De vogels van Rottum. Levende Natuur. Henk van den Brink

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De vogels van Rottum. Levende Natuur. Henk van den Brink"

Transcriptie

1 Henk van den Brink De vogels van Rottum De sombere toekomstverwachting die Thijsse in 1916 schetste voor Rottumeroog - door hem nog kortweg 'Rottum' genoemd - is niet uitgekomen. Het eiland is nog steeds een zeer belangrijk vogelgebied. Thijsse heeft wel gelijk gekregen wat betreft de groei van 'de Noordwestplaat', het huidige eiland Rottumerplaat. Dat heeft het oudere zustereiland inmiddels overvleugeld in oppervlakte, en voor een deel ook in betekenis voor vogels. Grote sterns broeden niet meer op 'Rottum' (in dit artikel de-verzamelnaam van Rottumeroog en -plaat), maar verschillende soorten uit Thijsse's tijd bepalen nog steeds mede het beeld, terwijl andere sindsdien op het toneel zijn verschenen. Rottumeroog en Rottumerplaat zijn de meest oostelijke eilanden in het Nederlandse deel van het waddengebied en de enige die tot de provincie Groningen behoren (fig. 1). Rottumeroog is - uitgaande van de gemiddelde hoogwaterlijn als begrenzing - ongeveer 50 ha groot, en maximaal zo'n 4,5 km lang. Rottumerplaat heeft nu een oppervlakte van rond 900 ha en een maximale lengte van 6,5 km. Naar verwachting zal het eiland nog verder groeien. Sinds 1981 zijn beide eilanden beschermd natuurgebied en worden ze beheerd door Staatsbosbeheer. Ze mogen het hele jaar niet worden betreden. In de zomermaanden (meestal van eind april tot half augustus) zijn op beide eilanden twee bewakers permanent aanwezig om daarop toe te zien. Zij inventariseren tevens de broedvogels en tellen regelmatig overtijende wadvogels bij hoogwater. Broedvogels De broedvogelinventarisaties zijn uitgevoerd volgens de richtlijnen van het SOVON-broedvogelonderzoek (Hustings et al., 1985; Van Dijk, 1993). Van Eidereend {Somateria mollissimd), meeuwen en sterns zijn jaarlijks de nesten geteld. Van de overige soorten zijn alle territorium- en nestindicerende waarnemingen genoteerd. Dankzij de grotefrequentievan waarnemen worden van bijna alle broedparen, van vrijwel alle soorten, aanwijzingen voor de aanwezigheid van nest en/of jongen gevonden. DE BETEKENIS VAN ROTTUM VOOR BROEDVOGELS Beide eilanden kennen een broedvogelbevolking van zo'n 5 soorten. De huidige betekenis van Rottum berust vooral op het voorkomen van een achttal broedvogelsoorten, waarvan meer dan 1 % van de Nederlandse populatie, en rneer dan 3% van de populatie van het hele Nederlandse waddengebied (inclusief vastelandskust en Afsluitdijk), op de beide eilanden broedt (tabel 1). In termen van nafionale betekenis spant de Eidereend de kroon met 1% van de landelijke populatie, gevolgd door Noordse stern {Stemaparadisaed) (13%), Dwergstern {Sterna albifrons) (10%) en Zilvermeeixw {Lams argentatus) Kwelder van Rottumeroog (foto: Koen van Jonge Visdief (foto: Koen van Dijken). (9%). Binnen het Nederlandse waddengebied gooit Rottum hoge ogen met het aandeel van de Dwergstern (9-48%), gevolgd door Eidereend (1-4%), Noordse stern (9-16%), Strandplevier {Charadrius alexandrinus) (11-15%) en Zilvermeeuw (11-14%). Vijf soorten van de 'top-acht' staan op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland: Bontbekplevier {Charadrius hiaticuu), Strandplevier, Visdief Noordse stern en Dwergstern. Het zijn soorten van sterk dynamische (kust)milieus, vaak schaars of kort begroeide zandige plekken dicht bij water. De aanwezigheid van deze biotopen is dus bepalend voor de betekenis van de eilanden. Elders in Nederland zijn dergelijke biotopen veelal het domein van de recreant geworden (Waddeneilanden, Noordzeestrand) en daardoor niet meer geschikt als broedgebied. Ook de vrijwel volledige afwezigheid van menselijke verstoring in het broedseiioen is een belangrijke factor.

2 Fig.'L De ligging van Rottutneroog (reclits) en Rottumerplaat (links) in het Nederlandse Waddengebied. Schiermonnikoog ^fe.^^j Ameland i>m>< r A >i fat»;.. *«* / "'^ Leeuwarden Groningen WINST EN VERLIES Twee soorten in tabel 1 kwamen in Thijsse's tijd nog niet als broedvogel op Rottum voor: Eidereend en Stormmeeuw {Larus canus). De Eidereend heeft zich in 1948 gevestigd; op Rottumerplaat werd in 1969 het eerste zekere broedgeval gevonden. Sindsdien is het aantal, zoals op alle Waddeneilanden, spectaculair toegenomen, met alleen op Rottumeroog een dip rond 1990 (fig. ). De laatste jaren lijkt het plafond te zijn bereikt. De Stormmeeuw heeft zich in de loop van de eeuw in Nederland als broedvogel gevestigd; op Rottum is hij in elk geval sinds de jaren veertig vaste broedvogel. Overigens werd één van de allereerste broedgevallen van ons land geregistreerd: al in 1908 werden twee legsels verzameld (Braaksma, 1973). Het aantal broedparen van de Stormmeeuw^ is op Rottum de laatste twintig jaar stabiel gebleven, net als in de rest van het Nederlandse waddengebied (Fleet et al., 1994). Een andere nieuwkomer is de Kleine mantelmeeuw {Larus fuscus), die zich in 1967 op Rottumerplaat en in 1970 op Rottumeroog heeft gevestigd, en sindsdien vrijwel voortdurend is toegenomen. De laatste jaren broeden op elk van beide eilanden paren. Een aardige - zij het in nationaal perspectief marginale - recente ontwikkeling is de vestiging van de Blauwe kiekendief (Gra<j cyaneus) (sinds 1991 jaarlijks broedpogingen, in 1994 op beide eilanden 1 paar) en van de Bruine kiekendief (GVCMJ aeruginosus) (sinds 1994 op Rottumerplaat). De de- Tabel 1. Broedvogels waarvoor Rottum van nationale betekenis is. Van links naar rechts zijn weergegeven: het gemiddelde resp. maximale aantal broedparen in ; het gemiddelde resp. maximale aantal broedparen op Rottumerplaat in ; het aandeel van Rottum in de totale populatie van het Nederlandse waddengebied in de jaren ; het aandeel van Rottum in de totale Nederlandse populatie in De gegevens van het waddengebied komen uit Dijksen en Klemann (199), Dijksen (1993), Koks (1994) en Koks in litt. De aantalsschattingen voor Nederland zijn ontleend aan Osieck en Hustings (1994). Eidereend Noordse stern Dwergstern Zilvermeeuw Strandplevier Bontbekplevier Visdief Stormmeeuw Rottumeroog gem max finitieve vestiging van de Lepelaar {Plataka leucorodid) als broedvogel is een kwestie van tijd. In 1995 was op de kwelder van Rottumerplaat een groep Lepelaars, waaronder twee adulte paren, vanaf half mei weken achtereen aanwezig. Er werd een copulatie gezien en enkele malen werd een vogel op een nest waargenomen. Tot broeden kwam het (nog) niet. Tegenover deze nieuwkomers staat het verdwijnen van de Grote stern {Sterna sandvicensis), tot 196 een vaste broedvogel op Rottum. In de jaren vijftig werden nog grote aantallen gemeld: 000 paar in 1955, 1900 paar in 1959; in 1961 waren er nog 000 op Rottumerplaat. Met de algehele crash van Rottumerplaat gem. max i- 4 é : % wad % Ned de Grote-sternpopulatie in de jaren zestig, als gevolg van waterverontreiniging met bestrijdingsmiddelen, verdween de soort van Rottum. Vanaf 197, toen de totale populatie zich enigszins herstelde, verschenen weer Grote sterns op Rottumerplaat, zij het in veel kleinere en sterk wisselende aantallen kende een laatste opleving met 183 paar. Sindsdien heeft nog slechts één keer 1 paar het geprobeerd, in Naar de oorzaken van het verdwijnen kunnen we slechts gissen. De Grote stern staat bekend om het compleet verlaten van broedkolonies bij veranderingen in de broedhabitat of in de omgeving, of bij gering of ontbrekend broedsucces. Helaas zijn over het broedsucces op Rot-

3 fe n oo- n ^ 4000 ^ O ^ \ m I I R'oog HR'plaat Fig.. Aantalsverloop van de Eidereend op Rottum in R'oog SR'plaat Fig. 3. Aantalsverloop van de Zilvermeeuw op Rottum in [ [visdlef ^[ noordse stem W/. 'noordse dlet m Fig. 4. Aantalsverloop van Visdlef en Noordse stern op Rottum in Noordse dief: er was geen onderscheid gemaakt tussen Visdlef en Noordse stern. tum geen gegevens bekend. Met het broedsucces van de andere sterns is het in elk geval sinds 1981 beroerd gesteld; het is aannemelijk dat dat ook voor de Grote stern gold, aangezien dezelfde factoren het broedsucces bepaalden. ANDERE RECENTE AANTALSONTWIKKELINGEN De aantallen van Bontbekplevier en Strandplevier zijn sinds 1981 stabiel gebleven. Het aantal broedparen van de Dwergstern fluctueert sterk, maar vertoont geen toe- of afname. Deze ontwikkelingen komen overeen met de trends in het Nederlandse waddengebied (Fleet et al., 1994). Landelijk is de Strandplevier in de jaren tachtig afgenomen, de Dwergstern toegenomen (Osieck en Hustings, 1994). Van beide soorten ligt het zwaartepunt van de Nederlandse verspreiding in het Deltagebied. Het aantal Zilvermeeuwen is na ; 1985 afgenomen, hetgeen geheel op het conto van Rottumeroog komt (fig. 3). Dit komt overeen met de ontwikkelingen in het hele Nederlandse waddengebied. Volgens Spaans et al. (dit nummer) moet de oorzaak hiervan gezocht worden in een beperkt voedselaanbod. De achteruitgang van de Zilvermeeuw langs de Hollandse kust zou voor rekening komen van de Vos, terwijl in het Deltagebied geen achteruitgang is geconstateerd. Tegelijkertijd worden meer landinwaarts broedplaatsen van zilvermeeuwen waargenomen. Het zicht op de aantalsontwikkeung van Visdief en Noordse stern wordt enigszins bemoeilijkt doordat beide soorten in enkele jaren niet zijn onderscheiden. Niettemin is duidelijk dat de aantallen visdieven begin jaren negentig beduidend kleiner zijn dan in de eerste helfi: van de jaren tachtig, terwijl die van de Noordse stern ongeveer gelijk zijn gebleven (fig. 4). De aantalsontwikkeling van de Visdief wijkt daarmee in negatieve zin af van die in het waddengebied en in Nederland, waar de aantallen in deze periode ongeveer gelijk zijn gebleven. De oorzaak van dit verschil is niet duidelijk. Vast staat wel dat het broedsucces van zowel Visdief als Noordse stern en Dwergstern op Rottum dermate gering is dat de aantallen ongetwijfeld mede door immigratie bepaald worden. Op beide eilanden slaagden zowel Visdief als Noordse stern er bijvoorbeeld in om in slechts drie van de laatste negen jaar jongen groot te brengen. Uit opmerkingen in de jaarlijkse bewakingsverslagen kan worden

4 65 opgemaakt dat op Rottum in deze periode waarschijnlijk minder dan honderd jongen van elk van beide soorten vliegvlug zijn geworden. Belangrijkste oorzaken zijn het wegspoelen van legsels doof hoge vloeden, overstuiven door zand en predatie door zilvermeeuwen. Wad- en watervogels Rottum is ook van belang voor doortrekkende en overwinterende wad- en watervogels. Het zijn met name steltlopers die op de eilanden overtijen en bij laag water foerageren op de droogvallende wadplaten. De eilandbewakers voeren ongeveer elke veertien dagen, tijdens springtij, een hoogwatertelling uit. Buiten de bewakingsperiode worden enkele tellingen per jaar op onregelmatige tijdstippen gehouden. In het winterseizoen zijn de eilanden door weersomstandigheden vaak moeilijk bereikbaar. Van negen soorten overschreden de jaarmaxima en Rottumerplaat afzonderlijk in de periode meermalen de 1 %-norm (tabel ). Dat is een criterium dat vaak gebruikt wordt om de internationale betekenis van watervogelgebieden aan te geven. Een gebied is van internationaal belang wanneer er geregeld 1% of meer van een biogeografische populatie van een soort verblijft. Daarbij zijn de door Meininger et al. (1995) voorgestelde 1%-normen gebruikt, gebaseerd op de meest recente populatieschattingen. Paartje Dwergsterns (foto: Koen van Dijken). Jonge Dwergstern (foto: Koen van Dijken). Aan de wijze waarop de 1 %-normen hier gebruikt worden zitten Inaken en ogen, die onder meer te maken hebben met de vereiste regelmaat en verblijfsduur van de vogels. Bij jaarmaxima kan het gaan om incidentele uitschieters. Aan de andere kant zullen door de lage telf requentle doortrekpleken zijn gemist. In de periode half augustus tot begin oktober, waarin van vrijwel alle steltlopers de hoogste aantallen voorkomen (Van den Brink, 1990), zijn weinig tellingen verricht. De getelde aantallen zullen dus in de meeste gevallen een onderschatting van de werkelijke situatie vormen. Tabel. Maximale aantallen en overschrijding van 1 %-normen In van wad- en watervogels waarvoor Rottum belangrijk is. Van links naar rechts zijn weergegeven: gemiddelde en hoogste jaarmaximum Rottumeroog; gemiddelde en hoogste jaarmaximum Rottumerplaat; gemiddelde en maximale overschrijding 1 %-norm ; gemiddelde en maximale overschrijding 1 %-norm op Rottumerplaat. 1 %-normen zijn ontleend aan Meininger et al. (1995). jaarmaxima ' overschrijding 1 %-norm Rottumeroog Rottumerplaat Rottumeroog Rottumerplaat gem. max. gem. max. gem. max. gem. max. Bergeend ,8 1,7 Scholekster ,7 3,4 1,7,5 Zilverplevier ^ _;. 1,9. 3,7 1,6 3,0 Kanoetstrandloper " : ijjö,. '1,8 4,1 Drieteenstrandloper =^V. 1,3 1,8 Bonte strandloper " 1,,,5 5,7 Wulp ,0 3,7 1,6 3,4 Steenloper ;',,. 1, Dwergstem ', ',5 3,5 '''': 1, ; ; -.. -_ "., ; - ; ^ -,

5 66 voorstellen voor standaardisatie. Limosa 68: Osieck, E.R. & F. Hustings, Rode lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland. Technisch Rapport Vogelbescherming Nederland 1. Vogelbescherming Nederland, Zeist.. :; :. Overtijende Bonte strandlopers (foto: Koen van Dijken). De betekenis van Rottum wordt vooral bepaald door het talrijk voorkomen van vier steltlopers: Scholekster {Haematoptcs ostralegus), Zilverplevier {Pluvialis squatarold), Bonte strandloper {Calidrisalpind) en Wulp {Numenius arquatd). De maxima van deze soorten overschrijden vrijwel ieder jaar de 1%-norm op elk van beide eilanden. In sommige jaren voldoen ook Bergeend (Tadoma tadomd) en Drieteenstrandloper (Calidris alhd) op beide eilanden aan de norm. Rottumeroog is daarnaast vooral van belang voor de Dwergstern, waarvan grote aantallen in juli en augustus het oostrif gebruiken als slaapplaats. Vanaf 1987 bedroegen de aantallen steeds minstens tweemaal de 1%-norm. Rottumerplaat is een belangrijke verblijfplaats voor Kanoetstrandloper {Calidris canutus) (overschrijding in zes van de tien jaar, maximaal vier keer de norm) en Steenloper {Arenaria interpres). Toekomst Het ziet er naar uit dat Rottumeroog op den duur zal verdwijnen, de activiteiten van de 'Vrienden van Rottumeroog' ten spijt. Voor de vogelbevolking hoeft dat geen negatieve gevolgen te hebben. Rottumerplaat zal iinmers nog verder groeien en de flinctie als vogelgebied steeds verder overnemen, zoals de afgelopen eeuw al is gebeurd. De vogels waaraan de eilanden hun betekenis vooral ontlenen leven juist bij uitstek in zo'n dynamisch, voortdurend veranderend milieu: letterlijk een bestaan op het randje. Rottum zal dus een belangrijk vogelgebied blijven, mits de typische kustbiotopen (kwelder en strandvlakte) in stand blijven, en mits de rust gehandhaafd blijft. - Literatuur Braaksma, S., Over de vogelwereld van Rottumeroog en Rottumerplaat. In: Waddenbulletin 8-: -10. Brink, H. van den, De vogels van Rottumeroog en Rottumerplaat in SOVON-rapport 89/7. SOVON, Beek-Ubbergen. Dijk, A.J. van, Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON, Beek-Ubbergen. Dijksen, L.J., Broedvogelmonitoring in het Nederlandse Waddengebied in 199. SOVON-rapport 93/05. SOVON, Beek-Ubbergen. Dijksen, U. & IVI.C.IVI. Klemann, 199. Integrale broedvogelinventarisatie van het Nederlandse Waddengebied in SOVON-rapport 9/16. SOVON, Beek- Ubbergen. Fleet, D.M., J. Frikke, P. Südbeck & R. Vogel, Breeding birds in the Wadden Sea Wadden Sea Ecosystem No. 1. Common Wadden Sea Secretariat & Trilateral Monitoring and /\ssessment Group, Wilheimshaven. Hustings, IVI.F.H., R.G.IVI. Kwak, P.F.IVI. Opdam & IVI.J.S.M. Reijnen, Vogelinventarisatie: achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Wageningen/ Zeist. Koks, B.J., Broedvogelmonitoring in het Nederlandse Waddengebied in SOVON-monitoringrapport SOVON, Beek-Ubbergen. I\^eininger, P.L, H. Schekkerman & l\/i.w.j. van Roomen, Populatieschattingen en 1 %-normen van in Nederland voorkomende watewogelsoorten: Summary Tlie birds of Rottum Rottumeroog and Rottumerplaat, two small uninhabited islands on the eastern edge of the Dutch part of the Wadden Sea, are important bird areas. From a national point of view the islands are of great significance for eight species of breeding birds (of which the area contains more than 1 % of the entire Dutch population, mounting up to 1 % in Common eider). Five of them are included in the national Red List of threatened and vulnerable species: Great ringed plover, Kentish plover, Common tern, Arctic tern and üttle tern. These are typical inhabitants of dynamic coastal habitats, especially sandy beaches, sandflats and primary dunes. They are highly sensitive to (human) disturbance. The presence of suitable habitats and the absence of human disturbance (the islands are closed for visitors all year and guarded by wardens in the breeding season) are the two main factors determining the islands' importance for breeding birds. Numbers of most relevant species have remained stable in , except those of Common tern and Herring gull that show a decrease. The Sandwich tern formerly was a regular breeding bird, but it has disappearedsince Sincethedaysof Thijsse(1916) new species have colonised the islands, such as Common gull, Common eider, Lesser black-backed gull, and in recent years Marsh and Hen harrier. Outside the breeding season the area is visited by large numbers of migratory birds, notably waders which feed on the Wadden Sea mudflats and use the islands as a resting place at high tide. The yearly maximum numbers of Oystercatcher, Grey plover, Dunlin and Curiew exceed the 1 %-level, the IWRB Standard for the international importance of wetlands, on each island separately in all or most years, For Rottumeroog this is also the case with numbers of Little tern, and for Rottumerplaat with Knot. Dankwoord Dit artikel is grotendeels gebaseerd op de gegevens die door de bewakers van Staatsbosbeheer zijn verzameld. Ben Koks (SOVON) leverde gegevens van het Nederlandse waddengebied. Henk Hut (Staatsbosbeheer regio Groningen) gaf waardevol commentaar bij het manuscript. De auteur schreef eerder in opdracht van Staatsbosbeheer een rapportage over twaalf jaar vogelgegevens van Rottum ( ). Hij was in het kader daarvan werkzaam bij SOVON. Di's. H.J. van den Brink ;. J.. s^;, -;- ': - Wolddijk70 ;;;^ -\X... r,%.;':- : ; 9784 TE Noordwolde?: :, > '-'''~:'\.:^-: