NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Transcriptie

1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013, wat betreft de aanvraag tot bindende schatting van onroerende goederen in een nalatenschap - Definitieve goedkeuring 1. INHOUDELIJK 1.1 Situering Met het voorliggende ontwerp van besluit voorziet de Vlaamse Regering de inwerkingtreding van het artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Deze bepaling voorziet dat al wie gehouden is tot het indienen van een aangifte van nalatenschap een kosteloze schatting kan vragen van de verkoopwaarde van de onroerende goederen, in België gelegen, en die in de aangifte moeten worden vermeld. Deze aanvraag wordt gericht aan de Vlaamse Belastingdienst, en deze zal de gevraagde bindende schatting ook opmaken. Bij decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (VCF) werd het bepalen van de datum van inwerkingtreding van deze mogelijkheid gedelegeerd aan de Vlaamse Regering. Overeenkomstig het voorliggende ontwerp van besluit (artikel 2) wordt deze mogelijkheid van voorafgaande kosteloze bindende ramingen voorzien wanneer het overlijden heeft plaats gehad op 1 april 2019 of later. Tevens worden de aanvraagmodaliteiten en procedure met het voorliggende ontwerp van besluit verder uitgewerkt (aanvullend op wat al in de VCF is bepaald). Voor een verdere gedetailleerde toelichting wordt verwezen naar de nota aan de Vlaamse Regering van 1 februari 2019, naar aanleiding van de principiële goedkeuring van dit ontwerp van besluit (VR DOC. 0121). Gevolg gevend aan het advies van de Raad van State van 11 maart 2019 (met nummer /3) werd het op 1 februari jl. principieel goedgekeurde ontwerp van besluit ontdubbeld in een Besluit van de Vlaamse Regering met daarin onder meer de bepalingen over de Pagina 1 van 5

2 aanvulling op de berekeningsbasis van de vergoeding voor gederfde opcentiemen op de onroerende voorheffing, dat op 5 april jl. definitief werd goedgekeurd (VR DOC0451); het nu voorliggende van besluit waarmee de artikelen 3 en 4 van het op 1 februari jl. principieel goedgekeurde ontwerp van besluit worden hernomen. Het opschrift van het voorgelegde ontwerp van besluit werd hieraan aangepast. De eerder voorgestelde en gecommuniceerde datum van inwerkingtreding (voor overlijdens vanaf 1 april 2019) kan behouden blijven zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijke verwachtingen van de aangifteplichtigen. Het is immers niet onredelijk te veronderstellen dat, gelet op de ruim gevoerde communicatie hierrond, aangifteplichtigen voor overlijdens vanaf 1 april rekening houden met de mogelijkheid om een schatting aan te vragen vooraleer een aangifte in te dienen. Met een latere inwerkingtreding zou hen deze mogelijkheid desgevallend worden ontnomen. De termijn voor de indiening van de aangifte van nalatenschap bedraagt 4 maanden vanaf de datum van overlijden, als het overlijden zich in België heeft voorgedaan, en vijf maanden of zes maanden vanaf de datum van het overlijden als het overlijden in een ander land binnen resp. buiten de Europese Economische Ruimte plaatsvond. Bij de Vlaamse Belastingdienst werden tot op heden nog geen aangiften van nalatenschap ingediend voor overlijdens sedert 1 april waarin onroerende goederen werden vermeld die voor de hier besproken procedure van kosteloze bindende ramingen in aanmerking zouden komen. De mogelijkheid voor de kosteloze bindende raming blijft dus tot op heden bestaan voor alle in aanmerking komende overlijdens. 1.2 Advies van de Vlaamse Toezichtcommissie Op 15 maart jl. werd over het op 1 februari jl. principieel goedgekeurde ontwerp van Besluit het advies gevraagd aan de federale Gegevensbeschermingsautoriteit. Als gevolg van de publicatie op 29 maart 2019 van de samenstelling van de Vlaamse Toezichtcommissie (VTC) is deze commissie de toezichthoudende autoriteit geworden (cf. artikel 91, 2 van het decreet van 8 juni 2018) en is deze voortaan bevoegd om, voor wat de Vlaamse instanties betreft, deze adviezen te verlenen. Bijgevolg werd het verzoek om advies overgemaakt aan de VTC. De VTC bracht een advies uit op 29 april 2019, met het nummer 2019/09. In het advies maakt de VTC een aantal opmerkingen die aanleiding zouden kunnen geven tot aanpassingen: in randnummer stelt de VTC vast dat alle essentiële elementen m.b.t. de verwerking van persoonsgegevens voldoende duidelijk kunnen worden afgeleid uit de tekst, met uitzondering van de bewaartermijn. Hierop kan worden gerepliceerd dat de bewaartermijn voor de dossiers m.b.t. erfbelasting, waar een schattingsverslag deel van uitmaakt, kan afgeleid worden uit artikel 789 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat het recht om een nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen verjaart door verloop van de tijd die voor de langste verjaring van onroerende rechten is vereist en artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek waarin de verjaringstermijn van zakelijke rechtsvorderingen op 30 jaar wordt bepaald; Pagina 2 van 5

3 in randnummer 19 stelt de VTC dat de opgevraagde persoonsgegevens aan het principe van minimale gegevensverwerking lijken te voldoen, maar stelt ze zich de vraag of een aantal gegevens niet op basis van het rijksregisternummer en identificatienummer van de sociale zekerheid door de Vlaamse Belastingdienst zelf kunnen worden achterhaald. Hierop kan worden gerepliceerd als volgt. Een aantal gegevens wordt voorlopig toch rechtstreeks bij de aanvrager opgevraagd, ook al heeft de Vlaamse Belastingdienst toegang tot de authentieke gegevensbronnen. Hiermee blijft het vertrouwde en gebruikelijke karakter van een aanvraagformulier (naam, domicilie, ) behouden. Dit maakt de kans op vergissingen van de aanvrager kleiner en zal aldus leiden tot een volledigere en overzichtelijkere aanvraag. Anderzijds laat het de Vlaamse Belastingdienst toe om de juistheid van de gegevens te verifiëren door een vergelijking van het rijksregisternummer met de persoonsgegevens en vice versa. Met randnummer 20 beveelt de VTC aan om een onderscheid te maken tussen gegevens die bij de burger worden opgevraagd en gegevens die bij een authentieke bron (kunnen) worden opgevraagd. Opnieuw kan hierop worden gerepliceerd als volgt. Aangezien voorlopig alle gegevens bij de aanvrager worden opgevraagd en de authentieke bron enkel wordt gebruikt ter verificatie, is deze opmerking zonder voorwerp. Verder wordt de voorwaardelijke conclusie van de VTC in randnummer 23 onderschreven. Aangezien het initiatief tot een bindende schatting uitgaat van de belastingplichtige zelf, betreft het geen controle of onderzoek waarvoor onder bepaalde voorwaarden geheimhouding zou kunnen gelden en kan niet worden afgeweken van de rechten voorzien in artikelen 12 tot en met 22 van de verordening. Aan de opmerkingen in randnummer 27 en 28 (over de duidelijke communicatie met de aanvragers) kan worden tegemoet gekomen door een duidelijke toelichting op de website en op het aanvraagformulier. Gelet op de niet dwingende formulering van het advies van de VTC en de afsluitende conclusie waarin wordt gesteld dat het aan de decreetgever toekomt om de opgesomde aandachtspunten aan te pakken, wordt het ontwerp van besluit zoals principieel goedgekeurd op 1 februari jl. niet gewijzigd. De door de VTC geformuleerde aandachtspunten zullen, gemeenschappelijk voor alle belastingen waarvoor de regelgeving is opgenomen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, worden uitgewerkt in overeenstemming met de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG), 1.3 Advies van de Raad van State De Raad van State heeft op 11 maart 2019 een advies uitgebracht met nummer /3. Aan de opmerking geformuleerd in randnummer 4 werd gevolg gegeven door een adviesvraag te richten aan de Gegevensbeschermingsautoriteit op 15 maart 2019 (zie eerder). Dit advies gaf geen aanleiding tot een wijziging van de principieel goedgekeurde Pagina 3 van 5

4 (en aan de Raad van State voorgelegde) tekst. Door de verwijzing naar het advies van de VTC in de aanhef werd tegemoet gekomen aan de opmerking in randnummer WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 3. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN 4. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN 5. KWALITEIT VAN DE REGELGEVING Pagina 4 van 5

5 6. VOORSTEL VAN BESLISSING De Vlaamse Regering beslist haar definitieve goedkeuring te hechten aan het bijgaande besluit tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013, wat betreft de aanvraag tot bindende schatting van onroerende goederen in een nalatenschap en gelast de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, met de uitvoering van de beslissing. De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie Lydia PEETERS Bijlagen: - het goed te keuren ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering - het advies van de Vlaamse Toezichtcommissie - het advies van de Raad van State Pagina 5 van 5