VVE & CB De rol van het consultatiebureau bij Voor- en Vroegschoolse Educatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VVE & CB De rol van het consultatiebureau bij Voor- en Vroegschoolse Educatie"

Transcriptie

1 VVE & CB De rol van het consultatiebureau bij Voor- en Vroegschoolse Educatie Documentverantwoordelijke: Dineke Brouwers Datum vaststelling: 17 mei 2011

2 Inhoudsopgave DE ROL VAN HET CONSULTATIEBUREAU BIJ VVE... 3 Inleiding De rol van gemeenten De wet OKE (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) Doelgroepen voor VVE Taken van de JGZ op gebied van de spraak/taalontwikkeling Indiceren voor VVE Registreren in het DD JGZ Stappenplan voor de JGZ medewerker om toe te leiden naar VVE Signalering op de peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf Voorbeeld stroomschema toeleiding naar VVE Geraadpleegde literatuur... 9 Bijlage 1 Kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk Bijlage 2 Voorbeeld van aanvraagformulier voor plaatsing op een VVEvoorziening Bijlage 3 Begrippen

3 DE ROL VAN HET CONSULTATIEBUREAU BIJ VVE Inleiding In deze notitie wordt de ontstaansgeschiedenis van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) beschreven en wat de rol van ZuidZorg kan zijn op gebied van signalering, indicering en toeleiding naar Voor- en Vroegschoolse Educatie. Deze notitie is bedoeld voor JGZ medewerkers als hulpmiddel om gemeenten te informeren en te adviseren ten aanzien van het VVE beleid. De voor- en vroegschoolse periode heeft betrekking op de periode van 0 tot 4 jaar en de vroegschoolse periode op de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Op dit moment worden niet alle kinderen die tot de doelgroep behoren met VVE bereikt en stroomt vermoedelijk 20-30% in op de basisschool zonder geprofiteerd te hebben van het aanbod VVE. Uit onderzoek blijkt dat een achterstand in de taal op de leeftijd van 4 jaar niet meer kan worden ingehaald op de basisschool. Binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt de ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar gevolgd en gemonitord op de consultatiebureau s. Het vroegtijdig signaleren van (dreigende) achterstanden is één van de kerntaken van de JGZ professionals. De jeugdgezondheidszorg is een partner die een bijdrage kan leveren aan het vergroten van het doelgroepbereik om te komen tot 100% bereik (de gemeentelijke opdracht). 1. De rol van gemeenten Gemeenten zijn vanuit hun regierol in het onderwijsachterstandenbeleid verantwoordelijk voor het aanbod van voorschoolse educatie en de toeleiding van kinderen daarnaar toe. De gemeenten hebben beleidsvrijheid om de criteria voor de doelgroep voor voorschoolse educatie vast te stellen ( zie ook punt 3). VVE programma s in gemeenten: Het VVE aanbod is per gemeente verschillend. Er zijn centrum gerichte programma s en gezinsgerichte programma s. Centrumgerichte programma s worden op centra uitgevoerd zoals speelzalen, kinderopvang en scholen. Gezinsgerichte programma s worden uitgevoerd bij de mensen thuis zoals Home Start, opstapje, spel aan huis, spel aan de wagen. Financiering: Monitoring, signalering en verwijzing middels een verwijzingsformulier zijn taken die op het consultatiebureau uitgevoerd worden binnen het uniforme deel van het basistakenpakket. Extra lokale financiering is nodig voor het motiveren van de ouders door middel van extra inspanning van de consultatiebureaumedewerker buiten de reguliere consulten om. Dit geldt ook voor afstemming met peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Inspanning op dit gebied is afhankelijk van lokale (financiële) afspraken. 3

4 2. De wet OKE (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) De wet OKE (augustus 2010) beoogt jonge kinderen met een taalachterstand alle kansen te bieden om die achterstand in te halen. Hiervoor wordt een aantal maatregelen ingevoerd: a. Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang b. Realiseren van een 100% aanbod voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen c. Overleg gemeente, kinderdagverblijven, peuterspeelzaalwerk en basisscholen d. Toezicht en handhaving Ad a. Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Met deze maatregel wordt beoogd dat peuterspeelzalen aan kwaliteitseisen moeten voldoen die gelijkwaardig zijn aan die voor kinderdagverblijven. Hiervoor wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan het reguliere peuterspeelzaalwerk. Zie de specifieke kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk in bijlage 1. Ad b. Realiseren van een 100% aanbod voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen De gemeente moet zorg dragen voor een 100% aanbod van voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. Voor- en vroegschoolse educatie houdt in dat kinderen op jonge leeftijd meedoen aan educatieve programma s. De programma s beginnen in een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (voorschoolse educatie) en lopen door in de eerste twee groepen van de basisschool (vroegschoolse educatie). De doelstelling van het VVE beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Om financiële drempels weg te halen voor ouders van doelgroeppeuters worden de kosten voor voorschoolse deelname voor doelgroepkinderen aan peuterspeelzaal en kinderopvang gelijk (peuterspeelzaal wordt goedkoper, met als maximale ouderbijdrage de bijdrage die ze voor kinderopvang zouden betalen als ze recht zouden hebben op de maximale kinderopvangtoeslag). Elke gemeente bepaalt hoe de subsidieregeling wordt uitgevoerd en welke maatregelen worden genomen als ouders zich (deels) onttrekken aan de afspraken. Vroegschoolse educatie is bestemd voor doelgroepkinderen van 4 en 5 jaar en wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool. Hiervoor zijn de scholen verantwoordelijk. Scholen krijgen een eigen budget voor het realiseren van de vroegschoolse educatie. Ad c. Overleg gemeente, kinderdagverblijven, peuterspeelzaalwerk en basisscholen In de wet OKE wordt het college van B&W opgedragen tenminste jaarlijks overleg te voeren met schoolbesturen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Tijdens dit overleg moeten verplicht afspraken gemaakt worden over een zo groot mogelijke deelname van kinderen aan voorschoolse educatie (met als aandachtspunten het vaststellen van de doelgroep, toeleiding kinderen naar voorschoolse educatie, doorlopende lijn, uitwisseling van gegevens en realiseren van randvoorwaarden) en het realiseren van vroegschoolse educatie door het primair onderwijs. De gemeente heeft de regie maar de genoemde partners zijn verplicht om mee te werken aan de totstandkoming. De gemeente heeft doorzettingsmacht. 4

5 Ad d. Toezicht en handhaving De gemeente heeft op dit moment al een wettelijke taak tot toezicht en handhaving op de kwaliteit van kinderopvang. In het kader van de Wet OKE komen daar de volgende taken bij: Toezicht en handhaving van de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (GGD). Toezicht op en handhaving van kwaliteitseisen aanbod voorschoolse educatie (GGD). Toezicht op de vroegschoolse educatie (Inspectie van het Onderwijs). 3. Doelgroepen voor VVE De gemeenten hebben beleidsvrijheid om de criteria voor de doelgroep voor voorschoolse educatie vast te stellen. Zo kan de doelgroep bijvoorbeeld worden vastgesteld op basis van de gewichtenregeling in het primair onderwijs (opleidingsniveau van beide ouders) of het criterium onvoldoende taalaanbod in het Nederlands. Ook andere criteria op gebied van zorg of een combinatie van criteria zijn mogelijk. Gemeenten beschikken over de handreiking Voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding (Oberon & Sardes, 2009). Deze handreiking biedt handvatten voor gemeenten voor het bepalen, bereiken en toeleiden van doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie. Ook de JGZ heeft een adviserende rol in het bepalen van de doelgroep. De reikwijdte voor de doelgroep voor VVE wordt bepaald door de gemeente. 4. Taken van de JGZ op gebied van de spraak/taalontwikkeling Achterstand op taalgebied is vaak een eerste signaal dat er iets aan de hand is met een kind. De JGZ besteedt dan ook veel aandacht aan de spraak/ taalontwikkeling van kinderen. Spraak/taalproblemen kunnen gerelateerd zijn aan somatische, psychische en sociale factoren. De oorzaken van taalachterstand zijn divers: een specifieke taalstoornis, een niet-specifieke taalstoornis, zoals een algemene ontwikkelingsachterstand, autisme of aan autisme verwante stoornissen. Kinderen die mishandeld of verwaarloosd worden kunnen een vertraagde spraak/taalontwikkeling hebben. Ook kinderen die van huis uit weinig gestimuleerd worden om te praten (in de moeder taal) en kinderen die de Nederlandse taal weinig horen, kunnen een taalachterstand oplopen. Bij het vermoeden van een taalachterstand is er de mogelijkheid van een extra consult voor nader onderzoek of een huisbezoek om de thuissituatie nader te verkennen. Ook kan verwezen worden naar het spraak-taalspreekuur voor nadere diagnostiek. Het spraak-taalspreekuur is een samenwerkingsverband tussen St. Marie, MEE en ZuidZorg-JGZ. Gangbare taalactiviteiten binnen de jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4 jarigen conform de produktgroepen van het Basistakenpakket zijn: Monitoring en signalering: het volgen en registreren van de taalontwikkeling van kinderen in de Nederlandse taal en de moedertaal (indien dit niet de Nederlandse taal is) en het tijdig opsporen van een achterstand in taalontwikkeling (zie bijlage 3: begrippen). 5

6 Inschatten zorgbehoefte: het bepalen van de behoefte aan voorlichting en advies over taalontwikkeling, taalstimulering, tweetalig opvoeden en het bepalen van risicogroepen. Screeningen en vaccinaties: het screenen van het gehoor en de taalontwikkeling Voorlichting, advies, instructie en begeleiding: individuele en groepsgewijze activiteiten betreffende de taalontwikkeling, taalstimulering en het meertalig opvoeden. Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen: gerichte advisering aan specifieke doelgroepen bij gesignaleerde taalachterstand (zie bijlage 3). Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking: toeleiding naar VVE programma s, samenwerking met paraprofessionals (VETC ( Voorlichter Eigen Taal & Cultuur), Homestart, Opstapje, buurtmoeders), afstemming van het zorgaanbod. 5. Indiceren voor VVE Het grote bereik van de consultatiebureaus en het toepassen van betrouwbare signaleringsinstrumenten maakt de JGZ bij uitstek geschikt om kinderen te indiceren voor VVE. Tijdens alle contactmomenten op het consultatiebureau maken de JGZmedewerkers gebruik van betrouwbare instrumenten voor vroegsignalering. De belangrijkste instrumenten voor vroegsignalering zijn het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek en het balansmodel van Bakker/aandachtspuntenlijst (APL). Met behulp van deze instrumenten is het mogelijk risicofactoren in beeld te brengen en deze af te wegen tegen de beschermende factoren. De indicaties voor VVE worden per gemeente bepaald (zie punt 3). De indicatie voor VVE berust dus op een professionele afweging van de risico- en beschermende factoren die een rol spelen bij de lichamelijke en sociaal-emotionele en taal/spraak ontwikkeling van kinderen. 5.1 Registreren in het DD JGZ Door middel van registratie in het digitaal dossier Jeugdgezondheidszorg (DD-JGZ) is het mogelijk inzicht te verkrijgen in het aantal voor VVE geïndiceerde kinderen per gemeente en verwijzingen naar VVE. Registratie: interventie aanmaken; activiteit aanmaken; code 185 VVE indicatie. 6. Stappenplan voor de JGZ medewerker om toe te leiden naar VVE De toeleidingsactiviteiten kunnen uitgebreid zijn, maar starten altijd bij de reguliere contactmomenten. Tijdens deze consulten wordt standaard gekeken naar de (taal)ontwikkeling en tevens wordt het nut en de functie van de peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf voor kinderen besproken. Tijdens het contactmoment met 14 maanden worden (potentiële) doelgroepouders gemotiveerd voor een contactmoment op de leeftijd van 1 ½ jaar Bij contacten op de leeftijd van 1½ jaar wordt actief aan ouders gevraagd of aanmelding bij de peuterspeelzaal al heeft plaatsgevonden of dat een kind een kinderdagverblijf bezoekt. Op de leeftijd van 2 en 3 jaar wordt actief gevraagd of het kind een peuterspeelzaal/kinderdagverblijf bezoekt. 6

7 Als een kind geïndiceerd is voor VVE, bespreekt de JGZ medewerker dit met de ouders. Zij bespreekt de aanwezige risico s en informeert de ouders over de mogelijkheden binnen VVE (gezinsgericht en/of een centrumgericht programma). De JGZ indiceert voor VVE, niet voor de aard van het educatieve programma. Dat is een taak van de VVE voorziening/instelling/coördinator. Indien nodig kan de verpleegkundige een huisbezoek brengen of samen met ouders de betreffende VVE-lokatie bezoeken, om ouders te motiveren en te stimuleren gebruik te maken van VVE. Voor verwijzing naar de lokale VVE-voorziening wordt gebruik gemaakt van een (digitaal) formulier (zie voorbeeld bijlage 2). NB: De definitieve versie van dit formulier evenals de route die de aanvraag gaat volgen, wordt in samenspraak met alle betrokkenen lokaal vorm gegeven. 7. Signalering op de peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf Ook leidsters op de peuterspeelzalen en in de kinderopvang volgen de ontwikkeling van kinderen met behulp van het kindvolgsysteem. Wanneer zij van mening zijn dat er sprake is van een (dreigende) (spraak/taal) achterstand bij een kind, motiveren/ verwijzen zij de ouders naar het consultatiebureau voor een (extra) consult. De JGZ indiceert vanwege de longitudinale rol en expertise op gebied van de ontwikkeling en de gezondheid van een kind. Op basis van de gesignaleerde risico s kan de JGZ bepalen wat de oorzaak is van de achterblijvende (spraak/taal) ontwikkeling en het kind gericht doorverwijzen naar VVE en/of andere hulpverlening. Omdat het consultatiebureau de indicatie stelt voor alle kinderen, kan een compleet beeld verkregen worden van alle kinderen die voor VVE in aanmerking komen. 7

8 8. Voorbeeld stroomschema toeleiding naar VVE Stroomschema toeleiding VVE Signaleren doelgroepkinderen door: CB, PSZ, KDV, HA, e.a. Aanmelden bij CB-team voor indicatie Geen indicatie voor VVE Indicatie voor VVE Geen verwijzing Verwijzing andere hulpverleners Ouders accoord met verwijzing Ouders twijfelen Ouders niet accoord met verwijzing Motivatie huisbezoek door JGZverpleegkundige * Plaatsing VVEvoorziening * Uitbreiding dagdelen * Risicomonitoring door CB in overleg met partners van het voorliggend veld * Melden in ZvJ 8

9 Toelichting stroomschema Signaleren De kinderen die in aanmerking komen voor VVE worden gezien op het consultatiebureau, op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en mogelijk door de huisarts. Op het consultatiebureau wordt gebruik gemaakt van vroegsignaleringsinstrumenten zoals het van Wiechen ontwikkelingsonderzoek, Samen Starten en het Balansmodel van Bakker. Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven maken gebruik van een kindvolgsysteem. Indiceren + verwijzen Wanneer kinderen in aanmerking komen voor VVE worden zij aangemeld bij het CBteam waar het kind bekend is. De JGZ medewerker informeert de ouders over de mogelijkheden van VVE in de buurt. Wanneer de ouders akkoord gaan met de verwijzing, vult de JGZ medewerker samen met de ouders het aanmeldingsformulier in (voorbeeld zie bijlage 1). De JGZ medewerker stuurt het aanmeldingsformulier naar een lokaal daarvoor afgesproken adres. Indien mogelijk verwijst de JGZ medewerker digitaal. Wanneer de ouders twijfelen, spreekt de JGZ verpleegkundige een huisbezoek af of een gezamenlijk bezoek aan de betreffende VVE-lokatie, met als doel de ouders te motiveren voor deelname aan VVE. Wanneer de ouders niet akkoord gaan wordt de ontwikkeling van het kind op het consultatiebureau nadrukkelijk gevolgd tijdens de volgende contactmomenten. Het kind wordt indien nodig geregistreerd in het systeem Zorg voor Jeugd (ketenregistratie). Mogelijkheden Vervolgens zijn er verschillende mogelijkheden, namelijk: o Het kind bezoekt nog geen VVE-voorziening > wordt (met voorrang) geplaatst. o Het kind bezoekt al een VVE-voorziening > dagdelen worden uitgebreid naar 4 dagdelen (minimaal 3) 9. Geraadpleegde literatuur Notitie VVE de toekomst; partners op weg naar een nieuw VVE plan Gemeente Eindhoven, Onderwijs, Jeugd en Gezin. VVE De Toekomst; een nieuwe doelgroepdefinitie. Drs. M.de Kok-Teurlings, VVE protocol Stimulans Peuterwerk en ZuidZorg JGZ; november Rapport projectplan VVE; JGZ en risicoregistratie in Tilburg; december 2006 Van brabbelen tot spreken ; de JGZ en de taalontwikkeling van jonge kinderen. Actiz & Sardes; november Voor- en vroegschoolse Zorg en Educatie; de toekomst verkend. Sardes; augustus Nota opvoedingsondersteuning 0-4 jaar. Spil; augustus Omgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands, RIVM/Centrum jeugdgezondheid, februari

10 Bijlage 1 Kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk Peuterspeelzalen moeten per 1 augustus 2010 voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: Kwaliteitseisen peuterspeelzalen: - Leidster kind ratio 1 op 8 - Groepsgrootte maximaal 16 - Op elke groep is minimaal 1 beroepskracht aanwezig met opleidingsniveau PW-3 - Aanpassen wettelijke bepalingen: 1. Personeel moet in bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag. 2. Er is een schriftelijke risico-inventarisatie die de risico s van de opvang van kinderen in beeld brengt. 3. Er geldt een informatieplicht aan ouders over het beleid. 4. Er is een oudervertegenwoordiging en er is een klachtenregeling. 5. De voertaal is Nederlands. 6. Er moet voldaan worden aan de eisen rondom veiligheid en gezondheid brandweervoorschrtiften en eisen aan speeltoestellen en keukenhygiene.ggezondheid, brandweervoorschriften en eisen aan speeltoestellen en 7. keukenhygiëne. 10

11 Bijlage 2: Voorbeeld van aanvraagformulier voor plaatsing op een VVEvoorziening Stichting ZuidZorg, vertegenwoordigd door: Naam: Functie: Meldt aan voor deelname aan Voor- en Vroegschoolse Educatie: Datum: Gegevens kind: Achternaam: Voornaam: Adres: Postcode/Woonplaats: Telefoonnummer: jongen/meisje Geboortedatum: Geboorteland: Nationaliteit: adres: Gegevens vader: Land van herkomst: Nationaliteit: Spreektaal: Hoogst genoten onderwijs met diploma: Indien geen diploma, totaal aantal jaren welke vorm van onderwijs gevolgd: Gegevens moeder Land van herkomst: Nationaliteit: Spreektaal: Hoogst genoten onderwijs met diploma: Indien geen diploma, totaal aantal jaren welke vorm van onderwijs gevolgd: Met het kind wordt hoofdzakelijk gesproken in de taal: Reden voor aanmelding VVE: z.o.z. 11

12 Kindfactoren: (Dreigende) ontwikkelingsachterstand op gebied van: Motoriek: Sociaal-emotioneel: Taal/spraak: Omgevingsfactoren: Spraak/taal stimulering: Ik ben op de hoogte van het feit dat de verwijzer en peuterspeelzaal contact met elkaar hebben over de voortgang van het VVE traject. Ik ga hiermee akkoord. Datum: Handtekening ouders/verzorgers: In te vullen door administratie van peuterspeelzaal/kinderdagverblijf: Geplaatst per: Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf: Dit aanmeldingsformulier opsturen naar: 12

13 Bijlage 3 Begrippen Spraakontwikkeling Spraakontwikkeling betreft de ontwikkeling van het klanksysteem van een taal, dat wil zeggen het leren waarnemen en produceren van klanken zoals die in een bepaalde taal voorkomen (Platform Jeugdgezondheidszorg, 2005). Taalontwikkeling Taalontwikkeling betreft de ontwikkeling van de woordenschat en het verwerven van inzicht in het hanteren van grammaticale en communicatieve regels (Platform Jeugdgezondheidszorg, 2005). Taalontwikkelingsstoornis Taalontwikkelingsstoornissen kunnen op zichzelf staand voorkomen zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak. Deze worden specifieke taalontwikkelingsstoornissen genoemd. Niet-specifieke taalontwikkelingsstoornissen zijn geheel of gedeeltelijk verklaarbaar vanuit een duidelijk aanwezige ongunstige beïnvloedende factor, zoals gehoorverlies, lage intelligentie, algeheel vertraagde ontwikkeling of afwijkingen van het spraakorgaan. Nadere diagnostiek is nodig om de oorzaak van de taalontwikkelingsstoornis te achterhalen. Afhankelijk van de oorzaak kan behandeling worden ingezet. Voor kinderen met specifieke taalontwikkelingsstoornissen is taaltherapie (logopedie) aangewezen, soms gecombineerd met ouderbegeleiding. Voor alle andere kinderen geldt een ander therapieplan zoals hoorapparatuur bij gehoorproblemen, algehele ontwikkelingsstimulatie bij mentale retardatie en een chirurgische ingreep bij anatomische afwijkingen. Daarnaast komt taaltherapie in aanmerking (van der Ploeg et al. 2007). Blootstellingsachterstand in een bepaalde taal. Een taalachterstand door onvoldoende blootstelling aan de eerste taal van een kind wordt een blootstellingsachterstand genoemd (van der Ploeg et al. 2007). Met de eerste taal van een kind wordt bedoeld de meest gesproken taal (Platform Jeugdgezondheidszorg, 2005). Er zijn twee vormen van een blootstellingsachterstand in het Nederlands. Het kan voorkomen bij kinderen die worden opgevoed in een andere taal, maar het kan ook worden veroorzaakt bij kinderen met Nederlands als eerste taal met wie weinig of slecht Nederlands wordt gesproken. Als bij anderstalige kinderen de taalontwikkeling in de andere taal goed verloopt (geen blootstellingsachterstand in die taal en geen achterliggende taalontwikkelingsstoornis) is er normaal gesproken geen probleem met het aanleren van het Nederlands als tweede taal. Taalachterstand Een taalachterstand kan worden veroorzaakt door een stoornis bij het kind (taalontwikkelingsstoornis),door onvoldoende taalaanbod uit de omgeving (blootstellingsachterstand) of een combinatie van beide. Het onderscheid is van groot belang voor het in te zetten vervolgtraject (van der Ploeg 2007). Voor- en vroegschoolse educatie (vve) Vve-programma s zijn educatieve stimuleringsprogramma s voor jonge kinderen gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden. Ze worden aangeboden in peuterspeelzalen of kinderdagverblijven (voorschoolse educatie aan twee- en driejarigen) en in de groepen een en twee van de basisschool (vroegschoolse educatie aan vier- en vijfjarigen). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van voorschoolse educatie, terwijl scholen verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van vroegschoolse educatie (Staatsblad 451, 2006). 13