2 Werkwijze Algemene werkwijze Wijzigingen ten opzichte van de interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten 6 2.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 Werkwijze 5 2.1 Algemene werkwijze 5 2.2 Wijzigingen ten opzichte van de interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten 6 2."

Transcriptie

1

2

3 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding Besluit bodemkwaliteit en bodemkwaliteitskaarten Bodemkwaliteitskaart gemeente Vlissingen Relatie met eerdere bodemkwaliteitskaarten 2 2 Werkwijze Algemene werkwijze Wijzigingen ten opzichte van de interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten Stoffenpakket 6 3 Historische gegevens Mogelijk relevante historische thema s Geologie en bodemopbouw Recente inpolderingen en inundatie Ontwikkeling van woonwijken en bedrijfsterreinen Ophooglagen Voormalige boomgaarden 15 4 Verantwoording dataset bodemanalyses Gegevens uit Bis4all, met enkele aanvullingen Gemeten en geschatte waarden voor lutum en organische stof Representatieve gegevens voor de bodemkwaliteitskaart 18 5 Zone-indeling en statistiek Normering en klasse-indeling volgens Regeling bodemkwaliteit Zones in de bodemkwaliteitskaart Nadere toelichting op de zone-indeling Invloed van nieuwe stoffenpakket in de bodemkwaliteitskaart Zones met 95-percentielwaarde hoger dan interventiewaarde 30 6 Risicotoolbox Gebiedsspecifiek beleid en de risicotoolbox Ecologische risico s volgens de risicotoolbox Humane risico s volgens de risicotoolbox 35 7 Conclusies 41 Bkk gemeente Vlissingen

4 BIJLAGEN Bijlage 1: Begrenzing bodembeheergebied (schaal 1:35.000) Bijlage 2: Ouderdom bebouwing (schaal 1:35.000) Bijlage 3: Ophooglagen (schaal 1:35.000) Bijlage 4: Ligging voormalige boomgaarden (schaal 1:35.000) Bijlage 5: Niet representatieve rapporten / analyses Bijlage 6: Normering Regeling bodemkwaliteit Bijlage 7: Statistische kengetallen zone A: Buitengebied en wijken Vlissingen vanaf 1960 Bijlage 8: Statistische kengetallen zone B: Woonwijken Oost-Souburg Bijlage 9: Statistische kengetallen zone C: Wijken tussen Singel en Sloeweg + lintbebouwing Gerbrandystraat Bijlage 10: Statistische kengetallen zone D: Binnenstad Vlissingen binnen Singel Bijlage 11: Statistische kengetallen zone E: Overige vooroorlogse kernen Bijlage 12: Statistische kengetallen zone F: Industrieterrein Vlissingen-Oost Bijlage 13: Statistische kengetallen zone G: Bedrijfsterrein Poortersweg Bijlage 14: Statistische kengetallen zone H: Industrie Binnenhaven en Buitenhaven Bijlage 15: Statistische kengetallen zone I: Scheldeterrein Bijlage 16: Statistische kengetallen zone J: Bedrijfsterrein Baskenburg Bijlage 17: Statistische kengetallen zone K: Industrieterrein Zalco Bijlage 18: Betrouwbaarheidsintervallen van het gemiddelde Bijlage 19: Invloed van nieuwe stoffenpakket in de bodemkwaliteitskaart Bijlage 20: Nieuw stoffenpakket Vlissingen-Oost inclusief gemeente Borsele Bijlage 21: Bodemkwaliteitskaart: zones (schaal 1:35.000) Bijlage 22: Bodemkwaliteitskaart: kwaliteitsklasse bovengrond (schaal 1:35.000) Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de opdrachtgever of Marmos Bodemmanagement. Bkk gemeente Vlissingen

5 1. INLEIDING 1.1 Besluit bodemkwaliteit en bodemkwaliteitskaarten Op 1 januari 2008 zijn het Besluit bodemkwaliteit (lit. 1) en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit (lit. 2) in werking getreden. Deze vormen het nieuwe beleidskader voor hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie en vervangen onder andere het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling grondverzet. De onderdelen van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit over het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem zijn van kracht met ingang van 1 juli Een belangrijk instrument voor hergebruik van grond en bagger vormt de bodemkwaliteitskaart. In een bodemkwaliteitskaart wordt een bodembeheergebied ingedeeld in één of meer zones met een vergelijkbare milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het gaat hierbij om de gemiddelde kwaliteit van deze gebieden, afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen. In een Nota bodembeheer 1 is beleidsmatig vastgelegd binnen en tussen welke zones vrij grondverzet mogelijk is en welke voorwaarden hierbij gelden. Met andere woorden, de bodemkwaliteitskaart vormt de technisch-inhoudelijke onderbouwing voor het grondstromenbeleid zoals dat wordt vastgelegd in de Nota bodembeheer. 1.2 Bodemkwaliteitskaart gemeente Vlissingen De gemeente Vlissingen heeft in oktober 2010 aan Marmos Bodemmanagement opdracht gegeven om een bodemkwaliteitskaart en bijbehorende bodembeheernota op te stellen voor de landbodem van de gemeente Vlissingen. Voor u ligt het rapport met bodemkwaliteitskaart van de landbodem in de gemeente Vlissingen. Het bijbehorende grondstromenbeleid is opgenomen in een afzonderlijke Nota bodembeheer (lit. 3). In een later stadium stellen de gemeentes Middelburg, Veere en Vlissingen gezamenlijk bodembeleid op voor heel Walcheren. De bodemkwaliteitskaart en de Nota bodembeheer zijn gebaseerd op het Besluit bodemkwaliteit, de Regeling bodemkwaliteit en de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 4). De begrenzing van het bodembeheergebied is weergegeven in bijlage 1. Het bodembeheergebied betreft zowel de waterbodems als de landbodem in de gemeente Vlissingen. Buitendijkse gebieden maken hiervan geen deel uit. 1 In het Besluit bodemkwaliteit wordt de term Nota bodembeheer gehanteerd. In het verleden werd hiervoor de term bodembeheerplan gebruikt. Beide termen zijn synoniem. Bkk gemeente Vlissingen 1/43 Eindrapport, 30 juli 2013

6 1.3 Relatie met eerdere bodemkwaliteitskaarten Voor verschillende delen van de gemeente Vlissingen zijn in het verleden de volgende bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen vastgesteld: - Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan Walcheren (lit. 5) - Bodemkwaliteitskaart Beheergebied Zeeland Seaports (lit. 6); - Bodemkwaliteitskaart wegbermen (lit. 7). Voornoemde bodemkwaliteitskaarten zijn opgesteld conform de interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 8) op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet (lit. 9). Deze bodemkwaliteitskaarten zijn alle drie gemeentegrensoverschrijdend. Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan Walcheren Voornoemde bodemkwaliteitskaart beslaat het buitengebied van de drie gemeentes op Walcheren (Middelburg, Veere en Vlissingen). De in 2002 opgestelde bodemkwaliteitskaart wordt vervangen door deze nieuwe bodemkwaliteitskaart. Na bestuurlijke vaststelling van de nieuwe bodemkwaliteitskaart komt de bodemkwaliteitskaart uit 2002 voor het gedeelte binnen de gemeente Vlissingen te vervallen. Bodemkwaliteitskaart Zeeland Seaports De bodemkwaliteitskaart van het beheergebied van Zeeland Seaports (lit. 6) beslaat een gedeelte van de gemeentes Terneuzen, Borsele en Vlissingen. In het bodembeheerplan van deze bodemkwaliteitskaart is grondverzet tussen de gemeentes aan weerszijden van de Westerschelde mogelijk gemaakt. Binnen de gemeente Vlissingen is het bedrijfsterrein Vlissingen-Oost opgenomen in deze bodemkwaliteitskaart. Het gedeelte in de gemeente Terneuzen is in het najaar van 2008 vervangen door een nieuwe bodemkwaliteitskaart (lit. 10), opgesteld in een gezamenlijk project voor heel Zeeuwsch-Vlaanderen van de gemeentes Hulst, Terneuzen en Sluis. Het gedeelte in de gemeente Borsele is in het najaar van 2009 vervangen door een nieuwe bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele (lit. 11). Het resterende gedeelte van het bedrijfsterrein Vlissingen-Oost binnen de gemeente Vlissingen wordt vervangen door deze nieuwe bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat de bodemkwaliteitskaart van Zeelans Seaports geheel komt te vervallen na de bestuurlijke vaststelling van deze nieuwe gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. Bkk gemeente Vlissingen 2/43 Eindrapport, 30 juli 2013

7 Bodemkwaliteitskaart bermgronden Het Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft een bodemkwaliteitskaart en en bodembeheerplan opgesteld voor de wegbermen van alle wegen in heel Zeeland (lit. 7). Als definitie van bermgrond is daarbij de volgende definitie opgenomen: Bermgrond is de grond vanaf de rand van de wegverharding van de weg tot aan de insteek van de sloot of tot aan de voet van de dijk/grondwal of tot aan de kruin van de dijk (bij een dijk) tot 50 cm onder maaiveld. Indien er geen sloot aanwezig is, wordt hiervoor een arbitraire afstand van 10 meter aangehouden (6 meter voor gemeentelijke wegbermen) vanaf de rand van de wegverharding van de weg. Indien een fietspad langs de weg aanwezig is, is de wegberm het gedeelte vanaf de rand van het asfalt van de weg tot aan de rand van het asfalt van het fietspad en het gedeelte vanaf de rand van het asfalt tot aan de insteek van de sloot. De bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan van de wegbermen blijven ongewijzigd van kracht (uiterlijk tot het aflopen van het overgangsrecht in 2013). Bkk gemeente Vlissingen 3/43 Eindrapport, 30 juli 2013

8 Bkk gemeente Vlissingen 4/43 Eindrapport, 30 juli 2013

9 2. WERKWIJZE 2.1 Algemene werkwijze De bodemkwaliteitskaart is opgesteld volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 4). In een bodemkwaliteitskaart wordt een bodembeheergebied ingedeeld in één of meer zones met een milieuhygiënisch vergelijkbare algemene bodemkwaliteit. Gebieden met eenzelfde historie hebben in het algemeen een vergelijkbare diffuse bodemkwaliteit. Dit betekent dat de indeling in zones gebeurt op basis van algemene historische gegevens zoals bodemopbouw, (voormalig) landgebruik en ouderdom van woonwijken en bedrijfsterreinen. Allereerst zijn de belangrijkste historische gegevens zoals ouderdom van woonwijken en de eventuele aanwezigheid van ophooglagen in kaart gebracht. Vervolgens zijn de analyseresultaten van de binnen de zones uitgevoerde bodemonderzoeken geanalyseerd. Deze gegevens zijn afkomstig uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Vlissingen (Bis4all). Per zone zijn verschillende statistische kentallen berekend (gemiddelde, lognormaal gemiddelde en diverse percentielwaarden) voor verschillende stoffen. Op basis van deze berekeningen en het ruimtelijke patroon van de waarnemingen is de zone-indeling getoetst en zonodig bijgesteld. Er is gekeken welke analyseresultaten niet representatief zijn voor de algemene zonekwaliteit, zodat deze gegevens als uitbijters buiten de dataset van de zoneringsberekeningen zijn gelaten. De uiteindelijke indeling in zones is dus een combinatie van historische informatie en statistische bewerkingen. In het Besluit bodemkwaliteit is de normering afhankelijk gesteld van de bodemfunctie (wonen, industrie of overig gebruik). Hiertoe dienen gemeentes deze functies weer te geven in een functiekaart. De gemeente Vlissingen heeft 27 januari 2009 de bodemfunctiekaart bestuurlijk vastgesteld (lit. 12). Tijdens het opstellen van onderhavige bodemkwaliteitskaart zijn enkele kleine correcties aangebracht in de functiekaart. Deze correcties worden vastgesteld gelijktijdig met de bestuurlijke vaststelling van voorliggende bodemkwaliteitskaart. Percentielwaarden Een percentielwaarde is een statistische maat hoeveel procent van de waarnemingen onder een bepaalde waarde liggen. Zo is de 50-percentielwaarde oftewel de mediaan het getal waarbij de helft van de waarnemingen lager is en de helft van de waarnemingen hoger. Zo is de 95-percentielwaarde voor een stof in een bepaalde zone het getal waarbij in 95% van de representatieve monsters een lagere concentratie van die stof is gemeten. 5% van de representatieve monsters heeft in die zone een hogere concentratie dan de 95-percentielwaarde. Voor het berekenen van percentielwaarden bestaan in de literatuur verschillende formules. In de Regeling bodemkwaliteit is voor de 95-percentielwaarde voorgeschreven op welke wijze deze dient te worden berekend. Deze berekeningswijze is gehanteerd voor alle percentielwaarden. Bkk gemeente Vlissingen 5/43 Eindrapport, 30 juli 2013

10 2.2 Wijzigingen ten opzichte van de interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten De aanpak voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart is in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten niet wezenlijk anders dan in het verleden het geval was volgens de Interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 8). De belangrijkste wijziging vormt de nieuwe normering van stoffen. Met het in werking treden van het Besluit bodemkwaliteit zijn de streefwaarden vervangen door de Achtergrondwaarden. Daarnaast zijn de bodemfunctieklasses wonen en industrie geïntroduceerd, met bijbehorende maximale waarden. In de Regeling bodemkwaliteit zijn voor de Achtergrondwaarden en de Maximale waarden voor wonen toetsingsregels opgenomen, waarbij een beperkt aantal stoffen in geringe mate de norm mag overschrijden. De zones in de bodemkwaliteitskaart zijn getoetst aan deze generieke klasse-indeling. Hierbij is conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten uitgegaan van toetsing van het rekenkundig gemiddelde aan deze klassegrenzen, waarbij de verschillende percentielwaarden wel bij de interpretatie betrokken zijn. Daarnaast is in de interpretatie van de gegevens gekeken naar de toetsing van afzonderlijke meetpunten. Verder zijn de volgende aspecten nieuw in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten: - Er dient een kaartlaag te worden opgenomen met bekende verontreinigde en verdachte locaties. Hierbij kan worden volstaan met een lijst gebaseerd op het Landsdekkend Beeld Bodemkwaliteit (LDB). De informatie over verdachte en verontreinigde locaties wordt bijgehouden in het gemeentelijk bodem-informatiesysteem. Om deze reden is geen aparte lijst of kaart met deze locaties opgenomen in de rapportage van de bodemkwaliteitskaart. In plaats daarvan wordt verwezen naar het gemeentelijk bodeminformatiesysteem voor de meest actuele gegevens. - Er dient aandacht te worden besteed aan de actualiteit van de analysegegevens (zie hoofdstuk 4). - Het dient bekend te zijn of er sprake is van mengmonsters of individuele monsters en in hoeverre er monstervoorbehandeling heeft plaatsgevonden (zie hoofdstuk 4). - Naast het gemiddelde dienen tevens de betrouwbaarheidsintervallen van het gemiddelde te worden vermeld (zie paragraaf 5.2). Op de overige punten wordt in de navolgende hoofdstukken ingegaan. 2.3 Stoffenpakket In de Regeling bodemkwaliteit is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket uit de NEN5740. Met ingang van 1 juli 2008 is de samenstelling van het stoffenpakket uit de NEN5740 gewijzigd. Sindsdien zijn arseen, chroom en EOX niet meer opgenomen in het standaard stoffenpakket voor verkennend bodemonderzoek. Hiervoor zijn barium, kobalt, molybdeen en de som-pcb s in de plaats gekomen. In bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit is bepaald, dat bij wijziging van het standaardpakket uit NEN5740 gedurende 3 jaar vanaf deze wijziging voor nieuwe stoffen niet behoeft te worden voldaan aan het minimum van 20 analyses per zone. Inmiddels is landelijk besloten om deze overgangstermijn te Bkk gemeente Vlissingen 6/43 Eindrapport, 30 juli 2013

11 verlengen naar 5 jaar. Daarnaast vindt nog een landelijke evaluatie plaats van de aanpassing van het stoffenpakket. Deze bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op de stoffen zoals opgenomen in het huidige standaardpakket uit de NEN 5740 (lit. 13), aangevuld met de stoffen arseen en chroom die tot 1 juli 2008 deel uitmaakten van het basispakket uit de NEN5740 (lit. 14). In de voorgaande bodemkwaliteitskaart van het buitengebied van Walcheren (lit. 5) is tevens gekeken naar een aantal bestrijdingsmiddelen (som DDD+DDE+DDT, som drins en HCH). Het gemiddelde voor de som DDD+DDE+DDT bedroeg destijds voor de bovengrond 0,06 mg/kgds 2 en was daarmee hoger dan de toenmalige streefwaarde. Dit gemiddelde is echter lager dan de huidige Achtergrondwaarden voor DDE en DDT. Voor de rest voldeden deze bestrijdingsmiddelen aan de toenmalige streefwaarde. Aangezien de huidige Achtergrondwaarden voor deze bestrijdingsmiddelen hoger zijn dan de vroegere streefwaarden is in onderhavige bodemkwaliteitskaart geen aandacht meer besteed aan de bestrijdingsmiddelen. Dit laat onverlet, dat voormalige boomgaarden uit de periode als verdachte locaties gelden vanwege de toepassing van DDT in voornoemde periode. 2 Omgerekend naar standaardbodem Bkk gemeente Vlissingen 7/43 Eindrapport, 30 juli 2013

12 Bkk gemeente Vlissingen 8/43 Eindrapport, 30 juli 2013

13 3 HISTORISCHE GEGEVENS 3.1 Mogelijk relevante historische thema s Voor de indeling in zones zijn verschillende historische thema s (mogelijk) van belang. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de volgende thema s: - geologie en bodemopbouw (paragraaf 3.2) - recente inpolderingen en inundatie (paragraaf 3.3) - historische ontwikkeling van de woonwijken en bedrijfsterreinen in de gemeente (paragraaf 3.4) - aanwezigheid van ophooglagen (paragraaf 3.5) - voormalige boomgaarden (paragraaf 3.6) Binnen de gemeente Vlissingen ligt geen waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. 3.2 Geologie en bodemopbouw (lit. 15, 16 en 17) Aan het eind van de laatste IJstijd (ca jaar geleden) begon het jongste geologische tijdperk, het Holoceen. De kustlijn lag toen westelijker dan tegenwoordig. Gedurende het Holoceen steeg de temperatuur op aarde en steeg de zeespiegel als gevolg van het afsmelten van de ijskappen. In het begin van het Holoceen ontstond langs de toenmalige kust een kwelzone, waar zich veen ging vormen. Deze veenlaag, het Basisveen, werd door het verder stijgende zeespiegelniveau overstroomd en in het grootste deel van Walcheren is het Basisveen gedurende het Holoceen verdwenen door erosie. De afzettingen, die door de zee zijn afgezet tijdens de eerste periode van zeespiegelstijging tot ca jaar geleden, worden de Afzettingen van Calais genoemd. Op Walcheren bestaan deze wadafzettingen deels uit zand en deels uit klei. De zeespiegel steeg gedurende het Holoceen niet geleidelijk. Tussen 5000 en 2000 jaar geleden stagneerde de zeespiegelstijging. Er ontstonden langs de hele Nederlandse westkust strandwallen, de zogenaamde oude strandwallen. Volgens een paleogeografische kaart (lit. 16) lag ca jaar geleden een strandwal net buiten de huidige kustlijn bij Breezand tot Westkapelle en vervolgens recht naar het zuiden tot bij Cadzand. Achter deze strandwallen ontstond een slecht ontwaterd, moerassig gebied. In dit moerassige gebied werd een veenlaag gevormd, het zogenaamde Hollandveen. Deze veenlaag is in een deel van de gemeente Vlissingen enkele meters onder het maaiveld terug te vinden. De maximale dikte van de veenlaag bedraagt 190 cm bij Ritthem (lit. 17). De zeespiegel steeg verder en ca jaar verdwenen de oude strandwallen grotendeels. Het achterliggende veengebied werd overstroomd en de natuurlijke bovengrond van de gemeente Vlissingen bestaat overal in de gemeente uit afzettingen die in de afgelopen 2000 jaar door de zee zijn afgezet (Afzettingen van Duinkerke). Gaandeweg ontstonden nieuwe duinen. Op een paleogeografische kaart (lit. 16) is te zien, dat in ca, 750 na Chr. een nieuwe gesloten duinenrij was ontstaan van Breezand via Westkapelle tot Vlissingen. Deze duinen lagen net buiten de huidige kustlijn van Walcheren. Dit legde de basis voor het eiland Walcheren. Bkk gemeente Vlissingen 9/43 Eindrapport, 30 juli 2013

14 Globale bodemopbouw van Walcheren met onderscheid tussen kreekruggen en poelgronden (overgenomen uit lit. 17). Bkk gemeente Vlissingen 10/43 Eindrapport, 30 juli 2013

15 De bevolking van Walcheren nam snel toe. Overstromingen leidden er in de Middeleeuwen toe dat de handen ineen geslagen werden om de eerste dijken aan te leggen. In de 13 e eeuw was het grootste deel van het huidige Walcheren reeds bedijkt. Vóór de bedijking hadden getijdegeulen zich diep ingesneden in het wadlandschap. Ter plaatse van deze kreken zijn het veen en de Afzettingen van Calais geërodeerd en ligt de bovenkant van het Pleistocene zandpakket dieper dan 16 m-mv. Buiten deze kreken lag het Hollandveen dicht onder het maaiveld en wordt het Pleistocene dekzand in de gemeente Vlissingen op een diepte van NAP -4 meter tot NAP -6 meter aangetroffen. Aanvankelijk lagen de kreken lager dan de omgeving. Door menselijke invloed vond reliëfinversie plaats. Enerzijds klonk veen in als gevolg van ontginning en ontwatering. Anderzijds daalde het maaiveld door moernering (darinkdelven). Zo ontstond een karakteristiek landschap van hoger gelegen zandige kreekruggen en lager gelegen, drassige poelgronden. Het darinkdelven vond zowel binnendijks als buitendijks plaats in de periode na Chr., met een piek in de periode na Chr. Als gevolg van overstromingen bevatte het Hollandveen veel zout. Om dit zout te winnen werd de dunne bovenliggende kleilaag verwijderd en werd het veen afgegraven. Dit veen werd verbrand en de as werd vervolgens overgoten met zeewater. Dit werd vervolgens ingedampt waarna het overgebleven ruwe zout werd geraffineerd. Het darinkdelven leidde in de poelgronden tot een onregelmatig maaiveld en een slechte waterhuishouding. Bij de grootschalige ruilverkaveling direct na de tweede wereldoorlog zijn de poelgronden op grote schaal geëgaliseerd. Door het darinkdelven en de latere egalisatie kan de exacte samenstelling van de bovengrond in de poelgronden op korte afstand sterk uiteenlopen. 3.3 Recente inpolderingen en inundatie Inpolderingen na 1850 kunnen diffuus verontreinigd zijn als gevolg van de afzetting van verontreinigd slib. Binnen de gemeente Vlissingen is alleen de monding van het Sloe recent ingepolderd, maar deze is vervolgens bedekt met de enkele meters dikke ophooglaag van het industrieterrein Vlissingen-Oost. In oktober 1944 is het eiland van Walcheren geïnundeerd door de geallieerden, onder andere door een bombardement op de Nolledijk en de dijk bij Ritthem. Gedurende een jaar heeft een groot deel van het eiland onder water gestaan. Lagere delen stonden doorlopend onder water, andere delen alleen bij vloed. Pas in de zomer van 1945 werd het laatste gat gedicht. Dit heeft geleid tot verhoogde zoutgehaltes in de bodem, die de landbouw in de eerste jaren na de tweede wereldoorlog ernstig hebben bemoeilijkt. Verder werd in een deel van de gemeente Vlissingen een inundatiedek van voornamelijk zware zavel en lichte klei afgezet, dat plaatselijk tussen Middelburg en Vlissingen een dikte heeft tussen 50 en 60 cm (lit. 17). De drooglegging van Walcheren heeft tevens geleid tot een grootschalige herverkaveling van het eiland Walcheren. Hierbij werden poelgronden op grote schaal geëgaliseerd. Bkk gemeente Vlissingen 11/43 Eindrapport, 30 juli 2013

16 Bij de Watersnoodramp In 1953 is binnen de gemeente Vlissingen alleen een klein gebied ten zuiden van Ritthem overstroomd (Zuidwatering) (lit. 18). Overigens is tot dusverre in andere gemeentes geen verschil gevonden tussen al of niet in 1953 overstroomde gebieden. 3.4 Ontwikkeling van woonwijken en bedrijfsterreinen Bijlage 2 bevat een overzicht van de ouderdom van verschillende wijken en bedrijfsterreinen in de gemeente Vlissingen. In deze kaart zijn (sport)parken niet apart weergegeven. Bijlage 2 is voornamelijk gebaseerd op oude topografische kaarten uit verschillende jaargangen. Bij sloop en nieuwbouw is de ouderdom van de oorspronkelijke bebouwing maatgevend. Alleen bij het Scheldeterrein in de binnenstad is niet apart aangegeven dat voor een deel van het Scheldeterrein vroegere woningen zijn verdwenen. Onderstaande beschrijving van de historische ontwikkeling is in belangrijke mate gebaseerd op een document van de gemeente-archivaris (lit. 19). Vlissingen Graaf Willem III liet tussen 1304 en 1308 een haven graven met de bedoeling om rond deze locatie een nieuwe stad te stichten. Deze stad verving het dorpje Oud-Vlissingen, dat ter hoogte van de huidige watertoren aan de Badhuisstraat lag. Er ontwikkelde zich een havenstad die omstreeks 1580 het gebied tussen de huidige Breewaterstraat, Coosje Buskenstraat, Walstraat en Zeedijk besloeg. De stad was omgeven door vestingwerken. Rondom de vesting lag de zoute Buitenvest. De noordelijke begrenzing hiervan bevindt zich ter plaatse van de huidige Singel. In een straal van circa 1 kilometer rondom de vesting werden in het begin van de 19 e eeuw vijf forten aangelegd. Een voorbeeld hiervan is het Linker Reduit, waarbinnen de huidige Menno van Coehoorngracht ligt. In 1867 werd de vesting Vlissingen opgeheven en kon de stad zich verder ontwikkelen. Tussen 1870 en 1873 werd het Kanaal door Walcheren gegraven. De industriële ontwikkeling van de stad start in 1875 met de oprichting van de scheepswerf De Schelde en de oprichting van de Stoomvaartmaatschappij Zeeland (SMZ). In deze periode werden de Binnenhavens gegraven alsmede een eerste deel van de Buitenhaven. In de jaren 30 van de vorige eeuw werd de Buitenhaven verder uitgebreid tot de huidige omvang. Vanaf 1867 worden verschillende wijken aangelegd. De gemeente zette in de periode voor de tweede wereldoorlog in op drie peilers: haven, industrie en toerisme. In de eerste decennia van de vorige eeuw breidde de woonbebouwing zich uit ten noorden van de vroegere buitenvest. Arbeiderswijken ontstonden vooral aan de oostkant, dichtbij de havens en bedrijven. Aan de westkant werd in 1886 het Grand Hotel des Bains gebouwd (het latere Hotel Britannia). Vanaf 1906 verrees ten westen van de watertoren een villapark. Tussen West-Souburg en Vlissingen lag in de periode van 1926 tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog een vliegveld. Dit vliegveld werd aangelegd ter plaatse van een voormalig militair exercitieterrein. Het vliegveld bevond zich ter plaatse van een deel van de huidige wijken Weyevliet en Bkk gemeente Vlissingen 12/43 Eindrapport, 30 juli 2013

17 Westerzicht, een deel van de sportparken ten zuiden van de Sloeweg en de noordelijke punt van het bedrijfsterrein Baskenburg. Vlissingen heeft zwaar te lijden gehad onder de tweede wereldoorlog. Vrijwel geen enkel gebouw bleef onbeschadigd door de vele bombardementen en beschietingen. Een deel van de oude bebouwing is in de binnenstad vervangen door nieuwere bebouwing in het kader van stadsvernieuwing. Onder andere werd een olie-opslag bij de Tweede Binnenhaven gebombardeerd. Eerder was hier in 1924 al een olie-opslag in brand gevlogen. Hierdoor is de bodem in een groot gebied bij de Tweede Binnenhaven verontreinigd met olie. Het oorlogspuin is voor een groot deel in het gebied binnen de Singel gebleven. Gaten in terreinen als gevolg van bombardementen zijn vaak opgevuld met puin. De ervaring van de gemeente is verder, dat in het hele gebied tussen de Singel en de Sloeweg regelmatig puinbijmengingen in de bodem worden aangetroffen. In de periode tot 1960 breidde Vlissingen zich verder naar het noorden uit tot aan de Sloeweg. Het bedrijfsterrein Baskenburg is vanaf 1971 aangelegd. Vanaf 1960 werden ten noorden van de Sloeweg achtereenvolgens de volgende wijken ontwikkeld: - Paauwenburg (aanleg vanaf 1962) - Westerzicht (aanleg vanaf 1971) - Bossenburgh (aanleg 1975) - Papegaaienburg (aanleg vanaf 1978) - Rosenburg (aanleg vanaf 1988) - Hofwijk (aanleg vanaf 1991) - Weyevliet (aanleg vanaf 1992, onderwijsinstellingen) Overige kernen Het dorp Oost-Souburg is ontstaan rond een Karolingische burcht. Deze burcht is in de periode gebouwd. Vanaf 1835 vormden de dorpen Oost-Souburg en West-Souburg één gemeente, die later doorsneden werd door de aanleg van het Kanaal door Walcheren. In 1966 werden Oost- en West- Souburg bij de gemeente Vlissingen gevoegd. Tot deze samenvoeging werden in Oost-Souburg de uitbreidingsplannen Middenhof (tussen Kanaalstraat en Burgemeester Stemerdinglaan) en Nagelenburg I (tussen Hendrikstraat en Burgemeester Stemerdinglaan) gerealiseerd. Verder ontstonden nieuwbouwwijken nabij de Kromwegesingel, Zeewijksingel en ten westen van de Braamstraat. De woningbouw in uitbreidingsplan Nagelenburg II (ten noordoosten van de Burgemeester Stemerdinglaan) kwam voor het grootste deel tot stand in de periode De wijk Schoonenburg- West werd ontwikkeld in en Schoonenburg-Oost in Aan de zuidkant van Oost-Souburg werden rond 1971 de eerste woningen opgeleverd ten zuiden van de Zeewijksingel. Verdere nieuwbouw vond in 1986 plaats ten zuiden van de Zuiderzeestraat. Bkk gemeente Vlissingen 13/43 Eindrapport, 30 juli 2013

18 Aan de noordkant van West-Souburg werd in 1916 de wijk Tuindorp aangelegd met 86 arbeiderswoningen. Dit complex is in 1974 gesloopt. Afgezien van kleinschalige bedrijvigheid hebben in Oost- en West-Souburg geen industriële activiteiten plaatsgevonden. Het bedrijfsterrein Vrijburg ten noorden van West-Souburg is in de jaren 90 van de vorige eeuw ontwikkeld. Groot Abeele is een oude heerlijkheid waar in de afgelopen eeuw vrijwel geen uitbreiding heeft plaatsgevonden. Ook het dorp Ritthem is in de afgelopen eeuw nauwelijks uitgebreid. 3.5 Ophooglagen Bijlage 3 bevat een kaart met grootschalig opgehoogde gebieden binnen de gemeente Vlissingen. De oude binnenstad van Vlissingen en het oude centrum van Oost-Souburg zijn in de loop der eeuwen opgehoogd. Na de opheffing van de vesting in 1867 zijn de Binnenvest en Buitenvest gedempt. Op een oude bestektekening van de gemeente is te zien dat in dit gebied tussen 1906 en 1921 verschillende ophogingen met zand hebben plaatsgevonden. Hierbij zijn niet alleen de vroegere vesten gedempt en opgehoogd, maar heeft ook ter plaatse van het voormalige glacis ophoging met zand plaatsgevonden. De omgeving tussen de Verkuijl Quakkelaarstraat en de Kasteelstraat is opgehoogd in De omgeving van de Dokter Stavermanstraat is opgehoogd met zand in Het gedeelte van de Buitenvest ten oosten van de Scheldestraat is in 1921 opgehoogd met zand. Op oude foto s zijn buizen zichtbaar, waarmee zeezand is opgespoten. Tussen de Singel, Scheldestraat en Paul Krugerstraat ligt een vuilnisstort uit De haventerreinen rondom de Binnenhaven en Buitenhaven zijn eveneens opgespoten met zand. Het Vlissingse deel van het industrieterrein Vlissingen-Oost is vanaf de jaren 60 geheel opgehoogd met zeezand. Het bedrijfsterrein Baskenburg is in de jaren 70 van de vorige eeuw opgehoogd. Deze ophooglaag bestaat gedeeltelijk uit puin. In de gemeente liggen verschillende voormalige stortplaatsen. Zo is een voormalige tankgracht tussen de Poortersweg en Bermweg opgevuld met afval en puin. Bkk gemeente Vlissingen 14/43 Eindrapport, 30 juli 2013

19 3.6 Voormalige boomgaarden In de periode werd veel DDT toegepast in de fruitteelt. Hierdoor worden in (voormalige) boomgaarden regelmatig verhoogde concentraties DDT gemeten, soms zelfs tot boven de interventiewaarde. De piek van het DDT-gebruik lag in de periode (lit. 20). DDT werd geïntroduceerd na de tweede wereldoorlog. De intensiteit van de toepassing van DDT was het hoogst in de periode In de periode werd in de fruitteelt twee keer zo veel DDT toegepast als in de periode Vanaf 1960 daalde de toepassing van DDT verder. Als gevolg van de toepassing van DDT nam namelijk de fruitspint toe, doordat DDT ook nuttige insecten en roofmijten doodde. Daarnaast kwamen andere middelen zoals azinfos-methyl op de markt, die een betere bescherming tegen bladrollers en fruitrot gaven. In 1973 werd de toepassing van DDT in Nederland verboden. Verspreid over de gemeente Vlissingen ligt een aantal voormalige boomgaarden uit de periode Deze zijn in bijlage 4 in kaart gebracht op basis van topografische kaarten uit verschillende jaren (jaren van verkenning 1936, 1960, 1970 en 1980). In totaal beslaan deze boomgaarden ca. 2% van het gemeentelijk grondgebied. Deze voormalige boomgaarden vormen verdachte locaties en zijn niet als aparte zones opgenomen in de bodemkwaliteitskaart. Bkk gemeente Vlissingen 15/43 Eindrapport, 30 juli 2013

20 Bkk gemeente Vlissingen 16/43 Eindrapport, 30 juli 2013

21 4 VERANTWOORDING DATASET BODEMANALYSES 4.1 Gegevens uit Bis4all, met enkele aanvullingen De gemeente Vlissingen administreert alle bij haar aanwezige bodemonderzoeken in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem Bis4all. Het project is gestart op basis van de dataset zoals die op 29 april 2011 in Bis4all was opgenomen (invoer tot en met projectnummer 3827). Op deze dataset is een aantal controles uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan zijn enkele bodemrapporten uit het archief gehaald om analysegegevens te controleren en eventueel te corrigeren cq. aan te vullen danwel de representativiteit van de gegevens voor de bodemkwaliteitskaart na te gaan. In 2009 zijn in het buitengebied van heel Walcheren aanvullende boringen verricht om gegevens te verzamelen van het gewijzigde stoffenpakket uit NEN5740. Aanvullend zijn de analysegegevens van 4 boven- en 4 ondergrondmonsters binnen de gemeente Vlissingen uit dit onderzoek toegevoegd aan de dataset. Verder zijn vanwege het gewijzigde stoffenpakket voor het industrieterrein Vlissingen-Oost gegevens verzameld uit bodemonderzoeken die Zeeland-Seaports heeft laten uitvoeren, vooruitlopend op de invoer van deze rapporten in de gemeentelijke bodeminformatiesystemen van de gemeentes Vlissingen en Borsele. Voor PAK (10 van VROM) is uitgegaan van de somwaarde zoals ingevoerd in Bis4all. Voor 174 monsters ontbrak deze somparameter in de dataset maar kon deze som worden bepaald op basis van de voor de individuele PAK ingevoerde waarden. Analysegegevens kunnen alleen worden meegerekend voor de bodemkwaliteitskaart voorzover de ligging van het onderzoek bekend is (x- en y-coördinaten) alsmede het dieptetraject waarover het monster genomen is. Voor de ligging van de monsters is uitgegaan van de rapportcontour, danwel wanneer deze niet beschikbaar is de locatiecontour. Voor een vijftal niet in Bis4all ingetekende rapporten is uitgegaan van de x- en y-coördinaten zoals in Bis4all ingevoerd bij het betreffende project. 4.2 Gemeten en geschatte waarden voor lutum en organische stof In de dataset zijn voor vrijwel alle geanalyseerde monsters tevens waarden voor lutum en organische stof ingevoerd. Bij een deel van de monsters betreft dit echter geschatte waarden, aangezien bij veel onderzoeken meerdere monsters dezelfde waarden hebben voor lutum en organische stof. In het gemeentelijk BIS is niet gemarkeerd welke waarden gemeten danwel geschat zijn. Indien bij een bodemonderzoek meermaals dezelfde waarden zijn ingevoerd voor lutum en organische stof is aangenomen dat dit deels geschatte waarden betreft. Dit betekent, dat wanneer in één bodemonderzoek meerdere keren dezelfde waarden voor lutum en organische stof bij bovengrondmonsters zijn ingevoerd, deze waarden slechts 1 x zijn meegerekend. Hetzelfde geldt voor de ondergrond. Op deze wijze zijn voor 1243 grondmonsters uit 229 bodemrapporten de ingevoerde lutumen organische stof percentages buiten beschouwing gelaten. Bkk gemeente Vlissingen 17/43 Eindrapport, 30 juli 2013

22 4.3 Representatieve gegevens voor de bodemkwaliteitskaart Bijlage 5 bevat een overzicht van niet representatieve rapporten / analyses, die als zodanig niet zijn meegerekend in de bodemkwaliteitskaart. In beginsel zijn afwijkende, hogere concentraties alleen buiten de dataset gelaten voorzover deze kunnen worden verklaard door een lokaal afwijkende situatie. In de dataset is specifiek gezocht naar monsteromschrijvingen zoals puin, asfalt of slib. Verder is gezocht naar het woord stort in de tabel Bos_project met algemene gegevens en conclusies van rapporten. Dergelijke omschrijvingen duiden op niet representatieve monsters die als zodanig buiten de dataset voor de zoneringsberekeningen worden gelaten. Daarnaast zijn analyseresultaten van de volgende onderzoekstypes 3 standaard buiten beschouwing gelaten (voorzover analysegegevens bij deze rapporten zijn ingevoerd): - Saneringsonderzoeken (SO) - saneringsplannen (SP) - saneringsevaluaties (SE) De dataset bevat 1204 monsters die alleen op minerale olie en niet op andere stoffen geanalyseerd zijn. Regelmatig betreft dit analyses van lokale olieverontreinigingen. In ieder geval betreft dit nagenoeg altijd analyses van monsters die zijn genomen op plaatsen die verdacht zijn voor verontreiniging met minerale olie. Om deze reden is ervoor gekozen om geen van deze 1204 monsters mee te nemen, ongeacht of het een mengmonster of separaat monster betreft en ongeacht de gemeten concentratie. In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is o.a. opgenomen, dat duidelijk moet zijn of er sprake is van individueel geanalyseerde monsters of dat er sprake is van mengmonsters. In het laatste geval moet bekend zijn hoeveel grepen in dat mengmonster zijn samengevoegd en welk bodemvolume door het mengmonster wordt gerepresenteerd. In het gemeentelijk BIS zijn zowel individuele monsters als mengmonsters ingevoerd. In het laatste geval is veelal ook aangegeven uit hoeveel deelmonsters dit mengmonster bestaat. Voor het opstellen van de bodemkwaliteitskaart is geen onderscheid gemaakt in meetwaarden afkomstig van individuele monsters danwel mengmonsters, aangezien dit hooguit een verwaarloosbaar verschil op zou leveren. Wel is voor sommige locaties besloten om individuele monsters als niet representatief te beschouwen, wanneer het een uitsplitsing van een eerder geanalyseerd mengmonster of de uitkartering van een lokale verontreiniging betreft. Wanneer deze wel worden meegerekend zouden de gegevens van een lokale verontreiniging de berekeningen onevenredig beïnvloeden. Voor detailinformatie over de onderliggende onderzoeksgegevens, zoals samenstelling van mengmonsters en eventuele monstervoorbehandeling wordt verwezen naar de rapporten van de betreffende bodemonderzoeken (zoals aanwezig in het archief van de gemeente) en de in deze onderzoeken gehanteerde protocollen. Voor de statistische berekeningen is deze informatie verder niet relevant. Uiteindelijk is de kwaliteit van de gezoneerde gebieden vastgesteld op basis van de analyseresultaten van 1784 bovengrondmonsters (0-0,5 m-mv) en de analyseresultaten van 1763 ondergrondmonsters (0,5-2,0 m-mv), afkomstig uit 659 bodemrapporten. 3 Onderzoekstypes zoals ingevoerd in Bis4All Bkk gemeente Vlissingen 18/43 Eindrapport, 30 juli 2013

23 Ca. 30% van de voor de bodemkwaliteitskaart gebruikte gegevens is afkomstig uit rapporten ouder dan en ca. 4% van de gegevens is ouder dan Er is verder geen onderscheid gemaakt op basis van de ouderdom van gegevens. Wel blijken sommige oude rapporten niet bruikbaar vanwege hoge detectiegrenzen of monstername over het dieptetraject 0-1,5 m-mv waardoor geen goed onderscheid kan worden gemaakt tussen bovengrond en ondergrond. In de praktijk blijkt er bij bodemkwaliteitskaarten geen onderscheid te maken op basis van ouderdom van gegevens. Een uitzondering hierop betreft de situatie van recent opgehoogde gebieden waar de kwaliteit van het vroegere maaiveld afwijkt van het ophoogmateriaal. In dat geval is het van belang of het onderzoek is uitgevoerd vóór of na ophoging. Dergelijke situaties komen in de gemeente Vlissingen echter niet voor. Bkk gemeente Vlissingen 19/43 Eindrapport, 30 juli 2013

24 Bkk gemeente Vlissingen 20/43 Eindrapport, 30 juli 2013

25 5 ZONE-INDELING EN STATISTIEK 5.1 Normering en klasse-indeling volgens Besluit bodemkwaliteit Introductie In het Besluit bodemkwaliteit zijn de streefwaarden vervangen door de landelijke Achtergrondwaarden. Deze gelden voortaan als toetsingskader om te bepalen of grond schoon is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de achtergrondwaarden. Voor sommige stoffen zijn de achtergrondwaarden lager dan de streefwaarde, voor andere zijn ze juist hoger. De achtergrondwaarden zijn in de Nota van Toelichting van het Besluit bodemkwaliteit omschreven als: Landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit die de grens vormen aan wat in het dagelijks gebruik <<schone grond en bagger>> wordt genoemd. De achtergrondwaarden zijn gebaseerd op het AW2000-bestand: een landelijk bestand met 100 meetlocaties in natuur- en landbouwgebieden, waarin naar verwachting een niet meer dan normale diffuse achtergrondbelasting uit antropogene en natuurlijke bronnen aanwezig wordt geacht. Daarmee zijn de achtergrondwaarden beleidsmatig anders geformuleerd dan de vroegere streefwaarden. De streefwaarden gingen uit van de gehaltes zoals die in een onbelaste Nederlandse bodem van nature voorkomen. De achtergrondwaarden houden er rekening mee, dat de gehaltes in de bodem in grote delen van Nederland diffuus beïnvloed zijn door menselijke activiteiten. Met name voor bestrijdingsmiddelen zoals DDD, DDE, DDT en drins heeft dit tot geleid tot hogere achtergrondwaarden dan de vroegere streefwaarde. Het Besluit bodemkwaliteit relateert het beleid voor het toepassen van grond en bagger aan de functie van de bodem. Daartoe zijn de bodemfunctieklasses wonen en industrie geïntroduceerd, met bijbehorende maximale waarden. Deze maximale waarden voor de verschillende stoffen zijn samen met de achtergrondwaarden te vinden in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Conform de Regeling bodemkwaliteit zijn de rekenkundig gemiddeldes van de verschillende zones in deze bodemkwaliteitskaart getoetst aan de Achtergrondwaarde, Max WONEN en Max INDUSTRIE. Op basis van deze toetsing zijn de zones ingedeeld in de kwaliteitsklasse achtergrondwaarde, wonen of industrie (danwel voldoet niet aan bodemkwaliteitsklasse industrie). Voor het samenvoegen van verschillende deelgebieden tot dezelfde zone is deze klasse-indeling ook bepalend. Bkk gemeente Vlissingen 21/43 Eindrapport, 30 juli 2013

26 Toetsingsregels In de Regeling bodemkwaliteit zijn voor de Achtergrondwaarden en de Maximale waarden voor wonen (Max WONEN ) toetsingsregels opgenomen, waarbij een beperkt aantal stoffen in geringe mate de norm mag overschrijden. Deze toetsingsregels zijn afhankelijk gesteld van het aantal geanalyseerde stoffen. Voor de Maximale waarde voor industrie (Max INDUSTRIE ) geldt geen toetsingsregel. Toetsingsregel voor de achtergrondwaarde (bij 7 t/m 15 parameters) 4 : Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan de Achtergrondwaarde, mits niet hoger dan 2 x Achtergrondwaarde en niet hoger dan Max WONEN Toetsingsregel voor Max WONEN (bij 7 t/m 15 parameters): Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan Max WONEN, mits niet hoger dan Max WONEN + Achtergrondwaarde en niet hoger dan Max INDUSTRIE De toetsingsregel voor Max WONEN geldt alleen voor het bepalen van de toepassingseis van de ontvangende bodem. In bijlage 6 van dit rapport zijn de Achtergrondwaarde, Max WONEN en Max INDUSTRIE vermeld met de bovengrens van voornoemde toetsingsregels voor de in deze bodemkwaliteitskaart gehanteerde stoffen. Generiek en gebiedsspecifiek beleid uit Besluit bodemkwaliteit Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen: - Generiek beleid - Gebiedsspecifiek beleid In het Besluit bodemkwaliteit is het beleid voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk gesteld van zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. De strengste is daarbij (in het generieke beleid) maatgevend. Voorbeeld 1: Wanneer de bodemkwaliteit van een industrieterrein voldoet aan de achtergrondwaarde, dan geldt als toepassingseis dat de toe te passen grond ook aan de achtergrondwaarde dient te voldoen. Voorbeeld 2: Wanneer de bodemkwaliteit van een oude dorpskern niet voldoet aan Max WONEN, (maar bijv. wel aan Max INDUSTRIE ), dan geldt als toepassingseis Max WONEN. Hierboven is de situatie beschreven zoals die geldt in het generieke beleid. Binnen bepaalde grenzen en randvoorwaarden mogen gemeentes besluiten om hiervan af te wijken en voor een deel van hun grondgebied een strenger of juist minder streng beleid te voeren. De gemeenteraad stelt dan lokale maximale waarden vast. In dat geval spreekt het Besluit bodemkwaliteit van gebiedsspecifiek beleid. 4 Voor nikkel en PCB s geldt een afwijkende regel. Voor nikkel en PCB s geldt als bovengrens van de toetsingsregel 2 x Achtergrondwaarde en niet de lagere Max WONEN Bkk gemeente Vlissingen 22/43 Eindrapport, 30 juli 2013

27 5.2 Zones in de bodemkwaliteitskaart De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Vlissingen is opgenomen in bijlage 21 (begrenzing van de zones) en bijlage 22 (kwaliteitsklasse bovengrond). Laatstgenoemde kaart wordt ook wel aangeduid als de ontgravingskaart. In de Nota bodembeheer zijn de randvoorwaarden beschreven voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) voor de kwaliteit van vrijkomende grond. In de Nota bodembeheer is onder andere afhankelijk van de zone- aanvullend onderzoek voorgeschreven om te verifiëren of de op een locatie vrijkomende partij grond voldoet aan de zonekwaliteit zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. De landbodem van de gemeente Vlissingen is (op basis van statistische bewerkingen en interpretatie van het ruimtelijke patroon van waarnemingen) ingedeeld in de volgende zones: Zone A: Buitengebied en wijken Vlissingen vanaf 1960 Kwaliteitsklasse Bovengrond (0-0,5 m-mv) Achtergrondwaarde Kwaliteitsklasse Ondergrond (0,5-2,0 m-mv) Achtergrondwaarde B: Woonwijken Oost Souburg Wonen Wonen C: Wijken tussen Singel en Sloeweg + lintbebouwing Gerbrandystraat Wonen Achtergrondwaarde D: Binnenstad Vlissingen binnen Singel Industrie Industrie E: Overige vooroorlogse kernen Industrie Industrie F: Industrieterrein Vlissingen-Oost Achtergrondwaarde Achtergrondwaarde G: Bedrijfsterrein Poortersweg Industrie Wonen H: Industrie Binnenhaven en Buitenhaven (*) Voldoet niet aan klasse industrie Voldoet niet aan klasse industrie I: Scheldeterrein (*) Voldoet niet aan klasse industrie Voldoet niet aan klasse industrie J: Bedrijfsterrein Baskenburg (*) Voldoet niet aan klasse Industrie industrie K: Industrieterrein Zalco (*) Industrie Industrie (*) Voor de zones H t/m K geldt de bodemkwaliteitskaart niet als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de vrijkomende grond. In deze zones dient de bodemkwaliteitskaart alleen voor het vaststellen van de toepassingseis volgens generiek beleid. Op basis van de beschikbare analyseresultaten is voor deze zones een aantal statistische kengetallen berekend (diverse percentielwaarden, gemiddelde, lognormaal gemiddelde). De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 7 t/m 18. De kengetallen zijn apart berekend voor de bovengrond (0-0,5 m-mv) en voor de ondergrond (0,5-2,0 m-mv). Voor het berekenen van het gemiddelde en het lognormaal gemiddelde zijn meetwaarden lager dan de detectiegrens vervangen door 0,7 x detectiegrens. De achtergrondwaarden en de maximale waarden voor wonen en industrie zijn voor veel stoffen afhankelijk van het bodemtype (percentages lutum en organische stof). Om de getallen gemakkelijk met elkaar te kunnen vergelijken, zijn alle statistische kentallen omgerekend naar standaardbodem (lutum=25%, humus=10%). Vermenigvuldiging van het kental met de waarde uit de kolom bodemtypecorrectie geeft het oorspronkelijke kengetal. Bkk gemeente Vlissingen 23/43 Eindrapport, 30 juli 2013

28 Oppervlakte en aantal representatieve waarnemingen per zone: Zone A: Buitengebied en wijken Vlissingen vanaf 1960 B: Woonwijken Oost Souburg Oppervlakte Bovengrond (0-0,5 m-mv) Ondergrond (0,5-2,0 m-mv) Aantal Per km 2 Aantal Per km 2 19,27 km ,0 / km ,2 / km 2 1,31 km ,6 / km ,2 / km 2 C: Wijken tussen Singel en Sloeweg + lintbebouwing Gerbrandystraat 2,28 km ,5 / km ,5 / km 2 D: Binnenstad Vlissingen binnen Singel 1,12 km ,4 / km ,4 / km 2 E: Overige vooroorlogse kernen 0,82 km ,4 / km ,2 / km 2 F: Industrieterrein Vlissingen-Oost 6,13 km ,4 / km ,4 / km 2 G: Bedrijfsterrein Poortersweg 0,76 km ,5 / km ,0 / km 2 H: Industrie Binnenhaven en Buitenhaven 1,11 km ,2 / km ,9 / km 2 I: Scheldeterrein 0,42 km ,4 / km ,0 / km 2 J: Bedrijfsterrein Baskenburg 0,40 km ,4 / km ,1 / km 2 K: Industrieterrein Zalco 0,55 km ,9 / km ,5 / km 2 Het aantal waarnemingen verschilt per parameter. In bovenstaande tabel is uitgegaan van het aantal waarnemingen voor PAK. In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart naast het gemiddelde tevens de betrouwbaarheidsintervallen van het gemiddelde dienen te worden vermeld. Ter voldoening hieraan zijn deze opgenomen in bijlage 18. Bkk gemeente Vlissingen 24/43 Eindrapport, 30 juli 2013

29 5.3 Nadere toelichting op de zone-indeling De indeling in zones is met name gebaseerd op: - ouderdom van bebouwing, met name het onderscheid tussen vooroorlogse en naoorlogse wijken - bedrijfsterreinen - aanwezigheid van ophooglagen (deels samenvallend met voornoemde kenmerken) Naast het berekenen van statistische kengetallen zijn bij de interpretatie van de gegevens de geanalyseerde monsters ook afzonderlijk getoetst. Deze toetsing heeft mede een rol gespeeld bij de keuze welke deelgebieden worden samengevoegd tot één zone. Zone A: Buitengebied en wijken Vlissingen vanaf 1960 (bijlage 7) In deze zone zijn de naoorlogse wijken van Vlissingen ten noorden van de Sloeweg samengevoegd met het buitengebied. De bovengrond en ondergrond voldoen in deze zone gemiddeld aan de Achtergrondwaarde. De gegevens van de wijken uit de periode zijn eerst afzonderlijk bekeken. In zowel Paauwenburg (N=23) als West-Souburg / Westerzicht (N=18) bleek de bovengrond gemiddeld aan de Achtergrondwaarde te voldoen. In de wijk Bossenburgh zijn 5 analyses van de bovengrond beschikbaar. Afzonderlijk getoetst voldoen deze alle vijf aan de Achtergrondwaarde. Voor het in de jaren 90 in gebruik genomen bedrijfsterrein Vrijburg geldt hetzelfde. Dit recente bedrijfsterrein voldoet gemiddeld aan de Achtergrondwaarde, zodat dit is samengevoegd binnen de zone A: Buitengebied en wijken Vlissingen vanaf Binnen deze zone ligt een gedeelte van het vroegere vliegveld. Uit de gegevens blijkt geen sprake te zijn van een diffuse verontreiniging ter plaatse van het vroegere vliegveld. Wel kunnen bepaalde deellocaties verdacht zijn voor bodemverontreiniging, maar dit betreffen lokaal afwijkende situaties. Zone B: Woonwijken Oost-Souburg (bijlage 8) Een aanzienlijk deel van de gegevens in Oost-Souburg is afkomstig uit cunetonderzoeken. Zo is de helft van de bovengrondanalyses in de wijken uit de periode afkomstig uit cunetonderzoeken. Afzonderlijk getoetst voldoet bijna 90% van de bovengrondmonsters uit cunetonderzoeken in de wijken uit de periode en de periode aan de Achtergrondwaarde. Voor de overige onderzoeken betreft dit respectievelijk 50% en 60% van de bovengrondmonsters. Met andere woorden: de wegcunetten in de naoorlogse wijken van Oost-Souburg zijn in het algemeen schoner dan de rest van de wijk. In bijlage 8 zijn zowel de cunetonderzoeken als de overige bodemonderzoeken meegerekend. Ook met inbegrip van de cunetonderzoeken voldoet deze zone gemiddeld net niet aan de Achtergrondwaarde, waardoor zowel de boven- als ondergrond gemiddeld in klasse wonen vallen. Bkk gemeente Vlissingen 25/43 Eindrapport, 30 juli 2013