kankerzorg in het MC Leeuwarden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "kankerzorg in het MC Leeuwarden"

Transcriptie

1 kankerzorg in het MC Leeuwarden nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen IKNL in samenwerking met oncologiecommissie MCL Februari 2015

2 inhoudsopgave Versie Definitief Totstandkoming Colofon Deze rapportage is samengesteld door IKNL en tot stand gekomen dankzij de input en bespreking in de oncologiecommissie MCL, de registratiemedewerker(s) in uw ziekenhuis, Jelly Swart, Monique Behrendt en Margery Duin en Sjouke Rijpma (senior adviseur). Disclaimer Deze rapportage is opgesteld voor intern gebruik door het ziekenhuis. Deze rapportage is met zorg samengesteld op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van IKNL. De gegevens zijn verzameld in het ziekenhuis vanuit het medisch dossier. Bij ontoereikende verslaglegging in het dossier zijn de in de kankerregistratie beschikbare gegevens eveneens ontoereikend. Het belangrijkste doel van deze ziekenhuisrapportage is om inzicht te geven in de nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen in uw ziekenhuis. Deze rapportage is uitdrukkelijk niet bedoeld voor externe verantwoording door het ziekenhuis. Door de kleine aantallen kunnen ook geen significante verschillen tussen ziekenhuizen worden aangetoond. Dat is ook niet het doel, het doel is om interne feedback te geven en waar nodig discussie bij opvallende resultaten te stimuleren. Samenvatting 1 Uw kankerzorg 2 Nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen 2.1 Leeswijzer 2.2 Alle lokalisaties 2.3 Spijsverteringsorganen 2.4 Luchtwegen 2.5 Huid, weke delen en bot 2.6 Borst 2.7 Vrouwelijke geslachtsorganen 2.8 Urinewegen en mannelijke geslachtsorganen 2.9 Hemato-oncologie 2.10 Neuro-endocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren 2.11 Hoofd en hals 2.12 Centraal zenuwstelsel 2.13 Overige lokalisaties

3 1. Uw kankerzorg Voor u ligt het rapport Kankerzorg in uw ziekenhuis. Deze rapportage heeft IKNL samen met uw ziekenhuis opgesteld op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). U vindt hierin informatie over incidentie van nieuwe primaire tumoren in uw ziekenhuis en in Nederland, aangevuld met aantallen primaire behandelingen en een aantal tumor- en patiëntkenmerken. Ook is een aantal indicatoren weergegeven met de landelijke spreiding en de score op die indicator van uw ziekenhuis. 1.1 Zicht op uw kankerzorg Doel van het rapport Het doel van dit rapport is om u zicht te geven op de oncologische zorg die uw ziekenhuis geleverd heeft. IKNL wil gegevens uit de NKR maximaal ten goede laten komen aan professionals en patiënten. Dit doet IKNL onder meer door up-to-date gegevens te publiceren over diagnostiek, behandeling en waar mogelijk uitkomsten van de geleverde zorg. Het doel is om aanknopingspunten te geven voor reflectie en waar nodig verbetering. IKNL wil aan de hand van dit rapport samen met u komen tot een aantal conclusies en aanbevelingen voor het nog verder verbeteren van de oncologische zorg in uw ziekenhuis Opzet van het rapport Dit rapport is een weergave van gegevens uit de NKR die IKNL periodiek aan u presenteert. Omdat veel gegevens pas volledig geregistreerd kunnen worden als een patiënt de behandeling heeft afgerond en veel behandelingen langer duren dan negen maanden, zijn de cijfers van 2013 nog voorlopig. Dit betreft vooral behandelingen bij patiënten met een diagnose in het laatste kwartaal van De nog ontbrekende gegevens van 2013 zijn geëxtrapoleerd op basis van het voorgaande jaar. Hierdoor kunnen de gegevens volgend jaar enigszins afwijken van de gegevens die in dit rapport worden weergegeven. Tien trends in de Nederlandse kankerzorg In het IKNL-rapport Kankerzorg in Beeld 1 werden tien trends in de Nederlandse kankerzorg geschetst. Deze zijn onder andere gebaseerd op gegevens uit de NKR. Hieronder volgt een korte samenvatting van de waargenomen trends. Niet alle trends komen terug in dit rapport. Voor de volledigheid zijn ze hier wel genoemd. 1. Incidentie neemt toe De NKR laat zien dat het aantal nieuwe patiënten met kanker jaarlijks met 3% stijgt. In 2012 telt de NKR meer dan nieuwe kankerdiagnoses. Het aantal (nieuwe) diagnoses van kanker stijgt naar verwachting het lopende decennium tot in Betere overleving Ongeveer de helft van alle kankerpatiënten overleeft de eerste 5 jaar na de diagnose kanker. De overlevingsgegevens en ook de toename van de overleving verschillen sterk per kankersoort. Voor specifieke kankersoorten bestaat nog een enorm verbeterpotentieel. 3. Anders dan andere landen In vergelijking met Europese landen heeft Nederland een hoge kwaliteit van kankerzorg. Wel wijken het vóórkomen en de overlevingskansen in Nederland op een aantal punten af van andere landen. Deze verschillen moeten nader onderzocht worden. 10 trends 1 Kankerzorg in Beeld, IKNL januari 2014

4 4. Zichtbare praktijkvariatie Tussen ziekenhuizen en tussen regio s is variatie zichtbaar in diagnostiek en behandeling. Als variatie in zorg verband houdt met variatie in uitkomst van zorg is er een duidelijke incentive voor minder goed presterende ziekenhuizen om te verbeteren. Alleen is de relatie tussen variatie en uitkomst niet duidelijk. Meer onderzoek is nodig om het effect van de variatie op uitkomsten in kaart te brengen en om ongewenste variatie te minimaliseren. 5. Diagnostiek varieert Ook in de diagnostiek geldt dat er ongewenste en te beten variatie in de zorg is. Verschillen in diagnostiek zijn tussen regio s vaak groter dan tussen typen ziekenhuis. 6. Behandelingen veranderen Conform de (recente) richtlijnen neemt de afgelopen jaren het gebruik van systemische- (chemo-, hormoonen doelgerichte therapie), radiotherapeutische behandelingen en combinaties hiervan (multimodale behandelingen) bij verschillende kankersoorten toe. Vaak gaat het hierbij om doelgerichte en dure behandelingen. Daarnaast groeit het aantal minder ingrijpende operatiemethoden. 7. Anders voor oudere patiënten Gegevens tonen aan dat kankerzorg voor oudere patiënten (> 70 jaar) wezenlijk verschilt van de zorg voor andere volwassen patiënten. Omdat het aantal ouderen met kanker verder zal toenemen en omdat deze groep zeer divers is (bijvoorbeeld in comorbiditeit en algehele conditie) moet het onderzoek naar kanker bij ouderen worden geïntensiveerd. 8. Minder operatiesterfte De sterfte binnen 30 dagen na operatie neemt voor enkele kankersoorten af, maar er is nog steeds variatie die om een aanpak vraagt. Een mogelijke verklaring voor de dalende sterfte en variatie hierin kan zijn dat het aantal hoogcomplexe behandelingen geconcentreerd is, waardoor de zorg niet alleen tijdens, maar ook rondom de operatie is verbeterd. 9. Concentreren is de praktijk Kankerzorg concentreert zich. In eerste instantie was deze concentratie voornamelijk gericht op weinig voorkomende kankersoorten. Uit de NKR blijkt echter ook dat nog niet voor alle weinig voorkomende kankersoorten en/ of behandelingen in de periode concentratie is ingezet. Verwachting is wel dat deze trend zich de komende jaren verder ontwikkelt. 10. Meer multidisciplinaire normen Net als in de richtlijnen wordt de organisatie van zorg steeds meer multidisciplinair benaderd, dit is terug te zien in de ontwikkelingen van multidisciplinaire normen bijvoorbeeld de SONCOS-normen 172. Normen zijn essentieel om de kwaliteit van de keten te waarborgen. Hierbij is de relatie tussen de normen en de kwaliteit en uitkomsten van zorg van belang. Veranderingen ten opzichte van vorig jaar De rapportage van vorig jaar was ten opzichte van eerdere rapporten al uitgebreid met een aantal indicatoren en aanvullende informatie over door u geleverde zorg. Ook dit jaar zijn ruim 30 indicatoren, gebaseerd op gegevens uit de periode in de rapportage opgenomen. Naar aanleiding van terugkoppeling uit het veld van vorig jaar is een aantal indicatoren verwijderd, een aantal aangescherpt en een aantal nieuwe toegevoegd, waaronder de mediane overleving van de vijf meest voorkomende kankersoorten. De indicatoren voor het mammacarcinoom die zijn overgenomen uit de set van de Nederlandse Breast Cancer Audit (NBCA),betreffen hier een kalenderjaar i.p.v. een NBCA-jaar. Bij kleine aantallen patiënten per ziekenhuis berust variatie tussen ziekenhuizen voor een groot deel op toeval. Bij het doornemen van de rapportage moet de lezer erop bedacht zijn dat acties die zijn ingezet naar aanleiding van de rapportage van vorig jaar nog niet zichtbaar zijn in de indicatoren in de huidige rapportage. Ondersteuning IKNL Graag gaan wij met u in gesprek over de rapportage. Bijvoorbeeld voor een verdere verdieping van de gepresenteerde informatie of over identificatie van afwijkende cases. Ook kan - als u dat wenst- uw adviseur, in samenwerking met u en op basis van de gepresenteerde gegevens,een advies op maat voor uw ziekenhuis verzorgen.

5 1.2 Afbakening Alleen nieuwe primaire tumoren Speciaal opgeleide medewerkers van IKNL verzamelen in uw ziekenhuis gegevens op basis van de medische dossiers (vaak digitaal). Zij registreren de gegevens van alle patiënten met kanker waarvan de ziekte door middel van weefselonderzoek of klinisch (beeldvorming) voor het eerst in uw ziekenhuis is vastgesteld. Het betreft patiënten, die in verband met de primaire diagnose opgenomen zijn geweest en/of van wie (een deel van) de primaire behandeling is gedaan in uw ziekenhuis. Als een patiënt elders is behandeld, worden die behandeling en die instelling ook geregistreerd. De NKR beschikt (nog) niet over complete gegevens over recidiefbehandelingen of behandelingen van patiënten bij wie initieel een afwachtend beleid is gevoerd. Dit betekent dat deze rapportage voor ziekenhuizen die een belangrijke (centrum)functie vervullen voor behandeling van patiënten in de tweede of derde lijn slechts een deel van de totale patiëntenpopulatie in kaart brengt. U kunt deze rapportage daarom niet gebruiken om de totale productie van uw ziekenhuis te meten. Een patiënt die uw ziekenhuis alleen voor (een deel van de) diagnostiek of voor een second opinion heeft bezocht, is vermeld bij het ziekenhuis van de eerste diagnose en/of het ziekenhuis van de primaire behandeling en dus niet bij uw ziekenhuis. Als uw ziekenhuis beschikt over een afdeling radiotherapie dan zijn patiënten die alleen bij de radiotherapie bekend zijn niet opgenomen in deze rapportage. Internationale regels IKNL registreert volgens internationale richtlijnen en maakt gebruik van internationale codeersystemen zoals de International Classification of Diseases for Oncology en de Classificatie van Maligne Tumoren (TNM-classificatie ) van de Union for International Cancer Control (UICC). Dit bevordert de internationale vergelijkbaarheid van onze gegevens. In deze rapportage vindt u slechts een kleine selectie van alle geregistreerde gegevens in de NKR. Als u extra gegevens nodig heeft of als u informatie wilt over andere mogelijkheden, kunt u contact opnemen met IKNL via een IKNLmedewerker in uw ziekenhuis of via: gegevensaanvraag@iknl.nl.

6 Percentage patiënten met 95% betrouwbaarheidsinterval 2. Nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen In dit overzicht treft u de incidentie en aantallen behandelingen van tumoren zoals vastgelegd van uw ziekenhuis. Per tumor wordt de incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. Voor een aantal tumoren staat de stadiumverdeling, het aantal behandelingen (operatie of chemotherapie) en als het van toepassing is- de operatiesterfte weergeven. Daarna volgt per tumorgroep een weergave van uitkomsten van indicatoren in uw ziekenhuis ten opzichte van de landelijke spreiding van de uitkomst in alle ziekenhuizen van Nederland. Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. In onderstaande leeswijzer zetten wij de gehanteerde definities kort uiteen en geven wij een uitleg over de gepresenteerde figuren. 2.1 Leeswijzer Incidentiecijfers en aantallen behandelingen Alle incidentiecijfers en behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die begin oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment alleen nog maar een voorlopige diagnose bekend. Nog niet alle gegevens over behandelingen die gestart zijn in 2013 waren op dat moment vastgelegd. De nog ontbrekende maanden van 2013 zijn geëxtrapoleerd op basis van de vergelijkbare periode in Alle incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten. Variatie Variatie tussen ziekenhuizen bestaat uit een combinatie van echte verschillen, verschillen in patiëntzwaarte (casemix) en toeval. Kenmerken van de patiënt (leeftijd, comorbiditeit, algehele conditie) en van de tumor (stadium, histologie, gradering) zijn van belang in de besluitvorming over behandeling. Bijvoorbeeld, in een ziekenhuis met een relatief oudere patiëntpopulatie krijgt waarschijnlijk een lager percentage van alle patiënten chemotherapie dan gemiddeld. Om effecten van verschillen in casemix te dempen, is bij diverse indicatoren een selectie van alle beschikbare patiënten geïncludeerd. Bijvoorbeeld selectie van patiënten jonger dan 75 jaar voor een indicator over chemotherapie. Nadeel van deze werkwijze is dat een kleiner aantal patiënten per ziekenhuis beschikbaar is voor de berekening van een indicator. Bij een kleiner aantal patiënten per ziekenhuis neemt de onnauwkeurigheid van een indicatorwaarde toe en een groter deel van gevonden verschillen kan toegeschreven worden aan toeval. Bijvoorbeeld, bij een indicatorwaarde van 50% in een ziekenhuis waar 20 patiënten beschikbaar zijn voor de berekening (de ), moet rekening gehouden worden met een 95% betrouwbaarheidsinterval lopend van 30% tot en met 70%, bij een aantal van 200 patiënten is dat 43% t/m 57% (zie figuur). Het aantal patiënten dat per ziekenhuis beschikbaar is voor de berekening van een indicator, is doorgaans klein. Gepresenteerde resultaten van het eigen ziekenhuis moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 100% 80% 60% 40% 20% 0% Aantal patiënten waarover percentage is berekend

7 Indicatoren: Informatie over geleverde zorg De meeste indicatoren in deze ziekenhuisrapportage zijn eerder ontwikkeld in het kader van richtlijnevaluaties en andere kwaliteitstrajecten (zoals bijvoorbeeld Zichtbare Zorg). Een indicator is een meetbaar fenomeen dat een signalerende functie heeft en een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit. Wijkt een indicator af van een afgesproken norm dan is bijsturing gewenst. We onderscheiden proces-, structuur- en uitkomstindicatoren. Voor interpretatie is kennis van de lokale situatie gewenst. Daarnaast bevat deze ziekenhuisrapportage informatie over geleverde zorg waarvoor de term 'indicator' wellicht minder passend is omdat een officiële norm of referentie ontbreekt of omdat een norm niet relevant is. Deze informatie is toegevoegd om instellingen inzicht te geven in door hen geleverde zorg ( wat bieden wij deze patiëntgroep ) in vergelijking met andere instellingen in Nederland. Het betreft bijvoorbeeld aspecten van zorg waar beschikbare evidence (nog) onvoldoende houvast biedt maar waar wel variatie tussen instellingen bestaat, zorg waar recente publicaties tot wijzigingen in de praktijk geleid hebben (vooruitlopend op een richtlijntraject), zorg voor patiëntgroepen waarover eerder nauwelijks is gerapporteerd, e.d. Voor de eenvoud en eenduidigheid is in deze ziekenhuisrapportage overal de term indicator gehanteerd. In vergelijking met vorig jaar is onder andere informatie toegevoegd over mediane overleving van patiënten met bij diagnose gemetastaseerde kanker. Van een aantal indicatoren is de definitie aangescherpt. Ook zijn enkele indicatoren verwijderd die in de vorige rapportage een geringe landelijke spreiding lieten zien en gegevens in de NKR die nader bestudeerd moeten worden. Van elke indicator wordt in een figuur weergegeven hoe het resultaat in uw ziekenhuis is ten opzichte van alle ziekenhuizen in Nederland. Hiernaast staat hoe de figuur gelezen moet worden. Voor de meeste indicatoren bestaat geen officiële norm. Als die er wel is (bijvoorbeeld voor indicator 16) dan wordt de norm aangegeven met een roze lijn figuur: voorbeeld per indicator De positie van een blauwe ruit of de blauwe lijn op de grijze balk in de figuur geeft aan hoe het ziekenhuis zich voor dezelfde indicator ten opzichte van andere ziekenhuizen verhoudt: 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score Blauwe ruit De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis bedroeg in %. De scores van het ziekenhuis ten opzichte van de andere ziekenhuizen in Nederland worden weergegeven door een ruit per balk per jaar als er in de periode in totaal meer dan 15 cases waren. Stel, in uw ziekenhuis waren in de periode meer dan 50 cases. In 2009 staat de ruit op 57%. In 2010 staat de ruit op 19%. In 2011 staat de ruit op 0%. In 2012 staat de ruit op 25%. Voor 2013 wordt geen ruit weergegeven (zie punt drie). Blauwe lijn De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis bedroeg in gemiddeld 17%. Dit gemiddelde wordt met een verticale lijn in de figuur getoond als er in uw ziekenhuis tussen de 3 en 15 cases waren in de periode Stel, in dit ziekenhuis waren in de periode voor deze indicator 12 cases. De scores op de indicator in deze periode waren bijvoorbeeld respectievelijk 33% (1/3), 0% (0/2), 0%(0/3), 50% (1/2) en 0%(0/2); hierdoor komt de gemiddelde score van de afgelopen 5 jaar op 17% (2/12). De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis in 2013 ontbreekt: er waren minder dan 3 cases in Stel, de blauwe balk van een bepaald jaar bevat geen ruit, dan waren er minder dan 3 cases in dat jaar. In dit voorbeeld gaat dit op voor het jaar 2013.

8 2.2 Alle lokalisaties Totaal aantal nieuwe tumoren naar geslacht en tumorgedrag eigen ziekenhuis naar incidentiejaar Nederland geslacht/tumorgedrag * 2013* mannen 13, ,079 1,046 1,189 1,106 1,106 62,609 vrouw en 12, ,905 totaal 25,825 1,839 1,952 1,986 2,184 2,039 2, ,514 w aarvan: invasief 23,340 1,673 1,758 1,783 1,983 1,809 1, ,346 niet-invasief ('in situ') 2, ,671 benigne of 'borderline' ,502 Totaal aantal nieuwe tumoren naar incidentiejaar in vergelijking met Nederland, * aantal nieuwe tumoren Incidentie naar geslacht en tumorgedrag in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. 2,500 2,000 1,500 1,000 1,166 1,359 2, , , , , incidentiejaar eigen ziekenhuis (schaal links) Nederland (schaal rechts) 50, Alle lokalisaties * 2013 voorlopige cijfers

9 0% 1% 5% 6% 8% 7% 20% 20% 22% 23% 45% 42% 3% 4% 4% 6% 6% 6% 7% 8% 8% 7% 7% 7% 7% 9% 9% 9% 10% 10% 12% 15% 11% 12% 11% 12% aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of leeftijd in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. Totaal aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie in vergelijking met Nederland Leeftijdsverdeling van patiënten met invasieve tumoren ( *) eigen ziekenhuis ( ) Nederland (2013) berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. eigen ziekenhuis Nederland 0-17jr 18-44jr 45-59jr 60-74jr 75-84jr Alle lokalisaties * 2013 voorlopige cijfers

10 2.3 Spijsverteringsorganen Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor eigen ziekenhuis naar incidentiejaar NL lokalisatie/morfologie * 2013* slokdarm en cardia ,636 maag (excl. cardia) ,323 dunne darm dikke darm 1, ,535 endeldarm 1, ,674 anus lever galblaas galw egen alvleesklier ,338 GIST/overige sarcomen van tr. dig overige gastrointestinale tumoren aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. 2.3 Spijsverteringsorganen * 2013 voorlopige cijfers

11 Aantal geopereerde tumoren en 30-dagen sterfte per jaar ( *) eigen ziekenhuis naar operatiejaar NL lokalisatie * 2013* slokdarm w aarvan overleden binnen 30 dagen cardia w aarvan overleden binnen 30 dagen maag (excl. cardia) w aarvan overleden binnen 30 dagen dikke darm ,304 w aarvan overleden binnen 30 dagen endeldarm ,806 w aarvan overleden binnen 30 dagen alvleesklier en galw egen w aarvan overleden binnen 30 dagen Sterfte binnen 30 dagen na de operatie ( *) De 30-dagenoperatiesterfte beschrijft het risico op overlijden in de postoperatieve fase. Dit risico wordt mede bepaald door preoperatieve selectie en de kwaliteit van de perioperatieve zorg. De operatiesterfte is lager als postoperatieve complicaties (trombose, bloedingen, wondinfecties) minder vaak voorkomen. Vroege ontdekking en adequate behandeling van complicaties verlagen de operatiesterfte. Aantal patiënten overleden binnen 30 dagen na operatiedatum. Per tumorlocatie: aantal patiënten met chirurgische resectie van de maligniteit: slokdarm, cardia, maag, dikke darm, endeldarm, alvleesklier. Exclusief: lokale resecties, lymfomen. Operatiesterfte is de meest gebruikte indicator in de chirurgische oncologie. Er zijn geen Nederlandse normen voor de 30- dagenoperatiesterfte bij tumoren van de spijsverteringsorganen. De 30-dagenoperatiesterfte is gevoelig voor selectieve verwijzing van hoog-risico patiënten. Bij kleine aantallen (<200 resecties) is deze uitkomstmaat gevoelig voor toevalsvariatie. De 30- dagenoperatiesterfte is niet gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, conditie van de patiënt, stadium, urgentie van de operatie (electief/ spoed) of type operatie. Voor de 30-dagenoperatiesterfte worden ook patiënten meegeteld die zijn overleden na ontslag uit het ziekenhuis. Patiënten die in het ziekenhuis zijn overleden na 30 dagen worden niet meegeteld. 2.3 Spijsverteringsorganen * 2013 voorlopige cijfers

12 indicator 1 percentage geopereerde patiënten (jonger dan 75 jaar) met maagcarcinoom dat (neo)adjuvante chemotherapie heeft gekregen Perioperatieve behandeling met chemotherapie heeft een positief effect op de overleving van patiënten en verkleint de tumor. Aantal patiënten met een maagcarcinoom dat neoadjuvante chemotherapie heeft gekregen. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met een maagcarcinoom dat geopereerd is en resectie van de tumor heeft ondergaan. Exclusie: patiënten bij wie na neoadjuvante behandeling toch besloten is geen resectie uit te voeren, patiënten met klinisch stadium I, patiënten bij wie tijdens resectie voor een andere indicatie bij toeval een tumor is ontdekt en patiënten die een endoscopische resectie hebben ondergaan. In de Nederlandse richtlijn uit 2009 wordt aanbevolen om patiënten met een resectabel maagcarcinoom perioperatieve chemotherapie aan te bieden als de conditie en comorbiditeit van de patiënt dit toelaat ( De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie is gedaan, ongeacht de instelling van de (neo)adjuvante behandeling. 2.3 Spijsverteringsorganen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

13 indicator 2 percentage stadium I-III geopereerd maagcarcinoom waarbij tenminste 15 klieren zijn onderzocht % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Het onderzoeken van voldoende lymfeklieren is van belang voor goede stadiëring en voor het bepalen van de prognose. Er wordt gestreefd naar verwijdering van zoveel mogelijk lymfeklieren om de kans op een locoregionaal recidief te verkleinen en de langetermijnoverleving te optimaliseren. Aantal patiënten met stadium I-III maagcarcinoom dat geopereerd is en waarbij 15 of meer lymfeklieren zijn onderzocht. Aantal patiënten met stadium I-III maagcarcinoom dat geopereerd is. Exclusie: patiënten bij wie tijdens resectie voor een andere indicatie bij toeval een tumor is ontdekt en patiënten die een endoscopische resectie hebben ondergaan. In de Nederlandse richtlijn uit 2009 wordt aangegeven dat bij een lymfklierdissectie ten minste 15 lymfeklieren verwijderd en onderzocht dienen te worden ( Het is mogelijk dat niet bij alle patiënten 15 lymfeklieren gevonden worden. 2.3 Spijsverteringsorganen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

14 indicator 3 percentage geopereerde patiënten (jonger dan 75 jaar) met stadium III coloncarcinoom dat adjuvante chemotherapie heeft gekregen % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Adjuvante chemotherapie verbetert de overleving van patiënten met coloncarcinoom stadium III. Aantal patiënten dat aanvullende chemotherapie heeft gekregen. Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met een stadium III coloncarcinoom dat geopereerd is. Operatie bestaande uit tumorresectie. In de Nederlandse richtlijn uit 2008 en 2014 wordt aanbevolen bij patiënten met stadium III coloncarcinoom adjuvante chemotherapie te geven ( Comorbiditeit of een slechte lichamelijke conditie kunnen redenen zijn om af te zien van chemotherapie. Bij de berekening van deze indicator is hier geen rekening mee gehouden. De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie is gedaan, ongeacht de instelling van de adjuvante behandeling 2.3 Spijsverteringsorganen Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

15 indicator 4 mediane overleving (in maanden) stadium IV colorectaal carcinoom ( ) Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV). Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose. Colorectaal Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in , colorectaal carcinoom. Landelijke gegevens colorectaal carcinoom: mediaan 11.8 maanden (n>13.000), d.w.z. de helft van de patiënten leeft langer. Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie. 2.3 Spijsverteringsorganen eigen ziekenhuis: n = 210 Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

16 Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium. Relatieve overleving colorectaal carcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder) Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per TNM-stadium (I, II, III, IV) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking. 0% 20% 40% 60% 80% 100% stadium I stadium II eigen ziekenhuis stadium III 1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving stadium IV 5-jaarsoverleving Nederland stadium I stadium II 1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving stadium III stadium IV Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode (TNM 6e editie) respectievelijk (TNM 7e editie). Percentage afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum. Landelijke gegevens. De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA-)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie. 2.3 Spijsverteringsorganen

17 indicator 5 percentage geopereerde patienten (jonger dan 75 jaar) met stadium I-III pancreascarcinoom dat chemotherapie heeft gekregen na tumorresectie % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Het is aangetoond dat adjuvante chemotherapie een significant betere (ziektevrije) overleving geeft, dit geldt zowel voor de 5-FU gebaseerde chemotherapie als voor gemcitabine gebaseerde chemotherapie. Aantal patiënten dat adjuvant chemotherapie heeft gekregen. Aantal patiënten jonger dan 75 jaar waarbij resectie heeft plaatsgevonden van een pancreascarcinoom. Exclusie: patiënten gediagnosticeerd met gemetastaseerd pancreascarcinoom (stadium IV). In de Nederlandse richtlijn pancreascarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen bij een patiënt na resectie van een pancreascarcinoom behandeling met gemcitabine te geven ( Comorbiditeit, een slechte lichamelijke conditie of de wens van de patiënt kunnen redenen zijn om af te zien van chemotherapie. Hier is geen rekening mee gehouden. Voor een betere vergelijkbaarheid is gekozen voor een selectie van patiënten jonger dan 75 jaar. De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie heeft plaatsgevonden, ongeacht de instelling van de chemotherapiebehandeling. Ongeacht neoadjuvante behandeling. 2.3 Spijsverteringsorganen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

18 indicator 6 percentage patiënten (jonger dan 75 jaar) met gemetastaseerd pancreascarcinoom dat chemotherapie heeft gekregen Het is aangetoond dat chemotherapie bij patiënten met een lokaal irresectabel of gemetastaseerd pancreascarcinoom de overleving verbetert. Aantal patiënten dat chemotherapie heeft gekregen. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Aantal patiënten <75 jaar met een gemetastaseerd pancreascarcinoom. in/exclusiecriteria Inclusie: nieuwe patiënten met bij diagnose een gemetastaseerd (waarschijnlijk) pancreascarcinoom. Exclusie: patiënten bij wie resectie heeft plaatsgevonden. Volgens de Nederlandse richtlijn pancreascarcinoom uit 2011 kan bij een lokaal irresectabel of gemetastaseerd pancreascarcinoom behandeling met gemcitabine worden overwogen ( Comorbiditeit, een slechte lichamelijke conditie of de wens van de patiënt kunnen redenen zijn om af te zien van chemotherapie. Hier is geen rekening mee gehouden. Voor een betere vergelijkbaarheid is gekozen voor een selectie van patiënten jonger dan 75 jaar. De indicator is berekend voor de instelling waar de (PA)diagnose is gesteld, ongeacht de instelling van de chemotherapiebehandeling. 2.3 Spijsverteringsorganen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

19 1% 5% 8% 10% 8% 15% 16% 30% 43% 64% 2.4 Luchtwegen Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor eigen ziekenhuis naar incidentiejaar Nederland lokalisatie/morfologie * 2013* luchtpijp long niet-kleincellig carcinoom 2, ,305 kleincellig carcinoom ,702 overig en ongespecificeerd ,597 thymus longvlies mesothelioom** ** incl. mesothelioom van het buikvlies Stadiumverdeling** niet-kleincellig long-carcinoom (eigen ziekenhuis, *) aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. limited disease extensive disease onbekend 2.4 Luchtwegen * 2013 voorlopige cijfers, ** TNM 6e editie; TNM 7 e editie

20 Aantal geopereerde tumoren (primair longcarcinoom) en 30-dagen sterfte per jaar eigen ziekenhuis naar operatiejaar Nederland soort operatie * 2013* segmentexcisie (bi)lobectomie ,737 'sleeve' lobectomie pneumonectomie overig/niet gespecificeerd totaal ,990 w aarvan overleden binnen 30 dagen De 30-dagenoperatiesterfte beschrijft het risico op overlijden in de postoperatieve fase. Dit risico wordt mede bepaald door preoperatieve selectie en de kwaliteit van de perioperatieve zorg. De operatiesterfte is lager wanneer postoperatieve complicaties (trombose, bloedingen, wondinfecties) minder vaak voorkomen. Vroege ontdekking en adequate behandeling van complicaties verlagen de operatiesterfte. Aantal patiënten overleden binnen 30 dagen na operatiedatum. Per tumorlocatie: aantal patiënten met chirurgische resectie van primair longcarcinoom Exclusief: lokale resecties, lymfomen, sublobaire resecties Sterfte binnen 30 dagen na de operatie ( *) 10% 8% eigen ziekenhuis % eigen ziekenhuis % Nederland % Nederland % long Operatiesterfte is de meest gebruikte indicator in de chirurgische oncologie. De database van de European Society of Thoracic Surgeons meldt voor de jaren een operatiesterfte van 2,5% (Falcoz et al., 2013). De 30-dagenoperatiesterfte is gevoelig voor selectieve verwijzing van hoog-risicopatiënten. Bij kleine aantallen (<200 resecties) is deze uitkomstmaat gevoelig voor toevalsvariatie. De 30- dagenoperatiesterfte is niet gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, conditie van de patiënt, stadium, urgentie van de operatie (electief/ spoed) of type operatie. Voor de 30-dagenoperatiesterfte worden ook patiënten meegeteld die zijn overleden na ontslag uit het ziekenhuis. Patiënten die in het ziekenhuis zijn overleden na 30 dagen worden niet meegeteld. 2.4 Luchtwegen * 2013 voorlopige cijfers

21 aantal behandelingen Behandelingen uitgevoerd in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de behandelingen in Nederland. Chemotherapie als (onderdeel van) primaire behandeling van longkanker eigen ziekenhuis naar incidentiejaar Nederland morfologie * 2013* niet-kleincellig carcinoom ,094 kleincellig carcinoom ,254 overige en ongespecificeerde longkanker berekening Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten (dus geen 2 e lijns behandelingen). Niet meegeteld zijn patiënten die woonachtig zijn in het buitenland en (een deel van) hun behandeling in Nederland hebben ontvangen. Behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. Chirurgische behandelingen zijn ingedeeld op basis van operatiejaar, andere behandelingen op jaar van diagnose. 2.4 Luchtwegen * 2013 voorlopige cijfers

22 indicator 7 percentage patiënten met een niet nader omschreven grootcellig longcarcinoom De systemische behandeling van patiënten met longkanker wordt mede bepaald door de histologische subtypering. Met aanvullende kleuringen van biopten kan men beter onderscheid maken tussen adenocarcinoom en plaveiselcelcarcinoom en daarmee de diagnose grootcellig carcinoom NNO vermijden. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Aantal patiënten met diagnose grootcellig carcinoom, NNO. Totaal aantal patiënten met longcarcinoom. In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen om immunohistochemisch onderzoek toe te passen voor de subtypering van niet-kleincellig longcarcinoom in biopten. Een niet eenduidige uitslag leidt in 5-20% van de gevallen tot de diagnose grootcellig carcinoom NNO ( De uitkomstmaat is afhankelijk van de beschikbaarheid van representatief tumorweefsel en het gebruik van aanvullend immunohistochemisch onderzoek door de patholoog-anatoom. De uitkomst is daarnaast afhankelijk van de wijze van verslaglegging. Ook bij twijfelgevallen is het in veel gevallen mogelijk om een voorkeursdiagnose af te geven. 2.4 Luchtwegen Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

23 indicator 8 percentage patiënten met stadium IV adenocarcinoom van de long bij wie een EGFR bepaling is gedaan % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% niet beschikbaar Bij patiënten met stadium IV niet-kleincellig longcarcinoom is EGFRmutatie-analyse van belang voor de keuze van het type systemische behandeling. Patiënten met een activerende EGFR-mutatie worden bij voorkeur behandeld met EGFR-TKI s. De meeste EGFR-mutaties worden gevonden in adenocarcinomen. Aantal patiënten met EGFR-bepaling. Aantal patiënten met adenocarcinoom, stadium IV. Inclusie vanaf diagnosejaar In de landelijke richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen om EGFR-mutatie-analyse in ieder geval toe te passen bij patiënten met adenocarcinoom of grootcellig carcinoom NNO, voor zover die niet in aanmerking komen voor een in opzet curatieve therapie ( Deze uitkomstmaat is afhankelijk van de werkwijze binnen het PAlaboratorium. In sommige laboratoria wordt de bepaling standaard verricht, in andere alleen bij indicatie voor systemische behandeling. Bij aanwezigheid van een KRAS-mutatie kan EGFR-mutatie-analyse achterwege worden gelaten. Informatie over EGFR-mutatie-analyse wordt vanaf 2011 in de NKR vastgelegd. 2.4 Luchtwegen Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

24 indicator 9 percentage patiënten (< 80 jaar) met niet-kleincellig stadium IV longcarcinoom dat systemische therapie heeft gehad % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Behandeling met chemotherapie kan de overleving van patiënten met stadium IV verlengen. Ook bij oudere patiënten of WHO performance status 2 wordt systemische behandeling met chemotherapie of EGFR-TKI s geadviseerd. Aantal patiënten systemisch behandeld (chemotherapie of doelgerichte behandeling). Aantal patiënten met NSCLC stadium IV. In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt bij stadium IV aanbevolen systemische behandeling toe te passen bij patiënten met WHO performance score 0-2 ( De TNM-stadiumindeling is in 2010 ingrijpend gewijzigd. De NKR gebruikt momenteel TNM-editie 7; de meeste klinische studies zijn echter gebaseerd op TNM-editie 6. Systemische behandeling wordt minder vaak toegepast bij patiënten op hoge leeftijd. De WHO performance score wordt niet vastgelegd binnen de NKR. 2.4 Luchtwegen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

25 indicator 10 percentage bestraalde patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom dat concomitante chemoradiotherapie heeft gekregen % 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Combinatiebehandeling met chemotherapie en radiotherapie verbetert de overleving bij patiënten met klinisch stadium III niet-kleincellig longcarcinoom. Aantal patiënten concurrent behandeld (start radiotherapie binnen 49 dagen van start chemotherapie). Aantal patiënten behandeld met een combinatie van chemotherapie en radiotherapie. Exclusief primair chirurgisch behandelde patiënten. In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen om bij stadium III niet-kleincellig longcarcinoom chemoradiotherapie toe te passen. Voor patiënten met WHO performance score 0-1 wordt aanbevolen om beide behandelingen gelijktijdig te geven ( Chemoradiotherapie wordt minder vaak toegepast bij patiënten op hoge leeftijd. Bij oudere patiënten wordt chemoradiotherapie vaak sequentieel gegeven. Bij progressie tijdens chemotherapie wordt vaak afgezien van radiotherapie. In de verslaglegging en de NKR is niet altijd eenduidig vastgelegd of de chemoradiotherapie concomitant of sequentieel was, waardoor enige misclassificatie mogelijk is. De indicator is berekend voor de instelling van diagnose, d.w.z. instelling van eerste PA-afname (respectievelijk van klinische opname). 2.4 Luchtwegen Score eigen ziekenhuis: gemiddeld Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

26 indicator 11 mediane overleving (in maanden) stadium IV longcarcinoom ( ) Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV). Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose. NSCLC SCLC Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in : niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) kleincellig longcarcinoom (SCLC) Long: inclusief diagnoses zonder PA-bevestiging. Landelijke gegevens: niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) 4.1 maanden (n>21.000) kleincellig longcarcinoom (SCLC) 5.4 maanden (n>5.200) D.w.z. de helft van de patiënten leeft langer. Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie. 2.4 Luchtwegen eigen ziekenhuis: NSCLC n = 357, SCLC n = 85 Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score

27 Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium. Relatieve overleving niet-kleincellig longcarcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder) Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per TNM-stadium (I, II, III, IV) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking. stadium I 0% 20% 40% 60% 80% 100% Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode (TNM 6e editie) respectievelijk (TNM 7e editie). Percentage afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. stadium II stadium III stadium IV stadium I eigen ziekenhuis 1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving Nederland 1-jaarsoverleving Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum. : Landelijke gegevens. stadium II 3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een stadium III benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte stadium IV sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA) diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie. 2.4 Luchtwegen

28 Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium. Relatieve overleving kleincellig longcarcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder) Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per stadium (limited - extensive) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking. limited 0% 20% 40% 60% 80% 100% Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode (TNM 6e editie) respectievelijk (TNM 7e editie). Percentage afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. extensive limited extensive eigen ziekenhuis 1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving Nederland 1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum. Landelijke gegevens. De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie. 2.4 Luchtwegen