Excellentie in ontwikkeling Werken met een persoonlijk leerplan

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Excellentie in ontwikkeling Werken met een persoonlijk leerplan"

Transcriptie

1 Excellentie in ontwikkeling Werken met een persoonlijk leerplan Esther de Boer, Jacques Poell en Elise Schouten

2 Excellentie in ontwikkeling Werken met een persoonlijk leerplan Esther de Boer Jacques Poell Elise Schouten

3 Illustratie voorzijde: Pieter Leenheer Foto s binnenwerk: pag. 16 Esther de Boer; alle andere foto s istockphoto.com Eindredactie: Jeanet Visser Met dank aan: OBS De Walsprong, Zaltbommel Bestelnummer: Tenzij anders aangegeven mag het materiaal uit deze uitgave zonder voorafgaande toestemming openbaar gemaakt en verveelvoudigd worden door instellingen die gefinancierd worden uit publieke middelen, scholen, opleidingsinstituten en non-profitorganisaties ten behoeve van onderwijs- en onderzoeksdoeleinden, mits de naam van de auteursrechthebbende daarbij wordt vermeld: Vereniging de Samenwerkende Landelijke Pedagogische Centra (VSLPC), 2011 Bij gebruik door andere instellingen / bedrijven of bij gebruik voor andere doeleinden dient eerst toestemming te worden gevraagd aan KPC Groep, CPS, APS en SLO. 2 Voetregel met paginanummer

4 Inhoud Inleiding 3 1 Verrijkingsonderwijs Leer- en werkstrategieën van (hoog)begaafden Eisen verrijkingsarrangement Het verrijkingsarrangement Werken met een persoonlijk leerplan 6 2 Competenties van leerkrachten Basisbehoeften om te leren Belangrijke competenties 12 3 Het persoonlijk leerplan De leervraag De werkwijze De selectie van leerlingen De bijeenkomsten De begeleiding Het leren buiten de bijeenkomsten Evaluatie 22 4 Verworvenheden De leerlingen De leerkrachten De school 25 5 De toekomst Integratie in het reguliere onderwijs Voorwaarden Implementatie 29 6 Aanbevelingen en tips 31 Literatuur 33 Bijlagen 1 Inventarisatie van leerkrachtcompetenties 35 2a Kenmerken van bovengemiddeld presterende (hoog)begaafde kinderen 40 2b Kenmerken van onderpresterende (hoog)begaafde kinderen 42 3 Kaarten Werken met een persoonlijk leerplan 44 4 Evaluatie Werken met een persoonlijk leerplan voor ouders 52 Inhoud 1

5 Inleiding In de klas is het vaak te makkelijk en dan verveel ik me wel eens. Hier maken ze je het een beetje moeilijk en mag je zelf bepalen wat je wilt leren. Dat is heel leuk. We zijn allemaal even slim en daardoor wordt er hier niet gepest. In de klas gebeurt dat wel; dan noemen ze me bijvoorbeeld een nerd. Ook kunnen we hier goed met elkaar samenwerken omdat we even slim zijn. Leerling groep 7 Inleiding 3

6 Vaak hebben leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie het niet gemakkelijk op school. De leerstof en de leeractiviteiten dagen hen onvoldoende uit, waardoor zij zich vervelen, zich buitengesloten voelen of worden gepest, onderpresteren of gedragsproblemen vertonen. Veel basisscholen worstelen met de vraag hoe zij deze (hoog)begaafde leerlingen meer kunnen stimuleren en uitdagen. Daarom stelde staatssecretaris Dijksma in 2008 middelen beschikbaar waarmee basisscholen projecten kunnen opzetten voor (hoog)begaafde leerlingen. Doel is programma s en werkwijzen te ontwikkelen die deze kinderen aanspreken, uitdagen en stimuleren. Basisschool De Walsprong in Zaltbommel greep deze mogelijkheid aan en voert met ondersteuning van KPC Groep het project Werken met een persoonlijk leerplan uit, een project dat zich richt op (hoog-) begaafde leerlingen. In het schooljaar zijn twee pilots uitgevoerd in de bovenbouw; in het daarop volgende schooljaar voor leerlingen van de onderbouw. Het project loopt nog steeds en heet inmiddels Kilalé ; wat staat voor Kinderen Laten Leren. Deze naam is door de leerlingen zelf bedacht. De werkwijze van het project is gebaseerd op de uitgangspunten van het Amerikaanse onderwijsconcept One Kid at a Time, dat onder de naam Onderwijs persoonlijk maken de afgelopen jaren op een aantal Nederlandse scholen voor voortgezet onderwijs is ingevoerd. Kern van dit concept is dat het onderwijs wordt gepersonifieerd: elke leerling ontwerpt vanuit zijn passie en interesses een persoonlijk leerplan en voert dit uit. (Hoog)begaafde leerlingen van De Walsprong komen een keer per week een dagdeel bij elkaar in een zogenaamde verrijkingsgroep. Er is een onderbouw- en een bovenbouwgroep. De leerlingen formuleren zelf een leervraag, stellen een persoonlijk leerplan op en werken daar gedurende zes (onderbouw) of (tien tot) twaalf weken (bovenbouw) aan. Daarna presenteren zij hun resultaten aan hun klas en aan ouders. Deze publicatie doet verslag van de bevindingen van de school en voorziet in voorbeelden. Op basis van interviews met leerlingen, leerkrachten, de directie en ouders schetsen we een beeld van de uitgangspunten, de aanpak en de resultaten van het project. Tot slot formuleren we een aantal aanbevelingen en tips die zijn voortgekomen uit de evaluaties en de interviews. 4 Inleiding

7 1 Verrijkingsonderwijs Het verrijkingsprogramma Werken met een persoonlijk leerplan speelt in op leer- en werkstrategieën van (hoog)begaafde leerlingen en het mogelijke gebrek dat (hoog)begaafde leerlingen aan deze strategieën hebben. Dit hoofdstuk gaat in op de manier(en) van leren die kenmerkend zijn voor (hoog)begaafde leerlingen en de consequenties van deze manieren voor leer- en werkstrategieën. Belangrijk daarbij is hoe deze inzichten omgezet kunnen worden in een verrijkingsprogramma. Aparte aandacht is er voor de manier van begeleiding van de bijeenkomsten geïnspireerd door de Socratische begeleidingswijze. 1.1 Leer- en werkstrategieën van (hoog)begaafden De hersenen van (hoog)begaafde kinderen functioneren waarschijnlijk op een effectievere manier dan van normaalbegaafde kinderen. Ze hebben hoogstwaarschijnlijk meer en ingewikkeldere kapstokken in hun hoofd, waar ze kennis aan kunnen koppelen. Bovendien hebben ze ook de mogelijkheden en vaardigheden om die kennis te blijven uitbouwen (metacognitieve vaardigheden). Deze kapstokken of kennisstructuren zijn te vergelijken met uitgebreide mindmaps, die steeds worden aangevuld en aangescherpt. Door wetenschappers wordt de aaneenschakeling van deze ingewikkelde kennisstructuren en de mogelijkheid om deze te kunnen uitbouwen, dan ook wel gezien als de kern van intelligentie. Het is lastig om deze kennisstructuren en de werking van het brein te beschrijven en weer te geven. Dat kan bijvoorbeeld door testen te doen waarbij geassocieerd, geanalyseerd of gesorteerd wordt. De wetenschapper Gallagher (2003) geeft aan dat een vergelijking gemaakt kan worden met experts en beginnelingen om de verschillen in kennisstructuren te vergelijken: 1 experts excelleren vooral in hun eigen (vak)gebied; 2 experts ontdekken grote belangrijke patronen in hun (vak)gebieden; 3 experts laten sneller dan beginnelingen hun vaardigheden zien in hun (vak)gebieden; 4 experts lossen problemen sneller op met minder fouten; 5 experts hebben een superieur korte en lange termijn geheugen; 6 experts doorgronden problemen op een dieper niveau dan beginnelingen en laten dit ook zien: beginnelingen geven problemen weer op een oppervlakkig niveau; 7 experts brengen een groot deel van de tijd door met het kwalitatief analyseren van problemen; 8 experts hebben sterke metacognitieve vaardigheden. Je zou de hersenen van (hoog)begaafde kinderen en normaalbegaafde kinderen kunnen vergelijken met die van experts en beginnelingen. De hersenen van (hoog)begaafde kinderen reageren sneller, meer doordacht en analytisch op nieuwe ervaringen. Dit onder andere vanwege de uitgebreide kapstokken. De wetenschapper Sternberg (2003) geeft aan dat de begaafde kinderen niet alleen sneller denken en zich meer herinneren, maar ook anders leren. Zij lossen problemen sneller op met andere oplossingsstrategieën dan normaalbegaafde kinderen. Daarom hebben begaafde kinderen het nodig om steeds weer uitgedaagd te worden. Begaafde kinderen die laten zien wat ze kunnen, blijken in feite dus meer dan bij gemiddeld begaafde leeftijdsgenootjes te beschikken over metacognitieve vaardigheden, of deze in ieder geval beter toe te passen. In de praktijk blijkt echter dat het gebruik van de metacognitieve vaardigheden van begaafde leerlingen niet uit de verf komt. 1 Verrijkingsonderwijs 5

8 Dit kan mogelijk voortkomen uit het feit dat (hoog)begaafde leerlingen te weinig worden aangesproken op die metacognitieve vaardigheden, omdat de taken niet uitdagend of complex genoeg zijn. Het gevolg daarvan is dat de leerlingen deze vaardigheden niet meer oefenen en dus ook in zekere mate verleren. Pas wanneer een (hoog)begaafde leerling weer wordt uitgedaagd, moet hij gebruik gaan maken van metacognitieve vaardigheden. Bijvoorbeeld: voor een complexe taak heb je overzicht nodig en moet er gepland worden. Hierdoor worden deze vaardigheden opnieuw getraind. Hierop aansluitend past het om (hoog)begaafde leerlingen taken te bieden waarbij het ontwikkelen van hogere-orde denkfuncties (analyseren, synthetiseren en evalueren) belangrijk is. Om te werken aan hogere-orde denkvaardigheden is het model van Bloom (1956) een praktisch instrument. Dit model gaat uit van lagere-orde denkvaardigheden (kennis, begrip en toepassing) en hogere-orde denkvaardigheden zoals analyseren, creëren en evalueren. Verrijkingsopdrachten voor begaafde kinderen zullen vooral de hogere-orde denkvaardigheden moeten aanspreken om deze kinderen in staat te stellen daadwerkelijk te leren. 1.2 Eisen verrijkingsarrangement Op basis van het voorgaande kunnen we stellen dat een goed verrijkingsarrangement moet voldoen aan de volgende eisen (gebaseerd op Van Tassel-Baska, 2003): 1 nadruk leggen op uitdagende opdrachten (verdiepend in plaats van verbredend) en op concepten in plaats van feiten; aandacht voor dwarsverbanden tussen en binnen concepten; 2 complexe opdrachten aanbieden die leerlingen uitdagen om abstract te denken en gebruik te maken van hogere-orde denkvaardigheden; 3 mogelijkheid bieden voor intensiteit ; langere tijd kunnen werken aan een idee dat fascineert; 4 mogelijkheden bieden voor het toepassen van metacognitieve vaardigheden; 5 mogelijkheden bieden voor actief leren en oplossen van problemen; 6 stellen van relevante doelstellingen en eisen voor leerlingen; 7 gebruikmaken van authentiek assessment, zoals portfolio s en performance-based activiteiten. De bovenstaande zeven elementen bevorderen het leren. Kinderen verleggen eigen grenzen, qua kennis, maar zeker ook qua vaardigheden. Het zijn activiteiten waarbij het nodig is om het geheel te overzien, om te plannen en om oplossingen te bedenken. Dit veronderstelt verder dat de leerling alleen leert als hij actief betrokken is bij zijn eigen leerproces en als een leerling reflecteert. Dat wil zeggen dat hij regelmatig een inschatting maakt van zijn eigen kennis en vaardigheden om concepten te kunnen hanteren en uitdagingen aan te gaan. Uiteindelijk zou verrijkingsonderwijs moeten leiden tot het daadwerkelijk leren van kinderen en daarmee het toenemen van het analytisch en probleemoplossend vermogen, het ontwikkelen van gedegen en waardevolle interesses en het stimuleren van originaliteit, initiatief en zelfwerkzaamheid. 1.3 Het verrijkingsarrangement Werken met een persoonlijk leerplan Dit roept de vraag op of het Werken met een persoonlijk leerplan dat basisschool De Walsprong uitvoert voldoet aan de eisen uit paragraaf Verrijkingsonderwijs

9 Uitdagende en complexe opdrachten en de mogelijkheid voor intensiteit: actief leren en het oplossen van problemen De onderzoeksopdracht die de kinderen in de verrijkingsgroep krijgen is complex: qua moeilijkheidsgraad; qua gebruik van hogere-orde denkvaardigheden; door de metacognitieve uitdaging die wordt geboden. Doordat de kinderen werken aan een onderwerp dat zij zelf hebben gekozen en dat overeenkomt met hun passie en/of interesse, leren de kinderen ook makkelijker actief. Ze vertonen betrokkenheid bij het onderwerp en daardoor ontwikkelen zij ook sneller een intensiteit waardoor zij zelf verdieping creëren in het onderwerp. Niet alle kinderen laten deze betrokkenheid en verdieping zien. Op dat moment grijpen de begeleiders in om vragenderwijs te zorgen dat de kinderen geïnspireerd raken hun onderwerp verder uit te diepen. Voor het in kaart brengen van de opgedane ervaringen en kennis is in het project de mindmapmethode gebruikt; een methode die ook helpt bij het verwerven en toepassen van metacognitieve vaardigheden. De begeleiding van de kinderen gebeurt op een coachende manier, geïnspireerd door het socratisch motiveren. In feite is socratisch onderzoek een soort zelfonderzoek, waarbij de leerling leert aan de hand van systematische vragen zijn eigen gedrag te erkennen, te evalueren en aan te passen. De doelstelling van deze gesprekken is dat de leerling leert omgaan met procedures van het denken. Een gespreksleider/coach gaat bij een socratische houding uit van twee principes (Anthone & Mortier, 1997): een houding van niet weten : deze houding staat tegenover de rol van het wel weten, de klassieke leraarshouding. De gespreksleider fungeert in deze rol als een soort co-onderzoeker, die actief deelneemt aan het proces; het afwijzen van de typische leraarsrol, met als consequentie dat de gespreksleider niet fungeert als kennisoverdrager, maar meer als een bewaker van de vorm en het verloop van het gesprek. De begeleiders spelen in op aanwezige kennis en kennis van andere leerlingen. Bijvoorbeeld: De leerling doet een uitspraak: De aarde is ontstaan uit de oerknal ; Klopt die uitspraak? Wanneer klopt deze uitspraak niet? De Bijbel heeft een andere verklaring ; Als je een uitzondering of tegenwerping hebt gevonden, moet de definitie fout zijn of in ieder geval onnauwkeurig. Wanneer klopt de uitspraak wel? Welke verklaringen zijn er nog meer en waar heb je die gevonden? Wat moet je doen om daar achter te komen en hoe kan je dat doen? In principe geeft de coach zo min mogelijk antwoorden op vragen en stelt zoveel mogelijk wedervragen. Vragen die de leerlingen inspireren om verder te zoeken naar antwoorden. Hogere-orde denkvaardigheden De opdracht die de leerlingen van De Walsprong krijgen bij het Werken met een persoonlijk leerplan is: Maak een presentatie waarin je je onderzoeksvragen beantwoordt. De onderzoeksvragen moeten in de bovenbouw zoveel mogelijk bestaan uit hogere-orde vragen, dus op het niveau van analyse, synthese en evaluatie. De subvragen mogen wel bestaan uit lagere-orde denkvragen. Hoewel er veel aandacht is voor het stellen van een goede onderzoeksvraag, blijft het van belang de kinderen meer bewust te maken van het stellen van hogere-orde denkvragen. De begeleiding bestaat daarom vooral uit het stellen van vragen die hogere-orde denkvragen bevorderen. 1 Verrijkingsonderwijs 7

10 Bijvoorbeeld: In hoeverre denk je dat deze presentatie voldoet aan de opdracht om je onderzoeksvragen te beantwoorden? Toepassen van metacognitieve vaardigheden In de verrijkingsgroep is het nadrukkelijk de bedoeling de kinderen te laten werken aan een planning en een werkplan. Zij bedenken daarbij zowel onderzoeksvragen en mogelijke oplossingsrichtingen (hypothesen) als een manier om deze onderzoeksvragen te beantwoorden. Dit zetten ze weg in de tijd (planning). Aan het begin en eind van de bijeenkomst wordt in groepjes besproken waaraan de kinderen gaan werken of wat ze hebben gedaan en hoe ze de rest van de activiteiten gaan uitvoeren. Tijdens het werken aan het onderzoeksproject is er constant aandacht voor probleemoplossing omdat zij zichzelf (en elkaar) vragen blijven stellen. Stellen van relevante doelstellingen en eisen voor kinderen In dit verrijkingstraject zijn de (onderwijskundige) doelstellingen bekend bij de begeleiders en ook bij de kinderen. Bijvoorbeeld op het moment dat een kind roept dat het moeilijk is, krijgt hij de reactie dat dit ook de bedoeling is en dat hij daarvan leert (tegen grenzen aanlopen en deze overbruggen). De doelstellingen zijn expliciet gemaakt en zijn voor de kinderen opgenomen in de formulieren voor de planning (bovenbouw). Hetzelfde geldt voor de eisen die aan de leerlingen en hun ouders gesteld worden. Zoals: de leerlingen maken het project af; tussentijds stoppen wordt niet geaccepteerd; de kinderen doen actief mee. Zodra een leerling dreigt af te haken of het kind vertoont passiviteit, wordt ingegrepen door een gesprek met het kind en een gesprek met de ouders. Over deze eisen worden de ouders geïnformeerd tijdens de ouderbijeenkomst. Authentiek assessment Authentiek assessment vindt plaats in de vorm van een presentatie. Leerlingen krijgen vervolgens mondelinge feedback op hun presentatie, van ouders, leerlingen en begeleiders. De presentatie is verder volledig vrij: de leerlingen mogen een PowerPoint presentatie, een posterpresentatie, maar ook een maquette, een lied, een gedicht, een verhaal, een uitgewerkte mindmap of een tekening maken. Doordat de kinderen elkaar bevragen, leren ze inhoudelijk en qua presentatievaardigheden van elkaar. De doelstelling van de presentatie is de kinderen te leren om zichzelf te presenteren. Het gaat niet om het presenteren op zich, maar om er te staan en trots te zijn op wat gemaakt is. Het is de bedoeling dat op het rapport wordt weergegeven dat de leerlingen hebben deelgenomen aan de verrijkingsgroep en dat ze hebben gepresenteerd. Authentiek assessment vindt ook op andere manieren plaats. Bijvoorbeeld als kinderen buiten de school kennismaken met een deskundige die hen verder helpt met het onderzoeksproject. 8 1 Verrijkingsonderwijs

11 Ten slotte TASC = Thinking Actively in a Social Context Het TASC-model (Wallace, 2002) wordt in het project gebruikt als instrument om structuur aan te brengen in de begeleiding bij het Werken met een persoonlijk leerplan. TASC staat voor Thinking Actively in a Social Context. Het model geeft de verschillende fasen in het projectproces goed weer. Zowel de socratische werkwijze, de metacognitieve vaardigheden, het probleemoplossend karakter als de hogere-orde denkvaardigheden worden hierin weergegeven. Samenvattend kunnen we zeggen dat Werken met een persoonlijk leerplan zoals De Walsprong dat uitvoert, voldoet aan de eisen van een goed verrijkingsarrangement. 1 Verrijkingsonderwijs 9

12 Leervragen van kinderen (bovenbouw) Waarom en hoe begroeven ze dode mensen onder Hunebedden? Hoe ontstaat kanker en wat zou je er aan kunnen doen? Hoe leven tamme en wilde konijnen en wat zijn de verschillen? Wat moet je kunnen om zangeres, arts, belastingadviseur of schooldirecteur te worden? Wat zijn de overeenkomsten? Welke weg gaat je eten door je lichaam? Hoe komt het eruit, wat blijft zitten? Hoe en waarom ontstond WOII? Waarom en hoe is de Chinese muur gemaakt? Hoe en waarom kwam Willem Barentsz op Nova Zembla terecht? Hoe en om welke redenen hebben ze Flevoland drooggelegd? Hoe en waar leven amfibieën? 10 1 Verrijkingsonderwijs

13 2 Competenties van leerkrachten Goed verrijkingsonderwijs alleen is geen garantie voor succes. Ook de basisvoorwaarden voor leren, de competenties van de leraar, de relatie met de leraar en de communicatie van de school met de ouders zijn van belang. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de benodigde competenties van leerkrachten. 2.1 Basisbehoeften om te leren De basisvoorwaarden voor leren zijn door de wetenschappers Deci en Ryan (2000) beschreven in de zelfdeterminatietheorie (ZDT). Zij onderscheiden de basisbehoeften relationele verbondenheid, competentie en autonomie. Relationele verbondenheid Kenmerkend voor de basisbehoefte relationele verbondenheid is dat een leerling zich veilig voelt, welkom voelt en geaccepteerd weet, opgenomen voelt in een breder sociaal netwerk en warme relaties met anderen aangaat. Natuurlijk is hier een duidelijke rol weggelegd voor de leraar, maar zeker ook voor ouders en andere begeleiders. Competentie De basisbehoefte competentie wordt gekenmerkt doordat leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen ook aankunnen en dat ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Dat leerlingen zich ook bekwaam voelen om een gewenst resultaat neer te zetten. Hierdoor ontwikkelen ze een positief of positiever zelfbeeld. Verrijkingsonderwijs speelt hierbij een grote rol, maar de rol van de leraar is hierbij essentieel om te kunnen reflecteren op gedrag. Autonomie Onder de basisbehoefte autonomie wordt verstaan dat leerlingen weten dat ze (in elk geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen. Dat betekent dat leerlingen leren om zelf echte keuzes te maken, realistisch in te schatten en om metacognitieve vaardigheden toe te passen. Voor leerkrachten betekent dit dat initiatieven van leerlingen gehonoreerd worden en dat hun ideeën ook daadwerkelijk gewaardeerd worden. Deze basisbehoeften zijn pedagogisch gezien voor alle leerlingen van belang. Maar voor (hoog)begaafde leerlingen lijken ze extra goed aan te sluiten op de kenmerken en behoeften van (hoog)begaafde kinderen. Zo wordt vaak gezegd dat (hoog)begaafde kinderen een sterke behoefte aan autonomie hebben (zie ook Van Gerven, 2009). Ook de behoefte aan relatie, gekoppeld aan de behoefte aan begrip is kenmerkend voor (hoog)begaafde leerlingen. Paul Torrance (1981) heeft hoogbegaafde kinderen op latere leeftijd gevraagd: Welke mensen maakten echt verschil voor hoogbegaafde kinderen? Hun antwoorden waren onder meer dat deze mensen: lieten merken dat kinderen, hun overtuigingen, hun gevoelens en hun gedrag belangrijk zijn; de kinderen hielpen met het herkennen, uitdrukken en accepteren van hun gevoelens; lieten merken dat ze hun eigen gevoelens begrijpen en accepteren; duidelijk maakten dat ze het kind waarderen, niet alleen het vermogen om goed te presteren; uitlegden dat ze de unieke kwaliteiten van de kinderen waarderen; de kinderen toestonden en aanmoedigden om hun bijzondere interesses uit te leven; op bepaalde momenten tijd reserveerden om met het kind door te brengen; aanmoediging en ondersteuning gaven bij alle pogingen, niet alleen als die succes opleveren; het belang van productief samenwerken benadrukten en daarin ook een voorbeeld waren. 2 Competenties van leerkrachten 11

14 Hieruit blijkt onder andere dat het creëren van deze basisbehoeften een directe relatie heeft met de competenties van leerkrachten. Dat wil zeggen: de mate waarin leerkrachten in staat zijn een relatie met de leerling aan te gaan en een veilige situatie te creëren om het leren mogelijk te maken. 2.2 Belangrijke competenties Het is dus belangrijk om als leerkracht een relatie met leerlingen aan te gaan. Dat betekent dat leerkrachten in staat moeten zijn om (hoog)begaafde leerlingen daadwerkelijk te begrijpen. Dat start met authenticiteit en echt luisteren naar de leerling. Een basis leggen voor respect voor elkaar. Vaardigheden die te maken hebben met het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen qua didactiek zijn dan ook van belang. De rol van de leerkracht bij het begeleiden van deze leerlingen is gevarieerd. Croft (2003) geeft aan dat leerkrachten die (hoog)begaafde leerlingen begeleiden op verschillende manieren laten zien dat zij hen begrijpen en hen tegemoet komen in hun leerbehoeften. Zij zijn zich bewust (en laten dat ook zien) van de positieve (en soms ook negatieve) kenmerken van deze leerlingen. Deze leerkrachten zorgen voor het faciliteren van autonomie, ontdekkend leren, snel denken, complexiteit, uitdaging, gedifferentieerde en eerlijke toetsing, samenwerkend leren (ook met de leerkracht), inspiratie, divergent en origineel denken. Maar zij investeren ook in competenties gericht op de emotionele kant, zoals het begeleiden van perfectionistische of faalangstige leerlingen die de lat hoog leggen. Net zoals ze de zienswijze van leerlingen accepteren en begrip hebben voor het feit dat leerlingen overgevoelig kunnen reageren. In bijlage 1 hebben we een overzicht opgenomen van competenties die van belang zijn bij het begeleiden van (hoog)begaafde kinderen. Leervragen van kinderen (bovenbouw, eerste pilot) Hoe moet je paarden verzorgen? Hoe is de mens ontstaan? Hoe moet je liedjes maken (op de gitaar)? Hoe moet ik goede liedjes zingen? Zijn de dino s uitgestorven door een vulkaanuitbarsting? Hoe ontstaat een komeet en waarom komt ie uit de lucht vallen? Hoe leven dieren in t wild? Hoe zit een poes in elkaar (t.o.v. mens)? Hoe werkt gezichtsbedrog? Hoe zien muzieknoten eruit en hoe klinken ze? 12 2 Competenties van leerkrachten

15 3 Het persoonlijk leerplan Ik heb een onderwerp over baby s. Ik wil weten hoe ze uit de buik komen en hoe de navelstreng werkt. Hoe komt het eten er doorheen zodat het baby tje eten krijgt? Ik weet wel dat dat door de navelstreng gaat, maar ik weet niet precies hoe dat gaat en dat wil ik graag weten. Ik zoek dat op in de computer. Ik ga thuis ook kijken op internet. En bij ons woont drie straten verderop een baby en daar ga ik soms ook kijken. Leerling groep De leervraag Het project Werken met een persoonlijk leerplan is gebaseerd op het gedachtegoed van het in de Verenigde Staten ontwikkelde concept One Kid at a Time, dat gestalte krijgt in zogenaamde Big Picture Schools. Deze scholen geven persoonsgebonden onderwijs, dat inhoudt dat niet het aanbod, de methode, maar de leervragen van leerlingen richtinggevend zijn voor het onderwijs. Leerlingen leren vanuit hun passie en eigen interesses en maken op basis daarvan een persoonlijk leerplan. De Big Picture Schools boeken opmerkelijke resultaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook een aantal scholen in Nederland het onderwijs vormgeeft volgens het concept One Kid at a Time. Zij doen dit onder de naam Onderwijs persoonlijk maken. Basisschool De Walsprong past een aantal uitgangspunten van One Kid at a Time toe in het project Werken met een persoonlijk leerplan. De gedachte is dat het met name (hoog)begaafde leerlingen uitdaagt en motiveert als zij hun eigen leervragen kunnen formuleren en onderzoeken, te meer daar het de bedoeling is dat zij meerdere weken met hun leervraag bezig zijn. De leervraag bedenken is op zich al een uitdaging en een leerproces. 3 Het persoonlijk leerplan 13

16 Een leervraag formuleren is moeilijk, ook voor deze kinderen. Ze moeten dat echt leren. Als een kind zegt: Ik wil graag iets weten over het paard, dan weet hij meestal niet meteen wát hij dan precies wil weten. Dat is moeilijk, ook omdat het een vraag moet zijn waar ze langere tijd mee bezig kunnen zijn. Het is de taak van de begeleider om het kind zulke vragen te stellen, dat het voor het kind steeds duidelijker wordt wat hij precies wil onderzoeken, zodat hij een goede, verdiepende leervraag formuleert. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep De leervraag van de leerling is de basis voor zijn persoonlijk leerplan. Daarin legt hij vast wat hij wil onderzoeken en wat hij gaat doen om zijn leervraag te beantwoorden. Het persoonlijk leerplan gaat uit van de passie, belangstelling en voorkeuren van de leerling. Elk plan is dan ook uniek; er zijn geen twee leerlingen die hetzelfde leerplan hebben. Mijn onderwerp is dierenvallen. Mijn vraag is: hoe maak je een val voor dieren om ze levend te vangen? En wat voor vallen bestaan er allemaal? Dus bijvoorbeeld hoe vang je een beer in de jungle of hoe vang je zwerfkatten, muizen en ratten? En dan wel zo dat ze levend blijven. Leerling groep 3 Wanneer de leerling zijn leervraag heeft geformuleerd, bedenkt hij wat hij gaat doen om die vraag te beantwoorden. Hij legt dit vast in zijn persoonlijk leerplan. Het is de bedoeling dat leerlingen ook buiten de school, in de echte wereld, op zoek gaan naar antwoorden op hun vraag. De leerling neemt bijvoorbeeld een of meer interviews af of bezoekt een instelling die hem verder kan helpen bij zijn onderzoek. Leerlingen organiseren dit zelf. Ook nemen de leerlingen een planning op in hun leerplan, zodat zij na zes of twaalf weken de resultaten van hun onderzoek kunnen presenteren aan anderen. Leerlingen werken in principe individueel aan de uitvoering van hun leerplan, maar doen dit in overleg met en met ondersteuning van de andere leerlingen, begeleiders en ouders. Aan het begin van elke bijeenkomst vertellen de leerlingen in de verrijkingsgroep hoe ver zij zijn gevorderd en wat ze die dag gaan doen. Ze stellen elkaar daarover vragen en geven elkaar advies Het persoonlijk leerplan

17 We stellen aan het begin van de bijeenkomst in een groepje steeds vragen aan elkaar. Dan vertelt iedereen wat ie gaat doen en dan stellen de anderen daar vragen over. Je leert dus ook van elkaar. Het is ook leuk dat je dan weet wat anderen gaan doen en waar ze mee bezig zijn. Leerling groep 7 De ouders spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het leerplan. Zij volgen de activiteiten van hun kind, ondersteunen de leerling wanneer hij thuis aan zijn leerplan werkt en kunnen meedraaien in de groepen. Ouderbetrokkenheid is een belangrijk aspect van het concept. Het persoonlijk leerplan Het plan is gebaseerd op de passie, interesse van de leerling. Het plan bestaat uit een periode van twaalf weken (bovenbouw) of zes weken (onderbouw). De leerling leert (ook) in de echte wereld. De leerling krijgt ondersteuning van andere leerlingen, begeleiders en ouders. De ouders zijn betrokken bij de uitvoering. De leerling presenteert zijn leerresultaten. 3.2 De werkwijze Aanvankelijk had ik wel twijfels of de allerkleinsten met deze aanpak uit de voeten zouden kunnen, maar het gaat heel goed met de onderbouwgroep. Natuurlijk is het een zoektocht, maar daar is het een pilot voor. Wat doe je bijvoorbeeld met dat jongetje dat alleen maar voetbalplaatjes van internet wilde printen. Als de begeleider vroeg: wat ga je daar dan mee doen? Dan zei hij: Niks, dit is nou wat ik leuk vind. Hij wilde niks anders dan dat. Hoe krijg je zo n kind nou zo ver dat ie iets gaat uitzoeken en tot verdieping komt? Lida Valk, directeur Leerlingen die voorlopen op hun klasgenoten, worden elke week een dagdeel bij elkaar gebracht in de verrijkingsgroep. Ze stellen zelf een persoonlijk leerplan op, dat ze in een periode van zes of twaalf weken uitvoeren. Aan het eind presenteren ze hun leeropbrengsten aan hun klas en aan ouders. De verrijkingsgroep wordt begeleid door twee leerkrachten en zo mogelijk ouders. 3.3 De selectie van leerlingen Tijdens het project heeft De Walsprong gewerkt aan de ontwikkeling van een effectieve en zorgvuldige selectieprocedure voor de verrijkingsgroepen. Het is niet alleen belangrijk dat de juiste kinderen worden bereikt, maar ook dat de school aan kinderen, ouders en leerkrachten kan uitleggen waarom bepaalde kinderen wel en andere kinderen niet meedoen. Het is niet eenvoudig om kinderen te selecteren, onder andere doordat (hoog)begaafde leerlingen soms onderpresteren en de Cito-scores dus niet altijd aangeven dat leerlingen een bovengemiddelde intelligentie hebben. Bij de selectie spelen de volgende factoren een rol: de perceptie van de leerkracht; de perceptie van de ouders; signaleringslijsten met kenmerken van (hoog)begaafde leerlingen; 3 Het persoonlijk leerplan 15

18 de Cito-scores; resultaten van het observatie-instrument Kijk!, waarmee algemene vaardigheden en de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen in groep 1 tot 4 in kaart worden gebracht. Om leerlingen voor de verrijkingsgroep te selecteren, is een stappenplan ontwikkeld. Stap 1: de leerkracht nomineert Allereerst stellen leerkrachten op basis van observaties en intuïtief vast, welke kinderen volgens hen in aanmerking komen voor deelname aan de verrijkingsgroep. Vervolgens checken zij hun keuze aan de hand van twee signaleringslijsten met kenmerken van (hoog)begaafde kinderen (zie bijlage 2). Op de eerste lijst staan kenmerken van (hoog)begaafde kinderen die bovengemiddeld presteren; de tweede lijst bevat kenmerken van (hoog)begaafde kinderen die onderpresteren. Ook nemen zij de Cito-scores onder de loep. Op basis van al deze gegevens nomineren de leerkrachten kinderen die volgens hen baat kunnen hebben bij de verrijkingsgroep. Ik nomineer de kinderen vooral op basis van mijn eigen observaties en bevindingen. We kijken natuurlijk ook naar toetsresultaten, maar voor mij is het vooral een gevoel en dat wordt meestal bevestigd door de toetsgegevens. Ik heb twee kinderen in de verrijkingsgroep. Een jongen die echt behoefte heeft aan uitdaging en een meisje dat heel goed kan leren, maar dat heel onzeker is. Het is gebleken dat onzekere kinderen sterker worden als ze meedoen met de verrijkingsgroep. Miranda Geurtsen, leerkracht groep 3 Leerkrachten geven aan dat zij leren van deze nominatieprocedure en het gebruik van de signaleringslijsten. Zij worden zich bewust van de kenmerken van (al of niet onderpresterende) (hoog)begaafde leerlingen en leren deze kinderen beter te herkennen. Ook geven leerkrachten aan dat het hun houding ten opzichte van (hoog)begaafde leerlingen positief beïnvloedt Het persoonlijk leerplan

19 Stap 2: gesprek met de intern begeleider Nadat de leerkracht heeft vastgesteld welke kinderen in aanmerking komen voor Werken met een persoonlijk leerplan, wordt de nominatie besproken met de intern begeleider, die zelf ook kinderen heeft genomineerd. Tijdens dit gesprek worden de kenmerken en de Cito-scores nogmaals bekeken en worden de nominaties van de leerkracht naast de nominaties van de intern begeleider er gelegd. Op basis hiervan bepalen ze samen welke kinderen gaan deelnemen. Stap 3: gesprek met de ouders Het is essentieel om in de selectiefase ook met ouders te praten, want zij zien vaak dingen bij hun kinderen die wij niet zien. Ouders kennen hun kind het beste en daarom is het heel belangrijk om goed naar ouders te luisteren. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep Het is belangrijk dat ouders onderschrijven dat hun kind aan de verrijkingsgroep gaat deelnemen en dat zij goed geïnformeerd worden over de aanpak en over hun eigen rol. Daarom organiseert de school voorafgaand aan de start van de verrijkingsgroep een bijeenkomst voor ouders. Zij krijgen informatie over de uitgangspunten, doelen, werkwijze en methodiek van het project en krijgen gelegenheid vragen te stellen. In deze bijeenkomst wordt de rol van ouders sterk benadrukt. Ouders krijgen de uitnodiging om bijeenkomsten van de verrijkingsgroep bij te wonen, zodat zij zien hoe de kinderen werken en leren op welke manier zij hun kind thuis kunnen ondersteunen bij hun onderzoeksactiviteiten. Op basis van deze bijeenkomst beslissen ouders in overleg met hun kind of het kind gaat deelnemen aan de verrijkingsgroep. Zij bevestigen dit door een formulier te ondertekenen. Vaak kunnen niet alle genomineerde kinderen meedoen. De groepen bestaan uit maximaal tien kinderen. Zouden de groepen groter zijn, dan moet ook het aantal begeleiders uitbreiden. Bovendien is de vraag of genomineerde kinderen ook werkelijk tot de doelgroep behoren. Een goede signalering en analyse is dus belangrijk. 3.4 De bijeenkomsten Gedurende zes of twaalf weken komen de kinderen van de verrijkingsgroep wekelijks een dagdeel bij elkaar. Zij werken aan hun persoonlijk leerplan en presenteren hun leerresultaten aan het einde van de periode aan hun klas en aan de ouders. In bijlage 3 zijn alle kaarten opgenomen die de leerlingen van De Walsprong gebruiken tijdens de verrijkingsbijeenkomsten. De start Tijdens de eerste bijeenkomst krijgen de kinderen uitleg over de werkwijze van het project en spelen zij het zogenaamde fotospel. Er liggen foto s en ansichtkaarten op tafel met zeer uiteenlopende voorstellingen. Elk kind kiest een of meer foto s uit die hem aanspreken. Doordat de andere kinderen en de begeleiders vragen stellen, wordt het kind zich steeds meer bewust van zijn passie of interesses. Vervolgens stelt elk kind vast aan welk onderwerp hij de komende periode wil gaan werken. Natuurlijk kan een kind ook een onderwerp kiezen waarvan geen foto op tafel ligt. 3 Het persoonlijk leerplan 17

20 Ik doe het over dino s. Daar was geen kaartje van, maar ik heb dat onderwerp zelf bedacht, omdat ik graag veel over dino s wil weten. Ik wil weten hoe ze leven en wat ze eten en hoe ze zijn uitgestorven. Eigenlijk heb ik dus drie vragen. Leerling groep 3 Als ieder kind een onderwerp heeft gekozen, maken de kinderen aan de hand van een kaart (zie bijlage 3) een begin met hun persoonlijk leerplan op basis van hun leervraag en deelvragen. Ook hierover stellen leerlingen (en begeleiders) elkaar vragen. De kinderen krijgen een superkalender (zie ook bijlage 3) waarop ze een planning maken voor de komende weken. De kinderen in de onderbouw werken met een schriftje waarin ze per week aangeven wat ze gaan doen. Ook zetten ze hierin hun leervraag. Aan het werk in de verrijkingsgroep Elke bijeenkomst begint met een gesprek. De kinderen zitten in de groep en vertellen om de beurt hoe ver ze met hun leerplan zijn en wat ze deze bijeenkomst gaan doen. De andere kinderen en de begeleiders stellen vragen aan het betreffende kind en geven tips en advies. Ik leer ook iets van de andere kinderen, bijvoorbeeld als iemand zegt dat ik het plaatje beter op een andere plek kan plakken of dat ik beter eerst een tekening van bloemen kan maken. Leerling groep 4 Ook de planning komt in het gesprek aan de orde. Leerlingen maken hun eigen planning en zijn er zelf verantwoordelijk voor dat ze deze halen. Soms moeten leerlingen hun planning aanpassen, omdat ze te veel tijd aan een onderdeel hebben besteed of juist sneller klaar zijn dan ze hadden ingeschat. Kinderen geven aan dat ze het moeilijk vinden om hun activiteiten goed te plannen. Je komt aan het eind soms in tijdnood. Dat komt doordat je alles zelf moet plannen en dat is best moeilijk. In het begin weet je meestal nog niet precies wat je wilt gaan doen en dat kost tijd. Daardoor kom je aan het eind soms in tijdnood. Ik vind wel dat je daardoor leert om je werk goed te plannen. Maar ik zou wel meer tijd willen hebben om aan mijn presentatie te werken. Leerling groep Het persoonlijk leerplan

21 Doel van deze gesprekken is dat kinderen aan het denken worden gezet, van elkaar leren en elkaar ondersteunen. De kinderen vinden het leuk om van elkaar te horen waar ze mee bezig zijn en met elkaar mee te denken, maar sommige vinden het begingesprek te lang duren en willen liever snel aan het werk gaan. Dit speelt vooral in de laatste bijeenkomsten, wanneer de presentatie dichterbij komt. De kinderen maken zich zorgen of ze alles wel op tijd klaar zullen hebben en willen zoveel mogelijk tijd besteden aan de voorbereiding van hun presentatie. Aan het begin stellen we altijd vragen aan elkaar over wat je gaat doen en hoe je het gaat doen. We doen dat omdat je dan weet waar de anderen mee bezig zijn en omdat je anderen dan kunt helpen. Maar ik vind dat niet altijd nodig. En het is soms ook saai. Soms duurt het te lang en dat gaat van de tijd af. Ik zou soms liever gewoon meteen beginnen met werken aan mijn presentatie. Leerling groep 6 De school zoekt naar manieren om het begin van de bijeenkomsten wat te verlevendigen, zonder de functie van het begingesprek geweld aan te doen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de kinderen het begin van de bijeenkomst saai vinden. Daarom denken we na over werkvormen die meer aanspreken. Want het is wel belangrijk dat kinderen elkaar aan het begin vragen stellen, omdat je kinderen ermee aan het denken zet en een bepaalde verdieping realiseert. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep Na de gespreksronde aan het begin van de bijeenkomst gaan de leerlingen aan het werk. Soms werken twee kinderen samen aan een thema, maar meestal werken zij individueel. De kinderen voeren allemaal hun eigen activiteiten uit. Ze zoeken bijvoorbeeld informatie op internet of in boeken, ze knutselen, tekenen, maken een woordweb, stellen vragen op voor een interview dat ze gaan afnemen of werken aan een PowerPoint presentatie. Aan het eind van de periode presenteren de leerlingen hun leerresultaten aan de klas en aan ouders. Ze oefenen hun presentatie in de verrijkingsgroep. Ik ben voor de presentatie wel heel nerveus. De vorige keer ging ik door de zenuwen heel hoog praten. Maar als je dan klaar bent, dan is dat over en dan ben je opgelucht en trots. De presentatie voor de klas vind ik enger dan voor de ouders, want dan is je moeder erbij en dat scheelt wel. Leerling groep 6 Ten slotte wordt het project met de kinderen geëvalueerd. Wat vonden zij van de werkwijze? Hebben zij goed aan hun leervraag kunnen werken? Wat zou er anders moeten en wat zouden ze een volgende keer zelf anders doen? 3 Het persoonlijk leerplan 19

22 3.5 De begeleiding In de verrijkingsgroep moet je de kinderen meer ondersteunen en begeleiden dan leiden. Vragen stellen in plaats van antwoorden geven. Dat is best lastig, maar het gaat wel steeds beter. Ik maak het me steeds meer eigen. Je ziet dat kinderen hierdoor meer zelf gaan nadenken en dat ze niet meer voor elk wissewasje komen vragen. Ook vragen ze vaker iets aan een ander kind. Ze worden echt zelfstandiger. Dat is heel mooi om te zien; zeker omdat het hier om kleuters gaat. Mara Weijenberg, leerkracht groep 2, onderbouwcoördinator en begeleider verrijkingsgroep De manier waarop de kinderen in de verrijkingsgroep worden begeleid, verschilt essentieel van de wijze waarop leerkrachten gewend zijn leerlingen te begeleiden. De kinderen in de verrijkingsgroep sturen hun activiteiten en hun leren in sterke mate zelf. De begeleiders stellen prikkelende vragen, stimuleren en ondersteunen de kinderen. Ze laten het echter aan de kinderen over wat ze gaan doen en op welke manier ze dingen aanpakken, ook als zij dat doen op een manier die in de ogen van de leerkracht minder effectief is. Niet zozeer het product, het eindresultaat staat centraal, maar vooral het leerproces, de manier waarop leerlingen kennis verwerven, samenwerken en zich ontwikkelen. Deze methodiek vereist een specifieke houding van de begeleiders: zij moeten de kinderen vertrouwen en loslaten. De leerkrachten, die in hun eigen groep klassikaal en methodegestuurd werken, vinden het niet eenvoudig om leerlingen op deze manier te begeleiden. Zij zijn immers vaak gewend om kinderen leervragen en leerstof aan te reiken, antwoorden te geven op vragen en het leerproces van kinderen sterk te sturen. Soms ben ik geneigd om kinderen te pushen om meer verdieping te zoeken. Ik wil enerzijds dat ze niet te oppervlakkig met hun vraag bezig zijn, maar ik wil ook dat ze dat doen vanuit zichzelf en niet omdat ik het wil. Ik vind het moeilijk om daarin een balans te vinden. Dus mijn zoektocht is: hoe zorg ik dat ik kinderen zo prikkel dat ze die verdieping vanuit zichzelf gaan zoeken. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep In de verrijkingsgroep sturen de begeleiders de kinderen zo weinig mogelijk en stellen zij veel open vragen, waarmee ze kinderen aan het denken zetten over hun eigen aanpak en hun eigen leren. Waarom doe je dat zo? Hoe ga je dat aanpakken? Kun je nog meer manieren bedenken om informatie te vinden? Wat heb je hiervan nu geleerd? Leerkrachten zijn gewend om kinderen antwoorden te geven of hen het antwoord in de mond leggen. De leerkracht zegt bijvoorbeeld: Oké, internet is prima, maar zou je ook in een boek kunnen kijken? Daarmee geeft zij het antwoord zelf al en zet zij het kind niet aan het denken. Leerkrachten zijn niet geschoold in deze manier van begeleiden. Het is iets wat leerkrachten moeten ontwikkelen. Lida Valk, directeur 20 3 Het persoonlijk leerplan

23 De leerkrachten die de verrijkingsgroepen begeleiden maken zich de begeleidingsvaardigheden al doende eigen. Zij hebben hiervoor van tevoren geen scholing gevolgd. Een adviseur van KPC Groep begeleidde de eerste pilot samen met de intern begeleider. De intern begeleider leerde van de KPC-adviseur op welke manier zij de kinderen begeleiding gaf. Vervolgens begeleidde de intern begeleider een verrijkingsgroep samen met een andere leerkracht, die zo op haar beurt leerde hoe de kinderen in de verrijkingsgroep moeten worden begeleid. Het is heel belangrijk om het voorbeeld te hebben van een ander, want je kunt deze manier van begeleiden niet uit een boekje leren. Het is sowieso goed om de groep met twee leerkrachten te begeleiden, want dan kun je er samen over praten en reflecteren. Dat is belangrijk, vooral omdat het zo n andere methodiek is dan we gewend zijn. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep 3.6 Het leren buiten de bijeenkomsten Leerlingen werken ook buiten de bijeenkomsten aan de uitvoering van hun persoonlijk leerplan. In de echte wereld De leerlingen worden gestimuleerd om op uiteenlopende manieren antwoorden te zoeken op hun leervraag; ook buiten de school. Kinderen nemen interviews af of brengen een bezoek aan bijvoorbeeld een manege, een voetbalstadion of een dierenarts. In de klas Het is de bedoeling dat de kinderen ook in de klas aan hun leerplan werken. Streven is dat leerkrachten deze leerlingen hiervoor minimaal een half uur per week gelegenheid geven. Dit lukt alle leerkrachten niet altijd. Doordat De Walsprong een klassikaal systeem heeft, is het voor leerkrachten niet gemakkelijk om hiervoor tijd vrij te maken. Leerkrachten worstelen met het klassenmanagement. Hoe pas ik het in in mijn lesprogramma? En hoe kan ik deze leerlingen ondersteunen terwijl ik ook bezig ben met de andere kinderen? In de woordenschattijd laat ik deze kinderen aan hun project werken, want zij beheersen die leerstof al. Ik vind het wel lastig dat ik ze dan niet kan begeleiden, omdat ik met de andere kinderen bezig ben. Bovendien weet ik niet precies waar ze mee bezig zijn, waardoor ik ze niet goed kan ondersteunen. Erica Verhoeks, leerkracht groep 5 Thuis Ook werken de kinderen thuis aan hun project. Het is de bedoeling dat de ouders (die uitgebreid zijn geïnformeerd over de aanpak) hun kind bevragen en ondersteunen. Ouders zijn hiertoe vaak sterk gemotiveerd, maar hebben wel eens de neiging om te veel van het kind over te nemen. Ook zijn er ouders die geen tijd hebben om hun kind intensief te begeleiden bij hun activiteiten. Enkele ouders wonen een of meer keren een bijeenkomst van de verrijkingsgroep bij. Het is de bedoeling dat ouders de vragen van hun kind niet klakkeloos beantwoorden, maar het kind stimuleren en ondersteunen om zelf antwoorden te vinden. Ook ouders moeten dat leren. Er zijn ook ouders die aangeven dat ze er gewoon geen tijd voor hebben om hun kinderen te ondersteunen. Dat is wel een dilemma, want hoe ga je daar als school mee om? Daar hebben we nog geen goed antwoord op. Lida Valk, directeur 3 Het persoonlijk leerplan 21

24 De school zoekt naar mogelijkheden om de betrokkenheid van ouders verder te versterken. Zo voeren de begeleiders van de verrijkingsgroep van de onderbouw een experiment uit waarbij ouders via de wekelijks op de hoogte worden gehouden van de activiteiten van hun kind. We moeten die manier van rapporteren nog evalueren, maar ik vind het een goede manier om de ouderbetrokkenheid te versterken. Het kost wel weer tijd, maar het heeft meerwaarde, omdat je jezelf dan ook bij ieder kind moet afvragen: wat heeft het kind geleerd en wat heeft het nog nodig? Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep Rollen Rol van de leerling: zelf sturen De leerling formuleert zijn eigen leervraag. De leerling stuurt zijn eigen leerproces. Leerlingen stellen elkaar vragen en geven elkaar tips en advies. Rol van de begeleider: loslaten en ondersteunen De begeleider prikkelt leerlingen tot nadenken en stimuleert hen eigen keuzes te maken. De begeleider helpt leerlingen hun eigen leerproces te sturen. Rol van de ouders: betrokkenheid tonen en ondersteunen De ouders tonen betrokkenheid bij de activiteiten van hun kind. De ouders ondersteunen het kind thuis en wonen zo mogelijk een of meer bijeenkomsten bij. Rol van de groepsleerkracht: belangstelling tonen en tijd geven Belangstelling tonen voor de activiteiten van het kind in de verrijkingsgroep. Het kind gelegenheid geven om in de klas elke week minimaal een half uur aan zijn persoonlijk leerplan te werken. 3.7 Evaluatie Na afloop van het traject is het van belang om een aantal zaken te evalueren. Hoe is het traject verlopen? Welke problemen hebben leerkrachten ervaren en hoe zijn deze opgelost? Hoe hebben leerlingen het traject ervaren (zie paragraaf 3.4)? Hoe hebben ouders het traject ervaren (zie bijlage 4)? Of leerlingen een volgende keer weer voor het traject in aanmerking (willen) komen? 22 3 Het persoonlijk leerplan

25 4 Verworvenheden Je leert heel veel bij Kilalé! Ik heb de vorige keer onderzoek gedaan naar hoe de mens is ontstaan en toen heb ik dingen geleerd die sommige volwassenen niet eens weten. Maar ik heb bijvoorbeeld ook geleerd hoe ik informatie moet zoeken en dan alleen informatie die je nodig hebt om je vraag te beantwoorden. Maar ook samenvatten heb ik geleerd. En natuurlijk samenwerken, omdat je elkaar ook helpt met dingen. Leerling groep De leerlingen Het project levert in de eerste plaats winst op voor de (hoog)begaafde leerlingen. De kinderen zijn enthousiast en werken met plezier en overgave aan hun persoonlijk leerplan. Zowel leerlingen als leerkrachten ervaren dat de werkwijze deze leerlingen uitdaagt en stimuleert. Zij leren niet alleen veel over hun onderwerp, maar ontwikkelen tevens vaardigheden, zoals initiatief nemen, zelfstandigheid, creativiteit, samenwerken, plannen, onderzoeken, presenteren en reflecteren. Dit project heeft zeker meerwaarde voor deze kinderen. Ze werken aan iets dat hen raakt en waar ze nieuwsgierig naar zijn en ze ontwikkelen zich heel breed, bijvoorbeeld ook in creatieve zin. Het is goed voor deze kinderen dat ze niet alleen cognitief bezig zijn. Anneke van Aken, leerkracht groep 6 4 Verworvenheden 23

26 Ook zien begeleiders en leerkrachten dat het zelfbeeld van leerlingen wordt versterkt. De leerlingen zijn trots op hun werk en op hun presentaties en de onzekere kinderen krijgen meer zelfvertrouwen. Door de deelname aan het project breiden leerlingen niet alleen hun kennis uit, maar krijgt hun persoonlijke ontwikkeling een positieve impuls. Ik zie onzekere kinderen zelfverzekerder worden. Het is heel goed voor hun zelfbeeld, dat ze ervaren: ik kan wat en ik kan het zelf. En de kinderen waar alles juist altijd makkelijk gaat, worden op een positieve manier uitgedaagd en worden echt aan het denken gezet. Dat is een grote meerwaarde voor deze kinderen. Tanja Broekhuis, ib-er en begeleider verrijkingsgroep 4.2 De leerkrachten Leerkrachten die de verrijkingsgroepen begeleiden, ervaren de methodiek als een verrijking van hun eigen professionaliteit. Ze hebben een andere manier van begeleiden ontwikkeld (zie 2.2) en ervaren dat als meerwaarde, omdat zij zien dat het een positief effect heeft op het leren en de ontwikkeling van de kinderen. De leerkrachten hebben geleerd kinderen hun eigen leren zelf te laten sturen, ze meer los te laten en zien dat dit kinderen uitdaagt en stimuleert. De begeleiders van de verrijkingsgroepen gaan de nieuwe werkwijze ook steeds meer in hun (reguliere) klas toepassen en constateren dat niet alleen de (hoog)begaafde leerlingen hier baat bij hebben. Ik merk dat ik mijn vertrouwde aanpak ook in de klas steeds meer durf los te laten. Als kinderen bijvoorbeeld iets gaan knutselen, kauw ik het niet helemaal voor, maar ik geef ze een aantal materialen waarmee ze op hun eigen manier aan de gang gaan. Loslaten is best lastig, al is het wel iets dat in mij zit. Maar door mijn opleiding en de onderwijscultuur ben ik dat een beetje kwijtgeraakt. Nu komt dat weer sterker naar boven. Mara Weijenberg, leerkracht groep 2, onderbouwcoördinator en begeleider verrijkingsgroep 24 4 Verworvenheden

27 Ook de gerichtheid van de leerkrachten verandert. Is het reguliere onderwijs sterk gericht op het product van het leren, de cijfers en Cito-scores, in de verrijkingsgroepen staat het leerproces, het hoe, veel meer centraal. De leerkrachten vinden dat een verrijking, omdat ze daardoor aandacht besteden aan verschillende ontwikkelingsaspecten en meer recht doen aan het kind. Dat de nadruk ligt op het leerproces vind ik een heel waardevol element van deze aanpak, want het onderwijs is nog te sterk gericht op het product. Het product kan echter onder de maat zijn, terwijl het proces zeer waardevol is geweest. Ik ben er blij mee dat dit project die sterke productgerichtheid wat doorbreekt. Lida Valk, directeur 4.3 De school Sinds de start van het project Werken met een persoonlijk leerplan waait er zij het nog aarzelend een frisse wind door het klassikale, methodegerichte onderwijs van De Walsprong. Hoewel slechts een beperkt aantal leerkrachten direct betrokken is bij het project, brengt de vraaggerichte aanpak in de verrijkingsgroepen een gesprek op gang in de school over de voor- en nadelen van klassikaal onderwijs en van nieuwe onderwijsvormen. Leerkrachten stellen vragen bij de huidige werkwijze en worden zich bewuster van hun eigen methodiek en didactiek. In hoeverre stuur ik kinderen eigenlijk? Zou deze aanpak ook effectief kunnen zijn voor kinderen die gemiddeld of minder goed presteren? Hoe zou je dat kunnen aanpakken in je klas? Door het project zijn dit soort vragen de afgelopen jaren sterker binnen het team gaan leven. De kartrekkers, die de verrijkingsgroepen begeleiden, zijn enthousiast over de werkwijze en vertellen erover aan collega s. Ik hoop dat dat binnen het team een olievlekwerking heeft, omdat ik denk dat dit project ook ons reguliere onderwijs kan verrijken. Lida Valk, directeur Een andere belangrijke verworvenheid voor de school is het feit dat het project de ouderbetrokkenheid versterkt. Ouders van kinderen die meedoen, worden zoveel mogelijk bij het project betrokken en ervaren dat de school oog heeft voor hun kind. Maar ook andere ouders horen over de activiteiten. Regelmatig krijgen leerkrachten vragen van ouders over het project, ook vragen ouders of hun kind mee kan doen aan de verrijkingsgroep. 4 Verworvenheden 25

28 Leervragen van kinderen (onderbouw) Hoe werkt een elektrische gitaar? Hoe kan je huizen bouwen (lego)? Welke botten van (welke) dieren zijn t hardst? Hoe bouw je een huis en wat komt er bij kijken? Hoe maak je een val? Hoe groeit een boom? Hoe bouw je een huis (van hout)? 26 4 Verworvenheden

29 5 De toekomst De positieve resultaten van de pilots geven basisschool De Walsprong voldoende aanleiding om de verrijkingsgroepen voort te zetten. Maar ook wordt er over nagedacht om de aanpak meer te integreren in het reguliere onderwijs. Ideeën over de wijze waarop dat zou kunnen, beginnen langzaamaan vastere vormen aan te nemen. 5.1 Integratie in het reguliere onderwijs Bij directie en leerkrachten van De Walsprong groeit de overtuiging dat de aanpak meer moet integreren in het reguliere onderwijs. Zij hebben daarvoor verschillende motieven. Allereerst staat het project in de huidige vorm nog te veel los van het onderwijs in de klas. De betreffende kinderen verlaten de groep, werken in een aparte ruimte, volgens een aparte methodiek. Sommigen beschouwen de uitzonderingspositie die de kinderen hierdoor krijgen als ongewenst. Klasgenootjes weten niet precies wat de kinderen in de verrijkingsgroep doen en vragen zich af waarom zij zelf niet mogen meedoen. Leerkrachten vinden het moeilijk om dat aan de kinderen uit te leggen, omdat ze bang zijn dat ze daardoor het niveauverschil tussen leerlingen benadrukken. Groepsleerkrachten worden uitgenodigd om bijeenkomsten van de verrijkingsgroepen bij te wonen. In de praktijk is dat echter moeilijk, omdat ze meestal niet beschikken over iemand die hun klas gedurende die tijd kan overnemen. Ook de afspraak dat leerlingen in de klas regelmatig aan hun project mogen werken, blijkt moeilijk te realiseren; het klassenmanagement van leerkrachten is daar niet altijd voldoende op ingericht. De belangrijkste drijfveer om de werkwijze meer in het reguliere onderwijs te integreren, is de ambitie van De Walsprong om het onderwijs te vernieuwen. De school ziet kansen om het methodegestuurde, klassikale onderwijs te verrijken door hierin elementen van Werken met een persoonlijk leerplan op te nemen. Hoewel sommigen twijfelen of de methodiek geschikt is voor de allerzwakste leerlingen, groeit de overtuiging dat alle leerlingen kunnen profiteren van een aantal elementen van de aanpak: werken vanuit je passie, zelf op onderzoek uitgaan, zelfstandig leren werken, leren je eigen leerproces te sturen en presenteren. Dit zijn zaken waar ieder kind baat bij heeft. Ook het feit dat het niet alleen de leerprestaties, maar ook het leerproces aandacht krijgt, is iets dat het team aanspreekt. De plannen zijn nog niet uitgekristalliseerd, maar door de directie en de direct betrokkenen wordt nagedacht over het idee om alle kinderen te laten werken met een persoonlijk leerplan. Bijvoorbeeld een keer per week tijdens een vast dagdeel en eventueel in het kader van een (schoolbreed) thema. We zijn er niet op uit om een Big Picture School te worden, maar ik ben er wel een voorstander van dat onze school zich in die richting ontwikkelt. Ik zie zeker mogelijkheden om binnen ons klassikale systeem elementen van de aanpak in het onderwijs te integreren. Lida Valk, directeur Ook ziet de directie mogelijkheden om de methodiek meer in de lessen toe te passen door op een andere manier om te gaan met methodes. Zonder methodes af te schaffen, zouden leerkrachten de kinderen kunnen stimuleren bij het stellen van hun eigen leervragen. 5 De toekomst 27

30 Je kunt een methodische lijn volgen en tegelijkertijd kinderen hun eigen leervragen laten formuleren en beantwoorden. Als het in de methode bijvoorbeeld gaat over temperatuur, dan kun je kinderen daarover hun eigen leervragen laten stellen. Je volgt wel de methode en je houdt de doelen in de gaten, maar je laat de kinderen daarbinnen werken aan hun eigen vragen en laat ze dingen zelf ontdekken. Ook kun je kinderen hun bevindingen laten presenteren. Lida Valk, directeur 5.2 Voorwaarden De school is zich ervan bewust dat zij deze ambities pas kan waarmaken als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Betrokkenheid en motivatie De vernieuwingsambitie leeft vooralsnog met name bij de directie en bij de begeleiders van de verrijkingsgroepen. De andere leerkrachten staan wat verder van het project af, waardoor deze ambitie bij hen minder sterk leeft. Om het gedachtegoed van Werken met een persoonlijk leerplan in de reguliere lessen gestalte te geven, moeten alle leerkrachten ervan overtuigd zijn dat de werkwijze een verrijking is van het onderwijs en moeten zij gemotiveerd zijn om zich de werkwijze eigen te maken De toekomst

Leraarcompetenties voor het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen

Leraarcompetenties voor het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen Leraarcompetenties voor het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen (Hoog)begaafde leerlingen over belangrijke competenties van leraren Esther de Boer Scriptie CBO Faculteit der Sociale Wetenschappen

Nadere informatie

Een effectieve leeromgeving in het primair en voortgezet onderwijs

Een effectieve leeromgeving in het primair en voortgezet onderwijs 8 Doorlopende leerlijnen Marjan van der Maas Een effectieve leeromgeving in het primair en voortgezet onderwijs Onderzoeksrapportage Inrichten leeromgevingen PO en VO 2008-2010 Een effectieve leeromgeving

Nadere informatie

OPBRENGSTGERICHT WERKEN BIJ KLEUTERS SUCCESFACTOREN EN KNELPUNTEN VAN OPBRENGSTGERICHT WERKEN IN DE GROEPEN 1 EN 2

OPBRENGSTGERICHT WERKEN BIJ KLEUTERS SUCCESFACTOREN EN KNELPUNTEN VAN OPBRENGSTGERICHT WERKEN IN DE GROEPEN 1 EN 2 OPBRENGSTGERICHT WERKEN BIJ KLEUTERS SUCCESFACTOREN EN KNELPUNTEN VAN OPBRENGSTGERICHT WERKEN IN DE GROEPEN 1 EN 2 Utrecht, februari 2013 Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080

Nadere informatie

Excellentie en differentiatie

Excellentie en differentiatie Excellentie en differentiatie Met praktijkvoorbeelden van vo-scholen uit het netwerk van het Junior College Utrecht Dr. Ton van der Valk Met dank aan: Judith Schenzel, voor haar bijdrage aan de research

Nadere informatie

Excelleren van leerlingen mogelijk maken

Excelleren van leerlingen mogelijk maken PASSEND ONDERWIJS EN ZORG VO Excelleren van leerlingen mogelijk maken Voor één docent is het te moeilijk Minke Bruning Gert Kamphof Josée von Weijhrother Greet de Boer Excelleren van leerlingen mogelijk

Nadere informatie

Rekenen verbeteren? Begin bij de leraar!

Rekenen verbeteren? Begin bij de leraar! Rekenen verbeteren? Begin bij de leraar! Kees Hoogland Dolf Janson Madeleine Vliegenthart Rachel van Vugt Ellen Zonneveld Annemieke Zwart Rekenen verbeteren? Begin bij de leraar! Kees Hoogland Dolf Janson

Nadere informatie

Motivatie om te leren. Introductie. Monique Boekaerts. Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten

Motivatie om te leren. Introductie. Monique Boekaerts. Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten Monique Boekaerts Motivatie om te leren Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten Introductie In de afgelopen veertig jaar is er veel onderzoek gedaan naar de

Nadere informatie

EN NU DE DOCENT NOG...!

EN NU DE DOCENT NOG...! EN NU DE DOCENT NOG...! kernredacteur van dit nummer: Prof. Dr. J.G.L.C. Lodewijks MesoConsult B.V. Tilburg april 1996 1996 MesoConsult B.V. Tilburg Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of

Nadere informatie

Jos Castelijns en Inge Andersen. Beoordelen om te leren. Leerlingen als mede-beoordelaars van hun eigen leerproces

Jos Castelijns en Inge Andersen. Beoordelen om te leren. Leerlingen als mede-beoordelaars van hun eigen leerproces Jos Castelijns en Inge Andersen Beoordelen om te leren Leerlingen als mede-beoordelaars van hun eigen leerproces Beoordelen om te leren Leerlingen als mede-beoordelaars van hun eigen leerproces Jos Castelijns

Nadere informatie

Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid

Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid Handleiding voor organisatie en begeleiding survivalkid.nl Monique van t Erve, Rouw na zelfdoding Petra Windmeijer, Indigo Drenthe Beilerstraat

Nadere informatie

De 10 tips voor. Succesvol Communiceren

De 10 tips voor. Succesvol Communiceren De 10 tips voor Succesvol Communiceren Wat je geeft, ontvang je terug ICM Uitgave De 10 tips voor Succesvol Communiceren Extra tip: Print dit 10 tips e-book voor optimaal resultaat 1 De 10 tips voor Succesvol

Nadere informatie

Op een dag ben je leraar

Op een dag ben je leraar Op een dag ben je leraar Zoektocht naar professionele identiteit van leraren Hanna de Koning Hella Kroon Op een dag ben je leraar Zoektocht naar professionele identiteit van leraren Hanna de Koning en

Nadere informatie

Suzanne Beek, Arie van Rooijen & Cees de Wit. Samen. kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs

Suzanne Beek, Arie van Rooijen & Cees de Wit. Samen. kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs Suzanne Beek, Arie van Rooijen & Cees de Wit Samen kun je meer dan alleen Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs Colofon Deze brochure is één van de opbrengsten van een project

Nadere informatie

PROJECTEVALUATIE FOCUS OP WERK

PROJECTEVALUATIE FOCUS OP WERK PROJECTEVALUATIE FOCUS OP WERK GGz Eindhoven Caroline Place en Harry Michon Trimbos-instituut, Utrecht 2013 Colofon Financiering Dit onderzoek is onderdeel van en financieel mogelijk gemaakt door het Programma

Nadere informatie

Keuzes in ontwikkeling

Keuzes in ontwikkeling Stichting Platforms Vmbo Praktijk en onderzoek Keuzes in ontwikkeling Loopbaanreflectiegesprekken van docenten in het vmbo Loopbaanreflectiegesprekken van docenten in het vmbo Praktijk en onderzoek Keuzes

Nadere informatie

Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs

Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs Rapport 4 Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs Rapport naar aanleiding van het project DigilessenVO in 2009 Bert Zwaneveld Herman Rigter Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum

Nadere informatie

24Hanteren van het groepsproces

24Hanteren van het groepsproces DC 24Hanteren van het groepsproces 1 Inleiding Het leven en/of participeren in groepen is waardevol. Je leeft en deelt met elkaar, oefent sociale vaardigheden, hebt samen plezier, leert van elkaar en steunt

Nadere informatie

Omgaan met verschillen op het snijvlak van pedagogisch en didactisch handelen

Omgaan met verschillen op het snijvlak van pedagogisch en didactisch handelen Omgaan met verschillen op het snijvlak van pedagogisch en didactisch handelen Een verkenning Klaas Hiemstra Jacqueline Schoones Otto de Loor Monica Robijns APS is een toonaangevend onderwijsadviesbureau

Nadere informatie

Talentontwikkeling op de havo

Talentontwikkeling op de havo Talentontwikkeling op de havo Verhalen uit de praktijk regionale talentnetwerken Talentontwikkeling op de havo Verhalen uit de praktijk Talentontwikkeling op de havo Inhoudsopgave 1. Over deze publicatie

Nadere informatie

De lerende organisatie: Wat is het en hoe geef je er vorm aan?

De lerende organisatie: Wat is het en hoe geef je er vorm aan? Onderzoeksrapport De lerende organisatie: Wat is het en hoe geef je er vorm aan? Resultaten van een onderzoek op twaalf Nederlandse scholen voor voortgezet onderwijs Universiteit Utrecht Onderwijsadvies

Nadere informatie

OPVATTINGEN VAN DOCENTEN OVER LEREN EN ONDER- WIJZEN

OPVATTINGEN VAN DOCENTEN OVER LEREN EN ONDER- WIJZEN juni 2004 nummer 57 OPVATTINGEN VAN DOCENTEN OVER LEREN EN ONDER- WIJZEN Studie huis Auteur Yvonne de Vries Redactie Wynand Wijnen en Jos Zuylen onder redactie van G.J. van Ingen Drs. R. Schut Prof. Dr.

Nadere informatie

Gebruik mij als kompas, ik ken de richting beter dan je denkt. Over begeleiding van mensen met ASS bij studie- en beroepskeuze

Gebruik mij als kompas, ik ken de richting beter dan je denkt. Over begeleiding van mensen met ASS bij studie- en beroepskeuze Gebruik mij als kompas, ik ken de richting beter dan je denkt Over begeleiding van mensen met ASS bij studie- en beroepskeuze Marijke van Son Studentnummer: 2171084 Juni 2012, Beek en Donk Onderzoeksbegeleider:

Nadere informatie

Koppen bij elkaar! Handleiding voor intercollegiaal overleg in de verzorging

Koppen bij elkaar! Handleiding voor intercollegiaal overleg in de verzorging Koppen bij elkaar! Handleiding voor intercollegiaal overleg in de verzorging Sting, maart 2008 Koppen bij elkaar! Handleiding voor intercollegiaal overleg in de verzorging. Tekst: Ineke Bakx, Rineke Sturm,

Nadere informatie

De kracht van goed bestuur

De kracht van goed bestuur Bestuur, management en onderwijskwaliteit Daniëlle Verschuren en Berber Vreugdenhil De kracht van goed bestuur Eindrapportage De kracht van goed bestuur Eindrapportage Daniëlle Verschuren Berber Vreugdenhil

Nadere informatie

EEN10 voor patiënten participatie

EEN10 voor patiënten participatie EEN10 voor patiënten participatie 10 bloopers 10 hindernissen 10 smoezen 10 goede redenen 10 vragen over 10 handige afspraken 10 hindernissen 10 tips om het leuk te houden 10 manieren 10 kre ntenuit de

Nadere informatie

Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen door vrijwilligsters Succesvolle werkwijzen binnen Moeders Informeren Moeders (MIM)

Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen door vrijwilligsters Succesvolle werkwijzen binnen Moeders Informeren Moeders (MIM) Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen door vrijwilligsters Succesvolle werkwijzen binnen Moeders Informeren Moeders (MIM) ~ 7 ~ Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen

Nadere informatie

HET REGULEREN VAN LEREN

HET REGULEREN VAN LEREN HET REGULEREN VAN LEREN kernredactie van dit nummer: Prof. Dr. J.G.L.C. Lodewijks Prof. Dr. P.R.J. Simons Drs. J.G.G. Zuylen MesoConsult B.V. Tilburg december 1997 1997 MesoConsult B.V. Tilburg Uit deze

Nadere informatie

"Wat gaat er goed in jullie gezin?" Transformatie van het maatschappelijk domein in praktijk werkwijze Jeugdteam Weerpad in Zaanstad

Wat gaat er goed in jullie gezin? Transformatie van het maatschappelijk domein in praktijk werkwijze Jeugdteam Weerpad in Zaanstad "Wat gaat er goed in jullie gezin?" Transformatie van het maatschappelijk domein in praktijk werkwijze Jeugdteam Weerpad in Zaanstad Februari 2014 Colofon februari 2014 "Wat gaat er goed in jullie gezin?"

Nadere informatie

BEOORDELEN VAN ONDERZOEKS- VAARDIGHEDEN VAN LEERLINGEN

BEOORDELEN VAN ONDERZOEKS- VAARDIGHEDEN VAN LEERLINGEN BEOORDELEN VAN ONDERZOEKS- VAARDIGHEDEN VAN LEERLINGEN richtlijnen, alternatieven en achtergronden kernredactie: Dr. K.M. Stokking Drs. M.F. van der Schaaf MesoConsult B.V. Tilburg juni 1999 Deze brochure

Nadere informatie

colofon Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 CPS onderwijsontwikkeling en advies, januari 2007

colofon Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 CPS onderwijsontwikkeling en advies, januari 2007 Ken je kwaliteiten! colofon Inhoudsopgave CPS onderwijsontwikkeling en advies, januari 2007 Auteurs: Mandy Evers, Els Loman, Willi Soepboer - CPS, Amersfoort Illustraties: Digitale Klerken, Utrecht Vormgeving:

Nadere informatie