Etikettering van rundvlees

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Etikettering van rundvlees"

Transcriptie

1 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 28 april 2000 Op maandag 17 april jl. vond in Luxemburg een vergadering plaats van de Europese Ministers van Landbouw. Tijdens deze Landbouwraad is een compromis bereikt over een gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake de verplichte etikettering van rundvlees. Dit compromis zal in de komende weken nader worden uitgewerkt waarna het gemeenschappelijk standpunt in de Raad van mei a.s. formeel zal worden bekrachtigd. Vervolgens zal dat standpunt voor een tweede lezing worden voorgelegd aan het Europese Parlement. Het is de bedoeling dat de verplichte etikettering uiterlijk 1 september a.s. van kracht wordt. Tijdens deze Raad is tevens gesproken over de wijziging van de marktordening voor katoen en de stand van zaken ten aanzien van de WTO-onderhandelingen. De Commissaris heeft het voorstel voor een stabilisatiefonds in de varkenssector toegelicht. Onder het agendapunt Diversen is gesproken over de situatie op de markt voor noten en onder meer op verzoek van Nederland de invoer van maïs in Spanje en Portugal tegen een verlaagd tarief. Op verzoek van Nederland is eveneens gesproken over de regionale FAO-conferentie die in juli a.s. in Porto wordt gehouden. Etikettering van rundvlees De voorzitter geeft aan dat de afgelopen periode op ambtelijk niveau uitgebreid is gesproken over het voorstel voor verplichte etikettering van rundvlees. Gelet op het besluit dat de Raad in december 1999 heeft genomen om de invoering van de verplichte etikettering met acht maanden uit te stellen tot 1 september 2000, moet nu haast worden gemaakt om dit dossier tijdig af te ronden. Hij benadrukt daarom dat vandaag een akkoord moet worden bereikt over een gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Het Europese Parlement heeft haar advies in eerste lezing uitgebracht op 12 april jl. De voorzitter geeft aan dat een groot aantal amendementen van het Europese Parlement zijn overgenomen. Uit de discussies die tot nu toe zijn gevoerd blijkt volgens de voorzitter dat over de volgende punten nog geen overeenstemming bestaat: de rechtsgrondslag, de datum waarop de tweede fase in werking treedt, de extra vermeldingen op het etiket, en de oorsprongsbenamingen. Om de discussie in de Raad te stroomlijnen én om besluit over een gemeenschappelijk standpunt dichterbij te brengen, deelt de voorzitter bij aanvang van de vergadering een compromistekst uit. In de compromistekst is onder meer het volgende opgenomen: a) De rechtsbasis is artikel 152 van het verdrag. b) Vanaf 1 september a.s. (= fase 1) moeten op het etiket de volgende gegevens zijn vermeld: het referentienummer of identificatienummer van het dier of een groep dieren, het erkenningsnummer van het slachthuis, het erkenningsnummer van de uitbenerij, de categorie dieren waarvan het rundvlees afkomstig is. c) Vanaf 1 januari 2002 (= fase 2) moeten ook de volgende gegevens op het etiket worden vermeld: de lidstaat of het derde land waar het dier is geboren, de lidstaten of derde landen waar het dier is gemest, de lidstaat of het derde land waar het dier is geslacht. Indien het rundvlees afkomstig is van dieren die geboren, gehouden 1

2 en geslacht zijn in één lidstaat, dan mag de vermelding «oorsprong lidstaat» worden aangebracht. Indien het rundvlees is van dieren die geboren, gehouden en geslacht zijn in één derde land, dan mag de vermelding «oorsprong derde land» worden gevoerd. d) Voor gehakt geldt een lichter etiketteringsregime. Naast het identificatienummer van het dier of de groep dieren moet op het etiket de naam van de lidstaat of het derde land waar het dier (of de groep dieren) is geslacht en het gehakt is geproduceerd worden vermeld. Eventueel mogen vrijwillig door de producenten extra vermeldingen op het etiket worden opgenomen, zoals de datum van productie van het vlees. Commissaris Fischler beaamt dat haast is geboden. Het Europese Parlement heeft zich inmiddels in eerste lezing uitgesproken, en het is nu aan de Raad om een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Daarbij moet worden bedacht dat het Europese Parlement dit gemeenschappelijk standpunt in haar tweede lezing kan goedkeuren, zo benadrukt hij. Als zij dat namelijk niet doet, dan halen we de termijn van 1 september niet, aldus Fischler. Hij geeft vervolgens aan dat de Commissie het gewijzigde voorstel, waarin een groot aantal amendementen van het Europese Parlement zijn overgenomen, formeel zal goedkeuren. Het compromisvoorstel van het voorzitterschap kan hij dan ook ondersteunen. In een Verklaring geeft de Commissaris aan er streng op te zullen toezien dat het etiketteringsvoorstel niet zal leiden tot verstoring van de handel in de Europese Unie. Van Nederlandse zijde heb ik aangegeven dat de wensen van het Europese Parlement goed de zorgen van de Europese consumenten weerspiegelen. Ik heb dan ook benadrukt zeer verheugd te zijn over het feit dat de Commissaris een groot aantal amendementen van het Europese Parlement heeft overgenomen. Ten aanzien van de rechtsgrondslag heb ik gesteld dat mede gelet op de recente uitspraak van het Hof van Justitie over de rechtsgrondslag van de vrijwillige etikettering een dubbele rechtsgrondslag de voorkeur geniet. Dit betekent dan dat artikel 37 aan artikel 152 moet worden toegevoegd. Voor de gevolgde procedure maakt dat niets uit, dat zal de medebeslissingsprocedure van artikel 152 zijn. Ten aanzien van de datum waarop de tweede fase van de etikettering in werking treedt, heb ik aangegeven me goed te kunnen vinden in het compromis van het voorzitterschap om deze datum te vervroegen van 1 januari 2003 naar 1 januari Ook met de overige elementen van het compromisvoorstel kan ik instemmen. Tot slot heb ik benadrukt dat de Raad zo snel mogelijk een besluit over dit belangrijke voorstel moet nemen. Alle ministers zijn van mening dat het een goed compromis is. Wel zijn alle ministers het erover eens dat de rechtsgrondslag moet worden uitgebreid met artikel 37. Ten aanzien van gehakt wordt duidelijk dat een aantal lidstaten van mening is dat voor gehakt rundvlees geen uitzondering moet worden gemaakt; hiervoor moeten dezelfde etiketteringseisen gelden, zo wordt gesteld. Daarbij wordt dan met name verwezen naar het grote aandeel van gehakt op de rundvleesmarkt. Een groot aantal andere lidstaten en de Commissie zijn echter van mening dat dit om technische redenen niet mogelijk is. Het gaat hier immers veelal om vlees dat afkomstig is van verschillende dieren. De lidstaten blijven eveneens verdeeld over de extra vermeldingen op het etiket. Tot de datum van 1 januari 2002 zijn extra vermeldingen toege- 2

3 staan. Immers, op deze wijze kunnen de verschillende etiketteringsregimes naar elkaar toegroeien. Tot dat moment zijn er dan ook geen moeilijkheden. Met ingang van 1 januari 2002 moet ook de herkomst van het vlees verplicht op het etiket worden opgenomen. Extra verplichte vermeldingen die verder gaan zijn vanaf die datum niet meer toegestaan. Enkele lidstaten zijn echter van mening dat het mogelijk moet zijn om voor de eigen producenten verplicht te stellen dat de informatie op het etiket verder moet gaan dan thans wordt voorgesteld. Daarbij wordt verwezen naar nationale etiketteringsvoorschriften die nu al gelden. Wanneer nationaal geen extra vermeldingen verplicht mogen worden gesteld betekent dit in feite een teruggang ten opzichte van de huidige situatie, zo wordt gesteld. Andere lidstaten zijn daarentegen van mening dat na 1 januari 2002 extra vermeldingen vrijwillig op het etiket kunnen worden geplaatst. Dat moet niet verplicht worden gesteld, aldus deze lidstaten. De voorzitter verzoekt vervolgens zijn collega s om dit laatste compromisvoorstel met unanimiteit goed te keuren. Denemarken kan daar echter niet mee instemmen. Daarop concludeert de voorzitter dat de inhoud van het compromisvoorstel met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is goedgekeurd. De lidstaten hebben daarnaast met unanimiteit aangegeven de rechtsgrondslag te willen wijzigen. Ze wensen dat naast artikel 152, artikel 37 als rechtsbasis wordt toegevoegd. Zo zal dit ook met het Europese Parlement worden opgenomen. De Commissaris geeft aan dat als het Europese Parlement met deze dubbele rechtsgrondslag kan instemmen, dit ook voor de Commissie geen bezwaar meer zal zijn. De voorzitter rondt de discussie over dit onderwerp af met de opmerking dat de komende weken dit bereikte compromis nader zal worden uitgewerkt. In de Landbouwraad van mei a.s. zal dan formeel het gemeenschappelijk standpunt van de Raad worden goedgekeurd, waarna deze voor een tweede lezing zal worden voorgelegd aan het Europese Parlement. Wijziging van de marktordening voor katoen De voorzitter geeft aan dat het nu nog te vroeg is om een besluit te nemen over het voorstel van de Commissie voor wijziging van de marktordening voor katoen. Er is ook nog geen advies van het Europese Parlement ontvangen. Daarom wordt vandaag alleen de stand van zaken besproken. Commissaris Fischler merkt op dat de steun voor katoen wordt verstrekt in de vorm van een «deficiency payment». Dit houdt in dat de producenten een steun ontvangen die gelijk is aan het verschil tussen de interne streefprijs en de wereldmarktprijs voor katoen. Als de wereldmarktprijs laag is, zal dit tot gevolg hebben dat de uitgaven van de Europese Unie voor deze marktordening toenemen. Omgekeerd betekent een hoge wereldmarktprijs dat de uitgaven van de Unie zullen afnemen. Een dergelijk steunregime impliceert dus dat de uitgaven voor deze marktordening schommelen. De Commissaris merkt op dat de laatste jaren de wereldmarktprijs voor katoen zeer laag is, en de nationale gegarandeerde maximum hoeveelheden regelmatig worden overschreden. De budgettaire lasten worden dus steeds groter, aldus Fischler. Daarom stelt hij voor dat de korting van de streefprijs wordt verhoogd van 50% naar 60% van het overschrijdingspercentage. Hij wijst tevens op de schadelijke gevolgen van de katoenteelt voor het milieu. Daarom wordt tevens voorgesteld dat de lidstaten passende milieumaatregelen nemen. 3

4 De Griekse en Spaanse minister (in deze twee landen vindt de katoenteelt plaats) wijzen op het sociaal-economische belang van de katoenteelt. Ze zijn het eens met de Commissaris dat maatregelen genomen moeten worden om het milieu te beschermen. Ze kunnen echter niet instemmen met maatregelen die negatief uitpakken voor het inkomen van de katoenproducenten. Van Nederlandse zijde heb ik opgemerkt dat enige weken geleden in de Raad gesproken is over de landbouwbegroting van de Europese Unie. Toen was een grote meerderheid van de Raad tegen de voorgestelde budgetoverheveling ten behoeve van de wederopbouw van de Balkan. Ik ben ook van mening dat we ons moeten keren tegen een uitholling van het landbouwbudget, zo heb ik gesteld. Maar dat betekent naar mijn mening eveneens dat we ons moeten keren tegen een onverantwoord budgetgedrag van de Raad. Het gaat hier naar mijn mening om een regeling met grote budgettaire risico s. Het risico van overschrijding van het budget is erg groot. Ik heb aangegeven dat niet goed te vinden, en daarom heb ik ervoor gepleit dat het risico van budgetoverschrijding verder moet worden beperkt. De voorzitter constateert dat de doelstelling van de Commissie ten aanzien van het beschermen van het milieu wordt ondersteund. Er bestaat nog wel discussie over het steunregime en de begroting. Het CSA zal worden gevraagd om de bespreking van dit dossier voort te zetten en verslag uit te brengen aan de Raad. Stabilisatiefonds voor de varkenssector Commissaris Fischler geeft een toelichting bij het voorstel voor een wijziging van de marktordening voor varkensvlees. Hij geeft aan dat de prijzen voor varkensvlees de afgelopen jaren zeer laag waren. De Commissie heeft toen alle beschikbare instrumenten ingezet om de negatieve gevolgen voor de producenten te dempen, maar dat is niet helemaal gelukt, zo stelt Fischler. Momenteel is de overproductie echter grotendeels achter de rug en de prijzen zijn dan ook weer aan het stijgen. Ook voor de komende maanden verwacht hij dat de prijzen nog licht zullen stijgen. De negatieve fase van de varkenscyclus zal dan ook naar alle waarschijnlijkheid achter de rug zijn, aldus Fischler. Om de negatieve gevolgen voor het inkomen van de producenten in de toekomst beter te kunnen dempen stelt de Commissaris thans een stabilisatiefonds voor. In periodes dat de prijzen voor varkensvlees hoog liggen betalen alle deelnemers een bepaald bedrag per varken en stoppen dat in een nationaal fonds. In periodes dat de prijzen laag zijn wordt door het fonds een vergoeding uitgekeerd aan de deelnemende producenten. Daarbij mogen de deelnemende producenten hun vooraf opgegeven aantal varkensplaatsen gedurende de deelname aan het fonds niet uitbreiden. Commissaris Fischler benadrukt dat deelname aan het fonds op vrijwillige basis geschiedt en dat de producenten minimaal vijf jaar moeten participeren in het fonds. Het fonds moet zich in beginsel geheel zelfstandig bedruipen. De overheid kan in de beginfase wel een bijdrage verstrekken voor administratieve kosten van het fonds. De heffingsdrempel (boven welke prijs wordt een heffing opgelegd) en de uitkeringsdrempel (beneden welke prijs wordt een uitkering verstrekt) worden door het fonds zelf vastgesteld. Dergelijke uitvoeringsbepalingen moeten echter wel ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissie, aldus Fischler. Naar zijn mening is dit fonds een goede aanvulling op de huidige beschikbare instrumenten om het inkomen van de producenten te stabiliseren, zonder dat daarbij op drastische wijze wordt ingegrepen in het productieproces. 4

5 De voorzitter merkt op dat de Raad nota heeft genomen van dit voorstel van de Commissie. Het CSA zal worden gevraagd om dit voorstel inhoudelijk te bespreken en verslag uit te brengen aan de Raad. Landbouwonderhandelingen bij de WTO De voorzitter geeft aan dat het vorig jaar december in Seattle niet gelukt is om een agenda vast te stellen voor de onderhandelingen over een nieuwe WTO-ronde. Daarom is artikel 20 van de WTO-overeenkomst van kracht die bepaalt dat in 2000 een nieuwe onderhandelingsronde over de landbouw moet beginnen. Commissaris Fischler beaamt dat de zogenoemde «ingebouwde agenda» voorschrijft dat dit jaar de onderhandelingen over de landbouw van start moeten gaan. Deze onderhandelingen zijn in maart in Genève van start gegaan. In een eerste speciale sessie van het WTO-Landbouwcomité is overeenstemming bereikt over het werkprogramma van het comité tot eind maart Afgesproken is dat het WTO-secretariaat voor de eerstvolgende zitting van het comité in juni een aantal notities opstelt over bijvoorbeeld het gebruik van tariefcontingenten, de interne steun, exportsubsidies en exportkredieten. Alle leden kunnen overigens tot aan het einde van dit jaar voorstellen indienen die in het comité zullen worden behandeld, zo benadrukt Fischler. Hij geeft aan dat de Europese Unie nog steeds een voorstander is van een brede onderhandelingsronde. Dit betekent dat de onderhandelingen over landbouw niet te snel moeten verlopen, anders gaan deze uit de pas lopen met de andere onderwerpen. Veel ministers benadrukken het belang van een brede onderhandelingsronde. Tevens wordt benadrukt dat het onderhandelingsmandaat voor de Commissie zoals dat door de Landbouwraad in september 1999 is opgesteld, en door de Raad Algemene Zaken is bekrachtigd, nog steeds van toepassing is. Van Nederlandse zijde heb ik aangegeven eveneens voorstander te zijn van een brede ronde. Daarbij mogen de onderhandelingen over de landbouw niet te veel uit de pas lopen met de onderhandelingen over de andere onderwerpen. Ik heb mijn collega s verteld dat naar mijn mening in deze eerste fase van de onderhandelingen de volgende punten van belang zijn. De Europese Unie moet haar eigen positie nog eens goed onder de loep nemen. Zo is bijvoorbeeld de parallelliteit tussen de WTO-onderhandelingen en de onderhandelingen over de uitbreiding van de Europese Unie nog onvoldoende uitgewerkt. De Europese Unie moet ook bondgenoten gaan zoeken voor haar positie. We hebben helemaal geen onredelijke posities, zo heb ik gesteld, maar we hebben toch vaak een negatief imago. Dat moet veranderen. Daarom moeten we bijvoorbeeld bij de ontwikkelingslanden steun zoeken voor onze posities. Dat betekent ook dat we serieus moeten ingaan op de klachten van de ontwikkelingslanden over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Europese Unie moet tevens haar eigen positie verduidelijken door het inbrengen van een aantal technische papers. Het kan dan gaan over zaken zoals het voorzorgbeginsel en multifunctionaliteit. Ik heb benadrukt dat we als Europese Unie uit het defensief moeten komen. We moeten een meer offensieve houding aannemen, en bijvoorbeeld ook de instrumenten die onze handelspartners gebruiken onder de loep nemen. Ook de positie ten aanzien van dierenwelzijn moet naar mijn mening scherper worden gedefinieerd. 5

6 Een groot aantal andere ministers is met mij van mening dat de Europese Unie een meer offensieve aanpak moet volgen. Het zoeken naar bondgenoten, onder meer bij de ontwikkelingslanden, wordt ondersteund. Ook de effecten van de uitbreiding van de Unie moeten goed worden meegenomen in de komende onderhandelingsronde, zo wordt door enkele ministers benadrukt. De Italiaanse minister merkt op dat de toekomst van de Europese producenten niet gezocht moet worden in het produceren van grondstoffen. Hij onderstreept dat het belang van verwerkte producten toeneemt en dat deze belangen in de komende WTO-ronde goed in de gaten moeten worden gehouden. De voorzitter concludeert dat de Europese Unie een brede onderhandelingsronde nastreeft en dat de onderhandelingen over de verschillende onderwerpen op een evenwichtige manier moeten plaatsvinden. Hij constateert tevens dat een groot aantal lidstaten van mening is dat steun bij onder meer de ontwikkelingslanden moet worden gezocht voor de standpunten van de Unie, en dat tevens de Unie een meer offensief beleid moet voeren om de eigen doelstellingen te realiseren. Diversen a) Situatie op de markt voor noten (verzoek Spanje) De Spaanse minister vraagt in de Raad aandacht voor de situatie op de markt voor noten. Hij geeft aan dat een aantal specifieke steunregelingen voor deze sector op korte termijn aflopen. Aangezien het hier gaat om sector die van groot sociaal-economisch belang is, waarbij bovendien ook milieu-overwegingen een rol spelen, vraagt hij de Commissaris om behoud van de huidige steunregelingen. Commissaris Fischler geeft aan dat de steunmaatregelen een tijdelijk karakter hebben. Het kan geen verrassing zijn dat de steunmaatregelen aflopen, zo stelt hij. Hij wijst het Spaanse verzoek dan ook af. Specifieke ondersteuning van deze sector moet volgens hem via de marktordening groente en fruit of via de plattelandsverordening lopen. b) Invoer van maïs in Spanje en Portugal tegen verlaagd tarief (verzoek Verenigd Koninkrijk en Nederland) Samen met mijn Britse collega heb ik in de Raad aandacht gevraagd voor de invoer van maïs in Spanje en Portugal tegen een verlaagd invoertarief. Het verlaagde invoertarief is bij de toetreding van deze landen tot de Europese Unie totstandgekomen om de veevoederindustrie in deze twee landen te ondersteunen. Ik heb echter met mijn Britse collega naar voren gebracht dat momenteel ook kwalitatief hoogwaardig maïs onder dit contingent wordt ingevoerd voor de menselijke consumptie. Dat is niet conform de oorspronkelijke doelstelling, en het werkt bovendien concurrentieverstorend. Als gevolg van het misbruik van dit contingent gaan er bedrijven in de noordelijke lidstaten failliet, zo heb ik gesteld. Samen met mijn Britse collega heb ik de Commissaris dan ook dringend verzocht om met een aanvaardbare oplossing voor dit probleem te komen. Dit verzoek wordt door de Duitse minister ondersteund. De Spaanse en Portugese minister geven aan dat het contingent nodig is voor de veevoederindustrie. De invoer moet echter wel gebeuren zoals dat is afgesproken, zo wordt benadrukt. Beide ministers zijn dan ook bereid een bijdrage te leveren om tot een oplossing voor dit probleem te komen. 6

7 Commissaris Fischler geeft aan dat inmiddels is gebleken dat als gevolg van deze maatregel concurrentieverstoring plaatsvindt op de markt voor menselijke consumptie. Het gaat dan bijvoorbeeld om maïs voor de bereiding van «cornflakes». Voor deze menselijke consumptie wordt onder meer «flint maïs» gebruikt. Deze maïssoort wordt niet in de Europese Unie geteeld en moet daarom worden ingevoerd. De invoerprijs ligt in de noordelijke lidstaten veel hoger dan in Spanje en Portugal omdat deze maïs onder het contingent valt dat in deze twee landen tegen een verlaagd tarief kan worden ingevoerd. Het gaat hier overigens om ongeveer 5% van het totale contingent, aldus Fischler. Aangezien dit contingent in WTO-verband geconsolideerd is ligt een snelle oplossing voor dit probleem niet voor de hand. De Commissaris geeft aan dat informeel al wel contact is opgenomen met de betreffende WTO-partners (met name de Verenigde Staten en Argentinië) om tot een oplossing voor dit probleem te komen. Hij benadrukt echter dat dit probleem niet voor het nieuwe verkoopseizoen zal zijn opgelost. De heer Fischler geeft overigens aan wel bereid te zijn om na te denken over een eventuele tussenoplossing. c) Regionale FAO-conferentie (verzoek Nederland) Onder dit agendapunt heb ik de aandacht van mijn collega s gevraagd voor de regionale FAO-conferentie die van 24 tot 28 juli a.s. te Porto zal worden gehouden. Uit mijn gesprek dat ik onlangs met de directeur-generaal van de FAO de heer Diouf heb gevoerd, bleek namelijk dat de deelname van ministers aan deze regionale conferentie doorgaans beperkt blijft tot landen die géén lid zijn van de Europese Unie. Daarom heb ik de heer Diouf gesuggereerd om tijdens de komende conferentie in Porto een rondetafelgesprek te organiseren over een actueel politiek onderwerp. Daarbij denk ik dan bijvoorbeeld aan voedselveiligheid of multifunctionele landbouw. Aangezien ik van mening ben dat de Europese Unie een offensief beleid moet voeren heb ik in de Raad benadrukt dat deze conferentie een goede gelegenheid kan zijn om het Europese beleid goed voor het voetlicht te brengen. Ik heb mijn collega s dan ook opgeroepen om in grote getale aanwezig te zijn tijdens deze komende FAO-conferentie. De voorzitter reageert verheugt op mijn interventie en benadrukt dat de agenda van deze conferentie aantrekkelijk moet worden gemaakt voor de Ministers van Landbouw van de Europese Unie. d) Bilaterale onderhandelingen met de landen uit Midden- en Oost- Europa (verzoek Commissie) De Commissaris licht in het kort de stand van zaken toe met betrekking tot de bilaterale onderhandelingen die worden gevoerd met de landen uit Midden- en Oost-Europa die op termijn zullen toetreden tot de Europese Unie. Vorig jaar maart heeft de Raad de Commissie het mandaat gegeven om bilaterale onderhandelingen met de tien kandidaat-lidstaten te voeren. Deze onderhandelingen worden op basis van de volgende principes gevoerd: a) Voor producten die niet gevoelig zijn: een onmiddellijke en volledige liberalisatie zonder kwantitatieve restricties. Van de zijde van de Unie gaat het dan om meer dan 750 producten. b) De dubbele 0-aanpak: een geleidelijk toenemende liberalisatie van de handel. Er worden tariefcontingenten afgesproken waarbij het tarief 0 is. Voor deze producten mogen geen exportrestituties worden verstrekt. De contingenten tegen 0-tarief worden ieder jaar groter, zodat op termijn ook deze producten volledig geliberaliseerd zijn. Het gaat dan met name 7

8 om de producten met een lichte marktordening (wel grensbescherming, maar geen of een geringe interne steun), c) Beperkte concessies op verzoek van één van de partijen. De heer Fischler merkt op dat de resultaten van deze onderhandelingen nogal uiteenlopen. Met een aantal kandidaat-lidstaten zijn deze onderhandelingen al afgerond, of gebeurt dat op korte termijn. Met enkele andere kandidaat-lidstaten verlopen de onderhandelingen moeizaam. Het is overigens de bedoeling dat de nieuwe concessies met ingang van 1 juli a.s. van kracht worden. e) Organisatie van toekomstige werkzaamheden De Landbouwraad van mei staat geagendeerd voor maandag 15 en dinsdag 16 mei a.s. De voorzitter geeft echter aan dat de Raad in mei zal plaatsvinden op dinsdag 16 en woensdag 17 mei. Dit in verband met het feit dat het Europese Parlement op dinsdag 16 mei een advies uit zal brengen over het voorstel voor wijziging van de marktordening voor vlas en hennep. Door de vergadering één dag naar achteren te schuiven kan in de Raad een discussie en eventueel een besluit worden genomen over dit voorstel, zo stelt de voorzitter. Het is immers de bedoeling dat de gewijzigde marktordening voor vlas en hennep reeds van toepassing is in het verkoopseizoen , welke op 1 juli a.s. van start gaat. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L. J. Brinkhorst 8