2. Paderborn (D.), Kaiserpfalz. Venster in onderverdieping, 9de eeuw. Foto G. Berends.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2. Paderborn (D.), Kaiserpfalz. Venster in onderverdieping, 9de eeuw. Foto G. Berends."

Transcriptie

1 Venster UDC Window RVblad 01-1 Stenen vensters Windows of stone and brick Dr. ing. H.Janse Inleiding In dit artikel worden de vensters behandeld, die in de buitenmuren van burgerlijke en andere niet-sacrale ruimten zijn aangebracht. Voor kerkvensters zie RVbladen Venster, kerk-. Bij vensters in stenen muren, waarin geen houten kozijn is aangebracht, werden de draaiende delen (meestal de luiken) en sedert de 13de eeuw het glas-in-lood direct in de steenconstructie bevestigd. Als er een onderverdeling in een kozijnloos venster is, werd ook dat in steen uitgevoerd. Dat kan zowel baksteen als natuursteen zijn. Terminologie Een venster is een opening in een muur van een gebouw om er licht of lucht binnen te laten. De verdeling van dat venster kan in hout zijn uitgevoerd. Er is dan een houten raamwerk, dat steun verleent aan het omringende m.etselwerk of waarbij het omringende houtwerk aansluit. 1. Arnhem, Presickhaeffs huis, Kerkstraat 19, 15de eeuw. Foto Politiefotograaf Arnhem 2. Paderborn (D.), Kaiserpfalz. Venster in onderverdieping, 9de eeuw. Foto G. Berends. Dat raamwerk wordt kozen genoemd. Zie RVbladen Kozijn, raam-. In oude bronnen wordt het woord venster ook gebruikt in de betekenis van luik. In die zin komt ook glasvenster voor als draaiend houten raam, waarin glas is aangebracht. 1. Vensters zonder glas In de meest primitieve gebouwen op het platteland is de lichtopening zonder enige afsluiting vanaf de oudste tijden tot in de 19de eeuw gebruikelijk geweest voor ruimten, waarin mensen en dieren verbleven. Eenvoudige vensters, die bijvoorbeeld toegang geven tot zolderruimten, werden doorgaans alleen voorzien van een luik, waarin een gaatje is gemaakt om enig licht in de ruimte te geven afb. 1. Voor zeer vroege stenen bouwwerken zullen wij onze voorbeelden in het buitenland moeten zoeken. In de resten van de 9de-eeuwse Kaizerpfalz in Paderborn (D.) zijn in de benedenruimte kleine lichtopeningen, die gevormd worden door aan de bovenzijde ronde twee sleuven, die naast elkaar in een plaat natuursteen 3. Deventer, Sandrasteeg 8, deelzuiltje van venster, 12de eeuw. Foto 1958 RDMZ, G. Th. Delemarre. zijn gehakt afb. 2. Er was waarschijnlijk geen afdichting in deze openingen aangebracht. Nederland is arm aan woonhuizen uit de romaanse periode. In één ervan, het 12de-eeuwse huis in de Sandrasteeg te Deventer, nog RDMZ RV 1990/18-23

2 I Venster geheel opgetrokken in tufsteen en trachiet, zijn fragmenten van deelzuil-vensters, die werden overspannen door twee boogjes, samengevat onder één ontlastingsboog afb. 3. Vergelijking met dergelijke vensters in het buitenland leert, dat de Deventer vensters behoren tot het toen gebruikelijke type. Het was de bouwers in die tijd niet mogelijk een overspanning voor een opening te maken, die een maat van meer dan ongeveer 60 cm in de dag had. Een natuurstenen latei kon zonder hulpmiddelen ook niet veel meer overspannen. Natuursteen kan immers geen trekkrachten verdragen, zodat de latei bij grote belastingen van onder uit zou breken. Een boog van de voor muurwerk tot omstreeks 1200 gebruikelijke tufsteen kon ook geen grotere opening overspannen, omdat het materiaal niet in grote stukken te verkrijgen was en ook geen grote druk kon opnemen. Een latei en bogen boven vensteropeningen werden overspannen door een ontlastingsboog. Een dergelijke opening werd afgesloten door een luik aan de binnen- of buitenzijde. Als de luiken gesloten waren, kon er alleen nog maar daglicht toetreden door smalle lichtsleuven. Wanneer het venster breder moest zijn, werden er één of meer tussensteunpunten gemaakt om de last van het bovenliggende metselwerk mede te dragen. Meestal heeft een dergelijke steunpunt de vorm van een losstaand zuiltje, voorzien van een kapiteel en een basement, het zogenoemde deelzuiltje. Dat staat onder een latei, die beide openingen overspant, of onder twee boogjes. De opening kon aan de binnenzijde worden afgesloten door twee luiken. Overspannen door een latei komen zulke vensters onder meer voor aan een 12de-eeuws pand in de Rue Barre Saint Brute in Doornik en aan het Stapelhuis aan de Graslei in Gent en het Sint Janshospitaal te Brugge, alle daterend uit de 13de eeuw. 4. s-gravenhage, Grafelqk Hof, Rolzaal, 13de eeuw. Reproduktie van foto ca Als er twee boogjes zijn, kon het bovenste deel van de openingen, dat door de luiken vrijgelaten werd, voorzien worden van glas-in-lood. Dat hing aan de onderzijde vrij. Zo kon er, als de luiken gesloten waren, toch nog enig licht in de ruimte toetreden. Toen baksteen zijn intrede deed in de vaderlandse bouwkunde bleef het venster met deelzuiltje nog enige tijd in gebruik, in het westen tot ver in de 13de eeuw. Aan het Grafelijk Hof in Den Haag heeft het gedeelte achter de zogenoemde Ridderzaal of Grote Zaal, thans als Rolzaal bekend, vensteropeningen met een deelzuiltje en ieder vak afgedekt met een spitsboogje, tezamen gevat onder een halfcirkelvormige ontlastingsboog afb. 4. Lager is een verdieping, waarin het deelzuiltje een natuurstenen latei draagt. Hier werd in een vroeg stadium al sterk gerestaureerd, zodat de vormen niet meer betrouwbaar zijn. Het slot Teylingen bij Sassenheim (Z.H.) heeft een bakstenen RVblad 01-2 woongebouw, dat in de eerste helft van de 13de eeuw binnen de ringmuur is opgetrokken. In die woontoren zijn in de oostwand van de tweede bouwlaag tweedelige vensters bewaard gebleven met nagenoeg halfronde boogjes, gemetseld van bakstenen op hun plat afb. 5 en 6. Het deelzuiltje is hier een bakstenen post. De beide openingen zijn nog geen 60 cm breed. Aan de buitenzijde is rondom het hele venster een rechthoekig vlak, dat enige centimeters terug ligt. Hierin hebben zich de luiken in geopende toestand bevonden. De vensters sloten rechthoekige openingen af, die van de vloer tot vrijwel aan de bovenzijde van de ruimte doorlopen en door een flauwe gemetselde segmentboog worden afgesloten. Een vensteropening heeft aan een zijde een bankvormige vernauwing. Dit is de eerste keer, dat een vensterbank wordt waargenomen, een element, dat in de middeleeuwse kastelenbouw veelvuldig is toegepast. Men 5. Slot Teylingen, gem. Voorhout (Z.H.), exterieur, 13de eeuw. Foto 1933 RDMZ, J. Antonietti.

3 Venster RVblad 01-3 kon aan het open venster zitten en over het omringende land uitzien. 6. Slot Teylingen, binnenzijde stookplaats en vensters, 13de eeuw. Foto 1933 RDMZ, J. Antonietti. De derde en vierde bouwlaag van Teylingen hebben vensters gehad zonder deelzuiltje. De openingen konden worden gesloten met een los luik, dat men aan de binnenzijde voor de opening zette en vastklemde met een houten sluitboom, die aan een zijde in een horizontale sleuf in het metselwerk kon worden geschoven en in gesloten toestand aan de andere kant van de vensternis in een uitgespaard gat schoof afb. 5 en 6. Dergelijke vensteropeningen zijn ook aangetroffen in het vroeg-14de-eeuwse restant van het Huis te Sabbinge in Zeelandz. De sluitboomkokers waren hier omgeven door vier eiken planken, die tijdens de bouw waren ingemetseld. In de buitenmuren waren ook een aantal kijk- en lichtspleten opgenomen, die de ruimte verlichtten als de luiken gesloten waren (DOCblad Verdedigingsopening 01). Op het eiland Schouwen staat het 13de-eeuwse slot Haamstede. De ridderzaal had aan beide lange zijden drie vensteropeningen. Aan binnen zijn zij gevat in taps toelopende nissen, waarin een vensteropening is, gesloten met een luik, dat naar binnen draait, hetgeen in het zeeklimaat geen waterdichte afdichting garandeert. Het luik sluit één steen van de buitenzijde tegen een opening van 150 x 64 cm, afgedekt met een segmentboogje afb. 7. Als de luiken gesloten waren trad er alleen aan de oostzijde licht binnen in de ruimte door twee niet af te sluiten lichtspleten aan weerszijden van de ingang. De ruimte boven de ridderzaal had aan alle kanten vensters, drie in beide lange wanden een in de westmuur en twee aan de oostzijde, wederom aan beide kanten van de ingang. Deze vensters waren heel anders van 7. Haamstede (Z.), venster hoofdverdieping binnen en buiten, 13de eeuw. Foto 1970 RDMZ, H. Janse. RDMZ RV 1990/18-24

4 Venster vorm dan die van de lager gelegen zaal. Zij waren geplaatst in nissen met loodrecht op het gevelvlak staande zijkanten en twee met een houten plaat afgedekte vensterbanken, die verwantschap tonen met de vensters van Teylingen. De nissen werden overspannen door segmentbogen. De openingen waren 1,70 x 1,lO m. Zij konden worden afgesloten met twee naar binnen draaiende luiken. De duimen, waarop de ijzeren gehengen van de luiken draaiden, waren gevat in houten klosjes in het muurwerk. Meestal zijn die duimen opgenomen in natuurstenen blokjes, maar er komt aan het hele gebouw geen natuursteen voor. Daarom zal men hout gekozen hebbenz. Ook in Haarlem werden in een 14de-eeuwse gevel in de Bank van Lening houten duimblokjes gevonden. In de toren van de Hervormde kerk te Oudewater, daterend van omstreeks 1300, zijn in de ruimte boven het overwelfde toegangsportaal aan vier zijden openingen, die met een luik gesloten kunnen worden. Bij de drie vensters, die in de noord-, west-, en zuidgevel van de toren zitten, is aan weerszijden een vensterbank, waartussen onder het luik een lichtspleet is gemaakt (DOCblad Venster 03-2). Het vierde venster zag uit in de kerkruimte en heeft geen lichtspleet (DOCblad Venster 03-3). Welke functie deze torenruimte heeft gehad is niet bekend5. Bij minder representatieve ruimten, zoals bijvoorbeeld het Sint Janshospitaal te Brugge, werden nog in het begin van de 14de eeuw enkelvoudige spitsboogvormige vensters gemaakt, waarin het boogveld met glas-in-lood gevuld was en het rechthoekige deel met een luik gesloten kan worden6. 2. Natuurstenen kruisvensters In de tweede helft van de 13de eeuw schijnen zich in het westen van de Nederlanden de kruisvensters te ontwikkelen uit het 8. Bergen op Zoom, Gevangenpoort, stadzijde, midden 14de eeuw. Foto 1959 RDMZ, G. Th. Delemarre. romaanse venster met deelzuil. Wij spraken erover, dat er in sommige gevallen in het bovenste gedeelte van de beide openingen een paneel van glas-in-lood werd gehangen. Een stap verder is, dat men dat paneel ook aan de onderzijde steunde met een natuurstenen band. Op deze wijze ontstond het kruisvenster. In 1376 werd de eerste steen van het stadhuis van Brugge (B.) gelegd. Op de begane grond zijn kruisvensters van een vorm, zoals die in de Zuidelijke Nederlanden veelvuldig voorkomen, logisch ontwikkeld uit voorgaande vormen. De glasvakken bovenin zijn klein ten opzichte van de luikopeningen onder. In het bestek uit 1400, dat de bouw regelde van de Katalijnepoort, de Gentpoort en de Kruispoort te Brugge, staat geschreven: Eerst, zo zullen de cupen (de ronde verdedigingstorens) bliven upgaende zeven voeten dicke met veinstren ende reyghieren (licht- of kijkspleten).. de zalen... met viere dornixschen veinstren gecleet met sambranden (afgeleid van het Franse chambrande, hetgeen ongeveer omlijsting betekent). De vensters bleven behouden en tonen een natuurstenen kruisvenster, waarvan de horizontale scheidingsband, het kalf, ver boven het midden ligt. De benaming Doorniks venster wijst RVblad 01-4 op een mogelijke verspreiding vanuit de Doornikse steengroeven en steenhouwerswerkplaatsen, die in een eerder stadium ook van belang waren voor de verspreiding van de zogenoemde Scheldegotiek. Ook op andere plaatsen in Vlaanderen en zuidwestelijk Nederland bleven oorspronkelijke vensters bewaard met zeer hoog geplaatste kalven en een glasvak erboven afb. 8. Bij moderniseringen in westelijk Nederland stond het Hollandse grafelijke hof natuurlijk vooraan. In 1397, toen Albrecht van Beieren aan de macht was, werden de bakstenen vensters van de Grote Zaal in Den Haag door Meyster Engebrecht, de maetselaer van HarmlP (Engebrecht van Nijvel, stadsmetselaar van Haarlem7) vervangen door veynstren in drakenvelts stem!. Wij moeten aannemen, dat het hier om kruisvensters in trachiet gaat. Na de restauratie van het stadhuis van Sluis (Z. Vl.) in 1894 werd in 1899 een huis tegen de noordgevel bij de toren gesloopt. Daarbij kwamen twee vensters tevoorschijn, die met een segmentboog 9. Sluis, stadhuis, gereconstrueerde zesdelige vensters, eind 14de eeuw. Foto 1961 RDMZ, G.Th. Delemarre.

5 Venster waren gedekt en die men in de juiste vorm herstelde. De vensters waren zeer hoog en hadden twee kalven afb. 9. Dezelfde venstervorm komt onder meer ook veel verder naar het oosten voor, zoals te Diest, maar is in de Noordelijke Nederlanden zeldzaam. De Waag op de Dam te Amsterdam, gebouwd in 1566 en in 1808 op last van koning Lodewijk Napoleon, had dergelijke vensters. In Nederland heeft het meest gangbare type boven en onder het middenlatei (het kalf) openingen van ongeveer gelijke hoogte. Bij vele vensters werden de luiken aan de binnenzijde aangebracht, hetgeen geen waterdichte constructie is. Dit blijft het kenmerk van natuurstenen kruisvensters in stadhuizen in zuidelijke regionen (onder meer Tholen, Veere afb. 10 en Vianen). Op het schilderij met kinderspelen van omstreeks 1560 geeft Pieter Bruegel een plaatselijk raadhuis weer met een natuurstenen kruiskozijn. In de onderste vakken zijn geen luiken zichtbaar, hetgeen inhoudt, dat de luiken aan de binnenzijde waren aangebracht. Voor de inkijk is een vlechtwerk geplaatst, dat aan de buitenkant om de middenpost is gespannen en aan de zijkanten achter de dagkant is geklemd. Ook voor de glasvensters van de Grote Zaal in Den Haag werden gevlochten matten geplaatst. In de rekeningen komt dat enige malen voor. In 1428 betaalde men Gheritgen mandemaker voor vijf veryre, die gebreyt sgn van tiende (tenen, dunne twijgen) en geset sjn binnen den Hove in de Grote Sael voir die glaesvenstren. In 1460 werd vermeld: verrieres, die voir die glaze geset svn op die Grote Zaal, omdat men die glaze niet stucke kaitsen en soude. Er vloog kennelijk wel eens, als men op het Binnenhof aan het kaatsen was, een bal door de ruiten. In 1497 noemde men de matten horden, een term, die meer voor dit vlechtwerk voorkwam, ook als ze in plaats van houten planken op 10. Veere, stadhuis, Foto RDMZ, G.Th. Delemarre. steigers werden gebruikt. Vaak zijn de historisch geachte bouwkundige termen een uitvinding van de 19de eeuw. Dat dit niet het geval is met de naam kruiskozijn blijkt uit een rekeningpost van de Munt te Dordrecht uit 1555: noch gecol? negen cruyscosynen van bentemersteen (Bentheimer zandsteen). Hoe men echter de vensters noemde met drie vakken boven elkaar is niet bekend. Om ongewenste indringers buiten te houden werden kruisvensters, die van de straat af bereikbaar waren, vaak voorzien van zogenoemde diefijzers, verticale ijzeren staven, die achter de luiken en achter glas-in-lood in de bovenvakken werden aangebracht (DOCblad Venster 11). Meestal waren zij van ijzer met een vierkante doorsnede, soms door de smid kunstig spiraalvormig gedraaid. Het glas-in-lood werd verstevigd, door het aan horizontale bindroeden te bevestigen. De roeden werden met mortel in de glassponning vastgezet. RVblad 01-5 In de Vlaanderen en in het zuidwesten van Nederland werden in de bovenste vakken van natuurstenen kruisvensters enkele verticale ijzeren staven aangebracht. Dit zijn geen diefijzers, want het element komt eveneens voor bij vensters op een verdieping, waar onmogelijk ingebroken kon worden. De staven dienden om er aan de buitenzijde het glas-in-lood aan vast te binden (DOCblad Venster 13). Het zijn in feite dus verticale bindstaven. De kant- en middenposten zijn in de bovenste vakken zowel aan de buiten- als de binnenzijde voorzien van een holle profilering. Er was meestal geen glassponning in de natuurstenen dagkant. Helaas is in het verleden het glas bij herstellingen vaak aan de binnenzijde van de staven geplaatst. Hierdoor wordt de kenmerkende architectuurvorm, waarbij het vlak van het glas in de bovenste vakken van de vensters dicht bij die van het gevelvlak behoort te liggen, verstoord door de dieper liggende glasvakken, die onderbroken zijn door de verticale staven afb. 10. RDMZRV 1990/18-25

6 Venster RVblad 01-6 kelijk was. Helaas zijn ook deze vensters verkeerd gerestaureerd. Kenmerkend voor de stenen kruiskozijnen is het geprofileerde kalf, waarmede voorkomen wordt, dat er regenwater in de sponning boven de luiken kan druipen (DOCbladen Venster 10, 11 en 13). In het zuidwesten komen ook geprofileerde bovendorpels veelvuldig voor afb. 10. Op deze wijze druipt het van de gevel aflopende regenwater niet langs het glas-in-lood, dat nooit geheel water- en winddicht is. Er werden voor bijzondere ruimten natuurstenen vensters gemaakt, die aan de onderzijde luiken kregen, gescheiden door een post en overdekt door een kalf, maar in het bovendeel spits- of rondbogen, gevuld met een tracering (DOCbladen Venster 08 en 09). Bij de bouw ll. Amsterdam, Oude kerk, Collegekamer met gereconstrueerde vensters. Foto RDMZ, H. Janse. 12. Middelburg, In de Steenrotse, Dwarskaai, Foto 1923 RDMZ, 1. Antonietti. van de Collegekamer van het Onze Lieve Vrouwegilde aan de noordoostzijde van de Oude kerk te Amsterdam in 1571 werden de korfbogen boven de vensters gevuld met twee halfcirkelvormige openingen. Bij de restauratie omstreeks 1965 werd de verloren gegane vorm gereconstrueerd afb. ll. Nog later, in 1617, kreeg de zetel van de Westindische Compagnie aan de Haarlemmerstraat in Amsterdam soortgelijke vensters met halfcirkelvormige ontlastingsbogen. Min of meer onopgelost bleef het probleem van de boogvulling bij het in 1590 gebouwde huis In de Steenrotse te Middelburg, helaas in mei 1940 onherstelbaar verwoest. Daar bleef op de begane grond boven normale natuurstenen kruiskozijn een halfcirkelvormige opening, die mogelijk slechts door een verticale stijl onderverdeeld schijnt te zijn geweest afb. 12.

7 Venster RVblad 01-7 van woon- en verblijfsruimten geen vensters zonder kozijnen meer gemaakt. In de Maasstreek is een ander type kruisvenster gebruikelijk, samengesteld uit een stapelwerk van ongeprofileerde onderdelen van grijze Naamse steen. Kenmerk van deze vensters is, dat het glas in de bovenste vakken achterin het venster geplaatst is. De luiken in de onderste vakken konden zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde zijn aangebracht afb. 14. Het venstertype werd door kant-en-klare leveranties uit de steengroeven tot in Sint-Oedenrode (Dommelrode, 1603) en Willemstad (Hervormde kerk, omstreeks 1600) in Noord-Brabant verspreid9. Het werd opgebouwd uit een onderdorpel in twee delen, aan weerszijden een smal, een breed en een smal blok steen, een middenpost uit één stuk, een middenlatei uit twee stukken, 14. Maastricht, Ridderstraat 2, met latere houten ramen. Eerste 17de eeuw. Rechts Bisschopsmolen op de Stenenbrug, eerste kwart 18de eeuw. Foto 1962 RDMZ, G.Th. Delemarre. 13. Zwolle, Melkmarkt 10, Laatgotisch geveldeel met doorlopende vensterreeks. Foto ca Op de verdieping vertoonde de gevel vijf kruisvensters, die slechts onderling gescheiden waren door smalle pilasters. Opvallend is, dat deze vensterstrook in de rijk bewerkte natuurstenen gevel in het geheel geen typische natuursteenconstructie vertegenwoordigt. De bouwer van het huis, de uit Antwerpen uitgeweken steenhouwer Andries de Valckenaere, heeft deze bouwwijze meegenomen uit zijn geboortestad, waar tientallen gevels op deze wijze zijn opgetrokken. Het wordt bij het beschouwen daarvan duidelijk, dat deze gekoppelde vensterreeksen een vertaling zijn in natuursteen van de bouwwijze, die normaal en logisch is bij houten gevel9. Het verschijnsel komt onder meer voor in Middelburg, Goes, Maastricht, Zwolle afb. 13 en Kampen. Na het midden van de 17de eeuw werden in West-Nederland en Vlaanderen voor de verlichting RDMZ RV 1990/18-26

8 Venster 15. Roermond, Neerstraat 33, Huis De Stenen Trappen Foto RDMZ, G. Th. Delemarre. RVblad 01-8 voor lucht onder. In het 1 Eide-eeuwse Groot Convent te Doesburg, klooster van de Tertiarissen, toont een gevel met twee reeksen van dergelijke vensters afb. 18. Dit wordt in de geschreven bronnen algemeen een kloostervenster genoemd. Onder meer is dit vermeld in de vermeld in de gegevens van het Huis te Rumpt (Betuwe) van 1553, de Munt te Dordrecht (1555) en de Schuttersdoelen te Gorinchem (1589). Vaak zijn boven- en onderdorpel en kalf van natuursteen en de zijkanten van het venster in baksteen uitgevoerd (DOCblad Venster 07). In 1300 is er sprake van dreen veynsteren.. hoech van luchte elff voete ende drie voete wgt, mit glaze ende mit tralyen in het huis Drakenburg, Oude Gracht 114 te Utrechtlz. Het lijkt er op dat het hier om een soort kloostervensters van ongeveer 80 cm breed en 295 m hoog gaat. Vast staat in ieder geval, dat er toen vensterglas gebruikt werd. In het noorden van Nederland is weer drie blokken aan weerszijden en een post, waarboven een latei uit twee stukken. In Roermond werd onder meer aan het huis met de Stenen Trappen, Neerstraat 33 (1666), een kruisvenster toegepast waarvan de dagkanten worden gevormd door één verticaal geplaatste stijl afb. 15. In Maastricht kwam deze venstervorm voor tussen 1700 en Na 1740 werd de bovendorpel soms licht gebogen. O In de Maasstreek ontwikkelde zich in de late 17de eeuw en in de 18de eeuw uit het kruiskozijn langzamerhand een natuurstenen omlijsting, waarin een houten raamwerk is gevat, dat geen draagkracht heeft (Wblad Raam 01-4). In het Maasland, met name in Maastricht, heeft men in de vroege 19de eeuw, meestal om fiscale redenen (belasting op vensteropeningen ) het natuurstenen kruis weggenomen. Men kan deze vensters herkennen aan een bovendorpel, die uit twee delen bestaat, verbonden door een ijzeren kram. Ook de restanten van de kalven zijn in het muurwerk nog aanwezig. De gebrekkige constructie van de bovendorpel gaf natuurlijk aanleiding tot verzakkingen afb. 16. Er zijn zelfs vensters met rudimentaire uitsteeksels van het kalf, maar met een bovendorpel uit één stuk, onder andere in Roermond aan het vroegere Prinsenhof, gebouwd in 1685 naar ontwerp van architect Bertholet uit Luik afb. 17. Het stenen kruisvenster bleef juist in het Maasland op het platteland nog bijzonder lang in gebruik. Nog in 1790 werden in Zichem in Belgisch-Limburg kruisvensters gemaakt. 3. Kloostervensters en tweelichten In een klooster schaadt overdaad. Een monnik werd geacht in zijn verblijfsruimte voldoende te hebben aan een venster met een vak voor licht boven en een vak 16. Maastricht, Nieuwstraat 15. Foto 1962 RDMZ, G.Th. Delemarre.

9 Venster RVblad Doesburg, Groot Convent, 15de eeuw. Foto 1955 RDMZ, G.Th. Delemarre. 17. Roermond, Prinsenhof, Foto 1920 RDMZ, J. Antonietti. het kloostervenster zeer veel toegepast. In verschillende gebouwen zijn kruisvensters alleen gebruikt in belangrijke ruimten. Alle andere ruimten kregen de smalle kloostervensters afb. 19. In de Renaissance-periode kreeg in de provincie Groningen elk venster boven de latei een natuurstenen ornamentstuk, vaak in de vorm van een schelp, ook bij kloostervensters afb. 20. In later tijd werden in dit gebied ook de kozijnen met schuiframen smal gemaakt, smaller dan elders, waar de kozijnvorm afgeleid werd van het gebruikelijke kruisvenster of houten kruiskozijn. Licht- en luchtopening kunnen ook naast elkaar geplaatst zijn. Die vorm heet om nog onbekende redenen een bolvenster. Ook kunnen er twee openingen zijn, die met een luik gesloten werden. Dat wordt meestal als tweelicht aangeduid. De beide openingen kunnen ook weer voorzien zijn van een natuurstenen boven- en onderdorpel en van een natuurstenen middenstijl (LIKblad Venster 12). Omstreeks 1600 werden in de Waag ( ) te Haarlem en aan het Heiligegeest- of Armeweeshuis (1607) aan de Hooglandsekerkgracht te Leiden vensters gemaakt die bestaan uit twee gekoppelde openingen, die aan de bovenzijde met een halfcirkelvormige boog zijn afgedekt en beide met een luik zijn gesloten afb Bakstenen vensters In het noorden en oosten van Nederland zijn reeds in een zeer vroeg stadium kruisvensters tot ontwikkeling gekomen, die geheel 19. Groningen, Gerechtshof, Oude Boteringestraat 36-38, begin 17de eeuw. Reproduktie van oude foto. RDMZRV1990/18-27

10 Venster RVblad G.roningen, Ossenmarkt 5. Ook de latere schuiframen van dit huis en het pand links ervan zfjn smaller dan in de rest van Nederland gebruikelijk. Foto 1967 RDMZ, A. van der Wal. uit baksteen zijn opgebouwd. Iedere opening wordt overdekt door een segmentboogje. De kalven zijn ook enigszins gebogen, omdat een metselwerkconstructie geen trekkrachten kan opnemen. Er komen bij uitzondering wel horizontale gemetselde kalven voor, maar dan is er een ijzeren staaf onder aangebracht, een weinig constructieve oplossing. In het woonhuis Houtmarkt te Zutphen (gebouwd in de eerste helft van de 14de eeuw) zijn een aantal nissen, afgedekt met een halfsteens rollaag, voorzien van eenzelfde horizontale rol halverwege de nis en een verticale halfsteens post, ongeveer in de helft van de breedte afb. 22. Het lijkt hier op een prototype van het kruisvenster, maar het is niet zeker of alle vier de velden open zijn geweest. Ook elders in Zutphen en in Deventer zijn soortgelijke gevelindelingen gevonden. Eerst omstreeks 1400 zijn er tekenen, die er op wijzen, dat zich dan een bakstenen venster ontwikkeld, dat wij werkelijk een kruisvenster mogen noemen (DOCblad Venster 05). Het glas-in-lood werd meestal zonder sponning in de bovenste openingen geplaatst een halve steen binnen het gevelvlak en met mortel aangevoegd. Soms loopt een eenvoudig hol profiel rond de glasopeningen. De luiken zijn in het gevelvlak aangebracht in een sponning, die in de baksteen is uitgekapt. Dergelijke vensters komen vooral voor in de IJsselstreek afb. 23, langs de zuidkust van de voormalige Zuiderzee en in Noord-Limburg, waar de invloed 2 1. Leiden, Heiligegeest weeshuis, Hooglandse Kerkgracht, Foto collectie Steenbergh, ca van de aangrenzende Rijnstreek merkbaar is. In dezelfde streken komen de bakstenen vensters ook als kloostervenster voor (DOCblad Venster 04). Aan het huis Arent toe Boecop in Elburg, dat van omstreeks 1400 dateert, zijn resten van vier verschillende venstertypen gevonden. Daarbij is een normaal gemetseld kloostervenster (DOCblad Venster 06-4), een kloostervenster met gemetselde segmentboog erboven en een natuurstenen kalf en onderdorpel (DOCblad Venster 06-2), een venster, dat aan de binnenzijde toont als een kloostervenster, maar aan de gevelzijde alleen een simpel venster heeft, gesloten met een luik (DOCblad Venster 06-5) en tenslotte een soortgelijk venster, dat aan de binnenzijde een kleine blinde spiegel boven de vensteropening heeft (DOCblad Venster 06-3). Hieruit blijkt, dat in één gebouw zonder aanwijsbare noodzaak vele typen vensters werden gebruikt. 22. Zutphen, Houtmarkt 42-44, eerste helfi 14de eeuw. Foto RDMZ

11 1 Venster RVblad Opvallend is, dat beide leveranties plaats vonden in een periode, dat het door oorlogshandelingen niet zonder meer mogelijk was steen uit het Naamse te betrekken. l R. Meischke, Het Maastrichtse Burgerhuis van de vijftiende tot de achttiende eeuw, Bulletin KNOB 1973, l1 Per 1 januari 1812 werd in Nederland de Franse fiscale wetgeving van toepassing verklaard. Daarin kwam ook de belasting op deuren en vensters voor. Na de Franse tijd werd deze belasting gecontinueerd, later omgezet in de Personele belasting. Eerst in 1896 werd de belasting op deuren en vensters afgeschaft. In Maastricht was een vindingrijk belastinginspecteur, die bepaalde, dat een kruisvenster vier openingen had en dus vier maal belast moest worden. Daarom zijn in deze stad de meeste vensterkruisen verwijderd. In Roermond daarentegen bleven vele natuurstenen kruisvensters bewaard. Gegevens o.m. ontleend aan stencil van J.M.G. van der Poel d.d. 2 oktober l* H. van der Wal, De bouwgeschiedenis van het huis Drakenburg te Utrecht, Bulletin KNOB 1975, 71. Summary 23. Doesburg, Meipoortstraat 59, 16de eeuw, gereconstrueerde onderpui. Foto 1967 RDMZ, A. van der Wal. Geheel volgens de traditie van de middeleeuwse woonhuispui (zie RVblad Kozijn 01) zijn in de IJsselstreek onderpuien gemaakt, die geheel zijn opgebouwd uit een stijl- en regelwerk van baksteen. Hier is in feite sprake van een vertaling van een houtconstructie in steen afb. 23. Noten L. Devliegher en M. Goossens, Vensters in West-Vlaanderen. Tielt-Bussum H. Janse, Het huis te Sabbinge, Nieuws-Bulletin KNOB 1964, Th. van Straalen en J.G.N. Renaud, Kasteel Haamstede, Bulletin KNOB 1971, H.Janse, De bouwgeschiedenis van de voormalige Bank van Lening te Haarlem, Haarlems Bodemonderzoek 5 (1977), 15. H. Janse en Th. van Straalen, De kerk van Oudewater, Bulletin KNOB 1969, Devliegher en Goossens, O.C., afb R. Meischke, De gothische bouwtraditic. Amersfoort 1988, Ten voordele en cieraat van dese stad. Studies over houten huizen in Nederlandse steden. RVbijdrage 09. This article deals with windows incorporated into the external walls of domestic buildings. In the case of windows incorporated into stone or brick walls without wooden frames, the moving parts (generally the shutters) were directly placed in the stone or brick structure, as was the leaded glass which began to be used in the upper part of the openings in the 13th century. Any division of frameless windows into lights would also be constructed in either stone or brick. In the case of brick-built windows, the horizontal elements were slightly curved. The maximum distance that could be spanned by a straight stone section is about 60 cm. The design of windows depends upon the materials used. In the Netherlands and Flanders, windows without frames ceased to be used for lighting rooms in private dwellings or public buildings after the mid-17th century. RDMZRVlYYO/lS-28

12 Venster, kerk- UDC :726 Churchwindow Middeleeuwse kerkvensters Medieval churchwindows H. Janse 1. Inleiding Zonder venster zou in het verleden geen architectuur mogelijk zijn geweest. Architectuur is toch de kunst

13 Venster, kerk- Er zijn sporen gevonden

14 Venster, kerk- RVblad Zeenjp (Gr.), Herv. kerk. Doorsnede geprofileerd bakstenen venster, begin 14de eeuw. 7. Sybrandahuis (Fr.), Rondvenster. Foto A.v.d. Wal RDMZ, pels van de vensters werden hier gemetseld in vlakke lagen, waaraan een oplopende schuine kant is gehakt. In dezelfde tijd werden bij kerken van meer belang brede spitsboogvensters met een onderverdeling gemaakt, die hierna besproken zullen worden. Ook hier in het zuiden van Nederland treft men de rondstaaf aan, onder andere aan de kapel van de voormalige Cisterciënser uithof te Kloosterzande in Zeeuws- Vlaanderen, gebouwd omstreeks De vensterboog is hier al enigszins spitsboogvormig. In de topgevel is een cirkelvormig venster opgenomen met dezelfde profilering als de spitsboogvensters eronder afb. 8. De cirkel was geen nieuw motief. Er komen al eerder dergelijke vensters voor, onder andere aan de 12de-eeuwse tufstenen kerk te Oene (Gld.). Daar was het venster gedicht met een cirkelvormig uitgezaagde plank, waarop vermoedelijk perkament was gespijkerd5. In de Noordnederlandse romanogotiek van de 13de en de vroege 14de eeuw komt het voor aan de kapel van de Cisterciënser uithof te Sybrandahuis (Fr.) afb. 7 en er is een merkwaardig voorbeeld aan te wijzen in de Hervormde kerk te Zuidbroek, waar de hele benedenzone van het koor, die elders meestal blind is, van een reeks cirkelvormige vensters is voorzien afb. 9. Ook in de kerk van Termunten 6. Ka ttendyke (Z.), Herv. kerk. Gevel noordzijde, 14de eeuw. Foto G.Th. Delemarre RDMZ, werd dit motief gebruikt. In de grote romaanse kerken in het Maasland komt het cirkelvormige venster regelmatig voor. De doorsnede is soms tamelijk groot,zoals aan de 1 Zde-eeuwse abdijkerk van Rolduc, waar in het oostelijke dwarsschip een diameter van ruim twee meter voorkomt. Aangenomen kan worden, dat hier van oudsher een onderverdeling in ijzer moet zijn geweest om het glas-in-lood aan te bevestigen. In één van de kleinere dwarsschepen van de kerk komt een venstervorm voor, die men klaverbladvormig zou kunnen noemen, bestaande uit vier elkaar doorsnijdende cirkelsegmenten. Een dergelijk venster, maar kleiner, bevindt zich in de Hervormde kerk te Eethen in het RDMZRV 1989/14-13

15 ~ Venster, kerk- Land van Altena afb. 10. Wat de betekenis is van dit venster in het smalle muurgedeelte naast de triomfboog tussen koor en schip kunnen wij niet geheel achterhalen. Er is enige overeenkomst met een hagioscoop, waardoor men van buiten het gezicht had op een altaar en relieken en die een priester voldoende licht gaf aan een zijaltaar de mis te 1ezen6. 3. Gotische vensters In het zuidwesten van Nederland kwamen de belangrijkste nieuwe architectuurvormen, die wij nu gotiek noemen, ons land binnen en verspreidden zich met invloeden uit Maas- en Rijngebied naar het noorden. Uit de steengroeven en werkplaatsen in het stroomgebied van de Schelde rond Doornik werden in de 13de eeuw bouwvormen naar het noorden gebracht, die men Scheldegotiek pleegt te noemen. In Nederland is er helaas maar één goed voorbeeld in de kerkelijke architectuur overgebleven: de Sint Bavokerk te Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen. Daar is duidelijk zichtbaar hoe dicht deze architectuur uit het tweede kwart van de 13de eeuw nog bij de romaanse vormgeving staat. De vensterlancetten worden aan de bovenzijde afgesloten met een spitsboog en zijn gedeeltelijk gerangschikt in groepen van twee, in de westgevel zelfs met drie naast elkaar, waarvan de middelste iets hoger is. De venstergroepen staan in muren van baksteen en hebben een omlijsting van Doornikse steen. De tweelichtvensters in de gevels van de zijbeuken zijn gevat in terugliggende velden, die door een rondboog gedekt worden afb. ll. Het glas staat in deze vensters niet midden in de dag maar tamelijk ver naar achteren. De stijlen in een stenen kerkvenster zijn verstevigd door het aanbrengen van horizontale ijzeren staven, de zogenoemde brugijzers. Deze zijn in het metselwerk vastgezet en meestal lopen enkele ervan als kettinganker in het metselwerk RVblad Kloosterzande (Z.), Herv. kerk. Topgevel met cirkelvormig venster, 14de eeuw. Foto Antonietti RDMZ, door. Aan de buitenkant werden dekplaten aangebracht, die op bouten met wiggen waren vastgezet. Tussen de brugstaven en de dekplaten zijn de glas-in-loodpanelen vastgeklemd. De rekeningen van de Pieterskerk in Leiden maken melding van brugijzers: Item Heyn Nachtegail van CLIII (153) pont ysers daer die windysers of gemaect hebben aen Sinter Claes glas.... De Utrechtse Domrekeningen van 1450 vermelden: wiintysere ende sluutnaghele an dat glas van Cleve. De sluitnagels zullen de spieën zijn, die door de uitgestoken nokken op de brugijzers gestoken werden om de dekplaat aan de buitenzijde vast te drijven, teneinde de glas-in-loodpanelen op te sluiten. De Domrekeningen van 1466 hebben het zelfs balcken aen die cleyn vormen besijden an der grote venster van dat cruyswerck (dwarsschip). Soms zijn in de latere Middeleeuwen nog smalle lancetvormige vensters gemaakt van één glasvak breed, maar steeds werden ook hier brugijzers aangebracht DOCblad Venster, kerk- 08. In de Sint Catharinakerk te Zevenbergen (N.B.) werden tweelichtvensters aangetroffen,

16 Venster, kerk- RVblad Zuidbroek (Gr.), Herv. kerk. Koor. Foto bur.mulder, gevat in een geprofileerde spitsboog7. Het geheel is in baksteen uitgevoerd en er waren drie horizontale brugijzers, waardoor glasvakken ontstonden, die breder waren dan hoog. De middenstijl is opgemetseld uit bakstenen, waaraan vier schuine kanten gehakt zijn. Er was een ondiepe sponning in de baksteen gehakt, waarin het glas-in-lood geplaatst was. De datering is niet met zekerheid te geven, maar kan mogelijk in de tweede helft van de 14de eeuw gesteld worden. Hier neigt de vormgeving naar het brede spitsboogvenster, waarin een onderverdeling is aangebracht. Dat is een motief, dat karakteristiek is voor de gotiek. De oude vormgeving was hier in de streekeigen architectuur lang blijven voortleven. Elders was al eerder de logische stap gedaan om het dichte vliegervormige vak onder de grote spitsboog in de punt tussen de twee lancetten te openen en zo ontstond de eenvoudige vorktracering, zoals er tientallen in dorpskerken voorkomen. Reeds vroeg in de 14de eeuw werden zij gemaakt, onder meer in de in 1906 gesloopte kerk van Sinoutskerke op Zuid-Beveland. Hier waren de vork en de bakstenen kantstijlen ook aan de buitenkant RDMZRV 1989/14-14

17 Venster, kerk- 12. Kapelle (Z.), Herv. kerk. Koor oostzijde, begin 14de eeuw. Foto G.J. Dukker RDMZ, wit gepleisterd. Wij zien hierin een voortzetting van de traditie uit de romaanse periode, waarbij vensters en muren aan de buitenzijde wit werden gepleisterd. Een restant van een pleisterlaag is ook gevonden op de enige originele bakstenen tracering, die nog restte aan het vroeg-14de-eeuwse koor van de Hervormde kerk te Kapelle, eveneens op Zuid-Beveland. Deze vormen waren wat ingewikkelder. Uitgaande van het principe van de vorktracering waren deze hoge en smalle vensters voorzien van twee spitsbogen met een driepas, waarboven in de driehoek een vierpas was gemetseld afb. 12, DOCblad Venster, kerk- 10. De omlijsting bestaat aan de buitenzijde uit drie rondstaven en een lepe kant, aan de binnenzijde is er slechts één rondstaaf en een lepe kant. De glaslijn ligt dus ver naar binnen ten opzichte van het midden van de muur. De onderdorpel is daardoor asymmetrisch van doorsnede. De verticale stijlen in een kerkvenster en de kantstijlen, die bij de muur aansluiten worden tegenwoordig aangeduid als montants maar werden in de late Middeleeuwen posten genoemd. De verdeling boven in het venster, die thans tracering heet, werd eenvoudig vorm genoemd. Zo werd in 1423 over de doopkapel van de Sint Bavokerk in Haarlem het volgende vermeld: dat men hem leveren zal de vormen boven van de vensteren, en daertoe de posten van elk venster. In de rekeningen van de RVblad 01-6 Buurkerk te Utrecht is tussen 1445 en 1472 sprake van glaesformen. De bronnen van de Pieterskerk in Leiden melden in 1426: Item noch Herman voirs. alleen gewrocht aen die posten van den glasen te houwen LV (55) dage. In Haarlem leverde Lieven van Bodechem uit Brussel aan de Sint Bavokerk twee groete formen van ghlasen veynsteren ende elve cleyne formen. Opvallend is hierbij het gebruik van de term glasvensters, die we ook elders vinden. In 1479 werd de omgang van de Sint Lievensmonsterkerk te Zierikzee volmaect tot de glaesse vensters toe. In de rekeningen van de Sint Bavo in Haarlem is in 1496 sprake van het harnes van vensters in noorderkruiswerk en zuiderkapel. Wellicht is deze term afkomstig uit het zuiden. In Brugge moet Lodewijc van Bueghem in 1510 voor de Sint Salvatorkerk een harnasch metten scooten ende monneelen maken en leveren. Het woord monneel is afgeleid van het Franse meneau, hetgeen vensterstijl betekent. De afstand tussen de montants in een venster is doorgaans ongeveer 2 voet, dus ca. 55 tot 60 cm. Bakstenen kantmontants zijn soms opgebouwd uit afwisselend een steen loodrecht op de lengterichting van de muur en daarboven twee stenen in de andere richting, in verband gelegd met het metselwerk van de muur DOCblad Venster, kerk- 04. In de spitsboog is dat niet mogelijk, omdat eerst de boog werd gemetseld op een houten formeel en daarna los de tracering binnen de boog werd aangebracht. Deze werkwijze volgde men ook bij natuurstenen traceringen. Kantmontants van één kop breed komen ook voor DOCblad Venster, kerk- 05 en zelfs een verticaal geplaatste steen, met de platte kant evenwijdig aan het muurvlak, dus als een klamplaag DOCblad Venster, kerk- 08. In het koor van de Hervormde kerk te Dreischor op Schouwen-Duiveland, gebouwd omstreeks 1400,

18 Venster, kerk- RVblad Kloetinge (Z.), Herv. kerk. Venster Noorderkoor. Foto H.Janse, Amsterdam, Oude kerk, zuidelijke ziikoor. Roosvenster en venster, gereconstrueerd b4 restauratie ca Foto G.J. Dukker RDMZ, S--Heer Abtskerke (Z.), Herv. kerk. Zuidzijde schip. Foto G.J. Dukker RDMZ, waren de kantmontants gemaakt van bakstenen, die in de hoogte geplaatst zijn maar met de smalste kant evenwijdig aan het gevelvlak. De middenmontants en de vorktracering waren normaal gemetseld. Zo ontstonden dus onoplosbare problemen bij de aansluiting van de vork met de kantmontants bij de aanzet van de spitsboog. In de sluiting van de zuidbeuk van dezelfde kerk, later in de 15de eeuw tot stand gekomen, werd een dichtgemetseld venster gevonden, waarvan de eenvoudige tracering van natuursteen is met enkele stukjes baksteen. De montants zijn van baksteen en het geheel was ook aan de buitenkant dun gepleisterd. In de Hervormde kerk te Kloetinge bij Goes is in de kapel aan de noordzijde van het koor, opgetrokken aan het einde van de 13de eeuw, een zeer merkwaardig venster gemaakt. De omlijsting is een normale n is een bakstenen bracht, waarin vijf cirkels zijn uitgespaard, één grote en vier kleine daar omheen afb. 13, DOCblad Venster, kerk- 09. In de ronde openingen zijn ijzeren kruisen, waaraan het glas-in-lood bevestigd is. Het venster was eeuwenlang dichtgemetseld, maar werd bij een restauratie omstreeks 1970 weer geopend. Het ronde venster is ook in de 14de eeuw geen onbekend motief geweest. In de zuidgevel van het schip van de Hervormde kerk te s-heer Abtskerke op Zuid-Beveland zit een eenvoudig cirkelvormig venster afb. 14. Een dergelijk rond venster bevindt zich in de top van de oostelijke gevel van de Hervormde kerk te Abbenbroek op Voorne. In het westfront van de Sint Bavokerk te Haarlem zijn ook soortgelijke oculi. Aan de Oude kerk te Amsterdam werd omstreeks 1380 een nieuw hallenkoor met omgang gemaakt. RDMZ RV 1989/14-15

19 Venster, kerk- RVblad 01-8 In de grote topgevels, die de beide zijbeuken afsluiten, maakte men een roosvenster, waarvan de natuurstenen driepasvullingen direct vanuit een cirkel in het centrum uitstralen afb. 15. In één van de beide dichtgemetselde vensters hebben een tracering, die volgens hetzelfde patroon en verhoudingstelsel als de roosvensters. In de Martinikerk te Bolsward steekt het middenschip slechts weinig boven het zijbeuksdak uit. Men heeft in de beide oostelijke traveeën, daterend uit het midden van de 15de eeuw, in het muurvlak juist onder het stenen gewelf, kleine ronde openingen gemaakt, die een wonderlijke lichtspeling in het gewelf brengen afb. 16. In het oosten van Nederland zijn enkele spitsboogvensters aangetroffen, die een geheel ander type vertegenwoordigen, onder meer aan de Hervormde kerk te Warnsveld. In het koor, daterend van omstreeks 1400, kwamen in 1955 aan de zuidzijde resten van een oorspronkelijk venster tevoorschijn. De bakstenen spitsboog werd gevuld met een driepas in tufsteen. De steensnede wees erop, dat er geen werkelijke tracering geweest kon zijn. Er was alleen een onderverdeling in ijzer DOCblad Venster, kerk- ll. De breedte tussen de zijmontants (ca. 85 cm) geeft aan, dat er hoogstwaarschijnlijk geen middenmontant geweest is. Ook hier was de tufsteen aan de buitenen binnenkant voorzien van een dunne witte pleisterlaag. In de Hervormde kerk te Groen10 bevonden zich in de sluiting van 16. Bolsward, Martinikerk. Middenbeuk. Foto Antonietti, Rijksbureau Monumentenzorg, Groenlo, Herv. kerk. Venster met uzeren harnas. Reproductie. de noorderkapel, gebouwd in het midden van de 15de eeuw, twee soortgelijk vensters. Het had slechts een breedte van 54 cm. De in Baumberger steen uitgevoerde vulling bestond uit een volledige vierpas in de spitsboog, waaronder een spitsbogige driepas aansloot. Het venster eronder bevatte één ijzeren staaf, die door vijf horizontale staven gekruist werd afb. 17. In het noorden van Nederland bleef men de eenvoudige vorktratering het meest toepassen. Meestal was de vorm zo, dat alle bogen in de tracering dezelfde straal hebben. Het trekpunt van de cirkels verschuift dan langs de horizontale lijn ter hoogte van de aanzet van de vensterboog. De zandstenen vorktraceringen in het koor van de Martinikerk te Groningen, opgetrokken tussen 1450 en 1460, zijn echter opgebouwd uit cirkels met één middelpunt, waardoor aan de zijkanten een vallend effect optreedt, dat wij thans als minder mooi ervaren UOK eisers in nel noot-uen K~II men dit verschijnsel waarnemen, onder andere aan de Hervormde kerk te Nijland bij Bolsward. Bij eenvoudige dorpskerken in Holland en Zeeland werden, met

20 Venster, kerk- name in de gebieden, waar de transportkosten van uit het zuiden of oosten aangevoerde natuurstenen onderdelen hoog waren, bakstenen traceringen gemetseld DOCblad Venster, kerk- 13. Dan ontbreken meestal de zogenaamde toten, de puntige uitstulpingen, die zo karakteristiek zijn voor de laatgotische venstervormen. Waar de mogelijkheden financieel groter waren zijn de traceringen, meestal in de kenmerkende flamboyante vormgeving, in natuursteen gemaakt DOCblad Venster, kerk- 12. In de nadagen van de gotiek komen vereenvoudigde traceringen en afwijkende boogvormen voor DOCblad Venster, kerk- 14..,-.:,. ></> Tot hier toe bespraken wij de bescheiden vensters, die twee of ten hoogste drie glasvakken ( panden ) breed waren. De gotiek streefde echter in zijn uiterste vorm naar een volledig abstract maken van wanden en steunpunten, zodat zoveel mogelijk muurwerk in glas moest worden omgezet. Men zocht dus steeds naar mogelijkheden om zo groot mogelijke glasvlakken te maken. Bij vensters van vier, vijf of ten hoogste zes vakken breed kon men de vensterposten alle even zwaar maken, maar bij grotere breedte was het in constructief opzicht noodzakelijk het venster onder te verdelen met een zware middenstijl, die zich in de vensterkop RVblad 01-9 vorkvormig vertakt. Er ontstonden twee spitsboogvensters met een vliegervormige opening daarboven. Eén van de oudste voorbeelden van deze vorm in Nederland is te vinden in de Oude kerk te Amsterdam, waar omstreeks 1385 het venster van het noorder dwarsschip tot stand kwam. Het meet van buitenkant profiel tot buitenkant profiel 7 x 13 m. In de latere tijd zijn er vele voorbeelden aan te wijzen, met name in de voortbrengselen van de Brabantse en de Rijnlandse gotiek. In Monnickendam is in de Grote kerk de opbouw in de oostelijke sluitgevels van de noord- en zuidbeuk iets anders. De middenmontants van deze zesvaksvensters zijn enigszins verzwaard ten opzichte van de gewone posten en vormen in de top twee vrijstaande spitsbogen, waarboven een grote visblaas uitwaaiert afb. 19. De vrijstaande montants en de hele tracering zijn in zandsteen uitgevoerd. Wellicht waren de bakstenen kantmontants oorspronkelijk gepleisterd, zodat het gehele venster één kleur had. In het noordelijke venster hebben de brugijzers in de loop van de eeuwen de zandstenen posten door roestvorming kapot gedrukt. Men heeft in vroeger tijd deze schade gerepareerd door enkele lagen baksteen aan te brengen bij ieder brugijzer, waardoor ongewild een zeer karakteristiek beeld is verkregen. Ook vroeger werd bij reparaties veel vindingrijkheid gevraagd. Wellicht zijn de later toegevoegde bakstenen gepleisterd geweest. Wij willen hier niet uitgebreid ingaan op de ontwikkeling van het natuurstenen kerkvenster in de hoog- en laatgotiek. De constructie blijft in hoofdlijnen hetzelfde. Alleen de tracering maakt een duidelijke ontwikkeling door. Vooral aan de Dom in Utrecht is de evolutie van het einde van de 13de eeuw tot aan het begin van de 16de eeuw goed te volgen. De 18. Groningen, Martinikerk. Koor. Foto A.v.d. Wal RDMZ, RDMZRV 1989/14-16

21 Venster, kerk- 19. Monnickendam (N.H.), Grote kerk. Oostzijde, I5de eeuw. Foto G.Th. Delemarre RDMZ, bouwmeesters legden een grote fantasie aan de dag als het erom ging een harmonische verdeling van een vensterkop te ontwerpen. Aan de Oude kerk in Amsterdam werd in het acht vakken brede venster van de zuidelijke transeptgevel de tracering in de twee delen zelfs verschillend gemaakt. De tracering moest steeds zo worden ontworpen, dat er een logische verdeling van de voegen tussen de verschillende onderdelen (de zogenoemde steensnede) kon ontstaan DOCblad Tracering 01. Als dat niet het geval was kon een venstertracering niet goed worden gehakt en zeker niet met eenvoudige hulpmiddelen worden geplaatst. De bouwers van die tijd gebruikten geen andere steunen dan wiggen en latjes om de onderdelen met mortel tot een hecht geheel samen te voegen. Doken en gietlood hoorden niet tot de gangbare bevestigingsmiddelen. Besluit Het is verbazingwekkend hoe in een tijdsbestek van ongeveer twee eeuwen de kerkvensters uitgroeiden van een opening van ongeveer een halve bij één meter tot enorme glasvakken van wel acht meter breed en twintig meter hoog. Dit is niet alleen mogelijk geworden door de ontwikkeling van de massieve steenbouw tot de skeletbouw van de gotiek, maar ook door de bloei van de glasfabricage. Zonder het vensterglas was het niet mogelijk geweest die evolutie tot stand te brengen. In Nederland werd geen vensterglas gemaakt. Die duizenden vierkante meters zijn alle aangevoerd uit noord-frankrijk en middenduitsland, met paard en wagen en per schip. Wie zich van dat transport een goed beeld kan vormen, heeft enig inzicht in de problematiek van het middeleeuwse bouwbedrijf en de noodzakelijke toeleveringen van materiaal. 4. Restauraties Er worden eigenlijk geen vensters meer aangetroffen in hun oorspronkelijke vorm met de originele vulling. Als daartoe aanleiding is zal men uit de min of meer authentieke vorm, waarin een venster wordt aangetroffen, weer een zo getrouw mogelijk beeld van het oude venster willen geven. De verwering van de steen is niet RVblad de belangrijkste oorzaak van het verval van de middeleeuwse vensters door de eeuwen heen. Het roesten van het ijzer van de brugstaven heeft de montants, de dagkanten en het metselwerk rond de vensters doen scheuren en barsten. Het oude glas-in-lood is mede daardoor en door corrosie van lood en bindroeden vrijwel altijd verloren gegaan. Daarbij is als regel ook het oude patroon van de loodstrippen verdwenen. Bij afbeeldingen van kerken uit vroeger eeuwen is vaak te zien, dat de vensters in het begin van de 18de eeuw diagonale loodstrippen hebben, die in de loop van die eeuw door verticale en horizontale strippen werden vervangen. Bij een herstelling aan de Sint Laurenskerk te Weesp in de 18de eeuw werd diagonale ruitindeling gehandhaafd en bij de restauratie van omstreeks 1970 werd dit, met behoud van een groot deel van het oude glas, opnieuw gedaan. Alleen in geval van waardevol gebrandschilderd glas zal men zuinig zijn geweest op het oude glas, maar nagenoeg altijd is het lood vele keren vernieuwd. De brugstaven worden tegenwoordig steeds uitgevoerd in een niet corroderend materiaal, meestal in brons, maar soms ook in roestvast staal. De bindroeden van de glas-in-loodpanelen worden vrijwel steeds in koper of een legering daarvan gemaakt. Men dient op te passen voor het toepassen van messing, want uit deze legering van koper en zink zal door het lood in de omgeving het zink worden opgelost, zodat een brosse koperen staaf overblijft, die zal breken. Er kan aanleiding zijn uit een hybridisch geheel weer een toestand aan te brengen, die de oorspronkelijke vorm suggereert. In s-heer Abtskerke op Zuid-Beveland is dit in 1965 in het 14de-eeuwse koor van de Hervormde kerk gedaan door een in die streek gebruikelijk bakstenen rondboogvenster te completeren, maar het nieuwe metselwerk in een iets gelere steen uit te voeren, zodat