Cootjans Vastgoed Exploitatie T.a.v. de heer P. Cootjans Parallelweg Oost XA VALKENSWAARD

Transcriptie

1 Cootjans Vastgoed Exploitatie T.a.v. de heer P. Cootjans Parallelweg Oost XA VALKENSWAARD Vestiging, datum : Nuenen, 6 mei 2010 Ons kenmerk Uw kenmerk : - Behandeld door : 0908/046/RV-2 : Robert van de Voort Doorkiesnummer : Gecontroleerd door : Jo Smeets Betreft : Waterparagraaf Parallelweg Oost 23 te Valkenswaard DvL Milieu & Techniek / Tritium Advies B.V. Bezoekadres Gulberg TE NUENEN Postadres Postbus GA Weert Telefoon Fax info@dvl.nl Internet ING K.v.K nr Geachte heer Cootjans, In opdracht van Cootjans Vastgoed Exploitatie is door DvL Milieu & Techniek een waterparagraaf opgesteld voor de locatie Parallelweg Oost 23 te Valkenswaard. Op deze locatie is momenteel een kantoor gesitueerd. Dit pand zal behouden blijven en uitgebreid worden met nieuwbouw op het achterterrein. Tevens zullen er meer dan dertig parkeerplaatsen op het achterterrein worden gerealiseerd. Het plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Voor deze locatie wordt derhalve een nieuw bestemmingsplan opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het kader van deze procedure dient onder andere een waterparagraaf te worden opgesteld. Vanaf 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een Watertoets te verrichten. Het is noodzakelijk in de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen, waarop bovengenoemd besluit van toepassing is, een beschrijving te geven van de manier waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Daarvoor is in een zo vroeg mogelijk stadium overleg nodig met de waterbeheerder. Het is niet de bedoeling dat er met de watertoets nieuw beleid wordt gemaakt. De belangrijkste beleidsdocumenten zijn de "Vierde Nota Waterhuishouding", "Waterbeleid 21e eeuw" en de Europese "Kaderrichtlijn Water". Waterschap De Dommel heeft deze nota's vertaald naar haar eigen specifieke situatie in het "Waterbeheerplan ", "Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005" en de beleidsnotitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk. Beschrijving aanleiding toets In opdracht van Cootjans Vastgoed Exploitatie wordt door Compositie 5 stedenbouw bv een bestemmingsplan opgesteld ten behoeve van de beoogde uitbreiding van een kantoorcomplex aan de Parallelweg Oost 23 te Valkenswaard. De nieuwbouw bestaat uit twee bouwlagen plus een terugliggende derde bouwlaag. Extra parkeerbehoefte wordt gerealiseerd op het oostelijk gelegen perceel. Het projectgebied is gelegen binnen twee bestemmingsplannen. De nieuwbouw van het kantorencomplex is gelegen binnen het bestemmingsplan "Schaapsloop 1", vastgesteld door de gemeenteraad van de pagina 1 van 7

2 gemeente Valkenswaard op 30 oktober 1997 en goedgekeurd door G.S. van de provincie Noord-Brabant op 20 april De extra parkeervoorziening op het achterterrein is gelegen binnen het bestemmingsplan Omgeving Zandbergstraat Ooistraat, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Valkenswaard op 28 januari 1993 en goedgekeurd door G.S. van de provincie Noord-Brabant op 23 augustus Volgens de vigerende bestemmingsplannen is de gewenste ontwikkeling niet mogelijk. Voor deze locatie wordt derhalve een nieuw bestemmingsplan opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het kader van deze procedure dient onder andere een waterparagraaf te worden opgesteld. De oppervlakte van de onderzoekslocatie is circa m 2. Het perceel aan de Parallelweg Oost is gelegen aan de zuidelijke rand van de bebouwde kom van de gemeente Valkenswaard. De onderzoekslocatie betreft het kadastrale perceel sectie F, nummers 4306, 4309 en 4310 van de gemeente Valkenswaard en is momenteel in gebruik als kantoorcomplex met tuin. Gebied Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om Valkenswaard. De Dommel toetst voor vergunning en ontheffingsverlening of een activiteit of werk wordt uitgevoerd in keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden of daarbuiten. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast, waarmee invulling wordt gegeven aan artikel 15 van de Keur oppervlaktewateren Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt uitgegaan van de begrenzing van de beschermingsgebieden en attentiegebieden zoals deze door het algemene bestuur is vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van de keur oppervlaktewateren 2005 en vastgelegd op de keurkaart. Het projectgebied aan de Parallelweg Oost 23 valt noch in het keurbeschermingsgebied noch in een attentiegebied. Voor deze gebieden worden in deze beleidsregels kaders neergelegd. Voor overige gebieden, waartoe de Parallelweg Oost 23 behoort, wordt gesteld dat hiervoor niet de hiervoor genoemde beperkingen gelden. Het beheer en de inrichting van deze gebieden is vooral gericht op de instandhouding en ontwikkeling van het landbouwkundige gebruik en het realiseren van de gewenste ontwateringbasis in het stedelijk gebied. Wel wordt hier gesteld dat er te allen tijde getoetst zal worden of een ontwikkeling mogelijk significante gevolgen kan hebben voor de zogenaamde Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswetgebieden. De vergunningsplicht in deze gebieden geldt vanaf meer dan 40 m 3 per uur lozing op het oppervlaktewater. Beïnvloeding van het waterhuishoudkundig systeem Door de beoogde realisatie van de bouwplannen zullen er wijzigingen plaatsvinden aan de verharde oppervlakten. De waterhuishoudkundige situatie ter plaatse zal derhalve veranderen. Een aspect binnen het projectgebied aan de Parallelweg Oost 23 is de afkoppeling en eventuele infiltratie van hemelwater in de bodem. Infiltratie van hemelwater biedt namelijk voordelen tegenover de gebruikelijke afvoermethoden via het oppervlaktewater of via rioleringssystemen. Deze voordelen zijn onder andere: verdroging van de bodem wordt tegengegaan en de natuurlijke waterkringloop wordt verbeterd; minder of geen belasting van het rioolstelsel. Daardoor zullen minder of geen overstorten plaatsvinden, zodat minder vuillast in het oppervlaktewater terecht komt; pagina 2 van 7

3 lagere piekaanvoer op de RioolWaterZuiveringInstallatie (RWZI); mogelijkheid tot hergebruik van (geïnfiltreerd) water. Infiltratie van regenwater is in Nederland een relatief nieuwe ontwikkeling. In Duitsland is hiermee al meer ervaring opgedaan en is vastgelegd dat minimaal een infiltratiesnelheid (k-waarde) van 1-5*10-6 m/s (circa 0,09-0,43 meter/dag, 3,6-18 mm/h) vereist is voor het succesvol toepassen van regenwaterinfiltratie. De reden die hiervoor wordt opgegeven is dat er bij lagere doorlatendheden reducerende omstandigheden kunnen optreden in de onverzadigde zone, die een ongunstige invloed kunnen hebben op het retentie- en omzettingsvermogen ervan. Daarnaast is bij lagere doorlatendheden ook een groot ruimtebeslag nodig voor het aanleggen van infiltratievoorzieningen. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat deze langer (dagen achtereen) water blijven voeren, hetgeen onwenselijk kan zijn in een (woon)omgeving. Waterschap De Dommel hanteert de volgende indeling van infiltratiesnelheden: < 0,4 m/dag: niet geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening; 0,4-0,8 m/dag: (matig) geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening; 0,8 m/dag: geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening. De doorlatendheid van een bodem is afhankelijk van vele factoren, onder meer poriëngrootte, de continuïteit van de poriën, de poriënvorm, het poriënaantal, de geometrie van de poriënkanalen en de diepte tot de grondwaterstand. De poriëngrootte en de verdeling ervan hangen in de eerste plaats van de bodemsoort en de bodemstructuur af. Bovendien is de doorlatendheid afhankelijk van de verzadigingsgraad en kan ze beïnvloed worden door micro-organismen. Hieruit kan worden afgeleid dat de infiltratiesnelheid van de ondergrond geen constante waarde heeft, maar van plaats tot plaats varieert, waarbij zelfs op vrij kleine schaal belangrijke verschillen kunnen optreden. Volgens de geologische kaart van Nederland is de locatie gelegen op Pleistocene afzettingen van de Formatie van Kedichem en Tegelen (Nuenen groep), bedekt met jongere Pleistocene afzettingen. De Formatie van Kedichem en Tegelen (Nuenen groep) is hoofdzakelijk afgezet gedurende en na de laatste ijstijden en is opgebouwd uit zandige leem en kleilagen. Uit de beschikbare boorgegevens, verzameld tijdens het recent uitgevoerde infiltratieonderzoek (Tritium Advies, d.d ), kan worden opgemaakt dat de vaste bodem op de locatie tot 2,60 m-mv bestaat uit een matig fijn zand, en van 2,60 tot 3,00 m-mv (diepste boring) uit matig grof zand. Door middel van omgekeerde putproeven is de doorlatendheid van de onverzadigde bodemlagen op vier punten verspreid over de onderzoekslocatie bepaald. Uit het infiltratieonderzoek blijkt dat de van nature aanwezige infiltratiecapaciteit van de bodemlagen in de onverzadigde zone (traject 0,58-1,57 m-mv) ter plaatse van alle vier uitgevoerde omgekeerde putproeven als redelijk tot goed kan worden omschreven. De k-waarden in het traject 0,58 tot 1,57 m-mv variëren van 2,6 tot 4,1 m/d en zijn allemaal hoger dan de veel gehanteerde praktische ondergrens van 2,0 m/d om te kunnen infiltreren. Infiltratie van hemelwater ter plaatse van deze meetpunten en in de onderzochte trajecten is mogelijk. Daartoe zijn niet direct aanvullende maatregelen nodig zoals bijvoorbeeld grondverbetering. De gehanteerde meetmethode (omgekeerde putproef) voor het bepalen van de verzadigde doorlatendheid in de onverzadigde zone meet primair de horizontale doorlatendheid. Deze meetmethode geeft een pagina 3 van 7

4 overschatting van de verticale doorlatendheid, die in de regel lager ligt. Dit is het gevolg van de veelal gelaagde bodemopbouw waarbij het water in horizontale richting (tussen de lagen) beter wegstroomt dan in verticale richting (door de lagen). Bij het toepassen en ontwerpen van infiltratievoorzieningen die uitgaan van verticale infiltratie dient met lagere dan de gemeten doorlatendheden rekening gehouden te worden. Voor deze locatie zijn de verschillen tussen de genoemde horizontale en verticale doorlatendheid naar verwachting beperkt, omdat de boorstaten in het traject 1,00 tot circa 2,60 m-mv (grondwaterpeil op 15 januari 2010) overwegend een homogene bodemopbouw laat zien. Voor de gemiddelde verticale doorlatendheid van de snelheid van wateropname ter plaatse wordt derhalve naar aanleiding van het uitgevoerde infiltratieonderzoek een k-waarde van 2,6 m/d aangehouden. Van het nieuwbouwplan zijn verder de volgende gegevens bekend: locatie : Parallelweg Oost 23, te Valkenswaard; toekomstige bestemming : kantoorcomplex met parkeervoorziening; totale oppervlakte locatie : m 2 ; bestaand verhard oppervlak : 500 m 2 ; totaal extra verhard oppervlak : m 2 ; totaal verhard oppervlak : m 2. De locatie wordt in het westen omsloten door de openbare weg Parallelweg Oost. Ten oosten, noorden en zuiden wordt de locatie omsloten door stedelijke bebouwing in de vorm van kantoren en woningen met bijbehorende tuinen en parkeergelegenheid. Het gebied kent weinig hoogteverschillen en ligt op ongeveer 26,2 meter + NAP. Het projectgebied zal worden bebouwd met de uitbreiding van een kantorencomplex met bijbehorende parkeervoorziening bestaande uit meer dan 30 parkeerplaatsen. In bijlage 1 zijn de bestektekeningen inclusief een schets van de toekomstige situatie weergegeven. De watersystemen zoals die in de locatie en omgeving voorkomen worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, regenwater en afvalwater. Grondwater Het heersende grondwaterpeil ligt op ongeveer 2,60 meter beneden maaiveld (23,6 m +NAP). De stroming van het grondwater is volgens de Grondwaterkaart van de Centrale Slenk (Dienst Grondwaterverkenning TNO) overwegend in noordelijke richting. Deze stroming kan lokaal beïnvloed worden door de waterlopen Tongelreep en Dommel. Uit informatie van de Wateratlas van de Provincie Noord-Brabant blijkt dat de omgeving van de locatie gelegen is nabij een gebied met een grondwaterdynamiek "grondwatertrap VIII" met een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van meer dan 1,40 m-mv en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van meer dan 1,20 m-mv. In bijlage 2 zijn de relevante kaartuitsneden van de Wateratlas weergegeven. Tijdens de uitgevoerde infiltratiemetingen (d.d. 15 januari 2010) is het grondwaterpeil op circa 2,60 m-mv aangetroffen. Omdat deze veldwaarnemingen dateren uit een in de regel hydrologisch natte periode, mag verondersteld worden dat het hier de relatief hoge (ondiepe) grondwaterstanden betreft. Wanneer met een veiligheidsmarge van enkele decimeters rekening gehouden wordt, kan de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) voor deze locatie in orde van grootte op circa 2,2 tot 2,4 m-mv vastgesteld worden. Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwater- pagina 4 van 7

5 onttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming in de locatie. Oppervlaktewateren Binnen de locatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Op een afstand van circa 1000 meter ten oosten van de locatie stroomt in noordelijke richting de Tongelreep. Op een afstand van circa 750 meter ten oosten van de locatie is het Schaapsloopven gesitueerd. Ecosystemen De locatie ligt op circa 1000 meter afstand van de rand van het habitatgebied rond de Tongelreep. Het projectgebied ligt zelf niet in een natuurgebied. Bodem De bodemlaag (tot 4,70 m-mv) is opgebouwd uit zeer fijn tot matig fijn zand. Uit analyseresultaten van het in februari 2009 uitgevoerd verkennend bodemonderzoek (uitgevoerd door Inpijn-Blokpoel ingenieursbureau te Son), blijkt dat de vaste bodem niet verontreinigd is met de onderzochte stoffen. Verder blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met barium en zink. Deze lichte verontreinigingen kunnen worden toegeschreven aan een diffuus verhoogd achtergrondniveau. De gehalten aan enkele zware metalen in ondiep grondwater kunnen overigens, ook zonder lokale bron, sterk in tijd en ruimte variëren. Neerslaggegevens Voor de dimensionering van de eventuele infiltratie- of bergingsvoorzieningen zijn de volgende parameters van belang: de k-waarde van de ondergrond. Hiervoor wordt op basis van het uitgevoerde infiltratieonderzoek een gemiddelde van 2,6 meter per dag aangehouden; de afgekoppelde oppervlakken die worden aangesloten op de voorziening; de te verwachten neerslag, evenals de intensiteit ervan. Hiervoor wordt uitgegaan van de gegevens van Buisman en Velds, die door Bouwknegt en Gelok zijn bewerkt. Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 4 het minst wenselijk is: 1. hergebruiken; 2. vasthouden; 3. bergen; 4. afvoeren naar oppervlaktewater. Deze trits dient te worden doorlopen en er dient beargumenteerd te worden voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk om water te bergen of af te voeren naar oppervlaktewater. Bij 'bergen' kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een buffersloot met een geknepen afvoer naar een watergang. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient te worden berekend met een neerslagreeks van T= %. De initiatiefnemer dient deze berging op eigen terrein te realiseren. De afvoer vanuit de pagina 5 van 7

6 berging mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. Deze afvoer is locatiegebonden en varieert grofweg van 0,1 tot 2 l/s/ha. Voor de projectlocatie geldt een afvoercoëfficiënt van 1,33 l/s/ha. Bij de berekeningen van de maatgevende berging (T= %) en de berging bij extreme neerslag (T= %) wordt derhalve uitgegaan van een gemiddelde afvoer van 1,33 l/s/ha. De maatgevende berging uitgaande van het totale verharde oppervlak van m² bedraagt 45 m 3 waarbij een hoeveelheid van 74 m 3 geen overlast bij derden mag veroorzaken. De berekende hoeveelheid hemelwater zal in de vorm van water doorlatende bestrating (bijvoorbeeld van Aquaflow) worden geborgen ter plaatse van het nog aan te leggen parkeerterrein. Aquaflow wegfundatie heeft een grove en open structuur met bijna 40% holle ruimte. Hierin kan circa 140 liter hemelwater per m 2 worden gebufferd. Voor elke m 3 te bergen hemelwater is derhalve 7 m 2 Aquaflow bestrating nodig. Het hemelwater wat op de verharde dakvlakken valt zal via een regenwaterriolering, of over het maaiveld, worden afgevoerd naar het parkeerterrein met de Aquaflow bestrating waar het vervolgens kan infiltreren in de bodem. In bijlage 3 is de berekening van de maatgevende berging, middels het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, weergegeven. De exacte locatie en dimensionering van de bergingsvoorziening zal bij de technische uitwerking nader worden bepaald. In het uitzonderlijke geval dat de infiltratievoorziening vol zou lopen, zal het water niet direct voor problemen zorgen aangezien het dan in de omliggende groenvoorzieningen (tuinen) overloopt. Dit zal tevens het geval zijn bij een T=100-bui. Hierbij zal de infiltratievoorziening vol raken en zal het overig water naar de omliggende groenvoorzieningen overlopen. De verwachting is niet dat dit tot problemen zal leiden. Aquaflow bestrating Hemelwater passeert de straatstenen van het parkeerterrein door kleine inkepingen. Deze inkepingen zijn niet zichtbaar. Voor de werking van Aquaflow is het uiteraard noodzakelijk dat de stenen goed vastliggen en niet gaan klapperen. Het is dan ook van belang om strak te bestraten en grondig in te vegen of in te wateren. Een goede voegvulling is hierbij de basis van goed straatwerk. Een Aquaflow systeem zorgt er bovendien voor dat gezuiverd hemelwater voor 100% wordt teruggebracht in de natuur. In de vlijlaag 4 cm onder de straatstenen worden zware metalen afgevangen. De vlijlaag vormt met het filterdoek een beheersbare, kunstmatige bodempassage. Aangezien het hemelwater niet op het riool wordt afgevoerd maar op bovenstaande wijze op locatie geborgen, geïnfiltreerd en vertraagd wordt afgevoerd dient er rekening gehouden te worden met de geconstateerde barium en zink in het grondwater. De aangetroffen verontreinigingen leveren gezien de relatief lage gehalten echter geen humane, ecologische of verspreidingsrisico s op. Materiaalgebruik Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden. Het zuiveringsrendement van het Aquaflow systeem ligt namelijk tussen de 90%-98%, afhankelijk van het type zwaar metaal. pagina 6 van 7

7 Overige aandachtspunten In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen. Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval vast zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating van de parkeerplaatsen toe te passen. Wij hopen u hiermee op passende wijze van dienst te zijn geweest. Met vriendelijke groet, DvL Milieu & Techniek Ir. R.A.C. van de Voort Projectleider RO pagina 7 van 7

8 Bijlage 1

9

10

11

12

13

14

15

16 Bijlage 2

17

18

19 Bijlage 3

20 Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Algemeen Naam project: Parallelweg Oost 23 Contactpersoon initiatiefnemer: de heer P. Cootjans Datum: januari 2010 Kenmerken projectgebied pagina Hydrologisch 1 van 2neutraal ontwikkelen Bruto oppervlak projectgebied Bestaand verhard oppervlak m² m² De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen Nieuw totaal verhard oppervlak 2045 m² met deze berekening in Netto te compenseren oppervlak 2045 m² een vroeg stadium de Hiervan is type 1 (volledig verhard) Hiervan is type 2 (semi-verhard) Infiltratiepercentage semi-verhard oppervlak Maaiveldniveau nieuw verhard oppervlak GHG m² m² % m + NAP m + NAP betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Infiltratiesnelheid bodem 2.6 m/dag Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de Systeemeisen aan berging in projectgebied berekening kunnen geen Dimensies voorziening rechten worden ontleend. Lengte voorziening 0.0 m Talud voorziening (1:x) 0.0 Maximale peilstijging (in normaal nat jaar) 0.2 m Maximale peilstijging bij T=10 jaar scenario 0.3 m Maximale peilstijging bij T=100 jaar scenario 0.4 m Afvoercoëfficiënten voorziening Afvoercoëfficiënt bij T=10 jaar scenario 1.33 l/s/ha Afvoercoëfficiënt bij T=100 jaar scenario 2.66 l/s/ha Resultaten Contactpersoon Totale benodigde berging in projectgebied Berging voor infiltratie Berging bij extreme neerslag T=10 jaar Berging bij extreme neerslag T=100 jaar m³ m³ m³ Ilja Frenken Tel: Fax: Ontwerp infiltratievoorziening Ruimtebeslag Maximale berging in normaal nat jaar Maximale ledigingstijd in normaal nat jaar Berging bij extreme neerslag T=10 jaar m² m³ uren m³ Waterschap De Dommel Postbus DA Boxtel Bosscheweg WB Boxtel T=100 jaar 8 m³ Ontwerp bergingsvoorziening voor extreme neerslagsituaties Ruimtebeslag 151 Berging bij T=10 jaar 45 Berging bij T=100 jaar 74 Afvoercapaciteit bij T=10 jaar 1 m² m³ m³ m³/uur Berging 'tussen de stoepranden' Berging bij T=100 jaar 14 m³

21 Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Toelichting Neerslag die valt op verhard oppervlak wordt sneller naar het oppervlaktewater afgevoerd dan neerslag die op onverhard oppervlak valt. In het geval dat er verharding wordt aangelegd op een locatie waar eerst geen verharding aanwezig was, is er dus sprake van een versnelde lozing naar het oppervlaktewater. Dit heeft gevolgen voor de aanvulling van het grondwater en de afvoer uit het projectgebied bij neerslagsituaties. Deze gevolgen dienen gecompenseerd te worden door infiltratie en berging in het projectgebied. Opmerkingen <geen> 20 januari 2010 pagina Hydrologisch 2 van 2neutraal ontwikkelen De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend. Contactpersoon Ilja Frenken Tel: Fax: Waterschap De Dommel Postbus DA Boxtel Bosscheweg WB Boxtel