Een betekenisvol theater CreATiEve ontwikkeling door educatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een betekenisvol theater CreATiEve ontwikkeling door educatie"

Transcriptie

1 Een betekenisvol theater CreATiEve ontwikkeling door educatie Lotte den Hengst Haagse Hogeschool Faculteit Sociaal werk en Educatie Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming AfStuDEerScRipTIe VerSIe 1 25 april 2019

2 2

3 COLOFON Lotte den Hengst Haagse Hogeschool Faculteit sociaal werk en educatie Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming Zuiderstrandtheater Houtrustweg WB, Den Haag Geesje Prins Haagse Hogeschool Begeleider: Wim Burggraaff Beoordelaar: Jaswina Bihari-Elahi 3

4 SAMENVATTING De mogelijkheid tot groei en ontwikkeling is een gegeven wat je iedereen zou willen kunnen garanderen. Echter blijkt dit voor de een van zelfsprekender dan voor de ander. Zo ook de mogelijkheid om creatief te kunnen ontwikkelen. Het Zuiderstrandtheater, Den Haag, is zich hier van bewust en ziet bijvoorbeeld dat de doelgroep kinderen waarvan de ouders leven met een minimuminkomen hier minder snel in gestimuleerd worden. Vaak is er voor hen niet de mogelijkheid om geheel aan educatie te participeren en zo te kunnen ontwikkelen. Daarom wil het theater hun ruimte openstellen om betekenisvol te kunnen zijn voor deze doelgroep. Binnen Den Haag maken deze kinderen gebruik van een Ooievaarspas. De vraag hoe dit moet plaatsvinden dient dan ook als basis van dit onderzoek. De hoofdvraag die hieruit voort is gekomen is: Hoe kan het Zuiderstrandtheater doormiddel van educatie, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, de creatieve ontwikkeling van Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar stimuleren? Het doel van dit onderzoek is om uiteindelijk een advies uit te brengen over hoe het Zuiderstrandtheater deze educatie kan vormgeven. Dit advies wordt opgevolgd conceptvoorstel van hoe een project van het theater eruit zou kunnen zien. Om tot een concept te komen zijn er verschillende deelvragen opgesteld, deze zijn doornmiddel van desk- en fieldresearch onderzocht. Deskresearch heeft voornamelijk plaatsgevonden aan de hand van literatuurstudies en websiteanalyses. Voor de fieldresearch is er contact opgenomen met verschillende culturele organisaties en zijn er groepsinterviews gehouden met de doelgroep. Uit literatuurstudie bleek dat kinderen naast financiële armoede ook kampen met bijvoorbeeld sociale en psychische armoede. Deze drie vormen staan vaak in de weg voor kinderen om te kunnen participeren. Er is gekeken naar hoe een betekenisvolle ontmoetingsruimte een bijdrage kan leveren om deze drempel te verlagen. Hier kwam naar voren dat vooral het gevoel van een thuis creëren een vereiste is voor kinderen om zich open te stellen tot verdere ontwikkeling. In beleidstukken gaat men ervanuit dat er veel instrumenten zijn die proberen zo dicht mogelijk bij het kind te staan. Deze instrumenten zijn de plek waar de cirkel van armoede doorbroken kan worden. Begrippen zoals wijkgericht werken, eigen waarden en ontwikkeling van identiteit zijn in hun aanpak belangrijk. Voorbeelden uit de praktijk sluiten daarbij aan en geven ook aan hoe belangrijk het voor de kinderen is dat de aankleding van een plek aantrekkelijk voelt. Het moet eigen voelen en er moet een sfeer heersen waar experimenteren gestimuleerd wordt. De resultaten van de groepsinterviews kwamen in grote lijnen overeen met de gevonden literatuur- en beleidsstukken. Een belangrijk gegeven wat de kinderen naar voren brachten was het feit dat zij graag zelf participeren in bijvoorbeeld een theaterstuk. Het moet voelen alsof zij ergens onderdeel van zijn. Dit is van belang om de verschillende vormen van armoede, die eerder genoemd werden, te kunnen onderdrukken. Geconcludeerd kan worden dat het Zuiderstrandtheater hun vorm van educatie kan aanvullen op de wensen van de doelgroep. Door ze onderdeel te laten zijn van wat er plaats gaat vinden, zullen de kinderen de ruimte eerder als betekenisvol ervaren. Er moet inspraak zijn voor iedereen, zodat de mogelijkheid tot het ontwikkelen van identiteit en creativiteit er is. Bij deze inspraak moet het theater rekening houden in welke ontwikkelingsfasen een kind zich bevindt en met welke vormen van armoede hij/zij te maken heeft. Maatwerk is belangrijk om de kwetsbare kinderen te kunnen ondersteunen. Er wordt dan ook aanbevolen om het theater zichtbaar te maken, ook buiten de eigen vier muren om en om kinderen een rol te laten hebben in beslissingen die de organisatie maakt. 4

5 VOORWOORD Voor u ligt de scriptie Educatie in het theater. Het onderzoek van deze scriptie is in opdracht van het Zuiderstrandtheater, Den Haag. Het is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Haagse Hogeschool. Van januari 2019 tot en met april 2019 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Samen met Geesje Prins, hoofd programma bij het Zuiderstrandtheater, heb ik mijn onderzoeksopdracht vormgegeven. Gedurende het proces kon ik altijd bij haar om advies vragen. Graag bedank ik Geesje dan ook voor haar flexibiliteit, de keren dat zijn mijn stuk door heeft genomen en de inspirerende gesprekken die wij hebben gehad. Dit alles heeft een groot aandeel gehad in het resultaat van deze scriptie. Verder gaat mijn dank ook uit aan Wim Burggraaff voor de fijne begeleiding vanuit de Haagse Hogeschool. De wekelijkse bijeenkomsten hebben een grote bijdragen gehad in de ontwikkeling van mijn schrijfproces. Deze bijeenkomsten voelden als zeer effectief, ook door de bijdrage van mijn medestudent Nanne Boere. Met zijn drieën hadden wij een uitstekende samenwerking en hielden we elkaar scherp. Als laatste bedank ik graag mijn vrienden en ouders, voor hun wijze adviezen en steunende woorden. Ik wens u veel leesplezier toe. Lotte den Hengst Boskoop, 28 mei

6 INHOUDSOPGAVE COLOFON... 3 SAMENVATTING... 4 VOORWOORD INLEIDING De opdrachtgever De opdracht Probleemanalyse Kinderen in armoede Het belang van cultuurparticipatie Den Haag en de Ooievaarspas Cultuurbereik Kapitaal en educatie Probleemstelling Vraagstelling Hoofdvraag Deelvragen Relevantie en bruikbaarheid Doelstelling Begripsafbakening Conclusie METHODOLOGIE Databronnen en dataverzamelingstechnieken Uitwerking deelvraag Uitwerking deelvraag Uitwerking deelvraag Uitwerking deelvraag Analyse Reflectie DEELVRAAG 1: BETEKENISVOL ONTWIKKELEN Betekenisvolle ontmoetingsruimte Sociaal Creativiteit Creatieve ontwikkeling van kinderen Het belang van een betekenisvolle ontmoetingsruimte Conclusie DEELVRAAG 2: BELEID, ARMOEDE & CULTUUR Educatie Armoede Beleid Landelijk Gemeentelijk Instellingen Het belang

7 4.6 Conclusie DEELVRAAG 3: DE PRAKTIJK Binnenland Buitenland Conclusie DEELVRAAG 4: BEHOEFTES VAN DE DOELGROEP Werkwijze Wie ben jij? Cultuur betekenisvol Aankleding conclusie EINDCONCLUSIE DISCUSSIE Kwaliteit van het onderzoek Waarde Opdrachtgever Beroepspraktijk & Theorie AANBEVELINGEN In contact gaan Medezeggenschap Aankleding CONCEPTVOORSTEL Beschrijving Visie Missie Werving Werkwijze Functie Beredenering Financiering Kanttekening LITERATUURLIJST BIJLAGE 1: Topiclijst BIJLAGEN 2: Interview gegevens

8 1. INLEIDING In het laatste leerjaar van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) wordt er van de studenten verwacht een onderzoek te verrichten als Bachelorproef. De Bachelorproef is een proeve van bekwaamheid. Voor u ligt het onderzoeksopzet van Lotte den Hengst. In dit hoofdstuk wordt duidelijk wie de opdrachtgever van het onderzoek is, wat de aanleiding van het onderzoek is en hoe er doormiddel van een probleemanalyse een vraagstelling geformuleerd is. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een begripsafbakening die uitleg geeft over wat de meest voorkomende begrippen van dit onderzoek inhouden. 1.1 DE OPDRACHTGEVER De opdrachtgever van dit onderzoek is het Zuiderstrandtheater, gelegen in Scheveningen Haven, Den Haag. Het Zuiderstrandtheater is een tijdelijke vervanging van de Dr. Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater, die gevestigd was in het centrum van Den Haag. Na de verbouwing verwacht het theater zich in 2020 weer te vestigen in het centrum. Het Zuiderstrandtheater heeft een grote focus op o.a. muziek, dans, musical en circus. Zij proberen een zo breed mogelijk publiek aan te trekken, voor iedereen die geïnteresseerd is in theater (Zuiderstrandtheater, z.d.). Dit wil het Zuiderstrandtheater ook bereiken door een samenwerking met het Nederlands Dans Theater, Koninklijk conservatorium en het Residentie Orkest (Zuiderstrandtheater, 2015). Hier worden krachten gebundeld en kunnen zij bijvoorbeeld klanten aan elkaar doorverwijzen of samen een evenement organiseren (Nieuwe Kerk Den Haag, z.d.). Bij de komst van het nieuwe gebouw is het de bedoeling dat deze vier organisaties een huis voor heel Den Haag gaan vormen. Een plek waarvoor en met elkaar gecreëerd kan worden. Dit doormiddel van bijvoorbeeld activiteiten, werkruimten en een specifiek aanbod van voorstellingen; een betekenisvolle ontmoetingsruimte (van der Zwaard, 2012). Het theater zal een plek moeten worden voor zelfbewuste en gedemocratiseerde kunstbeleving. Er moet altijd iets te beleven zijn voor iedereen van de Haagse samenleving, mensen moeten zich er thuis voelen, er wordt gestreefd om educatie hier een grote rol in te laten spelen (OCC, 2017). Duyvendak en van der Graaf (2009) stellen bijvoorbeeld dat wanneer educatieve mogelijkheden toenemen, mensen zich meer hechten aan elkaar en een thuis-gevoel ervaren. Dit sluit aan bij de doelstellingen van het OCC, het vormen van een huis voor de Haagse samenleving (2017). 1.2 DE OPDRACHT Hier ligt dan ook de aanleiding voor dit onderzoek. Momenteel beschikt het Zuiderstrandtheater over een relatief kleine educatieafdeling. Deze is uitbesteed aan het Holland Dance Festival. Geesje Prins, hoofd van de sector programmering van het Zuiderstrandtheater hoopt deze afdeling eind 2018 weer in eigen huis te hebben (persoonlijke communicatie, 12 juli 2018). Zodat er voldoende tijd is om aan deze educatieafdeling een eigen invulling te geven, die ook zal functioneren tijdens de heropening van het nieuwe gebouw en het huis voor heel Den Haag (OCC, 2017). Het Zuiderstrandtheater zou dus meer willen betekenen op het gebied van educatie. De wens is om dit in te vullen met Creative Learning (persoonlijke communicatie, 12 juli 2018). Dit concept stelt creativiteit stimuleren tijdens het leren centraal. Het samen leren (door bijvoorbeeld activiteiten) zorgt voor zowel individuele als collectieve creativiteitsontwikkeling. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het vergroten van het oplossend-vermogen, om je door creativiteit in andere gedachtes te plaatsen. Een ander voorbeeld is het leren buiten het klaslokaal, verschillende omgevingen die zorgen voor verschillende leerprocessen (Craft, Jeffrey & Leibling, 2001). Er ligt dus een focus bij het groeien op creatief gebied, doormiddel van educatie. Dit heeft echter ook betrekking op de wens van het theater om zich te onderscheiden van de andere organisaties waarmee zij een huis voor heel Den Haag willen vormen. Kortom een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Waar nodig kunnen krachten gebundeld worden, maar ook is de ontwikkeling van individuele organisaties van belang (OCC, 2017). Daarnaast wil het Zuiderstrandtheater ook in vergelijking met de rest van de stad kunnen uitblinken in programma, visie, aanpak en creativiteit. Er moet een reden zijn waarom mensen graag het Zuiderstrandtheater bezoeken, wat aansluit op de eerdergenoemde betekenisvolle ontmoetingsruimte (persoonlijke communicatie, 12 juli 2018). Omdat heel Den Haag een te brede doelgroep is om te onderzoeken wordt er tijdens dit onderzoek een focus gelegd op de mensen, voornamelijk kinderen, die in het bezit zijn van een Ooievaarspas, 8

9 omdat deze voor het Zuiderstrandtheater lastig te bereiken valt (persoonlijke communicatie, 12 juli 2018). Ooievaarspashouders zijn mensen woonachtig in Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk die een inkomen hebben van 130% van de bijstandsnormen en waarvan het vermogen ligt onder de gestelde vermogensgrens (onder euro) (Den Haag, z.d.). Deze mensen worden in de volksmond ook wel mensen met een minimuminkomen genoemd. In Den Haag leeft 14,1 procent van de bevolking met een minimuminkomen (CBS, 2018). De Ooievaarspas stelt verschillende kortingsvoorwaarden om zo mensen met een minimuminkomen cultureel en sportief te laten participeren (Ooievaarspas, z.d.). Momenteel biedt het Zuiderstrandtheater deze kortingsvoorwaarden ook, echter neemt het aantal bezoekers van mensen met een Ooievaarspas nog niet toe. Opgroeien in armoede heeft gevolgen voor het gehele gezin. Ook voor kinderen. Kalthoff (2018) stelt dat door het lage inkomen van ouders de kinderen het risico lopen op bijvoorbeeld een slechte hersenontwikkeling, minder onderwijskansen, slechte gezondheid etc. Daarom is de doelgroep voor dit onderzoek: kinderen tussen de 4 en 12 jaar die gebruik maken van een Ooievaarspas. Er moet gekeken moeten worden hoe het theater met hun educatie-afdeling een bijdrage kan leveren voor deze kinderen. De informatie die hierboven geformuleerd is, heeft geleid tot een aanleiding en opdracht van dit onderzoek. Er zal onderzoek verricht worden naar hoe de cultuurparticipatie van kinderen (die gebruik maken van een ooievaarspas) kan toe nemen door het aanbieden van een breder aanbod in cultuureducatie (thema s en programmering). Met het Zuiderstrandtheater dat fungeert als een betekenisvolle ontmoetingsruimte. 1.3 PROBLEEMANALYSE Voordat er onderzoek verricht kan worden is het van belang het probleem helder te krijgen. In deze paragraaf wordt een schets gegeven van hoe het probleem/de opdracht zich op verschillende niveaus afspeelt KINDEREN IN ARMOEDE Zoals eerder genoemd heeft opgroeien in armoede grote gevolgen voor de doelgroep (kinderen tussen de 4 en 12 jaar). Zo kampen zij met veel problemen die vanaf de buitenkant niet zichtbaar zijn. Opgroeien in armoede heeft effect op de ontwikkeling van een kind. Veel kinderen ervaren een gevoel van schaamte, angst en onzekerheid tegenover zichzelf, maar ook naar andere toe (Kalthoff, 2018). Kinderen in deze leeftijdscategorie ervaren sterk het gevoel van ergens bij willen horen, echter wordt dit lastig door de eigen onzekerheid (Remmerswaal, 2013). Dit werkt vaak bedrukkend in het stimuleren van participatie voor kinderen en er is een grote gevoels- en kenniskloof (Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, 2005). Al deze gevoelens hebben dus effect op de hersen- en fysieke ontwikkelingsmogelijkheden van een kind. Vaak is armoede een cirkel die zich blijft herhalen. Door te weinig geld kan men bijvoorbeeld niet genoeg eten kopen, krijgt men kwalitatief minder goed onderwijs en raken mensen vaak eerder ziek (Thys, z.d.). Dit alles heeft invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind en bied dus vaak een grijs toekomstperspectief. Het kind is dan ook een logische plek om de cirkel te doorbreken, dit is het begin en de kans op ontwikkeling is groot (als dit gestimuleerd wordt). Afbeelding 1. Kringloop van armoede (Thys, z.d.). 9

10 1.3.2 HET BELANG VAN CULTUURPARTICIPATIE Over dit grijze toekomstperspectief is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich bewust (2017). Zij zijn ervan overtuigd dat ieder kind het recht moet hebben om zich optimaal te ontwikkelen. Het vormen van een eigen identiteit staat centraal. Dit staat haaks op de kringloop van armoede, waarbij kinderen vaak in hetzelfde patroon als hun ouders vallen. Volgens het ministerie is het stimuleren van cultuurparticipatie hierbij van belang. Cultuurparticipatie zorgt voor het ontwikkelen van creatieve competenties die nodig zijn in het latere werkzame leven (Onderwijsraad, 2006). Het stimuleren van experimenteren vergroot de ontwikkeling en het zelf oplossend-vermogen van een kind. Zo stelt De Raad voor Cultuur (2014) dat hoe jonger je met cultuur in aanmerking komt, hoe duidelijker de relatie met cultureel participeren later is. Ook wel de culturele levensloop genoemd, deze ontwikkeld talent en interesse. Vaak is het zo dat wanneer ouders hun kinderen jong in aanmerking laten komen met cultuur, deze kinderen meer mogelijkheden hebben om hun competenties te laten ontwikkelen. Voor kinderen in armoede is dit echter een ander verhaal, simpel weg omdat er vaak geen geld is om cultureel te participeren of omdat ouders (door de kringloop van armoede) zelf ook nooit eerder hiermee in aanmerking zijn gekomen. Het huidige culturele educatie aanbod is dus nog niet afgesteld om deze kringloop te kunnen doorbreken en iedereen een gunstige culturele levensloop te laten creëren DEN HAAG EN DE OOIEVAARSPAS Wanneer je mensen die weinig ervaring met cultuur hebben, cultureel wil laten participeren is het creëren van vertrouwen en mogelijkheden van belang (Raad voor Cultuur, 2014). Vaak streeft men hier naar een ruimte die voor hen voelt als betekenisvol, een plek waar zij zich niet hoeven te schamen en zich vrijuit kunnen ontwikkelen (ter Avest, 2015). Om deze drempel lager te maken en participatie te stimuleren heeft de Gemeente Den Haag de Ooievaarspas in het leven geroepen. De Ooievaarspas heeft als doel om mensen met een minimuminkomen alsnog cultureel en sportief te laten participeren, ondanks hun financiële situatie. Door verschillende kortingsvoorwaarden zou de drempel tot sportieve en culturele deelnamen voor mensen verlaagd moeten worden (Ooievaarspas, z.d.). Zo waren er in mensen die gebruik maakten van de Ooievaarspas (Kool, 2012). Echter blijkt dat de kinderen uit de doelgroep in hun vrije tijd voornamelijk gebruik maken van de sportieve kant van de pas (Ooievaarspas, z.d.). Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (2009) bekommert zich om deze kinderen. Uit hun onderzoek komt naar voren dat kinderen op gevoed zouden moeten worden tot het benutten van sociale vrijetijdsbesteding, het theater valt hieronder. Dit soort bestedingen stimuleren de ontwikkeling over verschillende gebieden (fysiek, sociaal etc.). Nu besteden zij hun vrije tijd vooral aan activiteiten die geen geld kosten en hangen op straat/rondom school, wijst uit het onderzoek van het SCP. Er is behoeften aan activiteiten die het maatschappelijk meedoen stimuleren (SCP, 2009) CULTUURBEREIK Dit is dan ook de plaats waar educatie en cultuur in beeld komen. Het uitbreiden van het gemeentelijke cultuurbereik is hard nodig (Rijksoverheid, 2017.) Zo stelt het Kunstenplan van Gemeente Den Haag (2017) dat er gefocust moet worden op kunst voor meer groepen Hagenaars (het publieksbereik) Dit gebeurt door het gebruik van cultuurankers, culturele instellingen binnen de stad die ervoor zullen zorgen dat men gemakkelijker met cultuur in aanmerking komt. Iedere wijk heeft zijn eigen cultuur anker, een centraal punt in de wijk. Hierbij wordt gemeenschapsvorming gestimuleerd en maatschappelijk meedoen gestimuleerd. Uit eigen cijfers van CultuurSchakel blijkt deze werkwijze erg effectief te zijn: 90% van de gevraagde geeft aan de komende jaren graag ondersteund te worden door de verschillende cultuurschakels. Deze ondersteuning vindt op een breed gebied plaats. Bijvoorbeeld: het creëren van vrijwilligerswerk, informatie over subsidie en belangrijk voor dit onderzoek informatie over het cultuuraanbod/programmering (CultuurSchakel, 2018). 10

11 Het Zuiderstrandtheater probeert hier ook een rol in te spelen. Een zo breed mogelijk publiek te trekken met hun aanbod is dan ook een streven (Zuiderstrandtheater, z.d.). Zo bieden zij kortingsvoorwaarden voor geselecteerde voorstellingen, voor mensen die vaak minder maatschappelijk kunnen meedoen (zie kinderen in armoede). Maar de mogelijkheid tot educatief participeren hier schaars. Er zal dus gewerkt moeten worden aan een aanbod dat aansluit bij de wensen van de bevolking/doelgroep (Rijksoverheid, 2018) KAPITAAL EN EDUCATIE Een aanbod creëren voor kinderen in armoede los je niet alleen op met bijvoorbeeld het verlagen van de prijzen. Want naast financiële armoede zijn er, zoals eerder uitgelegd, echter ook andere soorten armoede die de ontwikkeling van een kind kunnen beperken. Zie sociale en culturele armoede. Ook wel een gebrek aan sociaal en cultureel kapitaal genoemd (Engbersen, 2003). Zo stelt Engbersen (2003) dat wanneer het sociaal kapitaal van kinderen schaars is en er dus een gebrek aan netwerken is, het voor deze kinderen vaak lastig is actief (cultureel) te participeren. Wanneer niemand in je omgeving bekend is met het fenomeen/een activiteit, zal je er minder snel op uit trekken om de instelling te bezoeken. Dit sluit aan bij de eerdergenoemde kringloop van armoede (afbeelding 1). Binnen het stimuleren van cultuurparticipatie moet dus een focus liggen op het creëren van sociaal kapitaal. Het samen doen moet centraal staan om de individuele ontwikkeling te stimuleren. Dan pas kan het culturele en sociale kapitaal vergroot worden. Hierbij zou ingespeeld kunnen worden op de strong ties van de kinderen. Dit is het contact met de schaarse naaste relaties. Vaak zijn zij al blij met de kleine dingen die samen met hun naaste gedaan kunnen worden (Omlo, 2016). Dit klinkt makkelijker dan gedacht. Het is van belang dat er structureel te werk gegaan wordt met de kwetsbare doelgroep, die de kinderen met een Ooievaarspas zijn. Veiligheid en vertrouwdheid, strong ties, zijn dan ook een prioriteit (Spiesschaert, 2005). Er moet gewerkt worden aan briding: het in contact laten komen met anderen mensen/kinderen. Met in het achterhoofd dat deze kinderen vaak meerdere dingen aan hun hoofd hebben, de stress is groot. Het creëren van een ruimte waar iemand zich thuis voelt zou dus de sleutel tot succes kunnen zijn. De kinderen moeten het gevoel hebben dat zij onderdeel van het proces zijn, zij verlangen naar een makers klimaat (Craft, Jeffrey & Leibling, 2001). Een plek waar vrijuit gewerkt kan worden aan creativiteit, een plek die eigen en thuis voelt. Dit zijn ook wel de kenmerken van de eerdergenoemde betekenisvolle ontmoetingsruimte (van der Zwaard, 2012). Ter Avest (2015) stelt dan een betekenisvolle ruimte een plek moet zijn waar men zich thuis voelt. Het moet er voelen als of alles langzamer gaat, waardoor het aangaan van relaties gemakkelijker wordt. Wanneer men elkaar vaker tegen komt wordt er vanzelf publieke vertrouwdheid gecreëerd, wat van belang is om sociaal-emotionele binding met een plaats te vergroten. Reijndorp (2007) sluit hierop aan dat het juist voor groepen met een (sociale) achterstand, waar de Ooievaarspashouders onder vallen, belangrijk is zich te kunnen aarden op een plek. Om zo hun perspectief op de samenleving te verbreden. Een laagdrempelige en effectieve manier die gebruikt kan worden is Creative Learning. Hierbij staat het samen leren en creativiteitsontwikkeling centraal (Craft, Jeffrey en Leibling, 2001). Deze manier van educatie zou voor kinderen in armoede kunnen werken omdat het zorgt voor expressie, maar ook voor stimulatie van communicatievaardigheden. Vaardigheden die nodig zijn om sociaal en cultureel kapitaal uit te breiden (Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, 2005). Het is belangrijk dat de plek waar geleerd wordt voor de kinderen als betekenisvol ervaren wordt, dit stimuleert de sociale en creatieve vrijheid. Het bereiken van deze doelgroep moet dus effectief zijn, kort maar krachtig. Ook is het van belang dat de doelgroep zelf inspraak heeft op wat er staat te gebeuren, een gelijkwaardig dialoog is dan ook de basis (Omlo, 2016). Kortom moet het kapitaal dus educatief vergroot worden in een betekenisvolle ontmoetingsruimte, waarin vertrouwen, ontwikkeling en contact centraal staat. 1.4 PROBLEEMSTELLING Het probleem dat uit de analyse naar voren komt is dat het Zuiderstrandtheater momenteel niet over de juiste tools beschik om kinderen die gebruik maken van een Ooievaarspas te kunnen ondersteunen. Het educatieve aanbod dat zou moeten zorgen creatieve ontwikkeling is niet op maat. Er zal dus onderzocht moeten worden hoe de ontwikkeling van de kinderen educatief en creatief ontwikkeld kan worden, binnen een ruimte waarin zij zich veilig voelen. 11

12 1.5 VRAAGSTELLING Om na alle voorgaande informatie een duidelijke richtlijn te geven aan het onderzoek is het van belang een hoofdvraag op te stellen. Deze wordt ondersteund door verschillende deelvragen HOOFDVRAAG De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe kan het Zuiderstrandtheater doormiddel van educatie, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, de creatieve ontwikkeling van Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar stimuleren? DEELVRAGEN Om de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen op gesteld om nader tot de kern van het onderzoek te komen. Iedere deelvraag levert een bijdrage aan het beantwoorden van de hoofdvraag. De deelvragen tijdens dit onderzoek zijn: 1. Wat is er in de literatuur bekend over kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen? 2. Wat is er in het beleid bekend over cultuureducatie voor kinderen die leven in armoede? 3. Welke voorbeelden uit de praktijk (binnen- en buitenland) laten zien wat het belang is van educatief ontwikkelen, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, voor kinderen in armoede? 4. Waar liggen de behoeftes van de Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar zelf, als het gaat om het verder ontwikkelen van het cultuureducatieaanbod en de betekenisvolle ontmoetingsruimte van het Zuiderstrandtheater? Deze vragen geven samen een antwoord kunnen geven op de hoofdvraag en vormen een conclusie. In de conclusie zullen aanbevelingen beschreven worden over hoe het Zuiderstrandtheater de doelgroep kan bereiken en aan kan sporen tot cultuurparticipatie. Uiteindelijk wordt er met alle resultaten en aanbevelingen een klein concept ontwikkelt, die het theater kan gebruiken als voorbeeld om educatie in te voeren. 1.6 RELEVANTIE EN BRUIKBAARHEID Dit onderzoek is relevant voor de kunsteducatie sector binnen Den Haag, met een speciale focus voor het Zuiderstrandtheater. De resultaten die gewonnen zullen worden uit literatuur, praktijkvoorbeelden en respondenten zullen vernieuwd zijn tegenover het huidige aanbod. Deze informatie helpt bij het maken van bruikbare aanbevelingen die het Zuiderstrandtheater ondersteunt in het vormgeven van hun cultuureducatiebeleid rondom kinderen in armoede. De praktijk uitwerking van de aanbevelingen van de rest van de kunst- en cultuurindustrie binnen en buiten Den Haag inspireren. De resultaten van dit onderzoek zullen relevant zijn voor de Culturele en Maatschappelijke Vorming praktijk. Deze nieuwe inzichten van cultuureducatie kunnen als inspiratie gebruikt worden voor de praktijk. Ook biedt het nieuwe handvaten om lastige doelgroepen te bereiken en bereidwillig te maken om cultureel te participeren. 1.7 DOELSTELLING De doelstelling van het onderzoek is om aanbevelingen te formuleren voor het Zuiderstrandtheater over hoe zij hun educatie afdeling kunnen voorgeven, om zo de culturele ontwikkeling kinderen tussen de 4 en 12 jaar die gebruik maken van een Ooievaarspas te vergroten. Uit deze aanbeveling zal een klein concept naar voren komen wat het theater als voorbeeld kan gebruiken. 12

13 1.8 BEGRIPSAFBAKENING In deze paragraaf zullen een enkele begrippen die veel terugkeren verduidelijkt worden, door ze te definiëren met een betekenis die voor belang is voor dit onderzoek. De begrippen zijn: Armoede: is een begrip die in verschillende contexten geplaatst kan worden. Tijdens dit onderzoek wordt armoede gezien als het feit dat men zich niet in basisbehoeften kan voorzien, zij leven met een lage inkomensgrens. Deze grens ligt rond 1200 euro. Dit is relatieve armoede (armoedefonds, 2018). Creative learning: Craft, Jeffrey en Leibling (2001) zien dit als een leermethode waar het ontwikkelen van creativiteit centraal staat. Het ontwikkelen van creativiteit zorgt volgens hun dat men het zelf-oplossend vermogen stimuleert en zo zich leert te verplaatsen in andere gedachtes en principes. Dit is volgens hun van belang voor het kunnen participeren in de hedendaagse samenleving. Cultuur: Frans Berkers (2014) omschrijft cultuur als de materiële en mentale vormgeving van een geheel van waarden, normen en betekenissen waarmee maatschappelijke individuen stijl geven aan hun willend, voelend en denkend handelen. Cultuureducatie: Volgens het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (LKCA, z.d.) is dit doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media via een gerichte instructie, zowel binnen-als buitenschools. Dit sluit aan bij de betekenis die de Onderwijsraad hanteert (2006): Het is een verzamelbegrip voor kunst-, literatuur-, erfgoed-, en mediaeducatie. Het is onderwijs met en over kunst Levenslang leren: is volgens Baert: een proces, waarbij zowel personen als organisaties, in alle contexten van hun functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om hun professionele, economische, sociale en culturele taken in een snel veranderende samenleving beter aan te kunnen en zich daarbij kritisch, zingevend en verantwoordelijk te kunnen opstellen (Baert, 2006, p. 2-3). Minimuminkomen: het bedrag dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven. Dit hangt af van leeftijd en leefsituatie (Rijksoverheid, z.d.). Voor een koppel met twee kinderen is dit bijvoorbeeld 1920 euro, in tegenstelling tot een eenoudergezin met 2 kinderen die maandelijks moeten zien rond te komen met een bedrag van 1540 euro (CBS, 2017). 1.9 CONCLUSIE In dit hoofdstuk is duidelijk geworden wat er precies onderzocht gaat worden. Er is gekeken naar de aanleiding van het probleem. Deze informatie heeft geleid tot het formuleren van 1 hoofdvraag die de basis voor dit onderzoek zal zijn. Om te kunnen onderzoeken zijn er verschillende methodieken en informatiebronnen nodig, in het volgende hoofdstuk wordt hier verder op in gegaan. 13

14 2. METHODOLOGIE Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is het van belang dat er tijdens het beantwoorden van de deelvragen gebruik wordt gemaakt van verschillende onderzoeksmethodieken. In dit hoofdstuk wordt duidelijk hoe er op de gestelde hoofd- en deelvragen antwoord gegeven is en welke methodieken hiervoor gebruikt werden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het meten van de betrouwbaarheid van de informatie en een reflectie over de werking van de verschillende onderzoeksmethodieken. 2.1 DATABRONNEN EN DATAVERZAMELINGSTECHNIEKEN Onderzoek doen kan op veel verschillende manieren. Om dat te kunnen kaderen maakt Migchelbrink (2016) een onderscheid tussen field- en deskresearch. Fieldresearch kan vergeleken worden met het onderzoek doen in de praktijk: mensen bevragen, observeren etc. Deskresearch is daarentegen meer gebaseerd op het feitelijke onderzoeken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan beleidsstukken of jaarplannen. Deze onderzoeken kunnen verschillend worden beschreven (Migchelbrink, 2016): Kwalitatief: beschrijvingen van gebeurtenissen Kwantitatief: uitgewerkt in cijfers en percentages In het schema hieronder (figuur 1) wordt duidelijk wat voor soort onderzoek er per deelvraag uit paragraaf uitgevoerd zal worden. Vraag Deskresearch Fieldresearch Wat is er in de literatuur Vakliteratuur bekend over kenmerken van (Beleid) een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen? Wat is er in het beleid bekend over cultuureducatie voor kinderen die leven in armoede? Welke voorbeelden uit de praktijk (binnen- en buitenland) laten zien wat het belang is van educatief ontwikkelen, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, voor kinderen in armoede? Waar liggen de behoeftes van de Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar zelf, als het gaat om het verder ontwikkelen van het cultuureducatieaanbod en de betekenisvolle ontmoetingsruimte van het Zuiderstrandtheater? Figuur 1. Soort onderzoek per deelvraag Beleidsdocumenten (Zowel landelijk als lokaal) Literatuur Websites Nieuwsfragmenten Interviews vanuit de praktijk Interviews vanuit de praktijk (eventueel) Interviews met de doelgroep 14

15 2.1.1 UITWERKING DEELVRAAG 1 Wat is er in de literatuur bekend over kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen? De eerste deelvraag in dit onderzoek is beantwoord aan de hand van deskresearch. Er is gekeken naar de verschillende manieren waarop kinderen zich creatief kunnen ontwikkelen. Hiervoor is gezocht op termen rondom sociale en creatieve ontwikkeling. Later is gekeken naar hoe dit vorm kan krijgen binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. De conclusie van dit hoofdstuk zal dan weergeven wat de belangrijkste kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte zijn om creatieve ontwikkeling te stimuleren/bevorderen. Van tevoren zijn een aantal bronnen uitgezocht zie kunnen ondersteunen bij het beantwoorden van de eerste deelvraag. Of deze bruikbaar zijn voor het onderzoek wordt weergeven in de reflectie paragraaf van dit hoofdstuk (2.3). Deze bronnen waren: Cultuur in Beeld, OCW (2017). Een beleidsstuk van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de ontwikkelingen in het aanbod, bezoek en financiering van culturele instellingen. Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik een boek van: van den Broek, de Haan en Huysmans (2009). Hierin wordt duidelijk beschreven hoe de culturele belangstelling van de Nederlandse bevolking er nou echt uit ziet. Het SCP heeft onderzocht welke doelgroepen er nou echt cultureel participeren en welke niet. Ook wordt de reden hierachter beschreven. Om te zien welke verschillende manieren van creativiteit er ontwikkeld kunnen worden, kan er inspiratie opgedaan worden aan het stuk: Stimuleren van talentvol creatief gedrag in digitale compositie. Geschreven door L.H. Hendriks (2018), professor aan de onderzoeksgroep kunsteducatie. Een ander boek wat de verschillende vormen van creativiteit weergeeft is het boek Creatieve Therapie, spelen met mogelijkheden van Grabau en Visser (2002). Hierin wordt het belang van het spelende kind weergeven en wat de bijdrage van activiteiten kan zijn voor de creatieve ontwikkeling. Betekenisvolle ontmoetingsplekken, nieuwe strategieën en hernieuwde tactieken is een boek van David ter Avest (2015) waarin hij een schets geeft van de theorie en de uitvoering van het creëren van een betekenisvolle ontmoetingsruime UITWERKING DEELVRAAG 2 Wat is er in het beleid bekend over cultuureducatie voor kinderen die leven in armoede? Voor het beantwoorden van deelvraag 2 wordt er, zoals weergeven in figuur 1 is er gebruik gemaakt van deskresearch. Hierbij is het van belang om het begrip cultuureducatie eerst goed te duiden. Dit omdat er vaak verwarring ontstaat rondom het begrip. Deze duiding wordt uitgelegd door het begrip te vergelijken met andere, om zo duidelijk het verschil te weergeven. Verder wordt er ook een schets gegeven worden van hoe het, volgens de literatuur, is om in armoede te leven. Sociale en psychisch aspecten zullen hierbij benoemd worden. De conclusie geeft weer hoe cultuureducatie de kinderen bereikt die verkeren in armoede. Het beantwoorden van deze deelvraag wordt gedaan op basis van het beschreven beleid. Er wordt gekeken worden naar wat er in het huidige beleid bekend is over cultuureducatie voor kinderen in armoede. Ook zal er een kleine uitstap gemaakt worden naar andere literatuur om het gevoel van het kind te kunnen verwoorden. Belangrijke stukken die van tevoren uitgezocht zijn om eventueel te gebruiken zijn hieronder weergeven: o Het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (z.d.) beschikt over verschillende verslagen en beschrijvingen die duiden wat cultuureducatie inhoudt. o Cultuurbrief: Cultuur in een open samenleving, OCW (2018). In dit beleidsstuk schets het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap de waarde van cultuur binnen Nederland. Hier wordt duidelijk waarom het van belang is het cultuurbereik uit te breiden. o Kunnen meer kinderen meedoen? (2011). Een beleidsstuk van het Sociaal en cultureel planbureau over hoe kinderen vaak de dupe zijn van armoede en hoe zij verwachten de maatschappelijke deelname van deze kinderen te stimuleren. o Recht op cultuur. 10 jaar na het algemeen verslag armoede: Kunst en Democratie. Een verslag van Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racisme (2005) waarin beschreven 15

16 o o wordt waarom het voor mensen in armoede lastig is om cultureel te participeren. Maar waar het wel van groot belang is voor deze doelgroep. Thinking Skills and Creativity van Davies et al. (2013). Een stuk over wat er volgens hun onder Creative Learning wordt verstaan. Er worden connecties gemaakt tussen de rol van de docenten en die van de leerlingen. Maar ook over wat de invloed is van de omgeving op het leren, in het creëren van een veiligheidsgevoel. Monitor van cultuureducatie voortgezet onderwijs 2017, Sardes & Oberon (2017). Resultaten van een pilot cultuureducatie in het voorgezet onderwijs. Deze informatie is bruikbaar om te zien wat er al gedaan is en om daardoor geïnspireerd te raken op verschillende gebieden van educatie UITWERKING DEELVRAAG 3 Welke voorbeelden uit de praktijk (binnen- en buitenland) laten zien wat het belang is van educatief ontwikkelen, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, voor kinderen in armoede? De derde deelvraag wordt beantwoord door het zoeken naar good practices. Dit zijn voorbeelden uit de praktijk die het belang voor educatief ontwikkelen binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte weergeven. Practices die zich voordoen in zowel het binnen- als het buitenland. Er zal verder gekeken worden dan alleen de theater praktijk, dit om zo breed mogelijk inspiratie op te doen. Het beantwoorden van de deelvraag zal voornamelijk gebeuren aan de hand van deskresearch. Er wordt gezocht op termen zoals: community project, cultuureducatie, educatie in armoede, project, voorbeelden en verschillende plaatsnamen. Wanneer nodig wordt er contact opgenomen met desbetreffende organisatie om meer inzicht in het project te verkrijgen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een geschandaliseerd interview. Dit houdt in dat er van tevoren al vragen zijn opgesteld die gerangschikt gevraagd zullen worden (Migchelbrink, 2016) UITWERKING DEELVRAAG 4 Waar liggen de behoeftes van de Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar zelf, als het gaat om het verder ontwikkelen van het cultuureducatieaanbod en de betekenisvolle ontmoetingsruimte van het Zuiderstrandtheater? Tijdens het onderzoeken van deze laatste deelvraag is het de stem van kinderen, in het bezit zijn van een ooievaarspas, die telt. Er worden open interviews uitgevoerd, interviews waarbij de respondent vrij is om te antwoorden. Er zijn van tevoren geen vaste antwoordmogelijkheden, zo wordt het verhaal van de burger echt duidelijk (Migchelbrink, 2016). Deze interviews worden ook wel narratieve interviews genoemd, de ervaring van de deelnemer telt. Wel zal er van tevoren een topic lijst gemaakt worden om zo enigszins vorm te geven aan het interview. Voor het uitwerken van deze deelvraag zullen (minimaal) 8 kinderen geïnterviewd worden. Dit is volgens de Expertise Center voor Marketing-insights, Onderzoek & Analytics (MOA, 2014) een goed aantal, omdat uit hun praktijk blijkt dat je na 8 gesprekken vaak weinig nieuwe informatie krijgt. De interviews worden gehouden met kinderen uit verschillende leeftijdscategorieën, met de wens van een zo divers mogelijke culturele achtergrond. Er zal, afhankelijk van de leeftijd, goed communicatief afgesteld moeten worden. Het Nederlands Jeugd Instituut (2015) stelt dat dit kan door woordgebruik, manier van vragen en/of gebruik maken van ondersteunende materialen (zie voorbeelden hieronder) Aantal gesprekken Jongens Meisjes Totaal 4 tot tot Totaal Figuur 2. Steekproefgrootte en indeling narratieve interviews Om de doelgroep te vinden is er contact opgenomen met Kinderresto van Harte. Een wekelijks evenement waar kinderen met een Ooievaarspas, samen met hun ouders en vrienden, komen eten. Ook is er de mogelijkheid voor de kinderen om mee te helpen met koken (Resto van Harte, z.d.). Omdat het interviewen van kinderen anders is dan met volwassen wordt er voor het beantwoorden van deze deelvraag gebruik gemaakt van ander soort interview methodiek. Wat hierbij van belang is, is dat het aan het begin voor de kinderen duidelijk is van wat er gaat plaats vinden. Zij moeten een beeld hebben van wat er van hun verwacht wordt. (Thomas en Charles, z.d.). De interviews zijn 16

17 uitgevoerd aan de hand van een memoryspel. De kinderen zoeken naar twee dezelfde plaatjes. Bij elk setje hoort een aparte vraag. Onderwerpen die behandeld werden zijn: hobby s/vrijetijdsbesteding, het gevoel van een fijne ruimte, wat brengt de kinderen hier etc. Als bedankje biedt het Zuiderstrandtheater alle deelnemers vrijkaartjes voor een voorstelling aan. De belangrijkste bevindingen van het interview zijn samengevat in bijlage ANALYSE De databronnen die hierboven zijn genoemd worden zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd worden. Begrippen die een rol spelen in dit model zijn: talent, ontwikkeling, educatie, armoede, cultuur, participatie en betekenisvolle ontmoetingsruimte. Aan de hand van het analyseren van deze begrippen per hoofdstuk, wordt er bij ieder hoofdstuk een deel-conclusie getrokken. Bij de eerste twee hoofdstukken zal dit voornamelijk gedaan worden aan de hand van deskresearch. Deze worden voornamelijk kwalitatief geanalyseerd. Het derde hoofdstuk bestaat uit voorbeelden uit de praktijk, die kwalitatief beschreven worden. Ook de interviews uit het vierde hoofdstuk worden kwalitatief beschreven, met soms wat kwantitatieve gegevens om het te versterken. Het is belangrijk om de deelconclusies met elkaar te vergelijken, zo kan vooruitgang gemeten worden. En kunnen er eventueel tussentijds dingen worden aangepast. Deze deelconclusies en de leidraad van begrippen zullen zorgen ervoor dat er aan het eind een algemene conclusie beschreven kan worden. 2.3 REFLECTIE Hoe je van tevoren denkt onderzoek te gaan doen is niet hoe het zich altijd uitwerkt in de praktijk. In deze paragraaf wordt beschreven waar ik tegen aan ben gelopen tijdens dit onderzoek en waar het juist volgens plan ging. Van tevoren is er veel literatuur opgezocht die ondersteunend kan zijn bij het beantwoorden van de deelvragen. Voor de eerste deelvraag is ongeveer de helft van deze literatuur gebruikt. Vooral Grabau en Visser en Ter Avest bleken bronnen te zijn met veel nuttige informatie. Uit hun literatuurlijsten heb ik overigens veel inspiratie opgedaan voor verdere literatuur. Ook zijn is er een voorbeeld uit de praktijk in verwerkt, wat van tevoren niet bedacht was. Dit was nodig ter versterking van de literatuur. Halverwege het schrijven werd duidelijk dat er in de methodologie nog te weinig literatuur gevonden was over de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Hier is veel studie naar gedaan, omdat dit als een soort basis geldt. Voor het tweede hoofdstuk is er weinig afgeweken van de opzet. Wat geholpen heeft is om het beleid op te delen in landelijk en gemeentelijk. Dit zorgde voor een duidelijke herverdeling en categorisering. Wat van tevoren niet bedacht was, waren de interviews met de Gemeente Den Haag en CultuurSchakel. Deze bleken nodig te zijn om de opgezochte beleidsstukken te kunnen onderbouwen. Er werd bijvoorbeeld gevraagd naar de precieze werkwijze. Bij het beantwoorden van deelvraag 3 zijn in het proces van schrijven veel aanpassingen gedaan. Eerst werden er voorbeelden uit de theaterpraktijk omschreven, echter dekte deze niet de lading de beantwoording van de deelvraag. De voorbeelden waren niet concreet genoeg en richtte zich niet op de doelgroep van kinderen in armoede. Met voorbeelden buiten de theater praktijk werd het helderder hoe een betekenisvolle ontmoetingsruimte moet worden vormgegeven om kinderen educatief te kunnen laten ontwikkelen. De voorbeelden komen uit verschillende sectoren, wat er voor zorgt dat er breed geïnspireerd kan worden. Deze inspiratie is uitgewerkt in kenmerken. Het beantwoorden van het laatste hoofdstuk is gebeurd aan de hand van groepsinterviews. Er is gekozen dit te doen aan de hand van een memoryspel. De doelgroep die was vastgesteld is bereikt. Wel is het aantal jongens en meisjes verschillend van het schema. Wel zijn er meer kinderen geïnterviewd dan gepland, 10 in plaats van 8. Opvallend is dat alle deelvragen halverwege het proces aangepast zijn. Veel vragen waren gericht op het belang, dit bleek later lastig te meten. Zo is besloten om dit bijvoorbeeld weg gelaten of te veranderen in de kenmerken. Deze verandering zorgt er voor dat het makkelijker is om grip te krijgen op de begrippen en zo duidelijkere conclusies te kunnen trekken. 17

18 Deelvraag 1. 18

19 3. DEELVRAAG 1: BETEKENISVOL ONTWIKKELEN De deelvraag die in dit hoofdstuk beantwoord wordt is: Wat is er in de literatuur bekend over kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen? Om te zien hoe het Zuiderstrandtheater zijn rol als betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen kan invullen, wordt er eerst gekeken naar wat deze begrippen inhouden. Dit hoofdstuk geeft een weergaven van de begrippen betekenisvolle ontmoetingsruimte en creatieve ontwikkeling, gebaseerd op wat er in de literatuur en eerdere onderzoeken bekend over is. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een koppeling tussen beide begrippen en een conclusie, die zal helpen bij het vormen van een uiteindelijk advies voor het Zuiderstrandtheater. 3.1 BETEKENISVOLLE ONTMOETINGSRUIMTE De definitie van een betekenisvolle ontmoetingsruimte die tijdens dit onderzoek gebruikt wordt is die van Ter Avest (2015). Hij gebruikt een brede (maar heldere) definitie voor het begrip, wat van belang is voor dit onderzoek omdat er zo veel onder kan vallen. Hij stelt dat een betekenisvolle ontmoetingsruimte: een plek is waar men zich thuis voelt, een belang bij heeft. Binnen deze plek staat ontmoeting en creëren/ontwikkeling op een laagdrempelige manier centraal SOCIAAL Een betekenisvolle ontmoetingsruimte is dus een plek waar sociale en creatieve ontwikkeling de basis zijn. Wanneer er gekeken wordt naar het sociale aspect van een betekenisvolle ontmoetingsruimte, zijn vooral communicatie en vertrouwdheid belangrijk (Ter Avest, 2015). De manier van communiceren bepaald de mate van vertrouwdheid. Binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte vindt communicatie plaats op een laagdrempelige manier. Denk hierbij aan informele gesprekken of het vragen naar hoe het met de ander gaat. Binnen de ontmoetingsruimte moet het volgens Reijndorp (2007) lijken alsof alles langzamer gaat dan in de buitenwereld. Dit gevoel zorgt volgens hem voor het creëren van tijd en ruimte waarbinnen ontmoeting kan plaats vinden. Voor veel (kwetsbare) doelgroepen is het zelf creëren van deze tijd en ruimte niet van zelfsprekend. Ook Prins (2013) ziet dit zo. Zij is ervan overtuigd dat wanneer een betekenisvolle ontmoeting(sruimte) als vanzelfsprekend ervaren wordt, er vertrouwen ontstaan. Vertrouwen wordt door iedereen anders ingevuld. Zo hoeft de ruimte ook niet altijd fysiek te zijn, maar is de connectie met de plek de basis. Een voorbeeld van deze connectie zijn vertrouwde vreemden (Blokland, 2009). Dit zijn mensen waar men voldoende kennis overheeft om diegene anders sociaal te plaatsen. Bijvoorbeeld wanneer je iemand wekelijks op dezelfde plek tegen komt. Ook winkelmedewerkers of vaste klanten vallen hier onder. Deze vertrouwde vreemden stimuleren publieke vertrouwdheid. Dit zorgt ervoor dat iemand zich sneller ergens thuis voelt, door de sociaal-emotionele binding die gecreëerd wordt met de plek of een persoon (De Graaf en Duijvendak, 2009). Plaatsen kunnen dus fysieke gebouwen zijn, maar in de publieke ruimte zijn dit bijvoorbeeld parken of bankjes. De binding met de personen en/of de plaats zorgt ervoor dat men een ontmoetingsplaats als betekenisvol ervaart. Het versterken van de binding zorgt ervoor dat anonimiteit verdwijnt en de sociale cohesie toeneemt. Door cohesie te stimuleren wordt het ook gemakkelijker om aan maatschappelijke participatie te werken. Het samen doen om een collectief te bereiken maakt het dat men baat bij de situatie krijgt, het is betekenisvol (De Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid (wrr), 2012). Betekenisvolle belevenissen zijn gekenmerkt doordat: alle zintuigen erbij betrokken zijn, er spraken is van een veranderend tijdsperspectief (zie langzamer dan de buitenwereld ), men emotioneel geraakt wordt, het is voor iedereen uniek, een intrinsieke waarde heeft en er is contact met de omgeving is, door te doen (Boswijk, Thijssen, Peelen, 2008). 19

20 Afbeelding 2. LocHal Tilburg. (Volkskrant, 2019). Een inspiratiebron voor hoe een betekenisvolle ruimte ingevuld kan worden is LocHal in Tilburg (2018). Een oude locomotiefhal die is omgebouwd naar een ontmoetingsplaats. Binnen deze hal zijn nu de bibliotheek, het kunst en cultuurfonds Brabant C, Kunstloc en een evenementenorganisatie gevestigd. Deze organisatie werken samen met dezelfde doestelling als het toekomstige OCC (zie 1.1): het mensen samenbrengen en zich ergens thuis laten voelen. Zo wil de LocHal mogelijkheid bieden voor maken en experimenteren, het zien en doen, werken en vergaderen. Deze verschillende gegevens zorgen ervoor dat er voor iedereen wat te beleven valt en dat dit publieke domein als betekenisvol ervaren kan worden. Veel kwetsbare doelgroepen, zo ook de kinderen met een Ooievaarspas, zijn afhankelijk van het publieke domein. Voordat zij emotioneel geraakt kunnen worden of intrinsieke waarde vinden bij een ontmoeting, zal er dus geïnvesteerd moeten worden in sociaal kapitaal. Volgens Engsbersen (2003) is sociaal kapitaal de mate waarin je sociaal contact hebt en de hoeveelheid mensen die hierbij bereikt worden. Kortom je netwerk. Wanneer hier een gebrek aan is, is het zaak te investeren in bridging. Dit houdt in dat je kwetsbare doelgroep in contact komt met anderen mensen (Spiesschaert, 2005). Hierbij is het creëren van strong ties prioriteit, veiligheid en vertrouwdheid. Strong ties zouden dus de basis moeten zijn voor het sociale aspect van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Zoals eerder genoemd is het collectief hierin van belang; het samen doen. Maar ook het geraakt kunnen worden op sociaal-emotioneel vlak, uniciteit ervaren en intrinsieke waarden creëren spelen een rol in het sociale aspect van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Geconcludeerd kan worden dat er veel sociale aspecten zijn die het belang van een betekenisvolle ontmoetingsruimte weergeven. De belangrijkste punten die dit effect kunnen vergroten zijn dus: Een trage tijdsbeleving, dit stimuleert de mogelijkheid om met andere in contact te komen. Stimulering tot het vormen van een collectief, door mensen in contact te laten komen met elkaar. Zo kan bridging ontstaan en sociaal kapitaal vergroot worden. De mogelijkheid om emotioneel geraakt te worden en uniciteit te ervaren. Dit creëert intrinsieke waarde, zo wordt een ruimte eerder als betekenisvol ervaren CREATIVITEIT Deze sociale componenten zijn grotendeels ook terug te zien in de creatieve- en ontwikkelingskant van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Zo vatten Craft, Jeffrey en Leibling (2001) deze drie punten samen in de term makersklimaat. Binnen dit klimaat is er ruimte om elkaar te inspireren en te ondersteunen. Dit kan gestimuleerd worden door mensen met elkaar in contact te laten komen, op een laagdrempelige manier. Belangrijk binnen dit klimaat is dat de deelnemer het gevoel van een proces ervaart ( het maken ). Met anderen, maar ook voor zichzelf. Hier komt het laatste punt, het ervaren van uniciteit, terug. Er moet ruimte zijn om vrij te voelen, iedereen wordt gehoord op haar/zijn eigen manier (Boswijk, Thijssen, Peelen, 2008). 20

21 Activiteiten kunnen het makersklimaat ondersteunen. Dit is een door mens in stand gebrachte wisselwerking met de omgeving (Grabau & Visser, 2002). Het helpt je buiten je eigen kaders te denken en nieuwe inspiratie op te doen. Ook is dit de plek waar sociale en creatieve componenten bij elkaar komen. Elkaar ontmoeten tijdens dezelfde activiteit creëert het gevoel van verbinding, eerder genoemd als briding. Zo zal er waarden aan een activiteit gehecht worden en kan creatieve ontwikkeling in een makersklimaat als betekenisvol ervaren worden. De LocHal (afbeelding 2) probeert ook zo n makersklimaat te stimuleren: het is een ontmoetingsplaats, mensen komen in contact met nieuwe vormen van kunst en cultuur en er is ruimte om vrij te leren/ontwikkelen. Het klimaat kan dus omschreven worden als een plek waar samen geleerd en gecreëerd kan worden. Oud docente L. Fleming (2015) definieert scholen en instellingen dan ook als een makerspace: een plek waar jongen mensen de kans krijgen om hun interesses te ontwikkelen. Hier hoort ook het leren gebruiken van materialen en het luisteren naar wat de leerlingen zelf op creatief vlak zouden willen leren bij. Maar kunsteducatie vindt ook plaats buitenschools, in de vrije tijd, waar een makerspace net zo belangrijk is. De basis hierin is de talent- en creativiteitsontwikkeling. Deze ontwikkeling kan weergeven worden in vier niveaus: Professionaliseren Verdiepen Verkennen Ontkiemen Afbeelding 3. Talentontwikkelingspiramide (van Eijck, Windhorst & van der Zant, 2015). Deze niveaus moeten dan ook goed in kaart gebracht worden wanneer er gewerkt wordt aan de creatieve- en talentontwikkeling van kinderen. De fasen van ontkiemen en verkennen zijn van belang voor de latere verdieping en professionalisering (van Eijck, Windhorst & van der Zant, 2015). Binnen de ontkiemings- en verkenningsfasen is het belangrijk dat men een brede basis voorgeschoteld krijgt. Het gaat hier om de kennismaking met een kunstdiscipline die als nieuw ervaren wordt. Daarom is het belangrijk dat er aandachtig verteld wordt wat de discipline inhoudt. Het Zuiderstrandtheater zou bijvoorbeeld kleine proeflesjes kunnen aanbieden of in de centrale hal instrumenten neerleggen waar geëxperimenteerd kan worden. Het verkenning laat zien dat men geïnteresseerd is geraakt en zich er verder in zou willen verdiepen. De interesse kan verdiept worden door bijvoorbeeld het volgen van lessen of het bekijken van verschillende voorstellingen. Wanneer men door de verdieping erg geïnteresseerd is geraakt, kan ervoor gekozen worden om zich te professionaliseren. Denk hierbij aan het volgen van een bepaalde studie. Wanneer de eerdergenoemde publieke vertrouwdheid aanwezig is, wordt ontkieming en verkenning gemakkelijker. Kwetsbare doelgroep hebben vaak zelf niet de middelen om deze ontwikkeling in gang te zetten. Binnen- en buitenschoolse educatie helpen hierin te ondersteunen. Vaak kunnen de buitenschoolse activiteiten zorgen voor de verdieping en professionalisering. Dit zijn vaak instellingen die gespecialiseerd zijn in bijvoorbeeld muziek, dans, theater etc. (van Eijck, Windhorst & van der Zant, 2015). Maar voordat kinderen dus bijvoorbeeld op les gaan buitenschools is het van belang binnen schools al in aanmerking te komen, om de ontwikkeling voort te zetten. Een connectie tussen school en instituties is dan ook nodig om het beste uit creatieve en talentontwikkeling te halen. Veel gespecialiseerde instituties werken dan ook outreachend (De Maeyer, Dewaele, Beelen, 2012). Dit 21

22 houdt in dat zij hun eigen vertrouwde organisatie verlaten om dichter in de leefwereld van de doelgroep te komen om hun tegemoet te komen. Zo gaan theaters en muziekscholen bijvoorbeeld langs op scholen om kinderen kennis te laten maken met wat zij aanbieden en lessen te geven. Een voorbeeld hiervan is Internationaal Theater Amsterdam. Zij geven voorstellingen op school, werken samen met kinderen aan workshops en bieden rondleidingen binnen hun eigen theater. Hier wordt de connectie en samenwerking tussen school en instituties duidelijk. 3.2 CREATIEVE ONTWIKKELING VAN KINDEREN Om deze samenwerking te laten slagen moeten partijen kennis hebben van de manier waarop een kind zich ontwikkeld. Zoals eerder genoemd zijn er verschillende niveaus in bijvoorbeeld talentontwikkeling. Deze niveaus kunnen ook als fasen gezien worden. Ontwikkeling is het constant aangaan en afsluiten van verschillende fasen, zo ontstaat groei. Deze groei zorgt voor rijping van de hersenen. Zolang het nog niet klaar is voor een nieuwe fasen, is de ontwikkeling door ervaring niet mogelijk (Kohnstamm, 2009). Deze ontwikkeling door ervaring staat centraal binnen de creatieve ontwikkeling voor kinderen. Delfos (2009) ziet bij kinderen tussen de vier en twaalf jaar vaak een patroon in de fasen die na elkaar ontstaan. Zo stelt zij dat op jonge leeftijd veel aandacht gehecht wordt aan motoriek. Veel dingen worden geleerd door het modelleren van anderen. Rond zeven jaar bevindt het kind zich in een belangrijke schanierleeftijd. Door het leren van lezen en schrijven wordt de stap naar de volwassen wereld dichterbij. Het denken veranderd en het kind leert anders naar de wereld te kijken, door het ontwikkelen van geheugen en strategieën. Op latere leeftijd wordt het samenwerken gemakkelijker en zien kinderen eerder verbanden tussen verschillende onderwerpen. Aan het einde van deze ontwikkeling (11/12 jaar) leert het kind zich te uiten en heeft daarmee redelijk wat zelfkennis opgedaan. Grabau en Visser (2002) sluiten hierbij aan dat ervaringen van leren zowel bewust als onbewuste processen kunnen zijn. Hoe een kind zich ontwikkeld kan grote invloed hebben op de latere (creatieve, culturele etc.) levensloop. Wanneer het niet beschikt over de mogelijk om gevarieerd, te ontwikkelingen kunnen de fasen- en vormingsprocessen verstoord worden. Dit gebrek zorgt er namelijk voor dat fasen niet afgesloten kunnen worden, wat wel nodig is om te ontwikkelen in een nieuwe fase. Zoals Fleming (2015) al eerde benoemde is het van belang om aan kinderen te vragen wat zij zelf willen leren. Dit zorgt ervoor dat de verwachtingen van de scholen/organisaties niet te hoog liggen. Aan het begin van de activiteit vragen wat een kind ervan verwacht is dan ook effectief om kinderen bijvoorbeeld geconcentreerd te houden. Het zelf laten denken en inschatten kan dus helpen om de creatieve ontwikkeling te stimuleren. Kinderen leren breder denken en kijken buiten de gegeven kaders (Stichting Brede Buurtschool, z.d.). De creatieve component van een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van een kind is, net als de sociale component, een kwetsbaar gegeven. Er zijn een aantal punten die aandacht nodig hebben om het te laten slagen. De belangrijkste hierin zijn: Het creëren van een makersklimaat: de mogelijkheid om samen te kunnen leren en creëren. Dit is alleen mogelijk wanneer men zich vrij/thuis voelt binnen dit klimaat. Er moet gekeken worden waar een kind zich bevindt in de ontwikkelingspiramide. Zo kan er ingespeeld worden op behoeftes. Behoeftes worden ook nagestreefd door creatieve ontwikkeling dichtbij de leefwereld van een kind uit te voeren/ te stimuleren (outreachend). Creatieve ontwikkeling zal zorgen voor cohesie wanneer kinderen samen een proces/activiteit doorgaan. Zij bevinden zich in hetzelfde makersklimaat. 22

23 3.3 HET BELANG VAN EEN BETEKENISVOLLE ONTMOETINGSRUIMTE Het effect en het belang van creatieve ontwikkeling binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte kan weergeven worden in de eerdergenoemde groei (van Eijck, Windhorst & van der Zant, 2015). De groei wordt pas duidelijk wanneer eerdere fasen zijn afgesloten. Wanneer het kind eerst de ruimte krijgt om te ontdekken (afbeelding 3), kan het zich in de volgende fasen verdiepen. Creativiteit helpt bij het stimuleren van het zelf oplossend vermogen. Deze creativiteit kan namelijk in andere situaties weer gebruikt worden, men leert ruim denken (Craft, Jeffrey en Leibling 2001). Een ander effect is ook de sociale component van de ontmoetingsruimte. Door ontmoeting ontstaat er ruimte om elkaar te inspireren. Samen zijn en deelnemen aan bijvoorbeeld activiteiten zorgt voor gezamenlijke creaties en waarden die het gevoel van betekenisvol versterken. Zoals eerder genoemd hebben beleid, scholen en instituties groot belang voor de creatieve ontwikkeling. Partijen hebben hun eigen visie in hoe zij de ontwikkeling willen inzetten. Dit is dan ook waar het vaak misgaat, zo stelt Bussemaker van het OCW (2015). Door het belang voorop te zetten moet de samenwerking tussen schollen en instellingen beter. Er wordt vaak langs elkaar heen gewerkt. Scholen zijn vaak gericht op het behalen van hoge cijfers te en prestatie. Instellingen aan de andere kant hebben een meerjarenplan waar zij zich aan willen/moeten houden. In de landelijke actieagenda voor innovatie van kwam dan ook naar voren de het stimuleren van een makerspace van belang is. Dit kan alleen door een goede samenwerking (OCW, 2017). De scholen moeten niet gezien worden als afzetmarkt, maar als samenwerkingspartij om het belang van creatieve ontwikkeling te waarborgen. Vraag en aanbod moet hier dan ook goed met elkaar worden afgestemd. 3.4 CONCLUSIE Geconcludeerd kan worden dat een betekenisvolle ontmoetingsruimte weldegelijk van belang is voor de creatieve ontwikkeling van het kind. Waar een betekenisvolle ontmoetingsruimte aan moet voldoen is samengevat in de (zelfgemaakte) afbeelding (4) hieronder. Alle vier de punten zijn van invloed op elkaar. Zo kan sociaal contact er bijvoorbeeld voor zorgen dat iemand ergens eerder sociale vrijheid voelt. Een ander voorbeeld is dat door het thuis-gevoel te ervaren, men eerder open staat voor ontwikkeling en zo uniciteit creëert. Een betekenisvolle ontmoetingsruimte stimuleert elke ontwikkelingsfasen. Zo is er ruimte om kennis te maken: ontkieming en verkenning. Maar aan de andere kant ook ruime om verder te ontwikkelen en zo te verdiepen. Dit zorgt ervoor dat iedereen de ruimte op een andere manier als betekenisvol ervaart. Deze verschillende ervaringen zorgen ervoor dat er een makersklimaat gecreëerd wordt waar samen geleerd en gecreëerd wordt. Zo verandert het tijdsperspectief en ontstaat er tijd/ruimte om te ontwikkelen en ontmoeten. Afbeelding 4. Kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. 23

24 Deelvraag 2. 24

25 4. DEELVRAAG 2: BELEID, ARMOEDE & CULTUUR In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvraag: Wat is er in het beleid bekend over cultuureducatie voor kinderen die leven in armoede? In het vorige hoofdstuk is een schets gegeven over hoe een betekenisvolle ontmoetingsruimte kan ondersteunen in de stimulering van de creatieve ontwikkeling van kinderen. Om deze ontwikkeling te stimuleren kwam het begrip cultuureducatie al naar voren. In dit hoofdstuk wordt weergeven wat cultuureducatie betekent en hoe dit kan worden vormgegeven. Daarna wordt op basis van informatie uit beleidstukken beschreven worden hoe/of deze educatie kinderen in armoede (zoals die met de ooievaarspas) kan ondersteunen. 4.1 EDUCATIE Begrippen rondom cultuureducatie worden vaak met elkaar verward. Zo spreekt men ook snel van cultuuronderwijs, kunsteducatie, cultuurparticipatie etc. maar wat het precieze verschil is, is vaak onduidelijk. Hiervoor maakte het Landelijke Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (z.d.) het onderstaande schema: Afbeelding 5. Schema Cultuureducatie en Cultuurparticipatie (LKCA, z.d.). In het schema wordt duidelijk dat enige verwarring en vergelijking dan ook terecht is. Begrippen overlappen elkaar en/of zijn onderdeel van elkaar. Zo wordt duidelijk dat cultuureducatie bestaat uit cultuuronderwijs, maar ook uit buitenschoolse educatie. Cultuurparticipatie is daarentegen de mate waarin iemand deelneemt aan (alleen) buitenschoolse activiteiten en/of een amateurkunst uitoefent (LKCA, z.d.). Het Zuiderstrandtheater valt onder buitenschoolse cultuur- of kunsteducatie en bevind zich dus in het midden. Dit maakt dat zij onderdeel zijn van educatie, maar ook participatie rondom het onderwerp cultuur. Bij het beantwoorden van deelvraag één kwam naar voren dat een betekenisvolle ontmoetingsruimte niet altijd plaats gebonden is, maar zich ook buiten bijvoorbeeld de vier muren van een theater kan weergeven. Daarom zouden zulke instellingen zich ook binnen de groene cirkelen van cultuureducatie kunnen aansluiten bij cultuuronderwijs. Steeds meer instellingen proberen buiten de rode cirkel te denken. Naast het stimuleren van kunst- en cultuureducatie en amateurkunst wordt er gekeken hoe zij deze rode cirkel kunnen laten doorvloeien binnen cultuuronderwijs. Eerdergenoemd outreachend werken is hier een voorbeeld van. De fysieke ruimte van een instelling, bijvoorbeeld een muziekschool of een theater, wordt doorbroken en men probeert zijn kennis te verspreiden in buitenschoolse educatie, maar ook in het cultuuronderwijs. Het MOCCA-expertisecentrum cultuuronderwijs (z.d.) is ervan overtuigd dat door deze manier van kunsten cultuureducatie kinderen kennis krijgen over diverse vormen van uitingen. Door kunstzinnig bezig te zijn komen de kinderen dus ook in aanmerking met culturele uitingen. Outreachend werk zorgt er voor dat de ontkiemingsfasen van kinderen geprikkeld wordt. Het grootste verschil tussen cultuuronderwijs en cultuureducatie is dat het eerste vooral een algemeen inzicht geeft over bijvoorbeeld kunst en erfgoed. Waarbij het bij cultuureducatie doelbewuster leren is. Kinderen kiezen er gericht voor om iets te leren, bijvoorbeeld door vioolles (LKCA, z.d.). Deze doelbewuste keuze zorgt voor het ruimte maken voor het ontwikkelen van talent. Drion (2018) vat het belang van educatie in kunst dan ook samen in drie elementen: het cultureel zelfbewustzijn, verbeeldingskracht en beheersing van het medium. Kinderen zijn zich bewust van een proces en leren door begeleiding kritisch te kijken en te reflecteren op hun eigen prestaties (MOCCA, z.d.). Door het doelbewust zijn wordt het voor de kinderen ook gemakkelijker om sociale contacten te leggen met 25

26 anderen die hetzelfde doel voor ogen hebben, het verbindt. Deze verbinding zorgt ervoor dat ieder mens zijn eigen betekenis geeft aan cultuur. Cultuur zorgt er dan ook voor dat een kind zijn eigen identiteit creëert (LKCA, 2016). Het geeft dus naast kunstzinnige en culturele kennis, ook kennis over jezelf. Het kennis krijgen over je eigen handelen en kunnen is belangrijk voor verdere ontwikkeling. Door het stimuleren van creativiteit, leren kinderen verhoudingen aan te gaan en ontstaat er een zin- en vormgevingsproces. Creativiteit is de creatieve wijze van het omgaan met mensen, situaties of personen. Het is een proces waarbij het kind zelf veranderingen vindt in verhoudingen. Het moet eigen en nieuw voelen (Grabau en Visser, 2002). 4.2 ARMOEDE Het ervaren van dit gevoel niet voor ieder kind vanzelfsprekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen met een Ooievaarspas. Wanneer de ouders van kinderen onder het minimuminkomen verdienen kan deze pas aangevraagd worden, om zo kortingen te krijgen voor sportieve en culturele faciliteiten. Kinderen leven vaker in armoede dan volwassenen, als gevolg van eerdere generaties. (Roest, 2011). De mogelijkheid tot ontwikkeling, volgens de ontwikkelingspiramide (zie deelvraag 1), is voor deze doelgroep vaak lastiger dan mensen met hogere inkomens. Zo stellen Bronfenbrenner en Morris (1998) dat er verschillende invloeden bij een kind kunnen zijn die de ontwikkeling verstoren: Biologische invloeden (Voeding, infecties etc.) Directe omgeving (gezin, school, buurt etc.) Sociale en economische factoren (invloed op soort onderwijs, kwaliteit van zorg, aanwezigheid sport en culturele voorzieningen) Culturele context (maatschappelijke houding en waarden) Een kind wat in armoede leeft heeft vaak naast het derde punt ook altijd te maken met een van de andere punten (Spiesschaert, 2005). Zij leven constant met een conformiteitsdruk. Het steeds proberen aan te passen aan de situatie, met het verlangen om niet langer uitgesloten te voelen. Dit is niet alleen iets van wat zij van zichzelf verwachten, maar ook wat de samenleving van het kind verwacht. Kinderen moeten zichzelf niet in de slachtofferrol zetten. Echter is het niet gek dat deze rol wordt aangenomen. Zo stelt Spiesschaert (2005) dan ook dat armoede en uitsluiting vreet als kanker aan je persoonlijkheid. Iemand die armoede van dichtbij ervaart is Melissima van tien. In afbeelding 7 wordt omschreven wat zij dagelijks mee maakt in haar bestaan met armoede. Er is dus meer dan alleen financiële armoede. Kinderen die in armoede leven ervaren een enorme druk en blijvende spanning en stress (Verhulst, 2005). Gevolgen hiervan zijn dat kinderen het vaak minder goed doen op school, gedragsproblemen vertonen en vaker sociaal uitgesloten worden dan andere kinderen (Roest, 2011). Hun mogelijkheid tot maatschappelijk participeren en ontwikkeling wordt hierdoor verstoord. In afbeelding 6 wordt duidelijk hoe generaties en gevolgen invloed hebben op elkaar. Wanneer ouders bijvoorbeeld onvoldoende inkomen hebben, wordt het kind eerder ziek (door slecht eten), met als sociale problemen binnen het gezin als gevolg. Dit kan er voor zorgen dat het goed volgen van onderwijs verstoord wordt. Afbeelding 6. Kringloop van armoede (Thys, z.d.). 26

27 Melissima is 10 jaar en groeit op in armoede. In haar interview met het Jeugdjournaal (2019) verteld zij: Ik ontbijt iedere ochtend met mijn moeder bij de buren. Dit komt omdat wij zelf goed op ons geld moeten letten, door de eerder opgelopen schulden van mijn moeder. Wat wel fijn is, is dat wij elke week van de voedselbank eten kunnen krijgen. Het is elke keer een verassing. Het interview met het Jeugdjournaal is voor Melissima de eerste keer dat zij zich uit over haar leven in armoede. Vaak praat ze hier liever niet over, omdat: Ik heel erg bang ben om er mee gepest te worden. Het is anders dan bij mijn klasgenootjes. Ik kan bijvoorbeeld niet alles krijgen, als ik iets duurs wil moet ik daar zelf voor sparen. Zo ben ik ook de enige in mijn klas zonder telefoon. Ze doet dit interview met het Jeugdjournaal om zo meer aandacht te wekken over hoe het leven van een kind in Nederland ook kan zijn. Afbeelding 7. Verhaal van Melissima (Jeugdjournaal, 2019). Aan hun financiële situatie kunnen kinderen zelf niets doen. Wanneer de generatiecirkel ergens doorbroken moet worden, moet dat dus ergens anders gebeuren. Volgens Roest (2011) ligt de sleutel bij de educatie. Kennis geeft de macht om door te groeien. Zij is er dan ook van overtuigd dat ieder kind de mogelijkheid moet hebben om zich te kunnen ontwikkelen en door te kunnen groeien. Educatie zorgt ervoor dat kinderen op hetzelfde denkniveau komen en zo eerder met elkaar in contact komen. Ook zorgt het voor doorgroeimogelijkheden, die zullen leiden tot een baan later. De kans om hoger op te komen dan hun ouders wordt dus groter. Samengevat wil zij kinderen meer laten mee doen. Eerder werd al duidelijk dat de mogelijkheid tot participatie voor kinderen in armoede vaak verstoord wordt. Roest (2011) hoop doormiddel van cultuureducatie deze storing te verbreken, met het effect dat de kringloop van armoede op een gegeven moment ook doorgebroken zal worden. Sleurs (2006) stelt dan ook dat educatie zorgt voor duurzame ontwikkeling: het leren met het oog op een betere leefwereld voor iedereen. Door kinderen mee te laten doen met educatie, kan dit leiden tot een toename van participatie. Participatie kan de uitsluiting van kinderen in armoede laten afnemen (Roest, 2011). Hierbij moeten scholen zich bewust zijn dat deze kinderen erg kwetsbaar zijn. Wanneer er gesproken wordt over uitsluiting worden er namelijk mensenrechten overschreden. Bij het stimuleren van participatie doormiddel van educatie moeten waardigheid en sociale rechtvaardigheid dan ook geboren worden (Reynaert en Nachtergale, 2015). Dit alles komt weer terug op het belang van sociaal kapitaal voor kinderen die leven in armoede. Participatie is pas mogelijk wanneer kinderen zich hierin vrij voelen. Het vertrouwen in de ander en de bevordering van contact zorgt voor het afnemen van uitsluiting. Samen deelnemen aan een educatieve activiteit stimuleert het collectieve gevoel (Galjart, 2003). Deze groei van netwerken zal uiteindelijk ook effect hebben op de eerdergenoemde persoonlijke groei (LKCA, 2016). 4.3 BELEID Ook de verschillende overheden is het niet ontgaan dat cultuureducatie en participatie kinderen kan helpen om hun armoede te ontgroeien. Dit is dan ook de reden dat zij hier goed in willen investeren. De laatste jaren is er hard gewerkt aan beleidsinstrumenten die cultuureducatie zouden kunnen bevorderen, om zo (indirect)effect te hebben op kinderen in armoede LANDELIJK Een voorbeeld van zo n instrument zijn de landelijke combinatiefuncties, zij voeren het beleid uit in de praktijk. Deze functies bestaan uit buursport- en cultuurcoaches. Zij krijgen de taak om sport, bewegen en/of deelnemen aan cultuur bij iedereen te stimuleren. Vaak zijn dit vakdocenten die zelf les geven en kinderen van dichtbij kunnen doorverwijzen naar eventueel andere lessen. Ook zorgt een coach er voor dat verschillende sectoren en organisaties met elkaar betrokken raken. De doelstelling hierbij is: Een leven lang sporten, bewegen en deelnemen aan cultuur voor iedereen mogelijk maken. Hierbij wordt speciaal gefocust op de (talent)ontwikkeling van kinderen binnen en buiten school, mensen die leven in armoede en andere groepen die belemmeringen ervaren in het deelnemen aan sport en cultuur (LKCA, z.d.). 27

28 Om deze focus te realiseren heeft de cultuurcoach zes belangrijke rollen (LKCA, z.d.): 1. De verbinder: hij/zij is de schakelpositie en zorgt voor de groei van netwerken binnen verschillende organisaties. 2. De coach: hij/zij adviseert de doelgroep vanuit zijn kennis en bied hulp. 3. De vakdocent: draagt kennis over door zelf lessen te geven over kennis en actuele ontwikkelingen. 4. De ontwikkelaar: ontwikkelt nieuwe producten en stimuleert tot nieuwe initiatieven. 5. De coördinator: voert zijn taken uit om organisatorisch werk uit handen te nemen. 6. De beleidsadviseur: geeft inhoudelijk of organisatorisch advies aan onderwijs/cultuur directies van de gemeente. Ook het Sociaal Cultureel Planbureau probeert te benadrukken hoe belangrijk het mogelijk maken van de deelname van kinderen landelijk is (Roest, 2011). Hierbij gaat het niet alleen om participeren, maar ook het aantal activiteiten van kinderen ondernemen. Het faciliteren van activiteiten valt onder de kerndoelen voor het basisonderwijs van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, onder het kopje kerndoelen kunstzinnige oriëntatie (z.d.). Onderwijs en culturele instellingen krijgen op gemeentelijk niveau de taak om kinderen in aanmerking te laten komen met verschillende culturele uitingen. Ook kinderen die thuis hier niet de mogelijkheid toe hebben, zoals kinderen met een Ooievaarspas. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur probeert een bijdrage te leveren aan zowel het sportieve en culturele leven van mensen/kinderen met een minimum inkomen. Zo stimuleren zij de deelnamen aan sport en cultuur, door deze gratis aan te bieden. Kinderen kunnen bijvoorbeeld muziekinstrumenten lenen om lessen te volgen, er worden contributies vergoed en vrijplaatsen om te sporten aangelegd (Jeugdfond Sport & Cultuur, z.d.). Dit alles gebeurt om kinderen, ondanks hun financiële armoede, te kunnen laten participeren. Het Fonds geloofd er dan ook in dat deze deelname er voor zorgt dat er competenties ontwikkeld kunnen worden die nodig zijn om volwaardig te kunnen ontwikkelen. Samen met het Fonds voor Cultuurparticipatie proberen zij het aanbod aan te sluiten op de wensen van de kinderen. Het fonds probeert dicht bij het kind te staan door contacten te leggen met bestaande en lokale aanbieders, om het zo ook toegankelijk te maken voor kinderen in armere gezinnen. De begeleiding hierin is van belang. Dit wordt vaak verricht door intermediairs uit bijvoorbeeld het onderwijs en/of wijkteams, die al in contact staan met het kind (Jeugdfonds Sport & Cultuur, 2018) GEMEENTELIJK Ook de gemeente Den Haag is er van overtuigd dat dicht bij het kind staan goed werkt. Zo hebben zijn er binnen de gemeente ook de eerdergenoemde combinatiefuncties actief. Gekeken naar de rollen, krijgen cultuurcoaches in Den Haag voornamelijk de rol als: verbinder, coach en vakdocent. Ook de organisatie CultuurSchakel houdt zich bezig met het uitvoeren van deze rollen en de mogelijkheid tot het verkrijgen en aanbieden van cultuureducatie. Paulien Verhallen, werkzaam voor deze organisatie, houdt zich bezig met cultuur in het onderwijs. Ook is zijn cultuurcoach voor het stadsdeel Scheveningen (persoonlijke communicatie, 8 april 2019). Haar hoofdtaak is advisering. Ze zorgt er voor dat scholen en instellingen met elkaar verbonden worden. Zodat culturele instellingen hun aanbod kunnen weergeven en scholen hierop in kunnen spelen. Een belangrijke taak binnen haar functie noemt Paulien verankering. Dit is het steviger neerzetten van cultuureducatie. Het is meer dan alleen het bezoeken van een voorstelling soms. Daarom is een cultuurcoach ook bezig met het onderwijzen van docenten in hoe zij bijvoorbeeld cultuureducatie kunnen toepassen in hun lessysteem. Volgens Paulien is het echter vaak lastig voor scholen om cultuureducatie te implementeren. Dit door de hoge werkdruk die momenteel heerst (persoonlijke communicatie, 8 april 2019). Ook is zij er van overtuigd dat scholen soms te weinig kennis hebben om zich verder in cultuureducatie te verdiepen. Hier ligt dus een uitdaging. Om de kwaliteit van cultuureducatie te behouden en het zichtbaar te maken. Door meer scholen, kwalitatief, te bereiken hoopt zij dat meer kinderen ook buitenschools cultureel bezig zullen zijn. Om deze beweging te stimuleren zijn er binnen de gemeente Den Haag Cultuurankers. Deze hebben, net als cultuurcoaches, ieder een wijk aangewezen gekregen. Een Cultuuranker heeft al taak om cultuur zo dicht mogelijk bij de Hagenaar te brengen. Door duidelijk hun aanbod te weergeven weten mensen in de buurt waar zij aan toe zijn (Den Haag, 2018). Deze laagdrempeligheid is van belang voor de doelgroep kinderen met een Ooievaarspas, omdat zij zo ondanks hun sociale en financiële armoede met kunst en cultuur in aanmerking komen. Bijvoorbeeld het gebruik kunnen maken van een theaterzaal of het bijwonen van een voorstelling. 28

29 Voor het laagdrempeliger maken van het gebruik maken van kunst en cultuur is de Ooievaarspas van de doelgroep zelf ook al een beleidsinstrument die de gemeente gebruikt. Om kinderen ondanks hun leven in armoede niet te laten belemmeren tot deelname aan cultuur zorgt de pas voor verschillende kortingen. Deze kortingen zorgen ervoor dat kinderen soms gratis of met korting deel kunnen nemen aan een culturele educatieve activiteit (Ooievaarspas, z.d.). Zo waren er in kinderen die een lidmaatschap hadden bij een cultuurvereniging (Reijgersberg & van de Poel, 2013). Chantal Rampursad, werknemer Ooievaarspas Gemeente Den Haag, geeft aan dat het verwisselen en uitbreiden van hun aanbod de grootste manier is om de doelgroep actief te houden (Persoonlijke communicatie, 4 april 2019). Door het maandelijks verspreiden van de nieuwsbrief weten de kinderen precies waar zij aan toe zijn. Een andere manier hoe Ooievaarspas behoeftes wilt meten, volgens Chantal, is een toekomstig klantenpanel. Waarbij iedere wijk een aantal vertegenwoordigers krijgt, die zicht kunnen uit over hun wensen rondom cultuureducatie. 4.4 INSTELLINGEN Al deze beleidsinstrumenten zijn gegevens die meegenomen kunnen worden in educatiebeleid van culturele instellingen. Dit omdat het weergeeft hoe men doormiddel van cultuureducatie ook indirect het probleem rondom armoede kan verbeteren. Om kinderen creatieve vaardigheden bij te kunnen brengen met er een goede samenwerking met scholen er andere organisaties ontstaan. Er moet ruimte gecreëerd worden om nieuwe kunst en cultuur te kunnen maken. Volgens het OCW (2018) moeten instellingen rekening houden met het feit dat cultuur naast het creëren van eigen waarden ook invloed heeft op de maatschappij. In een tijd van vele ontwikkelingen binnen de culturele sector is het van belang dat er houvast geboden worden. Instellingen moet duidelijk laten zien waar zij voor staan. Wanneer zij betrokkenheid laat zien, zullen belanghebbende eerder een gevoel van houvast ervaren. Dit zorgt ervoor dat cultuur en theater het gevoel geeft dat het van iedereen is en alsof participeren genoodzaakt is. Dit is waarom het theater duidelijk naar instellingen en kinderen moet laten weten wat zij te bieden hebben. Hierin is de vraag van de burger/belanghebbende belangrijk, deze moet op het aanbod worden aangepast. Dit advies klinkt helder en rooskleurig, echter is er de laatste jaren al hard aan gewerkt en zijn de stappen niet overal duidelijk te zien. Er wordt nog steeds bezuinigd op vakdocenten en de rol van cultuureducatie is op sommige scholen marginaal (Kieft et al., 2017). Het wordt tijd dat de het vraag en het aanbod inderdaad op elkaar ingespeeld worden. Belangrijk is dat de deskundigheid gaat groeien. Maar ook dat de infrastructuur tussen instellingen bevorderd wordt. De kerndoelen die nu gesteld zijn geven scholen te veel vrijheid om hun eigen invulling aan cultuureducatie te geven. Hierdoor wordt de communicatie naar buitenaf ook lastiger. Er moet houvast geboden worden van binnen en buitenaf (Onderwijsraad en Raad voor Cultuur, 2012). 4.5 HET BELANG Dat de functie van cultuureducatie in het landelijke beleid wordt genoemd geeft al aan dat het van groot belang is. Het feit dat er gesteld wordt dat ieder kind recht heeft om zich cultureel te ontwikkelen kan men niet omheen. Drion (2018) weergeeft dit belang dan ook in de mogelijkheid van groei binnen een cultureel vermogen. De competenties zijn onmisbaar in de brede vorming van kinderen. Deze vorming is voor kinderen met een Ooievaarspas vaak niet vanzelfsprekend, dit is dan ook waarom er landelijk gefocust wordt om kinderen in armoede extra te ondersteunen. Cultuureducatie zal hun helpen de wereld te interpreteren en maakt kinderen zelfbewust, creatief en weerbaar. Zo is het niet alleen voor het kind zelf van belang, maar ook voor de rest van de samenleving. De afwisseling kunnen maken tussen het creëren van een eigen identiteit en die van de samenleving is erg kostbaar. Volgens hem is het van belang dat praktische en sociaaleconomische barrières van de baan worden gehaald om zo optimaal te kunnen ontplooien. Zo zijn competenties niet alleen intern maar zijn er ook externe voorwaarden die nodig zijn om cultuureducatie succesvol te laten zijn. Het belang van cultuureducatie kan samengevat worden in vier elementen: het opdoen van kennis en bewust zijn, het ervaren van verschillen en patronen, het eigen maken en als laatste het deelnemen aan het culturele leven. 29

30 4.6 CONCLUSIE Er kan geconcludeerd worden dat het beleid stappen maakt om cultuureducatie bij kinderen in armoede te bevorderen. Verschillende stukken stellen dat ieder kind hier recht op heeft, om zich zo volledig te kunnen ontwikkelen. Belangrijk hierbij is dat de kinderen ondersteund worden tijdens hun ontwikkelingsproces. Er moet rekening gehouden worden met hoe armoede een kind kan aantasten. De ontwikkeling kan op verschillende manieren verstoord worden (bijvoorbeeld sociaal of economisch). Cultuureducatie zou, volgens het beleid, van belang kunnen zijn voor deze kinderen om de zelfbewustheid en verbeeldingskracht terug te kunnen brengen. Het zorgt ervoor dat kinderen nieuwe ervaringen en contacten aan durven te gaan. De belangrijkste punten die in het beleid naar voren komen over cultuureducatie voor kinderen in armoede zijn: Dat cultuur dicht bij het kind gebracht moet worden, wanneer dit niet vanzelfsprekend is. Fysiek, zoals het aanbieden in elke wijk. Maar ook persoonlijk, door coaching en begeleiding. Iedereen gelijke kansen moet krijgen om zich cultureel te kunnen uiten en ontwikkelen. Organisaties samen houvast moeten bieden aan de deelnemer. Duidelijke communicatie, door bijvoorbeeld een nieuwsbrief zorgt ervoor dat de doelgroep niet voor verassingen komt te staan. Het is belangrijk dat iemand hier een taak als intermediair vervult, om zo de wensen van de burger en het beleid op elkaar af te stemmen. Dit alles weergeeft dat de psychologische kant van het probleem niet vergeten kan worden en dat ook het beleid om een laagdrempelige manier te werk moet gaan. Het moet duidelijk zijn waar men aan toe is, zo voelen nieuwe ervaringen en contacten niet als een bedreiging. 30

31 Deelvraag 3. 31

32 5. DEELVRAAG 3: DE PRAKTIJK In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: Welke voorbeelden uit de praktijk (binnenen buitenland) laten zien wat het belang is van educatief ontwikkelen, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, voor kinderen in armoede? In de vorige hoofdstukken is naar voren gekomen wat er in de literatuur en het beleid bekend is over kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte ter bevordering van creatieve ontwikkeling van kinderen. En later specifiek ingezoomd op kinderen die leven onder de armoedegrens. De belangrijkste punten die hierin naar voren zijn gekomen zijn: Het kind moet zich kunnen ontwikkelen in een makersklimaat. Binnen dit klimaat wordt het gevoel van creatieve en sociale vrijheid ervaren. Zo kan de eigen identiteit, creativiteit en talent ontwikkeld worden. Deze vrijheid zorgt er voor dat een kind zich ergens thuis voelt en zo de ruimte als betekenisvol kan ervaren. Er moet gekeken worden naar het ontwikkelingsproces van het kind. Fases moeten gestimuleerd en afgesloten worden naar de vraag van het kind. Hierbij moet rekening gehouden worden met de conformiteitsdruk die kinderen in armoede ervaren. Communicatie tussen instellingen onderling is van belang om op de behoeften van elkaar en het kind in te spelen. Zo kan miscommunicatie verminderd worden. Outreachend werk zorgt er voor dat instellingen dicht bij het kind komen te staan en dat een ruimte niet altijd binnen de vier muren van een organisatie blijft. In dit hoofdstuk wordt gekeken worden naar hoe deze punten uit de vorige hoofdstukken vormgegeven zijn in de hedendaagse praktijk. Er worden verschillende voorbeelden van zowel het binnen- als het buitenland naar voren gebracht worden op het gebied van educatie binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte voor kinderen in armoede. Voorbeelden worden buiten de theaterpraktijk gehaald om zo verdere inspiratie op te doen. Bij ieder voorbeeld wordt gekeken worden welke van de bovenstaande punten van toepassing zijn. In de conclusie zal omschreven worden hoe deze voorbeelden inspirerend kunnen zijn voor educatief ontwikkelen in een betekenisvolle ontmoetingsruimte voor kinderen in armoede. Ook wordt er gekeken worden of de voorbeelden voldoen aan de bovengenoemde kenmerken van educatie in een betekenisvolle ontmoetingsruimte. 5.1 BINNENLAND Als eerste wordt er gekeken naar educatie in een betekenisvolle ontmoetingsruimte in Nederland. Later zal er uitgezoomd worden naar voorbeelden uit de internationale praktijk. Het eerste binnenlandse voorbeeld voor een betekenisvolle ontmoetingsruimte is die van De Kinderwinkel in Moerwijk, Den Haag (z.d.). De organisatie hoopt kinderen te inspireren binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Met als doelstelling om dagelijks een veilige thuisplek te zijn voor kinderen uit de wijk. Deze thuisplek sluit aan bij de, in de inleiding genoemde, punten. Ook sluit hierbij aan dat de organisatie samen met de kinderen bereid is een makersklimaat te creëren. Door het aanbieden van activiteiten is er de mogelijkheid creatieve en sociale vrijheid te ervaren. Activiteiten die de Kinderwinkel aanbiedt zijn: inloopochtenden, een tienerrestaurant, huiswerkbegeleiding, muziekprojecten en uitstapjes. Ook bieden zijn individuele begeleiding voor kinderen die zich in een lastige situatie verkeren. Ieder kind kan zo zijn eigen beweegreden hebben om deel te nemen aan een activiteit, dit is van belang wanneer kinderen zich in verschillende ontwikkelingsprocessen bevinden. Om deze processen aan elkaar te verbinden zet de Kinderwinkel sterk in op sociaal contact. De mogelijkheid om elkaar, ondanks religie of cultuur, te ontmoeten dient als basis. Het is een plek om van elkaars verschillen te leren. Het delen zorgt er voor dat educatie zorgt een betekenisvolle ontmoeting, hier ligt het succes van de Kinderwinkel. 32

33 Afbeelding 8. Kinderen werkzaam in het Tienerrestaurant van de Kinderwinkel (Zwinkels, 2016). Het kunnen delen staat ook centraal in het project de Tussentuin (z.d.). Hier wordt een betekenisvolle ontmoetingsruimte buiten vier muren gehaald, het draait namelijk om de buitenruimte. Het project laat buurtbewoners als collectief de groene ruimte invullen en beheersen. Hier wordt outreachend gewerkt om zo dicht bij de bevolking te staan en deze samen te brengen. Het samen bedenken en creëren zorgt er voor dat buurtbewoners een makersklimaat voor elkaar stimuleren. Door het kunnen uitspreken van ieders wens zorgt de Tussentuin ervoor dat er van en door elkaar geleerd kan worden. Het is als het waren een proces wat met zijn alle beleefd wordt. Dit zorgt ervoor dat iedereen de kans krijgt zich er thuis te voelen. Belangrijk is dat achtergronden hierin geen rol spelen. Een collectieve en individuele identiteit ontwikkelen is de kracht van de Tussentuin. Wanneer iedereen zijn eigen stukje aan het geheel kan bijdragen, zorgt dit voor een verantwoordelijkheidsgevoel. Dit leidt ertoe dat buurtbewoners het betekenisvol vinden om de tuin (samen) goed te onderhouden. Bridging, het stimuleren van sociaal contact, zorgt er voor dat de Tussentuin een veiligheidsgevoel in de wijk creëert. Afbeelding 9. Kinderen aan het werk in de tussentuin (De Tussentuin, z.d.). Een ander voorbeeld is De Jonge Onderzoekers (z.d.), in Groningen. Een werkplaats waar kinderen kunnen experimenteren rondom de thema s techniek en wetenschap. Binnen deze werkplaats gaat experimenteren samen met educatief ontwikkelen. Kinderen ervaren deze ruimte als betekenisvol omdat er via veel verschillende manieren geleerd kan worden. Dit is van belang wanneer kinderen zich in andere fasen van hun ontwikkelingsproces bevinden. Leren kan hier bijvoorbeeld door: proefjes, het in elkaar zetten en uit elkaar halen van voorwerpen etc. Deze lessen leren kinderen anders kijken naar voorwerpen, hier wordt beroep gedaan op hun creativiteit. Een andere manier waarop de Jonge Onderzoekers als betekenisvol ervaren kan worden is het gevoel van collectiviteit. De creatieve vrijheid zorgt er voor dat kinderen de ruimte krijgen om van elkaar te leren. Samen iets ontwikkelen en ontdekken stimuleert talent, creativiteit en identiteit. 33

34 Afbeelding 10. Kinderen aan het werk in de werkplaats (DJOG, z.d.). Het laatste binnenlandse voorbeeld komt uit Rotterdam. Het project House of Hope (z.d.) zet zich in om de leefbaarheid in achterstandswijken te verbeteren. Hierbij wordt veel outreachend gewerkt, omdat er gekeken wordt naar de buitenruimte. House of Hope probeert meer leven in de wijk te brengen. Leven in de breedste zin van het woord. Zo krijgt leefbaarheid ook een persoonlijke kant. Er wordt gewerkt om de eigen identiteit te specificeren. Zo kan leven uitgedrukt worden in: Sociaal leven Persoonlijk leven Geestelijk leven Bron van leven Dit maakt het dat het project door iedereen op een andere manier als betekenisvol ervaren kan worden. De activiteiten van House of Hope hebben een grote focus op het opnieuw thuis voelen in de wijk. Meer leven kan alleen plaats vinden wanneer ontmoeting en uitdaging gestimuleerd worden, dit zorgt er voor dat er meer geleefd wordt. Voorbeelden van activiteiten zijn: voedselhulp, klussenhulp en huiskamer inloop. Elkaar ondersteunen en laten leven zorgt voor een thuisgevoel in de wijk. 5.2 BUITENLAND Ook in Engeland is een grote beweging om educatie vorm te geven binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Trade school (z.d.) is hier een voorbeeld. Dit is een plaats/leerschool waar men van elkaar leert. Kennis en wijsheid worden met elkaar uitgewisseld. Wanneer iemand ergens verstand van heeft, kan die passie hierover gedeeld worden met anderen die geïnteresseerd zijn meer over het onderwerp te leren. Docenten krijgen de creatieve vrijheid om zelf hun les vorm te geven. De lessen worden betaalt in zelfgemaakt eten of advies voor de docent. Dit zorgt ervoor dat creativiteit en talent ontwikkelt kunnen worden. Het van elkaar leren helpt elkaar in het aanmoedigen van de verschillende ontwikkelingsfasen. Trade school bied zo de mogelijkheid tot het verder ontwikkelen van ieders identiteit. Dit komt ook doordat iedere les andere informatie biedt. Onderwerpen zijn zelf gekozen uit interesse en kennis. Het succes van de school ligt in het feit dat het overal kan plaats vinden, ongeacht tijd, ruimte etc. Wanneer deelnemers het leren van elkaar als betekenisvol ervaren, kunnen de lessen in elke context plaats vinden. Het tweede voorbeeld is The Sixth Street Community Center in New York (2014). Dit is een plek waar afkomst en inkomsten geen rol spelen in het aantal mogelijkheden tot leren. Het buurthuis heeft als missie om te vechten voor het feit dat iedereen recht heeft op een veilig, schoon en gezond buurtklimaat. De werkwijze hierin is om iedereen van jongs af aan te onderwijzen over verschillende thema s. Kinderen krijgen bijvoorbeeld les in het verbouwen van land, voeding en gezondheid. Zo proberen zij ook de mogelijkheid tot gezond eten zo lokaal mogelijk te houden. Het leren hierover is betekenisvol omdat kinderen zo kennis verkrijgen over stimulerende factoren die groei mogelijk maken. Een gezond milieu en gezond eten vergroot de mogelijkheid tot ontwikkelen. Naast deze thema s biedt het buurthuis ook de mogelijkheid om creatieve vaardigheden te ontwikkelen. Er worden verschillende workshops aangeboden binnen een makersklimaat. Hier is ruimte om te werken aan talent en creativiteit. De kracht van The Sixth Street Community Center is het feit dat zij werken aan zowel een collectieve als individuele identiteit van buurtbewoners. 34

35 Afbeelding 11. Kinderen die deelnemen aan het Youth Program (Sixth Street Youth Program, 2014). Het laatste voorbeeld dat als betekenisvol ervaren wordt is de Deichman Stovner bibliotheek in Oslo (z.d.). Deze bibliotheek is voor iedereen toegankelijk, omdat er geen kosten verbonden zijn aan toegang of het lenen van boeken, films, cd s etc. Zo krijgt iedereen dezelfde kans om zicht te kunnen ontwikkelen. Dat iedereen er welkom is geeft eerder het gevoel tot creatieve en sociale vrijheid. De bibliotheek is een ontmoetingsplaats waar (van elkaar) geleerd kan worden. Een voorbeeld hiervan zijn de taalcursussen die locals aanbieden aan mensen die de Noorse taal minder goed beheersen. De bibliotheek is een plaats waar iedereen zich thuis kan voelen. Dit komt mede door de inrichting van het gebouw, deze is zeer aantrekkelijk. Het is modern en het voelt als een avontuur om er binnen te zien. Er zijn verschillende ruimtes waar rustig gelezen/gewerkt/relaxed kan worden en ruimtes waar ontmoet kan worden. Zie de afbeeldingen hieronder om een indruk te krijgen hoe het gebouw van invloed kan zijn om te bepalen of een kind iets als betekenisvol ervaart. Afbeelding 12 & 13. Binnenkant Deichman Stovner Bibliotheek Oslo (Aatvos, 2018). 35

36 5.3 CONCLUSIE De voorbeelden van zowel het binnen- al het buitenland weergeven hoe belangrijk het is educatief te kunnen ontwikkelen binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Alle voorbeelden kunnen toegepast worden op de doelgroep kinderen die in armoede leven. Dit omdat ze voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht inkomsten of achtergrond (en sommige zelfs specifiek op kinderen gericht zijn). De dikgedrukte woorden weergaven hoe de voorbeelden aansluiten op de in de inleiding genoemde kenmerken van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Gezien wordt dat ieder voorbeeld wel iets weg heeft van deze kenmerken. Vooral het gevoel van creatieve vrijheid in een makersklimaat kwam vaak naar voren. De voorbeelden bieden een plek waar men zich veilig kan voelen, een thuis. Er wordt ruimte geboden om samen te ontwikkelen en te delen (bijvoorbeeld kennis). Het collectieve belang wat hierbij aangesproken wordt zorgt voor het betekenisvolle gevoel. Er is ruimte om een eigen identiteit, creativiteit en talent te ontwikkelen. Betekenisvol is een ruimte dus wanneer er iets geleerd kan worden (educatie) en men er samen kan komen. Minder belangrijk bleek het punt, uit de inleiding, van goede communicatie tussen instellingen onderling. Deze werd in geen van de voorbeelden naar voren gebracht. Echter is er wel een nieuw punt wat aan het lijstje voor educatief ontwikkelen in een betekenisvolle ontmoetingsruimte toegevoegd kunnen worden. Het is van belang dat: De aankleding van het gebouw aantrekkelijk is. Kinderen moeten er door geprikkeld worden. Voorbeelden hiervan zijn: het kunnen experimenteren, plek om te relaxen en het steeds nieuwe dingen ontdekken in de ruimte. Dit weergeeft wederom hoe erg het van belang is dat ieder kind een ruimte op zijn eigen manier al betekenisvol moet kunnen ervaren. De individuele beleving krijgt plaats in een collectieve uitvoering. De voorbeelden en de samengevatte kenmerken kunnen voor organisaties, zoals het Zuiderstrandtheater, als leidraad gebruikt worden in het vormgeven van een educatieaanbod binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. 36

37 Deelvraag 4. 37

38 6. DEELVRAAG 4: BEHOEFTES VAN DE DOELGROEP De laatste deelvraag die beantwoord wordt is: Waar liggen de behoeftes van de Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar zelf, als het gaat om het verder ontwikkelen van het cultuureducatieaanbod en de betekenisvolle ontmoetingsruimte van het Zuiderstrandtheater? Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden zijn er drie kleine groepsinterviews plaatsgevonden. Deze werden gehouden tijdens Resto van Harte, in buurthuis Samson in de Schilderwijk Den Haag. Resto van Harte is een concept waar men voor een kleine bijdrage mee kan eten en samen kan komen (Resto van Harte, z.d.). Ooievaarspashouders krijgen hier korting om te kunnen dineren bij het Resto. Door overleg met Ben Lachhab, manager van Resto van Harte, kwamen we tot de conclusie dat er op maandag met zekerheid kinderen aanwezig zouden zijn, omdat er dan het Kinderresto plaats vindt, waar ouder voor een lagere prijs dan normaal met al hun kinderen mee kunnen eten. In dit hoofdstuk wordt eerst omschreven worden hoe de interviews plaats hebben gevonden binnen de context van het Resto van Harte. Daarna wordt er ingegaan op de informatie die uit deze interviews naar voren is gekomen. Bijvoorbeeld over de vrijetijdsbesteding, theaterervaring en het beleven van een betekenisvolle ontmoetingsruimte van de doelgroep. Deze informatie wordt samengevat worden in de conclusie. De belangrijkste punten van beide categorieën worden opgesomd worden in de conclusie. 6.1 WERKWIJZE Ter voorbereiding van het interview waren een aantal topics (weergeven in bijlage 1) op papier gezet, om zo het gesprek een richting te geven. Deze topics zijn gebaseerd op de gewonnen informatie uit de eerdere deelvragen (afbeelding 4 bijvoorbeeld). Migchelbrink (2016) noemt dit een open interview, omdat de antwoordmogelijkheden nog niet vaststaan. Wat belangrijk was, was dat het interview op een informele manier plaats vond. De manier van vragen stellen speelt hier een belangrijke rol bij. Daarom is er gekozen om een (zelfgemaakt) memoryspel als methodiek te gebruiken. Pauwels en Dreijer (z.d.), van de Hanzehogeschool in Groningen, zijn ervan overtuigd dat dit gelijk staat aan een semigestructureerd interview. Ieder setje stond voor een bepaald onderwerp/vraag. Elke keer wanneer de kinderen een setje goed omgedraaid hadden was het tijd voor een vraag. Dit komt terug op de topiclijst van Migchelbrink (2016), waar er ruimte is om een eigen verhaal te vertellen, maar wel een richtlijn in het gesprek gegeven wordt. De groepsinterviews vonden plaats voorafgaand/tussen/na de verschillende gangen. Het enthousiasme van de kinderen was groots om deel te nemen aan het spel en daarmee ook het interview. Na afloop werden er vrijkaartjes voor een voorstelling van het Zuiderstrandtheater aangeboden als beloning voor hun deelnamen. De deelnemers worden beschreven worden als respondent nummer één tot en met tien. Dit in verband met hun privacy. In bijlagen 2 is een korte samenvatting te vinden van uitspraken en gegeven van de respondenten, die diende voor het helpen beantwoorden van deze deelvraag. Hiervoor heb ik hulp gehad van mijn klasgenootje Julia. Samen hebben we geobserveerd en genotuleerd. 38

39 Afbeelding 14, 15 & 16. Materiaal groepsinterviews (vragenlijst, zelfgemaakt memoryspel & notitieboekje). 6.2 WIE BEN JIJ? De onderzoeksdoelgroep bestond uit tien kinderen, die opgedeeld werden in verschillende rondes. Om zo iedereen de aandacht te kunnen geven om hun verhaal te kunnen doen. Dit was belangrijk om een goede start te maken, omdat de eerste paar vragen diende om de kinderen persoonlijk wat beter te leren kennen. Van de tien kinderen die meededen waren er zes meiden en vier jongens. In figuur 1 wordt duidelijk dat meer dan de heft van de doelgroep zeven+ is. Leeftijd deelnemers 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Deelnemers 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar Figuur 1. Leeftijd & geslacht deelnemers alle groepsinterviews. Op de vraag wat de kinderen graag in hun vrije tijd doen werd in grote lijnen hetzelfde geantwoord, ongeacht de leeftijd of het geslacht. De doelgroep gaf namelijk aan graag buiten te spelen met hun vriendjes. Voetballen was hierin favoriet. Drie deelnemers gaven (onafhankelijk van elkaar) aan dat zij graag het park bezochten in hun vrije tijd. Als reden hiervoor gaf respondent acht: In het park is altijd wat te beleven, ik kom elke keer nieuwe dingen en mensen tegen. De helft van de kinderen vertelde ook graag te gamen of op hun mobiel te zitten in hun vrije tijd. Dit voelt voor hen als eventjes helemaal niets doen. De jongste deelnemer gaf echter aan eerder haar ontspanning te halen uit dansen. Samen met haar zus volgde ze één keer per week dansles en één keer per week muziekles. Wat opvallend is, is dat verder geen enkel kind een culturele les volgt in haar/zijn vrije tijd. Drie jongens volgde helemaal geen lessen in hun vrije tijd en de rest van de deelnemers alleen sportlessen (voetbal, zwemles en kickboksen). Hieruit kan wederom opgemaakt worden dat kinderen voornamelijk gebruik maken van de sportieve kant van de Ooievaarspas. Dit werd eerder gesteld in de probleemanalyse (1.3). 6.3 CULTUUR Echter betekende dit niet dat de kinderen in zijn geheel niet bezig zijn met cultuur en het leren hier in/van. Wanneer het vanuit huis niet meegeven of mogelijk is, komen de kinderen vaak door school nog wel in aanmerking met bijvoorbeeld muziek en theater. Zo gaven twee meiden aan één keer in de week theaterles op school te krijgen (figuur 2). Respondent 5 zei hier over: 39

40 Theater op school Ik vind het prima om les op school te krijgen, maar doe er in mijn vrije tijd niets mee. Het is dat het moet 25% 75% Nee Ja, 1x in de week Figuur 2. Aantal kinderen dat theater op school krijgt. Van de overige respondenten gaven er twee aan wel muziekles op school te hebben. Echter zeiden zij hierover dat ze het saai vonden of er niet zo van hielden. Het kinderen laten ontkiemen en verkennen is dus niet heel erg in trek op de scholen van de respondenten. Een van de weinige manieren waarmee het toch geprobeerd wordt, is het jaarlijks bezoek aan een theater gaven alle respondenten aan. Zij vertelde dat ze ieder jaar (minimaal) één keer met school naar het theater gaan. Zo was respondent twee afgelopen maand nog bij het Zuiderstrandtheater zelf geweest. Andere bezochten eerder theaters in de buurt. Opvallende dingen die hierover gezegd werden zijn: Respondent 1: Ik vond het super leuk om naar het theater te gaan. Het was leuk om zelf mee te kunnen doen met spelen en dansen. Respondent 2: Ik was vandaag nog met school in het theater. Ik zou niet nog een keertje willen omdat het met dans was. Respondent 4: Ik vond het theater opzich wel leuk. Ik zou het alleen nog een keer willen doen als ik met school en mijn vriendjes kan. Respondent 9: Ik vind theater heel leuk en zou vaker met school en in mijn vrije tijd willen gaan. Hier uit kan worden opgemaakt dat de meningen over algemeen wel positief zijn, maar dat ieder kind zijn eigen reden heeft waarom/wanneer hij/zij graag iets meer met theater zou willen doen. Om te ontdekken waar de wensen van de kinderen liggen voor de invulling van het theater, werd er gevraagd naar hoe hun droomvoorstelling er uit zou zien. Dit zou kunnen helpen bij het vergroten van interesse voor theater en culturele lessen. Onderwerpen die naar voren kwamen zijn: Dansen (4/10) Muziek (2/10) Voetbal (2/10) Overig (2/10) Het is opvallend dat vooral de kinderen die geen culturele lessen krijgen op school, toch geïnteresseerd zijn in deze (culturele) thema s wanneer zij een schets mogen geven over hun droomvoorstelling. Dit geeft aan dat er wel interesse is, maar de mogelijkheid tot ontkiemen en verkennen schaars is. Aansluitend hierop gaven de kinderen aan dat zij het leuk vinden wanneer zij zelf zouden kunnen participeren in hun voorstelling. Respondent 9: ik wil muziek maken met van die eieren en stokken. Wat ook helpt is wanneer er ingespeeld wordt op interesses en hobby s van de kinderen. Zo vertelt respondent 2, die eerder al aangaf dat hij theater met dans niet zo interessant vindt: 40

41 Als het met voetbal zou zijn, zou ik het een stuk leuker vinden! 6.4 BETEKENISVOL Wanneer lessen en voorstellingen dus aansluiten op de interesses van de kinderen, geven zij aan dit eerder leuk en betekenisvol te vinden. Het is dus van belang dat kinderen de ruimte krijgen om te vertellen wat zij verwachten en dat het programma/ de omgeving hier op aangepast kan worden. Dit geldt ook voor het feit wanneer een kind de ruimte als betekenisvol ervaart. Eerder werd al duidelijk dat alle respondenten eerder baat bij een activiteit/onderneming hebben, wanneer zij dit samen met hun vriendjes konden doen. Tijdens het interview bij de Resto werd dit ook duidelijk. Iedere respondent was samengekomen met een vriendje en/of familielid. Deze vertrouwdheid is dus erg belangrijk om de stap te zetten om ergens heen te gaan. Op de vraag waarom kinderen graag bij het Resto komen waren er twee antwoorden die het vaakst naar voren kwamen: 1. Om samen met mijn familie en vrienden te zijn. 2. Omdat je er lekker kan eten. Hieruit kan worden op gemaakt dat kinderen dus vaak een sociale en praktische beredenering hebben om een ruimte als betekenisvol te ervaren. Ze zijn graag in een gezelschap, maar moeten er ook wel iets te halen hebben. Beide moeders van respondent nummer één en twee zijn vrijwilligers bij het Kinderresto, dit is de voornaamste reden voor hun om er te zijn. Wel gaf de moeder van respondent nummer één aan dat ze merkte dat haar zoontje er met veel plezier komt, omdat hij haar dan kan helpen in de keuken en nieuwe vriendjes kan maken. Ze vertelde dat hij zich er vrij kan voelen omdat hij geen verplichtingen heeft, hij help wanneer hij er zin in heeft. Deze vrijblijvendheid is ook iets wat opviel bij het observeren van hoe de kinderen de ruimte gebruiken. Het viel namelijk op dat de respondenten gingen zitten naast wie zij wilden en onderling wisselde na elke ronde. Ook voelde de kinderen de vrijheid om de keuken en het speellokaal in te lopen na elke gang. Dit geeft aan dat de doelgroep het fijn vindt om geprikkeld te blijven. Het steeds ergens anders kunnen kijken en wisselen geeft aan dat er behoefte is aan vernieuwing en experimenteren. 6.5 AANKLEDING Het kunnen delen en experimenten zijn dus belangrijke gegevens in het betekenisvol ervaren van een ruimte. Dit sluit aan de literatuur uit eerdere hoofdstukken. Ook kwam er tijdens het groepsinterview aandacht voor het, eerder uit literatuur gehaalde, punt van de aankleding van een ruimte. De vraag: wat is er fijn aan deze ruimte? was bedoeld als een open vraag (er was verder geen richting geven). Echter gaven de kinderen al snel de richting naar de aankleding er van. Dit geeft aan hoe het voor hun van belang is dat een ruimte er aantrekkelijk uit ziet. Gegevens die de doelgroep benoemde waren onder andere: Respondent 7: Ik vind de lampen super mooi en groot (deze waren net vervangen). Zo is er meer licht, maar dit komt ook door de grote ramen. Respondent 5: De kleuren op de muur vind ik super cool! Respondent 10: De tafels zijn super fijn! Ze zijn groot en rond, zo kan je gezellig met zijn allen eten. Respondent 1: De keuken is super groot, net als de tafels. Zo is er veel ruimte om zelf te kunnen koken. 41

42 Hier zijn weer de sociale en praktische kant van een ruimte beide van belang. Er moet ruimte zijn om te kunnen ontmoeten, maar het moet er ook leuk uit zijn. Echter hadden de kinderen nog wel tips om de ruimte nog aantrekkelijker en daarmee betekenisvoller te maken: Figuur 3. Aanbevelingen van de doelgroep voor het inrichten van een ruimte. Opvallend aan dit figuur is dat creëren van ontspanningsplekken en het opnieuw beschilderen van de muren beiden een even hoge urgentie hebben voor de doelgroep. Dit zijn beide grote elementen die een ruimte kunnen bepalen/maken. Ook het punt van zelfgemaakte kunst is opvallend. Dit kan weergeven dat doelgroep behoeften heeft om de ruimte eigen, en zo betekenisvol te maken. De eigen touch aan de ruimte kan er voor zorgen dat deze eerder als belangrijk ervaren wordt. Respondent 10 gaf ook aan dat: wanneer ik mijn zelfgemaakte kunst er kwijt kan, kan ik deze trots aan mijn vriendjes laten zien. Hij omschreef dit als nodig om zo ergens vaker terug te willen komen. Eerder werd al duidelijk dat er in de praktische kant van een ruimte iets te halen moet vallen. Hierop gaf respondent 7 een aanbeveling: meer activiteiten, die net zo leuk zijn als Resto van Harte, zouden het maken dat ik graag hier terug komen. Wel moet ik weten wanneer ik er kan zijn. Hier uit de praktische kant zich in het bieden duidelijkheid. Het moet duidelijk zijn wat het aanbod is, zo kan de doelgroep zijn interesses afstemmen. 6.6 CONCLUSIE Uit de groepsinterviews met de doelgroep is veel informatie gehaald die kan helpen bij het ondersteunen in het vormen van nieuwe cultuureducatie en het bevorderen van een betekenisvolle ontmoetingsruimte voor het Zuiderstrandtheater. Vooral uit de quotes en de schema s kan informatie gewonnen worden. Hieruit blijkt dat het belangrijkste voor zowel het vormen van een ontmoetingsruimte, als het ontwikkelen van cultuureducaties is dat: 1. Het praktisch is. 2. Het bevorderend is voor het sociale leven. Deze twee punten zouden een de rode draad moeten zijn binnen nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zal gekeken moeten waar de wensen van de doelgroep precies liggen. Een interventie vooraf zorgt ervoor dat men minders snel teleurgesteld is en het gevoel heeft begrepen te worden. Voor de kinderen met een Ooievaarspas zou het Zuiderstrandtheater zo eerder als betekenisvol ervaren kunnen worden. Het inspelen op de bovengenoemde twee punten en de wensen van de doelgroep stimuleert prikkeling en afwisseling. Twee gegevens die belangrijk zijn in de ontwikkelingspiramide van talentontwikkeling/cultuureducatie (deelvraag 1). Als deze punten meegenomen worden maakt het niet uit of de betekenisvolle ruimte zich binnen vier muren bevindt of niet. Het samen doen en het zelf mee kunnen doen (verwachtingen) zou de basis moeten zijn binnen elke vorm van educatie en betekenisvolle ruimte. 42

43 Eindconclusie 43

44 7. EINDCONCLUSIE De hoofdvraag die centraal stond tijdens die onderzoek is: Hoe kan het Zuiderstrandtheater doormiddel van educatie, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, de creatieve ontwikkeling van Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar stimuleren? Om deze te kunnen beantwoorden is er verschillende informatie verzameld tijdens het beantwoorden van de deelvragen. Deze informatie is opgesomd in verschillende deel-conclusies, die de leidraad zijn voor deze eindconclusie. Er kan geconcludeerd worden dat het belangrijk is dat er, voor dat creatieve ontwikkeling door educatie kan plaatsvinden, aandacht besteed wordt aan het creëren van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Hierbij maakt het niet uit waar deze ruimte zich bevindt, binnen of buiten vier muren. Om de ruimte vorm te kunnen geven is het onderstaande figuur ontstaan, aangepast op de informatie die verzameld is vanuit alle hoofdstukken. Afbeelding 17. Officieel kompas betekenisvolle ontmoetingsruimte. Uit het onderzoek bleek dat een thuisgevoel creëren als basis kan dienen om ontwikkeling te bevorderen. Dit gevoel kan ontstaan door de ruimte en de daar bijbehorende activiteiten bijvoorbeeld letterlijk dicht bij huis te brengen, in de wijk. Maar ook wanneer kwetsbare doelgroepen, zoals kinderen met de Ooievaarspas, het gevoel van volledige sociale en creatieve vrijheid ervaren. Het kan lastig zijn om voor verschillende doelgroepen activiteiten te creëren, daarom is het van belang dat er gekeken wordt naar in welke ontwikkelingsfasen iemand zich begeeft. Naast ontwikkelingsfasen is het ook belangrijk dat er gekeken wordt naar de context van de doelgroep. Zo moet er bij kinderen die in armoede bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de constante conformiteitsdruk die zij voelen. De gegevens uit afbeelding 17 weergeven dus dat het belangrijk is dat kinderen met een Ooievaarspas de mogelijkheid krijgen om zich creatief te kunnen ontwikkelen, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Het draagt bij aan het ervaren van uniciteit, eigen waarden en het ontwikkelen van talent bijvoorbeeld. Vaak krijgen deze kinderen van huis uit niet de (juiste) handvaten aangereikt om deze ontwikkeling te doorgaan. Daarom is het belangrijk dat instelling, zoals het Zuiderstrandtheater, de mogelijkheid kunnen bieden om kinderen te laten ontkiemen en verkennen op cultureel gebied. Het zelf mee kunnen doen en experimenteren zijn factoren die ervoor kunnen zorgen dat een kind zich verder wilt verdiepen en de eerder genoemde druk vermindert kan worden. Deze ontwikkeling en het kunnen experimenteren kunnen samen gevat worden in een makerklimaat. Hierbij is het van belang dat kinderen de ervaring krijgen dat zij echt iets gemaakt hebben. Wanneer zijn emotioneel geraakt worden en hierdoor het gevoel van een veranderend tijdsperspectief ervaren, kan dit klimaat ontstaan. Door dat ieder zich ontwikkeld op zijn eigen manier, zal iedereen de ruimte 44

45 op een andere manier als betekenisvol ervaren. Het verschil hierin is belangrijk voor het individu, maar de overlap van een betekenisvol gevoel zorgt ervoor dat het collectief centraal komt te staan binnen de ruimte. Het samen kunnen doen en maken stimuleert het gevoel van verantwoordelijk en het ergens bij horen. Gevoelens die kinderen met een Ooievaarspas vaak onderdrukken en niet toegereikt krijgen. Samengevat moet de ruimte dus dienen voor zowel praktische als sociale redenen. Binnen Nederland worden er verschillende stappen ondernomen om kinderen creatieve ontwikkeling door educatie te kunnen faciliteren. Veel beleidsinstellingen proberen cultuur dicht bij het kind te brengen, wanneer kinderen zelf niet tot de mogelijkheid beschikken om hierin te kunnen participeren. Vanuit de gemeente wordt er dan ook vaak wijkgericht gewerkt, zo dat het zo laagdrempelig mogelijk gehouden kan worden. Deze laagdrempeligheid ontstaat door het aanwijzen van coaches. Zo weet de doelgroep wij zij kunnen bereiken met eventuele vragen en kunnen zij gestimuleerd en geïnspireerd worden tot deelname. Cultuurfondsen en instellingen proberen dit te faciliteren en spelen in op hun belang van cultuureducatie. Het dient als een verrijking en stimuleert bijvoorbeeld creativiteit. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het aanbieden van gratis muziekles, het bezoeken van het theater etc. Concluderend kan er antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: Hoe kan het Zuiderstrandtheater doormiddel van educatie, binnen een betekenisvolle ontmoetingsruimte, de creatieve ontwikkeling van Ooievaarspashouders tussen de 4 en 12 jaar stimuleren? Dit kan namelijk door eerst een focus te leggen op het creëren van een betekenisvolle ontmoetingsruimte. Deze kan ontstaan door te letten op de gegevens uit het kompas (afbeelding 17). Hierbij maakt het niet uit waar deze ruimte zich bevindt. Door eerst aandacht te besteden aan de ruimte, kan creatieve ontwikkeling door educatie volgen. Het stimuleren van experimenteren en een thuisgevoel zorgt ervoor dat kinderen met een Ooievaarspas de vrijheid ervaren om te kunnen ontwikkelen. Hier leren zij dus door het te doen en creatief om te gaan met oplossingen. Deze individuele ontwikkeling kan bevorderd worden door het collectief. Het samen doen zorgt voor een betekenisvol gevoel, maar helpt ook bij het stimuleren van zelfvertrouwen en echt gehoord worden. Dit weergeeft ook hoe belangrijk communicatie is voordat kinderen de ruimte als betekenisvol ervaren. Zij moeten weten wat er van hun verwacht wordt, maar ook de mogelijkheid krijgen om hun eigen verwachtingen uit te spreken. Kortom zal er dus creatieve en sociale vrijheid ervaren moeten worden door kinderen met een Ooievaarspas om een ruimte als betekenisvol te ervaren en te kunnen ontwikkelen. Er zal altijd een praktische en/of sociale reden zijn waarom een kind graag ergens komt. Wanneer het Zuiderstrandtheater op deze ontwikkeling en beredenering inspeelt zullen zij vanzelf een betekenisvolle ontmoetingsruimte worden. 45

46 8. DISCUSSIE 8.1 KWALITEIT VAN HET ONDERZOEK Wat betreft literatuuronderzoek is er weinig wat ter discussie gesteld kan worden. Er is breed georiënteerd, om zo voldoende informatie op te doen. De literatuur die gebruikt is, is dan dus ook relevant voor het onderzoek. Wel kan er gekeken worden naar de interviews. Deze zouden misschien niet geheel dekkend zijn. Dit omdat er van tevoren gedacht werd dat 8 deelnemers voldoende zou zijn, maar gedurende de groepsinterviews duidelijk werd dat hoe meer kinderen er geïnterviewd werden, hoe meer relevante informatie er naar boven kwam. Het huidige aantal 10 is al meer dan gedacht, maar er had meer gewonnen kunnen worden. Waardoor de betrouwbaarheid en bruikbaarheid vergroot wordt (Migchelbrink, 2016). Echter was dit niet mogelijk door het korte tijdsbestek. Met deze informatie in het achterhoofd zal ik de volgende keer rekening houden met het meer inplannen van verschillende groepsinterviews. Een strakke planning/stappenplan helpt hierbij. Wanneer er gekeken wordt naar de methodische stappen die zijn uitgevoerd, lag er een knelpunt bij de derde deelvraag. Voorafgaand aan het onderzoek werd gedacht dat er voorbeelden vanuit de theaterpraktijk gevonden konden worden. Echter waren er geen voorbeelden te vinden die direct op de vraag aansloten. Om de vraag toch te kunnen beantwoorden zijn er voorbeelden vanuit verschillende andere praktijken onderzocht. Deze dienen als grote inspiratiebron. Het herschrijven van het hoofdstuk heeft ervoor gezorgd dat de kwaliteit van het beantwoorden van de vraag erop vooruit gegaan is en dus gewaarborgd. 8.2 WAARDE OPDRACHTGEVER De resultaten van dit onderzoek kunnen dienen als inspiratiebron voor de opdrachtgever. Het gemaakte schema, met de vereiste van een betekenisvolle ontmoetingsruimte, zorgt ervoor dat het gemakkelijker is om dit vorm te geven binnen het theater. Het dient als het waren als een kompas. De resultaten zijn zo van belang voor bijvoorbeeld de inrichting en uitvoering van het nieuwe gebouw. Het geeft een soort leidraad om succesvol te kunnen zijn. Belangrijk is dat er naar voren komt dat het contact met de doelgroep van groot belang is. Dit is een punt waar grote instelling nog weleens op kunnen falen. De literatuur en de interviews weergeven dit belang. Zo wordt het ook duidelijk dat CMV ers van groot belang kunnen zijn. Zij kunnen dienen als intermediair tussen sociale en culturele instellingen. Om kwetsbare doelgroepen, zoals kinderen met een Ooievaarspas, te bereiken, is het belangrijk dat deze organisaties verbonden worden. Kortom bieden de resultaten van het onderzoek verschillende resultaten op het gebied van contact, inrichting etc. die van grote waarde kunnen zijn voor het Zuiderstrandtheater. 8.3 BEROEPSPRAKTIJK & THEORIE De literatuurstudie en de interviews van dit onderzoek kunnen nieuwe inzichten bieden voor de beroepspraktijk. Zowel die van culturele instellingen, als die van sociale. Culturele instellingen zouden bijvoorbeeld kunnen leren van sociaal werkers hoe doelgroepen bereikt kunnen worden en zo geactiveerd worden. Andersom kunnen sociale instellingen weer leren over de verschillende vormen van culturele uitingen, die als methodiek gebruikt kunnen worden. Het onderzoek is dus van waarde voor de beroepspraktijk omdat het een schets weergeeft hoe belangrijk deze wisselwerking is. Het eerdere genoemde kompas kan hier in een handvat zijn om nieuwe projecten vorm te geven. 46

47 9. AANBEVELINGEN Naar aanleiding van de eindconclusie en discussie zijn er verschillende aanbevelingen opgesteld die het Zuiderstrandtheater zouden kunnen helpen om het nieuwe OCC als betekenisvolle ontmoetingsruimte in te richtten, waar op een educatieve manier creatief ontwikkeld wordt. 1. IN CONTACT GAAN Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de doelgroep vaak anders naar ideeën aankijkt, dan de organisatie zelf. Daarom is de eerste aanbeveling het echt in contact gaan met de doelgroep. Er zal outreachend gewerkt moeten worden om het contact te kunnen leggen. Dit werk kan er verschillend uit zien. Een voorbeeld kan zijn dat het Zuiderstrandtheater de verschillende organisaties die in deelvraag drie genoemd zijn een bezoek brengen. Door dit bezoek krijgen de werknemers een inzicht van hoe andere organisaties te werk gaan om op de vraag van de burger aan te sluiten. Maar ook biedt het perspectief om zo te zien wat burgers/deelnemers zoeken bij een bepaalde organisatie, wat de reden is dat zij er graag komen (het betekenisvolle gevoel). De combinatie van beide invalshoeken zal het Zuiderstrandtheater uitdagen verder te kijken dan alleen hun eigen wensen. Een andere vorm van outreachend te werk gaan is het organiseren van een brainstorm. Deze zal gehouden worden met en dichtbij de doelgroep. Dichtbij als in de afstand vanaf hun huis, maar ook op emotioneel vlak. Het is de wens van de doelgroep die voorop moet staan. Iemand dichtbij huis op zoeken zorgt ervoor dat zij zich eerder thuis voelen en makkelijker kunnen praten over ideeën die er zijn. Een manier om deze brainstorm vorm te geven is het memoryspel wat gebruikt is tijdens dit onderzoek. Door het ieder setje een onderwerp te geven, kan er op een speelse manier hierover gepraat worden. Het echt in gesprek gaan met de doelgroep zorgt ervoor dat de onderwerpen die hierin benoemd worden beter blijven hangen bij de werknemers van het Zuiderstrandtheater. Het kan als het ware gezien worden als hun drijfveer om een project uit te voeren. Waar mogelijk is het handig om het contact met de doelgroep goed te onderhouden. Dit kan handig zijn om tussentijds te sparren. Daarom is het belangrijk dat er in de agenda van de werknemers tijd ingepland wordt om echt in contact te gaan. 2. MEDEZEGGENSCHAP Aansluitend op de eerste aanbeveling is de tweede aanbeveling het bieden van medezeggenschap/participatiemogelijkheden voor bezoekers, specifiek gericht op de doelgroep van kinderen met een Ooievaarspas. Waar het Zuiderstrandtheater nu voornamelijk nog gericht is op presenteren wordt er aanbevolen ook meer te focussen op creëren. Literatuur en praktijk lieten beiden zien hoeveel waren er gehecht wordt aan het samen kunnen doen. Hierbij komt ook het begrip Makersklimaat weer terug. Een veilige plek waar samen gecreëerd kan worden en waar creativiteit en collectiviteit centraal staan. Het collectief stimuleert een veilig gevoel. Een veilig gevoel op sociaal en creatief vlak. Door kinderen meer medezeggenschap te geven, krijgen zij het gevoel ergens onderdeel van te zijn. Ook zorgt het ervoor dat de doelgroep eerder het theater bezoekt, omdat de (educatieve) programmering en eventuele activiteiten eerder op hun wensen aansluiten. Zo kan meer waarden richting het theater gecreëerd worden en voelt het voor de doelgroep dichterbij/als thuis. Voorbeelden hiervoor zijn: het meer laten participeren tijdens voorstellingen en activiteiten (zo wordt de link tussen theorie en praktijk gelegd), het ophangen van eigen werk vanuit de doelgroep etc. 3. AANKLEDING Als laatste kan er aanbevolen worden dat het theater goed moet kijken hoe zij hun gebouw en activiteiten inrichten. Vanuit de doelgroep is er een bepaalde vertrouwd-/zekerheid nodig om ergens aan deel te nemen. Door zich herkenbaar te maken, kan dit gestimuleerd worden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een bepaald kleuren patroon en/of uniform wat medewerkers tijdens binnen en buitenschoolse activiteiten dragen. Tijdens deze focus op de aankleding is het wederom van belang dat de eerste twee aanbevelingen worden nagestreefd. Door bijvoorbeeld kunst van de doelgroep op te hangen, krijgt aankleding al eerder extra waarden. Ook wanneer het mogelijk is om te kunnen creëren zal dit gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan het maandelijks kunnen schilderen van de muur of een muziektuin waarin instrumenten getest kunnen worden. Het moet iets avontuurlijks hebben en kunnen wisselen van functies, om zo de doelgroep aan te blijven spreken (denk hierbij aan de LocHal). 47

48 10. CONCEPTVOORSTEL In de doelstelling van dit onderzoek werd al duidelijk dat het Zuiderstrandtheater naast de resultaten en aanbevelingen graag een conceptversie zou ontvangen van een activiteit/methodiek gebaseerd op het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt mijn bedachte concept beschreven worden. Punten die hierbij besproken worden zijn bijvoorbeeld de visie en werkwijze BESCHRIJVING Uit zowel de interviews als de aanbevelingen is gebleken hoe belangrijk het voor kinderen is om hun eigen aandeel in een activiteit terug te kunnen zien. Deze zichtbaarheid stimuleert een betekenisvol gevoel en gevoel van trots. Twee dingen die kinderen in armoede vaak missen, door hun conformaiteitsdruk. In Het Kinderpanel van het Zuiderstrandtheater hoop ik deze kinderen juist de kans te geven om zich te kunnen uiten, zonder (benadrukkend) rekening te houden met hun financiële achtergrond. Het zal een plek zijn waar kinderen hun verwachtingen vrij kunnen uitspreken, creatieve en sociale vrijheid voelbaar is en waar deelnamen en resultaten centraal staan VISIE Een betekenisvolle ontmoetingsruimte (zowel binnen als buiten 4 muren) creëren waar ieder kind de mogelijkheid tot experimenteren kan ervaren en zelf bepaalt wat hij/zij wilt leren MISSIE In deze ruimte wordt er gestreefd om kinderen het gevoel van creatieve en sociale vrijheid te laten ervaren. Activiteiten zorgen ervoor dat er binnen een collectief ruimte is om een individuele identiteit, creativiteit en talent te ontwikkelen. Ontwikkeling staat voor op. Dit kan alleen gebeuren wanneer wij: Goed naar de kinderen luisteren en begrijpen wat er gezegd/gevraagd wordt. De mogelijkheid tot ontkiemen en verkennen stimuleren. Nauwlettend zijn op de omgang met elkaar en kwaliteit in communicatie bewaken. Openstaan voor nieuwe ideeën. Duurzaamheid is hierbij wenselijk WERVING Om kinderen te kunnen werven kan er een voorbeeld genomen aan de eerste aanbeveling uit het vorige hoofdstuk: het in contact gaan. Het echt langs gaan op de plaats waar kinderen zich bevinden zorgt ervoor dat je herkenbaarder bent. Het geeft een indruk voor de organisatie, maar ook voor het kind. Het is belangrijk dat beide partijen hun verwachtingen naar de ander kunnen uitspreken. De kinderen die enthousiast zijn kunnen zich inschrijven via de site, hierbij is het belangrijk dat het stadsdeel en het gebruik van de Ooievaarspas benoemd wordt. Wanneer er veel animo is kan er gekeken worden om het panel bijvoorbeeld ieder halfjaar te rouleren. Andere manieren om kinderen te werven zijn bijvoorbeeld via de nieuwsbrief van de Ooievaarspas of via scholen en/of sport- en cultuurinstellingen. 48

49 10.5 WERKWIJZE Het Kinderpanel bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is dat er vanuit iedere wijk in Den Haag een aantal kinderen verantwoordelijk gesteld wordt. Deze kinderen vormen samen Het Kinderpanel, wat betekent dat zij als een soort voorzitters alle kinderen in hun stad vertegenwoordigen. Een groep van 20 vertegenwoordiging houdt zich bezig met het gene wat de kinderen zelf graag zouden willen leren op cultureel gebied. Van te voren hebben zij een lijst gemaakt met onderwerpen die volgens hun behandeld moeten worden, dit zorgt er voor dat het gesprek gelijk de diepte in kan gaan. Geen enkel onderwerp is te gek zijn, over alles kan geleerd worden. Door kinderen zelf het heft hier in handen te geven wordt de educatie sneller als betekenisvol ervaren worden, omdat er eigen waarden in zit. Door deze waarde zullen kinderen sneller deelnemen om zich te kunnen ontwikkelen, op het geen wat zij zelf graag zouden willen leren. Het panel komt om de twee weken bij elkaar om te overleggen over nieuwe mogelijkheden voor het theater. Deze bijeenkomst vindt plaats aan een herkenbare en vrolijke opklaptafel (zie aankleding, aanbeveling 3). Dit zodat de bijeenkomsten ook eventueel buiten de vier muren van het theater kunne plaatsvinden, bijvoorbeeld in het Zuiderpark met lekker weer. De bijeenkomsten krijgen iedere keer een andere vorm. Denk hierbij aan de ene keer een brainstorm en de andere keer bijvoorbeeld het opzetten en creëren van een activiteit. Het tweede onderdeel van Het Kinderpanel zijn dus de educatieve activiteiten/evenementen. Deze worden vanuit het Zuiderstrandtheater georganiseerd worden (met input van het panel). Hiervoor wordt een bepaalde functie aangewezen (zie het kopje functie). De activiteiten worden vaak buitenschools plaats vinden, maar waar nodig ook onder schooltijd buiten de vier muren van het theater. Wederom draait het hier weer om wat er voor het kind uit komt, om zo de motivatie hoog te houden FUNCTIE Voor Het Kinderpanel zou er bij het Zuiderstrandtheater een nieuwe functie ontwikkelt moeten worden. Deze werkt veel samen met de afdeling educatie hebben, maar heeft ook een oog voor sociaal werk. Het belangrijkste van de functie is het in gesprek gaan met de kinderen, om zo later met de educatie medewerkers te bespreken wat er mogelijk is om aan te bieden. Dit in gesprek gaan kan wederom door bijvoorbeeld het eerdergenoemde memoryspel, dit is een laagdrempelige en speelse manier om naar kinderen hun wensen te vragen. Een luisterend oor zijn voor de kinderen is een vereiste. Kortom zal deze functie voornamelijk met de doelgroep zelf in verbinding staan en kijken hoe hij/zij de connectie kan maken naar cultuureducatie BEREDENERING De beredenering waarom ik denk dat dit project succesvol wordt is omdat hedendaags veel aanbod vanaf bovenaf geregisseerd worden. Doelgroepen worden niet bereikt als er alleen maar voor en niet met hun besloten wordt. De wijkgerichte aanpak sluit aan bij bijvoorbeeld organisaties zoals Cultuuranker en CultuurSchakel. Deze proberen zo dicht bij de doelgroep te staan en op een laagdrempelige manier cultuur(educatie) aan te bieden FINANCIERING Om het project te realiseren is er een geldpotje nodig. Dit om bijvoorbeeld de nieuwe werknemer te kunnen betalen, reclame te maken, de tafel aan te schaffen etc. Hiervoor zal subsidie aangevraagd moeten worden bij bijvoorbeeld de gemeente en het fonds voor cultuurparticipatie. Voor de uitvoering van de activiteiten kan er gekeken worden of er eventuele samenwerkingen plaats kunnen vinden met de cultuurankers KANTTEKENING Wel moet er nagedacht worden of je door Het Kinderpanel echt iedereen uit de doelgroep tevreden stelt. De vraag hierbij is of je je richt op de geïnteresseerde of moeite doet om andere ook te inspireren. Kortom: hoe groot is je focusgroep? 49

50 LITERATUURLIJST Aatvos. (2018). Deichman Stovner Library. Opgevraagd op 27 maart 2019 va Alle cijfers, (2018). Gemeente Den Haag, inwoners. Opgevraagd op 3 september Armoedefonds, (2018). Wat is armoede? Opgevraagd op 29 november 2018 van Avest, ter, D. (2015). Betekenisvolle ontmoetingsplekken. Nieuwe strategieën en hernieuwde tactieken. Rotterdam: WMO werkplaats Rotterdam Baert H. (2006), Een leven lang leren in een veranderende arbeidsomgeving: partnerships gevraagd, Leerstoel onderwijsvernieuwing en samenwerking, Universiteit Antwerpen, 26 & Beijk, N., Bruggen, van der, L., Simons, P. & Schra, L. (2013) Verandering in de context moderne samenleving. Maatschappijwetenschappen. Enschede: Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Berkers, F. (2014). Frans Berkers verzamelt werk. 25 jaar docent Culturele en Maatschappelijke vorming. Den Haag: De Haagse Hogeschool. Blokland, T. (2009). Oog voor elkaar: veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote stad. Amsterdam: Amsterdam University Press Boswijk, A., Thijssen, T. & Peelen, E. (2008). Een nieuwe kijk op de experience economy. Betekenisvolle belevenissen. Amsterdam: Pearson Education Broek, A. van den & Haan, J. de (2000). De positie van cultuur. In A. van den Broek, & J. de Haan, Cultuur tussen competentie en competitie. Amsterdam/Den Haag: Boekmanstudies/ Sociaal en Cultureel Planbureau. Bruijn, D. de, Lammersen, G., Hanzon, C., Verweij, S., Houten, M. van & Nourozi, S. (2016). Participatiesamenleving anno 2017: volop kansen. Opgevraagd op 25 september 2018, van Engbersen, G.B.M., (2003). De armoede van sociaal kapitaal. Opgevraagd op 15 september 2018 van Bronfenbrenner, U. & Morris, P. A. (1998). The ecology of developmental process. New York: John Wiley Bussemaker, J. (2015). Ruimte voor cultuur. Opgevraagd op 5 februari 2019 van cultuur Centraal Bureau van de Statistiek, (2017). Bijna 21 duizend Haagse kinderen met risico op armoede. Opgevraagd op 3 oktober 2018 van nl/nieuws/2017/39/bijna-21-duizend-haagse-kinderen-met-risico-op-armoede Centrum voor Gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. (2005). Recht op cultuur. 10 jaar na het algemeen verslag over de armoede. Opgevraagd op 15 februari 2019 van 50

51 Craft, A., Jeffrey, B. & Leibling, M. (2001). Creativity in Education. London: Continuum. CultuurSchakel. (z.d.). Wat is Cultuuronderwijs op zijn Haags? Opgevraagd op 20 februari 2019 van Cultuurschakel. (2018). Jaarverslag Opgevraagd op 22 november 2018 van f_publiek_lores.pdf Deichman Stovner Library. (z.d.). About us. Opgevraagd op 27 maart 2019 van Den Haag. (2018). CultuurSchakel voor cultuuronderwijs en amateurkunst. Opgevraagd op 20 februari 2019 van cultuur/cultuurschakel.htm Den Haag. (2018). Kunst en cultuur in uw stadsdeel. Opgevraagd op 20 februari 2019 van naast-de-deur.htm Desmendt, E., Groenez, S. & Broeck, Van den, G. (2006). Onderzoek naar de systeemkenmerken die participatie aan levenslang leren in de EU-15 beïnvloeden. Hoger instituut voor de arbeid Drion, G. (2018). Cultureel vermogen. Nieuwe woorden voor het belang van cultuureducatie en participatie in Nederland. Opgevraagd op 20 februari 2019 van Duyvendak, J.W., Graaf & Van Der, P. (2009). Thuis voelen in de buurt: een opgave voor stedelijke vernieuwing. Een vergelijkend onderzoek naar de buurthechting van de bewoners in Nederland en Engeland. Amsterdam: Amsterdam University Press Delfos, M. (2009). Ontwikkeling in vogelvlucht. Ontwikkeling van kinderen en adolescenten. Amsterdam: Pearson. Eijck, van, K., Windhorst, M. & Zant, van der, P. (2015). Wat we hebben geleerd over Talentontwikkeling. Utrecht: Fonds voor Cultuurparticipatie Engbersen, G.B.M., (2003). De armoede van sociaal kapitaal. Opgevraagd op 15 september 2018 van Expertise Center voor Marketing-insights, Onderzoek & Analytics. (2014). De essentie van kwalitatief marktonderzoek. Opgevraagd op 18 november 2018 van images/images/bestanden/pdf/studenteninformatie/scholl_olivier_de_essentie van_kwalitatief_onderzoek_versie4.pdf Fleming, L. (2015). Worlds of Making. Best Practices for Establishing a Makerspace for Your School. California: Corwin Fonds voor Cultuurparticipatie. (z.d.). Over het Fonds. Wat doen we? Opgevraagd op 25 februari 2019 van Galjart, B. (2003). Sociaal kapitaal, vertrouwen en ontwikkeling. Opgevraagd op 13 februari 2019 van sociaal_kapitaal,_vertrouwen_en_ontwikkeling.pdf 51

52 Gemeente Den Haag (z.d.). Informatie over de Ooievaarspas. Opgevraagd op 12 september 2018 van Gemeente Den Haag (2017) Meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur Opgevraagd op 3 september Gemeente Den Haag (2017). Nota cultuureducatie Opgevraagd op 29 oktober 2018 van Nota_cultuureducatie_2017 Gemeente Den Haag, (2017). OCC. Opgevraagd op 11 juli Gemeente Den Haag (z.d.). Ooievaarspas aanvragen. Opgevraagd op 12 september 2018 van Graaf, van der, P. & Duyvendak, J.W. (2009). Thuis voelen in de buurt: een opgave voor stedelijke vernieuwing. Een vergelijkend onderzoek naar de buurthechting van bewoners in Nederland en Engeland. Amsterdam: Amsterdam University Press Grabau, E. & Visser, H. (2002). Creatieve therapie. Spelen met mogelijkheden. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Hendriks, L.H. (2018). Stimuleren van talentvol creatief gedrag in digitale compositie. Over de horizon: zicht op het ontwikkelingspotentieel van leerlingen in workshops Digitaal Componeren. Opgevraagd op 31 december van House of Hope. (z.d.). Werkwijze. Opgevraagd op 25 maart 2019 van Huysmans, F., Vet, van der, O. & Eijck, van, K. (2005). Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, Een empirische evaluatie op landelijk niveau. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Jeugdfonds Sport en Cultuur. (2018). Agenda Sport & cultuur voor kinderen en jongeren uit armere gezinnen. Opgevraagd op 22 maart 2019 van content/uploads/2018/07/agenda2018-jeugdfonds-sport-cultuur.pdf Jeugdfonds Sport en Cultuur. (z.d.). Projecten. Opgevraagd op 13 maart 2019 van Jeugdjournaal. (2019). Melissima van 10 groeit op in armoede en durft daar over te praten. Opgevraagd op 20 maart 2019 van groeit-op-in-armoede-en-durft-daarover-te-praten.html Jonge onderzoekers, de. (z.d.). Wat doen wij. Opgevraagd op 25 maart 2019 van Kinderwinkel, de. (z.d.). De kinderwinkel, over ons. Opgevraagd op 25 maart 2019 van Kinderwinkel, de. (z.d.). De kinderwinkel. Opgevraagd op 25 maart 2019 van Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie 1. Het jonge kind. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 52

53 Kool, H. (2012). Informatie over Ooievaarspas en participatie van kinderen. Opgevraagd op 3 oktober 2018 van LKCA. (2013). Cultuur + educatie. Opgevraagd op 12 februari 2019 van LKCA. (2016). Basis voor cultuureducatie. Handreiking voor de toekomst van binnen- en buitenschoolse cultuureducatie. Utrecht: Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). LKCA. (z.d.). Begrippen. Opgevraagd op 20 februari 2019 van onderwijs/begrippen# LKCA. (z.d.). Brede Regeling Combinatiefunctie (2019-). Opgevraagd op 20 februari 2019 van LKCA. (z.d.). Wat is jouw profiel? De zes rollen van de cultuurcoach. Opgevraagd op 20 februari 2019 van LocHal. (2018). Over de LocHal. Opgevraagd op 22 februari 2019 van lochal Maeyer, de, J., Dewaele, C. & Beelen, S. (2015). Outreachend werken. Praktijkkader in ontwikkeling. Opgevraagd op 12 februari 2019 van Migchelbrink, F. (2016). Handboek praktijkgericht onderzoek. Zorg, welzijn, wonen en werken. Amsterdam: SWP uitgeverij B.V. MOCCA-expertisecentrum cultuuronderwijs. (z.d.). Kunsteducatie en cultuurparticipatie: Hoe maak je de komende jaren het verschil? Opgevraagd op 12 februari 2019 van amsterdam.nl/kunsteducatie-en-cultuurparticipatie-hoe-maak-je-dekomende-jaren-hetverschil/ Nederlands Jeugd instituut (z.d.). In gesprek met kind en ouders. Opgevraagd op 31 januari 2019 van _ouders.pdf Nieuwe kerk Den Haag, (z.d.). Over ons. Opgevraagd op 27 augustus NOS, (z.d.) Langdurige armoede neemt toe in Nederland. Opgevraagd op 3 september OCW. (z.d.). Cultuuronderwijs. Opgevraagd op 14 februari 2019 van OCW. (z.d.). Landelijke Actieagenda voor innovatie Opgevraagd op 6 maart 2019 van OCW. (2018). Cultuur in een open samenleving. Opgevraagd op 12 februari 2019 van cultuur/documenten/rapporten/2018/03/12/cultuur-in-een-open-samenleving Omlo, J. (2016). De aanpak van armoede. Opgevraagd op 12 oktober van raadplegen/publicaties/inclusie/wat-werkt-bij-armoede.pdf 53

54 Onderwijsraad. (2006). Onderwijs in cultuur. Advies. Den Haag: de Onderwijsraad Onderwijsraad en Raad voor Cultuur. (2012). Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! Opgevraagd op 15 februari 2019 van Pauwels, H. & Dreijer, R. (z.d.). Onderzoek doen met kinderen. Verzameling van leuke en creatieve werkvormen geschikt voor het doen van onderzoek met kinderen. Groningen: Hanzehogeschool. Prins, B. (2013). Superdivers! Alledaagse omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving. Den Haag: Eburon/De Haagse Hogeschool Raad voor Cultuur. (2014). Meedoen is de kunst. Advies over actieve cultuurparticipatie. Opgevraagd op 31 december van Reijgersberg, N. & Poel, van der, H. (2013). Bevorderen sportdeelname arme kinderen in Den Haag. Opgevraagd op 22 maart 2019 van Reijndorp, A. (2007). Een parade van concepten. De creatieve stad als emancipatiemachine. In W. Willems & L. Lucassen (red.), De krachtige stad. Een eeuw omgang en ontwijking (pp ). Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker Remmerswaal, J. (2013). Handboek groepsdynamica. Een inleiding op theorie en praktijk. Amsterdam: Boom Nelissen Resto van Harte. (z.d.). Den Haag KinderResto Schilderswijk. Opgevraagd op 31 december 2018 van schilderswijk.html?r=175 Resto van Harte. (z.d.). Zo werkt Resto VanHarte. Opgevraagd op 20 maart 2019 van Rijksoverheid, (2017). Cultuur in beeld Opgevraagd op 3 september Rijksoverheid, (2018). Cultuur in een open samenleving. Opgevraagd op 3 september 2018 van Rijksoverheid, (z.d.). Wet maatschappelijke ondersteuning. Opgevraagd op 25 september 2018 van Reynaert, D. & Nachtergaele, S. (2015). Sociaal werk is een mensenrechtenberoep. Hoeder van sociale grondrechten. Opgevraagd op 14 februari 2019 van Roest, A. (2011). Kunnen meer kinderen meedoen? Veranderingen in de maatschappelijke deelname van kinderen, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Sleurs, W. (2006). Educatie voor duurzame ontwikkeling: leren met het oog op een betere leefwereld, hier en elders, vandaag en morgen. Opgevraagd op 22 maart 2019 van zame_ontwikkeling_leren_met_het_oog_op_een_betere_leefwereld_hier_en_elders_vandaa 54

55 _en_morgen/links/578e3f3a08aecbca4caac822/educatie-voor-duurzame-ontwikkeling-leren met-het-oog-op-een-betere-leefwereld-hier-en-elders-vandaag-en-morgen.pdf Spiesschaert, F. (2005). Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Een inleiding tot de methodiek. Leuven: Acco Stichting Brede Buurtschool (z.d.). Over ons. Opgevraagd op 10 februari 2019 van Stichting Tussentuin. (z.d.). Over. Opgevraagd op 25 maart 2019 van Tepaske, E., Groenestein van, T., Spangenberg, F. & Schoemaker, R. (2010) Betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven. Amsterdam: Stichting Cultuur-Ondernemen The Sixth Street Community Center. (z.d.). Sixth Street Youth Program (SSYP). Opgevraagd op 27 maart 2019 van The Sixth Street Community Center. (z.d.). Mission and history. Opgevraagd op 27 maart 2019 van Thomas en Charles. (z.d.). Kindergesprekken: gesprekken tussen (ouder), kind en leerkracht. Opgevraagd op 31 januari 2019 van Thys, I. (z.d.). Sensibiliseren voor armoede in Vlaanderen. Opgevraagd op 10 februari 2019 van Trade School. (z.d.). About. Opgevraagd op 27 maart 2019 van Verhulst, C. (2005). De ontwikkeling van het kind. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Volkskrant, de. (2019). De nieuwe bibliotheek LocHal Tilburg biedt een geweldige sfeer en talloze gebruiksmogelijkheden (vijf sterren). Opgevraagd op 22 februari 2019 va geweldige-sfeer-en-talloze-gebruiksmogelijkheden-vijf-sterren-~b / Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid, de. (2012). Vertrouwen in burgers. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Zuiderstrandtheater, (2015). Meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur Subsidieaanvraag. Stichting dans- en muziekcentrum Den haag. Opgevraagd op maandag 29 oktober 2018 van pdf Zuiderstrandtheater, (z.d.). Organisatie. Opgevraagd op 27 augustus 2018 van Zwaard, van der, J. (2012) Kwaliteiten van ontmoetingsplekken. Opgevraagd op 28 december 2018 van mplekken_samenvatting.pdf Zwinkels, R. (2016). Een driegangendiner voor 5 euro, waar vind je dat nog?. opgevraagd op 25 maart 2019 van nog~a31d5858/ 55

56 BIJLAGE 1: TOPICLIJST Vragen memoryspel Resto van Harte Voorstellen! (Lotte, 20 jaar en ik eet het liefst Indonesisch) Topics: Theater binnen en buiten school, vrije tijd, vriendenkring, ruimte, inrichting, fantasie, vrijheid Voorbeeldvragen: 1. Ik bezoek of speel weleens theater met school. JA/NEE à Doorvraag 2. Wat doe je graag in de vrije tijd? 3. Wat is de reden dat je in het resto komt? Veel vriendjes, lekker eten? 4. Wat is er fijn aan deze ruimte? 5. Wat is er minder fijn aan deze ruimte? 6. Hoe zou jij het inrichten? 7. Heb je veel contact met de mensen die hier werken? Is het van toegevoegde waarden? 8. Hoe ziet een droomvoorstelling eruit? Wat zou je willen leren? 9. Delen en experimenteren, ervaar je vrijheid? 56