IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,"

Transcriptie

1 LANDSVERORDENING van 8 april 1960 tot regeling van het muntstelsel van Suriname (G.B No. 38), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B no. 59, G.B no. 151, S.B no. 12, S.B. 1980, no. 116, S.B no. 94, S.B no. 95, S.B no. 88, S.B no. 90, bijgewerkt door SRiS t/m S.B no. 28 (Muntwet 1960). IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR VAN SURINAME, In overweging genomen hebbende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor het muntstelsel in Suriname; Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening: Artikel 1. Het muntstelsel van Suriname omvat munten en muntbiljetten. Artikel De rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname is de dollar. 2. De dollar wordt binnen Suriname aangeduid met het symbool SRD. 3. De dollar is verdeeld in honderd centen. De cent is de kleinste nominale waarde-eenheid van de dollar. Artikel De munten en muntbiljetten van Suriname zijn wettig betaalmiddel tot beperkt bedrag. 2. De munten van Suriname zijn: a. in cupro-nikkel: het 250 centstuk, de twee-en-een-halve dollar; het 100 centstuk, de dollar; het 25 centstuk, het kwartje; het 10 centstuk; het dubbeltje b. in messing: het 5 centstuk, de stuiver; c. in brons: het 1 centstuk, de cent; d. in aluminium: het 5 centstuk, de stuiver; het 1 centstuk, de cent; 1 S.B No. 88, S.B No.90 2 G.B No. 59, G.B No. 151, S.B No. 12, S.B No. 94, S.B No. 95, S.B No. 90, S.B No. 28.

2 e. in copper plated steel: f. in Nickel Plated Steel: 3. De muntbiljetten van Suriname zijn: het twee en een halve gulden biljet, het één gulden biljet. het 5 centstuk, de stuiver; het 1 centstuk, de cent het 250 centstuk, de twee-en-een-halve dollar; het 100 centstuk, de dollar; het 25 centstuk, het kwartje; het 10 centstuk, het dubbeltje. Artikel 3a 3 1. Bij landsbesluit kan worden bepaald dat ter herdenking van bijzondere gelegenheden, andere dan de in Artikel 3 bedoelde munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel worden uitgegeven. 2. Het bedrag en de beeldenaar van de in het eerste lid bedoelde munten worden bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit vastgesteld. Artikel 4 4 Gewicht, gehalte en middellijn van de munten worden als volgt bepaald: Muntsoort Gewicht in grammen Ruimte (naar boven of beneden in duizendsten) Gehalte in duizendsten Ruimte (naar boven of beneden in duizendsten) Middellijn in m.m. cupro-nikkel rijksdaalder 9,5 10, nikkel 750 koper 10 nikkel 17 koper 28 3 G.B No G.B No. 59, G.B No. 151, S.B No. 12, S.B No. 94, S.B No. 95, S.B No. 28.

3 Gulden 5,65 17, nikkel 750 koper 10 nikkel 17 koper 23,5 halve gulden 5, nikkel 750 koper 20 nikkel 20 koper 24 kwartje 3, nikkel 750 koper 20 nikkel 20 koper 20 dubbeltje nikkel 750 koper 20 nikkel 20 koper 16 Messing stuiver koper 200 zink 10 nikkel 20 koper 20 zink 5 nikkel 18 vierkant, met afgeronde hoeken Brons cent 2, koper 40 tin rest zink 20 koper 10 tin 18

4 Aluminium stuiver 1, magnesium 2,5 chroom rest aluminium 5 magnesium 1 chroom 18 vierkant, met afgeronde hoeken cent 0, magnesium 2,5 chroom rest aluminium 5 magnesium 1 chroom 18 copper plated steel stuiver koper 946 staal 18 koper rest staal 18 vierkant met afgeronde hoeken cent 2, koper 940 staal 20 koper rest staal 18 Nickel Plated Steel Twee-en-eenhalve-dollar 9,5 10,55 53 nikkel 947 staal 16 nikkel rest staal 28 Dollar 5,65 17,75 68 nikkel 932 staal 20 nikkel rest staal 23,5

5 Kwartje 3, nikkel 930 staal 21 nikkel rest staal 20 Dubbeltje nikkel 931 staal 21 nikkel rest staal 16 Artikel De beeldenaar van de in artikel 3 onder 2 genoemde munten is als volgt: Op de voorzijde: het Surinaamse Wapen. Aan de keerzijde: een waarde-aanduiding. De overige uiterlijke kenmerken van de munten worden bij staatsbesluit vastgesteld. 2. De rijksdaalder heeft een gladde rand, terwijl de gulden voorzien is van een kartelrand. Het kwartje en het dubbeltje zijn voorzien van een kartelrand, terwijl de stuiver en de cent een gladde rand hebben. 3. De vorm en opdruk van de muntbiljetten worden bij staatsbesluit vastgesteld. Artikel 6 1. De munten en muntbiljetten worden uitsluitend voor rekening van het Land geslagen, respectievelijk aangemaakt. 2. De Minister van Financiën bepaalt, welke van de betaalmiddelen, bedoeld bij deze landsverordening, zullen worden geslagen, onderscheidenlijk aangemaakt, en tot welke bedragen. 3. Binnen drie maanden na afloop van ieder kalenderjaar wordt door de Minister van Financiën ten aanzien van elk der in artikel 3 genoemde betaalmiddelen in het Gouvernements-Advertentie-Blad medegedeeld, welke bedragen in dat kalenderjaar in omloop werden gebracht dan wel ingetrokken. 4. De bedragen, benodigd voor de aankoop van muntmateriaal, de kosten van aanmunting, onderscheidenlijk de kosten van aanmaak van muntbiljetten, worden op de begroting van uitgaven van het Land gebracht; de nominale waarde dezer munten en muntbiljetten worden op de begroting van s Landsmiddelen gebracht. 5 G.B No. 59, G.B No. 151, S.B No. 95

6 Artikel 7 6 Niemand is verplicht de in Artikel 3 genoemde munten en muntbiljetten tot een hoger bedrag aan te nemen dan van: honderd gulden - in rijksdaalders in muntbiljetten vijftig gulden - in guldens in muntbiljetten tien gulden - in halve guldens in kwartjes in dubbeltjes één gulden - in stuivers vijf en twintig cent - in centen. Artikel 8 7 Bij landsbesluit worden de kantoren aangewezen, waar: a. munten en muntbiljetten kunnen worden ingewisseld tegen onbeperkt wettig betaalmiddel, mits het aangeboden bedrag niet minder zij dan: SRD 100,00 voor de twee-en-een-halve dollarmunt en de muntbiljetten; SRD 50,00 voor de dollarmunt en de muntbiljetten; SRD 25,00 voor het kwartje en het dubbeltje; SRD 10,00 voor de stuiver en de cent; b. onbeperkt wettig betaalmiddel kan worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten, voorzover de beschikbare voorraad zulks toelaat; c. munten en muntbiljetten van ieder nominaal bedrag kunnen worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten van andere nominale waarde, voorzever de beschikbare voorraad zulks toelaat. Artikel 9 1. Vervalste of geschonden munten, en vervalste muntbiljetten worden in s Landskas niet aangenomen. Niemand is gehouden deze munten en muntbiljetten aan te nemen. Geschonden muntbiljetten worden in s Landskas niet aangenomen dan tegen zodanige waarborgen, als de Direkteur van Financiën nodig zal oordelen, ter voorkoming van schade voor het Land. 2. Onder geschonden munten worden in dit en in het volgende artikel niet begrepen die munten, welke kennelijk uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd. 6 G.B No G.B No. 151, S.B No. 90

7 3. Onder geschonden muntbiljetten worden niet begrepen kennelijk in het gebruik gekreukte of beschadigde muntbiljetten, waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is. Artikel Munten, welke vermoed worden vals, vervalst of geschonden te zijn en muntbiljetten, welke vermoed worden vals of vervalst te zijn, kunnen door iedere houder aan de Direkteur van Financiën of aan een door deze aan te wijzen deskundige ter beoordeling worden toegezonden. 2. De ambtenaren met ontvangsten voor de kassen van openbare lichamen belast, in wier handen de in lid 1 bedoelde munten en muntbiljetten komen, zijn verplicht, zo mogelijk na uitreiking van een ontvangstbewijs aan de aanbieder, deze munten en muntbiljetten onverwijld aan de in lid 1 bedoelde ambtenaar toe te zenden en daarvan tegelijkertijd kennis te geven aan de Procureur-Generaal. 3. De munten, waarvan bij onderzoek blijkt, dat zij vals, vervalst of geschonden zijn, worden doorgesneden teruggegeven, dan wel tegen vergoeding van de stoffelijke waarde achtergehouden. Muntbiljetten, waarvan bij onderzoek blijkt, dat zij vals, of vervalst zijn, worden zonder enige vergoeding achtergehouden. 4. Munten, waarvan bij het onderzoek niet blijkt, dat zij vals, vervalst of geschonden zijn, en muntbiljetten, waarvan bij het onderzoek niet blijkt, dat zij vals of vervalst zijn, worden teruggegeven in dezelfde staat, als waarin zij werden ontvingen of worden tegen vergoeding van de nominale waarde achtergehouden. 5. Wanneer de onder 1 bedoelde munten en muntbiljetten bij de onder 1 genoemde ambtenaar ten behoeve van die strafvordering in beslag worden genomen, wordt de in het vorige lid bedoelde verplichting tot teruggaaf of vergoeding gedurende het beslagopgeschort. De verplichting vervalt, indien deze munten of muntbiljetten worden verbeurd verklaard. 6. Munten en muntbiljetten, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, welke elders dan bij de onder 1 genoemde ambtenaar ten behoeve van de strafvordering in beslag worden genomen, worden in de gevallen, bedoeld in artikel 339 van het Wetboek van Strafvordering, alvorens tot afgifte wordt overgegaan, ter beoordeling toegezonden aan de Direkteur van Financiën of aan de door deze aangewezen deskundige, die hiermede handelt overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van dit artikel. 7. Munten en muntbiljetten, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, welke ingevolge artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht zijn verbeurd verklaard, worden ter beschikking van de Direkteur van Financiën gesteld. Artikel Van landswege worden ingetrokken en ontmunt, respectievelijk vernietigd: 8 S.B. 1980, no.116

8 a. alle gebrekkig bewerkte munten en alle gebrekkig bedrukte muntbiljetten; b. alle munten en muntbiljetten, niet begrepen onder die, bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid, welke voor de omloop ongeschikt zijn geworden of die om andere redenen, ter beoordeling van de Minister van Financiën, aan de omloop dienen te worden onttrokken. 2. De wijze van intrekking en de tijd, gedurende welke inwisseling openstaat, worden bij landsbesluit geregeld. 3. De nominale waarde van de ingetrokken munten en muntbiljetten wordt op de begroting van s Landsuitgaven gebracht. Voorzover het munten betreft, worden bij ontmunting de kosten van de ontmunting en de opbrengst van het metaal op de begroting van s Landsuitgaven, onderscheidenlijk op die van s Landsmiddelen gebracht. Artikel In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt: a. overal waar de naam van de rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname, of bestanddelen of veelvouden daarvan, met het woord gulden of guldens is aangeduid, die naam geacht te zijn vernoemd tot dollar' of dollars ; b. overal waar het symbool Sf' van de rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname voorkomt, dat symbool geacht te zijn gewijzigd in SRD ; c. overal waar het woord rijksdaalder of rijksdaalders voorkomt, dat wordt geacht te zijn gewijzigd in twee-en-een-halve dollar of twee-en-een-halve dollars. 2. Het bepaalde in lid 1, letters b en c van dit artikel wordt, met inachtneming van de artikelen 1 tot en met 6 van de Wet Vernoeming en Herleiding van Guldensbedragen tot Dollarbedragen (S.B.2003 No.89), geacht op overeenkomstige wijze van rechtswege toegepast te zijn op elke wettelijke regeling, administratieve of rechterlijke beschikking, elke overeenkomst of document, elk bestand van gegevens, in het algemeen op elk geschrift in de meest ruime zin, waar het symbool Sf ', dan wel het woord rijksdaalder of rijksdaalders in voorkomt. Artikel 13 De Minister van Financiën geeft de voorschriften, welke hij voor de uitvoering van deze landsverordening en van de daarop gebaseerde landsbesluiten noodzakelijk acht. Artikel Deze landsverordening kan worden aangehaald als de,,muntverordening Zij treedt in werking op de twintigste dag na afkondiging in het Gouvernements-Blad. 9 S.B No G.B. 1961, No. 59

9 3. Op het in lid 2 genoemde tijdstip treden buiten werking de artikelen twee tot en met zes van de wet van 1 juli 1909 (Staatsblad No. 212, G.B No. 61), zoals deze wet luidt blijkens G.B No Op een later door de Gouverneur te bepalen tijdstip treden, geheel of bij gedeelten, buiten werking de overige bepalingen van de wet van 1 juli 1909 (Staatsblad No. 212, G.B No. 61), zoals deze wet luidt blijkens G.B No. 74, alsmede de landsverordening van 21 mei 1940 (G.B No. 55), zoals deze luidt na de wijzigingen bij de landsverordening van 14 april 1950 (G.B No. 60). De Minister van Financiën, J. SEDNEY Gegeven te Paramaribo, de 8e april J. VAN TILBURG. Uitgegeven te Paramaribo, de 8e april 1960, De Minister van Binnenlandse Zaken, S. D. EMANUELS

10 DECREET van 11 december 1987 tot nadere wijziging van de Muntwet 1960 (G.B no. 38, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B no. 12). (S.B No. 94) NOTA VAN TOELICHTING Het is noodzakelijk gebleken de sterk teruggelopen voorraad circulatiemunten aan te vullen. Uit de verschillende offertes van fabrikanten van munten voor de aanmaak en levering van munten is gebleken dat de stuiver en de cent tegen behoorlijk lager liggende prijzen kunnen worden uitgevoerd in copper plated steel. De keuze voor dit materiaal brengt echter met zich mee dat de Muntwet 1960 zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B no. 12 dient te worden aangevuld. Het onderhavige decreet strekt hiertoe. De Minister van Financiën en Planning, S. CH. MUNGRA.

11 DECREET van 11 december 1987, tot nadere wijziging van de Muntwet 1960 (G.B no. 38, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B no. 94). (S.B. 1987, No. 95) NOTA VAN TOELICHTING Het is gebleken dat de omloopsnelheid van de muntbiljetten van Sf 2,50 en Sf 1,- de afgelopen jaren in steeds sterkere mate is toegenomen. Verwacht mag worden dat het slaan van munten in bovenvermelde waarden een belangrijke kostenbesparing zal opleveren niet in de laatste plaats door de langere levensduur. In de Muntwet 1960 worden reeds genoemd munten in de waarden Sf 2,50 en Sf 1,-. Deze betreffen echter rijksdaalders en guldens met een middellijn van respectievelijk 32 mm en 28 mm. Het onderhavige decreet beoogt de mogelijkheid te scheppen rijksdaalders en guldens met een kleinere middellijn en wel respectievelijk 28 mm en 23,5 mm te kunnen slaan en de beeldenaar van deze munten aan te passen aan de huidige status van Suriname. De Minister van Financiën en Planning, S. CH. MUNGRA.

12 WET van 31 oktober 2003, houdende nadere wijziging van de Muntwet 1960 (G.B.No.38), zoals deze luidt na wijziging laatstelijk bij decreet van 11 december 1987 (S.B.1987 No.95). (S.B No. 88) ALGEMEEN MEMORIE VAN TOELICHTING De wijziging van de naam van de rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname van de gulden in de dollar wordt thans noodzakelijk geacht in verband met de voortgaande integratie van Suriname in de Caraïbische regio. Het gehele stelsel van muntstukken en muntbiljetten conform de Muntwet 1960 wordt verder in tact gelaten, met dien verstande dat op de muntbiljetten, het woord gulden voorkomende op het één gulden biljet en op het twee en een halve gulden biljet moet worden gelezen als dollar. Het zal nodig zijn deze biljetten te vervangen door nieuw uit te geven muntbiljetten. Bij de muntstukken wordt voor het 5 centstuk de naam stuiver behouden, voor het 10 centstuk de naam dubbeltje en voor het 25 centstuk de naam kwartje. Het 100 centstuk wordt "dollar'' genoemd en het 250 centstuk wordt twee en een halve dollar genoemd. Bij de muntstukken gaat het in alle gevallen om die waarop aan de voorzijde het wapen van de Republiek Suriname is afgebeeld en aan de keerzijde de waardeaanduiding in centen is uitgedrukt. Paramaribo, 31 oktober 2003, R. R. VENETIAAN.

13 WET van 30 december 2003, tot nadere wijziging van de Muntwet 1960 (G.B. No.38, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B No.88 (S.B No.90) ALGEMEEN MEMORIE VAN TOELICHTING Het is noodzakelijk gebleken voor de goede orde nog enkele voorzieningen te treffen in verband met de wijziging van de naam, het symbool en de waarde van de rekeneenheid van het muntstelsel van Suriname. Ingaande 1 januari 2004 treedt de dollar voor elk van deze aspecten in de plaats van de gulden. ARTIKELSGEWIJS A. Uit artikel 2 wordt lid 4 gelicht en overgebracht naar artikel 12 lid l, letter a. B. In artikel 3 lid 2 worden de namen van de muntstukken rijksdaalder en gulden gewijzigd in twee-en-een-halve dollar, respectievelijk dollar'. C. In artikel 8, letter a, wordt het symbool Sf gewijzigd in SRD. D. Aangezien de munten en het muntpapier als bedoeld in artikel 12 leden 1 en 2, uit de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw stammen, en exemplaren van die munten en het muntpapier de facto al vele jaren niet meer in omloop worden aangetroffen, kan de betekenis van dit artikel als door de tijd achterhaald worden beschouwd, en mitsdien de gehele tekst gevoegelijkerwijze vervallen. E. In de nieuwe tekst van Artikel 12 lid 1 worden de naam gulden, het symbool. Sf en het woord rijksdaalder van rechtswege vernoemd tot dollar, respectievelijk gewijzigd in SRD en twee-en-een-halve dollar. Paramaribo, 30 december 2003, R.R. VENETIAAN

14 WET van 23 februari 2021, houdende nadere wijziging van de Muntwet 1960 (G.B no. 38, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B no 90). (S.B no. 28). MEMORIE VAN TOELICHTING De sterk teruggelopen voorraad circulatiemunten noodzaakt de Staat voor de aanmaak van nieuwe munten. Om de kosten voor de aanmaak van nieuwe munten te drukken is een studie geweest om de aanmaak van de twee-en-een-halve-dollar, dollar, kwartje en dubbeltje te doen geschieden in Nickel Plated Steel. Bij voormelde studie is komen vast te staan dat met de conversie van Cupro- Nickel naar Nickel Plated Steel munten een kostenbesparing van bijkans 40% wordt gerealiseerd. Voor de aanmaak met Nickel Plated Steel is het noodzakelijk dat de Muntwet 1960 wordt aangepast. Paramaribo, 23 februari 2021, CHANDRIKAPERSAD SANTOKHI