van het verzoek geheim te houden. (6) Het verzoek bevatte voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat zich na de instelling van de geldende maatregelen een aanzienlijke verandering in het patroon van de uitvoer uit de VRC naar de Unie heeft voorgedaan, die door de instelling van de geldende maatregelen leek te zijn veroorzaakt. Voor een dergelijke verandering bestond er volgens de indiener van het verzoek, afgezien van de instelling van de geldende maatregelen, onvoldoende reden of rechtvaardiging. ( 1 ) PB L 176 van , blz. 21. ( 2 ) Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad van 24 september 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 262 van , blz. 1). ( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie van 17 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Brazilië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 332 van , blz. 63).

2 L 40/ (7) Voorts gaf bewijsmateriaal in het dossier aan dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd, zowel gezien de hoeveelheden als prijzen. Uit het bewijsmateriaal bleek dat de toegenomen invoer van het enigszins gewijzigde product plaatsvond tegen prijzen die lager lagen dan de geen schade veroorzakende prijs die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. (8) Ten slotte was er voorlopig bewijsmateriaal dat de enigszins gewijzigde producten met dumping werden ingevoerd in vergelijking met de normale waarde die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld voor het soortgelijke product, dat wil zeggen het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde product dat dezelfde technische en fysieke kenmerken heeft als het betrokken product. (9) Na de lidstaten te hebben geïnformeerd, stelde de Commissie vast dat er voldoende bewijsmateriaal was om een onderzoek te openen op grond van artikel 13 van de basisverordening. Bijgevolg opende zij het onderhavige onderzoek bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie ( 1 ) ( de openingsverordening ). Daarnaast gaf de Commissie bij de openingsverordening de douaneautoriteiten de opdracht om de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product uit de VRC te registreren krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening Onderzoek (10) De Commissie stelde de autoriteiten van de VRC, de producenten-exporteurs en handelaren in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de bedrijfstak van de Unie naar behoren in kennis van de opening van het onderzoek. (11) Zij heeft formulieren om vrijstelling aan te vragen toegestuurd aan de producenten-exporteurs in de VRC en aan de haar bekende importeurs in de Unie. (12) Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen werden ervan op de hoogte gesteld dat niet-medewerking kan leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op beschikbare gegevens zijn gebaseerd. (13) Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en 19 ondernemingen uit de Unie, waaronder de bedrijfstak van de Unie en niet-verbonden importeurs, meldden zich. (14) Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en vijf niet-verbonden importeurs beantwoordden de vragenlijst en verzochten om een vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening. (15) De volgende producenten-exporteurs beantwoordden de vragenlijsten volledig, waarna bij hen ter plaatse een controle werd uitgevoerd: Dingsheng Aluminium Group, Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd, Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd, Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd, Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd. (16) De volgende vijf niet-verbonden importeurs in de Unie beantwoordden de vragenlijsten volledig: Coutinho Caro + Co. International Trading GmbH, Huhtamaki Flexible Packaging Germany GmbH & Co. KG, ( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie van 31 mei 2016 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van enigszins gewijzigd bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 144 van , blz. 35).

3 L 40/53 Now Plastics UK Inc (Milano Branch), Von Aschenbach & Voss GmbH, Wrap Films Systems Ltd. (17) Een van de niet-verbonden importeurs, de onderneming Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop. (18) Bij de volgende niet-verbonden importeurs werd ter plaatse een controle uitgevoerd: Coutinho Caro + Co. International Trading GmbH, Von Aschenbach & Voss GmbH. (19) De onderneming Cellofix S.L. diende opmerkingen in en verzocht om een hoorzitting als belanghebbende. (20) Er vonden hoorzittingen plaats tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, en tussen de Commissie en de volgende ondernemingen: Cellofix S.L., Now Plastics Inc. en Von Aschenbach & Voss GmbH. (21) Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft er nog een hoorzitting plaatsgevonden tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, waarna de Commissie opnieuw haar voornemen bekend heeft gemaakt tot uitbreiding van de maatregelen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) ( het douanewetboek van de Unie ) Onderzoektijdvak en verslagperiode (22) Het onderzoek had betrekking op de periode van zondag 1 april 2012 tot en met 31 maart Er werden gegevens verzameld voor het onderzoektijdvak en voor alle jaren sinds 2009 (toen de geldende maatregelen werden ingesteld) om onder andere de beweerde verandering in de structuur van het handelsverkeer te onderzoeken. Voor de periode van 1 april 2015 tot en met 31 maart 2016 ( de verslagperiode ) werden gedetailleerdere gegevens verzameld om te onderzoeken of de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd en of er met dumping werd ingevoerd. 2. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK 2.1. Algemene overwegingen (23) In overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de basisverordening, onderzocht de Commissie achtereenvolgens of er zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Unie had voorgedaan; of die verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond; of uit bewijsmateriaal bleek dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht werd ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product; en of was bewezen dat dumping plaatsvond ten aanzien van de eerder voor het soortgelijk product vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening Betrokken product (24) Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is het product dat aan de geldende maatregelen is onderworpen, zoals hierboven in overweging 1 beschreven. Het valt onder GN-code ex (Taric-code ). Zoals door het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld, wordt dit specifieke type bladaluminium verwerkt tot een consumentenproduct, namelijk aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik ( AFH ) dat als verpakkingsmateriaal en voor andere huishoudelijke toepassingen wordt gebruikt. ( 1 ) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van , blz. 1).

4 L 40/ Onderzocht product (25) Het product dat met het oog op ontwijking wordt onderzocht heeft dezelfde wezenlijke kenmerken als het betrokken product. Het kan echter gegloeid zijn of niet. (26) Het onderzochte product werd in de openingsverordening als volgt gedefinieerd: bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, of bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid. (27) De eerste drie hierboven omschreven producten wordt momenteel ingedeeld onder GN-code ex (Taric-codes , en ). Het vierde hierboven omschreven product wordt ingedeeld onder GN-code ex (Taric-codes en ). (28) In het oorspronkelijke onderzoek had de Commissie vastgesteld dat aluminium converter foil ( ACF ) niet het betrokken product was ( 1 ). De twee producten AFH en ACF worden voor andere doeleinden gebruikt. ACF wordt gebruikt door verwerkende industrieën die het lamineren, coaten, lakken en anderszins verwerken en integreren in producten die onder meer voor de verpakking van voedsel, medicijnen, cosmetica en tabak of in isolatiematerialen voor de bouwsector worden gebruikt. In december 2014 opende de Commissie een antidumpingonderzoek in verband met ACF ( 2 ). Het verzoek werd door de indiener van het verzoek ingetrokken en de maatregelen met betrekking tot ACF werden niet ingesteld ( 3 ). Om de hierboven genoemde redenen vond de Commissie het gepast om ACF van dit onderzoek uit te sluiten. (29) Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat ACF en AFH uitwisselbaar waren. De Commissie was echter van oordeel dat dit argument de onbetwiste omschrijving van het betrokken product die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld, onverlet laat. (30) Bij het onderzoek stelde de Commissie echter vast dat onder de omschrijving van het onderzochte product niet alleen het enigszins gewijzigde product viel, maar dat deze ook ACF kon omvatten. De vijf medewerkende producenten-exporteurs exporteerden ACF naar de Unie gedurende de verslagperiode (zie overweging 74 hieronder). Derhalve werd besloten rekening te houden met het eindgebruik bij het opstellen van de maatregelen (zie de overwegingen 58 tot en met 69. (31) Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een van de niet-medewerkende importeurs aan dat de Commissie rekening had moeten houden met zijn voorstel, niet-gegloeide jumborollen uit te sluiten van het onderzoek. (32) Aangezien de onderneming niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, kon de Commissie de juistheid van dit argument niet nagaan. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet worden geconcludeerd dat niet-gegloeide jumborollen van de werkingssfeer van dit onderzoek moeten worden uitgesloten. Derhalve heeft de Commissie dit argument afgewezen Mate van medewerking (33) Er kwam weinig medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC; Slechts vijf groepen van Chinese producenten-exporteurs die tijdens de verslagperiode circa 22 % van de Chinese uitvoer naar de Unie vertegenwoordigden, meldden zich en verzochten om vrijstelling van een eventuele uitbreiding van de geldende maatregelen. ( 1 ) Overweging 89 van Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 94 van , blz. 17). ( 2 ) PB C 444 van , blz. 13. ( 3 ) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1928 van de Commissie van 23 oktober 2015 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 281 van , blz. 16).

5 L 40/55 (34) De uitvoer van niet-medewerkende exporteurs werd geraamd op ongeveer 78 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie in dezelfde periode. Bijgevolg gebruikte de Commissie voor deze uitvoer de beste beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening Verandering in de structuur van het handelsverkeer (35) Teneinde de verandering in de structuur van het handelsverkeer vast te stellen, onderzocht de Commissie het volume van de invoer van het betrokken product en het volume van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product voor de periode tussen de instelling van de oorspronkelijke maatregelen (2009) en september (36) Uit het onderzoek bleek dat in de verslagperiode 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC het enigszins gewijzigde betrokken product was ( 1 ). Deze verhouding werd vervolgens geëxtrapoleerd voor de betrokken jaren sinds (37) Op basis van gegevens van Eurostat werd het volume van de invoer van het betrokken product bepaald voor de periode tussen 2009 en de verslagperiode. (38) De verzamelde informatie is in onderstaande tabel samengebracht. Tabel 1 Invoer van het betrokken product en het enigszins gewijzigde betrokken product uit de VRC naar de EU (Eenheid: ton) OT van het oorspronkelijke onderzoek Juli 2007 tot juni VP Betrokken product Enigszins gewijzigd product Bron: Eurostat, medewerkende Chinese producenten-exporteurs. (39) Het totale volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC daalde van ton tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (juli 2007 tot juni 2008) tot ton tijdens de verslagperiode van dit onderzoek. De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product steeg daarentegen van ton in 2009 tot ton gedurende de verslagperiode van dit onderzoek. (40) De toename van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product en de gelijktijdige verdwijning van de invoer van het betrokken product sinds de instelling van maatregelen vormen een belangrijke verandering in de structuur van het handelsverkeer, zoals vereist door artikel 13, lid 1, van de basisverordening. (41) Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft één van de niet-medewerkende importeurs beweerd dat de Commissie een onjuiste methode ter bepaling van de verandering in de structuur van het handelsverkeer had gehanteerd. Meer in het bijzonder kwam hij op tegen het vermoeden dat de verkopen van niet-medewerkende producenten-exporteurs in de verslagperiode verkopen van het enigszins gewijzigde product betroffen. ( 1 ) Ter bepaling van het volume van het enigszins gewijzigde betrokken product binnen het onderzochte product gedurende de verslagperiode, paste de Commissie de volgende methode toe. Ten eerste heeft de Commissie het totale volume van de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC op basis van gegevens van Eurostat vastgesteld. Ten tweede heeft de Commissie aan de hand van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs het volume van de uitvoer van ACF van de vijf medewerkende ondernemingen vastgesteld. Ten derde heeft de Commissie het volume van de uitvoer van ACF door de medewerkende ondernemingen in mindering gebracht op de totale uitvoer uit China. Gezien de zeer hoge mate van medewerking was de Commissie van oordeel dat zij voldoende grond heeft om aan te nemen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoeren. Op grond hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat 80 % van de totale uitvoer uit China bestaat uit de export van de enigszins gewijzigde producten en dat 20 % van de export ACF betreft. De Commissie heeft aan de hand van deze verhouding de verandering van de structuur van het handelsverkeer vastgesteld.

6 L 40/ (42) De Commissie heeft herhaald dat zij zich heeft gebaseerd op de beschikbare gegevens bij de vaststelling van de omvang van de invoer van het enigszins gewijzigde product. Gezien de zeer geringe mate van medewerking, in het licht van de in het verzoek vervatte informatie en bij gebrek aan andere informatie die op het tegendeel wijst, kon de Commissie redelijkerwijs concluderen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoerden. Bijgevolg werd de voor het vaststellen van de verandering in de structuur van het handelsverkeer gehanteerde methode bevestigd Bestaan van ontwijkingspraktijken (43) Artikel 13, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. De praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere het enigszins wijzigen van het betrokken product. (44) De activiteiten van de medewerkende producenten-exporteurs werden geanalyseerd. Deze analyse bevestigde het bestaan van de vier ontwijkingspraktijken. (45) Het bewijsmateriaal voor de vier ontwijkingspraktijken bestond uit s waarin de Chinese producentenexporteurs klanten informeren over hoe ze de huidige maatregelen kunnen ontwijken. De verschillende bewijsstukken bevatten ook informatie dat dergelijke praktijken daadwerkelijk door een aantal van de importeurs/ gebruikers in de Unie zijn opgezet. (46) De Commissie vond ook bewijsmateriaal bij de controle van een van de medewerkende Chinese producenten, namelijk Dingsheng Aluminium Group. In de periode sinds de instelling van de rechten in 2009 exporteerde Dingsheng Aluminium Group naar de Unie AFH die dunner was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van minder dan 0,008 mm en niet minder dan 0,007 mm. Dezelfde producent-exporteur exporteerde naar de Unie ook AFH die dikker was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm. Bewijsmateriaal in de vorm van s van andere producentenexporteurs bevestigde eveneens dat een dergelijke praktijk bestaat. (47) Bovendien exporteerde Dingsheng Aluminium Group in dezelfde periode AFH op rollen van meer dan 650 mm breed naar de Unie. Deze rollen werden vervolgens in de Unie in kleinere rollen gesneden. Bij de controle van een van de medewerkende importeurs stelde de Commissie vast dat deze importeur, namelijk de onderneming Von Aschenbach & Voss GmbH, in de Unie bredere rollen in consumentenrollen snijdt. (48) Wat betreft de invoer in de Unie van bladaluminium met een dikte tussen 0,021 mm en 0,045 mm en aangeboden in dubbele lagen, had de Commissie bewijsmateriaal in het dossier in de vorm van s die werden uitgewisseld tussen Chinese producenten-exporteurs, met inbegrip van Dingsheng Aluminium Group, en producenten in de Unie. De Commissie stelde ook vast dat sommige producenten in de Unie beschikken over machines voor de ontdubbeling van bladaluminium tot standaarddiktes, zodat het als AFH kan worden gebruikt. (49) Op basis van de bevindingen met betrekking tot de medewerkende producenten-exporteurs en op basis van de voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs beschikbare feiten is het bestaan van een ontwijkingspraktijk in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op nationaal niveau voor 80 % van alle invoer van het onderzochte product uit de VRC. Deze ontwijkingspraktijk houdt in dat het betrokken product enigszins wordt gewijzigd opdat het onder de douanecodes zou vallen die normaal niet aan de maatregelen onderworpen zijn, namelijk het onderzochte product Ondermijning van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijs en/of hoeveelheden van het soortgelijke product (50) De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product nam aanzienlijk toe, zoals in overweging 36 toegelicht, en vertegenwoordigde ongeveer 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product in de periode tussen 2009 en de verslagperiode. (51) De Commissie vergeleek de uitvoerprijs van het enigszins gewijzigde betrokken product met de schademarge zoals vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 tot instelling van een definitief recht naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. (52) Wat betreft de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken, werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de tijdens het onderzoek geverifieerde informatie. Voor de nietmedewerkende producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, na aftrek van het volume van de uitvoer door de medewerkende producenten-exporteurs.

7 L 40/57 (53) Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van aanzienlijk prijsbederf. (54) De corrigerende werking van de van kracht zijnde maatregelen wordt derhalve wat betreft zowel hoeveelheden als prijs geacht te worden ondermijnd Bewijs van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarde (55) Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening en om vast te stellen of de uitvoerprijzen van het onderzochte product dumpingprijzen waren, werden de uitvoerprijzen van zowel de medewerkende producentexporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de niet-medewerkende producenten-exporteurs bepaald zoals beschreven in de overwegingen 51 en 52 en vergeleken met de normale waarde die tijdens het in overweging 51 vermelde nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd bepaald en naar behoren werd gecorrigeerd voor schommelingen op de London Metal Exchange (LME, de Londense metaalbeurs). Deze correctie was nodig omdat de prijzen van aluminiumproducten worden beïnvloed door prijsschommelingen van de basisgrondstof, zijnde primair aluminium. LME-prijzen worden beschouwd als de wereldwijde referentie voor primair aluminium. (56) Uit de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs blijkt dat AFH tijdens de verslagperiode door zowel de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de nietmedewerkende producenten-exporteurs tegen dumpingprijzen in de Unie werd ingevoerd Conclusie (57) Op basis van bovenstaande bevindingen concludeerde de Commissie dat de invoer van het betrokken product zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek werd ontweken door de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product van oorsprong uit de VRC. (58) Uit het onderzoek bleek ook dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie en dat er, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging voor deze verandering bestond. (59) De Commissie heeft ook vastgesteld dat deze invoer schade veroorzaakt en dat de corrigerende werking van het recht wordt ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product. Er werden ook bewijzen van dumping gevonden in vergelijking met de normale waarden die eerder voor het soortgelijke product werden bepaald. 3. MAATREGELEN (60) In het licht van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC wordt ontweken door de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China. (61) Op basis van bovenstaande bevindingen werd echter geconcludeerd dat ACF van het toepassingsgebied van de uitgebreide maatregelen moet worden uitgesloten. (62) Om vast te stellen hoe een onderscheid kan worden gemaakt tussen AFH en ACF, baseerde de Commissie zich eerst ook op andere criteria, naast de dikte van het bladaluminium en de breedte van de rollen. (63) De Commissie oordeelde dat een cumulatieve analyse van een reeks kenmerken tot het gewenste onderscheid kan leiden: legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes in het bladaluminium. (64) De aluminiumlegering wordt bepaald door de chemische samenstelling van het product (gehalte werkelijk aluminium en andere chemicaliën). Op basis van de opmerkingen van belanghebbenden en de tijdens controlebezoeken verzamelde informatie bleek uit het onderzoek dat ACF doorgaans met aluminiumlegeringen 1235, 8011 en 8079 wordt geproduceerd. (65) De bevochtigbaarheidsgraad wordt gedefinieerd als de mate waarin de bij het walsen gebruikte olie op het bladaluminium opgedroogd is (oppervlaktereinheid). ACF heeft doorgaans de bevochtigbaarheidsgraad A, aangezien olieresidu op het oppervlak problemen zou veroorzaken bij het afdrukken en lamineren.

8 L 40/ (66) Tijdens het walsen verschijnen er gaatjes in de textuur van het bladaluminium. Het aantal gaatjes in verkochte AFH is over het algemeen niet van belang en maakt geen deel uit van de productspecificaties. Bij ACF-producten is het aantal gaatjes wel belangrijk omdat tijdens het lamineerproces lijm via de gaatjes kan doordringen van de ene naar de andere kant van de folie en zo het verpakkingsmateriaal kan beschadigen. De Commissie stelde vast dat het maximumaantal gaatjes in ACF doorgaans afhankelijk is van de dikte van de folie. Het maximumaantal gaatjes per vierkante meter is hieronder vermeld voor verschillende foliediktes. Tabel 2 Maximumaantal gaatjes per vierkante meter voor verschillende foliediktes Dikte (micron) Aantal gaatjes per m tot tot tot 19 5 meer dan 20 Geen Bron: Medewerkende Chinese producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs in de EU. (67) Deze criteria zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek en de opmerkingen van derden. (68) De indiener van het verzoek bleef na de mededeling van feiten en overwegingen uitdrukkelijk op het standpunt staan dat er geen werkbare scheidslijn kon worden getrokken op basis van bovenstaande criteria en dat dit zou leiden tot een onevenredig groot risico van ontwijking. Hij voerde aan dat verschillende soorten bladaluminium onderling uitwisselbaar zijn en dat sommige AFH kunnen worden geproduceerd met hetzelfde bladaluminium dat doorgaans voor de productie van ACF wordt gebruikt. Hij verwees met name naar de legeringen 8011 en Met betrekking tot het aantal gaatjes voerde de indiener van het verzoek aan dat deze niet een gereglementeerde vereiste betroffen en meestal op een overeenkomst tussen verkoper en koper waren gebaseerd. De indiener van het verzoek voerde ook aan dat het criterium bevochtigbaarheid geen doorslaggevende factor was om te bepalen of bladaluminium ACF is. Tijdens de hoorzitting na de mededeling van feiten en overwegingen voerde hij ook aan dat zelfs de cumulatieve toepassing van de drie criteria niet werkbaar is om het gewenste onderscheid te maken. Zelfs indien aan alle drie de criteria zou zijn voldaan, zou de invoer van ACF nog steeds kunnen worden gebruikt als huishoudfolie en de mededinging kunnen vervalsen. Volgens de indiener van het verzoek kan een onderscheid tussen AFH en ACF enkel op basis van het eindgebruik ervan worden gemaakt. Na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat ten aanzien van de overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijgestelde producenten-exporteurs de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie moet worden toegepast, teneinde eventuele ontwijking van de maatregelen in de toekomst te voorkomen. (69) Een van de medewerkende producenten-exporteurs voerde tevens aan dat de door de Commissie voorgestelde criteria ter onderscheiding van ACF en AFH niet algemeen aanvaard werden door de aluminiumindustrie. Hij betoogde dat dit ontwijking van de uitgebreide antidumpingrechten mogelijk zou maken en zou leiden tot een aanzienlijke daling van de gemiddelde prijs van ACF, wat zou kunnen leiden tot een andere klacht over dumping. (70) Eén importeur bleef na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen bij zijn standpunt dat een onderscheid zeer wel mogelijk was op basis van een aanvullende cumulatieve analyse van de drie kenmerken legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes. (71) In antwoord op deze argumenten stelde de Commissie in de eerste plaats dat maatregelen ter voorkoming van ontwijking wettelijk niet kunnen worden opgelegd op basis van het loutere risico van ontwijking, maar uitsluitend indien aan de voorwaarden van artikel 13 van de basisverordening is voldaan. Het verzoek van de indiener van het verzoek om de vrijgestelde producenten-exporteurs aan een controle van het uiteindelijke gebruik te onderwerpen, werd derhalve afgewezen.

9 L 40/59 (72) Na de aanvankelijke en de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen boog de Commissie zich nader over haar aanvankelijke benadering nader toegelicht in de overwegingen 62 en 66, en de argumenten van de importeur in overweging 70 nader. De Commissie bleef bij haar conclusie dat gezien de vergelijkbare kenmerken niet kan niet worden uitgesloten dat ACF dat aan de technische vereisten omschreven in de overwegingen 61 en 67 voldoet, in feite daadwerkelijk voor huishoudelijke toepassingen zou worden gebruikt. Derhalve kwam zij tot de conclusie dat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, in het kader van een uitbreiding van de oorspronkelijke maatregel het beste onderscheid tussen de twee producten kan worden gemaakt op basis van het eindgebruik ervan. Derhalve krijgen de importeurs die geen gebruikmaken van het ingevoerde aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik, de mogelijkheid om een verklaring af te leggen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie. 4. VERZOEKEN OM VRIJSTELLING 4.1. Verzoek om vrijstelling door groepen producenten-exporteurs (73) In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening verzochten vijf medewerkende groepen van producenten-exporteurs uit de VRC om vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen en dienden ze een verzoek om vrijstelling in. (74) Uit het onderzoek bleek dat vier groepen van Chinese producenten-exporteurs alleen ACF naar de Unie exporteerden en niet de enigszins gewijzigde AFH. Derhalve werd geoordeeld dat deze groepen Chinese producenten-exporteurs de huidige rechten niet ontwijken. De Commissie was derhalve van oordeel dat deze ondernemingen konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. (75) Uit het onderzoek bleek ook dat één medewerkende producent, de Dingsheng Aluminium Group, betrokken was bij alle soorten ontwijkingspraktijken, met uitzondering van één praktijk, namelijk de groep exporteerde naar de Unie geen bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen. (76) De conclusie dat deze onderneming betrokken was bij drie ontwijkingspraktijken steunde op verschillende factoren. Om te beginnen identificeerde de Commissie de enigszins gewijzigde producten die de onderneming naar de Unie exporteerde op basis van de door de onderneming verstrekte informatie met betrekking tot de verkoop van AFH en ACF aan haar klanten. Ten tweede werd een steekproef van facturen met betrekking tot de AFH- en ACF-klanten gecontroleerd. Deze controle bevestigde dat de als AFH aangemerkte producten die aan klanten werden verkocht, inderdaad ofwel het betrokken product ofwel de enigszins gewijzigde AFH waren. Als gevolg hiervan stelde de Commissie vast dat de enigszins gewijzigde AFH 20 % van alle uitvoer van het onderzochte product door deze onderneming vertegenwoordigde, terwijl de rest echte ACF was. Ten derde werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer van deze onderneming vastgesteld, waarbij de uitvoer van het betrokken product was vervangen door het enigszins gewijzigde product. Ten vierde werd er, afgezien van de instelling van de maatregelen, geen enkele economische rechtvaardiging voor deze verandering in de structuur van het handelsverkeer gevonden. Ten vijfde werd vastgesteld dat er met betrekking tot de enigszins gewijzigde producten die door deze producent-exporteur werden geëxporteerd sprake was van zowel dumping als het ondermijnen van de corrigerende werking van de rechten. (77) In het licht van het bovenstaande kon aan de Dingsheng Aluminium Group geen vrijstelling worden verleend op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. (78) Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat Chinese producentenexporteurs niet mogen worden vrijgesteld van de uitgebreide maatregelen. (79) Hij voerde aan dat de Commissie niet kon zijn nagegaan of de vrijgestelde Chinese producenten-exporteurs daadwerkelijk ACF uitvoerden, omdat dit niet werd vermeld in de antwoorden op de vragenlijst. Bovendien vind de ontwijking volgens hem in de Unie plaats. Onder deze omstandigheden zou aan exporteurs rechtens geen vrijstelling kunnen worden verleend. (80) De Commissie heeft de producenten-exporteurs ter plaatse bezocht en onder meer de technische kenmerken en gebruiksdoeleinden van het onderzochte product dat naar de Unie wordt verkocht, onderzocht. Zij concludeerde op grond van de controlebezoeken dat het door de vier producenten-exporteurs uitgevoerde product daadwerkelijk ACF betrof, dat wil zeggen een product waarop dit onderzoek geen betrekking heeft. De Commissie heeft tevens opgemerkt dat het enigszins wijzigen van het betrokken product in China plaatsvond, en wel bij een van de medewerkende producenten en op basis van de beschikbare gegevens bij niet-medewerkende producenten. Het was derhalve mogelijk en zelfs noodzakelijk om vrijstelling te verlenen aan degenen die niet hebben deelgenomen aan enige vorm van ontwijkingspraktijken in China en voldoen aan de voorwaarden van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Het argument werd derhalve afgewezen.

10 L 40/ Verzoek om vrijstelling door niet-verbonden importeurs (81) Wanneer de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvindt, laat artikel 13, lid 4, van de basisverordening toe om importeurs vrij te stellen van de uitgebreide rechten als ze kunnen aantonen dat ze geen banden hebben met producenten die aan maatregelen onderworpen zijn. (82) Op grond hiervan werden vijf verzoeken om vrijstelling door niet-verbonden importeurs ontvangen en onderzocht. Een van de ondernemingen, Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop. (83) Hoewel in sommige gevallen de eindafwerking (het snijden van het bladaluminium in kleinere rollen) in de Unie plaatsvindt, stelde de Commissie vast dat het enigszins wijzigen van het betrokken product als zodanig plaatsvindt buiten de Unie, namelijk in de VRC. Op grond hiervan meende de Commissie dat aan de nietverbonden importeurs geen vrijstellingen kunnen worden verleend. (84) Voor drie van de vier medewerkende ondernemingen werd vastgesteld dat ze echte importeurs waren die het onderzochte product zonder het te verwerken doorverkochten. Derhalve kunnen deze ondernemingen niet worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Slechts één van de ondernemingen, namelijk Von Aschenbach & Voss GmbH, importeert het onderzochte product vanuit de VRC in de vorm van AFH op rollen met een breedte van meer dan 650 mm en verwerkt het verder. De folie wordt gesneden voordat hij aan klanten van de onderneming (herwikkelaars) wordt verkocht. (85) Voordat de huidige maatregelen werden ingesteld, importeerde Von Aschenbach & Voss GmbH het betrokken product in de Unie. Na instelling van de maatregelen werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer vastgesteld. Het standpunt van de onderneming inzake het bestaan van een andere reden of economische rechtvaardiging dan de instelling van de rechten wordt niet door de bevindingen van de Commissie ondersteund. Derhalve kan, indien de Commissie zou aanvaarden dat de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvond, aan deze onderneming geen vrijstelling worden verleend. (86) De conclusie luidde dan ook dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening Conclusie (87) Op basis van de bovenstaande bevindingen werd geconcludeerd dat vier van de vijf medewerkende groepen Chinese producenten-exporteurs konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten. Ook werd geoordeeld dat een van de Chinese producenten-exporteurs, de Dingsheng Aluminium Group, niet kan worden vrijgesteld. (88) Daarnaast werd geconcludeerd dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. 5. CONCLUSIE (89) Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot de invoer van het betrokken product, van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product, van oorsprong uit de VRC. (90) Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, waarin is bepaald dat uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvoor bij invoer in de Unie een door de openingsverordening opgelegde registratieplicht geldt, moet het antidumpingrecht worden geïnd op de invoer in de Unie van bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, of bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of

11 L 40/61 bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen. al dan niet gegloeid, van oorsprong uit de VRC. (91) Het in overweging 90 hierboven beschreven product moet worden vrijgesteld van het uitgebreide antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor een dergelijke vrijstelling moeten de voorwaarden gelden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie. 6. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN (92) Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. Deze opmerkingen zijn behandeld in deze verordening. (93) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Het bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 925/2009 ingestelde definitieve antidumpingrecht dat voor alle andere ondernemingen geldt op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt hierbij uitgebreid tot de invoer in de Unie van bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex (Taric-code ), of bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex (Taric-code ), of bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex (Taric-code ), of bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex (Taric-codes en ). 2. Deze uitbreiding is niet van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde invoer die door onderstaande ondernemingen is geproduceerd: Naam van de onderneming Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd Aanvullende Taric-code C198 Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd C199 Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd C200 Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd C201

12 L 40/ Vrijstellingen die aan de in lid 2 van dit artikel met naam genoemde ondernemingen zijn verleend, worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een door de producent opgestelde geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld. Deze verklaring dient als volgt te luiden: Ondergetekende verklaart dat het (de hoeveelheid) bladaluminium dat (die) naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, geldt het bij lid 1 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht. 4. Het in lid 1 omschreven product bedraagt wordt vrijgesteld van het definitieve antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor vrijstelling gelden de voorwaarden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie. 5. Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 en de artikelen 13, lid 3, en 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036, met uitzondering van de invoer die wordt geproduceerd door de in lid 2 van dit artikel vermelde ondernemingen en onder vrijstelling van de ondernemingen die kunnen aantonen, dat de producten overeenkomstig lid 4 voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie werden gebruikt. 6. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing. Artikel 2 1. Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en worden ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd: Europese Commissie Directoraat-generaal Handel Directoraat H Kamer CHAR 04/ Brussel BELGIË 2. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 1 van deze verordening uitgebreide recht. Artikel 3 De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen. Artikel 4 Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

13 L 40/63 Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 16 februari Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER