Werkstuk KCV Grieken en Romeinen

Transcriptie

1 Werkstuk KCV Grieken en Romeinen Werkstuk door een scholier 1308 woorden 21 oktober ,4 154 keer beoordeeld Vak KCV Wie waren de Romeinen? De Romeinen waren ongeveer 2000 jaar geleden de bewoners van het stadje Rome, dat in Italië ligt. Door de jaren heen veroverden ze veel landen, zodat er een groot rijk ontstond met wel 60 miljoen inwoners. Hoe zag het Romeinse Rijk er in kaart uit omstreeks 100 na Christus? Noem de Latijnse naam van 6 oude Nederlandse steden: 1 Maastricht Mosa ad Trajectum 2 Den Bosch Silva Ducis 3 Nijmegen Noviomagus 4 Utrecht Trajectum 5 Heerlen Coriovallum 6 Leiden Lugdunum Wat verstaan we onder de Romeinse cultuur? Toen de Romeinen vanaf 150 voor Christus heel Griekenland hadden veroverd, begon de culturele invatie. Men nam heel veel dingen van de Griekse cultuur over zoals de bouwstijl, filosofie en de godsdienst. Ook de toga s (lange ambtskleden), het Latijn, de Romeinse cijfers, de badhuizen, het wagenrennen en de gladiatorenspelen hoorden bij de Romeinse cultuur. Zoek tien Romeinse goden en omschrijf hun taak: Romeinse god Functie Jupiter Oppergod Juno Godin van het huwelijk Minerva Godin van de wijsheid Pagina 1 van 5

2 Mars God van de oorlog Diana Godin van de jacht Neptunus God van de zee Pluto God van de onderwereld Venus Godin van de liefde Apollo God van de muziek Mercurius God van de handel Wat betekent het woord mythologie? Mythologie is de leer van de goden van een bepaald volk. Het is een verzameling verhalen (mythen) waarin uitgelegd wordt hoe de wereld waarin een volk leeft is ontstaan. Noem tien Nederlandse woorden die afgeleid zijn van het Latijn Nederlands Latijns cultuur cultura keizer caesar letters littera architectuur architectura feestdagen festivas enorm enormis juist justus pagina pagina basis basis inspireren inspirare Hoe zag Nederland er in de Romeinse tijd uit? Nederland had in de Romeinse tijd veel uitgestrekte bossen en onbegaanbare veengebieden. Er werd vooral gewoond op de vruchtbare kleigronden langs de rivieren. Langs de Rijn, de grens van het Romeinse rijk, stonden veel forten. Zo werd de noordgrens van het Romeinse rijk beschermd. Noem en beschrijf een aantal gebouwen uit de Romeinse tijd Aquaduct: Een aquaduct is een kanaal voor het vervoeren van water. Meestal gebeurden het vervoeren van water onder de grond, maar op sommige plekken kon dat niet. Dan bouwden de Romeinen grote bogen van beton en steen, waar het water overheen kon stromen. Het aquaduct moest over de hele lengte precies even schuin aflopen, want dan bleef het water even hard stromen. Colosseum: In Romeinse steden stonden speciale bouwwerken die gemaakt waren voor feesten, wedstrijden, toneelstukken en grote shows. In Rome staat nog een mooi overblijfsel van zo n enorm Pagina 2 van 5

3 theater. Het is het Colosseum. Het Colosseum werd in 80 na Christus geopend. Er konden mensen in en er waren 80 ingangen. In het Colosseum vochten gladiatoren met elkaar om leven en dood. Tempels: Een tempel was gebouwd om goden te eren, voor iedere god was wel een tempel. Een tempel was helemaal gebouwd van marmer en werd ondersteund door zuilen. Een tempel had een schuin dak met een knik erin. Tegen de gevel van het dak stond de god afgebeeld voor wie die tempel bedoelt was met daarnaast een tekst. In die tekst stond meestal wie het gebouwd had, het jaartal en de god voor wie de tempel was. Boven op het dak stonden meestal beelden van engeltjes. Thermen: De Romeinse steden hadden veel badhuizen, die ook wel thermen worden genoemd. Rijke Romeinen hadden een eigen bad, maar gingen voor de gezelligheid toch naar het badhuis. Als je op z'n Romeins wilde baden, moest je een hele "kuur" doen. Allereerst nam je een soort Turks bad. Daarna verbleef je een tijdje in het caldarium, het heetwaterbad. Dan was het tijd voor het tepidarium, een lauwwater bad, en hierna volgde het koudwaterbad, het frigidarium. Daarna kon je nog een duik nemen in het openlucht zwembad, het natatio. Had je genoeg van al dat water, dan hoefde je je nog niet te vervelen. Er waren gymzalen, bibliotheken, kunstgalerijen en tuinen. Zoek en noteer het Griekse alfabet. Wat heeft de papyrusplant met Grieks te maken? De Grieken gebruikten papyrus om wetten en andere belangrijke dingen op te schrijven. Papyrus is een soort papier. Het wordt gemaakt van de stengels van de papyrusplant, Cyperus Papyrus. Veel vreemde namen van straten zijn eigenlijk Grieks. Hieronder staan 5 voorbeelden: Zeusstraat in Tilburg: Zeus was de Griekse oppergod. Aphroditestraat in Tilburg: Aphrodite was de Griekse godin van de liefde. Demeterlaan in Enschede: Demeter was de Griekse godin van de landbouw. Archimedesstraat in Amsterdam: Archimedes was een bekende Griekse filosoof. Hippocrateslaan in Brussel: Hippocrates was een bekende Griekse geneesheer. Beschrijf de belangrijkste periodes uit de Griekse geschiedenis. De Archaische periode De periode van 800 voor Christus tot 500 voor Christus wordt ook wel de Archaise periode genoemd. In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd en ook de schilderkunst en monumentale beeldhouwkunst kwam tot ontwikkeling. De Klassieke periode De Klassieke periode is van ongeveer 500 tot 350 voor Christus. In deze periode kwamen bijna alle Pagina 3 van 5

4 cultuuruitingen tot grote bloei: filosofie, politiek, literatuur, muziek, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. De Hellenistische periode De Hellenistische periode beslaat de periode van ongeveer 350 tot 140 voor Christus. In deze tijd nam de macht van de Grieken af. De positie van Griekenland werd overgenomen door de Romeinen die Griekenland in het jaar 140 voor Christus tot een provincie van het Romeinse Rijk maakten. Vertel iets over de volgende Griekse goden: Zeus, Poseidon, Hades, Demeter, Aphrodite, Ares, Pallas Athene, Apollo, Artemis, Hephaistos, Hermes, en Dionysos. Zeus: Zeus was de belangrijkste god, hij was de oppergod. Vaak werd hij afgebeeld met een arend en bliksem. Hij was de baas over alle andere goden, en regeerde in zijn paleis op de top van de berg Olympus. Zeus was de god van het rechtspreken, hij besliste uiteindelijk of iets zou gebeuren of niet. Ook bepaalde hij het weer. Pallas Athene: Volgens de Griekse mythen werd de godin Pallas Athene geboren uit het voorhoofd van Zeus. Daardoor had Zeus een bijzondere band met zijn dochter. Verstand, moed, schoonheid en trouw waren haar belangrijkste eigenschappen. Ze was godin van de wijsheid, oorlog, vrede en handwerk. Maar Pallas Athene zorgde natuurlijk vooral voor het welzijn van de stad Athene. Pallas Athene werd afgebeeld als een soldaat met het schild van de uil. Poseidon: Een andere belangrijke god was Poseidon. Hij was de broer van Zeus en god van de zee, aardbevingen en paarden. In zijn hand heeft hij de drietand. Daarmee maakt hij zeestormen. Poseidon rijdt soms in een zeekarretje dat door zeepaarden getrokken wordt. In de verhalen is Poseidon snel boos en geïrriteerd. Hij stuurt soms verschrikkelijke monsters uit de diepte om de mensen te plagen, maar hij kan ook zorgen voor een goede (zee)vaart. Apollo: Een zoon van Zeus was Apollo. Deze jongeman, geboren op het eiland Delos, was de god van het licht, de waarzegkunde, de uitvinder van de muziek, de god van de poëzie en geneeskunst. Als hij boos was, kon Apollo een pestepidemie (een hele gevaarlijke ziekte) veroorzaken. Hij is de bedenker van steden, hij bestraft de mensen die niet geloven en bevrijdt de wereld van verschrikkelijke monsters. Artemis: De godin Artemis is ook een kind van Zeus. Zij is de tweelingzus van Apollo en heeft ook ongeveer dezelfde eigenschappen als Apollo. Ze is de godin van de jacht en van de maan. Ze was ook godin van de dood en ze was betrokken bij geboorten. Demeter: Demeter is de godin van de landbouw. De oude Grieken vonden haar een goede godin die vriendelijk en goed voor de mensen was, die ervoor zorgde dat alles bloeide. Ook was Demeter de uitvindster van de plantenwereld. Dionysos: Dionysos is de zoon van Zeus. Hij is de god van de wijn. Hades: Hades is de god van de onderwereld, waar de geesten van de gestorvenen verder leefden. Hij is een broer van Zeus. Aphrodite: Aphrodite is de godin van de schoonheid en liefde. Ares: Ares is de zoon van Zeus. Hij is de god van de oorlog. Hermes: Hermes is de zoon van Zeus. Hij is de god van handel, verkeer en dieven. Ook leidde hij de mensen Pagina 4 van 5

5 die dood gingen naar de onderwereld. Hephaistos: Hephaistos is de God van het vuur. De oude Grieken dachten dat wanneer er een vulkaan uitbarstte het door Hephaistos kwam, omdat hij dan weer iets aan het smeden was. Pagina 5 van 5