Onderzoek Guardian. Feitenrelaas en Beoordeling door het Openbaar Ministerie. het strafrechtelijk onderzoek naar ABN AMRO Bank N.V.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoek Guardian. Feitenrelaas en Beoordeling door het Openbaar Ministerie. het strafrechtelijk onderzoek naar ABN AMRO Bank N.V."

Transcriptie

1 Onderzoek Guardian het strafrechtelijk onderzoek naar ABN AMRO Bank N.V. Feitenrelaas en Beoordeling door het Functioneel Parket en Landelijk Parket

2 Inhoudsopgave DEEL I: Feitenrelaas 4 1 Inleiding Doel en inhoud Korte beschrijving ABN AMRO Aanleiding en verloop strafrechtelijk onderzoek 5 2 Wettelijk kader Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) Doelstelling Wwft: beschermen integriteit financiële stelsel Toepasselijke verplichtingen Wwft Artikel 3 en 8 Wwft: verrichten van (verscherpt) cliëntenonderzoek Artikel 5 Wwft: aangaan en verplichte beëindiging zakelijke relatie Artikel 16 Wwft: melden van ongebruikelijke transacties 9 3 Onderzoeksbevindingen Client Life Cycle -processen bij ABN AMRO Three lines of defence model Geconstateerde tekortkomingen Ontbrekende of onvolledige klantgegevens/dossiers Niet of onvoldoende uitvoeren van (verscherpt) cliëntenonderzoek voor aangaan relatie Tekortkomingen bij risicobeoordeling en risicoclassificatie Rol cashgebruik bij risicobeoordeling en risicoclassificatie Onvoldoende uitvoeren voortdurende controle Tekortkomingen bij herbeoordelingen (review proces) Tekortkomingen in het transactiemonitoringsysteem Niet (tijdig) melden ongebruikelijke transacties Niet (tijdig) beëindigen klantrelaties Concrete voorbeelden (casussen) 18 4 Herstel- en verbetertrajecten 20

3 Deel II: Beoordeling door het 21 5 Oorzaken tekortschieten in naleving Wwft 21 6 Ernst van de feiten Systeembank Poortwachtersfunctie Onvoldoende effectieve maatregelen na externe en interne waarschuwingen Omvang en gevolgen tekortschieten in naleving Wwft Conclusie 25 7 Strafrechtelijke verwijten ABN AMRO Strafbare feiten Wwft Schuldwitwassen Toerekening van strafbare feiten aan de rechtspersoon 27 8 Beslissing tot transigeren Motivering Meewerken onderzoek Erkenning van tekortkomingen Detecting Financial Crime unit 30 9 Afdoening van de strafzaak Inhoud transactieovereenkomst Boete en wederrechtelijk verkregen voordeel Boete Wederrechtelijk verkregen voordeel 32

4 DEEL I: Feitenrelaas 1 Inleiding 1.1 Doel en inhoud In dit feitenrelaas wordt beschreven hoe en waarom ABN AMRO Bank N.V. (ABN AMRO) in 2019 onderwerp werd van een strafrechtelijk onderzoek van de FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) onder leiding van het (OM) onder de naam Guardian. Het onderzoek zag op vermoedelijke overtredingen door ABN AMRO bij haar activiteiten in Nederland van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en een vermoeden van schuldwitwassen door ABN AMRO samenhangend met die vermoede overtredingen van de Wwft. In dit feitenrelaas wordt ingegaan op de feiten en omstandigheden die uit dit onderzoek zijn gebleken. 1.2 Korte beschrijving ABN AMRO ABN AMRO is een bank met een Nederlandse bankvergunning. ABN AMRO biedt een breed palet aan producten aan, waaronder betaalrekeningen, deposito's, vastgoedfinancieringen, kredieten, hypotheken, corporate finance, private banking en handelsfinancieringen. ABN AMRO bedient verschillende segmenten (ook internationaal) waaronder particulieren, midden- en kleinbedrijf, groot zakelijke klanten en financiële instellingen. Een consortium bestaande uit Royal Bank of Scotland, Fortis Bank Nederland N.V. en Banco Santander bracht in 2007 onder de gezamenlijke naam RFS Holdings B.V. een bod uit op de toenmalige ABN AMRO en dit leidde op 17 oktober 2007 tot een formele overname door het consortium. ABN AMRO is vervolgens in drie delen opgesplitst tussen de drie leden van het consortium. Ook zijn bedrijfsonderdelen van ABN AMRO afgestoten om te voldoen aan mededingingsrechtelijke eisen. In 2008 brak de internationale kredietcrisis uit. De Belgisch-Nederlandse verzekerings- en bankengroep Fortis kwam ook in de problemen. Uiteindelijk werd Fortis op 3 oktober 2008 in zijn geheel genationaliseerd. De Nederlandse regering kocht de Nederlandse activiteiten van Fortis Bank, de verzekeringstak van Fortis en het aandeel van Fortis in ABN AMRO. In 2009 is een nieuwe entiteit (de huidige ABN AMRO) opgericht waarin het deel van Fortis in ABN AMRO, dat de Nederlandse Staat in 2008 had verkregen, is ingebracht. Vervolgens heeft op 1 juli 2010 een juridische fusie van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland plaatsgevonden. De nieuw gefuseerde bank bestond toentertijd uit twee afzonderlijke banken, beiden nog met hun eigen processen en systemen. De daaropvolgende integratie van beide banken tot een zelfstandig opererende bank heeft gedurende de periode plaatsgevonden. ABN AMRO is sinds 20 november 2015 weer beursgenoteerd. ABN AMRO is deels nog staatseigendom via de aandelen die worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor 4 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

5 Beheer Financiële Instellingen (NLFI). 1 De overige (certificaten van) aandelen zijn genoteerd aan de Amsterdamse beurs Euronext. ABN AMRO heeft in Nederland meer dan 5 miljoen rekeninghouders en verwerkt meer dan een miljard transacties per jaar. Daarnaast kwalificeert De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) ABN AMRO als één van de systeembanken in Nederland. Systeembanken zijn essentieel voor het financiële systeem en daarmee voor het functioneren van de economie en maatschappij. 1.3 Aanleiding en verloop strafrechtelijk onderzoek DNB heeft over een langere periode (in ieder geval in de periode 2013 tot en met 2019) in het kader van haar toezichthoudende taak meerdere onderzoeken naar de naleving van de Wwft uitgevoerd bij ABN AMRO en daarbij diverse overtredingen van de Wwft vastgesteld. Deze overtredingen bleken - zo heeft DNB aangegeven - bij herhaling ernstig en verwijtbaar en DNB heeft in dit verband ook meermaals handhavend opgetreden. Tevens zijn bij ABN AMRO door DNB in 2018 tekortkomingen op het gebied van cliëntenonderzoek en transactiemonitoring vastgesteld in een themaonderzoek naar de identificatie en beheersing van het risico op terrorismefinanciering. Daarnaast leverden meerdere strafrechtelijke onderzoeken van de politie en de FIOD aanwijzingen op dat mogelijk sprake was van overtreding van de Wwft door ABN AMRO. In de Stuur- en Weegploeg van 15 augustus 2019 is op basis van de uitkomsten van het meest recente DNB onderzoek en de signalen van de politie en de FIOD besloten tot een strafrechtelijk onderzoek naar deze feiten door de FIOD onder leiding van het Functioneel Parket en het Landelijk Parket van het OM. In het kader van dit onderzoek heeft op 27 september 2019 een eerste doorzoeking bij ABN AMRO plaatsgevonden. In de periode die daarop volgde, hebben nog diverse inbeslagnames plaatsgevonden bij ABN AMRO. Voor het verkrijgen van gegevens zijn daarnaast verschillende vorderingen tot het verstrekken van gegevens uitgereikt aan derden en zijn andere bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet. Vanaf de start van het onderzoek in september 2019 heeft ABN AMRO aan het OM laten weten medewerking te zullen verlenen aan het strafrechtelijk onderzoek. Het OM constateert dat ABN AMRO daadwerkelijk medewerking heeft verleend gedurende het gehele onderzoek. 2 Wettelijk kader 2.1 Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) Voor een goed begrip van de strafbare gedragingen die ABN AMRO worden verweten, worden in dit hoofdstuk de achtergrond en doelstelling evenals de voor het strafrechtelijk onderzoek relevante verplichtingen uit de Wwft toegelicht. 1 NLFI is speciaal opgericht voor het beheer van aandelen van genationaliseerde ondernemingen in Nederland om mogelijke tegenstrijdige verantwoordelijkheden te vermijden waarmee de Minister van Financiën zich, als aandeelhouder en als toezichthouder, anders geconfronteerd zou kunnen zien en om te voorkomen dat ongewenste politieke druk wordt uitgeoefend. 5 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

6 2.2 Doelstelling Wwft: beschermen integriteit financiële stelsel Mede als gevolg van de internationale strijd tegen witwassen is in augustus 2008 de Wwft ingevoerd. De Wwft is een samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties die sinds februari 1994 van kracht waren. Deze wetgeving vindt haar oorsprong in aanbevelingen ter bestrijding van witwassen van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF), een internationaal samenwerkingsverband dat in 1989 is opgericht door de G7. Het werd cruciaal geacht dat kanalen waarlangs het witwasproces zich kan voltrekken beschermd worden tegen misbruik voor criminele doeleinden. Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders namelijk in staat om ongestoord van dit vergaarde vermogen te genieten en dit heeft een ondermijnend effect op de samenleving. 2 Het uitgangspunt van de Wwft is omschreven in artikel 2a: Ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verricht een instelling cliëntenonderzoek en meldt zij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties ( ). Daarbij besteedt een instelling bijzondere aandacht aan ongebruikelijke transactiepatronen en aan transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen. De Wwft heeft als doel om het witwassen van geld en het financieren van terrorisme tegen te gaan en kent vier kernverplichtingen voor de instellingen die onder de reikwijdte van deze wet vallen: 1. het op basis van een risicoafweging verrichten van een gedegen cliëntenonderzoek; 2. het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU) 3 ; 3. het aanbieden van periodieke opleidingen aan medewerkers zodat zij ongebruikelijke transacties kunnen herkennen en een cliëntenonderzoek goed en volledig kunnen uitvoeren; 4. het adequaat vastleggen van de resultaten van de risicobeoordeling om op verzoek te verstrekken aan de toezichthouders. Dienstverlenende instellingen hebben aldus een rol om het financiële systeem tegen witwassen en financieren van terrorisme te beschermen en hierdoor de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen. Deze instellingen fungeren als poortwachters die de integriteit, stabiliteit en reputatie van het financiële stelsel beschermen. 2.3 Toepasselijke verplichtingen Wwft Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op de verplichtingen uit de Wwft om (verscherpt) cliëntenonderzoek te verrichten en om ongebruikelijke transacties te melden aan de FIU. Hieronder worden deze verplichtingen toegelicht. 2 Zie Kamerstukken II , , nr. 3, p. 1 ev. 3 De FIU-Nederland is organisatorisch ondergebracht bij de Nationale Politie en is een zelfstandig orgaan van de Staat der Nederlanden. Internationaal maakt FIU-Nederland deel uit van een wereldwijd netwerk van FIU s. De FIU analyseert de gemelde ongebruikelijke transacties en kan deze als verdacht verklaard ter beschikking stellen aan diverse handhavings- en opsporingsdiensten. (bron: 6 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

7 2.3.1 Artikel 3 en 8 Wwft: verrichten van (verscherpt) cliëntenonderzoek Artikel 3, eerste lid, Wwft verplicht instellingen om een cliëntenonderzoek te verrichten ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Het cliëntenonderzoek moet zowel voor het aangaan als gedurende de zakelijke relatie worden uitgevoerd. Onder een zakelijke relatie valt onder meer het openen van een rekening bij een bank. Het door instellingen te verrichten cliëntenonderzoek is ook bekend als het Customer Due Diligence (CDD)-onderzoek. Artikel 3, tweede lid, Wwft beschrijft het resultaat dat dit cliëntenonderzoek moet opleveren. De wetgever heeft voor een zogenaamde principle-based benadering gekozen; er is niet voorgeschreven hoe het cliëntenonderzoek dient te worden verricht, maar alleen tot welk resultaat dit onderzoek moet leiden. De Wwft schrijft daarnaast in artikel 8 in een aantal gevallen een verscherpt cliëntenonderzoek voor, bijvoorbeeld als sprake is van een zakelijke relatie met politiek prominente personen. Het cliëntenonderzoek voor het aangaan van en tijdens de zakelijke relatie moet de bank in staat stellen om: 4 de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren; de uiteindelijk belanghebbende (ook wel: ultimate beneficial owner, UBO ) van de cliënt te identificeren en op risico gebaseerde, adequate maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren; op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms-en zeggenschapsstructuur van de cliënt indien dit een rechtspersoon is; het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen; een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel te toetsen met zo nodig onderzoek naar de bron van de middelen die worden aangewend; vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en deze persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren; op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt voor zichzelf optreedt of voor een derde; op basis van op risico gebaseerde procedures te bepalen of de cliënt een politiek prominente persoon is (ook wel: politically exposed person, hierna PEP). 5 Documenten en gegevens die gebruikt zijn voor de naleving van het bepaalde in de artikelen 3 en 8 Wwft moeten instellingen op grond van artikel 33 Wwft op een opvraagbare wijze vastleggen. Het verrichten van cliëntenonderzoek draagt bij aan het herkennen en beheersen van risico s die bepaalde cliënten of bepaalde soorten dienstverlening met zich brengen. Instellingen dienen alle voorgeschreven resultaten van het cliëntenonderzoek te behalen, maar de intensiteit en de wijze waarop dat gebeurt kan worden afgestemd op het risico dat een bepaald type cliënt, relatie, product of transactie oplevert. Dit wordt ook wel de risico gebaseerde aanpak genoemd; als de risico s op witwassen of financieren van terrorisme door de instelling hoger worden ingeschat, dient de instelling extra maatregelen te nemen. 4 Zie hiervoor ook de DNB Leidraad Wwft en SW, Voorkoming misbruik financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme en beheersing van integriteitsrisico s. 5 Wat onder een politiek prominente persoon verstaan dient te worden, staat omschreven in artikel 1, lid 1, onder e van de Wwft. Vanaf 25 juli 2018 gelden deze maatregelen ook voor familieleden en naaste geassocieerden van PEPs. 7 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

8 Artikel 3, vijfde lid, Wwft omschrijft de situaties waarin na het aangaan van de relatie in ieder geval cliëntenonderzoek moet worden verricht. Dit is onder andere het geval indien er indicaties van betrokkenheid bij witwassen of financieren van terrorisme zijn en indien de instelling twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verkregen gegevens. De verplichting tot een voortdurende controle op de zakelijke relatie zoals omschreven in artikel 3, tweede lid, Wwft behelst ook een (periodiek) toetsings- of herbeoordelingsmoment en het actueel houden van de informatie die beschikbaar is over de cliënt. Met andere woorden: cliëntenonderzoek houdt niet op nadat de cliënt door de bank is geaccepteerd. Het vaststellen of een cliënt een PEP betreft, is noodzakelijk in verband met de verplichting van artikel 8 Wwft; er dient ten aanzien van deze personen namelijk verscherpt cliëntenonderzoek uitgevoerd te worden. Het aangaan van zakelijke relaties met PEP s vereist aanvullende maatregelen in verband met verhoogde risico s en ook in het kader van het internationale beleid inzake de bestrijding van corruptie. Een belangrijke maatregel die instellingen dienen te nemen om witwassen of terrorismefinanciering door cliënten tegen te gaan, is het monitoren van de transacties van cliënten teneinde ongebruikelijke transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich brengen te identificeren. Dit wordt ook wel post-event transactiemonitoring genoemd, oftewel het controleren van transacties die al hebben plaatsgevonden. Dit vloeit voort uit de verplichting om een voortdurende controle uit te voeren op de cliëntrelatie en de transacties van cliënten en uit de algemene verplichting van instellingen die is opgenomen in artikel 2a, eerste lid, Wwft. Ook dit proces van transactiemonitoring kunnen instellingen op een risico gebaseerde wijze inrichten. Hiermee wordt bedoeld dat meer aandacht wordt besteed aan transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen. De wetgever laat het aan instellingen om ook dit proces zelf vorm te geven Artikel 5 Wwft: aangaan en verplichte beëindiging zakelijke relatie Ingevolge artikel 5 Wwft is het een instelling verboden een zakelijke relatie aan te gaan of een transactie uit te voeren voor een cliënt, tenzij er cliëntenonderzoek in de zin van artikel 3 van de Wwft is verricht en dit tot het door de wet voorgeschreven resultaat heeft geleid. Daarnaast moet de instelling beschikken over alle identificatie- en verificatiegegevens van de cliënt, eventuele vertegenwoordigers en uiteindelijk belanghebbenden. Wanneer een instelling met betrekking tot een bestaande zakelijke relatie niet kan voldoen aan het vereiste van cliëntenonderzoek, dient de instelling deze relatie te beëindigen. 6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de identiteit van de cliënt niet bekend is. Instellingen mogen dan geen diensten (meer) verlenen aan die cliënt. 7 In situaties waarin aanzienlijke risico s bestaan, mag geen zakelijke relatie aangegaan worden, mag de transactie niet uitgevoerd worden, dan wel moet de bestaande relatie (bij de eerstvolgende redelijke mogelijkheid) verbroken worden. Aanzienlijke risico s bestaan wanneer het voor een instelling onmogelijk is om de identiteit van de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende te achterhalen of als de cliënt een rechtspersoon is die deel uitmaakt van een moeilijk te doorgronden 6 De verplichting tot het beëindigen van de zakelijke relatie was tot 25 juli 2018 opgenomen in artikel 5, tweede lid, Wwft. Sinds die datum staat de verplichting in artikel 5, derde lid, Wwft. 7 Zie de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wwft), Kamerstukken II nr. 3 van 16 oktober 2007, p Onderzoek Guardian Feitenrelaas

9 structuur van internationale vennootschappen. Het niet slagen van het cliëntenonderzoek kan zich zowel tijdens de cliëntacceptatiefase als gedurende de zakelijke relatie voordoen Artikel 16 Wwft: melden van ongebruikelijke transacties Artikel 16 Wwft schrijft voor dat instellingen verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties onverwijld moeten melden aan de FIU nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie de instelling bekend is geworden. Dit betekent dat wanneer er aanleiding is om te veronderstellen dat een (voorgenomen) transactie verband houdt met witwassen of terrorismefinanciering, een instelling deze dient te melden bij de FIU. Deze verplichting moet in samenhang worden gezien met de verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten. De verschillende onderdelen van het cliëntenonderzoek zoals hierboven uiteengezet zouden in samenhang, maar ook afzonderlijk, ertoe kunnen leiden dat ongebruikelijke transacties door instellingen ontdekt worden en vervolgens tijdig gemeld worden aan de FIU. Het monitoren van transacties van cliënten is hierbij een belangrijk middel om ongebruikelijke transacties te identificeren. Een als ongebruikelijk gemelde transactie wordt vervolgens door de FIU nader onderzocht. Dit onderzoek kan leiden tot het verdacht verklaren van de transactie en het ter kennis brengen van opsporingsinstanties. Op deze manier kunnen meldingen van ongebruikelijke transacties leiden tot een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen of financieren van terrorisme. 3 Onderzoeksbevindingen Client Life Cycle -processen bij ABN AMRO De Wwft biedt instellingen op bepaalde onderdelen de ruimte de verplichte resultaten op een risico gebaseerde wijze te bereiken. ABN AMRO heeft haar beleid en werkprocessen ter nakoming en uitvoering van de verplichtingen uit de Wwft neergelegd in diverse beleidsstukken waaronder de CAAML-policy (Client Acceptance & Anti Money Laundering-policy) en vanaf 2017 in Global Standards. Dit beleid is vervolgens vormgegeven in Customer Due Diligence/ Know Your Customer (CDD/KYC) - processen binnen de zogenaamde 'Client Life Cycle'. De `Client Life Cycle' is binnen ABN AMRO een verzamelbegrip voor de werkprocessen in het kader van de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwft. Het gaat om het klantacceptatieproces ( New Client Take On of NCTO-proces), monitoringsprocessen zoals herbeoordeling van klanten ( periodic review en event driven review ), client filtering en transactiemonitoring alsmede het melden van ongebruikelijke transacties en exit-processen Three lines of defence model Binnen ABN AMRO worden risico s die de bank loopt beheerst en gecontroleerd door middel van het three lines of defence model. De first line of defence bestaat voornamelijk uit de Business Lines die verantwoordelijk zijn voor de risico s die de bank neemt, zoals het risico dat klanten van de bank gebruik maken van bankrekeningen van ABN AMRO om gelden wit te wassen. Sinds 1 januari 2019 maakt de Detecting Financial Crime unit (hierna ook: DFC unit) onderdeel uit van de first line of defence. In de DFC unit zijn de werkprocessen in het kader van de Client Life Cycle geconcentreerd. De second line of defence bestaat in deze voornamelijk uit de afdeling Compliance en de third line of defence wordt gevormd door Audit. 9 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

10 De first line of defence is verantwoordelijk voor de uitvoering van de CDD/KYC-processen en is verantwoordelijk voor het risico ( risk ownership ). Compliance is als second line of defence verantwoordelijk voor controle van het risico ( risk control ). De afdeling Compliance ondersteunt, coördineert en bewaakt de uitvoering van het risicomanagement door de first line of defence. Zij vertaalt wet- en regelgeving naar het beleid van de bank. Ten slotte houdt Compliance toezicht op de uitvoering daarvan door de first line of defence. Zij monitort, test en doet aanbevelingen ter verbetering. Audit heeft als third line of defence de kerntaak risk assurance : op basis van objectief en deskundig onderzoek met voldoende zekerheid bevestigen dat het interne beleid wordt nageleefd. Audit evalueert governance en risicobeheersingsprocessen alsmede de uitvoering daarvan door de first en second line of defence en doet aanbevelingen ter verbetering. Uit het onderzoek is gebleken dat zowel Compliance als Audit in de onderzoeksperiode processen van de Client Life Cycle structureel en periodiek hebben onderzocht en via (kwartaal)rapportages, rapporten van deep dives en audits diverse tekortkomingen hebben gerapporteerd aan het Bestuur 8 en de Raad van Commissarissen van ABN AMRO Geconstateerde tekortkomingen Het strafrechtelijk onderzoek heeft diverse tekortkomingen in de periode 2014 tot en met 2020 aan het licht gebracht. De bevindingen betreffen: 1) het ontbreken of onvolledig zijn van klantdossiers/klantgegevens; 2) het niet of onvolledig uitvoeren van (verscherpt) cliëntenonderzoek voor aangaan relatie; 3) tekortkomingen bij risicobeoordelingen en risicoclassificaties; 4) het onvoldoende meenemen van cashgebruik bij risicobeoordeling en risicoclassificatie; 5) onvoldoende uitvoeren van voortdurende controle op de klantrelatie en transacties door: a. tekortkomingen bij de herbeoordelingen; b. tekortkomingen in het transactiemonitoringsysteem; 6) niet of niet tijdig melden van ongebruikelijke transacties; 7) het niet of niet tijdig beëindigen van klantrelaties. De bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek zien op de vier Business Lines binnen de bank. Hierna wordt een aantal bevindingen toegelicht. 3.2 Ontbrekende of onvolledige klantgegevens/dossiers In een klantdossier dienen de resultaten van het cliëntenonderzoek vastgelegd te worden, zoals doel en aard van de zakelijke relatie en de gegevens waar de identificatie en verificatie daarvan blijkt. Van klantdossiers waarin gegevens ontbreken kan niet worden vastgesteld of de betreffende gegevens conform de Wwft zijn opgevraagd en beoordeeld door de bank. Daarnaast is een goede en juiste identificatie en verificatie van een klant en de volledige en juiste vastlegging van klantgegevens, zoals doel en beoogde aard van de relatie, onder andere noodzakelijk om de voortdurende controle op de relatie en tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties te 8 Onder Bestuur wordt in het kader van dit Feitenrelaas/Beoordeling door het verstaan de Raad van Bestuur van ABN AMRO en vanaf 2017 de Executive Board en Executive Committee. 10 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

11 kunnen doen op basis van de naar aanleiding van een risicobeoordeling toegekende risicoclassificatie. In het strafrechtelijk onderzoek is met betrekking tot elk van de vier Business Lines geconstateerd dat op verschillende momenten gegevens en/of documenten van klanten ontbraken of de herkomst van gegevens in klantdossiers onduidelijk was. Zo bleken in 2014 en 2015 bij Third Party Banking klantdossiers onvolledig te zijn en was de risicoclassificatie van deze klanten niet altijd juist vastgelegd in de systemen van ABN AMRO. Deze onjuiste vastlegging kon er onder andere toe leiden dat de transactiemonitoring ten aanzien van deze klanten minder strikt was dan noodzakelijk gelet op de werkelijke risicoclassificatie. In 2017 werd bijvoorbeeld bij een deep dive door Compliance ten aanzien van het segment commercieel vastgoed door middel van een steekproef van 19 dossiers vastgesteld dat niet alle relevante klantinformatie was vastgelegd in de klantdossiers. In juni 2018 bleek dat de voornaam van 1000 private banking klanten en 7000 retail klanten niet bekend was bij de bank. Dat betekent dat screening van media op negatieve berichtgeving over deze klanten mogelijk niet het beoogde resultaat opleverde. Ten slotte bleek uit rapportages van Compliance en Audit dat de kwaliteit en volledigheid van klantdossiers in 2019 niet toereikend was. 3.3 Niet of onvoldoende uitvoeren van (verscherpt) cliëntenonderzoek voor aangaan relatie De klantacceptatie bestaat bij ABN AMRO uit het New Client Take On (NCTO) proces waarbij klantgegevens worden verzameld. Op grond van de Wwft moet de bank daarbij onder andere: de klant identificeren en de identiteit van de klant verifiëren; de uiteindelijk belanghebbende (ook wel: ultimate beneficial owner, UBO ) van de klant identificeren en indien de klant een rechtspersoon is, inzicht verwerven in de eigendomsen zeggenschapsstructuur; het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vaststellen. Deze wettelijk verplichte klantgegevens moeten de bank in staat stellen om mogelijke risico s op bijvoorbeeld witwassen vast te stellen die de bank loopt door het aangaan van een zakelijke relatie met deze klant. Het is hierbij bijvoorbeeld van belang dat inzicht wordt verkregen in het doel en de aard van relatie met de klant, de eigendoms- en zeggenschapsstructuur, betrokkenheid van een politiek prominent persoon/pep en dat een check tegen onder meer interne lijsten van ABN AMRO wordt verricht. Als geen cliëntenonderzoek is uitgevoerd of indien dat cliëntenonderzoek niet heeft geleid tot bijvoorbeeld identificatie van de klant, mag een bank geen zakelijke relatie aangaan met een klant en geen transacties uitvoeren. Uit het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat ABN AMRO op verschillende momenten en in verschillende Business Lines het cliëntenonderzoek niet naar behoren heeft uitgevoerd. Zo constateerde DNB naar aanleiding van het themaonderzoek Private Banking in 2014 dat het cliëntenonderzoek bij ABN AMRO in die Business Line onvoldoende kritisch werd uitgevoerd. Daarnaast bleek in meerdere dossiers van klanten met indicatoren die duiden op een verhoogd witwasrisico dat de identificatie en verificatie van de klanten niet op orde was. Het doel en de 11 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

12 beoogde aard van de zakelijke relatie was in meerdere onderzochte dossiers onduidelijk of onvolledig vastgelegd en de herkomst van het vermogen was bij meerdere klanten onvoldoende onderbouwd met objectieve en verifieerbare documentatie. Bij een aantal dossiers was niet of onvoldoende onderzocht of de klant of de uiteindelijk belanghebbende een PEP was, in welk geval er verscherpt cliëntenonderzoek plaats had moeten vinden. DNB kwam tot de conclusie dat ABN AMRO niet voldeed aan de wettelijke eisen voor cliëntenonderzoek en verscherpt cliëntenonderzoek. Hierop heeft DNB in 2015 een last onder dwangsom opgelegd waarin ABN AMRO werd opgedragen om alle klantdossiers van Private Banking Nederland te controleren, zo nodig te herstellen en compliant te maken met de Wwft en ervoor te zorgen dat zij bij nieuwe klanten het cliëntenonderzoek uitvoert overeenkomstig de vereisten zoals neergelegd in de Wwft. Ook in andere Business Lines bleek de bank niet altijd te voldoen aan de eisen die gelden bij het aangaan van de zakelijke relatie. Zo bleek in dat de 14 door DNB onderzochte klantdossiers van correspondentbanken waarmee een relatie was aangegaan op een of meer onderdelen niet aan de vereisten van het cliëntenonderzoek voldeden en dat er geen verscherpt cliëntenonderzoek was uitgevoerd. In de Business Line Commercial Banking voldeed het NCTOproces gedurende enkele maanden in deels niet aan de gestelde eisen. Ten slotte bleek uit rapportages van Compliance en Audit dat in 2019 het cliëntenonderzoek bij aanvang van de zakelijke relatie voor een deel van haar klantenbestand nog niet voldeed. 3.4 Tekortkomingen bij risicobeoordeling en risicoclassificatie Een belangrijk onderdeel van het cliëntenonderzoek is de risicobeoordeling en de daaruit voortvloeiende risicoclassificatie. Deze risicobeoordeling en risicoclassificatie zijn gedurende de hele zakelijke relatie met de klant van groot belang. De risicobeoordeling en risicoclassificatie vinden plaats aan de hand van de klantgegevens. Op basis daarvan krijgt de klant één van de volgende risicoclassificaties: neutraal, medium, verhoogd risico of onacceptabel risico. Als tijdens het klantacceptatieproces blijkt dat sprake is van een onacceptabel risico, zal de klant worden geweigerd. De risicoclassificatie bepaalt vervolgens mede de mate waarin en de wijze waarop een klant en zijn transacties door ABN AMRO worden gemonitord. Zo leidde risicoclassificatie als 00 neutraal of neutraal risico er voor bepaalde klanten toe dat er geen periodieke herbeoordelingen ( periodic reviews ) plaatsvonden. Deze klanten werden alleen event driven herbeoordeeld, dat wil zeggen indien bijzondere ontwikkelingen of gebeurtenissen daartoe aanleiding gaven. Dergelijke gebeurtenissen kunnen bijvoorbeeld wijziging van eigendoms- en zeggenschapsstructuur, (negatieve) publicaties in de media of een alert uit het transactiemonitoringsysteem betreffen. Het transactiemonitoringsysteem van ABN AMRO hanteert per Business Line en klantgroep (en daarbinnen per risicocategorie) andere criteria om een transactie als mogelijk ongebruikelijk aan te merken. Indeling in de laagste risico-categorie kan tot gevolg hebben dat het transactiemonitoringsysteem van ABN AMRO niet of minder snel aanslaat op ongebruikelijke transacties van de betreffende klant. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ABN AMRO aan een groot deel van haar klanten, vooral bij Mass Retail, op onjuiste wijze een risicoclassificatie heeft toegekend. 12 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

13 Het themaonderzoek terrorismefinanciering van DNB in 2018 heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat ABN AMRO ten aanzien van circa 5,5 miljoen Mass Retail klanten de kernbepalingen van de Wwft niet heeft nageleefd. De klanten uit de Mass Retail groep werden op basis van een automatische controle van identiteitsgegevens dus zonder adequate risicoanalyse - ingedeeld in de laagste risicocategorie, te weten 00 neutraal'. ABN AMRO vroeg bij de klantacceptatie ook niet waarom de klant de bankrekening opende en had geen inzicht in de bron en hoogte van inkomsten van de cliënt. De conclusie van DNB in haar onderzoek was onder andere dat ABN AMRO voor deze klanten structureel met onvoldoende diepgang cliëntenonderzoek uitvoerde. Deze werkwijze van ABN AMRO leidde ertoe dat als een klant eenmaal was aanvaard als Mass Retail klant, er geen periodieke herbeoordelingen plaatsvonden en het lang kon duren voordat eventuele verhoogde integriteitsrisico's aan het licht kwamen. Aannemelijk is dat door de werkwijze van ABN AMRO de grote groep Mass Retail klanten, meerdere klanten bevatte die daarin niet thuishoorden en langdurig onder de radar zijn gebleven. DNB dossieronderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat verschillende Mass Retail klanten hun betaalrekeningen (ook) zakelijk gebruikten, variërend van handel in vastgoed en cryptovaluta tot kunst, juwelen en scheepsbouw. Bij Private Banking bleek dat in % procent van de klanten was geclassificeerd als neutraal risico. DNB constateerde dat ABN AMRO haar inherente integriteitsrisico s met betrekking tot deze groep klanten onvoldoende in beeld had gebracht. In onderzochte dossiers constateerde DNB dat het cliëntenonderzoek dat aan de risicoclassificatie ten grondslag lag onvoldoende kritisch was uitgevoerd. In het segment commercieel vastgoed, bleek in 2017 een derde van de klanten te zijn geregistreerd als 00 neutraal -risico. Dat betekent dat er geen risicoanalyse heeft plaatsgevonden van deze klanten bij het aangaan van de relatie. 3.5 Rol cashgebruik bij risicobeoordeling en risicoclassificatie In het strafrechtelijk onderzoek zijn tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van het meenemen van het gebruik van cash/contanten bij het cliëntenonderzoek als risico indicator bij het vaststellen van het risicoprofiel en de risicoclassificatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminaliteit gepaard gaat met het gebruik van contanten en dat contant geld wordt gebruikt bij het witwassen van criminele winsten. Het voordeel van contant geld is dat het anoniem kan worden uitgegeven, overgedragen en vervoerd zonder dat het sporen achterlaat. Cashgebruik kent daarom een inherent hoog integriteitsrisico. Uit onderzoek van DNB naar de cash dienstverlening van ABN AMRO in 2019 is gebleken dat de bank voor het grootste deel van haar klanten die gebruikmaken van cash dienstverlening onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het doel en de aard van de klantrelatie, het verwachte transactieprofiel en in het bijzonder de rol van cashgebruik daarbij. Het gebruik van contanten werd in het beleid van ABN AMRO wel als een risico indicator onderkend waarbij verscherpt cliëntenonderzoek moet plaatsvinden, maar in de praktijk is verwacht cash gebruik onvoldoende meegenomen bij het vaststellen van het risicoprofiel en de risicoclassificatie van klanten. Zo maken bij Mass Retail klanten cash indicatoren geen deel uit van het automatische programma dat de risicoclassificatie bepaalt. Dit betekent onder andere dat bij aanvang van de klantrelatie geen verscherpt cliëntenonderzoek plaatsvindt in verband met dat cashgebruik en mogelijk onterecht een lagere risicoclassificatie wordt toegekend. Het gevolg van een lagere risicoclassificatie kan zijn 13 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

14 dat er geen periodieke beoordeling plaatsvindt en het lang kan duren voordat eventueel verhoogde integriteitsrisico's of potentiële ongebruikelijke transacties aan het licht komen. 3.6 Onvoldoende uitvoeren voortdurende controle De informatie die de bank voor het aangaan van de relatie met de klant vergaart over het doel en de aard van de relatie en het verwachte transactieprofiel moet de bank in staat stellen de passende risicoclassificatie en het verwachte transactieprofiel te bepalen, zodat de verplichte voortdurende controle door de bank mogelijk is. In het kader van die voortdurende controle dient een bank na te gaan of het gedrag en de door de klant afgenomen producten en verrichte transacties overeenkomen met haar kennis van de klant. Het monitoren van transacties draagt bij aan het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering door klanten en is dan ook een belangrijk element van het cliëntenonderzoek. Indien dit proces adequaat wordt uitgevoerd, draagt het bijvoorbeeld bij aan het identificeren van ongebruikelijke transacties die vervolgens onverwijld gemeld dienen te worden aan de FIU. Voortdurende controle op de zakelijke relatie en de transacties van de klant vereist naast een passende initiële risicobeoordeling en -classificatie, periodieke herbeoordeling van dat risico en de classificatie en het verwachte transactieprofiel alsmede een goed functionerend klant- en transactiemonitoring systeem. Het is van belang dat een bank periodiek beoordeelt of de klant nog voldoet aan het risicoprofiel en de -classificatie zoals opgesteld bij aanvang van de dienstverlening. Indien een bank een goed beeld heeft van haar klanten, draagt dit bij aan het kunnen identificeren van mogelijk ongebruikelijke transacties. Omgekeerd kan uit gemonitorde transacties blijken dat sprake is van afwijking van het opgestelde profiel. Ook kan uit andere informatie over de klant blijken dat het opgestelde risicoprofiel en de risicoclassificatie niet meer voldoen. Dan moet een bank nagaan welke risico s dit oplevert en zo nodig de risicoclassificatie aanpassen of afscheid nemen van een klant als deze een onaanvaardbaar risico met zich brengt. Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat bij ABN AMRO sprake was van tekortkomingen in deze processen Tekortkomingen bij herbeoordelingen (review proces) Bij ABN AMRO is tijdens de pleegperiode in alle Business Lines op verschillende momenten sprake geweest van grote werkvoorraden bij het uitvoeren van de periodieke dan wel bijzondere herbeoordelingen. Bij Commercial Banking zijn bijvoorbeeld van oktober 2017 tot mei 2018 achterstanden opgelopen bij de herbeoordelingen van klanten. Daarnaast werd voor haar Mass Retail klanten en Private Banking klanten met de classificatie 00 neutraal en neutraal risico alleen in geval van een bijzondere ontwikkeling een herbeoordeling uitgevoerd. ABN AMRO liep hierdoor het risico onjuist opgegeven informatie niet te detecteren en/of niet tijdig op de hoogte te raken van wijzigingen die betrekking hadden op de klant of zijn activiteiten, die mogelijk van invloed konden zijn op de risicobeoordeling en risicoclassificatie van de klant. Hierbij komt dat het proces van bijzondere herbeoordelingen niet naar behoren functioneerde. 14 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

15 Bij Private Banking heeft DNB in bijvoorbeeld geconstateerd dat de noodzakelijke bijzondere herbeoordelingen in de praktijk slechts in beperkte mate werden uitgevoerd waardoor er geen sprake was van een voortdurende controle op de zakelijke relatie. Daarnaast komt uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren dat de systemen en processen van ABN AMRO die de informatie zouden moeten genereren om aanleiding te geven voor zo n bijzondere herbeoordeling, niet goed functioneerden. Dat betreft met name het Client Filtering proces en het transactiemonitoringsysteem. Allereerst het Client Filtering proces. Dit proces is bedoeld om het risico te mitigeren dat ABN AMRO klanten en hieraan verbonden relaties bedient die negatief in de publiciteit komen. Ook heeft Client Filtering een taak bij het identificeren van politiek prominente personen. Een hit in het Client Filtering proces kan aanleiding geven tot een bijzondere herbeoordeling. Tot september 2018 werd screening op negatieve mediaberichten ( bad press of adverse media ) niet automatisch maar handmatig uitgevoerd onder meer in geval van een herbeoordeling. Daarnaast zijn op een bepaald moment grote werkvoorraden ontstaan bij de afhandeling van hits naar aanleiding van deze screening. In 2019 constateerde Audit dat het Client Filtering proces net toereikend was en verbetering behoefde. Ten tweede werden veel signalen gemist in het transactiemonitoringsysteem door de gebruikte risicoclassificatie en de manier waarop dat systeem was ingericht. Zo hanteerde ABN AMRO bij de risicoclassificatie 00 neutraal andere drempels passend bij die risicoclassificatie in de transactiemonitoring. Bovendien waren er in ieder geval tot 2019 backlogs 9 bij de afhandeling van alerts die het transactiemonitoringsysteem genereerde. Dat betekent dat alerts die aanleiding zouden kunnen geven tot een bijzondere herbeoordeling, niet tijdig beschikbaar waren. Ten slotte is in een aantal specifieke gevallen gebleken dat informatie die over een klant beschikbaar was binnen de bank, niet (meteen) gebruikt is om een herbeoordeling uit te voeren, terwijl de inhoud van de informatie daartoe wel aanleiding gaf (zie hierna, in paragraaf 3.9). Daarbij komt dat bij Mass Retail klanten de classificatie 00 neutraal door een automatische beoordeling van de klant tot stand kwam, waardoor er alleen bij bijzondere ontwikkelingen ( event driven ) een herbeoordeling plaatsvond. De systemen en processen die informatie moesten genereren om aanleiding te geven voor een bijzondere herbeoordeling waren echter niet op orde, kenden achterstanden of genereerden geen signalen juist door de gebruikte risicoclassificatie, waardoor niet altijd de benodigde herbeoordeling van de klant en diens risico s plaatsvond en een eventueel benodigde aanpassing van de risicoclassificatie achterwege bleef. Van voortdurende controle op de zakelijke relatie met deze klanten was daardoor geen sprake Tekortkomingen in het transactiemonitoringsysteem ABN AMRO hanteert een geautomatiseerd systeem om transacties van haar klanten te monitoren. Dit systeem maakt gebruik van scenario s en drempels om mogelijk afwijkend transactiegedrag te detecteren om zodoende zogenaamde alerts te genereren. Deze alerts kunnen automatisch behandeld worden of onderzocht worden door een medewerker. Dit onderzoek kan uiteindelijk leiden tot een melding van ongebruikelijke transacties bij de FIU, tot een bijzondere herbeoordeling en/of een besluit om afscheid te nemen van een klant. 9 Zie ook paragraaf Onderzoek Guardian Feitenrelaas

16 In paragraaf komt naar voren dat het cliëntenonderzoek, waaronder de risicobeoordeling en risicoclassificatie, de vastlegging van de klantgegevens en van het uitgevoerde cliëntenonderzoek, in alle Business Lines van de bank tekortkomingen vertoonde. Zo is uit het onderzoek naar voren gekomen dat ABN AMRO aan een substantieel deel van haar Mass Retail klanten bij het aangaan van de zakelijke relatie niet op passende wijze een risicoclassificatie heeft toegekend. Deze informatie over klanten en de passende risicoclassificatie is echter van belang om het proces van transactiemonitoring adequaat te kunnen inrichten, bijvoorbeeld door het instellen van gerichte scenario s op klantgroepen om de meest risicovolle transacties te kunnen detecteren. De scenario s die gebruikt werden door ABN AMRO om alerts te genereren werden echter niet altijd of niet altijd op de juiste wijze ingezet. Hierbij werd onder andere geen rekening gehouden met de betreffende klantgroep. Daarnaast genereerde het transactiemonitoringsysteem van ABN AMRO door de gehanteerde methodiek in bepaalde gevallen bij opvallende cashtransacties geen alerts. Uit een intern onderzoek door ABN AMRO in 2020 blijkt dat onder meer de drempels voor de cashscenario s die geïmplementeerd waren in het transactiemonitoringsysteem in een aantal situaties te hoog waren afgesteld waardoor alerts op bijvoorbeeld grote contante opnames niet gegenereerd werden. Ook was ABN AMRO niet volledig in staat om indirecte cash stortingen, bijvoorbeeld via waarde transportbedrijven, te monitoren. Dergelijke cash stortingen werden namelijk gezien als girale overboekingen en daardoor niet op de passende wijze gemonitord. Maar ook bij de afhandeling van alerts is een (volledig) klantdossier van belang om transacties te kunnen beoordelen. Door de tekortkomingen in het cliëntenonderzoek en het verwachte cashgebruik van klanten, kunnen alerts die wel gegenereerd worden niet altijd adequaat worden beoordeeld. Mogelijk zijn de analisten daardoor onvoldoende in staat om te beoordelen of de transactie passend is bij de klant of dat mogelijk sprake is van een ongebruikelijke transactie. In 2019 constateerde Audit dat de effectiviteit van het transactiemonitoringsproces nog steeds zwak was. Dit kwam onder andere door de kwaliteit van de afhandeling van alerts door medewerkers. 3.7 Niet (tijdig) melden ongebruikelijke transacties Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat ABN AMRO grote backlogs heeft gehad in de afhandeling van de alerts die werden gegenereerd door het transactiemonitoringsysteem. Dit betreft het beoordelen en afhandelen van de alerts door analisten/afhandelaars, om te bepalen of er sprake is van een ongebruikelijke transactie en het vervolgens onverwijld melden aan de FIU van ongebruikelijke transacties die daaruit blijken. Vanaf 2014 is ABN AMRO zowel intern door Compliance en Audit als extern door DNB op verschillende momenten gewezen op backlogs in het beoordelen en afhandelen van alerts die het transactiemonitoringsysteem genereert. Een backlog houdt in dat een alert niet tijdig wordt beoordeeld door een medewerker en dit kan tot gevolg hebben dat ongebruikelijke transacties niet 16 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

17 onverwijld worden gemeld aan de FIU. De backlogs bij de afhandeling van de alerts blijven ook terugkomen in compliance rapportages vanaf 2017 en nemen zelfs nog toe in Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat het transactiemonitoringsysteem structureel meer alerts genereerde dan dat de beschikbare capaciteit aan medewerkers kon afhandelen. De periodieke aanpassingen in drempels en scenario's leidden ook regelmatig tot grotere aantallen alerts dan verwacht. Hoewel ABN AMRO de beschikbare capaciteit mettertijd heeft uitgebreid, heeft ABN AMRO meerdere jaren gekampt met een achterstand in de beoordeling en afhandeling van alerts. In de loop der jaren is de achterstand bij de afhandeling, door verschillende oorzaken, verder opgelopen resulterend in een achterstand in 2019 van circa alerts die langer open stonden dan de intern gehanteerde norm van 90 dagen. Bij ABN AMRO leidt zo n 7% van de alerts tot een melding ongebruikelijke transactie, bij een backlog van alerts kan derhalve sprake zijn van ruim ongebruikelijke transacties die niet tijdig gemeld werden. In 2020 zijn de achterstanden weggewerkt. 3.8 Niet (tijdig) beëindigen klantrelaties De risico-assessments bij het proces van klantacceptatie en de voortdurende controle op de relatie met de klant kunnen resulteren in de conclusie dat een klant een onacceptabel risico vormt op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Indien dit het geval is, wordt een potentiële klant afgewezen en ten aanzien van een bestaande klant wordt een proces gevolgd gericht op afscheid nemen van die klant ( exit-proces ). Dit proces wordt uitgevoerd met inachtneming van de civielrechtelijke verplichtingen (bijvoorbeeld hoor en wederhoor) die een bank in dat geval heeft. Een exit-proces kan geïndiceerd zijn als er indicatoren zijn dat een klant betrokken is bij witwassen of terrorismefinanciering of niet alle informatie wordt gegeven om voldoende cliëntenonderzoek te kunnen verrichten. Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat er tekortkomingen waren in het exit-proces van ABN AMRO, waardoor het voor kon komen dat van ongewenste klanten (klanten met een onacceptabel risicoclassificatie) niet tijdig afscheid werd genomen of dat klanten waarvan afscheid was genomen desondanks weer klant konden worden. Met ongewenste klanten worden in dit verband onder meer klanten bedoeld bij wie een onacceptabel risico bestaat dat zij de producten en diensten van ABN AMRO gebruiken om geld wit te wassen. Zo is bij Commercial Banking van oktober 2017 tot en met mei 2018 een grote werkvoorraad ontstaan in het uitvoeren van bijna exits van klanten met een onacceptabel risicoclassificatie. In het kader van het onderzoek naar de cashdienstverlening van ABN AMRO heeft DNB geconstateerd dat in gevallen waarin meldingen van ongebruikelijke transacties aan de FIU worden gedaan en aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd, onvoldoende uit de onderzochte klantdossiers blijkt welk proces wordt gevolgd ten aanzien van de vraag of afscheid van de klant moet worden overwogen. In de geselecteerde klantdossiers is volgens DNB onvoldoende sprake van een vastlegging waaruit blijkt of en wanneer een afscheid is overwogen en de daarbij gemaakte afwegingen. In het bijzonder in klantdossiers waarin sprake is van meerdere FIU-meldingen dient te worden vastgelegd of het risico op witwassen of terrorismefinanciering nog beheersbaar en derhalve acceptabel is voor ABN AMRO. 17 Onderzoek Guardian Feitenrelaas

18 3.9 Concrete voorbeelden (casussen) Voor en tijdens het strafrechtelijk onderzoek heeft de FIOD ten aanzien van tientallen klanten van ABN AMRO concrete signalen en aanwijzingen ontvangen dat ABN AMRO ten aanzien van die klanten mogelijk tekortgeschoten is in de uitoefening van haar poortwachtersfunctie. Een aantal van die signalen is door de FIOD uitgebreid onderzocht en daarbij is gebleken dat diverse tekortkomingen daadwerkelijk hebben geleid tot misbruik van rekeningen en andere diensten van ABN AMRO. De hierna beschreven casussen laten dat zien. - Een klant die risicoclassificatie 00 neutraal had gekregen betrof een (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van 97 vennootschappen. Ten behoeve van 49 vennootschappen had deze klant in de periode ABN AMRO-bankrekeningen geopend. De rekeningen waren grotendeels inactief. Voor vele vennootschappen diende de betreffende klant in totaal 106 valse kwartaalaangiften omzetbelasting in bij de Belastingdienst. Op basis van deze valse aangiften ontving de klant bijna van de Belastingdienst op de zakelijke rekeningen. De klant boekte daarvan circa door naar zijn privé ABN AMRO-bankrekeningen. Dit geld werd vervolgens door de klant grotendeels uitgegeven of contant opgenomen. Ondanks verschillende signalen en twijfels die er waren binnen ABN AMRO omtrent deze klant bleef de risicoclassificatie van deze klant op 00 neutraal. ABN AMRO heeft met betrekking tot deze klant en zijn vennootschappen geen melding gedaan van ongebruikelijke transacties bij de FIU. Na aanvang van het strafrechtelijk onderzoek heeft ABN AMRO transacties gemeld. Twee jaar nadat ABN AMRO constateerde dat deze klant over een veelheid aan zakelijke bankrekeningen bij ABN AMRO beschikte waar vrijwel niets op gebeurde, nam ABN AMRO afscheid van deze persoon als klant. - Een andere klant van ABN AMRO met als risico-classificatie 00 neutraal was werkzaam bij de financiële afdeling van een groothandel. De klant had een gokverslaving, hij had schulden en stond voortdurend rood. ABN AMRO was bekend met de gokverslaving van de klant en diens schulden bij derden. Om in zijn gokverslaving te kunnen voorzien, paste de klant gegevens van tegoeden van debiteuren van zijn werkgever aan, waardoor deze tegoeden werden overgemaakt naar zijn eigen bankrekening bij ABN AMRO. In totaal vloeide er op die manier in een periode van 9 maanden een bedrag van ruim 4,3 miljoen naar de privé ABN AMRO-bankrekening van de klant. Vervolgens werd ruim 4,2 miljoen door klant van zijn privé ABN AMRO-bankrekening overgeboekt naar verschillende online payment service providers ten einde zijn online gokaccounts en wallets te kunnen opwaarderen. Het geld werd vervolgens vergokt. ABN AMRO heeft bij deze klant vrijwel geen cliëntenonderzoek gedaan, het klantdossier bleek niet compleet en het transactiemonitoringsysteem van ABN AMRO genereerde geen alerts bij afwijkingen van het gebruikelijke transactiepatroon. - Twee Nederlandse bedrijven, die vermoedelijk betrokken waren bij een van de grootste internationale corruptieaffaires, hielden bankrekeningen aan bij ABN AMRO. Over de rekeningen van deze twee klanten liepen in de periode 2010 tot en met 2017 betalingen ter waarde van tientallen miljoenen euro s. De corruptieaffaire werd sinds 2015 breed uitgemeten in nationale en internationale media. Ondanks het feit dat ABN AMRO door 18 Onderzoek Guardian Feitenrelaas