Antwoorden Economie Werk en inkomen alle hoofdstukken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Antwoorden Economie Werk en inkomen alle hoofdstukken"

Transcriptie

1 Antwoorden Eonomie Werk en inkomen alle h Antwoorden door S woorden 26 oktoer ,4 14 keer eoordeeld Vak Eonomie Hoofdstuk 1 Vergrijzing kost geld 1.1 Introdutie Opdraht 1 Atieven en inatieven a Het migratiesaldo = = Dat wil zeggen dat er meer mensen uit Nederland vertrekken, dan dat er innenkomen. Dat kan gunstig kan zijn voor de etaalaarheid van de soiale zekerheid, als de mensen die vertrekken inatieven zijn. Het migratiesaldo = = Dat wil zeggen dat er meer mensen uit Nederland vertrekken, dan dat er innenkomen. Dat kan ongunstig kan zijn voor de etaalaarheid van de soiale zekerheid, als de mensen die vertrekken atieven zijn. Het geoortesaldo = = Dat wil zeggen dat er in Nederland meer mensen ij komen. Er zijn vershillende antwoorden mogelijk: Dat kan gunstig kan zijn voor de etaalaarheid van de soiale zekerheid, omdat er in verhouding meer jongeren ijkomen. Dat remt de vergrijzing af. Dat kan gunstig kan zijn voor de etaalaarheid van de soiale zekerheid, als de sterfgevallen inatieven etreffen. Dat kan ongunstig kan zijn voor de etaalaarheid van de soiale zekerheid, als de sterfgevallen atieven etreffen. d In 1990 is het aantal inatieven = In 2006 is het aantal inatieven = Dat is een toename van 19%. Pagina 1 van 25

2 e aantal inatieven = i/a-ratio aantal atieven In het jaar 2000 is de i/a-ratio = 0,50311 of 50,3% In het jaar 2006 is de i/a-ratio = 0,52545 of 52,5% f aantal inatieven, zonder 65-plussers = i/a-ratio, zonder 65-plussers aantal atieven In het jaar 2000 is deze i/a-ratio zonder 65-plussers = 0,16568 of 16,6% In het jaar 2006 is deze i/a-ratio zonder 65-plussers = 0,15720 of 15,7% g De i/a-ratio stijgt tussen het jaar 2000 en 2006, maar de i/a-ratio zonder 65-plussers daalt tussen het jaar 2000 en Dus de prolemen die zih voordoen ij de etaalaarheid van de soiale zekerheid, worden veroorzaakt door het aantal 65-plussers. h aantal inatieven Pagina 2 van 25

3 = i/a-ratio aantal atieven Het aantal 65-plussers stijgt tussen het jaar 2006 en het jaar 2040 van 2 miljoen naar 4 miljoen personen. Het aantal inatieven stijgt dus met 2 miljoen van tot personen. Het aantal atieven stijgt proentueel evenveel als de totale evolking. Dat is een stijging van 12,5%. Het aantal atieven wordt dus 1,125 x = In het jaar 2040 is de i/a-ratio = 0, of 71,8% i In verhouding is het aantal inatieven ten opzihte van het aantal atieven enorm gestegen. Er moet dus heel veel soiale premies etaald worden door de atieven om de uitkeringen van de inatieven te etalen. Daarom zal het nettoloon van de atieven sterk dalen. 1.2 De etaalaarheid van de soiale zekerheid Opdraht 2 Politieke partijen en AOW a In het jaar 2008 krijgen 65-plussers in Nederland een AOW-uitkering van per maand. Dat is 12 x = per jaar. In het jaar 2008 zijn er 2,8 miljoen 65-plussers. Er is dus totaal nodig voor de AOW-uitkeringen x = In het jaar 2008 ligt het gemiddelde loon op per jaar. In het jaar 2008 zijn er 7,4 miljoen werkenden. Er wordt dus totaal verdient door de atieven Geld dat nodig is voor de uitkeringen van de inatieven x100% = premiedruk Inkomen van de atieven Pagina 3 van 25

4 x100% = 8,5% Partij A wil de hoogte van de AOW-uitkering evriezen. In het jaar 2018 krijgen 65-plussers nog steeds een AOW-uitkering van per maand. Dat is 12 x = per jaar. In het jaar 2018 zijn er 3,5 miljoen 65-plussers. Er is dus totaal nodig voor de AOW-uitkeringen x = De verwahting is dat in 2018 het gemiddelde loon is gestegen tot Het aantal atieven lijft in tien jaar gelijk. In het jaar 2018 zijn er nog steeds 7,4 miljoen werkenden. Er wordt dus totaal verdient door de atieven Bij partij A wordt de premiedruk x100% = 7,4% Dat is een daling van 1,1 proentpunt ten opzihte van het jaar Partij B wil dat de AOW-uitkering gelijk oploopt met de gemiddelde inflatie. Het gemiddelde prijspeil is in tien jaar met 30% gestegen. In het jaar 2008 kregen 65-plussers een AOW-uitkering van per jaar. In het jaar 2018 wordt een AOW-uitkering dus 1,30 x = In het jaar 2018 zijn er 3,5 miljoen 65-plussers. Er is dus totaal nodig voor de AOW-uitkeringen x = De verwahting is dat in 2018 het gemiddelde loon is gestegen tot Het aantal atieven lijft in tien jaar gelijk. In het jaar 2018 zijn er nog steeds 7,4 miljoen werkenden. Er wordt dus totaal verdient door de atieven Bij partij B wordt de premiedruk Pagina 4 van 25

5 x100% = 9,6% Dat is een stijging van 1,1 proentpunt ten opzihte van het jaar Partij C wil dat de AOW-uitkeringen stijgen met hetzelfde perentage als de lonen van de werkenden. In tien jaar is het gemiddelde loon gestegen van tot Het gemiddelde loon is in tien jaar met 44% gestegen. In het jaar 2008 kregen 65-plussers een AOW-uitkering van per jaar. In het jaar 2018 wordt een AOW-uitkering dus 1,44 x = In het jaar 2018 zijn er 3,5 miljoen 65-plussers. Er is dus totaal nodig voor de AOW-uitkeringen x = In het jaar 2018 wordt dus totaal verdient door de atieven Bij partij B wordt de premiedruk x100% = 10,6% Dat is een stijging van 2,1 proentpunt ten opzihte van het jaar d Atieven Pagina 5 van 25

6 In het jaar 2008 Brutoloon Premiedruk 8,5% Nettoloon 0,915 x = Index nettoloon 100 In het jaar 2018 Partij A Partij B Partij C Brutoloon Premiedruk 7,4% 9,6% 10,6% Nettoloon 0,926 x = ,904 x = ,894 x = Index nettoloon 145,7 142,3 140,7 CPI Index reëel nettoloon 145, x 100 = 112, , x 100 = 109, , x 100 = 108,2 130 Koopkraht stijgt. Voordeel voor atieven Premiedruk daalt. Nadeel voor atieven Koopkraht stijgt minder. Premiedruk stijgt. Koopkraht stijgt minder. Premiedruk stijgt. Inatieven In het jaar 2008 AOW-uitkering Index AOW-uitkering 100 In het jaar 2018 Partij A Partij B Partij C AOW-uitkering Index AOW-uitkering 100 CPI Index reëele uitkering x 100 = 76, x 100 = x 100 = 110, Voordeel voor inatieven Geen voordeel Koopkraht stijgt Nadeel voor inatieven Koopkraht daalt Geen nadeel Pagina 6 van 25

7 Bedrijven die produeren voor de innenlandse markt In het jaar 2018 Partij A Partij B Partij C Voordeel voor atieven Koopkraht stijgt. Premiedruk daalt. Nadeel voor atieven Koopkraht stijgt minder. Koopkraht stijgt minder. Premiedruk stijgt. Premiedruk stijgt. Voordeel voor inatieven Geen voordeel Koopkraht stijgt Nadeel voor inatieven Koopkraht daalt Geen nadeel Partij A: De winst van de edrijven die produeren voor de innenlandse markt zal in 2018 stijgen, als de toename van de koopkraht van de atieven groter is dan de afname van de koopkraht van de inatieven. Partij B: De winst van de edrijven die produeren voor de innenlandse markt zal in 2018 niet veel stijgen, want de koopkraht van de inatieven lijft gelijk en de koopkraht van de atieven neemt niet veel toe. Partij C: De winst van de edrijven die produeren voor de innenlandse markt zal in 2018 stijgen, want de koopkraht van zowel de atieven als de inatieven stijgt. Bedrijven die exporteren voor de innenlandse markt Partij A: De winst van de edrijven die exporteren zal in 2018 stijgen, als de daling van de premiedruk leidt tot lagere loonkosten, omdat daardoor de onurrentiepositie veretert. Partij B: De winst van de edrijven die exporteren zal in 2018 dalen, als de stijging van de premiedruk leidt tot hogere loonkosten, omdat daardoor de onurrentiepositie verslehtert. Partij C: De winst van de edrijven die exporteren zal in 2018 dalen, als de stijging van de premiedruk leidt tot hogere loonkosten, omdat daardoor de onurrentiepositie verslehtert. Opdraht 3 Ouderen heen andere wegingsfatoren a Geld x 100 = koopkraht Pagina 7 van 25

8 Prijs Dat was in het asisjaar x 100 = Index AOW-uitkering in het asisjaar is 100. De uitkering is welvaartsvast. Dat wil zeggen dat de uitkeringen proentueel even hard stijgen als de lonen. De lonen stijgen met 3,5%. Index AOW-uitkering wordt dus 103,5. De prijzen stijgen met 3%. Het CPI wordt dus , x 100 = 100,5 103 De koopkraht van Anton s welvaartsvaste uitkering is gestegen met 0,5%. Als de uitkering welvaartsvast is, wil dat zeggen dat de uitkeringen proentueel even hard stijgen als de lonen. De lonen stijgen met 3,5%. De uitkering wordt dan 1,035 x = Als de uitkering waardevast is, wil dat zeggen dat de uitkeringen proentueel even hard stijgen als de prijzen. De prijzen stijgen met 3%. De uitkering wordt 1,03 x = De uitkering van Anton zou 65 lager zijn uitgevallen als zijn uitkering niet welvaartsvast, maar waardevast zou zijn. De wegingsfatoren van medishe verzorging en ontspanning. De partiële indexijfers van voedingsmiddelen, wonen, medishe verzorging, ontspanning en overige zijn voor werknemers en 65-plussers hetzelfde. Het vershil zit hem dus in de wegingsfatoren. En wat lijkt? De wegingsfatoren van 65-plussers zijn hoger ij de hogere partiële indexijfers en de wegingsfatoren van 65- plussers zijn lager ij de lagere partiële indexijfers. Daarom wegen de sterkere prijsstijgingen zwaarder in het totale CPI van de 65-plussers en heen zij een hogere prijsinflatie. Pagina 8 van 25

9 d Als de uitkering waardevast is, wil dat zeggen dat de uitkeringen proentueel even hard stijgen als de prijzen. Maar ij die prijsstijging gaan ze uit van het CPI van de werknemers. En die stijgt minder hard dan het CPI van de 65- plussers De AOW-uitkering stijgt dus niet hard genoeg om de koopkraht van de 65-plussers te ehouden. Dat kan je eventueel ook aantonen met een erekening. Werknemers Prijsindex Wegingsfator Voedingsmiddelen 107,5 x 24 = 2.580,0 Wonen 109,8 x 22 = 2.415,6 Medishe verzorging 112,3 x 15 = 1.684,5 Ontspanning 114,5 x 20 = 2.290,0 Overige 104,9 x 19 = 1.993, Totaal ,2 Het CPI voor werknemers edraagt 109,6. 65-plussers Prijsindex Wegingsfator Voedingsmiddelen 107,5 x 20 = 2.150,0 Wonen 109,8 x 22 = 2.415,6 Medishe verzorging 112,3 x 25 = 2.807,5 Ontspanning 114,5 x 28 = 3.206,0 Overige 104,9 x 5 = 524, Totaal ,6 Het CPI voor 65-plussers edraagt 111,0. Opdraht 4 De premiedruk a In het jaar 2010 edragen de AOW-uitkeringen in totaal 19 miljard euro In het jaar 2010 zijn mensen tussen de 15 en de 65 jaar. Dat is de eroepsgeshikte evolking. In het jaar 2010 is 60% van de eroepsgeshikte evolking is premieplihtig. Er etalen dus 0,60 x = mensen soiale premies. Per atieve moet er dus aan premie worden etaald: = 2.918, atieven Pagina 9 van 25

10 In het jaar 2040 zijn er mensen die reht heen op een AOW-uitkering. In het jaar 2040 is de AOW-uitkering per jaar. Er is dus totaal nodig voor de AOW-uitkeringen In het jaar 2040 zijn mensen tussen de 15 en de 65 jaar. Dat is de eroepsgeshikte evolking. In het jaar 2040 is 60% van de eroepsgeshikte evolking is premieplihtig. Er etalen dus 0.60 x = mensen soiale premies. Per atieve moet er dus aan premie worden etaald: = , atieven De AOW-premie gaat van 2.918,59 in het jaar 2010 naar ,59 in het jaar Dat is een stijging van 339%. Hoger De journalist gaat ervan uit dat de koopkraht van het gemiddelde inkomen tussen 2010 en 2040 is gestegen. Dat wil zeggen dat de lonen proentueel harder zijn gestegen dan de prijzen. Als de AOW-uitkering welvaartsvast wordt gemaakt, wil dat zeggen dat de uitkering proentueel even hard stijgen als de lonen. De welvaartsvaste AOW-uitkering zal dan hoger zijn dan de waardevaste AOW-uitkering. Dan zijn er ook meer soiale premies nodig en zal de premiedruk voor de atieven hoger zijn. Opdraht 5 Pensioenpremies omhoog a In de tekst staat: Door tegenvallende eleggingsresultaten op de ingelegde premies komt de uitetaling van de pensioenen in gevaar. Daaruit lijkt dat de ingelegde premies worden geruikt om via eleggingen in de toekomst pensioenuitkeringen mogelijk te maken. Vervroegde pensioenering: 6% over = Ouderdomspensioen: 12% over het rutoloon vanaf = 0,12 ( ) = Het totale premieedrag is Pagina 10 van 25

11 Inhet jaar 2003 wordt de totale premie voor het ouderdomspensioen met 2 proentpunten verhoogd. Dat was 12% en wordt nu 14%. De werknemers etalen zowel in 2002 als in 2003 een kwart van de totale premie voor het ouderdomspensioen. Dan etaalt de werkgever driekwart van die premie. Bereken in één deimaal nauwkeurig hoe hoog het tarief De werkgeverspremie voor het ouderdomspensioen wordt 0,75 x 14% = 10,5%. d Door de verhoging van de pensioenpremies stijgen de loonkosten voor het edrijf. Hogere kosten worden doorerekend in de verkoopprijs. Als de prijzen stijgen zal de internationale onurrentiepositie verslehteren. e Als de pensioenuitkering welvaartsvast wordt gemaakt, wil dat zeggen dat de uitkering proentueel even hard stijgen als de lonen. Als de lonen proentueel sterk stijgen, zullen ook de pensioenuitkeringen proentueel sterk stijgen. Als die proentuele stijging groter is dan het jaarlijkse perentage van het eleggingsresultaat, dan kunnen de pensioenuitkeringen alleen maar etaald worden door in te teren op de reserves, of door de pensioenpremies te verhogen. Opdraht 6 Cartoon a Hier zijn vershillende antwoorden mogelijk. Denk ijvooreeld aan: Door vergrijzing verslehtert de i/a-ratio. Man: daarom moeten atieven meer uren werken. Vrouw: een oplossing is ook het verhogen van de AOW-leeftijd. Dan kan de premiedruk gelijk lijven. Hier zijn vershillende antwoorden mogelijk. Denk ijvooreeld aan: Wie draait er op voor de vergrijzing? Opdraht 7 De spaarquote in Japan a Uit de tael lijkt dat de verhouding tussen aantal 65-plussers per honderd werkenden in Japan stijgt van 15 in het jaar 1980 naar 28 in het jaar In Japan is er lijkaar een systeem van kapitaaldekking. Een toenemende vergrijzing wil zeggen dat er in verhouding steeds meer 65-plussers komen. Deze mensen werken Pagina 11 van 25

12 niet meer en etalen geen pensioenpremie meer. Zij ontvangen nu een uitkering uit het vermogen dat ze vroeger zelf ij elkaar heen gespaard. Daarom zullen er in verhouding meer aandelen worden verkoht. Door de toename van het aanod zal de prijs van de aandelen dalen. òf Een toenemende vergrijzing wil zeggen dat er in verhouding steeds minder atieven zijn. Dus minder mensen werken en etalen pensioenpremie. Er zullen in verhouding minder aandelen worden gekoht. Door de afname van de vraag zal de prijs van de aandelen dalen. Totale esparingen x 100% = spaarquote BBP Werkenden sparen voor hun pensioen. Later ontvangen ze een pensioenuitkering en maken ze hun spaargeld op. Als de samenleving in zijn totaliteit vergrijst, dan zijn er in verhouding meer mensen die hun spaargeld op eten, dan mensen die sparen voor de toekomst. De totale esparingen van Japan zullen dus dalen. Als de totale esparingen harder dalen dan het BBP, zal de spaarquote dalen. d Totale esparingen x 100% = spaarquote BBP In Japan is er lijkaar een systeem van waardevaste uitkeringen. Een lagere inflatie zorgt ervoor dat de uitkeringen minder hard stijgen. Dan hoeven de pensioenfondsen ook minder grote edragen te eleggen en dus kan de pensioenpremie omlaag, waardoor de totale esparingen dalen. Als de totale esparingen harder dalen dan het BBP, zal de spaarquote dalen. e In een slehtere onjunturele situatie stellen gezinnen onsumptie uit, ze heen liever een appeltje voor de dorst dan een vierde televisie in huis. Omdat het vertrouwen in de eonomie daalt, gaan ze sparen. Dan heen ze geld ahter de hand, voor als het nog slehter wordt. Als je niet weet of je volgende maand je aan nog het, geef je deze maand liever niet je hele inkomen uit, maar leg je wat opzij. 1.3 Op zoek naar de uitweg Opdraht 8 Groei, werk en inativiteit a Door een verslehtering van de eonomishe situatie stijgt de werkloosheid. De verhouding tussen het aantal mensen met een uitkering en het aantal werkenden wordt dan groter. Pagina 12 van 25

13 Door de verandering van de werkloosheid zullen de uitgaven voor de soiale zekerheid toenemen. d Omdat de uitgaven voor de soiale zekerheid opgeraht moeten worden door een kleiner aantal werkenden, zullen de elastingen en de soiale premies stijgen. e f De werkenden houden dan een lager nettoloon over. De areiders zullen dan van hun aas een hoger loon eisen. g Als de loonkosten stijgen zullen de edrijven hun produtie verplaatsen naar het uitenland en stijgt de werkloosheid in Nederland, waarna het hele proes weer van voor af aan egint. h Hier zijn vershillende antwoorden mogelijk. Denk ijvooreeld aan: De soiale premies niet verhogen en tijdelijke tekorten toestaan. Via de CAO-onderhandelingen invloed uitoefenen en de lonen niet laten stijgen. De uitkeringen verlagen. Bedrijven susidies geven, waardoor ze wel in Nederland lijven. Opdraht 9 Hoe groeit de produtieapaiteit? Areid Hoeveelheid neemt toe door: Toename aantal werkende vrouwen Verhoging pensioengerehtigde leeftijd Immigratie Bevolkingsgroei Kapitaal Meer mahines Hoeveelheid neemt af Kwaliteit veretert door: door: Epidemie Vergrijzing Aardeving Oorlog Aardeving Oorlog Natuur Landaanwinning / inpoldering Aardeving Speialisatie Sholing Kwaliteit verslehtert door: Aanleg glasvezelkaels Oorlog Modernere mahines Bemesting Irrigatie Oorlog Opdraht 10 De ezettingsgraad a De klanten geven hun opdrahten niet keurig gespreid over het hele jaar. Soms is het spitsuur. Om de klanten ook te kunnen helpen als het heel druk is, koop je een produtieapaiteit die voldoende is voor tijdens het spitsuur. Dan zal de rest van het jaar een deel van die apaiteit niet geuikt worden. Dat is dan je reserveapaiteit voor als het weer heel druk wordt. De hoogste waarde van de ezettingsgraad is 85,5 in Q1 van 1998 (100%). De laagste waarde van de ezettingsgraad is 81,3 in Q2 van De hoogste waarde is 4,9% meer dan de laagste waarde. Het vershil is 4,2 proentpunt. Pagina 13 van 25

14 Als de ezettingsgraad heel hoog is gaat het goed met de eonomie en verdienen de edrijven veel winst. Dan zal het vertrouwen van de produenten in de toekomst ook heel groot zijn. Als de ezettingsgraad heel laag is gaat het sleht met de eonomie en maken de edrijven weinig winst. Dan zal het vertrouwen van de produenten in de toekomst ook heel klein zijn. Daarom lopen de grafieken van grafieken het produentenvertrouwen en de ezettingsgraad gelijk op. Er is dus sprake van een positief verand. d Uit vergelijking van ron 15 en 16 lijkt dat het onsumentenvertrouwen een negatiever eeld vertoont dan het produentenvertrouwen. Produenten zijn eigenaar van de edrijven en proeren winst te maken. De meeste onsumenten zijn in loondienst ij een edrijf. Als het produentenvertrouwen een positiever eeld laat zien dan het onsumentenvertrouwen, wil dat zeggen dat het in verhouding eter gaat met de edrijven en in verhouding slehter gaat met de onsumenten. Dus zal de proentuele stijging van de winst tussen het jaar 2001 en 2007 groter zijn geweest dan de proentuele stijging van de lonen. Opdraht 11 Nederland esteedt a In het jaar 2004 stijgt de partiuliere onsumptie met 1,0% ten opzihte van het jaar Het edrag van de onsumptie in het jaar 2003 is niet ekend. Dus ga je werken met indexijfers. Aan het eind van het jaar 2003 is het indexijfer 100. Dan is het indexijfer 101 aan het eind van Proentuele verandering +1,0 +0,7-0,8 +2,0 Indexijfer ,71 100,89 102,91 Het indexijfer van de partiuliere onsumptie is eind 2007 gelijk aan 102,91. Tussen eind 2007 en egin 2008 verandert er niets. In januari 2008 is de proentuele stijging van de partiuliere onsumptie 2,9% ten opzihte van deemer Pagina 14 van 25

15 In de jaren 2004, 2005, 2007 en 2008 stijgt de partiuliere onsumptie. In die jaren stijgt het BBP ook. Dan moet je kijken naar de verhouding tussen de stijging van het BBP en de stijging van de partiuliere onsumptie ,45 0,47 daling 0,71 0,80 De stijging in het jaar 2008 is in verhouding het grootste. Dus is in dat jaar het aandeel van de partiuliere onsumptie het meest toegenomen. In het jaar De onsumptie is toen gedaald. Als de rente stijgt, wordt sparen aantrekkelijker. Als mensen meer gaan sparen, daalt de onsumptie. òf Als de rente stijgt, wordt lenen duurder. Mensen gaan minder lenen, waardoor de onsumptie met geleend geld daalt. d Een afname van de werkloosheid. Als het het BBP stijgt, wordt er meer geprodueerd. Dan zijn er meer areiders nodig en dus daalt de werkloosheid. e Een toename van de estedingen. Als de werkloosheid daalt, heen meer mensen een aan. Als meer mensen geld verdienen, kunnen er ook meer mensen geld uitgeven. De partiuliere onsumptie is een onderdeel van de totale estedingen. Dus als de onsumptie stijgt zullen ook de totale estedingen stijgen. Opdraht 12 De outputgap a Onderesteding. Aan de rode lijn kan je zien dat in de periode groei 2,7% was. Maar aan de lauwe lijn kan je zien dat in die periode de feitelijke groei van het nationaal produt lager was dan de trendmatige toename van de produtieapaiteit. In een periode van onderesteding is er sprake van een ruime areidsmarkt. De lonen zullen dus minder hard stijgen dan verwaht. Dan vallen de overheidsinkomsten uit de loonelasting tegen. Pagina 15 van 25

16 Òf In een periode van onderesteding stijgt de onsumptie minder hard dan verwaht. Dan vallen de overheidsinkomsten uit BTW tegen. Òf In een periode van onderesteding stijgt de produtie minder hard dan verwaht en maken de edrijven minder winst dan verwaht. Dan vallen de overheidsinkomsten uit vennootshapselasting tegen. Als de feitelijke eonomishe groei hoger is dan de trend onstaat er krapte op de areidsmarkt. Als het aantal areiders ieder jaar toeneemt met 2,7%, maar de vraag naar areid neemt met een hoger perentage toe. Dan zal de werkloosheid dalen. Als de feitelijke eonomishe groei hoger is dan de trend onstaat er overestedingsinflatie. Het aantal goederen dat maximaal geprodueerd kan worden neemt ieder jaar toe met 2,7%, maar de vraag naar goederen neemt met een hoger perentage toe. Dan zal er een tekort aan goederen ontstaan. De edrijven zullen de goederen dan verkopen aan de hoogste ieder. Dan stijgen de prijzen en dat is inflatie. d In een periode van overesteding is er sprake van een krappe areidsmarkt. De lonen zullen stijgen en dan wordt er meer AOW-premie etaald. Òf In een periode van overesteding is er sprake van een krappe areidsmarkt. De werkloosheid daalt, er wordt door meer mensen loon verdiend en dan wordt er meer AOW-premie etaald. e De rente-etalingen. f Als er minder rente hoeft te worden etaald heeft de overheid minder geld nodig. De loonelasting kan dan omlaag. Als de mensen minder loonelasting etalen, merken ze het niet als ze veel meer AOW-premie moeten etalen, omdat het nettoloon dan toh min of meer gelijk lijft. Òf Als er minder rente hoeft te worden etaald houdt de overheid geld over. Dat geld kunnen ze dan geruiken voor de huurtoeslag en de zorgtoeslag van de 65-plussers. Op die manier krijgen de 65-plussers genoeg geld innen en hoeft de AOW-premie niet omhoog. Opdraht 13 De drie onjunturele situaties a Onderesteding, want de ezettingsgraad is 70%. Pagina 16 van 25

17 Niet alleen de mahines staan stil. Er zal ook onjunturele werkloosheid zijn. Het BBP is 350 miljard euro. De gemiddelde areidsprodutiviteit is Er zijn dus 350 miljard : = 7 miljoen areiders aan het werk. De eroepsevolking estaat uit 10 miljoen mensen. Er zijn 7 miljoen atieven. Er zijn dus 3 miljoen werklozen. Maar in de tekst staat: Iedereen die niet werkt is inatief. Er zijn 16 miljoen inwoners, dus 9 miljoen inatieven, waarvan er 3 miljoen werkloos zijn. Werknemers ontvangen drie vijfde deel van hun areidsprodutiviteit in de vorm van loon. Dat is 0,6 x = Er zijn er 6 miljoen werkenden. Er wordt dus totaal verdiend door de atieven 180 miljard. Geld dat nodig is voor de uitkeringen van de inatieven x100% = premiedruk Inkomen van de atieven Een uitkering is één derde deel van het gemiddelde loon. Dat is één derde deel van , dus Er zijn er 9 miljoen inatieven. Er is dus totaal 90 miljard nodig voor de uitkeringen x100% = 50% d Overesteding. Bij een ezettingsgraad van 70% is het BBP 350 miljard euro. Bij een ezettingsgraad van 100% is het BBP dus 500 miljard euro. Door een aantrekkende wereldhandel leeft de eonomie onverwaht op. Het BBP stijgt door tot 505 miljard euro. Maar wat we maximaal kunnen maken is 500 mrd. Dus is er overesteding. e Het BBP stijgt door tot 505 miljard euro. De produtieapaiteit is 500 mrd. De ezettingsgraad is 100%, want meer kan je niet maken. De erekening: Pagina 17 van 25

18 Bij een ezettingsgraad van 70% is het BBP 350 miljard euro. De produtieapaiteit is 350 miljard euro : 0,70 = 500 miljard euro. f De premiedruk daalt, omdat de i/a-ratio daalt. Door een aantrekkende wereldhandel is er meer eonomishe edrijvigheid. Als de produtie toeneemt, kunnen de werklozen een aan vinden. Als de werkloosheid daalt, daalt het aantal inatieven en zijn er minder uitkeringen nodig. Als de werklozen een aan vinden, stijgt het aantal atieven en wordt er door meer mensen loon verdiend. De premiedruk daalt, omdat er minder geld nodig is voor de uitkeringen, terwijl het aantal mensen waarover de premie kan worden omgeslagen stijgt. De erekening: Werknemers ontvangen vijf proent loonsverhoging. Het loon wordt 1,05 x = Het reëel BBP is 500 miljard euro. De gemiddelde areidsprodutiviteit is Er zijn dus 500 miljard : = 10 miljoen areiders aan het werk. Er wordt dus totaal verdiend door de atieven 315 miljard. Geld dat nodig is voor de uitkeringen van de inatieven x100% = premiedruk Inkomen van de atieven De eroepsevolking estaat uit 10 miljoen mensen. Er zijn geen werklozen. Maar in de tekst staat: Iedereen die niet werkt is inatief. Er zijn 16 miljoen inwoners, dus 6 miljoen inatieven. De uitkeringen gaan met 4% omhoog. De uitkering wordt 1,04 x = Er is dus totaal 62,4 miljard nodig voor de uitkeringen x100% = 19,8% Pagina 18 van 25

19 g Bij een ezettingsgraad van 70% is het BBP 350 miljard euro. Bij een ezettingsgraad van 100% is het BBP dus 500 miljard euro. De produtieapaiteit edraagt 500 miljard euro. Het BBP kan dus reëel stijgen van 350 tot 500 mrd euro. Door een aantrekkende wereldhandel leeft de eonomie onverwaht op. Het BBP stijgt door tot 505 miljard euro. Maar wat we maximaal kunnen maken is 500 mrd. Dus is er sprake van een nominale stijging van het nationaal inkomen met 5 miljard. Door de overesteding edraagt de inflatie 1%. 1.4 De eonomishe kijk: goede tijden, slehte tijden Opdraht 14 Volume, prijzen en stemmingswisselingen a Tijdens een reessie zijn de estedingen lager. Als er minder vraag naar produten is, zullen de edrijven minder produeren, waardoor ze minder areiders nodig heen en de werkloosheid stijgt. Tijdens een reessie zijn de estedingen lager. Als er minder vraag naar produten is, zullen de prijzen dalen. Het is dus onwaarshijnlijk dat werkloosheid en inflatie tegelijkertijd voorkomt tijdens een reessie. De i/a-ratio stijgt. Tijdens een reessie zijn de estedingen lager. Als er minder vraag naar produten is, zullen de edrijven minder produeren, waardoor ze minder areiders nodig heen en de werkloosheid stijgt. Tijdens een reessie neemt het aantal atieven af en tegelijkertijd neemt het aantal inatieven toe, waardoor de i/aratio stijgt. De winst van het edrijf kan stijgen. Tijdens deflatie dalen de prijzen. Als de prijzen dalen en de nominale lonen gelijk lijven, stijgt de koopkraht. Dat kan zorgen voor een hogere afzet. Als de proentuele toename van de afzet groter is dan de proentuele daling van de prijs, stijgt de omzet. Omdat de nominale lonen gelijk lijven, zal de winst van het edrijf toenemen. d De winst van het edrijf kan dalen. Tijdens deflatie dalen de prijzen. Als de prijzen dalen en de nominale lonen gelijk lijven, stijgt de koopkraht. Dat kan zorgen voor een hogere afzet. Pagina 19 van 25

20 Als de proentuele toename van de afzet kleiner is dan de proentuele daling van de prijs, daalt de omzet. Omdat de nominale lonen gelijk lijven, zal de winst van het edrijf afnemen. e In een periode van hoogonjuntuur is er sprake van een krappe areidsmarkt. De lonen zullen stijgen en door de progressie in de inkomstenelasting zullen de overheidsinkomsten uit de loonelasting sterk toenemen. Òf In een periode van hoogonjuntuur stijgt de onsumptie en dan stijgen de overheidsinkomsten uit de BTW. Òf In een periode van hoogonjuntuur stijgt de produtie en maken de edrijven meer winst. Dan stijgen de overheidsinkomsten uit de vennootshapselasting. f Tijdens de hoogonjuntuur stort de regering miljarden in een AOW-fonds. De regering kan daar vershillende redenen voor heen: Als er geld in een AOW-fonds wordt gestort, ontstaat er een reserve-uffer voor de etaling van de AOW. Dan hoeft de AOWpremie niet omhoog als het aantal 65-plussers toeneemt. Als het later weer een keertje laagonjuntuur wordt, dan stijgt de i/a-ratio en daalt het aantal mensen waarover AOW-premie kan worden omgeslagen. De AOW-premie hoeft dan niet omhoog, omdat er een reserve-uffer is voor de etaling van de AOW. 1.5 Nederland verandert Opdraht 15 Het AOW fonds a Een welvaartsvaste uitkering wil zeggen dat de uitkeringen proentueel even hard stijgen als de lonen. Dan stijgt de AOW-uitkering met 1,3%. Aan de rode lijn kan je zien dat in het jaar 2002 de AOW-premie voor de etaling van de AOW-uitkeringen in dat jaar 17% is. Maar aan de groene lijn kan je zien dat er met een hogere premie ook een reservefonds wordt gevormd. De hogere premie is 18%. Er wordt dus 1 % aan het reservefonds toegevoegd. Het inkomen waarover AOW-premie wordt geheven edraagt in totaal 280 miljard gulden. In het jaar 2002 wordt er dus 28,0 miljard euro in het reservefonds gestort. d Aan de rode lijn kan je zien dat in het jaar 2020 het premieperentage zonder reservefonds 22% is. Aan de groene lijn kan je zien dat in het jaar 2020 het premieperentage met reservefonds 18% is. Zonder reservefonds is het premieperentage 22,2% hoger dan met reservefonds. Pagina 20 van 25

21 Het vershil is 4,0 proentpunt. Opdraht 16 Relatief meer ouderen dan jongeren aan het werk a Zweden. Boven het gemiddelde van de Europese Unie. Dat vershil wordt veroorzaakt doordat deze leeftijdsgroep van voor de emanipatie is. Toen deze vrouwen nog jong waren was het ook geruikelijk dat ze geen etaalde aan hadden, maar voor de kinderen zorgden. d Dat komt door de aanpassingen aan het Nederlandse pensioenstelsel. Tot egin jaren negentig waren nog veel mensen finanieel in staat om eerder te stoppen met werken. De regelingen voor vervroegd uittreden en prepensioen zijn in hoog tempo afgeshaft. De oudere werknemers moeten tegenwoordig langer doorwerken. e Dat komt doordat de kinderen zo langzamerhand uit huis zijn verdwenen. Als deze vrouwen niet meer voor de kinderen hoeven te zorgen worden ze herintreder op de areidsmarkt. Herhaling en examentraining Opdraht 17 Vergrijzing rengt oudedagsvoorzieningen in gevaar a Als de AOW wordt gefinanierd via een kapitaaldekkingsstelsel, dan zullen de eleggingen rente en dividend opleveren. Dan is het edrag dat moet worden opgehaald altijd kleiner, dan wanneer het opgehaalde edrag volledig wordt uitgekeerd aan de inatieven via een omslagstelsel. De grijze druk is het aantal 65-plussers uitgedrukt als perentage van de evolking van 20 tot en met 64 jaar. Uit ron 29 lijkt dat in het jaar 2000 het aantal 65-plussers in Nederland is. Uit ron 29 lijkt dat in het jaar 2000 de evolking van 20 tot en met 64 jaar in Nederland is. Dus is de grijze druk in Nederland 21,9% in het jaar Uit ron 29 lijkt dat in het jaar 2050 het aantal 65-plussers in Nederland is. Uit ron 29 lijkt dat in het jaar 2050 de evolking van 20 tot en met 64 jaar in Nederland is. Dus is de grijze druk in Nederland 39,8% in het jaar Dat is een toename van 17,9 proentpunt. Uit ron 28 lijkt dat de stijging van de grijze druk tussen het jaar 2000 en 2050 in Duitsland 25,6 proentpunt is. Uit ron 28 lijkt dat de stijging van de grijze druk tussen het jaar 2000 en 2050 in België 19,9 proentpunt is. De toename van de grijze druk is in Nederland kleiner dan in België en Duitsland. Pagina 21 van 25

22 Hier zijn vershillende antwoorden mogelijk, zoals hoogte van de uitkering en hoogte van de lonen. Geld dat nodig is voor de uitkeringen van de inatieven x100% = premiedruk Inkomen van de atieven Hoogte van de uitkeringen x het aantal inatieven x100% = premiedruk Hoogte van de lonen x het aantal atieven Uit de grijze druk lijkt de verhouding tussen het aantal inatieven en het aantal atieven. Dan lijven er nog twee andere variaelen over in de formule van de premiedruk. Opdraht 18 Wie wil onze loemen nog heen? a Nederlandse loemen worden etaald met euro s. Door de daling van de wisselkoers van de dollar wordt het voor Amerikanen duurder om euro s te kopen. En daarmee worden ook de Nederlandse loemen voor de Amerikanen duurder. Daarom zullen Amerikanen minder Nederlandse loemen kopen en daalt de de Nederlandse uitvoer naar Amerika. Door de hogere enzineprijzen houden de mensen minder geld over om loemen te kopen. Dus daalt de vraag naar loemen. Door de hogere enzineprijzen stijgen de transportkosten van loemen. Door de hogere kostprijs van loemen zal ook de verkoopprijs van loemen stijgen. d Exportwaarde = exportprijs x exporthoeveelheid De afzet naar Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk is gedaald met 10 proent. Als de prijs met meer dan 10% stijgt, zal de exportwaarde toenemen. e Hier zijn vershillende antwoorden mogelijk. Denk ijvooreeld aan: Pagina 22 van 25

23 Er worden altijd loemen gekoht voor trouwpartijen. Er worden altijd loemen gekoht voor egrafenissen. Er worden altijd loemen gekoht voor moederdag. Er worden altijd loemen gekoht voor valentijnsdag. f De markt in Duitsland lijkt verzadigd. Dat etekent dat de mensen in Duitsland niet nog meer loemen willen kopen. De groei van de loemenverkoop staat dus stil. Er is geen toename meer van de loemenverkoop. Opdraht 19 Van hoogonjuntuur naar laagonjuntuur a De eonomishe groei ten opzihte van 12 maanden geleden. (jaar op jaar vergelijking) Op die manier vergelijk je de maand feruari van dit jaar met de maand feruari van vorig jaar. Dat zijn alleei wintermaanden en zo filter je de seizoensinvloeden uit je waarneming. Als je de maand mei van dit jaar met de maand feruari van dit jaar (kwartaalvergelijking), dan vergelijk je het voorjaar met de winter en dat maakt grote vershillen ij de ouw, het toerisme en de agrarishe setor. Dat is dus minder nauwkeurig. De areidsmarkt in Nederland was in 2002 nog steeds krap. Tijdens hoogonjuntuur is de toename van de estedingen groter dan de toename van de produtieapaiteit. Als er veel vraag naar produten is, zullen de edrijven meer produeren, waardoor ze meer areiders nodig heen en de werkloosheid daalt. Als de afname van de werkloosheid groter is dan de toename van de eroepsevolking zal de areidsmarkt verkrappen. De inflatie leef in Nederland in 2002 aan de hoge kant. Tijdens hoogonjuntuur is de toename van de estedingen groter dan de toename van de produtieapaiteit en onstaat er overestedingsinflatie. Als het aantal goederen dat maximaal geprodueerd kan worden ieder jaar toeneemt met 3%, maar de vraag naar goederen neemt met een hoger perentage toe, dan zal er een tekort aan goederen ontstaan. De edrijven zullen de goederen dan verkopen aan de hoogste ieder. Dan stijgen de prijzen en dat is inflatie. De werkgelegenheid groeide met 1,8%, terwijl de areidsprodutiviteit met 0,4% daalde. Pagina 23 van 25

24 Totale produtie = aantal areiders x areidsprodutiviteit Dat was in het asisjaar 100 x x 100 = Dat wordt nu: 101,8 x 99, ==--- x 100 =101,4 100 Dan is de totale produtie toegenomen met 1,4% en dat is lager dan 1,8%. d De inflatie leef in Nederland in 2002 aan de hoge kant. Als Nederland een hoge inflatie heeft, worden de Nederlandse produten duurder. Buitenlandse onsumenten en edrijven willen dan geen Nederlandse produten meer kopen, waardoor de Nederlandse export afneemt. Opdraht 20 Meevallers eshikaar als extraatje voor laagstetaalden a Als het BBP stijgt heen de mensen meer geld om uit te geven. Dan stijgt de onsumptie en dus stijgen de overheidsinkomsten uit de BTW. Het finanieringstekort is groter dan 0,75% van het BBP. Dan wordt 75% van de meevaller geruikt om de staatsshuld te verkleinen. En 25% van de meevaller wordt geruikt als extraatje voor de laagstetaalden De meevaller is 2,1 miljard. Dan is er 0,25 x = eshikaar als extraatje voor de laagstetaalden. Het kainet wil alle mensen met een minimuminkomen een extraatje van 500 geven. Dat kost 400 miljoen. De rest gaat als extraatje naar alle 2,5 miljoen AOW-ers in de vorm van een eindejaarsuitkering. Er lijft 125 miljoen over voor de AOW-ers. Pagina 24 van 25

25 De eindejaarsuitkering per AOW-er is 125 miljoen : 2,5 miljoen = Pagina 25 van 25

Lesbrief CBS, inflatie en indexcijfers

Lesbrief CBS, inflatie en indexcijfers 2COLLEGE RUIVEN Lesrief CBS, inflatie en indexijfers Consumptie PSB en JKH 2016-2017 Deze lesrief geeft extra informatie over CBS, inflatie en indexijfers die je nodig het voor je PTA-toetsen en eindexamen.

Nadere informatie

Voeg altijd berekeningen toe. Vergeet niet te verklaren, motiveren als daar om wordt gevraagd.

Voeg altijd berekeningen toe. Vergeet niet te verklaren, motiveren als daar om wordt gevraagd. h5 e 1p oefentoets 1e periode (versie 1p) lad 1 van 5 Voeg altijd erekeningen toe. Vergeet niet te verklaren, motiveren als daar om wordt gevraagd. Opgave 1 Duurzame welvaart is de mate waarin men (een

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Kan de overheid dat regelen?

Hoofdstuk 6: Kan de overheid dat regelen? Pinode 5 de editie, GT 4 antwoorden leeroek Hoofdstuk 6: Kan de overheid dat regelen? Weer naar shool. a Leerpliht geldt voor kinderen tot en met het leerjaar waarin zij 16 jaar worden. Na het laatste

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

De kosten van duurzame productiemiddelen

De kosten van duurzame productiemiddelen 4 hoofdstuk De kosten van duurzame produtiemiddelen 4.1 B 4.2 D 4.3 C 4.4 A 4.5 A 20.000 1,10 4 = 88.000 Afgerond naar oven is dit 4 mahines met een apaiteit van 100.000 stuks per jaar. 4.6 D Op deze korte

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 - Tabellen, grafieken, formules

Hoofdstuk 5 - Tabellen, grafieken, formules Hoofdstuk 5 - Taellen, grafieken, formules ladzijde 130 V-1a d De grafieken van de grond en de luht vertonen veel grotere temperatuurshommelingen dan de grafiek van het water. De grafiek van de grond omdat

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Domein E: Concept Ruilen over de tijd 1. Het bruto binnenlands product is gestegen met 0,9%. Het inflatiepercentage bedraagt 2,1%. Bereken de reële groei van het BBP. 2. Waarmee wordt het inflatiepercentage gemeten? 3. Lees de onderstaande

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem.

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem. De toekomst is onbekend. Er komt een leeftijd dat werken niet meer gaat. Je hebt dan wel geld nodig om van te leven. Geld voor de oude dag wordt deels door de overheid geregeld. De overheid heeft een staatspensioen

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: Aan de slag!

Hoofdstuk 5: Aan de slag! Pinode 5 de editie, GT 4 antwoorden leeroek Hoofdstuk 5: Aan de slag! Werk aan de winkel. a Vooreelden zijn: tekst van de liedjes moet geshreven worden, muziek moet worden geomponeerd (samengesteld), liedjes

Nadere informatie

De potten kunnen in Egypte goedkoper gemaakt worden dan in Nederland (doordat de lonen in Egypte lager zijn).

De potten kunnen in Egypte goedkoper gemaakt worden dan in Nederland (doordat de lonen in Egypte lager zijn). Pinode 5 de editie, GT 4 antwoorden leeroek Hoofdstuk 8: Hoe groot is jouw wereld? Made in Holland? a De potten kunnen in Egypte goedkoper gemaakt worden dan in Nederland (doordat de lonen in Egypte lager

Nadere informatie

MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID ANTWOORDEN VWO

MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID ANTWOORDEN VWO Eonomie voor havo & vwo bovenbouw MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID VWO Antwoorden Module Conjuntuur en eonomishe beleid vwo 1 HOOFDSTUK 1 DE CONJUNCTUURBEWEGING Paragraaf 1.1 De eonomishe onjuntuur

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk Hoofdstuk 1. 1.16 C. School of baantje 1.17 a. 200/ 10 = 20 keer. b. Zie figuur. c. Zie figuur. d. 15 keer naar de bioscoop kost hem 150. Er blijft dan nog 50 over voor tijdschriften. Hij kan nog 50/5

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma I

Eindexamen havo economie oud programma I Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat mensen met een hoog

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID ANTWOORDEN HAVO

MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID ANTWOORDEN HAVO Eonomie voor havo & vwo bovenbouw MODULE CONJUNCTUUR EN ECONOMISCH BELEID HAVO Antwoorden Module Conjuntuur en eonomishe beleid havo 1 HOOFDSTUK 1 DE CONJUNCTUURBEWEGING Paragraaf 1.1 De eonomishe onjuntuur

Nadere informatie

Sparen of lenen Waarom?

Sparen of lenen Waarom? Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Sparen of lenen Waarom? 1 Als tijd duur is betaal je veel rente Als de rente hoog is zullen mensen minder lenen en meer sparen! 2 Investeren in je toekomst Door

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST ANTWOORDEN HAVO

MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST ANTWOORDEN HAVO Eonomie voor havo & vwo bovenbouw MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST HAVO Antwoorden Module Heden, verleden en toekomst havo HOOFDSTUK 1 DE PRIJS VAN TIJD Paragraaf 1.1 Tijd is geld Opdrahten 1 a Het geld

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Eindexamen economie 1 havo 2008-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) primair bij (2) directe

Nadere informatie

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Waarom langer doorwerken? De levensverwachting stijgt Elke generatie leeft langer dan de vorige. Dat is al langer bekend, maar de stijging van de levensverwachting

Nadere informatie

MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST ANTWOORDEN VWO

MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST ANTWOORDEN VWO Eonomie voor havo & vwo bovenbouw MODULE HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST VWO Antwoorden Heden, verleden en toekomst vwo 1 HOOFDSTUK 1 DE PRIJS VAN TIJD Paragraaf 1.1 Tijd is geld Opdrahten 1 a Het geld gebruiken

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vergemakkelijken van het ontslaan

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

economie havo 2015-II

economie havo 2015-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) verkoopmarkt bij (2) monopolistische

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Waarom langer doorwerken? De levensverwachting stijgt Elke generatie leeft langer dan de vorige. Dat is al langer bekend, maar de stijging van de levensverwachting

Nadere informatie

Keuzemenu - Wiskunde en economie

Keuzemenu - Wiskunde en economie 1a a Keuzemenu - Wiskunde en eonomie ladzijde 6 TK( 00) GTK( 00) = = 300 = 71 euro per ezoeker 00 00 TK( 600) 800 = = 71, 33 euro per ezoeker 600 600 TK( 800) 9 00 GTK( 800) = = = 7 euro per ezoeker 800

Nadere informatie

4.t Wie is toch die overheid?

4.t Wie is toch die overheid? Doet de overheid eonomishe zaken? 4 Laat het maar aan 'de markt' over! 1 a Vorig jaar heeft zij een nieuwe verzekering afgesloten. Zij wil nu niet weer alle verzekeringsvoorwaarden vergelij ken. De ouders

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Voorkennis V-a Het edrijf rekent 35 euro voorrijkosten. 3t+ 35 = k Als de monteur 7 uur ezig is kost het 3 7 + 35 = 75 euro. d 3t + 35 = 7 3t = 3 t = 5, De monteur is,5 uur of uur en kwartier ezig geweest.

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 - Modelleren

Hoofdstuk 4 - Modelleren Bladzijde 84 1a De gemiddelde oprengst per vluht is ( 150 30) 500,- = 60. 000,-. Alle stoelen zijn ezet. Dat levert dus 150 500,- = 75. 000,- op. Het aantal mensen waaraan een afkoopsom moet worden etaald

Nadere informatie

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken? Mag ik dan nooit meer stoppen met werken? 67 vragen over aow-vragen en uw pensioen (Uit AD van 1-11-2016) De AOW-leeftijd gaat in 2022 met drie maanden omhoog voor iedereen die na 1954 geboren is. Reden

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv 4 Voorkennis V-a k = 8t+ 4 Het edrijf rekent 4 euro voorrijkosten. De shoorsteenveger werkt 4 minuten en dat zijn kwartieren. Als de shoorsteenveger 4 minuten ezig is geweest, kost het 8 + 4= 99 euro.

Nadere informatie

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz beginner printen en uitsnijden of knippen. Bijlage

Nadere informatie

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave maximumscore 2 Door de vermindering van

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

6.1 Krijg jij wat je verdient?

6.1 Krijg jij wat je verdient? Wat komt allemaal ij werken kijken? 6 In één klap rijk? 1 a Meestal is een 16-jarige minder produtief dan iemand van23jaar of ouder. Een 16- jarige heeft minder ervaring en nog geen vakdiploma. Ook speelt

Nadere informatie

6.1 De AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Gehuwden of samenwonenden krijgen 100% van het minimumloon.

6.1 De AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Gehuwden of samenwonenden krijgen 100% van het minimumloon. 6.1 De AOW In 1957 is in Nederland de AOW ingevoerd door premiers Willem Drees (PVDA). Iedereen die 65 jaar of ouder is, krijgt een uitkering van de staat. Deze uitkering hangt af van het aantal jaren

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 import: 250 + 29 + 139 + 415 460

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-II 4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 1,5

Nadere informatie

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector In 1990 werden ambtenarensalarissen gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de lonen in het bedrijfsleven. Een argument voor deze koppeling houdt verband

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen

Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen 1. De kwartaalcijfers van de pensioenfondsen zijn negatief. Hoe komt dat? Het algemene beeld is dat het derde kwartaal, en dan in het bijzonder de maand

Nadere informatie

13 Het vreemd vermogen

13 Het vreemd vermogen 13 Het vreemd vermogen hoofdstuk 13.1 C 13.2 A 13.3 D 13.4 C 13.5 C 13.6 C 13.7 A 13.8 B 13.9 B 50 50 1.050 + + = 1.013,74 1,045 1,045² 1,045³ 13.10 C 13.11 B De oligaties heen een rentenadeel ten opzihte

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

1 De onderneming in de wereldeconomie

1 De onderneming in de wereldeconomie 1 De onderneming in de wereldeonomie Meerkeuzevragen 1.1 1.1 Globalisering is een proes a van wereldwijde eonomishe integratie door een sterke toename van de internationale handel en investeringen. b waarbij

Nadere informatie

5.1 Het speelkwartier

5.1 Het speelkwartier 5.1 Het speelkwartier Economie gaat over het maken van keuzes. Iedereen maakt in het leven constant keuzes. Deze keuzes hebben economische gevolgen: Welke studie ga je volgen? Wanneer ga je op jezelf wonen?

Nadere informatie

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als %

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als % Inflatie Stijging algemene prijspeil Consumenten Prijs Indexcijfer Gewogen gemiddelde Voordeel: Mensen met schulden Nadeel: Mensen met loon, spaargeld Reële winst bedrijven daalt Rentekosten bedrijven

Nadere informatie

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Hoe wordt er gewerkt?

Hoofdstuk 4: Hoe wordt er gewerkt? Pinode 5 de editie, GT 4 antwoorden leeroek Hoofdstuk 4: Hoe wordt er gewerkt? Een grote uitgave. a Je kan werken om ervaring op te doen, voor de soiale ontaten, omdat je het leuk vindt of om iets te doen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-112 15 juli 2004 9.30 uur Huishoudens verliezen koopkracht in 2003 In 2003 is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens voor het eerst in tien jaar

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting. Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a b c Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar vaste

Nadere informatie

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober 2015 6,7 9 keer beoordeeld Vak Economie De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Productiefactoren: arbeid, ondernemerschap, kapitaal

Nadere informatie

Vl.1 Heeft de overheid schulden?

Vl.1 Heeft de overheid schulden? Van wie is dat geld? V1 Valt het mee of tegen? Als de olie- en gasprijs hoog is, krijgen de urgers hoge energierekeningen te etalen. Bovendien stij gen de enzineprljzen. Bijvooreeld: Als edrijven meer

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 De werkgelegenheid verandert met

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden

Nadere informatie

Concept samenwerken en onderhandelen 7

Concept samenwerken en onderhandelen 7 Conept samenwerken en onderhandelen 7 Vragen ij introdutie tekst: Met de us, in de file of met de us in de file. 1 Ze moeten, net als het overige vervoer, wahten ij de Poort om op de snelweg te komen.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Maximumscore 1 1 Uit het antwoord moet blijken

Nadere informatie

Ruilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Ruilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Ruilen over de tijd Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Bedenk dat bij ruilen er altijd twee dingen gedaan worden. Je geeft wat en je krijgt wat terug. Als je twee keer ruilt - ruilen over de tijd

Nadere informatie