FAZ: Ja Opdrachtgever: Klaas de Veen

Transcriptie

1 Onderwerp: Meerjarenraming Nummer: Bestuursstukken\1869 Agendapunt: 6 DB: Ja BPP: Ja FAZ: Ja VVSW: Ja AB: Ja Opsteller: Eenje van Wijngaarden, Financiële en Algemene Zaken Opdrachtgever: Klaas de Veen Portefeuillehouder: Jakob Bartelds Ondersteuning van de afdeling: Technisch Juridisch Financieel Staf Communicatie Externe betrokkenen: Reden: N.v.t. Samenvatting: Deze meerjarenraming geeft de beleidsmatige en financiële kaders weer voor 2016, met een doorkijk naar De lasten stijgen gemiddeld met 1,2%. De meerjarenraming geeft de stand van zaken weer voor het ter kennisgeving aannemen van het bestuursakkoord door het algemeen bestuur. Eventuele wijzigingen die de uitwerking van het bestuursakkoord met zich meebrengen worden in 2016 geëffectueerd. Duurzaamheidsparagraaf: Nee Begrotingsaspecten: Nee AB Voorstel: Instemmen met de meerjarenraming Bijlagen: Ja Meerjarenraming Ter inzage (bestuursnet): Nee Onderwerp(en): Besluit/opmerkingen bestuur: 1

2 Paraaf secretaris-directeur: 2

3 Inleiding Hierbij bieden wij u de meerjarenraming (MJR) aan naar de huidige inzichten. Over de hele meerjarenperiode stijgen de lasten gemiddeld met 1,2% per jaar. Een stijging rondom het inflatieniveau. Ontwikkelingen Een aantal ontwikkelingen heeft het beeld van deze MJR beïnvloed. Drie ontwikkelingen worden hier nader toegelicht. Investeringsvolume in 2016 hoger Voor het berekenen van de kapitaallasten gaan we normaal gesproken jaarlijks uit van een investeringsvolume van 13,7 miljoen. Dat cijfer is gebaseerd op de ervaring van in de laatste jaren gerealiseerde volumes. Momenteel is het project inrichting Slochterdiep en zijtakken in uitvoering. Hiermee is een investering van 15,3 miljoen gemoeid. Het merendeel van de werkzaamheden zal eind 2016 zijn uitgevoerd. Omdat naast dit project nog meer werk wordt uitgevoerd hebben we in deze MJR gekozen voor een hoger investeringsvolume (totaal 15,7 miljoen) in 2016 Meer kwijtschelding Onze uitgaven voor kwijtschelding en oninbaar zullen we wederom moeten aanpassen aan de laatste ontwikkelingen. Op basis van de jaarrekening 2014 en de ontwikkelingen dit jaar voorzien wij een verdere stijging in Het momenteel optredende herstel van de economie lijkt zich door te zetten. Toch verwachten wij daarvan op korte termijn nog geen effect op de kwijtschelding. Omdat oninbaar verklaren van belastingschulden voor een deel komt door uitgesproken faillissementen verwachten wij wel een daling in de omvang van oninbaar verklaarde belastingschulden. Kostenverschuiving tussen beide taken Onze rwzi s lozen afvalwater op ons watersysteem; het effluent. Bedrijven die op ons watersysteem afvalwater lozen betalen hiervoor een heffing: de verontreinigingsheffing. Rwzi s niet, een aanslag verontreinigingsheffing opleggen is niet toegestaan. Het algemeen bestuur heeft in 2012 besloten de rwzi s intern te belasten met een bedrag gelijk aan de verontreinigingsheffing. Op basis van het aantal VE s wordt de verrekening berekend. Met deze interne verrekening is ruim 5 miljoen gemoeid. Dit jaar is opnieuw naar het aantal VE s van onze rwzi s gekeken. Door verbetering van de kwaliteit van het effluent is het aantal VE s lager. Hierdoor treedt een lastenverschuiving op tussen de beide taken van 0,6 miljoen. Lastenontwikkeling Lastenontwikkeling in procenten Totaal 1,9% 1,5% 1,5% 0,1% 3

4 Per taak - Watersysteembeheer 2,0% 2,0% 2,0% 2,0% - Zuiveringsbeheer 1,8% 1,0% 1,0% -1,9% Ten opzichte van de vorige MJR is het beeld veranderd. De lasten stijgen bij het watersysteembeheer méér dan vorig jaar verwacht. Dit komt vooral door de verlaging van het belasten van de eigen zuiveringen. Daarnaast stijgen de kapitaallasten doordat vooral in het watersysteem wordt geïnvesteerd (KRW, Masterplan Kaden etc.). Bij het zuiveringsbeheer is juist een lagere lastenstijging te zien. Het laatste jaar is sprake van een daling. Vooral de daling van de kapitaallasten, de slibstrategie en het niet meer storten in de algemene reserve (in 2019) zorgen hiervoor. De beschikbare algemene reserves zijn aangevuld / aangewend tot op het noodzakelijke minimum in Tarieven / belastingbetalers Over het algemeen volgen de tarieven de lastenontwikkeling per taak. Door veranderingen in het heffingseenheden (aantal ingezetenen, hectares ongebouwd etc.) treden onderling wel kleine verschillen op. Er is één uitzondering: het effect van de proefprocedures natuur op het tarief ongebouwd. Door een uitspraak van de Hoge Raad eind vorig jaar vallen meer hectares ongebouwd onder de categorie natuur. Het gaat vooral om hectares ongebouwd waarop met beheersmaatregelen nog wel geboerd kan worden. De huidige prognose geeft aan dat minimaal 6000 hectare van ongebouwd overgaat naar natuur. Het tarief voor ongebouwd stijgt vooral hierdoor met 7%, het tarief natuur daalt met 13%. Verhoudingsgewijs neemt het aantal hectares natuur meer toe dan het aantal hectares ongebouwd afneemt, daardoor verschillen de percentages. Via de tabel met de voorbeeld belastingbetalers (zie hieronder) is duidelijk te zien dat het agrarisch gezin over de hele meerjarenperiode, maar vooral in 2016, een afwijkende, hogere, lastenstijging kent. Voor 2016 is de stijging toe te schrijven aan het effect van de uitkomst van de proefprocedures natuur. Voor de jaren daarna speelt een rol dat het effect van de lagere lastenstijging (zelfs een verlaging) bij het zuiveringsbeheer niet zwaar meetelt bij het agrarisch bedrijf. De belastingaanslag van een agrarisch bedrijf heeft vooral betrekking op de watersysteemheffing ongebouwd. Tariefeffecten op voorbeeld belastingbetalers Gezin met een huurhuis 1,4% 1,1% 1,1% -1,1% Gezin met een eigen woning 1,2% 1,4% 1,4% -0,1% Gezin met een agrarisch bedrijf 6,4% 2,2% 2,2% 2,1% MKB bedrijf 1,0% 1,6% 1,6% 0,4% Industrieel bedrijf 1,3% 1,0% 1,0% -1,6% 4

5 Voorstel Instemmen met de meerjarenraming namens het dagelijks bestuur, Harm Küpers secretaris-directeur Alfred van Hall dijkgraaf 5