Wensen en behoeften rondom standplaatsen en woonwagens in Amsterdam. Mei 2020, Utrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wensen en behoeften rondom standplaatsen en woonwagens in Amsterdam. Mei 2020, Utrecht"

Transcriptie

1 Wensen en behoeften rondom standplaatsen en woonwagens in Amsterdam Mei 2020, Utrecht

2 Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van 2020 Labyrinth Onderzoek & Advies Amerikalaan VD Utrecht T: +31 (0) E: W: Alle rechten voorbehouden Niets uit deze uitgave mag - door iemand anders dan de opdrachtgever - worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Foto voorblad / Colofon: CC BY-SA 4.0 Gerdien1978 / Vysotsky

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Vraagstelling Betrokkenheid vanuit de doelgroep Leeswijzer 8 2 Achtergrond Het nieuwe beleidskader De Amsterdamse context Het woonwagenbeleid van Amsterdam Woonwagenlocaties, standplaatsen en opstal in Amsterdam Standplaatsbewoners Spijtoptanten Huurberekening standplaatsen en woonwagens Beleid van toewijzing van standplaatsen In- en uitschrijving wachtlijst Aantal inschrijvingen op de wachtlijst Toewijzing afgelopen jaren 17 3 Onderzoeksaanpak Onderzoeksopzet Voorbereiding Doelgroep Opbouw vragenlijst Programmering vragenlijst Interviewerteam Veldwerk Contactstrategie Face-to-face veldwerk Respons Contactpogingen interviewers Reden voor weigeringen Kwaliteitscontroles 24

4 3.7. Analyse 24 4 Resultaten Achtergrond van bewoners Hoofdbewoners (inclusief spijtoptanten) Inwonenden (inclusief inwonenden bij spijtoptanten) Actuele behoefte aan standplaatsen inwonenden én spijtoptanten Behoefte en termijn standplaats Zoekjaren Ingeschreven op wachtlijst Erfpacht Gewenste omvang standplaats Voorzieningen gewenste standplaats Wensen rondom de wagen Wensen met betrekking tot de leefomgeving Woonbehoeften en -wensen hoofdbewoners van een standplaats Oordeel en wensen rondom de standplaats Oordeel en wensen rondom wagen Oordeel en wensen rondom woonwagenlocatie Hypotheek en verzekeringen Huidige toewijzing- en wachtlijstensystematiek Ingeschreven op de wachtlijst Tevredenheid over de wachtlijst Redelijke termijn wachtlijst Tevredenheid over toewijzing Ontwikkeling van vraag en aanbod naar standplaatsen Toename van inschrijvingen op de wachtlijst Aantal vrijkomende standplaatsen Prognose aantal benodigde standplaatsen per jaar 64 5 Conclusie Wat is de actuele behoefte aan standplaatsen? Wat zijn de woonwensen van standplaatszoekenden? Wat zijn de woonbehoeften en -wensen van hoofdbewoners van een standplaats? 70

5 Oordeel en wensen rondom de standplaats Oordeel en wensen rondom de wagen Oordeel en wensen rondom de woonwagenlocatie Huidige toewijzing- en wachtlijstensystematiek Prognose aantal benodigde standplaatsen 72 6 Literatuurlijst 74 Bijlage 1: Huurprijsgrenzen woonwagens 76 Bijlage 2: Voorbeelden open antwoorden 79

6 1 Inleiding 1.1. Aanleiding In de gemeente Amsterdam wordt werk gemaakt van een vernieuwing van het staande Woonwagenbeleid, vastgelegd in het Meerjarenaanpak Amsterdamse woonwagenlocaties , dat aan een update toe is. Deze ontwikkeling is samen komen te vallen met de uitgave van het Beleidskader voor gemeentelijk woonwagenen standplaatsenbeleid door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK, 2018). Dit beleidskader is in de zomer van 2018 uitgebracht na (internationale) kritiek op en veroordelingen van het uitsterf- en afbouwbeleid dat door sommige gemeenten is gevoerd, alsook de beleidskaders die na het intrekken van de Woonwagenwet in 1999 door de Rijksoverheid zijn neergelegd (zie Box 1). In het nieuwe beleidskader wordt onder andere gesteld dat gemeenten rekening dienen te houden met en ruimte moeten geven aan het woonwagenleven van woonwagenbewoners en dat het aantal woonwagenstandplaatsen moet worden afgestemd op de (lokale) behoefte. De gemeente Amsterdam geeft aan de uitgangspunten van het nieuwe beleidskader te onderschrijven en er grote waarde aan te hechten dat woonwagenbewoners een passende plek hebben in de gemeente. Voor het vormgeven van het nieuwe Beleidskader woonwagens en standplaatsen vindt zij het belangrijk dat woonwagenbewoners zich kunnen uitspreken over hun (toekomstige) woonbehoeften. Dit zodat huidig beleid en actuele ontwikkelingen daadwerkelijk samenkomen met ervaringen en (toekomstige) behoeften van de woonwagenbewoners. De gemeente heeft onafhankelijk onderzoeksbureau Labyrinth Onderzoek & Advies daarom in oktober 2019 de opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de woonbehoeften van woonwagenbewoners en andere standplaatshuurders (zie paragraaf 1.2. voor een nadere duiding). De gemeente heeft de opdracht voor het woonbehoefteonderzoek in nauwe samenwerking met Woonwagenbelangen Amsterdam (WWBA) voorbereid en uitgezet. Mede dankzij deze nauwe samenwerking heeft het onderzoek een response gehaald van 64%. In deze rapportage worden de inzichten die met het onderzoek opgehaald zijn uiteengezet. 6

7 Box 1: In het kort: wat er landelijk aan het onderzoek voorafging In 1999 wordt de Woonwagenwet ingetrokken. Na jarenlang wispelturig beleid 1 vanuit de Rijksoverheid wordt het woonwagenbeleid gedecentraliseerd. De intrekking van de wet heeft er onder andere toe geleid dat de wettelijke verplichting voor gemeenten om een woonwagencentrum in stand te houden is komen te vervallen. Gemeenten hebben vervolgens verschillend invulling gegeven aan beleid rondom woonwagenlocaties en standplaatsen. Sommige gemeenten hebben ervoor gekozen het aantal standplaatsen voor woonwagens te verminderen (d.w.z., afbouwbeleid ) of tot nul te reduceren (d.w.z. uitsterfbeleid ) (Loven & Huijbers, 2019). Hetgeen overigens in lijn is met twee mogelijke beleidsvarianten die het voormalige Ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) enige jaren na het intrekken van de wet heeft aangereikt (VROM, 2006). Woonwagenbewoners ervaren dat het beleid dat in verschillende gemeenten is gevoerd ertoe heeft geleid dat het tekort aan standplaatsen verder is opgelopen en dat het voortbestaan van hun cultuur hierdoor in toenemende mate onder druk is komen te staan (Ombudsman, 2017). In de afgelopen jaren is ook duidelijk geworden dat het uitsterfbeleid, dat in diverse gemeenten is gevoerd, alsook de beleidskaders die het Rijk na het intrekken van de wet heeft aangereikt niet in overeenstemming zijn met de Europese mensenrechtelijke standaarden. Ook beleid gericht op het reduceren van standplaatsen kan hiermee in strijd zijn (BZK, 2018). Een groeiend aantal instanties, waaronder het College voor de Rechten voor de Mens en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, heeft zich hiertegen uitgesproken. In mei 2017 heeft de Nationale Ombudsman een rapport uitgebracht waarin hij stelde dat het Rijk en de gemeenten het recht van woonwagenbewoners om te leven volgens hun culturele identiteit onvoldoende erkenden en faciliteerden. Hij roept op om het landelijke beleidskader en het beleid dat op lokaal niveau wordt gevoerd met de geldende mensenrechtelijke standaarden in overeenstemming te brengen. Na deze ontwikkelingen heeft het Rijk het Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid opgesteld. Dit kader is op 12 juli 2018 door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer gestuurd. Het verschijnen van een nieuw beleidskader, dat jaren op zich heeft laten wachten, kan als een positieve ontwikkeling worden gezien. Evenals aan andere gemeenten, biedt het de gemeente Amsterdam de kans om, samen met de woonwagenbewoners, met een nieuwe blik naar het woonwagenbeleid te kijken, om knelpunten te onderkennen en door vernieuwing en verbetering van het beleid tot een oplossing te komen Vraagstelling Het doel van het onderzoek is meer inzicht bieden in de huidige behoeften en wensen omtrent standplaatsen, woonwagens en locaties van standplaatsen van woonwagenbewoners en andere standplaatshuurders in de gemeente Amsterdam. Woonwagenbewoners zijn mensen die zich van generatie op generatie als zodanig manifesteren en die zich van andere bevolkingsgroepen onderscheiden door hun specifieke woonwagencultuur 2. Het betreft reizigers, Roma, Sinti, kermis- en circusreizigers die in een woonwagen wonen of binding hebben met het woonwagenleven. Hieronder worden ook spijtoptanten begrepen: woonwagenbewoners die door omstandigheden (tijdelijk) in een reguliere woning wonen maar de wens hebben of hebben gehad om in een woonwagen te wonen; BZK, 2019). 1 Zie voor historische beschrijvingen van het landelijke beleid alsook de gevolgen hiervan voor het leven van woonwagenbewoners onder meer Godrie-van Gils (2018), Huijbers & Loven (2019), Loven & Huijbers (2019), Rodrigues & Matelski, (2004), Verduyn (2009). 2 De woonwagencultuur, erkent als Nederlands immaterieel cultureel erfgoed, wordt onder meer gekarakteriseerd door het wonen in een woonwagen en het leven in familie- en/of groepsverband. Woonwagenbewoners leefden oorspronkelijk een nomadisch bestaan, hetgeen eveneens als cultureel kenmerk kan worden beschouwd. 7

8 Het onderzoek richt zich in het bijzonder op de woonbehoeften van woonwagenbewoners van 18 jaar en ouder die op dit moment geen eigen standplaats hebben. Daarnaast wil de gemeente Amsterdam ook graag meer inzicht verkrijgen in de huidige staat van het onderhoud van standplaatsen (inclusief de huuropstal) alsook in de leefomgeving op standplaatslocaties. Voor het onderzoek zijn de volgende drie onderzoeksdoelstellingen geformuleerd: Doelstelling 1: Het onderzoek dient de actuele behoefte aan standplaatsen in kaart te brengen, inclusief wensen met betrekking tot het gebruik, de omvang, de kwaliteit en locaties van standplaatsen en aanverwante voorzieningen. Doelstelling 2: Het onderzoek dient inzicht te bieden in de huidige staat van het onderhoud van en op standplaatsen alsook de leefomgeving op standplaatslocaties en te verkennen of verbetering van de inrichting mogelijk dan wel wenselijk is. Doelstelling 3: Het onderzoek dient een prognose te bieden van het aantal benodigde standplaatsen voor de komende 18 jaar Betrokkenheid vanuit de doelgroep Aan het begin van dit onderzoek is de onderzoeksaanpak en opzet van het onderzoek niet alleen uitvoerig besproken met de gemeente Amsterdam. Ook zijn belangenbehartigers van woonwagenbewoners, waaronder kermis- en circusreizigers, betrokken bij het onderzoek. De bewonerscommissie Woonwagenbelangen Amsterdam fungeerde als vertegenwoordiging van de bewoners en heeft gedurende het onderzoeksproces onder meer input en feedback gegeven ten behoeve van de vragenlijst en de benaderingsstrategie. Ook heeft zij zich actief ingezet om het onderzoek bij de doelgroep bekend te maken en deelname te stimuleren Leeswijzer Allereerst wordt in hoofdstuk 2 het nieuwe beleidskader vanuit de Rijksoverheid kort uiteengezet. Verder gaat het hoofdstuk in op het huidige Amsterdamse woonbeleid voor woonwagenbewoners. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de onderzoeksaanpak aan bod. Hierbij worden onder andere de voorbereiding, werving van respondenten, het veldwerk, kwaliteitscontroles en de analyse uiteengezet. Tot slot worden de resultaten van dit onderzoek besproken in hoofdstuk 4. 8

9 2 Achtergrond In dit hoofdstuk schetsen wij kort de uitgangspunten van het nieuwe beleidskader dat in 2018 is uitgegeven door het minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Vervolgens bespreken wij het huidige Amsterdamse woonbeleid voor woonwagenbewoners, waarbij wij ook een overzicht bieden van het aantal woonwagenlocaties en standplaatsen in Amsterdam. Deze informatie is grotendeels gebaseerd op gegevens aangeleverd door de gemeente Amsterdam Het nieuwe beleidskader In de handreiking Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid die in 2018 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is gepubliceerd, worden gemeenten kaders en bouwstenen aangereikt om het lokale woonwagenbeleid binnen het mensenrechtelijke kader te ontwikkelen. Het met de handreiking aangereikte kader heeft betrekking op standplaatsen voor woonwagens voor mensen die zich van generatie op generatie als woonwagenbewoner hebben gemanifesteerd (p. 3). Hieronder vallen Roma, Sinti, reizigers en kermis- en circusreizigers, waarbij het niet uitmaakt of zij op dit moment ook daadwerkelijk in een woonwagen wonen. Dus ook spijtoptanten worden hieronder geschaard. Volgens de mensenrechtelijke standaarden is namelijk niet van belang of een woonwagenbewoner tijdelijk in een reguliere woning heeft gewoond. Zolang hij of zij de intentie had om terug te keren naar het woonwagenleven, moet er rekening worden gehouden met zijn of haar woonbehoeften. Het nieuwe beleidskader moet bijdragen aan het beschermen van woonwagenbewoners tegen discriminatie, het waarborgen van hun mensenrechten en het bieden van rechtszekerheid en duidelijkheid (p. 7). Dit is in lijn met het advies van het College van de Rechten van de Mens om het beschermen van woonwagenbewoners tegen discriminatie en het bieden van rechtszekerheid en duidelijkheid als leidende uitgangspunten te nemen bij de verdere vormgeving van woonwagenbeleid (Loven & Huijbers, 2019). Verder wordt hiermee beoogd de trend van de afgelopen decennia een daling van het aantal standplaatsen te keren (BZK, 2018). Het is hiervoor onder meer zaak dat gemeenten genoeg rekening houden met de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners; namelijk een woonbehoefte die zich laat kenmerken door het wonen in een woonwagen en door het in familieverband samenwonen op een woonwagenlocatie (p. 15). Het ministerie geeft gemeenten verschillende richtlijnen mee om het beleid in overeenstemming te brengen met de mensenrechtelijke standaarden, welke puntsgewijs weergegeven staan in Box 2. 9

10 Box 2: Beleidsrichtlijnen in de handreiking Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid De gemeente dient het beleid voor woonwagens en standplaatsen vast te stellen als onderdeel van het volkshuisvestingsbeleid; Het beleid dient voldoende rekening te houden met en ruimte te geven voor het woonwagenleven van woonwagenbewoners; Hiervoor is nodig dat de behoefte aan standplaatsen helder is; Corporaties dienen te voorzien in de huisvesting van woonwagenbewoners voor zover deze tot de doelgroep behoren; De afbouw van standplaatsen is niet toegestaan (behoudens uitzonderlijke omstandigheden) zolang er behoefte is aan standplaatsen; Een woningzoekende woonwagenbewoner die dit wenst, dient binnen een redelijke termijn kans te hebben op een standplaats (BZK, 2018, p.7). De handreiking legt uit dat het materiële gelijkheidsbeginsel uit de gelijkebehandelingswetgeving vraagt om een gedifferentieerde behandeling van woonwagenbewoners en reguliere woningzoekenden. Het materiële gelijkheidsbeginsel vergt dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate van ongelijkheid. Bij woonwagenbewoning is er sprake van ongelijke gevallen, omdat de woonvorm voor woonwagenbewoners een wezenlijk onderdeel is van hun cultuur en identiteit. 3 Daarom kan hun woonbehoefte niet gelijkgesteld worden aan bewoners van reguliere woningen en hebben woonwagenbewoners een bijzondere beschermingspositie. Hieruit volgt dat gemeenten de zorgplicht hebben om beleid te ontwikkelen en te voeren waarmee het woonwagenleven voldoende wordt beschermd en gefaciliteerd, wat betekent dat gemeenten in hun woonbeleid rekening moeten houden met de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners en dienen te voorzien in voldoende standplaatsen. Dit zodat woonwagenbewoners binnen een afzienbare termijn een standplaats kunnen krijgen. Om inzicht te krijgen in de omvang van de vraag naar standplaatsen wordt het gemeenten geadviseerd een behoefte-inventarisatie te laten uitvoeren en/of wachtlijsten aan te leggen voor mensen die een standplaats wensen. In het tweede geval is het van belang om heldere criteria vast te stellen op basis waarvan de volgorde op die wachtlijst (waarbij urgentieregels kunnen gelden) alsook de uiteindelijke toewijzing plaatsvindt (p. 20). 4 Ook stelt de handreiking dat er bij schaarste aan standplaatsen voorrang dient te worden gegeven aan woonwagenbewoners die vanwege hun culturele eigenheid een andere woonbehoefte hebben dan andere woningzoekenden (p. 20). Hierbij kan het afstammingsbeginsel worden gehanteerd. 5 Daarbij wordt het wenselijk geacht dat gemeenten bij de toewijzing voldoende rekening houden met familieverbanden (p. 21). Bij de (her)inrichting van woonwagenlocaties wordt het gemeenten aanbevolen de balans tussen huur- en koopstandplaatsen dan wel standplaatsen in erfpacht grondig te overwegen (p ). Daarnaast is het van belang dat gemeenten rekening houden met de grotere omvang van woonwagens in de huidige tijd (p. 22). Verder wordt het zeer belangrijk geacht dat woonwagenbewoners en belangenorganisaties participeren bij woonwagenbeleidsvoering en -besluitvorming (p. 15), waaronder bij (het opstellen van plannen voor) de (her)inrichting van locaties (p. 22). Volgens de handreiking gaat participatie verder dan alleen raadpleging van woonwagenbewoners; het betekent dat zij juist actief, effectief en doorlopend betrokken worden bij zaken die hen betreffen (p. 15). 3 Zie ook het Advies inzake Woonwagen- en standplaatsenbeleid van het College van de Rechten van de Mens aan minister Ollongren (BZK) van 28 maart Het College van de Rechten (2018) wijst er in zijn advies aan de minister op dat wachtlijsten niet alleen transparant, maar ook inzichtelijk moeten zijn. 5 Hierbij wordt uitgegaan van woningzoekende woonwagenbewoners die nu reeds in een woonwagen wonen, dan wel door omstandigheden in een stenen woning wonen maar de behoefte hebben in een woonwagen te wonen (spijtoptanten) (BZK, 2018, p. 20). De handreiking stelt daarnaast dat om op een eenvoudige en pragmatische wijze de afstamming aan te tonen gebruik zou kunnen worden gemaakt van het criterium woonadres van de aanvrager, de ouders of grootouders. Wanneer dit niet toepasbaar is in die gevallen waarin, om welke reden dan ook, dit criterium niet kan worden toegepast zouden woningzoekenden in de gelegenheid kunnen worden gesteld op andere wijze de afstamming van woonwagenbewoners aan te tonen. 10

11 Het verschijnen van dit nieuwe beleidskader kan als een positieve ontwikkeling worden gezien en eventueel bijdragen aan het wegnemen van mogelijke fricties in het beleid met betrekking tot het naleven van de mensenrechtelijke standaarden. Zoals het bovenstaande aangeeft vereist dit wel dat gemeenten, waar nodig, stappen zetten De Amsterdamse context In onderstaande subparagrafen zetten wij kort de huidige Amsterdamse (beleids-)context uiteen. Eerst gaan wij in op het woonwagenbeleid van Amsterdam. Vervolgens wordt ook de wachtlijst en het toewijzingsbeleid van nieuwe standplaatsen kort beschreven. De informatie beschreven in onderstaande subparagrafen is nagenoeg volledig gebaseerd op informatie en gegevens van de gemeente Amsterdam Het woonwagenbeleid van Amsterdam Na de afschaffing van de woonwagenwet in 1999 is het beheer van woonwagenlocaties door het Rijk overgedragen aan de gemeenten, waaronder ook Amsterdam. Amsterdam kent in totaal 18 woonwagenlocaties met 190 standplaatsen en twee ligplaatsen onder het beheer van directie Wonen afdeling Woonwagenzaken en in totaal 30 standplaatsen en pakvakken voor kermis- en circusondernemers die worden beheerd vanuit directie Vastgoed van de gemeente Amsterdam. De afgelopen 20 jaar heeft de gemeente diverse beleidsnota s vastgesteld en is het beleid voor woonwagens en standplaatsen een vast onderdeel van het volkshuisvestingsbeleid geworden. Het staande Amsterdamse woonwagenbeleid is in de Meerjarenaanpak Amsterdamse woonwagenlocaties vastgelegd. De gemeente wijst erop dat de kern van woonwagenbeleid bestaat uit een aantal doelstellingen die al sinds 2001 in de diverse beleidsnotities centraal staan. De belangrijkste zijn: de handhaving van het bestaande aantal standplaatsen, zittende woonwagenbewoners moeten de gelegenheid krijgen een woonwagen te huren, woonwagenbewoners worden behandeld als alle Amsterdammers, en goed beheer en goed onderhoud conform de werkwijze van woningcorporaties. Daarnaast is er een bestuurlijk geaccordeerde toewijzings- en wachtlijstsystematiek die in 2013 is geactualiseerd en die rekening houdt met diverse categorieën van woonwagenbewoners doorstromers, starters, spijtoptanten en overig die een standplaats willen en in familieverband willen wonen. Het voorliggende woonbehoefteonderzoek Woonwagen en standplaatsen in Amsterdam dient samen met het nieuwe landelijke beleidskader (zie Box 2, p. 14) bij te dragen aan een update van het woonwagenbeleid in Amsterdam, dat geldt voor alle woonwagenlocaties in Amsterdam van de directie Wonen en directie Vastgoed. Dit dient te worden vastgelegd in het nieuwe beleidskader Woonwagens en standplaatsen Woonwagenlocaties, standplaatsen en opstal in Amsterdam De gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor het beheer van de woonwagenlocaties binnen de gemeentegrenzen. Zoals gesteld en weergegeven in Tabel 2 kent Amsterdam in totaal 18 woonwagenlocaties met 190 standplaatsen en twee ligplaatsen onder het beheer van directie Wonen afdeling Woonwagenzaken. Daarnaast zijn er 30 standplaatsen en pakvakken voor kermis- en circusondernemers die worden beheerd vanuit de directie Vastgoed van de gemeente Amsterdam. Dit maakt Amsterdam na Apeldoorn de gemeente met de meeste plekken voor woonwagens in Nederland. Alle standplaatsen in de gemeente worden in huur uitgegeven. In Tabel 1 staan alle standplaatsen uitgesplitst naar locatie. De hierop volgende kaart (Figuur 1) toont de geografische ligging van deze locaties. 11

12 Tabel 1: Overzicht standplaats woonwagenlocaties en aantallen standplaatsen Locatie Bouwjaar Standplaatsen Huurwagen (bouwjaar) Beheer 1. Ma Braunpad I Woonwagenzaken 2 Ma Braunpad II Woonwagenzaken 3. Osdorperweg Woonwagenzaken en Vastgoedbeheer 4. Ringvaartdijk (1991, 2006) Woonwagenzaken 5. Noorderakerweg Woonwagenzaken 6. J. Broedeletstraat Woonwagenzaken 7. Nellie Bodenheimstraat (1992) Woonwagenzaken 8. J. Calsstraat Woonwagenzaken 9. G. Bouwenszstraat Woonwagenzaken 10. Ruys de Beerenbrouckstraat Woonwagenzaken 11. Lakenhalstraat (1996) Woonwagenzaken 12. Dilbeekpad Woonwagenzaken 13. Markengouw Woonwagenzaken 14. Rollemanstraat Woonwagenzaken 15. Brentanostraat (1999, 2003) Woonwagenzaken 16. Meerkerkdreef (2011) Woonwagenzaken 17. Dwergplanetenbaan Woonwagenzaken 18. Willem de Zwijgerlaan * Woonwagenzaken 19. Wethouder van Essenweg - 8 Vastgoedbeheer 20. Zuiderzeeweg - 8 Vastgoedbeheer 21. Ooster Ringdijk - 13 Vastgoedbeheer Totaal *Dit zijn de twee ligplaatsen. Bron: Gemeente Amsterdam, Figuur 1: Kaart woonwagenlocaties Bron: Gemeente Amsterdam,

13 Het merendeel van de woonwagens is eigendom van de huurders van een standplaats, hoewel er ook een beperkt aantal wagens is dat door de gemeente wordt verhuurd (7 in totaal). De gemeente hanteert een systeem van huuropstal, wat betekent dat huurders in principe zelf verantwoordelijk zijn voor de opstal (de woonwagen en berging; Gemeente Amsterdam, n.d.). Echter verhuurt de gemeente aan een deel van de bewoners wel een berging op de standplaats Standplaatsbewoners Volgens de gegevens van de gemeente Amsterdam wonen er op dit moment 537 mensen op 216 standplaatsen in Amsterdam. Op de 190 standplaatsen 6 in het beheer van directie Wonen, zijn 479 mensen woonachtig. Van de standplaatsen in het beheer van directie Vastgoed is bekend dat er 58 mensen op 26 standplaatsen wonen. Het aantal mensen dat woonachtig is op deze standplaatsen loopt uiteen. Gemiddeld wonen er 2,5 bewoners op een standplaats. Figuur 2 toont de verdeling van het aantal bewoners op een standplaats. Hieruit blijkt dat op de meeste standplaatsen één of twee bewoners wonen. Daarnaast is het opvallend dat op zeven adressen (zes in het beheer van directie Wonen en één in het beheer van directie Vastgoed) zes of meer bewoners wonen, waarvan zelfs één adres 17 bewoners heeft. Figuur 2: Aantal ingeschrevenen per standplaats uitgesplitst naar beheerder standplaats* bewoner 2 bewoners 3 bewoners 4 bewoners 5 bewoners 6 bewoners of meer Directie Wonen Directie Vastgoed *In dit figuur zijn gegevens opgenomen van bewoners van 190 standplaatsen in het beheer van directie Wonen op 18 locaties en van bewoners van 26 standplaatsen in het beheer van directie Vastgoed op drie locaties gebaseerd op beschikbare BRP gegevens Bron: Gemeente Amsterdam, Tabel 2 geeft een beeld van de leeftijdsopbouw van de bewoners van standplaatsen in de gemeente Amsterdam. Hierbij is wederom een onderscheid tussen bewoners van standplaatsen in het beheer van Wonen en in het beheer van directie Vastgoed. De gemiddelde leeftijd is 39 jaar, wat jonger is dan het gemiddelde van de Nederlandse bevolking van 41,6 jaar (CBS 2017). 6 Er waren geen gegevens beschikbaar van de bewoners van de twee ligplaatsen. 13

14 Tabel 2: Demografische kenmerken standplaatsbewoners uitgesplitst naar beheerder standplaats* Leeftijd Standplaatsen Wonen Standplaatsen Vastgoed Totaal Percentage t.o.v. totaal aantal bewoners 0 tot 10 jaar % 10 tot 20 jaar % 20 tot 30 jaar % 30 tot 40 jaar % 40 tot 50 jaar % 50 tot 60 jaar % 60 tot 70 jaar % 70 tot 80 jaar % 80 jaar of ouder % Totaal % *In deze tabel zijn gegevens opgenomen van bewoners van 190 standplaatsen van 18 locaties in het beheer van directie Wonen en van 26 standplaatsen van drie locaties in het beheer van directie Vastgoed gebaseerd op beschikbare BRP gegevens. Bron: Gemeente Amsterdam, Spijtoptanten Waar het gaat om spijtoptanten waren er enkel cijfers beschikbaar van personen die zich hadden laten inschrijven in het register voor woonwagenstandplaatszoekenden (wachtlijst). Het betrof 5 personen in Ten opzichte van het register hanteert de gemeente Amsterdam voor begrip spijtoptant de volgende afbakening: woningzoekenden die in Amsterdam in een woonwagen hebben gewoond niet langer dan 3 jaar geleden (zie sectie ) Huurberekening standplaatsen en woonwagens In 2015 heeft de gemeente het landelijk puntensysteem ingevoerd als basis voor de huurberekening van woonwagens en standplaatsen. De gemeente rekent de maximale redelijke huur volgens deze puntentelling. Er worden verschillende puntentellingen gehanteerd voor woonwagens en standplaatsen. Bij woonwagens wordt daarnaast nog een onderscheid gemaakt tussen standaardwoonwagens en niet-standaardwoonwagens. Een standaardwoonwagen is maximaal 15 meter lang en maximaal 3,5 meter breed. Alle andere woonwagens zijn geen standaardwoonwagens. In de gemeente Amsterdam worden Donkervoort-woonwagens verhuurd. Woonwagens krijgen punten voor de oppervlakte en de kwaliteit en aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (zie Bijlage 1). In het geval van de standplaatsen wordt ook de woonomgeving meegewogen (Rijksoverheid.nl, 2019). Voor woonwagenbewoners die voor de invoering van het landelijk puntensysteem een huurcontract hebben afgesloten voor een standplaats of een huurwoonwagen geldt dat de toenmalige huur jaarlijks is verhoogd (Gemeente Amsterdam, z.d.). Woonwagenbelangen Amsterdam was overigens tegen de invoering van het puntensysteem, omdat nieuwe huurders in haar beleving verhoudingsgewijs flink meer huur moesten gaan betalen (NUL20, 2013) Beleid van toewijzing van standplaatsen De gemeente Amsterdam heeft al jaren een inschrijfregister voor standplaatszoekenden (wachtlijst) om bij te houden wie er een standplaats voor een woonwagen zoekt. Iedereen kan zich hiervoor inschrijven, aangezien bij de intrekking van de woningwet in 1999 het afstammingsbeginsel is komen vervallen. Het nieuwe beleid van toewijzing van standplaatsen in Amsterdam staat gedeeltelijk beschreven in de Huisvestingsverordening 14

15 Amsterdam 2020 (Raad van Amsterdam, 2020a) die is ingegaan op 1 januari Hierin wordt aangegeven dat het inschrijfregister standplaatszoekenden vermeldt in volgorde van inschrijvingsdatum (p. 18). Aanvullend heeft de gemeente criteria vastgesteld op basis waarvan de toewijzing plaatsvindt. De huidige regels rondom toewijzing zijn met de nieuwe huisvestingsverordening vastgelegd. Zij staan beschreven in een de toelichting Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Raad van Amsterdam, 2020b, p. 27). De regels die op 1 januari 2020 zijn ingegaan staan in Box 3. Box 3: Toewijzing standplaatsen voor woonwagens Voor de toewijzing van een standplaats door burgemeester en wethouders komen achtereenvolgens de volgende woningzoekende in aanmerking: a. de woningzoekende die een standplaats huurt op een locatie in Amsterdam en wil doorschuiven naar een vrijkomende standplaats op dezelfde locatie, mits de eigen standplaats vrijkomt; b. de woningzoekende die op de peildatum een standplaats huurt op een locatie in Amsterdam en deze moet ontruimen vanwege opheffing of verkleining van die locatie; c. de woningzoekende die behoort tot de traditionele doelgroep en wiens sociale omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn, dat verhuizing van de huidige standplaats/woning in Amsterdam naar een (andere) standplaats geboden is; d. een kind, inwonend bij familie in de eerste graad op de locatie in Amsterdam waar een standplaats vrijkomt; e. de woningzoekende die in Amsterdam een standplaats huurt en wil doorschuiven naar een vrijkomende standplaats op een andere locatie, mits de woningzoekende de eigen standplaats leeg achterlaat; f. een kind, inwonend bij familie in de eerste graad op een andere locatie in Amsterdam; g. spijtoptant: de woningzoekende die in Amsterdam in een woonwagen heeft gewoond niet langer dan 3 jaar geleden 7 ; h. overige woningzoekenden. Daarbij hanteert de gemeente de volgende bepalingen: 1. De rangorde bedoeld in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op woonwerklocaties, met dien verstande dat de onder a tot en met g genoemde woningzoekende een bedrijf of beroep moet uitoefenen dat verband houdt met de exploitatie van het circus-of kermisbedrijf en minimaal 70 % van zijn/haar gemiddeld jaarinkomen over de afgelopen drie kalenderjaren binnen het voornoemde bedrijf of beroep heeft vergaard. 2. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid, onder a en e, geldt dat de woningzoekende die het langst op de locatie woont, voorgaat op andere woningzoekenden uit de desbetreffende categorie, en dat bij gelijke woonduur de oudste in leeftijd voorgaat. 3. Binnen de categorie genoemd in het eerste lid, onder b en c, geldt dat de woningzoekende met de oudste urgentiedatum voorgaat op andere woningzoekenden uit deze categorie, en dat bij gelijke urgentiedatum degene met de langste woonduur voorgaat. 4. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid, onder d, f, g en h, geldt dat de woningzoekende met de oudste inschrijfdatum voorgaat op andere woningzoekenden uit de desbetreffende categorie. 5. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de leefbaarheid op een locatie afwijken van de in het eerste lid genoemde rangorde. Bron: Raad van Amsterdam, 2020b, p Het laatste gedeelte van deze zin was in de lay-out van de originele bron per abuis bij punt h komen te staan. 15

16 In- en uitschrijving wachtlijst De Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Raad van Amsterdam, 2020a, p. 19) stelt vast dat inschrijvingen in het register geldig zijn voor één jaar. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van de inschrijving verlengen. Een inschrijving in het register komt te vervallen indien: de standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet; de standplaatszoekende daarom verzoekt; de standplaatszoekende is overleden; de geldigheidstermijn van de inschrijving is verstreken; de standplaatszoekende een standplaats of woonruimte in Nederland krijgt toegewezen en deze accepteert; de standplaatszoekende een standplaats achterlaat bij toewijzen en acceptatie van een woning; de standplaatszoekende gegevens heeft verstrekt bij de inschrijving waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; de standplaatszoekende niet binnen tien dagen zijn inschrijving heeft gecontinueerd door inzending van een door burgemeester en wethouders te verstrekken enquêteformulier Aantal inschrijvingen op de wachtlijst Op dit moment staan er 133 personen ingeschreven in het register. Tabel 3 toont een overzicht van het aantal inschrijvingen per doelgroep. In de afgelopen drie jaar is het aantal inschrijvingen voor standplaatsen met bijna 90% gestegen (van 71 naar 133 personen). De gemiddelde inschrijfduur van de personen op deze lijst is op dit moment ongeveer 4 jaar. 8 De gemiddelde inschrijfduur is door de recente stijging in het aantal inschrijvers sterk afgenomen. In 2016 was de gemiddelde inschrijfduur nog ongeveer 7 jaar. Er zijn een aantal mogelijke redenen waarom het aantal inschrijven de afgelopen jaren zo sterk is toegenomen. Ten eerste kan het zo zijn dat de wachtlijst voor een standplaats onder een groter deel van de bewoners bekend geworden. De doelgroep starters is sterk toegenomen. Ook heeft een deel van de hoofdbewoners die al een eigen standplaats heeft en wil doorstromen, zich ingeschreven op de wachtlijst. Een andere mogelijke verklaring voor de sterke toename is dat inwoners in Amsterdam krapte op de woningmarkt ervaren. Dit heeft ervoor gezorgd dat mensen die moeilijk aan een woning kunnen komen zich hebben ingeschreven op de wachtlijst voor standplaatsen in de hoop alsnog een plek te krijgen om te wonen in de stad. Voor inschrijving worden immers geen kosten gerekend. Tabel 3: Overzicht van het aantal personen op de wachtlijst voor een standplaats uitgesplitst naar doelgroep op 1 januari 2020 Doelgroep Aantal Percentage Doorstromer 15 11% Starter 45 34% Spijtoptant 5 4% Overig 68 51% Totaal % Bron: Gemeente Amsterdam, Gegevens over het aantal inschrijvingen zijn alleen beschikbaar per jaar. Bij de berekening van de gemiddelde inschrijfduur is geen rekening gehouden met de maand waarin iemand zich in heeft geschreven. Hierdoor kan de daadwerkelijk gemiddelde inschrijfduur iets hoger liggen. 16

17 Toewijzing afgelopen jaren In de afgelopen vijf jaar zijn er twaalf standplaatsen vrijgekomen in Amsterdam (twee in 2015, een in 2016, drie in 2018, vier in 2018, een in 2019 en een in het eerste kwartaal van 2020). Voor deze 12 plaatsen heeft de gemeente in totaal 190 woonwagenbewoners aangeschreven die op de wachtlijst stonden ingeschreven. Een mogelijke verklaring voor het hoge aantal aanschrijvingen is dat veel woonwagenbewoners eraan hechten in familieverband te wonen en zich daarom vooral inschrijven voor een specifiek woonwagencentrum met familie. Mogelijk zijn zij geneigd een aangeboden standplaats op een ander centrum weigeren. Mensen aan wie de standplaatsen uiteindelijk zijn toegewezen stonden gemiddeld op plaats 9 en hadden een inschrijftijd van 4,14 jaar. Overigens is het op dit moment niet mogelijk om online in te zien op welke plek men staat op de wachtlijst. Een uitgangspunt van het nieuwe beleidskader is dat de wachttijd voor een standplaats ongeveer hetzelfde [is] als de wachttijd voor een sociale huurwoning. Gelijktijdig dient daarbij te worden benadrukt dat het eveneens belangrijk is om de standplaatsbehoefte van woonwagenbewoners mee te wegen (BZK, p.15). 9 In algemene zin is er krapte op de woningmarkt in Amsterdam, dit geldt ook voor sociale huurwoningen. Uit een inventarisatie van wachttijden voor sociale huurwoningen door RIGO (2019) in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt dat de gemiddelde ( zuivere 10 ) inschrijfduur binnen de regio Amsterdam in 2017 net iets minder dan 9 jaar was. Daarmee is de gemiddelde inschrijfduur het hoogst van Nederland (samen met Utrecht). Afgaande op de meest recente cijfers van Woningnet aangeleverd door de gemeente is de gemiddelde minimaal vereiste inschrijfduur voor starters in de gemeente Amsterdam volgens de gemeente nu 10,6 jaar. Het is volgens de Nationale Ombudsman echter lastig om een vergelijking te maken met wachttijden waarmee andere burgers te maken hebben. De wachttijden voor mensen die zich ingeschreven hebben voor een sociale huurwoning zouden volgens de instantie het meest in de buurt komen van die voor standplaatsen (2017, p. 24). Opgemerkt kan worden dat er sprake is van een beperkt aanbod van dit specifieke type woonproduct en een laag verloop in standplaatsen (er komen nauwelijks plaatsen vrij). Ook is er geen alternatief aanbod in de gemeente Amsterdam; standplaatsen worden in Amsterdam alleen in huur aangeboden door de gemeente. Daarbij zijn de voorrangs- en urgentieregelingen voor standplaatsen anders zijn dan die van sociale woningen. Een voorbeeld hiervan is dat starters die op dezelfde locatie wonen voorrang hebben op sommige andere standplaatszoekenden. Belangenorganisaties van woonwagenbewoners zijn overigens van mening dat uitgaan van wachttijden een vertekend beeld geeft, bijvoorbeeld omdat een deel van de woonwagenbewoners door een gebrek aan perspectief op een standplaats zou zij zijn ontmoedigd om zich in te schrijven en dus nooit inschrijfduur heeft opgebouwd (zie bijv. Vereniging Behoud Woonwagencultuur in Nederland, 2019). 9 Daarbij wordt verwezen naar oordelen van het College van de Rechten van de Mens. Het College stelt in zijn eigen advies aan de minister (College van de Rechten van de Mens, 2018) dat de wachttijd voor woonwagenbewoners op een huurwoonwagen en/of standplaats en woningzoekenden op de reguliere woningmarkt gelijk op dient te gaan in de zin van een gelijkwaardig aanbod (p. 16). Hiervoor is het noodzakelijk dat de behoeften van beiden in kaart worden gebracht. Het College wijst er ook op dat bij het bepalen van beleid de behoefte aan standplaatsen van woonwagenbewoners leidend moeten zijn. 10 Om wachttijden (de tijd die woningzoekenden erover doen om een woning te vinden) te bepalen wordt bij sociale woningbouw onder meer gekeken naar de inschrijfduur woningzoekenden. De inschrijfduur geeft aan hoe lang woningzoekenden ingeschreven hebben gestaan voordat ze een sociale woning hebben gevonden. RIGO (2019) wijst erop dat bij het interpreteren en vergelijken van de wachttijden voor sociale woningbouw onder andere rekening gehouden moet worden met verschillen in regelgeving. In veel systemen krijgen sommige woningzoekenden extra inschrijfduur, bijvoorbeeld vanwege een overgangsregeling of een voorrangsregeling. In de regio Amsterdam was de zuivere gemiddelde inschrijfduur in 2017 gemiddeld 8,9 jaar, terwijl deze inclusief extra inschrijfduur gemiddeld 15,7 jaar was. Dit komt omdat veel woningzoekenden in de regio Amsterdam nog gebruik maken van een overgangsregeling waarbij woonduur is omgezet in extra inschrijfduur. Hierdoor hebben deze woningzoekenden (doorstromers) minder echte inschrijfduur nodig om een woning te vinden. Verder betekent ingeschreven staan niet noodzakelijk dat men ook actief zoekt naar een sociale woning. Mensen kunnen zich uit voorzorg inschrijven terwijl zij nog niet actief op zoek zijn naar een sociale woning. Het kan ook zo zijn mensen zich niet uitschrijven als de verhuiswens is komen te vervallen. 17

18 3 Onderzoeksaanpak De standplaatsbehoeften in Amsterdam zijn in kaart gebracht middels een vragenlijst met gesloten en open vragen. Deze is op twee wijzen afgenomen. In dit hoofdstuk beschrijven wij achtereenvolgens de onderzoeksopzet, het verrichte veldwerk, de respons, de kwaliteitscontroles en tot slot de analyses van de data Onderzoeksopzet Labyrinth heeft voor dit onderzoek gebruik gemaakt van een vragenlijst. Respondenten hebben de mogelijkheid gekregen om de vragenlijst zelfstandig online in te vullen (Computer Assisted Web Interviewing, hierna te noemen CAWI). Daarnaast hebben interviewers van Labyrinth interviews afgenomen bij respondenten thuis (Computer Assisted Personal Interviewing, hierna te noemen CAPI). De combinatie van deze twee methoden voor de afname van vragenlijsten is voor Labyrinth een gangbare en veelgebruikte methode. Het maakt het mogelijk om iedereen te benaderen en zorgt doorgaans voor een zo hoog mogelijke respons. Immers, respondenten die na een schriftelijke uitnodiging de online vragenlijst niet hebben ingevuld, worden vervolgens alsnog benaderd door interviewers (zie voor een uitgebreidere bespreking van de benaderingswijze paragraaf 3.3.) Voorbereiding Doelgroep Het onderzoek is uitgevoerd onder bewoners van alle standplaatsen in de gemeente Amsterdam en spijtoptanten die in beeld waren bij de gemeente. De gemeente Amsterdam heeft aan Labyrinth een gegevensbestand geleverd met adressen van alle huurders van een standplaats en spijtoptanten. Het aangeleverde bestand bestaat uit 219 adressen, waarvan vijf adressen toebehoorden aan spijtoptanten. Echter was het opgeleverde adres van twee spijoptanten hetzelfde adres als een adres van twee bestaande standplaatsen in de gemeente Amsterdam. Hierdoor bestond de lijst van adressen uit 217 unieke adressen. Aan het eind van de vragenlijst werd aan respondenten gevraagd of zij spijtoptanten kenden. Deze vraag was door de onderzoekers toegevoegd om bij de gemeente onbekende spijtoptanten in kaart te brengen, zodat zij ook konden worden benaderd voor het onderzoek. Indien bewoners nog spijtoptanten kenden, werden zij gewezen op een inschrijfformulier op de website van Labyrinth. Spijtoptanten konden via dit formulier hun adresgegevens invullen. Op deze manier zijn er nog eens vijf bewoners die nog niet eerder waren uitgenodigd voor het onderzoek, benaderd om mee te doen aan dit onderzoek. Eén persoon woonachtig op een standplaats had per abuis geen brief toegezonden gekregen en de andere vier bewoners waren spijtoptanten, woonachtig in Amsterdam. Daarnaast had één bewoner (spijtoptant) zich aangemeld via een informatiebijenkomst die door de gemeente was georganiseerd. In totaal zijn 223 adressen aangeschreven voor deelname aan het onderzoek Wij verwachten niet dat alle spijtoptanten hiermee in beeld zijn. Naar alle waarschijnlijkheid ligt het aantal daadwerkelijke spijtoptanten hoger dan de acht spijtoptanten die benaderd zijn voor dit onderzoek. 18

19 Opbouw vragenlijst De vragenlijst bestond uit een combinatie van gesloten en open vragen die in samenspraak met de gemeente Amsterdam én vertegenwoordigers van Woonwagenbelangen Amsterdam zijn opgesteld. Er is één basislijst van vragen opgesteld, die middels routing werd toegespitst op de respondent, bijvoorbeeld door specifieke thema s en/of vragen juist wel of niet te stellen. Zo kregen spijtoptanten bijvoorbeeld enkele doelgroepspecifieke vragen. De vragenlijst was zo opgebouwd dat de respondenten binnen de verschillende doelgroepen (bewoner van een standplaats en spijtoptanten) zijn of haar mening over de huidige woonsituatie kon geven en vervolgens kon aangeven wat de gewenste woonsituatie zou zijn in de toekomst (zonder dat de suggestie gewekt wordt dat deze wensen ook daadwerkelijk worden ingewilligd). De opgestelde vragenlijst was in principe bedoeld voor de hoofdbewoners van de aangeschreven adressen. Dit betekent dat per adres (in eerste instantie) de hoofdbewoner gevraagd is de vragenlijst in te vullen. Uiteraard kan het zich voordoen dat één van de andere inwonenden (bijvoorbeeld een partner of meerderjarig kind van de hoofdbewoner) de vragenlijst heeft ingevuld. Indien dit het geval was, is dit vervolgens uitgevraagd in de vragenlijst. In het eerste onderdeel van de vragenlijst is aan respondenten een aantal algemene selectievragen gesteld. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan een vraag om te controleren of respondenten daadwerkelijk op een woonwagenstandplaats wonen en of zij al dan niet spijtoptant zijn. Ook is er gevraagd naar enkele persoonsgegevens. Vervolgens kregen respondenten de gelegenheid om hun mening delen over de huidige toewijzing- en wachtlijstensystematiek. Hierna volgden vragen over de standplaatsbehoeften en woonwensen van inwonenden. Hier is allereerst aan de hoofdbewoner gevraagd naar enkele achtergrondgegevens van alle personen die wonen (zowel ingeschreven bij de gemeente als niet) op het adres van de hoofdbewoner. Indien relevant werden hoofdbewoners achtereenvolgens gevraagd naar de standplaatsbehoeften en woonwensen van hun kind(eren), partner en andere inwonenden. Indien aangegeven dat een inwonende in de aankomende acht jaar een eigen standplaats wil in de gemeente Amsterdam, werden er vragen gesteld over de wensen en behoeften rondom de gewenste standplaats. Deze vragen konden hoofdbewoners, eventueel samen met inwonenden, beantwoorden. Specifiek bij deze vragen is ook de antwoordoptie weet ik niet toegevoegd, onder meer voor in het geval de hoofdbewoner de vragen niet samen met inwonenden kon beantwoorden. Hierna volgden vragen gesteld met betrekking tot de huidige woonsituatie van de hoofdbewoner. Daarbij ging het onder andere om de tevredenheid met de standplaats, de wagen en de standplaatslocatie en eventuele gewenste veranderingen, en andere behoeften van hoofdbewoners. Ook werd er gevraagd in hoeverre de hoofdbewoner een brand- en inboedelverzekering heeft en of er behoefte is aan het in erfpacht nemen van de standplaats Programmering vragenlijst Nadat de vragenlijst definitief was opgesteld en ter feedback voorgelegd aan zowel de gemeente Amsterdam als vertegenwoordigers van Woonwagenbelangen Amsterdam, is de vragenlijst door programmeurs van Labyrinth geprogrammeerd. De geprogrammeerde vragenlijst is vervolgens aan zowel de gemeente Amsterdam als vertegenwoordigers van Woonwagenbelangen Amsterdam gepresenteerd, waarna de vragenlijst uitgebreid is doorgenomen en getest. Waar nodig zijn er nadien zowel inhoudelijk als lay-out-/technische aanpassingen gemaakt Interviewerteam Labyrinth is gespecialiseerd in het doen van onderzoek via mensen met verschillende achtergronden die passen bij de doelgroep van een onderzoek. Zo wordt het contact leggen met de respondent nog gemakkelijker en wordt vertrouwen en begrip voor het onderzoek verkregen. Voor dit project is een team samengesteld van zes interviewers. De helft van het team had zelf ook een woonwagenachtergrond of was goed bekend met de groep. Deze interviewers waren niet woonachtig in de gemeente Amsterdam. 19

20 3.3. Veldwerk Contactstrategie In december 2019 is via de post een uitnodigingsbrief verstuurd aan de door de gemeente Amsterdam aangeleverde adressen. Het ging uiteindelijk om 217 adressen. In deze uitnodigingsbrief stond uitleg over het onderzoek, de link naar de vragenlijst en de unieke inlogcode. Ook werd in de brief uitgelegd hoe bewoners in januari een afspraak konden maken met een interviewer van Labyrinth. Ook de zes bewoners die zich in de loop van het veldwerk hebben aangemeld voor dit onderzoek via het inschrijfformulier, zijn via de post uitgenodigd voor deelname. In de tweede week van januari 2020 is aan alle bewoners die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld, een herinneringsbrief verstuurd. Deze herinneringsbrief had een soortgelijke opzet als de uitnodigingsbrief. In de tweede week van januari is tevens het face-to-face veldwerk begonnen. Iedereen die de vragenlijst nog niet online had ingevuld, werd maximaal twee keer thuis bezocht door een interviewer. Tot slot is er in de laatste week van het veldwerk nog een derde brief uitgestuurd naar alle bewoners die tot dan de vragenlijst nog niet hadden ingevuld en deelname aan het onderzoek niet hadden geweigerd. De hoop was dat een aantal bewoners alsnog de vragenlijst zou invullen. In deze brief was de mogelijkheid om een afspraak te maken met een interviewer weggelaten, aangezien het veldwerk bijna ten aan einde was. Desalniettemin zijn er nog een aantal afspraken gemaakt met interviewers van Labyrinth. Ook hebben nog een aantal bewoners de vragenlijst online ingevuld. Figuur 3 toont schematisch de gehanteerde contactstrategie. Tevens dient te worden benoemd dat vertegenwoordigers van woonwagenbewoners en kermis- en circusexploitanten en -medewerkers van Woonwagenbelangen Amsterdam zich actief hebben ingezet om het onderzoek onder de aandacht te brengen bij de doelgroep en de respons te verhogen (onder andere via sociale mediakanalen en face-to-face). Figuur 3: Contactstrategie Uitnodigingsbrief Herinneringsbrief Face-to-face contactpogingen Tweede herinneringsbrief Face-to-face veldwerk Vanaf 7 januari 2020 is het interviewteam van Labyrinth op pad gegaan. Vanaf dit moment konden interviewers de deelnemers die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld thuis bezoeken. Indien de deelnemer niet thuis was, heeft de interviewer een niet-thuiskaartje achtergelaten. Op het kaartje stond aangegeven dat een interviewer langs was geweest voor het onderzoek. Ook stond het telefoonnummer van Labyrinth, en eventueel het telefoonnummer van de interviewer, vermeld. Op deze manier konden deelnemers direct bellen om een afspraak te maken. Na twee niet-succesvolle contactpogingen veranderde de status van de deelnemer naar non-respons. Bij de CAPI-interviews is dezelfde vragenlijst afgenomen als bij respondenten die online konden invullen. Er was één extra vraag toegevoegd, namelijk of wij de respondent konden benaderen voor een controlegesprek. De status van het CAPI-veldwerk werd gemonitord via de veldwerkapplicatie van Labyrinth (de Veldwerkapp), die speciaal voor dit soort veldwerkprojecten is ontwikkeld. In de Veldwerkapp hebben interviewers alle contactpogingen geregistreerd. Bij weigeringen is, daar waar mogelijk, tevens genoteerd wat de reden van weigering was. In de volgende secties wordt nader ingegaan op de respons en contactpogingen. 20

21 3.4. Respons In totaal zijn 223 adressen benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Op tien van de adressen bleek het niet mogelijk om respondenten te benaderen. Twee adressen waren geen woonadres 12 ; acht adressen verkeerden in tijdelijke onbewoonde staat of waren voor interviewers onvindbaar op de locatie. Uiteindelijk hebben 136 hoofdbewoners de vragenlijst volledig ingevuld. Vijf van de acht spijtoptanten die uitgenodigd waren voor het onderzoek hebben de vragenlijst ingevuld. Vier bewoners hebben de vragen over alle inwonenden beantwoord, maar zijn op verschillende momenten bij de vragen over de eigen situatie gestopt. Aangezien deze bewoners een substantieel deel van de vragenlijst hebben ingevuld, zijn de antwoorden van deze personen ook meegenomen in de analyses. De respons van het onderzoek is 64%. 13 In totaal hebben 85 respondenten de vragenlijst online (CAWI-methode) ingevuld. Bij 51 respondenten is de vragenlijst via de CAPI-methode afgenomen. Aantallen en percentages zijn te zien in Tabel 4. Tabel 4: Totale respons uitgesplitst naar CAWI en CAPI Methode Totale aantallen Respons (percentage t.o.v. totale respons) Respons (percentage t.o.v. adressen*) Aantal adressen = 213 CAWI 85 62% 40% CAPI 51 37% 24% Totaal 136** 100% 64% *Percentages zijn afgerond. Hierdoor kan het voorkomen dat zij niet precies tot 100% optellen. **De vier deels ingevulde vragenlijst zijn niet meegenomen in deze respons aantallen. In de Veldwerkapp zijn de contactpogingen door de interviewers bijgehouden. De uiteindelijke status per deelnemer is terug te vinden in Tabel 5. Uiteindelijk hebben 36 bewoners, ondanks meerdere contactpogingen, nooit de vragenlijst ingevuld en ook niet aangeven het niet in te willen invullen. Bij 16 van deze adressen (8%) is geen enkele keer contact geweest met een bewoner. Tabel 5: Overzicht van status van adressen Uitkomst Aantallen Percentage t.o.v. adressen* CAWI: Volledig ingevuld 85 40% CAWI: Grotendeels ingevuld 4 2% CAPI: Volledig ingevuld 51 24% Non-respons: Geen uitkomst na ten minste twee pogingen 36 17% Non-respons: Weigering 37 17% Totaal 213** 100% *Percentages zijn afgerond. Hierdoor kan het voorkomen dat zij niet precies tot 100% optellen. ** In deze tabel zijn de tien adressen waar tijdens het face-to-face veldwerk niemand woonachtig was, niet meegenomen. 12 Eén adres was een camping, de ander een gezondheidsinstelling. 13 Voor de berekening van het uiteindelijke responspercentage is gebruikt gemaakt van de AAPOR-definitie 1. Hierbij wordt alleen gecorrigeerd voor zogeheten kaderfouten. Het responspercentage berekend wordt op de gecorrigeerde steekproef. Daarnaast zijn de deels ingevulde vragenlijsten niet meegenomen bij de responsberekening. 21

22 3.5. Contactpogingen interviewers Tabel 6 toont het aantal uitgevoerde contactpogingen door interviewers en het gemiddelde aantal contactpogingen per adres. De vragenlijst is door 48 bewoners ingevuld zonder dat er contactpogingen van interviewers nodig waren. Zij hebben de vragenlijst ingevuld naar aanleiding van de uitnodigingsbrief of herinneringsbrief die zij hebben ontvangen. Tabel 6: Contactpogingen Totaal aantal contactpogingen Gemiddeld aantal contactpogingen per adres* 327 1,9 *Niet alle bewoners die de vragenlijst invulden na de uitnodigingsbrief en herinneringsbrief, zijn ook face-to-face benaderd (n=175). In Tabel 7 is een overzicht van alle 327 contactpogingen weergegeven. Er is zoveel mogelijk geprobeerd om ervoor te zorgen dat bewoners op verschillende dagen en tijdstippen werden benaderd. Bij de weigeringen is er een onderscheid gemaakt in een harde en een zachte weigering. Een harde weigering is een weigering waarbij het opnieuw benaderen van de respondent hoogstwaarschijnlijk niet zal leiden tot een interview. De respondent geeft bijvoorbeeld duidelijk aan echt niet meer benaderd te willen worden. Andere voorbeelden van een harde weigering zijn situaties waarbij een respondent de deur dicht gooit voor de interviewer of de telefoon geïrriteerd ophangt tijdens een telefoongesprek. Een zachte weigering is wanneer een respondent deelname weigert, maar de interviewer nog wel het gevoel heeft dat als deze de respondent opnieuw zou benaderen dit mogelijk wel tot een interview leidt. Voorbeelden van een zachte weigering zijn situaties waarbij de respondent aangeeft op dat moment geen tijd te hebben of indirect probeert uit te leggen de vragenlijst niet te willen invullen. In de gevallen dat een interviewer een zachte weigering als contactpoging heeft genoteerd is de respondent op een later moment opnieuw benaderd. Verder is er in veertien gevallen wel iemand op het adres aangetroffen (in de meeste gevallen een kind), maar was de hoofdbewoner die de vragenlijst zou invullen niet thuis. Daarnaast zijn er ook vijf contactpogingen doorgevoerd als anders. Hieronder vallen onder andere afmeldingen voor een afspraak, doorgeven van beschikbaarheid via medewerkers op kantoor en het niet hebben ontvangen van de uitnodigingsbrief. 22

23 Tabel 7: Overzicht contactpogingen veldwerk Soort contactpoging Aantal Percentages* Niemand thuis % Interview afgenomen (face-to-face) 51 16% Harde weigering door hoofdbewoner 32 10% Afspraak 31 9% Deelnemer wil de vragenlijst via internet invullen 26 8% Wel contact met huishouden maar niet met hoofdbewoner 14 4% Zachte weigering door hoofdbewoner 12 4% Onjuist adres/verhuisd 10 3% Belafspraak 9 3% Anders 5 2% Harde weigering aan de telefoon 5 2% Gehele veldwerkperiode niet in staat of afwezig 1 0,3% Totaal % *Percentages zijn afgerond. Hierdoor kan het voorkomen dat zij niet precies tot 100% optellen. Tijdens de gehele veldwerkperiode was Labyrinth telefonisch bereikbaar. Op deze manier konden deelnemers vragen stellen over het onderzoek en afspraken inplannen wanneer zij bijvoorbeeld toch het interview wilden afnemen samen met een interviewer. Er zijn vijftien contactpogingen geweest met het personeel op kantoor van Labyrinth. Dit zijn respondenten die naar het algemene telefoonnummer van Labyrinth hebben gebeld of hebben g d naar het algemene adres van Labyrinth of naar het adres van een van de onderzoekers. De reden dat bewoners het kantoor van Labyrinth benaderden was om een afspraak te maken, een afspraak af te zeggen of door te geven dat zij geen interesse hadden in deelname Reden voor weigeringen Als een bewoner niet wilde deelnemen aan het onderzoek is door de interviewer gevraagd wat hiervoor de voornaamste reden was. De voornaamste reden dat bewoners niet mee wilden doen, was dat zij geen zin of interesse in het onderzoek hadden. Een ander groot deel van de bewoners die weigeren, gaf aan het nut van het onderzoek niet in te zien. Een deel voegde hierbij toe dat zij tevreden waren en verder geen behoefte hadden aan standplaatsen. Ondanks uitleg van interviewers over het belang voor deelnamen aan het onderzoek wilde deze groep bewoners niet meedoen. Tabel 8 geeft een overzicht van de redenen dat deelnemers niet wilden meedoen aan de vragenlijst. 23

24 Tabel 8: Overzicht redenen harde weigeringen Soort organisaties Aantallen Percentages* Geen zin/interesse 20 54% Ziet het nut niet van het onderzoek 11 30% Geen vertrouwen 2 5% Geen tijd 2 5% Doet nooit mee aan onderzoeken 1 3% Wil interviewer niet in huis laten 1 3% Totaal % *Percentages zijn afgerond. Hierdoor kan het voorkomen dat zij niet precies tot 100% optellen Kwaliteitscontroles Gedurende het veldwerk zijn er door Labyrinth continu kwaliteitscontroles uitgevoerd. Tijdens deze controles is er gekeken of een interview ver genoeg ingevuld was om als respons mee te tellen en of de duur van het interview realistisch was. In de gevallen dat deze controles wezen op een afwijking in de data is er contact opgenomen met de interviewer of respondent. De werkzaamheden van de interviewers werden wekelijks gecontroleerd door te kijken naar de contactpogingen die zij invoerden en de registratie van geslaagde interviews in de Labyrinth veldwerkapplicatie. Elke keer dat de interviewer een contactpoging invoerde, werden de GPS-coördinaten geregistreerd. Zo kon worden gecontroleerd of de interviewer zijn contactpogingen daadwerkelijk bij desbetreffende adressen had doorgevoerd. Afwijkingen hiervan zijn met de interviewers besproken. Tenslotte is er door middel van evaluatiegesprekken en evaluatieformulieren een extra controle gedaan op de kwaliteit van de interviews en de interviewers. In totaal hebben achttien respondenten, meer dan tien procent van het totale aantal respondenten, op een van eerdergenoemde manieren aan de evaluatie meegedaan. Van tien respondenten is een fysiek evaluatieformulier ontvangen en met acht respondenten is telefonisch gesproken over het afgenomen interview. Algemene consensus in deze gesprekken was dat de interviewers objectief, betrouwbaar en begripvol waren. De vragenlijst werd over het algemeen ook positief ontvangen. Wel gaven een aantal respondenten aan de vragenlijst (erg) lang te vinden en vond een deel van de respondenten sommige vragen onduidelijk of (nog) niet van toepassing (bijvoorbeeld vragen over de wachtlijst van jonge kinderen en vragen over onderhoudsstaat van koopwagens) Analyse De antwoorden op de vragen zijn geanalyseerd met behulp van SPSS. Afhankelijk van de antwoorden werden verschillende onderdelen van de vragenlijst wel of niet uitgevraagd (routing). Ook is de vragenlijst niet altijd volledig ingevuld. In de analyse zijn de antwoorden van respondenten meegenomen die ten minste de vragen over alle inwonenden volledig hebben beantwoord. Hierdoor kan de respons per vraag verschillen. Verder is er een controle uitgevoerd op dubbele namen in combinatie met leeftijd om te voorkomen dat de behoefte van personen dubbel vertegenwoordigd werd in de data. Deze controle heeft ertoe geleid dat de antwoorden van 23 inwonenden niet meegenomen zijn in de analyse. In een aantal gevallen heeft de hoofdbewoner de behoefte van dezelfde inwonend persoon twee keer ingevuld of is de behoefte van dezelfde persoon door verschillende hoofdbewoners ingevuld. Ook is de behoefte van bewoners die inwonen op een standplaats en die samen willen wonen een keer meegenomen, voor zover dit bekend is. In acht gevallen wilde een inwonend kind samenwonen met iemand anders die ook op hetzelfde adres woonde. De behoefte van deze 24

25 inwonenden (schoonkinderen van de hoofdbewoner) is niet uitgevraagd. In één geval was onduidelijk met wie een bewoner wil gaan samenwonen. Het was op basis van de naam niet mogelijk om te achterhalen of de woonbehoefte van deze persoon ook in dit onderzoek was geïnventariseerd. De resultaten zijn in grafieken en tabellen weergegeven. In veel gevallen zijn er in grafieken uitsplitsingen gemaakt. Antwoorden op open vragen zijn zoveel mogelijk gecodeerd en vervolgens gekwantificeerd door twee onderzoekers. Citaten van open antwoorden zijn weergegeven in Bijlage 2. Afsluitend heeft er nog een controle op de codering plaatsgevonden. Box 4: Toelichting tabellen en figuren * Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat totalen niet precies op 100% uitkomen; * n = het aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord. Dit kan per vraag verschillen; * Indien respondenten meerdere antwoorden op een vraag konden geven, kan het zijn dat de totale percentages niet uitkomen op 100%, maar hoger. Het gaat immers om het percentage van de respondenten dat iets vindt, niet om het percentage van het aantal antwoorden dat gegeven is. Indien het gaat om een dergelijke vraag waar meerdere antwoorden mogelijk zijn (multipele respons), dan wordt dit aangeven bij de betreffende figuurtitel. Daarnaast wordt onder de betreffende tabel of figuur vermeld wat het gemiddeld aantal antwoorden per respondent is. * Aangezien het aantal respondenten voor sommige vragen relatief klein is, worden niet overal de percentages weergegeven. Percentages bij kleine aantallen kunnen erg vertekenend zijn. Bij alle resultaten worden in ieder geval zowel het totale aantal respondenten die de vraag heeft beantwoord als het aantal respondenten dat een bepaald antwoord heeft gegeven, genoemd. Waar mogelijk worden percentages gepresenteerd. 25

26 4 Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten uiteengezet worden van het standplaatsbehoefte-onderzoek uitgevoerd in de gemeente Amsterdam. In paragraaf 4.1 wordt kort ingegaan op de achtergrondkenmerken van bewoners die de vragenlijst hebben ingevuld. In paragraaf 4.2 wordt de actuele behoefte aan standplaatsen voor inwonenden uiteengezet. In paragraaf 4.3 worden de resultaten besproken omtrent de wensen van hoofdbewoners voor standplaatsen, waaronder de staat en het onderhoud van de standplaatsen. Paragraaf 4.4 omvat de ervaring met en houding tegenover het huidige toewijzings- en wachtlijstensysteem in de gemeente Amsterdam. Tenslotte wordt in paragraaf 4.5 een prognose gegeven van het aantal benodigde standplaatsen in de toekomst Achtergrond van bewoners Voor dit onderzoek zijn hoofdbewoners van in totaal 215 standplaatsen en acht spijtoptanten uitgenodigd om mee te doen met het onderzoek. Uiteindelijk hebben 140 hoofdbewoners, waarvan vijf spijtoptanten, meegedaan met het onderzoek. Hiervan hebben 136 hoofdbewoners de vragenlijst volledig ingevuld en vier hoofdbewoners de vragenlijst grotendeels ingevuld. Daarnaast zijn er vragen beantwoord ten aanzien van 247 inwonenden die inwonen bij de hoofdbewoners. Om een beeld te schetsen van de algemene situatie van de bewoners die de vragenlijst hebben beantwoord, wordt eerst kort ingegaan op de achtergrond van zowel de hoofdbewoners (inclusief spijtoptanten) als inwonenden in subparagraaf en Hoofdbewoners (inclusief spijtoptanten) Tabel 9 toont de verdeling van de antwoorden op de vraag met welke groepen hoofdbewoners zich identificeren. Op deze vraag konden meerdere antwoorden worden geven. Veruit de meeste hoofdbewoners (70%) geven aan zich te identificeren als woonwagenbewoner. Daarnaast identificeert tussen de 11% en 14% van de hoofdbewoners zich met circus- en/of kermisreiziger. Vermeldenswaardig is dat een aantal hoofdbewoners (ook) voor anders gekozen heeft. Antwoorden die hierbij gegeven zijn burger (n=3), inwoner van Nederland (n=1) of op dit moment niet reizende (n=1). Aangezien het aantal hoofdbewoners dat zich identificeert met sommige groepen relatief laag is (bijvoorbeeld met circus- of kermisreiziger), is bij de resultaten geen verdere uitsplitsing gegeven op basis van de groepen weergegeven in Tabel 9. 26

27 Tabel 9: Identificatie van hoofdbewoners, inclusief spijtoptanten (n=140)* Identificatie Aantal Percentage t.o.v. aantal hoofdbewoners Woonwagenbewoner 98 70% Reiziger 36 26% Circusreiziger 19 14% Kermisreiziger 15 11% Sinti 8 6% Anders 8 6% Roma 2 1% Geen van bovenstaande 2 1% Totaal % *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 1,3 antwoorden per respondent. Bron: Labyrinth Onderzoek & Advies, 2020 Ook is hoofdbewoners naar hun leeftijd gevraagd. Tabel 10 toont de verdeling van de antwoorden. Hieruit valt af te lezen dat bijna de helft (49%) tussen de 40 en 60 jaar is. Slechts één op de vier hoofdbewoners is onder de 40 jaar en iets meer dan een kwart is ouder dan 60 jaar. Tabel 10: Leeftijd van hoofdbewoners, inclusief spijtoptanten (n=140) Leeftijd Aantal Percentage 20 tot 30 jaar 12 9% 30 tot 40 jaar 23 16% 40 tot 50 jaar 42 30% 50 tot 60 jaar 26 19% 60 tot 70 jaar 16 11% 70 tot 80 jaar 17 12% 80 jaar of ouder 4 3% Totaal % Inwonenden (inclusief inwonenden bij spijtoptanten) Ook voor alle personen die woonachtig zijn op de standplaats of het adres zijn vragen beantwoord. In totaal zijn er voor/door 247 personen vragen beantwoord. Dit betekent dat er gemiddeld 2,8 personen woonachtig zijn per standplaats/huis. Tabel 11 toont een overzicht van de relatie van inwonenden met de hoofdbewoner. Bijna de helft van de inwonenden is een kind van de hoofdbewoner. Daarna bestaat de grootste groep inwonenden uit partners (32%). Ook woont een aantal bewoners samen met hun kleinkinderen (8%), schoonkinderen (3%) en ouders (2%). Onder andere familie vallen broers, zussen, ooms, tantes en nichten. De categorie anders omvat onder andere ex-partners en kennissen. 27

28 Tabel 11: Relatie van inwonenden met hoofdbewoners (n=247) Relatie Aantal Percentage Kind % Partner 79 32% Kleinkind 20 8% Andere familie 9 4% Schoonkind 8 3% Ouder 5 2% Anders 5 2% Totaal % Tabel 12 geeft een overzicht van de verdeling van de leeftijd van inwonenden. Ongeveer 40% van de inwonenden is jonger dan 20 jaar. Verder is opvallend dat iets meer dan 10% van de inwonenden ouder is dan 60 jaar. Tabel 12: Leeftijd van inwonenden (n=247) Leeftijd Aantal Percentage 0 tot 10 jaar 48 19% 10 tot 20 jaar 53 21% 20 tot 30 jaar 41 17% 30 tot 40 jaar 26 11% 40 tot 50 jaar 26 11% 50 tot 60 jaar 24 10% 60 tot 70 jaar 15 6% 70 tot 80 jaar 11 4% 80 jaar of ouder 3 1% Totaal % 4.2. Actuele behoefte aan standplaatsen inwonenden én spijtoptanten Een van de hoofddoelen van dit onderzoek is het in kaart brengen van de actuele behoefte aan standplaatsen in de gemeente Amsterdam, inclusief wensen met betrekking tot het gebruik, de omvang, de kwaliteit en locaties van standplaatsen en aanverwante voorzieningen. De resultaten van deze vragen worden in dit onderdeel één voor één behandeld voor de inwonenden. Ook is de standplaatsbehoefte van spijtoptanten hierbij meegenomen in de resultaten. Dit betekent dat in de subparagrafen tot en met zowel de standplaatsbehoefte van inwonenden als die van spijtoptanten is weergegeven. Hoofdbewoners die al een eigen standplaats hebben maar graag op een andere standplaats willen wonen, zijn niet meegenomen. Deze groep kan namelijk worden gezien als doorstromer. Dit betekent dat deze bewoners als zij verhuizen naar een andere standplaats een plek achterlaten voor een ander. Dit is niet het geval bij inwonenden van een standplaats en spijtoptanten. De woonbehoeften en -wensen van hoofdbewoners van een standplaats zijn beschreven in paragraaf

29 Om de standplaatsbehoefte beter in kaart te brengen, is waar relevant een onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen die hebben aangegeven behoefte aan een standplaats te hebben. Een uitsplitsing is gemaakt op leeftijd, relatie tot hoofdbewoner en spijtoptant. Indien er geen uitsplitsingen gemaakt zijn, bevatten de verdeling van de antwoorden zowel de antwoorden van inwonenden als die van spijtoptanten Behoefte en termijn standplaats Eén van de belangrijkste vragen die centraal staan in dit onderzoek is of individuen binnen de doelgroep nu of op (korte) termijn op zoek zijn naar een eigen standplaats. De vraag is voor 247 unieke medebewoners en door vijf spijtoptanten beantwoord. In totaal geven 86 personen aan binnen acht jaar een eigen standplaats te wensen. Daarnaast zijn er 48 minderjarige kinderen van hoofdbewoners die pas op lange termijn (acht jaar of langer) een eigen standplaats te wensen. Deze kinderen zijn bijna allemaal jonger dan twaalf jaar. Hun standplaatsbehoefte ligt nog relatief ver in de toekomst. Hierdoor zijn specifieke wensen op dit gebied nu minder betekenisvol. De standplaatsbehoeften van deze 48 minderjarige kinderen zijn dan ook niet meegenomen in de verdere analyses van de resultaten. Tabel 13 toont een overzicht van de 86 standplaatszoekenden die binnen acht jaar een eigen standplaats wensen en hun relatie tot de hoofdbewoner. Niet opvallend is dat het grootste gedeelte van deze groep bestaat uit (klein)kinderen. Daarnaast zijn er drie partners van hoofdbewoners op zoek naar een eigen standplaats en drie meerderjarige inwonende familieleden. Ook geven alle spijtoptanten die de vragenlijst in hebben gevuld aan dat zij een standplaats wensen. Verder is het van belang om te benoemen dat inwonenden bij spijtoptanten geen eigen standplaats wensen of pas een eigen standplaats verlangen over meer dan acht jaar. Dit betekent dus dat als hieronder wordt gesproken over inwonenden en hun standplaatsbehoeften, het altijd gaat over inwonenden van een hoofdbewoner van een standplaats en niet over inwonenden bij een spijtoptant. Tabel 13: Inwonenden en spijtoptanten die binnen 8 jaar een standplaats wensen in de gemeente Amsterdam (n=86) Aantal Percentage Minderjarige (klein)kinderen 29 34% Meerderjarige (klein)kinderen 46 53% Meerderjarige inwonende familieleden 3 3% Partners van hoofdbewoners 3 3% Spijtoptanten 5 6% Totaal % Minstens zo belangrijk is de termijn waarop standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten een eigen standplaats willen hebben. In Tabel 14 staat de termijn waarbinnen deze standplaatszoekenden een standplaats wensen uitgesplitst naar de relatie met de hoofdbewoner. De helft van de personen die binnen nu en acht jaar een standplaats wenst, wil deze het liefst binnen één jaar. Wat verder opvalt is dat bijna alleen (klein)kinderen van hoofdbewoners een termijn van langer dan een jaar wensen. 29

30 Tabel 14: Termijn voor een eigen standplaats (n=86) Binnen 1 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar 5-6 jaar 7-8 jaar Minderjarige (klein)kinderen Meerderjarige (klein)kinderen Meerderjarige inwonende familieleden Partners van hoofdbewoners Spijtoptanten Totaal Uit deze cijfers blijkt dus dat onder de deelnemers aan dit onderzoek 86 personen die geen eigen standplaats hebben binnen acht jaar een standplaats binnen de gemeente Amsterdam wensen. Hiervan willen 43 personen zelfs binnen één jaar een eigen plek. Het is belangrijk om te vermelden dat deze cijfers een indicatie geven van de huidige standplaatsbehoefte in de gemeente Amsterdam. Een relatief grote groep (35%) heeft de vragenlijst namelijk niet ingevuld. Er kan daarom niet zonder meer van worden uitgegaan dat iedereen die een standplaats wenst in dit onderzoek is meegenomen. Het is mogelijk dat de daadwerkelijke behoefte groter is. In de navolgende subparagrafen wordt nader ingegaan op de behoeften van inwonenden én spijtoptanten die naar een eigen standplaats verlangen. In subparagraaf zijn de zoekjaren beschreven van inwonenden die binnen één jaar een standplaats willen. In alle andere subparagrafen (4.2.3 tot en met 4.2.8) zijn alleen de wensen en behoeften van personen meegenomen die hebben aangeven binnen acht jaar een eigen standplaats te willen Zoekjaren De inwonenden die binnen één jaar een standplaats willen is gevraagd hoeveel jaar zij al op zoek zijn naar een standplaats in de gemeente Amsterdam. 14 Hierbij zijn alleen opgegeven zoekjaren meegenomen van na het achttiende levensjaar. Figuur 4 toont een verdeling van de antwoorden op deze vraag. Tien van hen zijn momenteel minder dan vijf jaar op zoek naar een eigen standplaats. Daarnaast zijn er tien inwonenden die inmiddels al tussen de vijf en tien jaar bezig zijn met hun zoektocht naar een eigen standplaats. Verder valt op dat twee inwonenden tussen de 20 en 25 jaar op zoek zijn naar een standplaats in de gemeente Amsterdam. Het gemiddeld aantal jaren dat deze groep op zoek is naar een eigen standplaats is 8,1 jaren (n=29). Voor tien standplaatszoekenden is het aantal zoekjaren onbekend. 14 Door de opzet van de vragenlijst is deze vraag niet aan spijtoptanten gesteld. 30

31 Figuur 4: Aantal zoekjaren van inwonenden die binnen één jaar een standplaats willen (n=29)* tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar * Enkel opgegeven zoekjaren van na het achttiende levensjaar Ingeschreven op wachtlijst Aan alle meerderjarige standplaatszoekenden is gevraagd of zij ingeschreven staan op een wachtlijst voor een standplaats in de gemeente Amsterdam of in een andere gemeente. Ook is gevraagd of zij ingeschreven staan bij Woningnet. Op deze vraag is 57 keer geantwoord. Tabel 15 geeft de verdeling van de antwoorden. De meerderheid van de standplaatszoekenden (n=39) staat op een wachtlijst voor een standplaats in de gemeente Amsterdam. Eén persoon staat op een wachtlijst voor een standplaats in een andere gemeente dan Amsterdam. Ook staat maar een klein deel van de standplaatszoekenden ingeschreven bij Woningnet (n=8). Tabel 15: Overzicht van meerderjarige inwonenden en spijtoptanten die een eigen standplaats wensen en hun inschrijving op verschillende wachtlijsten (n=57) Staat u/de inwonende momenteel ingeschreven op de wachtlijst voor een standplaats in de gemeente Amsterdam? Staat u/de inwonende ingeschreven op een wachtlijst voor een standplaats in een andere gemeente dan Amsterdam? Ja Nee Weet niet Staat u/de inwonende ingeschreven bij woningnet? Erfpacht Vervolgens is gevraagd of inwonenden en spijtoptanten die een standplaats zoeken, interesse hebben in een erfpachtconstructie voor de door hun gewenste standplaats. Tabel 16 toont de verdeling van de antwoorden. De meerderheid van deze standplaatszoekenden heeft hier interesse in (n=56). Slechts negen van hen hebben hier geen interesse in. Tot slot is er 21 keer weet niet aangegeven. Dit is ongeveer een kwart van de standplaatszoekenden. Een erfpachtconstructie wordt dus door de meerderheid van de standplaatszoekenden gewenst, maar is het ook financieel haalbaar? Er is 23 keer aangegeven dat het financieel haalbaar is, maar ook 21 keer dat het financieel niet haalbaar is. Daarnaast is twaalf keer de antwoordoptie weet niet gekozen. 31

32 Tabel 16: Overzicht wensen van inwonenden en spijtoptanten rondom het in erfpacht nemen van een standplaats (n=86; n=56) Ja Nee Weet niet Totaal Zou u/de inwonende een woonwagenstandplaats in de gemeente Amsterdam in erfpacht willen nemen, indien die mogelijkheid er zou zijn? Kan u/de inwonende het nemen van een woonwagenstandplaats in erfpacht op dit moment betalen? Voor ongeveer evenveel standplaatszoekenden is erfpacht wel en niet een financiële optie. De vraag is wat hier een verklaring voor kan zijn. Uit een verdiepende analyse (zie Tabel 17) blijkt dat voornamelijk minderjarige (klein)kinderen op dit moment het in erfpacht nemen van een standplaats niet kunnen betalen. Daartegenover is voor een meerderheid van de meerderjarige (klein)kinderen het in erfpacht nemen wel financieel haalbaar. De verklarende factor hier is dan ook hoogstwaarschijnlijk leeftijd. De meerderheid van de standplaatszoekenden onder de 18 jaar heeft momenteel niet voldoende financiële middelen, terwijl voor de meeste meerderjarige standplaatszoekenden dit wel het geval is. Tabel 17: Het kunnen betalen van het in erfpacht nemen van een standplaats uitgesplitst naar doelgroep (n=56) Minderjarige (klein)kinderen Meerderjarige (klein)kinderen Andere inwonenden/ spijtoptanten Ja Nee Weet niet Totaal Totaal Gewenste omvang standplaats Middels een meerkeuzevraag is in kaart gebracht welke oppervlakte inwonenden en spijtoptanten voor hun standplaats wensen. De verdeling van de antwoorden staat weergegeven in Figuur 5. Het vaakst (n=50) gaat de voorkeur uit naar een standplaatsoppervlakte van tussen de 170 en 325 vierkante meter. Daarnaast is acht keer een gewenste standplaatsgrootte van minder dan 170 vierkante meter en vijf keer een gewenste grootte van meer dan 325 vierkante meter ingevuld (om precies te zijn 350 en 400 vierkante meter). Eenmaal is geen voorkeur als antwoordoptie gekozen voor de grootte van de standplaats. Voor ongeveer een kwart (n=22) geldt dat men het niet weet. 32

33 Figuur 5: Voorkeuren inwonenden en spijtoptanten omtrent de grootte (m 2 ) van de standplaats (n=86) Kleiner dan 145m m m m2 Meer dan 325 m2 5 1 Geen voorkeur Weet ik niet Voorzieningen gewenste standplaats De volgende vraag die is voorgelegd is of inwonenden en spijtoptanten een berging (eventueel met sanitair) wensen. Figuur 6 toont de verdelingen van de antwoorden op deze vragen. Er is 51 keer aangegeven dat er een berging met sanitair wordt gewenst. Daarnaast wil ongeveer een kwart (n=21) een berging zonder sanitair. Slechts zes standplaatszoekenden wensen geen berging. Figuur 6: Wensen inwonenden en spijtoptanten een berging bij de standplaats? (n=86) Ja, een berging met sanitair (douche etc.) 21 Ja, een berging zonder sanitair (douche etc.) 6 8 Nee Weet ik niet Ook is gevraagd naar wensen omtrent ruimte en voorzieningen om te kunnen werken. Tabel 18 toont de verdeling van de antwoorden. Ongeveer de helft (n=42) van de standplaatszoekenden wenst bij de standplaats ruimte en voorzieningen om te kunnen werken. Een iets kleiner deel (n=33) wenst dit niet. Tot slot is er elf keer weet ik niet aangegeven. 33

34 Tabel 18: Wensen van inwonenden en spijtoptanten omtrent ruimte en voorzieningen om te kunnen werken (n=86) Ja Nee Weet niet Wil u/de inwonende ruimte en voorzieningen om te kunnen werken bij de standplaats? Maar welke voorzieningen worden precies gewenst? De vraag hieromtrent is alleen gesteld wanneer er ruimte en voorzieningen worden gewenst bij de standplaats. Op deze vraag konden meerdere antwoorden worden gegeven. Figuur 7 toont de verdeling van de antwoorden. Een parkeerruimte voor een personenauto of bestelbus (n=36), een werkruimte (n=35) en een opslagruimte (n=30) worden het vaakst genoemd. Voor een kleiner aantal personen is een krachtstroomaansluiting op de standplaats (n=13), ruimte voor een vrachtwagen (n=4) of een attractie (n=3) van belang. Aansluitend is gevraagd of zij deze voorzieningen nodig hebben omdat zij werkzaam zijn als zelfstandig ondernemer (zie Tabel 19). Dit gaat op in net iets minder dan de helft van de gevallen (n=25). Negentien keer is aangegeven dat dit niet het geval is. In negen gevallen wist men het niet. Figuur 7: Wensen inwonenden en spijtoptanten omtrent werkvoorzieningen (n=53)* Parkeerruimte personenauto/bestelbus Werkruimte Opslagruimte 30 Krachtstroom 13 Parkeerruimte vrachtwagen 4 Stalruimte voor een attractie 3 Weet niet *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2,4 antwoorden per respondent Tot slot is gevraagd of inwonenden en spijtoptanten de behoefte hebben op de standplaats een caravan bij te plaatsen. De verdeling van de antwoorden van deze vraag staat eveneens in Tabel 19. Een meerderheid (n=49) wenst mogelijkheden voor het bijplaatsen van een caravan op de standplaats. Ongeveer een kwart (n=22) wenst dit niet. De optie weet niet is vijftien keer gekozen. 34

35 Tabel 19: Wensen van inwonenden en spijtoptanten omtrent ruimte en voorzieningen voor werk en/of de mogelijkheid om een caravan bij te plaatsen (n=53; n=86) Vraag Ja Nee Weet niet Totaal Wenst u/de inwonende ruimte en voorzieningen voor werk omdat u op dit moment werkt als zelfstandig ondernemer? Wenst u/de inwonende de mogelijkheid om op de standplaats een caravan bij te plaatsen? Wensen rondom de wagen Wat voor wensen hebben standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten rondom de wagen? Allereerst is gevraagd naar wat voor een soort wagen de voorkeur uitgaat. Figuur 9 toont de verdeling op de antwoorden. Een ruime meerderheid (n=72) wenst een woonwagen om in te wonen. Slechts vijf standplaatszoekenden hebben de voorkeur voor een stacaravan (n=3) of een caravan (n=2). Een salonwagen wordt door geen van de standplaatszoekenden genoemd. Ook heeft niemand van de mogelijkheid gebruik gemaakt om zelf een ander soort wooneenheid in te voeren (i.e., anders, namelijk ). Deze twee antwoordopties zijn dan ook niet meegenomen in Figuur 8. Tenslotte is viermaal geen voorkeur en vijfmaal weet niet ingevuld. Figuur 8: Voorkeur inwonenden en spijtoptanten omtrent type wagen (n=86) Woonwagen Stacaravan Caravan Geen voorkeur Weet niet Vervolgens is gevraagd of de voorkeur uit gaat naar een huur- of koopwagen. Tabel 20 geeft de verdeling van de antwoorden op deze vraag weer. Hieruit blijkt dat vooral de koopwagen gewenst is (n=50). Deze is vijf keer zo populair als de huurwagen (n=9). Daarnaast is er twaalf keer geen voorkeur aangegeven en vijftien keer weet niet. 35

36 Tabel 20: Voorkeur inwonenden en spijtoptanten omtrent huur- of een koopwagen (n=86) Aantal Koopwagen 50 Huurwagen 9 Geen voorkeur 12 Weet niet 15 Aan personen die voor de optie koopwagen hebben gekozen is gevraagd of een koopwagen op dit moment financieel haalbaar is. Tabel 21 toont de verdeling van de antwoorden. Dertig keer is aangegeven dat een koopwagen financieel tot de mogelijkheden behoort, terwijl elf keer is aangegeven dat dit niet het geval is. Ook weet men het soms niet (n=9). Tot slot is uitgevraagd of inwonenden en spijtopanten de mogelijkheid wensen om een woonwagen met bovenverdieping op de standplaats te plaatsen (zie wederom Tabel 21). Hierop hebben 49 personen bevestigend geantwoord en 19 personen ontkennend. Anderen weten het niet (n=18). Tabel 21: Overzicht van het kunnen betalen van een koopwagen en wens voor een woonwagen met bovenverdieping (n=50; n=86) Ja Nee Weet niet Totaal Kan u/de inwonende op dit moment een koopwagen betalen? Wenst u/de inwonende de mogelijkheid om op de standplaats te kunnen wonen in een woonwagen met bovenverdieping? Wensen met betrekking tot de leefomgeving Ook de wensen met betrekking tot de leefomgeving zijn in kaart gebracht. Allereerst is uitgevraagd of standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten liever op een woonwagenlocatie (d.w.z. kamp) in een woonwijk, aan de rand van de stad of buiten de stad willen wonen. In Figuur 9 is de verdeling van deze wensen weergegeven. Het vaakst is gekozen voor locatie aan de rand van de stad (n=29). Hierna is het meest voor weet niet (n=25) en geen voorkeur gekozen (n=13). Een kleiner aantal prefereert het wonen op een locatie gelegen in een woonwijk (n=11) of gelegen buiten de stad (n=8). Figuur 9: Voorkeuren inwonenden en spijtoptanten omtrent locatie gewenste woonwagenkamp (n=86) Rand van stad In woonwijk Buiten stad Geen voorkeur Weet niet 36

37 Vervolgens is uitgevraagd of standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten een voorkeur hebben wat betreft het aantal standplaatsen op de door hen gewenste standplaatslocatie. De resultaten staan weergegeven in Figuur 10. Hier valt op dat de voorkeur vooral uitgaat naar een woonwagenlocatie van vijf tot en met vijftien standplaatsen (n=33). Ook locaties met een grootte tussen de zestien en vijftig standplaatsen worden door een relatief grote groep gewenst (n=22). Verder valt op dat maar weinig een kamp van minder dan vijf of meer dan vijftig standplaatsen wensen (n=4; n=3). Tot slot, zijn er elf personen die geen voorkeur hebben aangegeven. Figuur 10: Voorkeuren inwonenden en spijtoptanten omtrent aantal standplaatsen gewenste woonwagenkamp (n=86) Minder dan 5 standplaatsen 5 tot en met 15 standplaatsen tot en met 30 standplaatsen 9 31 tot en met 50 standplaatsen 3 Meer dan 50 standplaatsen 11 Geen voorkeur 13 Weet niet Bij de vraag in welke mate het belangrijk wordt gevonden om samen met familie op één woonwagenlocatie te wonen, valt op dat een grote meerderheid van de standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten (n=78) dit (zeer) belangrijk vindt (zie Figuur 11). Een beperkt aantal keer (n=4) is gekozen voor de antwoordkeuze niet belangrijk/niet onbelangrijk. De antwoordkeuze niet belangrijk is zelfs maar één keer gekozen. Figuur 11: Mate van belangrijkheid om samen met familie op één woonwagenlocatie te wonen (n=86) (Zeer) belangrijk Niet belangrijk, niet onbelangrijk Niet belangrijk Weet niet Vervolgens is uitgevraagd waar standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten het liefst zouden willen wonen. Als eerste is gevraagd of zij op een reeds bestaande woonwagenlocaties in de gemeente Amsterdam zouden willen wonen. Tabel 22 toont de verdeling van de antwoorden. Een meerderheid zou (n=69) wel op een bestaande locatie willen wonen. Slechts een beperkt aantal standplaatszoekenden wenst niet op een bestaande locatie te wonen (n=7). Iets vaker (n=10) weet men het niet. 37

38 Tabel 22: Wens van inwonenden en spijtoptanten omtrent het wonen op een reeds bestaande woonwagenlocatie (n=86) Ja Nee Weet niet Wenst u/de inwonende te wonen op een van de reeds bestaande woonwagenlocaties in de gemeente Amsterdam? Indien inwonenden en spijtoptanten op een reeds bestaande locatie willen wonen, is gevraagd welke van de bestaande locaties de voorkeur heeft. In Tabel 23 staat weergegeven dat het vaakst de voorkeur wordt gegeven aan de locatie Ma Braunpad (n=17). De locaties Ringvaartdijk (n=9) en Osdorperweg (n=9) worden hierna het vaakst genoemd. De volgende locaties zijn door geen enkele bewoner genoemd: J. Broedeletstraat, Nellie Bodenheimstraat, J. Calsstraat, G. Bouwenszstraat, Ruys de Beerenbrouckstraat, Brentanostraat en Zuiderzeeweg. Tabel 23: Gewenste bestaande woonwagenlocaties voor inwonenden en spijtoptanten (n=69) Relatie Aantal Ma Braunpad 17 Ringvaartdijk 9 Osdorperweg 9 Lakenhalstraat 6 Noordakerweg 5 Ringdijk 4 Dwergplanetenbaan 4 Rollemanstraat 4 Meerkerkdreef 3 Wethouder van Essenweg 3 Dilbeekpad 2 Willem de Zwijgerlaan 1 Markengouw 1 Anders 1 Totaal 69 Ook is uitgevraagd of de standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten op een nieuw te bouwen locatie zouden willen wonen. Tabel 24 toont de verdeling van de antwoorden. Voor net iets minder dan de helft (n=42) van de standplaatszoekenden gaat op dat zij hier wel willen wonen. Ongeveer een vijfde (n=18) wenst juist niet op een nieuwe locatie te gaan wonen. Tabel 24: Wens van inwonenden en spijtoptanten omtrent het wonen op een nieuw te bouwen woonwagenlocatie (n=86) Ja Nee Weet niet Zou u/de inwonende op een geheel nieuw te bouwen woonwagenlocatie in de gemeente Amsterdam willen wonen?

39 Indien is aangegeven dat standplaatszoekenden op een nieuwe standplaats willen wonen is middels een open vraag gevraagd naar voorkeuren voor locaties en omgevingen voor een nieuw kamp. In totaal zijn er achttien keer voorkeuren uitgesproken. De woordenwolk in Figuur 12 biedt een overzicht van de locaties en omgevingen die in antwoorden terugkwamen. Onder meer de omgeving Osdorp-de Aker wordt enkele malen genoemd. Zoals te zien is waren de antwoorden op deze vraag meestal niet heel specifiek. Figuur 12: Suggesties voor nieuwe woonwagenlocaties voor inwonenden en spijtoptanten (n=18) Een gedeelte van de standplaatszoekende inwonenden en spijtoptanten (n=32) zou zowel op een bestaande locatie als op nieuw te bouwen locatie willen wonen. Bij deze groep is doorgevraagd naar waar de voorkeur naar uitgaat. Tabel 25 toont de verdeling van de antwoorden. Er is twaalf keer aangegeven dat een reeds bestaande locatie de voorkeur geniet. Een even groot deel heeft geen voorkeur (n=12). Zes keer gaat de voorkeur uit naar een nieuwe locatie en twee keer is gekozen voor het antwoord weet ik niet. Tabel 25: Voorkeur inwonenden en spijtoptanten omtrent woonwagenlocatie (n=32) Aantal Reeds bestaande woonwagenlocatie 12 Geheel nieuw te bouwen woonwagenlocatie 6 Geen voorkeur 12 Weet niet 2 Totaal Woonbehoeften en -wensen hoofdbewoners van een standplaats In de navolgende subparagrafen worden de woonbehoeften en -wensen van hoofdbewoners van een standplaats uiteengezet. Zowel hun oordeel en wensen rondom de standplaats, de woonvorm en de standplaatsenlocatie worden besproken. In dit onderdeel zijn alleen de antwoorden meegenomen van de hoofdbewoners van een standplaats, aangezien deze vragen voor spijtoptanten niet relevant waren om te stellen. Hun woonwensen zijn in paragraaf 4.2 besproken samen met die van de inwonenden. 39

40 Oordeel en wensen rondom de standplaats De standplaatsen in Amsterdam vallen onder het beheer van directies Wonen en Vastgoed. Tabel 26 toont de verdeling van het beheer van de standplaatsen waar de hoofdbewoners die de vragenlijst hebben ingevuld, woonachtig zijn. Het merendeel (n=116) woont op een standplaats in beheer van directie Wonen. Van de standplaatsen in het beheer van directie Vastgoed hebben negentien hoofdbewoners de vragenlijst ingevuld. Waar er relevante verschillen zichtbaar zijn in de verdeling van de antwoorden is in deze subparagraaf een uitsplitsing gemaakt op welke directie beheerder is van de standplaats (i.e., Wonen of Vastgoed). Tabel 26: Overzicht van beheerder standplaatsen (n=135)* Beheerder standplaatsen Aantal Directie Wonen 116 Directie Vastgoed 19 Totaal 135 *De vier hoofdbewoners die de vragenlijst deels hebben ingevuld zijn meegenomen in deze aantallen. Het betreft twee bewoners die wonen op een standplaats in het beheer van Wonen en twee bewoners die wonen op een standplaats in het beheer van Vastgoed Tevredenheid huidige standplaats Aan hoofdbewoners die een standplaats hebben is een aantal stellingen voorgelegd om in kaart te brengen in hoeverre zij tevreden zijn met hun huidige standplaats. Deze vragen zijn door 134 hoofdbewoners beantwoord. In Figuur 13 staat weergegeven hoe (on)tevreden hoofdbewoners met hun standplaats zijn op vijf verschillende aspecten. Wat opvalt is dat hoofdbewoners met name (zeer) ontevreden zijn als het gaat over de staat van het onderhoud van hun standplaats; 96 van de hoofdbewoners (72%) geven aan hier (zeer) ontevreden over te zijn. Over de ligging van de standplaats zijn hoofdbewoners het meest tevreden; 100 van de hoofdbewoners (75%) zeggen hier (zeer) tevreden over te zijn. Over de huurprijs, oppervlakte en afmetingen van hun standplaats is steeds ongeveer de helft van de hoofdbewoners (zeer) tevreden en de andere helft neutraal of (zeer) ontevreden. Figuur 13: Tevredenheid van hoofdbewoners met de huidige standplaats (n=134) Ligging standplaats 75% 11% 13% Totale oppervlakte standplaats 56% 16% 27% Afmetingen (lengte en breedte) standplaats 55% 14% 29% Huurprijs standplaats in verhouding tot kwaliteit 50% 20% 29% Staat onderhoud standplaats 13% 15% 72% 0% 20% 40% 60% 80% 100% (Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (Zeer) ontevreden Weet niet 40

41 De staat van het onderhoud van de standplaats De huurprijs in verhouding tot de kwaliteit van de standplaats De afmetingen (lengte, breedte) van de standplaats De totale oppervlakte van de standplaats De ligging van de standplaats Figuur 14 toont de verdeling van de antwoorden over de tevredenheid met de huidige standplaats uitgesplitst naar de beheerder van de standplaats. Hoewel een groter deel van de hoofdbewoners van een standplaats in het beheer van directie Wonen (zeer) tevreden is, is het deel dat (zeer) ontevreden is ook groter. Hier zijn echter twee uitzonderingen op. Ten eerste zijn er relatief meer hoofdbewoners die wonen op een standplaats in het beheer van directie Vastgoed (zeer) tevreden over de verhouding tussen de huurprijs en de kwaliteit van de standplaats. Ten tweede zijn er relatief minder hoofdbewoners van standplaats in het beheer van directie Wonen (zeer) ontevreden over de staat van het onderhoud van de standplaats. Wel moet opgemerkt worden dat het aantal hoofdbewoners woonachtig op een standplaats in beheer van Vastgoed laag is (n=19), waardoor deze percentages op een relatief kleine groep zijn gebaseerd. Conclusies gebaseerd op deze uitsplitsing moeten dan ook met een zekere voorzichtigheid benaderd worden. Figuur 14: Tevredenheid van hoofdbewoners met de huidige standplaats uitgesplitst naar beheerder van de standplaats Wonen of Vastgoed (n=115; n=19)* Wonen 77% 9% 13% Vastgoed 63% 26% 11% Wonen 57% 12% 29% Vastgoed 53% 37% 11% Wonen 56% 11% 31% Vastgoed 53% 32% 16% Wonen 46% 20% 33% Vastgoed 74% 21% 5% Wonen 14% 17% 70% Vastgoed 11% 5% 84% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (Zeer) ontevreden Weet niet * Het aantal hoofdbewoners woonachtig op een standplaats in beheer van Vastgoed is relatief laag (n=19), waardoor deze percentages op een relatief kleine groep zijn gebaseerd. Conclusies gebaseerd op deze uitsplitsing moeten dan ook met een zekere voorzichtigheid benaderd worden Veranderingen aan standplaats Vervolgens is aan hoofdbewoners gevraagd of zij iets zouden willen veranderen aan hun huidige standplaats. Iets meer dan de helft van de hoofdbewoners (n=72) geeft aan dat zij iets zouden willen veranderen. Een kleiner aandeel van de hoofdbewoners (n=43) geeft aan niks te willen veranderen en achttien hoofdbewoners weten niet of zij iets zouden willen veranderen aan hun standplaats. Ook is gevraagd of hoofdbewoners een andere standplaats in de gemeente Amsterdam wensen. Een overgrote meerderheid (n=105) geeft aan dit niet te willen. Negen bewoners geven wel aan een andere standplaats te verlangen. De verdeling van de antwoorden op deze twee vragen staat weergegeven in Tabel

42 Tabel 27: Vragen over het willen veranderen van huidige standplaats (n=133) Ja Nee Weet niet Zou u iets willen veranderen aan uw huidige standplaats in de gemeente Amsterdam? Wenst u een andere standplaats in de gemeente Amsterdam? Als de antwoorden over het willen veranderen van de huidige standplaats worden uitgesplitst naar hoofdbewoners die wonen op een standplaats van directie Wonen en directie Vastgoed, dan blijkt dat een groter deel van de hoofdbewoners op een standplaats van Wonen iets wil veranderen aan de huidige standplaats en/of een andere standplaats wenst. Van de 115 hoofdbewoners van een standplaats van directie Wonen geven er 68 aan veranderingen aan de huidige standplaats en/of een andere standplaats te wensen. Dit is bijna 60% van de hoofdbewoners die deze vragen heeft beantwoord. In het geval van de standplaatsen in het beheer van directie Vastgoed is dit aandeel lager. Van de achttien hoofdbewoners geeft iets meer dan een kwart (n=5) aan iets te willen veranderen. Aan de 73 bewoners die veranderingen wensen aan hun huidige standplaats en/of helemaal willen verhuizen 15, is vervolgens gevraagd waarom zij dit willen. Op deze vraag konden meerdere antwoorden worden geven. Van deze groep hebben 71 bewoners de vervolgvraag beantwoord. Tabel 28 toont de verdeling van de antwoorden. Tabel 28: Redenen voor gewenste veranderingen standplaatsen door hoofdbewoners (n=71)* Reden Aantal (n) Percentage t.o.v. aantal respondenten Huidige standplaats is te klein 26 37% Wil meer ruimte voor plaatsen extra wooneenheid 22 31% Wil (meer ruimte voor) een (andere) berging 17 24% Wil meer parkeerruimte voor personenauto/bestelbus 14 20% Wil meer ruimte vanwege zorgbehoeften 14 20% Wil meer ruimte voor (andere) woonwagen 12 17% Wil meer ruimte voor werk- en/of opslagvoorzieningen 12 17% Achterstallig onderhoud** 8 11% Last van verzakking** 7 10% Huidige huur te hoog 6 8% Slechte bestrating** 6 8% Wil op andere locatie wonen 6 8% Wil meer ruimte stallen groot materieel, attractie(s) of vrachtwagen(s) 4 6% Andere reden 11 15% Totaal 165 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2,3 antwoorden per respondent. **Deze antwoordcategorieën zijn aangemaakt op basis van de gegeven antwoorden bij anders, namelijk, aangezien meerdere bewoners dezelfde antwoorden hier noemen. 15 Een aantal hoofdbewoners geeft aan zowel iets te willen veranderen aan de huidige standplaats als een andere standplaats te wensen. Hierdoor komt het aantal hoofbewoners dat de vervolgvragen heeft beantwoord op 73 uit. 42

43 Aan de hand van de antwoorden die hoofdbewoners hebben gegeven naar aanleiding van de vraag waarom de hoofdbewoner veranderingen wenst aan de standplaats, is een deel van hen nog een aantal vragen voorgelegd. Zo hebben 48 van de hoofdbewoners aangegeven meer ruimte te wensen (om welke reden dan ook). Aan hen is gevraagd hoeveel oppervlakte zij wensen voor een standplaats (zie Figuur 15). Een groot deel van de hoofdbewoners (n=20) wenst een standplaats van tussen de 200 en 325 vierkante meter. Verder hebben elf hoofdbewoners aangegeven een standplaats te wensen van tussen de 145 en 200 vierkante meter. Ook zijn er acht hoofdbewoners die een standplaats van meer dan 325 vierkante meter wensen en geven negen hoofdbewoners aan niet te weten wat voor oppervlakte zij wensen. Figuur 15: Welke oppervlakte wenst u voor een standplaats? (n=48) m m m2 Meer dan 325 m2 Weet ik niet Zoals in Tabel 28 staat aangegeven heeft een deel van de hoofdbewoners aangegeven meer ruimte voor werken/of opslagvoorzieningen en/of meer ruimte voor het stallen groot materieel, attractie(s) of vrachtwagen(s) te wensen. Het gaat hier om bewoners die momenteel hier geen ruimte voor hebben. De vijftien bewoners die dit hebben aangegeven is gevraagd of zij dit wensen omdat zij zelfstandig ondernemer zijn. De meeste hoofdbewoners (n=12) antwoorden daarop bevestigend, twee hoofdbewoners geven aan dat dit niet het geval is. Eén hoofdbewoner geeft aan het niet te weten. Tabel 29 toont de verdeling van de antwoorden. Tabel 29: Overzicht reden ruimte en voorzieningen voor werk (n=15) Ja Nee Weet niet Wenst u ruimte en voorzieningen voor werk omdat u op dit moment werkt als zelfstandig ondernemer? Aan hoofdbewoners die aangeven (meer ruimte voor) een (andere) berging te wensen is gevraagd wat voor berging zij wensen. Figuur 16 toont de verdeling van de antwoorden van de zeventien hoofdbewoners die hebben aangegeven (meer ruimte voor) een (andere) berging te willen. Tien hoofdbewoners geven aan een berging met sanitair te wensen en vijf hoofdbewoners wensen een berging zonder sanitair. Twee hoofdbewoners geven aan niet te weten wat voor een berging zij willen. 43

44 Figuur 16: Overzicht wensen rondom berging (n=17) Een berging met sanitair Een berging zonder sanitair Weet niet Vervolgens is aan hoofdbewoners die hebben aangegeven meer ruimte te wensen voor werk- en/of opslagvoorzieningen en/of het stallen groot materieel, attractie(s) of vrachtwagen(s) gevraagd wat voor voorzieningen dit zijn. Op deze vraag konden meerdere antwoorden worden geven. Hieronder in Figuur 17 staat weergegeven wat voor voorzieningen door hen gewenst worden. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Figuur 17: Gewenste (werk)voorzieningen door hoofdbewoners (n=15)* Parkeerruimte voor een personenauto/bestelbus 12 Werktruimte 12 Opslagruimte 10 Krachtstroom 3 Anders 2 Stalruimte voor een attractie 2 Parkeerruimte voor een vrachtwagen *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2,9 antwoorden per respondent Erfpacht Aan alle hoofdbewoners is gevraagd of zij een standplaats in erfpacht zouden willen nemen als de mogelijkheid zich voordoet. Zoals weergegeven in Figuur 18 geeft bijna de helft van de hoofdbewoners aan dat zij hun huidige standplaats in erfpacht willen nemen (n=66). Daarnaast zeggen vier hoofdbewoners graag een andere standplaats in erfpacht te willen nemen. Ook zijn er negentien hoofdbewoners die ofwel hun huidige ofwel een andere standplaats in erfpacht willen nemen. Een groep van 26 hoofdbewoners heeft geen behoefte aan erfpacht en achttien hoofdbewoners zegt dit niet te weten. 44

45 Figuur 18: Overzicht wensen rondom het in erfpacht nemen van een standplaats (n=133) Ik zou mijn huidige Ik zou een andere standplaats in standplaats in erfpacht willen nemen erfpacht willen nemen 4 19 Ik zou mijn huidige of een andere standplaats 26 Ik wil geen standplaats in erfpacht nemen 18 Weet ik niet Vervolgens is gevraagd aan hoofdbewoners die erfpacht zouden wensen of zij dit kunnen betalen. Tabel 30 toont de verdeling van de antwoorden. Een meerderheid van de hoofdbewoners (n=49) geeft aan dit te kunnen betalen. Vijf hoofdbewoners zeggen dit niet te kunnen betalen. De overige 35 hoofdbewoners hebben voor de antwoordoptie weet niet gekozen. In totaal hebben 28 hoofdbewoners antwoord gegeven op de vraag hoeveel zij jaarlijks maximaal willen betalen voor het in erfpacht nemen van een standplaats. Het gemiddelde jaarlijkse bedrag dat deze bewoners bereid zijn te betalen is ongeveer Tabel 30: Overzicht rondom het in erfpacht kunnen nemen van een standplaats (n=89) Ja Nee Weet niet Kan u het nemen van een woonwagenstandplaats in erfpacht op dit moment betalen? Bovenverdieping en caravan bijplaatsen Aan de hoofdbewoners is ook gevraagd of zij de mogelijkheid willen om op de standplaats te wonen in een woonwagen met een bovenverdieping (zie Tabel 31). Het merendeel van de hoofdbewoners (n=83) geeft aan deze mogelijkheid te wensen. Een kleiner aandeel van de hoofdbewoners (n=36) zou geen gebruik willen maken van de mogelijkheid om te wonen in een woonwagen met een bovenverdieping. Tot slot zijn er 14 hoofdbewoners die weet niet hebben gekozen. Daarnaast is gevraagd of hoofdbewoners de mogelijkheid zouden willen tot het bijplaatsen van een caravan (zie wederom Tabel 31). Ook hier geeft het merendeel van de hoofdbewoners (n=92) aan van deze mogelijkheid gebruik te willen maken. Verder zijn er 29 hoofdbewoners die geen gebruik van deze mogelijkheid wensen te maken en geven twaalf hoofdbewoners aan niet te weten of zij hiervan gebruik willen maken. 45

46 Tabel 31: Overzicht wens voor een woonwagen met bovenverdieping en het bijplaatsen van een caravan (n=133) Ja Nee Weet niet Wenst u de mogelijkheid om op de standplaats te kunnen wonen in een woonwagen met bovenverdieping? Wenst u de mogelijkheid om op de standplaats een caravan bij te plaatsen? Opmerkingen over standplaats Hoofdbewoners is tot slot gevraagd of zij opmerkingen hebben over hun standplaats. In Tabel 32 zijn de open antwoorden van hoofdbewoners ingedeeld in verschillende categorieën die op basis van de antwoorden van hoofdbewoners konden worden aangemaakt. Zoals weergegeven in Tabel 32 gaan de meeste opmerkingen over onderhoud en de behoefte aan een grotere standplaats. Tabel 32: Opmerkingen van hoofdbewoners over de standplaats (n=52)* Aantal Percentage t.o.v. aantal respondenten Te weinig/slecht algemeen onderhoud standplaats en kamp 20 38% Behoefte aan grotere standplaats - meer ruimte een werkvak - andere afmetingen - andere ligging Onderhoud bestrating en ondergrond - oplossen verzakkingen - slechte drainage Behoefte aan ruimte voor (klein)kinderen en familie - wonen bij kinderen 14 27% 13 25% 5 10% Achterstallig onderhoud van berging 5 10% (Brand)veiligheid op locatie 4 8% Geen aanspreekpunt voor bewoners/slechte communicatie 3 6% Andere toelichting 15 29% Totaal 79 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 1,5 antwoorden per respondent Oordeel en wensen rondom wagen Van de 133 hoofdbewoners geeft bijna 95% (n=126) aan een koopwagen te hebben. Slechts vijf hoofdbewoners heeft een huurwagen. Twee bewoners antwoorden met weet niet. Door het lage aantal hoofdbewoners dat een huurwagen heeft, zijn verder uitsplitsingen tussen een koop- en huurwagen niet gemaakt. De antwoorden van hoofdbewoners die in de volgende subparagrafen worden besproken hebben in bijna alle gevallen betrekking op de koopwagen van de hoofdbewoner Tevredenheid huidige wagen Aan hoofdbewoners is vervolgens een aantal vragen voorgelegd over de tevredenheid over hun wagen. In Figuur 19 staat de verdeling van de antwoorden weergegeven. Over het algemeen zijn hoofdbewoners tevreden over de ondervraagde aspecten van de wagen. Van alle aspecten zijn hoofdbewoners het minst tevreden over de verhouding tussen prijs-kwaliteit verhouding van de wagen en over de warmte-isolatie. 46

47 Figuur 19: Tevredenheid verschillende aspecten wagen (n=133) Grootte badkamer 78% 11% 8% Elektriciteitsvoorziening 75% 13% 9% Grootte woonkamer 75% 12% 11% Kwaliteit keuken 75% 12% 9% Aantal kamers t.o.v bewoners 74% 10% 14% Grootte woonwagen 74% 13% 11% Verwarming 73% 14% 8% Ventilatie 72% 11% 14% Geluidsisolatie 62% 17% 18% Warmte-isolatie 56% 15% 26% Prijs-kwaliteit verhouding wagen 50% 25% 11% Algehele tevredenheid wagen 73% 15% 9% 0% 20% 40% 60% 80% 100% (Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (Zeer) ontevreden Weet niet Vervolgens is aan hoofdbewoners gevraagd hoe tevreden zij al met al zijn over de huidige wagen waarin zij wonen (zie wederom Figuur 19). Ruim zeven op de tien hoofdbewoners (n=97) geven aan hier (zeer) tevreden over te zijn. Daarnaast zijn twintig hoofdbewoners niet tevreden of niet ontevreden en geven twaalf hoofdbewoners aan (zeer) ontevreden te zijn over hun huidige wagen. Vier hoofdbewoners weten niet in hoeverre zij tevreden zijn over hun huidige wagen Achterstallig onderhoud Voorts is gevraagd of hoofdbewoners op dit moment te maken hebben met achterstallig onderhoud en/of gebreken aan hun huidige wagen. Tabel 33 toont de verdeling van de antwoorden. In totaal geven 42 hoofdbewoners aan dat dit het geval is, 76 hoofdbewoners hebben hier niet mee te maken. Tot slot zeggen vijftien hoofdbewoners niet te weten of zij te maken hebben met achterstallig onderhoud en/of gebreken aan hun huidige wagen. Verder is opvallend dat vier van de vijf hoofdbewoners in een huurwagen aangeeft achterstallig onderhoud en/of gebreken aan hun huidige wagen te ervaren. 47

48 Tabel 33: Overzicht mate van achterstallig onderhoud en/of gebreken aan woonwagens (n=133) Ja Nee Weet niet Heeft u op dit moment te maken met achterstallig onderhoud en/of gebreken aan uw woonwagen? Aan hoofdbewoners die hebben aangegeven dat zij te maken hebben met achterstallig onderhoud en/of gebreken aan hun huidige wagen (zowel koop als huur) is gevraagd waar dit precies betrekking op heeft. In Figuur 20 is weergegeven welke gebreken door de hoofdbewoners zijn aangegeven. Hoofdbewoners konden meerdere antwoorden geven. Figuur 20: Achterstallig onderhoud en/of gebreken van hoofdbewoners met de huidige wagen (n=40)* Beschadiging kozijnen en ramen 24 Kou en/of tocht Lekkage, vocht of schimmel Slechte staat badkamer/doucheruimte/sanitair Beschadiging aan deuren Gehorigheid/geluidsoverlast van buiten Beschadigd hang en sluitwerk 9 Anders Slechte staat van keuken 8 8 Ongedierte 6 Verzakkingen** Beschadiging aan vloer en/of muren 5 5 Slechte staat van woonkamer *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2,8 antwoorden per respondent. **Deze antwoordcategorie is aangemaakt op basis van de gegeven antwoorden bij anders, namelijk, aangezien meerdere bewoners dezelfde antwoorden hier noemen. Noemenswaardig is verder dat alle (vier) huurders van een woonwagen aangeven last te hebben van lekkage, vocht of schimmel. Ook geeft een meerderheid van hen aan last te hebben van kou en/of vocht (n=3), en beschadigde kozijnen en ramen (n=3), hang en sluitwerk (n=3) en deuren (n=2) te hebben Veranderingen aan wagen Aan hoofdbewoners is tevens de vraag gesteld of zij een andere wagen wensen. Figuur 21 toont de verdeling van de antwoorden. Driekwart van de hoofdbewoners (n=100) wenst geen andere wagen. Bijna een kwart van de hoofdbewoners wenst wel een andere wagen: 22 hoofdbewoners wensen een (andere) koopwagen, drie hoofdbewoners wensen een wagen met een bovenverdieping en twee hoofdbewoners wensen een (andere) huurwagen. Ook zijn er zes hoofdbewoners die een andere wagen wensen dan de genoemde woonvormen, zoals het verbouwen of repareren van de huidige wagen. 48

49 Figuur 21: Wenst u een andere woonvorm? (n=133) Nee 22 Ja, ik wil een (andere) koopwagen 2 3 Ja, een (andere) huurwagen Ja, een wagen met een bovenverdieping 6 Ja, anders Daaropvolgend is aan hoofdbewoners die aan hebben gegeven een (andere) huur- of koopwagen te wensen gevraagd wat de reden is dat zij een andere wagen wensen. Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. In Tabel 34 staat weergegeven wat de redenen zijn dat hoofdbewoners een andere wagen wensen. Tabel 34: Redenen van hoofdbewoners voor een andere wagen (n=24)* Reden Aantal Percentage t.o.v. aantal respondenten Mijn huidige wagen heeft (onderhouds-)gebreken 12 50% Mijn huidige wagen is te klein 12 50% Mijn huidige wagen is niet aan te passen aan mijn wensen 11 46% Mijn huidige wagen sluit niet aan op zorgbehoeften binnen mijn huishouden 5 21% Mijn huidige wagen wordt/is niet goed onderhouden 4 17% Ik wil een koop- in plaats van huurwoonwagen 4 17% Mijn huidige wagen is te duur 2 8% Anders 4 17% Totaal 42 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2,3 antwoorden per respondent Aan deze 24 hoofdbewoners is tevens gevraagd welk type wagen de voorkeur zou hebben om in te wonen. Figuur 22 toont de verdeling van de antwoorden. De meeste hoofdbewoners (n=19, 79%) geven aan te willen wonen in een woonwagen. Daarnaast wenst één hoofdbewoner (4%) in een caravan en één hoofdbewoner (4%) in een stacaravan te wonen. Tot slot zijn er drie hoofdbewoners (13%) die in een andere woonvorm willen wonen. 49

50 Figuur 22: Welk type wagen heeft uw voorkeur om in te wonen? (n=24) Woonwagen Stacaravan Caravan Anders Opmerkingen over wagen Tot slot is aan hoofdbewoners gevraagd of zij nog opmerkingen hebben over hun woonvorm. Van alle hoofdbewoners hebben er 27 antwoord gegeven. In Tabel 35 staat weergegeven wat voor soort opmerkingen zij hebben gegeven. Tabel 35: Gecategoriseerde opmerkingen van hoofdbewoners over hun huidige woonvorm (n=27). Opmerking Wens andere of grotere woonwagen/wagen met bovenverdieping Percentage t.o.v. aantal Aantal respondenten** 7 26% Te weinig/onvoldoende algemeen onderhoud 7 26% Tevreden met huidige woonvorm 4 15% Onderhoud ondergrond - problemen met verzakkingen en drainage 3 11% Moeilijk om hypotheek en/of verzekering te krijgen 3 11% Grotere vakken gewenst 3 11% Meer standplaatsen voor kinderen 2 7% Andere toelichting 9 33% Totaal 38 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 1,4 antwoorden per respondent. **Percentages zijn op een relatief kleine groep gebaseerd. Conclusies gebaseerd op deze uitsplitsing moeten dan ook met een zekere voorzichtigheid benaderd worden Oordeel en wensen rondom woonwagenlocatie Tevredenheid huidige woonwagenlocatie De hoofdbewoners is een aantal stellingen voorgelegd over de tevredenheid met de woonwagenlocatie. De verdeling van de antwoorden is weergegeven in Figuur 23. De mate van (on)tevredenheid van hoofdbewoners loopt voor elk van de aspecten zeer uiteen. Zo zijn hoofdbewoners het meest tevreden over de bereikbaarheid 50

51 van hun huidige woonwagenlocatie: 104 hoofdbewoners zijn hier (zeer) tevreden over. Het minst tevreden zijn hoofdbewoners met het onderhoud van het groen op hun locatie: 106 hoofdbewoners geven aan hier (zeer) ontevreden over te zijn. Figuur 23: Tevredenheid hoofdbewoners met verschillende aspecten van de huidige woonwagenlocatie (n=132; 131) Bereikbaarheid locatie 79% 7% 14% Andere mensen op locatie 78% 11% 10% Voorzieningen in de buurt 73% 14% 11% Rust op locatie 68% 18% 15% Toegang openbaar vervoer vanaf locatie 64% 10% 23% Indeling standplaatsen op locatie 59% 15% 24% Internet/netwerkvoorzieningen op locatie 59% 13% 27% Veiligheid op locatie 58% 17% 26% Parkeergelegenheid bij locatie 57% 15% 28% Grootte van locatie 56% 17% 27% Toezicht op locatie 49% 21% 23% Algehele netheid locatie 46% 18% 36% Aantal standplaatsen op locatie 44% 17% 39% Aanbod groenvoorzieningen 39% 20% 39% Speelvoorzieningen kinderen tot 12 jaar 17% 13% 68% Voorzieningen voor samenkomen met bewoners 14% 25% 49% Onderhoud groen 11% 8% 80% Voorzieningen jongeren 12 tot 18 jaar 6% 24% 65% Algehele tevredenheid 61% 27% 11% 0% 20% 40% 60% 80% 100% (Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (Zeer) ontevreden Weet niet Voorts is hoofdbewoners gevraagd naar hun algehele tevredenheid met de huidige locatie (zie wederom Figuur 23). Ongeveer zes op de tien hoofdbewoners (n=80) zijn hier (zeer) tevreden over. Daarnaast geeft iets meer dan een kwart (n=35) aan hier niet tevreden en niet ontevreden over te zijn. Een kleiner aantal hoofdbewoners (n=15) geeft aan (zeer) ontevreden met de huidige woonwagenlocatie te zijn. Eén hoofdbewoner weet niet in hoeverre hij/zij hier tevreden mee is. Als gekeken wordt naar op welke woonwagenlocaties de meeste hoofdbewoners wonen die (zeer) ontevreden zijn met de locatie, dan valt op dat een groot deel van deze bewoners wonen op Ma Braunpad en Ringvaartdijk. 51

52 Verbeterpunten huidige woonwagenlocatie Vervolgens hebben hoofdbewoners aangegeven of zij verbeterpunten hebben voor hun huidige woonwagenlocatie. In totaal hebben 86 hoofdbewoners één of meerdere verbeterpunten uitgesproken. Antwoorden op deze open vraag zijn zo gecodeerd dat deze in meerdere categorieën konden vallen. In Tabel 36 staan deze categorieën weergegeven met het aantal keer dat antwoorden genoemd zijn. Tabel 36: Verbeterpunten van hoofdbewoners voor hun huidige woonwagenlocatie (n=86)* Verbeterpunt Aantal Percentage t.o.v. aantal respondenten Meer/beter algemeen onderhoud door gemeente 24 28% Meer groenonderhoud - meer groen op kamp 24 28% Verzakte grond en bestrating herstellen (standplaats en locatie) - afvoer en riolering verbeteren 21 24% Meer vakken bij bouwen - grotere vakken - meer ruimte 14 16% Speelvoorzieningen voor kinderen aanleggen 14 16% Aanpassingen m.b.t. bereikbaarheid en toegankelijkheid locatie - openbare wegen bij locatie - verkeersoverlast en -veiligheid Efficiënter en/of anders indelen - onbenut, braakliggend of weinig gebruikte ruimte benutten - andere positionering - opstelling woonwagens 12 14% 12 14% Verbeteren toezicht en handhaving 12 14% Reiniging, afvalophaal en ongediertebestrijding door gemeente 8 9% Clubhuis/buurthuis voor jongeren bouwen 6 7% Aanpassingen m.b.t. parkeren en parkeerruimte 6 7% Betere communicatie bewoners gemeente 5 6% Andere suggesties 15 17% Totaal 173 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 2 antwoorden per respondent Ook omtrent efficiënter gebruik van beschikbare ruimte zijn hoofdbewoners bevraagd of zij hier suggesties voor hebben. Hieronder in Tabel 37 staan de antwoorden van hoofdbewoners gecategoriseerd met het aantal hoofdbewoners dat een dergelijke suggestie heeft gegeven. 52

53 Tabel 37: Suggesties van hoofdbewoners voor efficiënter indelen huidige woonwagenlocatie (n=32) Suggesties Aanpassingen m.b.t. bereikbaarheid en toegankelijkheid locatie - wegen bij locatie Aantal Percentage t.o.v. aantal respondenten** 4 13% Meer parkeerruimte - aanpassingen aan parkeerruimte 4 13% Nieuwe locatie nodig en/of extra uitbreiding huidig kamp - vergroten vakken Efficiënter indelen - onbenut, braakliggend of weinig gebruikte ruimte benutten 8 25% 8 25% Efficiënter indelen niet mogelijk door ruimtegebrek 3 9% Andere positionering/opstelling woonwagens 2 6% Andere suggesties 11 34% Totaal 40 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 1,3 antwoorden per respondent **Percentages zijn op een relatief kleine groep gebaseerd. Conclusies gebaseerd op deze uitsplitsing moeten dan ook met een zekere voorzichtigheid benaderd worden Verhuiswens naar een andere woonwagenlocatie Daarnaast is aan hoofdbewoners gevraagd of zij zouden willen verhuizen naar een andere woonwagenlocatie in de gemeente Amsterdam. Tabel 38 toont de verdeling van de antwoorden. Een klein aantal hoofdbewoners (n=10) geeft aan dit te willen. De meeste hoofdbewoners (n=103) willen echter niet verhuizen naar een andere locatie. De overige achttien bewoners geven aan niet te weten of ze willen verhuizen. Tabel 37: Overzicht verhuiswens hoofdbewoners naar een andere woonwagenlocatie (n=131) Ja Nee Weet niet Wilt u verhuizen naar een andere woonwagenlocatie (kamp) in de gemeente Amsterdam? Aan de tien hoofdbewoners die aangeven graag te willen verhuizen is gevraagd waarom zij weg willen van hun huidige locatie. Hieronder in Tabel 39 staan de redenen weergegeven die hoofdbewoners hebben gekozen met betrekking tot willen verhuizen. Bij deze vraag konden hoofdbewoners meerdere antwoorden geven. De tien hoofdbewoners is ook voorgelegd waar zij het liefst zouden willen wonen (in een woonwijk, aan de rand van de stad of buiten de stad). Van deze hoofdbewoners geven er zes aan graag aan de rand van de stad te willen wonen. Drie hoofdbewoners geven aan buiten de stad te willen wonen; de overige hoofdbewoner heeft geen voorkeur. Ook de wensen omtrent de grootte van de nieuwe locatie is uitgevraagd aan de tien hoofdbewoners die graag willen verhuizen. In Figuur 24 staat de verdeling van de antwoorden met betrekking tot deze vraag weergegeven. 53

54 Tabel 38: Redenen van hoofdbewoners om te willen verhuizen (n=10)* Aantal Percentage t.o.v. aantal respondenten** Ontevreden over indeling van standplaatsen op de locatie 6 60% Overlast door criminaliteit 6 60% Overlast door vandalisme 6 60% Te weinig ruimte op mijn locatie 5 50% Zou graag in een andere omgeving willen wonen 4 40% Geluidsoverlast 4 40% Te weinig parkeergelegenheid 4 40% Het groen is slecht onderhouden 4 40% Andere reden, namelijk 4 40% Te weinig groenvoorzieningen 3 30% Te weinig speelvoorzieningen voor kinderen tot 12 jaar 3 30% Te weinig voorzieningen voor jongeren van 12 tot 18 jaar 3 30% Te weinig voorzieningen in de buurt (winkels, medisch, sociaal, school, etc.) 3 30% Overlast door vuil en/of stank 2 20% Overlast door jongeren 2 20% Woon te ver van familie en/of vrienden 2 20% De locatie is lastig bereikbaar - toegankelijk voor groot transport 2 20% Onvoldoende toegang tot het openbaar vervoer 1 10% Totaal 64 *Meerdere antwoorden mogelijk: gemiddeld 6,4 antwoorden per respondent. **Percentages zijn op een relatief kleine groep gebaseerd. Conclusies gebaseerd op deze uitsplitsing moeten dan ook met een zekere voorzichtigheid benaderd worden. Figuur 24: Wensen van hoofdbewoners voor de grootte van een nieuwe woonwagenlocatie (n=10) Minder dan 5 standplaatsen 5 tot en met 15 standplaatsen 16 tot en met 30 standplaatsen Meer dan 50 standplaatsen Geen voorkeur Weet niet 54

55 Suggesties waar nieuwe standplaatsen te bouwen Tot slot zijn er nog een aantal vragen aan alle hoofdbewoners gesteld, ongeacht of zij wel of niet willen verhuizen van hun huidige standplaats. Allereerst is aan hoofdbewoners gevraagd of zij suggesties hebben voor locaties en omgevingen waar eventueel nieuwe standplaatsen voor woonwagenbewoners kunnen komen. In totaal hebben 54 hoofdbewoners op deze vraag gereageerd, waarvan 47 een meer of minder concrete suggesties voor mogelijke locaties en omgevingen hebben gegeven. De woordenwolk in Figuur 25 biedt een overzicht van de suggesties. Het vaakst zijn locaties aangedragen bij reeds bestaande woonwagenkampen. Vooral de Ringvaartdijk (meer precies het hockeyveld, de parkeerplaatsen) kwam regelmatig in de antwoorden terug. Andere antwoorden die enkele malen terugkwamen waren onder meer (het N1-Park bij) Westpoort, het NDSM-terrein en het Amsterdamse Bos. Sommigen geven daarnaast aan graag in poldergebied of nabij de natuur te wonen. Figuur 25: Suggesties voor woonwagenlocaties (n=47) Wonen in de nabijheid van familie Verder is gevraagd in welke mate hoofdbewoners het belangrijk vinden om in nabijheid van familie te wonen. Figuur 26 toont de verdeling van de antwoorden. Een overgrote meerderheid van de hoofdbewoners vindt dit (zeer) belangrijk (n=115). Tien hoofdbewoners vinden dit niet belangrijk/niet onbelangrijk. Zes hoofdbewoners geven aan het wonen in nabijheid van familie (helemaal) niet belangrijk te vinden. Figuur 26: In welke mate vindt u het belangrijk om in de nabijheid van familie te wonen? (n=131) (Zeer) belangrijk Niet belangrijk, niet onbelangrijk (Helemaal) niet belangrijk Opmerkingen over woonwagenlocatie Als laatste is gevraagd of hoofdbewoners nog wat willen zeggen over de huidige of gewenste standplaatslocatie. Deze opmerkingen zijn gecodeerd en het aantal gegeven antwoorden per categorie staan in Tabel