HOE VROEGER, HOE BETER?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOE VROEGER, HOE BETER?"

Transcriptie

1 Masterthesis Onderwijskunde HOE VROEGER, HOE BETER? Een onderzoek naar de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs Renske Naber Eerste lezer: Dr. R. Maslowski Tweede lezer: Dr. W. M. Lowie & Dr. M.I. Deunk September, 2011

2 Inhoudsopgave VOORWOORD 3 SAMENVATTING 4 ABSTRACT 5 HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1.1 Achtergrond 1.2 Aanleiding voor het onderzoek 1.3 Vraagstelling 1.4 Leeswijzer HOOFDSTUK 2: THEORETISCH KADER 2.1 Vreemde en tweede taalverwerving Tweede taalverwerving Kritische periode 2.2 Vroeg versus laat beginnen met Engels onderwijs 2.3 Woordenschat Lexicale ontwikkeling Woordenschat als voorspeller taalniveau 2.4 Samenvatting en vooruitblik HOOFDSTUK 3: METHODE 3.1 Respondenten Opleidingsniveau ouders Cito Leerlingvolgsysteem 3.2 Instrumenten PPVT Cito eindtoets Vragenlijst 3.3 Procedure 3.4 Analyse

3 HOOFDSTUK 4: RESULTATEN 4.1 Beschrijvende gegevens Ruwe scores PPVT Cito scores eindtoets taal Engelse invloed buiten school 4.2 Effecten van vvto op taalvaardigheid Engels Verbanden tussen het Engelse taalniveau en achtergrondfactoren Het effect van vvto op het Engelse taalniveau 4.3 Effecten van vvto op taalvaardigheid Nederlands Verbanden tussen het Nederlandse taalniveau en achtergrondfactoren Het effect van vvto op het Nederlandse taalniveau HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE EN DISCUSSIE 5.1 Engels taalniveau Verschil tussen vvto en Eibo leerlingen Sociaal economische status Buitenschools aanbod 5.2 Nederlands taalniveau 5.3 Conclusie REFERENTIES 40 Bijlage I. Bijlage II. Bijlage III. Bijlage IV. Brief en toestemmingsformulier Vragenlijst ouders PPVT-4 antwoordblad PPVT-4 voorbeeld van afbeeldingen 2

4 Voorwoord Voor u ligt mijn masterthesis Hoe vroeger, hoe beter?. Een onderzoek naar de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Deze thesis is geschreven in het kader van het masterjaar Onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Tijdens mijn zoektocht naar een geschikt afstudeeronderwerp werd mijn interesse gewekt door FLiPP; the foreign languages in primary school project. Deze projectgroep onderzoekt de effectiviteit van vroeg starten met Engels onderwijs op de basisschool. Bij de totstandkoming van deze thesis gaat mijn dank binnen FLiPP voornamelijk uit naar Sieuwke Reitsma. Ze heeft me geholpen met de opzet van mijn thesis en in het bijzonder het onderzoeksgedeelte hiervan. Tevens heb ik dankzij haar gebruik kunnen maken van alle benodigde testmaterialen. Daarnaast gaat mijn dank uit naar dr. Maslowski. Hij heeft mij gedurende het hele proces van mijn thesis begeleid en voorzien van kritische feedback over de opzet, uitvoering en rapportage. Tevens wil ik hierbij ook dr. Lowie bedanken voor zijn bijdrage, inspiratie en advies bij het verwerken van de resultaten van dit onderzoek. Natuurlijk wil ik ook de basisscholen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan mijn onderzoek en in het bijzonder de contactpersonen en leerkrachten van groep 8. Mijn meeste dank gaat uit naar alle leerlingen die mee hebben gewerkt. Zonder hun inzet en medewerking was het niet mogelijk geweest om de gegevens voor dit onderzoek te verzamelen. Ten slotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken die mij hebben gesteund en geholpen, vertrouwen en positieve energie hebben gegeven, of op welke wijze dan ook van betekenis zijn geweest. Renske Naber Groningen, september

5 Samenvatting Engels wordt steeds belangrijker in onze samenleving en de afgelopen jaren is er dan ook een enorme groeiversnelling te zien van scholen die vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) aanbieden. Bij deze onderwijsvorm wordt er al aan leerlingen vanaf groep 1 Engels (of een andere moderne vreemde taal) onderwezen. Inmiddels bieden 500 van de 7000 basisscholen in Nederland vvto aan. Sinds 1981 is Engels de enige vreemde taal die verplicht is in het basisonderwijs voor de groepen 7 en 8. Echter, wanneer een school besluit om eerder met Engels onderwijs te starten is hier geen wet- en regelgeving of doorlopende leerlijn voor. In Nederland is vvto relatief nieuw en is er nog weinig onderzoek naar gedaan. Het onderzoek in deze thesis gaat over de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs op het Engelse en Nederlandse taalvaardigheidniveau van de leerlingen. Het Engelse niveau werd vastgesteld door middel van de Peabody Picture Vocabulaire Test-4 (PPVT-4), dit is een Engelse woordenschattest. Voor het Nederlandse niveau werden de scores van het Cito Leerlingvolgsysteem en de Cito eindtoets taal gebruikt. In Totaal zijn 79 leerlingen uit groep 8 getest, waarvan er 42 vvto hebben gehad vanaf groep 1 en 37 het reguliere Engels onderwijsprogramma vanaf groep 7 (Eibo). De uitkomsten laten zien dat het vroeg vreemdetalenonderwijs zoals het nu gegeven wordt, met maar ongeveer één uur per week Engelse les niet effectief is. De later gestarte leerlingen van de Eibo groep, halen de vvto leerlingen alsnog in en eindigen op hetzelfde niveau. Vroeg Engels kan effectief zijn op jonge leeftijd, echter dan zal er wel meer tijd aan Engels onderwijs besteed moeten worden dan nu het geval is en er zal rekening gehouden moeten worden met de best passende onderwijsmethoden voor een bepaalde leeftijd. Engelse invloeden buiten school blijken een grote rol te spelen bij het Engelse niveau van de leerling. Voornamelijk wanneer het gaat om het spelen van Engelstalige (computer)spelletjes en het kijken van Engelstalige televisie. Er is een klein verschil geconstateerd in Nederlandse taalvaardigheid tussen de vvto en Eibo leerlingen. De scores op de Cito eindtoets taal van de Eibo leerlingen zijn iets hoger dan die van de vvto leerlingen. 4

6 Abstract In recent years, the English language has become more important in our society and as a result there has been a considerable increase in elementary schools that offer early foreign language education. With this type of education, children are taught English (or another modern foreign language) in the first grade. Since 1981, English is the only compulsory foreign language in primary schools in group 7 and 8. However, schools are free to provide foreign language education in an earlier stage. There are no legal rules or national educational goals provided for the 500 primary schools that now offer this kind of education. In the Netherlands, early foreign language is relatively new and little research has been done on this issue. This thesis is about the effects of early language education on the English and Dutch language proficiency of Dutch pupils. The English level was determined by the Peabody Picture Vocabulary Test-4 (PPVT-4). For the Dutch level, the scores of the Cito student following system and the Cito final test are used. In total, 79 students from the eighth grade were tested, of which 42 students started with English education in the first grade and 37 who followed the regular English education, starting at the seventh grade. The results show that early foreign language education is not effective if pupils are taught English only one hour a week. The pupils who started with English at the seventh grade end up at the same level as those who started six years earlier. Early English education can be effective, but only when there will be more hours English education than it is today and take into account the most appropriate methods for teaching at a certain age. A more important factor in learning the English language is exposure to it after school through, for example, conversations, (computer)games and television. There was a little difference in command of the Dutch language between the early starters and the regular starters. The Cito student following system scores of the pupils in regular English education were slightly higher than the early starters. 5

7 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond Door de internationalisering, groeiende mobiliteit en de uitbreidende mogelijkheden om te communiceren via nieuwe media, wordt beheersing van de Engelse taal voor iedereen steeds belangrijker. De interesse in vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) wordt door deze invloeden steeds groter in Nederland. Bij deze onderwijsvorm wordt er aan leerlingen vanaf groep 1 Engels (of een andere moderne vreemde taal) onderwezen. In de jaren negentig is een begin gemaakt met vvto in Nederland, maar pas de laatste jaren is sprake van een groeiversnelling (Europees platform, 2011b). Steeds meer scholen beginnen al in lagere klassen met Engels onderwijs. In Nederland wordt er per week ongeveer drie kwartier tot een uur Engelse les gegeven, blijkt uit de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau. Veel landen beginnen twee jaar eerder en bieden ook twee keer zoveel uren Engels onderwijs aan (Edelenbos & de Jong, 2004). Het Ministerie van Onderwijs en de Europese Commissie stimuleren de groei van vvto. Dit sluit aan bij taalplanningsintenties op Europees niveau om het vreemdetalenonderwijs op veel vroegere leeftijd te laten beginnen (Goorhuis & de Bot, 2005). Het idee hierachter is dat het vroeg aanbieden van een vreemde taal leidt tot meer taalvaardigheden op jonge leeftijd. De basis van dit beleid is vastgelegd in 1995, toen de Europese Commissie het witboek voor onderwijs publiceerde, waarin een strategie uiteengezet werd om een bepaald doel te bereiken. De Europese Commissie stelde hierin dat iemand die gebruik wil kunnen maken van de interne markt meerdere vreemde talen moet beheersen. Talen zijn essentieel om andere mensen en culturen te leren kennen (European Commission, 1995). In 2003 werd er door de Europese Commissie een actieplan gepubliceerd om deze ambities te verwezenlijken. Ook Nederland sloot zich bij deze ambities aan (Europese Commissie, 2003). Afgesproken is dat de EU-lidstaten het onderwijs in minimaal twee vreemde talen op jonge leeftijd stimuleren (Rijksoverheid, n.d.). In het dagelijks leven is de Engelse taal steeds vaker te horen, onder andere op de televisie, in computerspelletjes en in muziek. Ook wordt deze taal steeds vaker gebruikt in wetenschappelijke artikelen en publicaties, in studieboeken en als taal om te communiceren (met anderstaligen). Engels is de belangrijkste vreemde taal voor universiteiten en wetenschappers, soms is deze taal zelfs belangrijker dan het Nederlands (Edelenbos & de Jong, 2004). Engels heeft hierdoor een hoge status gekregen, waardoor Engels spreken als een pluspunt wordt gezien in de huidige maatschappij. Op de arbeidsmarkt worden Engelstaligen steeds belangrijker (Baker, 2006). Uit onderzoeken van het Britse nationaal centrum voor talen blijkt zelfs dat Europese bedrijven internationale omzet verliezen door een gebrek aan taalbeheersing van hun medewerkers (CILT, 2006). Sinds 1981 is Engels de enige vreemde taal die verplicht is in het basisonderwijs voor de 6

8 groepen 7 en 8. Het reguliere Engels onderwijsprogramma wordt aangeduid met de term Eibo, wat staat voor Engels in het basisonderwijs. Voor dit programma zijn kerndoelen beschreven. Echter, wanneer een school besluit om eerder met Engels te starten dan groep 7 is hier geen wet- en regelgeving voor (Europees platform, 2011b). Ook is er geen doorlopende leerlijn ontwikkeld voor deze leerlingen. 1.2 Aanleiding voor het onderzoek Inmiddels hebben ongeveer 500 van de 7000 basisscholen in Nederland een programma voor vvto. Dit is een groei van bijna 70% ten opzichte van het schooljaar (Europees platform, 2011a). In het schooljaar zullen naar schatting al ruim 700 basisscholen vvto aanbieden en het jaar daarop zelfs meer dan scholen (Europees platform, 2011b). Scholen willen leerlingen vroeg kennis laten maken met vreemde talen, omdat ze merken dat jonge kinderen de taal snel en natuurlijk op kunnen pikken. Ondanks dat het aantal scholen dat vvto aanbiedt in een razend tempo toeneemt, is er tot op heden in Nederland niet veel onderzoek gedaan naar de effecten van het op zeer jonge leeftijd aanbieden van een vreemde taal. Sommige leraren, andere professionals en ouders vrezen dat vvto het Nederlandse taalvaardigheidniveau van de leerling in de weg zal staan (Onderwijsraad, 2008). Uit onderzoek komt echter naar voren dat het leren van een tweede taal niet ten koste hoeft te gaan van de moedertaal (Herder & de Bot, 2005; Nikolov & Mihaljevic Djigunovic, 2006; Goorhuis & de Bot, 2005). Volgens Baker (2006) en Nikolov en Mihaljevic Djigunovic (2006) zal er mogelijk een positief effect op de moedertaal zijn door het leren van een tweede taal. De mogelijkheid om twee talen te gebruiken kan de cognitieve ontwikkeling en het metalinguïstisch bewustzijn verbeteren, waardoor het Nederlands eerder zal verbeteren dan verslechteren. Toch zijn er ook onderzoekers die nadelen zien in het vroeg leren van een tweede taal. Zo wordt er getwijfeld aan de effectiviteit van vvto op erg jonge leeftijd en of de opgedane talenkennis wel blijvend zal zijn (Goorhuis & de Bot, 2005). In Canada is veel onderzoek gedaan naar vvto. Hier begon men al in de jaren 60 met tweetalig onderwijs. De laatste vijfendertig jaar zijn de onderdompelingsprogramma s een kenmerk geworden van het Canadese onderwijssysteem (Herder & de Bot, 2005). Hierbij wordt 50 tot 100% van de lestijd besteed aan een vreemde taal. Uit verschillende rapporten blijkt dat dit niet leidt tot verlies van de moedertaal en daar ook geen negatieve effecten op heeft (Coleman & Weltens, 1998). Resultaten uit buitenlands onderzoek kunnen niet zondermeer over genomen worden voor vergelijkbaar onderwijs in Nederland. In Nederland zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar de effecten van vvto in het basisonderwijs. Met het oog hierop is het onderzoek, over de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs, uitgevoerd. Dit onderzoek is mede tot stand gekomen 7

9 door FLiPP; the Foreign Languages in Primary Schools Project. FLiPP houdt zich onder andere bezig met het onderzoeken van de effecten van vroeg beginnen met Engels onderwijs ten opzichte van later beginnen. 1.3 Vraagstelling In deze thesis staan de effecten van vvto centraal. Door middel van een onderzoek op drie basisscholen wordt antwoord gezocht op de vraag wat het effect is van vroeg (groep 1) beginnen met vreemdetalenonderwijs in vergelijking met laat (groep 7) beginnen. De effecten binnen dit onderzoek zullen betrekking hebben op het Engelse en Nederlandse taalvaardigheidniveau van de leerlingen. In dit onderzoek zijn leerlingen betrokken die vanaf groep 1 Engels onderwijs hebben gevolgd, de vvto groep (vroeg vreemdetalenonderwijs) en leerlingen die het reguliere Engels programma vanaf groep 7 volgen. Deze laatste groep wordt in deze thesis aangeduid met de Eibo groep, wat staat voor Engels in het basisonderwijs. Onderzocht zal worden of vvto leidt tot betere Engelse taalvaardigheid en of er verschil te zien is in Nederlandse taalvaardigheid tussen vvto en Eibo leerlingen. Om dit te onderzoeken, worden er vvto en Eibo leerlingen met elkaar vergeleken die op het moment van onderzoeken in groep 8 van het basisonderwijs zitten. De vraagstelling die hieruit volgt is: Hebben vvto leerlingen aan het einde van het basisonderwijs een betere taalvaardigheid in het Engels, zonder dat dit ten koste gaat van hun taalvaardigheid in het Nederlands? Deze onderzoeksvraag zal worden beantwoord door middel van twee deelvragen, namelijk: - Verschillen de resultaten van vvto leerlingen ten opzichte van Eibo leerlingen op hun Engelse woordenschat? - Hoe verhoudt het Nederlandse taalvaardigheidniveau in groep 8 zich tussen vvto en Eibo leerlingen? Het Engelse taalvaardigheidniveau van de leerlingen wordt gemeten door middel van een woordenschattest. De grootte van de woordenschat refereert naar het aantal woorden dat een persoon kent. Woordenschatontwikkeling blijkt één van de meest belangrijke doelen te zijn bij het leren van een vreemde taal. Woordenschat is onvermijdelijk verbonden met het algemene taalniveau. De grootte van de woordenschat komt overeen met het niveau van leesvaardigheid, begrip en schrijfvaardigheid (Orosz, 2009). Het Nederlandse niveau van de leerlingen is bepaald met behulp van gegevens van het Cito Leerlingvolgsysteem en de Cito eindtoets taal. 8

10 1.4 Leeswijzer Deze thesis begint met een literatuurstudie, waarin onder andere tweede taalverwerving, vreemde taalverwerving en woordenschatontwikkeling centraal zullen staan. Dit biedt een kader voor het uitgevoerde onderzoek. Hoofdstuk drie geeft een gedetailleerde beschrijving van het onderzoek, waarna de resultaten hiervan gelezen kunnen worden in hoofdstuk vier. De resultaten zijn onderverdeeld in het niveau van de Engelse en Nederlandse taalvaardigheid van de leerlingen. In het laatste hoofdstuk worden de resultaten kritisch geïnterpreteerd met behulp van het theoretisch kader en zullen de onderzoeksvragen beantwoord worden. Daarnaast zullen er aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan worden. 9

11 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader 2.1 Vreemde en tweede taalverwerving Strikt genomen valt Engels onderwijs in Nederland onder vreemde taalverwerving. Vreemde taalverwerving is het leren van een nieuwe taal, die in de gemeenschap waarin iemand leeft niet gesproken wordt. Wanneer deze taal in de gemeenschap wel wordt gesproken, spreekt men van tweede taalverwerving. Aangezien Engels een taal is die meer en meer in Nederland gesproken wordt, ligt het leren van deze taal eigenlijk tussen tweede en vreemde taalverwerving in. Wanneer er in deze thesis gesproken wordt over tweede taalverwerving heeft dit ook betrekking op het Engelse onderwijs op de basisschool. Wanneer kinderen meerdere talen tegelijk verwerven, wordt er gesproken van simultane tweetaligheid. Dit is een grotendeels onbewust proces, waarin beide talen samen worden opgebouwd. Als een tweede taal pas wordt aangeboden als de eerste taal al op een redelijk niveau is, dan is er sprake van successieve taalverwerving (Hulshof, Rietmeijer & Verhagen, 2006). Kinderen zijn al ouder als ze met een nieuwe taal in aanraking komen, bijvoorbeeld via het onderwijs. In de meeste gevallen zal dit liggen tussen de vierjarige en negen- à tienjarige leeftijd. Deze kinderen bouwen voort op de fundamenten van de moedertaal om de tweede taal te verwerven. Het niveau van de moedertaal is hierbij bepalend voor het niveau van de tweede taalbeheersing. De taalverwerving wordt nog een keer over gedaan, maar dan in een andere taal. Wong-Fillmore noemt dit the second time around (Appel & Vermeer, 2001), in de literatuur ook wel benoemt als 'transfer'. Eerder verworven taalvaardigheden worden gebruikt om een nieuwe taal te leren. Deze vorm van tweetaligheid zou positieve effecten kunnen hebben op de taalontwikkeling van het kind, doordat zij al op jonge leeftijd bewust met taal en taalverschillen omgaan (Appel & Vermeer, 2001) Tweede taalverwerving Tweede taalverwerving heeft veel overeenkomsten met de eerste taalverwerving, echter zijn er ook een aantal verschillen te benoemen (Appel & Vermeer, 2001). Bij tweede taalverwerving is er een grotere spreiding wanneer men voor het eerst in aanraking komt met deze taal en daarbij zijn er ook veel grotere verschillen in verwervingstempo. Het uiteindelijke taalniveau zal bij tweede taalverwervers bijna altijd lager zijn dan bij native-speakers. Kinderen of volwassenen die een tweede taal leren, beheersen al een eerste taal en deze impliciete taalkennis kan van invloed zijn op het verwervingsproces van de nieuwe taal. Bij het leren van een tweede taal, kent de persoon al allerlei concepten vanuit de eerste taal (gevoelens, tijd, relaties, voorwerpen enzovoort). Voor deze concepten moeten ze nieuwe vormen leren, maar de betekenis van het concept is al bekend (Appel 10

12 & Vermeer, 2001). Afhankelijk van de leeftijd waarop de tweede taal wordt aangeboden kan de persoon het taalleren min of meer bewust benaderen. Bij jonge kinderen verloopt de taalverwerving meer spelenderwijs en vanzelfsprekend. Vaak wordt gedacht dat hoe jonger kinderen zijn, hoe makkelijker zij een tweede taal leren. Uit onderzoek blijkt dat dit niet altijd geldt (Appel & Vermeer, 2001; Goorhuis-Brouwer & Schaerlaekens, 2000; Lightbown & Spada, 2006). Bij de beginfase van het leren van een tweede taal zullen juist volwassenen en oudere kinderen de taal sneller leren. Bij een onderzoek waarbij Engelssprekenden Nederlands als tweede taal leerden, bleek dat na een jaar de Nederlandse taalvaardigheid van een achttienjarige het grootst was (Appel & Vermeer, 2001). Ook uit onderzoek van Šamo (2009) blijkt dat leerlingen die drie jaar langer onderwijs in een tweede taal hebben gehad, geen betere leesvaardigheid in deze taal hebben. Waarschijnlijk leren de oudere kinderen de taal in het begin sneller, omdat ze al een taal beheersen, ze het systeem sneller doorhebben en bewust nieuwe woorden en regels kunnen leren (Appel & Vermeer, 2001) Kritische periode Uit onderzoek van Patkowski (1982) bleek dat bij de verwerving van de tweede taal een sensitieve periode bestaat. Ook uit ander onderzoek bleek dat wanneer voor de puberteit wordt gestart met het leren van een tweede taal, men deze tweede taal bijna accentloos kan leren spreken (Appel & Vermeer, 2005). Tegenwoordig wordt dit de kritische periode genoemd en deze wordt steeds meer in twijfel getrokken. Het bestaan van leeftijdseffecten is algemeen aanvaard, maar onderzoekers zijn het niet eens over de leeftijd (Nikolov & Djigunovic, 2006). Sommigen stelden dat de kritische periode rond 3-4 jaar ligt, anderen denken dat dit rond een wat oudere leeftijd ligt. Er zijn ook onderzoekers die er van uit gaan dat er helemaal geen kritische periode is. Bialystok en Hakuta (1999) zien geen reden om de nulhypothese, dat er geen kritische periode is, te verwerpen. Bialystok concludeerde samen met Hakuta en Wiley (2003) dat er geen duidelijk bewijs is voor een kritische periode, maar dat de mate van succes in tweede taalverwerving wel gestaag afneemt tijdens de jaren. Nikolov en Djigunovic (2006) vinden dat de kritische periode niet gehandhaafd kan blijven nadat uit meerdere onderzoeken naar voren komt dat ook volwassenen een tweede taal perfect kunnen leren. Ook Lightbown en Spada (2006) hebben vraagtekens bij het bestaan van een kritische periode: In educational settings, learners do not always achieve greater proficiency in the long run than those who begin in adolescence. Furthermore, there are countless anecdotes about older learners who achieve excellence in the second language. Does this mean that there is no critical period for second language acquisition? (p. 69). Vooralsnog is het bestaan van een kritische periode niet aangetoond door wetenschappelijk onderzoek. 11

13 2.2 Vroeg versus laat beginnen met Engels onderwijs Zoals in paragraaf 2.1 werd aangegeven, leren oudere kinderen een vreemde of tweede taal in het begin sneller dan jonge kinderen. De vaardigheden die oudere leerlingen in staat zijn te verwerven in een relatieve korte periode, zullen in veel situaties voldoen wanneer het gaat om dagelijkse communicatie. Als het doel is om de vreemde taal te kunnen spreken als een native-speaker, zal het hoogstwaarschijnlijk wel wenselijk zijn om zo vroeg mogelijk te beginnen met het leren van de tweede taal. Jonge kinderen kunnen zich in een betrekkelijk korte tijd het klanksysteem en intonatiepatroon van een nieuwe taal eigen maken (Appel & Vermeer, 2001; Lightbown & Spada, 2006). Als het doel is om basis communicatievaardigheden te bereiken terwijl de beschikbare onderwijstijd beperkt is, kan de instructie in een vreemde taal beter op latere leeftijd beginnen. Bij het leren van een vreemde taal op latere leeftijd, kan de leerling gebruik maken van vaardigheden uit de moedertaal en de al opgedane leerstrategieën (Herder & de Bot, 2007). Uit onderzoek blijkt dat een vroege start niet noodzakelijk leidt tot een sneller tempo bij het leren van een vreemde taal. Muñoz (2006) constateerde in zijn onderzoek dat oudere vreemde taalverwervers sneller leren en de jongere leerders nog in kunnen halen. Onderwijsprogramma s voor een vreemde taal die vroeg beginnen, maar minimaal contact met deze taal aanbieden, leiden vaak niet tot veel vooruitgang (Lightbown & Spada, 2006). Echter, voor alle leeftijden geldt dat er voordelen zijn om op dat moment te beginnen met het leren van een vreemde taal. Het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de best passende onderwijsmethoden voor een bepaalde leeftijd. Uit onderzoek van Goorhuis-Brouwer en Schaerlakens (2000) blijkt dat het minder effectief is om te beginnen met vroeg vreemdetalenonderwijs in de middenbouw (groep 3 t/m 5 of 6). In deze groepen gaan leerlingen hun schriftelijke vaardigheden en rekenvaardigheden ontwikkelen, wat veel tijd kost. Om deze reden is de middenbouw minder geschikt om te beginnen met het leren van een vreemde taal. In de groepen 1 en 2 zal het onderwijs spelenderwijs vormgegeven moeten worden en de leerling zal vooral veel input (tijd) nodig hebben om de vreemde taal te verwerven en om het vreemdetalenonderwijs effectief te laten zijn. Volgens Nikolov en Mihaljevic Djigunovic (2006) is het mogelijk dat een vroege start bijdraagt aan de houding en motivatie van de leerling, die later zorgt voor een goede beheersing van de vreemde taal. Zij zien vreemde taalverwerving als een levenslange onderneming, waarbij bekwaamheid en bereidheid om de taal te onderhouden en te ontwikkelen cruciaal zijn. Uit onderzoek van Mihaljevic Djigunovic en Vilke (2000) bleek dat jonge vreemde taalverwervers uiteindelijk beter presteerden dan late starters, als aan een aantal basisvoorwaarden werd voldaan met betrekking tot de kwaliteit van de docent en het vreemdetalenonderwijs. De kwaliteit van de docent bleek de grootste invloed te hebben op vroeg vreemdetalenonderwijs. Aarts en Ronde (2006) constateerden dat het Engels niveau bij vvto 12

14 leerlingen aan het einde van groep 2 tegen viel. Een mogelijke verklaring die zij hiervoor gaven was het geringe aanbod Engels, slechts één uur per week. In de groepen 7 en 8 kan meer formeel vreemdetalenonderwijs worden gegeven, omdat leerlingen op deze leeftijd in staat zijn tot het leren van regels (Nikolov & Mihaljevic Djigunovic, 2006). Oudere tweede taalverwervers hebben wel meer last van het plafondeffect. De woordenschat zal zich dan niet verder meer uitbreiden. Daarnaast zullen oudere tweede taalverwervers zich meer geremd voelen om de vreemde taal te spreken, omdat zij zich meer bewust zijn van fouten die gemaakt kunnen worden (Appel & Vermeer, 2005). Het is tot op heden nog niet duidelijk hoeveel uur Engels onderwijs ideaal zou zijn. Ook is onduidelijk hoeveel van de nieuwe taal er onthouden wordt. Onderzoeken die gericht zijn op de kritische periode gaan vaak uit van twee perspectieven. Ten eerste de snelheid van het leren van de tweede taal en ten tweede het te behalen eindniveau. Een algemeen aanvaarde bevinding is dat kinderen langzamer een tweede taal leren dan jongeren of volwassenen, maar op een hoger eindniveau kunnen eindigen op de lange termijn. Wereldwijd zijn de vvto programma s enkel gericht op de tweede veronderstelling, maar verwaarlozen het langzamere tempo van taalverwerving bij de jonge leerlingen (Nikolov & Mihaljevic Djigunovic, 2006). Daarnaast komt uit meerdere onderzoeken naar voren dat een vroege start op zichzelf niet voldoende is voor succesvol vreemdetalenonderwijs. Er moet ook aandacht besteedt worden aan continuïteit en voortgang en een doorlopende leerlijn (Europees platform, 2011b; Herder & de Bot, 2007). 2.3 Woordenschat Lexicale ontwikkeling De lexicale ontwikkeling of woordenschat ontwikkeling verloopt bij eerste en tweede taalverwervers niet hetzelfde. Eerste taalverwervers beginnen met brabbelen om zich uit te drukken, tweede taalverwervers slaan deze fase over. Zij kennen de begrippen al, alleen de namen hiervan kennen zij nog niet in de tweede taal. Het leren van een tweede taal is echter niet alleen het leren van nieuwe namen bij bekende concepten. Concepten kunnen in de nieuwe taal andere betekenissen hebben. Bij het leren van een tweede taal worden dus niet alleen nieuwe namen van concepten geleerd, maar ook nieuwe koppelingen tussen concepten of geheel nieuwe concepten (Appel & Vermeer, 2001). Bij het uitbreiden van de woordenschat speelt herhalen een grote rol. Uit onderzoek blijkt dat de frequentie waarin het woord wordt aangeboden van groot belang is. Uit sommige onderzoeken blijkt dat men minimaal 16 keer met het nieuwe woord in contact moet komen voordat deze stevig gevestigd wordt in het geheugen (Lightbown & Spada, 2006). Woordkennis is de kern van taalbegrip, taalvaardigheid en kennisoverdracht. De beheersing hiervan is cruciaal voor het leren lezen, schrijven, spreken en luisteren in de betreffende taal 13

15 (Herder & de Bot, 2007). Woordenschat bestaat uit receptieve en productieve kennis. De receptieve taalontwikkeling is het leren begrijpen van de taal. Hierbij gaat het om leren via luisteren en lezen. Het produceren van de taal is de productieve taalontwikkeling en bevat het spreken en schrijven (Schaerlaekens, 2001). Uit onderzoek is gebleken dat het leren van nieuwe woorden vooral effectief is wanneer de leerling meer dan 90 % van de woorden al kent. Als er in het taalaanbod teveel onbekende woorden voorkomen, wordt de inhoud in zijn geheel niet begrepen. Als er af en toe een onbekend woord voorkomt, kan de betekenis van dat woord worden herleid (Appel & Vermeer, 2001; Lightbown & Spada, 2006). Herder en de Bot (2007) zijn van mening dat het vreemdetalenonderwijs een duidelijke woordenschatlijn zou moeten hebben, gezien het belang van de lexicale ontwikkeling. Hierdoor hebben scholen een houvast aan wat er geleerd moet worden aan de leerling en kan er een betere doorlopende leerlijn worden ontwikkeld Woordenschat als voorspeller taalniveau We think with words; therefore, to improve thinking, teach vocabulary. Deze uitspraak van Draper en Moeller uit 1971 is nog steeds actueel (Verhallen, 1997). Woorden zijn de bouwstenen van een taal en maken allerlei soorten kennis toegankelijk. Woorden heb je iedere dag nodig, om de wereld te begrijpen, om teksten te lezen, uitleg te snappen en om mee te doen in de maatschappij. Aan de basis van lezen, luisteren, schrijven en spreken ligt de woordenschat (Cito, 2011a). Dunn, de auteur van de Peabody Picture Vocabulary Test-4, stelt dat een persoon met een kleine receptieve woordenschat niet in staat is op de juiste manier te communiceren (Horn, 2009). Bij het opbouwen van een woordenschat gaat het om het leren van nieuwe betekenissen en uitbreiding van het kennissysteem. Dit is noodzakelijk om op school de lessen te kunnen volgen. Woorden zijn de sleutels voor taalbegrip en kennisoverdracht, de leerstof is verpakt in woorden. Wie minder woorden kent, zal beschikken over minder sleutels om kennis te verwerven. Woordenschat is dus cruciaal in het onderwijs; als doel en als middel (Nagy, 1988). Er is vastgesteld dat er een direct verband is tussen woordkennis, tekstbegrip en leren. Een tekst met teveel onbekende woorden wordt niet gesnapt en geeft niet de mogelijkheid nieuwe woorden te leren (Verhallen, 1997). Het lezen van teksten met onbekende woorden geeft direct problemen, zoals het blokkeren van de algemene leesvaardigheid en verstoren van het korte termijngeheugen, waardoor de inhoud van de rest van de tekst vergeten wordt. De meeste onderzoeken over woordenschat hebben betrekking op de leesvaardigheid van het kind, maar ook voor luistervaardigheid en spreekvaardigheid blijkt woordenschatkennis van groot belang (Mecarrty, 2000). Om een alledaags gesprek te kunnen voeren, moet je minstens tweeduizend woorden kennen uit die taal. Het verwerven van een fundamentele woordenschat is van groot belang voor iemand die een tweede taal leert (Lightbown & Spada, 2006). Het belang van 14

16 een grote woordenschat is gebleken uit metingen van de receptieve woordkennis van leerlingen. Woordenschat vormt de basis van allerlei andere taalvaardigheden. De uitkomsten van de receptieve woordkennis bleken goede voorspellers van deze taalvaardigheden (Heester, Feddema, van der Schoot & Hemker, 2008). Tientallen onderzoeken in verschillende landen bevestigen dat woordenschatbeheersing de centrale factor is bij tekstbegrip en dat door woordenschatonderwijs het tekstbegrip van de leerling wordt bevorderd (Hoogeveen & Bonset, 1998; Mecarrty, 2000). Uit onderzoek blijkt dat er een hoge correlatie bestaat tussen woordenschat en leesscores bij een vreemde taal (Henriksen, Albrechtsen, & Haastrup, 2004). Uit de studies van Laufer (1997) blijkt dat de problemen bij begrijpend lezen voor een groot deel worden veroorzaakt door de woordenschat. Dit wordt de threshold hypothesis of drempelhypothese genoemd. De algemene leesvaardigheid kan niet functioneren als de woordenschat onder een bepaalde drempel valt (Schoonen, Hulstijn & Bossers, 1998). Taalwetenschappers nemen aan dat de receptieve taalontwikkeling vooruitloopt op de productieve taalontwikkeling. Zowel kinderen als volwassenen hebben een grotere receptieve dan productieve woordenschat. Men begrijpt hierdoor vaak meer dan ze zelf produceren (Schaerlaekens, 2001). 2.4 Samenvatting en vooruitblik Uit de voorgaande hoofdstukken komt naar voren dat de Engelse taal in Nederland erg belangrijk is en nog steeds iedere dag belangrijker wordt. Parallel aan deze ontwikkeling wordt ook vreemdetalenonderwijs steeds belangrijker. Er is echter onenigheid over de beste manier van vormgeven van het Engelse onderwijs op de basisschool. Sommige scholen kiezen ervoor om al vanaf groep 1 te beginnen met Engels onderwijs, terwijl andere scholen het reguliere Eibo programma volgen en zodoende Engels onderwijs pas vanaf groep 7 aanbieden. Eveneens is er onduidelijkheid over de effectiviteit van vvto op jonge leeftijd en of de opgedane talenkennis wel blijvend zal zijn. Daarnaast staat het aantal lesuren wat besteed zou moeten worden aan Engels onderwijs ter discussie. Vele onderzoekers komen tot de conclusie dat vroeg vreemdetalenonderwijs alleen effectief kan zijn wanneer er op jonge leeftijd genoeg onderwijs in de vreemde taal wordt aangeboden. Wanneer dit niet het geval is zullen de oudere leerlingen de jongere alsnog inhalen, waardoor het mogelijke effect van vvto weer verloren zal kunnen gaan. Het is tot op heden echter nog niet duidelijk hoeveel uur Engels onderwijs ideaal zou zijn. Naast de onduidelijkheden over de meest effectieve onderwijsvorm voor vreemde talen in het basisonderwijs, vrezen sommige leraren, andere professionals en ouders dat vvto het Nederlandse niveau van de leerling in de weg zal staan. Uit vele onderzoeken komt echter naar voren dat dit niet het geval hoeft te zijn, het zou zelfs een positief effect op de taalvaardigheid kunnen hebben. 15

17 Op dit moment lijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over de effecten van het vroeg vreemdetalenonderwijs. In de komende hoofdstukken zal het onderzoek uit deze thesis over de effecten van vvto centraal staan. In hoofdstuk drie is gedetailleerd beschreven hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd en het daarop volgende hoofdstuk zal een weergave zijn van de resultaten van het onderzoek. Afsluitend zal in de conclusie en discussie antwoord op de hoofdvraag worden gegeven. 16

18 Hoofdstuk 3: Methode Zoals in de inleiding is weergegeven zal dit onderzoek door middel van twee deelvragen trachten antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Hebben vvto leerlingen aan het einde van het basisonderwijs een betere taalvaardigheid in het Engels, zonder dat dit ten koste gaat van hun taalvaardigheid in het Nederlands? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het Engelse en Nederlandse taalvaardigheidniveau vastgesteld van in totaal 79 leerlingen, verspreid over drie basisscholen in Groningen. De leerlingen zijn ingedeeld in twee groepen. De ene groep ontving al vanaf groep 1 Engels onderwijs en zal de vvto groep genoemd worden. De andere groep bestaat uit leerlingen die het reguliere Eibo programma hebben gevolgd; zij krijgen vanaf groep 7 Engels onderwijs. Het aanvankelijke Nederlandse taalniveau van de leerlingen is bepaald met behulp van gegevens uit de Cito Leerlingvolgsysteem Drie-Minuten-Toets en spellingtoets van groep 3. Om inzicht te krijgen in het Nederlandse taalvaardigheidniveau aan het einde van de basisschool, is de Cito eindtoets taal gebruikt. Voor het Engels taalvaardigheidniveau is gebruik gemaakt van de Peabody Picture Vocabulaire Test-4. In de rest van dit hoofdstuk zullen de constructen en de variabelen van dit onderzoek gedetailleerd beschreven worden. 3.1 Respondenten De deelnemende scholen zijn geselecteerd op basis van de sociaal economische status (SES) van de ouders. Hiermee wordt de plaats op de maatschappelijke ladder bedoeld en zal in dit onderzoek gemeten worden op basis van het opleidingsniveau van de ouders. Het matchen van de scholen is van belang, omdat volgens meerdere onderzoekers de sociaal economische status een belangrijke rol blijkt te spelen in de voorspelling van schoolprestaties van de leerling (Van der Aalsvoort, van der Sluis, Kegel, Broos & van der Hoeven-van Doornum, 2007). Er is getracht basisscholen te zoeken die overeenkomen in het opleidingsniveau van de ouders, om op deze manier de achtergrondfactor SES een zo klein mogelijke rol te laten spelen. De 79 deelnemende leerlingen zaten op het moment van testen (mei/juni) in het einde van groep 8 van het schooljaar Van deze leerlingen zijn er 42 afkomstig van de Groningse Schoolvereniging (GSV). De GSV is een regionale basisschool met een tweetalige en een internationale afdeling. Op de tweetalige afdeling krijgen de leerlingen vanaf groep 1 les in het Engels. In de laagste groepen is het Engels gericht op het leren via het natuurlijke ontwikkelingsproces. Van groep 1 tot en met 7 worden de lessen gegeven door een native speaker, 17

19 in groep acht door de groepsleerkracht en de native speaker. In de groepen 7 en 8 krijgen de leerlingen één tot anderhalf uur per week Engels les met de methode Backpack. De leerlingen van de GSV zijn afkomstig uit twee groepen 8. Alle leerlingen die vanaf groep 1 Engels op deze school hebben gehad, hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Leerlingen die later op deze basisschool zijn gekomen en hierdoor niet vanaf groep 1 Engels onderwijs hebben gehad, zijn uitgesloten voor het onderzoek. De GSV is één van de scholen die betrokken is bij het onderzoek van FLiPP. Dankzij de samenwerking met FLiPP is het mogelijk gemaakt om dit onderzoek eveneens op deze basisschool uit te voeren. De leerlingen die het reguliere Eibo programma hebben gevolgd, komen van twee verschillende scholen. In totaal zijn er 37 Eibo leerlingen getest, waarvan er 17 op de Joseph Haydnschool zitten en 20 op de Sint Nicolaasschool. Op beide scholen krijgen de leerlingen vanaf groep 7 Engels onderwijs volgens de methode Let s do it. Deze leerlingen krijgen een half uur tot drie kwartier Engels onderwijs per week van de groepsleerkracht. Alle Eibo leerlingen die getest zijn, hebben vooraf toestemming gekregen van hun ouders of verzorgers. Zij hebben een toestemmingsformulier in moeten leveren op school. Leerlingen zonder toestemming zijn niet getest en uitgesloten van het onderzoek. Bij beide scholen zijn de deelnemende leerlingen een representatieve steekproef uit de klas. Een voorbeeld van het toestemmingsformulier met bijbehorende brief voor de ouders is terug te vinden in de bijlagen. De vvto leerlingen hebben de Engelse woordenschattest gemaakt zonder expliciete toestemming van de ouders, aangezien de docenten van deze klassen de test zagen als onderdeel van het Engelse lesprogramma. Van alle geteste leerlingen (n=79), zijn er 72 geheel Nederlandstalig opgevoed. Alleen deze leerlingen zullen in de analyse worden meegenomen. De verdeling tussen de groepen ziet er als volgt uit; vvto n=38, Eibo n=34 (53% respectievelijk 47%). Van de zeven leerlingen die uitgesloten zijn van de analyse, hebben er twee een Amerikaanse ouder. De overige vijf hebben een Duitse, Kroatische, Nepalese, Chinese of Zweedse ouder. Zij zijn uitgesloten voor het onderzoek, omdat Engels voor deze leerlingen de derde taal is, in plaats van de tweede. Dit zou mogelijk andere uitkomsten kunnen bieden op de Engelse woordenschattest en hierdoor de onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden Opleidingsniveau ouders In tabel 1 is te zien dat het opleidingsniveau van de vader en moeder in beide groepen op dezelfde manier verdeeld is. Zowel in de vvto groep als in de Eibo groep hebben de meeste ouders een hoog opleidingsniveau (gemiddeld 88.3%), dit betreft het wo of hbo. Een kleiner deel heeft een opleidingsniveau die gelijk staat aan vwo/havo of mbo en er is maar een klein deel van de ouders dat een laag opleidingsniveau heeft (gemiddeld 1.5%). 18

20 Tabel 1: Overzicht percentages hoog, midden en laag opgeleide vaders en moeders, van de vvto en de Eibo groep n Hoog (wo/hbo) Midden (vwo/havo/mbo) Laag (lo/lbo) Vader vvto Vader Eibo Moeder vvto Moeder Eibo Cito Leerlingvolgsysteem Voor gegevens van het taalvaardigheidniveau Nederlands van de leerling aan het begin van de basisschool wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het Cito Leerlingvolgsysteem (LVS) uit groep 3. In groep 1 en 2 werd het Cito LVS nog niet gebuikt. Door de gegevens uit een zo laag mogelijke groep te gebruiken, wordt het schooleffect op taalvaardigheden zo veel mogelijk uitgesloten. Bij de DMT gaat het om het bepalen van het technisch leesniveau. De nadruk ligt op de snelheid waarmee leerlingen afzonderlijke woorden kunnen verklanken. Bij de spellingtoets moeten zoveel mogelijk woorden op de juiste manier geschreven worden. Het niveau van de leerling wordt bij de Cito DMT en spellingtoets in vijf categorieën weergegeven, namelijk A tot en met E, waarbij A de hoogste score is en E de laagste (Cito, 2011a). In tabel 2 is te zien dat bij het Cito LVS voor zowel de vvto als Eibo groep over het algemeen geldt dat de meeste leerlingen het hoogste niveau scoorden; niveau A. Een uitzondering hierop betreft de score voor de spellingtoets bij de vvto groep. Hierbij hebben de meeste leerlingen een B niveau en zijn er evenveel leerlingen die een A of C niveau scoorden (niveau B=37.8%, niveau A=29.7%, niveau C=29.7%). In tabel 3 zijn de scores van de Cito LVS spellingtoets en DMT bij elkaar genomen, om zo het algemene niveau van het Cito LVS in kaart te brengen. In deze tabel wordt een dalende lijn geconstateerd. Elk niveau van A tot en met E, betreft per categorie een kleiner percentage leerlingen (zie tabel 3). Dit geldt voor zowel de vvto als de Eibo groep. Deze groepen scoorden nagenoeg hetzelfde op het Cito LVS in groep 3. Tabel 2: Percentage scores van de Cito Leerlingvolgsysteem spellingtoets en Drie-Minuten-Toets (DMT), per niveau, afzonderlijk voor beide groepen Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D Niveau E Vvto spellingtoets Eibo spellingtoets Vvto DMT Eibo DMT

21 Tabel 3: Percentage gemiddelde score Cito Leerlingvolgsysteem, per niveau, afzonderlijk voor beide groepen Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D Niveau E Vvto Eibo Tussen de Cito LVS spellingtoets en DMT is een samenhang geconstateerd. Met behulp van Pearson correlation is nagegaan of deze samenhang significant is. Dit bleek het geval te zijn (r=0.30, p=0.02). 3.2 Instrumenten PPVT-4 De Engelse taalvaardigheid van de leerlingen wordt gemeten met de Peabody Picture Vocabulary Test 4 (PPVT-4). De auteurs van deze test zijn Lloyd en Douglas Dunn. De PPVT-4 biedt zeer betrouwbare scores. De onderdelen van de test bevatten verschillende woordenschatniveaus. Het omvat een breed scala van woorden en kan gebruikt worden bij kleuters tot volwassenen. Er zijn twee parallelle vormen van de test (versie A en B). Deze gestandaardiseerde test geeft een algemene inschatting van de passieve lexicale kennis van de leerlingen. De test deelt de leerlingen in naar hun leeftijd. Het doel is het minimale en het maximale kunnen van de leerling te vinden. De ontwikkeling van de PPVT-4 heeft vijf jaar geduurd. De PPVT-4 is gestandaardiseerd op een Amerikaanse steekproef. Er werd gebruik gemaakt van ongeveer 3500 respondenten in de leeftijd van 2,6 jaar tot 90 jaar (Horn, 2009). Het gebruik van de PPVT-4 is voor dit onderzoek mogelijk gemaakt door FLiPP. Tijdens de test ziet de leerling steeds vier verschillende afbeeldingen. De leerling krijgt een woord te horen en moet de bijbehorende afbeelding kiezen. Hierbij staat de receptieve woordenschat centraal. De test bestaat uit 228 items, die in 19 sets van 12 items worden aangeboden in oplopende moeilijkheid. Een voorbeeldblad van de PPVT-4 is bijgevoegd in de bijlagen. Aan de hand van de leeftijd van de leerling wordt de instapset bepaald. Afhankelijk van het aantal goed beantwoorde items wordt na de instapset de volgende of de vorige set aangeboden. Tijdens het testen van de leerling wordt de base en ceiling set van de leerling bepaald. In figuur 1 zijn in een voorbeeld de base en ceiling items aangegeven. De base set is de laagste set waarin de leerling één of nul fout heeft gemaakt, het eerste item in deze set wordt de base item. De leerling uit dit voorbeeld heet in de set van item 61 tot 72 één fout gemaakt, zijn base item is 61. Als in de eerst geteste set één of nul fout wordt gemaakt dan is de base set al bereikt en wordt er doorgegaan met een hogere set. Echter, als er in de eerste set meer dan één fout gemaakt wordt, dan wordt de set afgemaakt, waarna door wordt getest met een lagere set. Deze manier van testen wordt voortgezet totdat de base set gevonden is. Hierna wordt de test vervolgd om de ceiling set te vinden. De ceiling set is de hoogste set met acht of meer fouten. Dit is de laatste set die getest zal 20

22 worden. Het hoogste item van deze set is de ceiling item. De leerling uit het voorbeeld heeft in de set van item 97 tot 108, acht fouten gemaakt. Dit is zijn ceiling set, met bijbehorende ceiling item van 108. Figuur 1: Voorbeeld PPVT-4 uitkomstenblad, met base en ceiling item Na het testen van de leerlingen, wordt per leerling de ruwe score berekend. De ruwe score wordt berekend door het aantal fouten die de leerling heeft gemaakt af te halen van zijn ceiling item. De leerling uit figuur 1 heeft als ceiling item 108 en heeft en in totaal 19 fouten gemaakt. De ruwe score van deze leerling is 89 (108-19). Deze procedure geeft waarde aan alle items onder de base item en geeft geen waarde aan de items boven de ceiling item Cito eindtoets Aan de hand van de Cito eindtoets wordt het huidige niveau van de Nederlandse taalvaardigheid van de leerlingen bepaald. Het relevante onderdeel van de Cito eindtoets voor dit onderzoek is taal. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen schrijven van teksten, spelling, begrijpend lezen en woordenschat. Per leerling wordt voor het onderdeel taal het aantal opgaven gerapporteerd, het 21

23 aantal goede opgaven en de percentielscore. De toetsen van Cito voldoen aan de kwaliteitscriteria Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Dit is een onafhankelijk orgaan voor het beoordelen van psychologische toetsen (Cito, 2011a). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het aantal goede opgaven per leerling. Het onderdeel taal van de Cito eindtoets bestaat uit 100 opgaven. Hierdoor kan het aantal goede opgaven tevens worden gelezen als het percentage goede antwoorden. In 2011 was het landelijk gemiddeld aantal goede opgaven van de Cito eindtoets taal (Cito, 2011b) Vragenlijst Om zicht te krijgen op de sociaal economische achtergrond van de kinderen en om een idee te krijgen van de buitenschoolse contacten met de Engelse taal, vullen de ouders een vragenlijst in over hun kind. Hierin zal onder andere naar voren komen hoeveel tijd hun kind buiten school Engels spreekt en/of hoort en wat het opleidingsniveau van de ouders is. Met behulp van de gegevens uit deze vragenlijst kan per groep (vvto en Eibo) bekeken worden in hoeverre zij met elkaar overeen komen, waarin zij verschillen en wat de eventuele effecten van de achtergrond gegevens zijn op het Engels niveau. De vragenlijst is toegevoegd aan de bijlagen. Dit is een bestaande vragenlijst, ontwikkeld door FLiPP, die bij hun onderzoek wordt gebruikt om inzicht te krijgen in de buitenschoolse Engelse activiteiten. 3.3 Procedure De scores van de Cito LVS spellingtoets en DMT uit groep 3 en de taalscores van de Cito eindtoets taal zijn bij de scholen opgevraagd voor de leerlingen die meedoen aan het onderzoek. De deelnemende leerlingen hebben de ingevulde vragenlijst ingeleverd op school. Bij deze leerlingen is de PPVT-4 afgenomen. De testen zijn afgenomen in een afgezonderde ruimte met zo min mogelijk afleiding. Aangezien er geen ruimte in de scholen was waar omgevingsgeluiden geheel uitgesloten konden worden, hebben alle leerlingen de test gemaakt met een koptelefoon op. De leerlingen zijn random verdeeld in test versie A of B. Tijdens het testen zaten de tester en de leerling naast elkaar. Het antwoordblad van de tester werd zodanig neergelegd, zodat de leerling de antwoorden niet kon zien. De naam, leeftijd en proefpersoonnummer van de leerling werden op het antwoordenblad genoteerd. De test werd afgenomen achter een laptop. De tester praatte tijdens het testen Engels, de leerlingen mochten wel in het Nederlands terug praten. Door het praten in het Engels worden er zo min mogelijk omschakelingen van Nederlands naar Engels en andersom gecreëerd. Voordat er met de test werd begonnen, werden een aantal voorbeelditems met de leerling doorgenomen. Elke manier van coachen en assisteren van de leerling is tijdens het testen niet gewenst, hierdoor kan de tester 22

24 de test beïnvloeden. Richtlijnen om coachen tegen te gaan, zijn het te testen woord niet in een zin gebruiken, geen synoniemen geven en geen definitie van het woord geven of het woord spellen. Tijdens het testen werd met behulp van een scoringsformulier (zie bijlage) bijgehouden welke antwoorden de leerling gaf. Door het noteren van de antwoorden kan per set worden aangegeven hoeveel fouten er zijn gemaakt. Deze informatie is nodig om de base set en de ceiling set vast te stellen. De leerlingen werden getest op het kritische bereik. Dit wil zeggen de items die van de juiste moeilijkheidsgraad zijn. De PPVT-4 test wordt in sets van 12 items aangeboden. 3.4 Analyse Om de deelvragen te beantwoorden, worden de leerlingen waarvan één of beide ouder(s) Nederlands niet als moedertaal spreekt uitgesloten van de analyse. Het onderzoek tracht twee deelvragen te beantwoorden: - Verschillen de resultaten van vvto leerlingen ten opzichte van Eibo leerlingen op hun Engelse woordenschat? - Hoe verhoudt het Nederlandse taalvaardigheidniveau in groep 8 zich tussen vvto en Eibo leerlingen? Bij alle 79 leerlingen die deelnemen aan dit onderzoek is het antwoordblad van de PPVT-4 ingevuld, om het Engelse niveau te kunnen bepalen. Deze antwoorden worden verwerkt om de base set, ceiling set en de ruwe score te berekenen. De gegevens van alle leerlingen worden samengevoegd, om op deze manier statistische berekeningen uit te kunnen voeren. Per leerling zullen de volgende gegevens worden ingevoerd; groep (vvto of Eibo), opleidingsniveau van vader en moeder, ruwe score en base en ceiling set van de PPVT-4, Cito eindtoets taal, LVS spellingtoets en DMT en de Engelse input buiten school. Voordat de berekeningen die worden uitgevoerd om de deelvragen te kunnen beantwoorden, zullen allereerst de algemene statistieken berekend worden. Dit betreft statistieken over de gehele onderzoeksgroep als wel over de vvto en Eibo groep. Hierin worden de gemiddelden, standaarddeviaties en eventuele minima en maxima weergegeven van de achtergrondvariabelen. Voor de berekening van het Engelse en Nederlandse taalvaardigheidniveau wordt een independentsamples T-test uitgevoerd, waarbij het significantieniveau p<0.05 is. Om eventuele correlaties te vinden tussen achtergrondvariabelen en de scores op de PPVT-4 en de Cito eindtoets taal, wordt gebruik gemaakt van de Pearson correlation. Voor het bestuderen van het niveau Engels of Nederlands en de eventuele verklarende variabelen, wordt een multipele regressieanalyse uitgevoerd. De afhankelijke variabelen zijn de scores op de PPVT-4 en de Cito eindtoets taal. De onafhankelijke variabelen zijn stapsgewijs ingevoerd in de 23

25 regressievergelijking. Het eerste en tweede model zijn voor zowel Engels als Nederlands hetzelfde. Het eerste model bevat alleen de groep; vvto of Eibo. Bij het tweede model is de SES, in dit onderzoek het opleidingsniveau van beide ouders, toegevoegd. Het derde model bevat voor het niveau Engels alle Engelse input buiten school en bij het vierde model is ook het aanvankelijke taalniveau van de leerling ingevoerd (Cito LVS spellingtoets en DMT). Het derde model van het Nederlands bestaat uit de Cito LVS spellingtoets en DMT en het vierde model de ruwe score van de PPVT-4. Bij meervoudige regressie kan multicollineariteit optreden wanneer de onafhankelijke variabelen onderling sterk correleren, hierdoor wordt het effect op de afhankelijke variabele arbitrair. Beide onafhankelijke variabelen verklaren dan vrijwel dezelfde variatie. Om eventuele multicollineariteit uit te sluiten, worden in het model één voor één de niet significante onafhankelijke variabelen verwijderd. 24

26 Hoofdstuk 4: Resultaten Bij de analyse van de testuitkomsten zijn niet alle geteste leerlingen meegenomen. De leerlingen waarbij één of beide ouder(s) Nederlands niet als moedertaal spreekt zijn uitgesloten van de analyse. Er zijn 79 leerlingen getest, waarbij er na uitsluiting 72 leerlingen over zijn gebleven. In dit hoofdstuk worden de resultaten gerapporteerd aan de hand van de deelvragen die zijn opgesteld voor dit onderzoek. De eerste deelvraag betreft het niveau Engels van de leerling en de tweede het niveau Nederlands. Hieraan voorafgaand zullen de algemene statistieken van de gehele onderzoeksgroep weergegeven worden, inclusief gemiddelden en standaarddeviaties van de vvto en de Eibo groep. 4.1 Beschrijvende gegevens Ruwe scores PPVT-4 Het niveau Engels wordt bepaald aan de hand van de ruwe scores van de PPVT-4. In tabel 4 staan de algemene gegevens van de vvto groep en de Eibo groep. Het gemiddelde van de vvto groep (n=38) ligt op met een standaarddeviatie van 22.56, het gemiddelde van de Eibo groep (n=34) is met een standaarddeviatie van Voor de vvto groep is de minimaal behaalde score 75 en het maximum 157. Voor de Eibo groep geldt bijna hetzelfde, hier is het minimum 74 en het maximum eveneens 157. Tabel 4: Overzicht van het gemiddelde, minimum, maximum en standaard deviatie van de vvto groep en de Eibo groep op de ruwe score van de PPVT-4 n Gemiddelde Minimum Maximum Standaard deviatie Vvto Eibo Cito scores eindtoets taal Met behulp van de scores op de taalitems van de Cito eindtoets, wordt het Nederlands niveau van de leerling bepaald. In tabel 5 staan de algemene gegevens van de vvto groep en de Eibo groep. Het gemiddelde van de vvto groep (n=38) ligt op met een standaarddeviatie van 8.56, het gemiddelde van de Eibo groep (n=32) is met een standaarddeviatie van Voor de vvto groep is de minimaal behaalde score 65 en het maximum 99. Voor de Eibo groep geldt een minimum van 74 en een maximum van

27 Tabel 5: Overzicht van het gemiddelde, minimum, maximum en standaard deviatie van de vvto groep en de Eibo groep op de Cito eindtoets taal n Gemiddelde Minimum Maximum Standaard deviatie Vvto Eibo Engelse invloed buiten school In beide groepen kijken bijna alle leerlingen Engelse televisie, luisteren Engelse muziek en doen Engelse spellen (zie tabel 7). Echter, zoals in tabel 6 te zien is, zit er wel een verschil in gemiddeld aantal minuten, dat hieraan besteed wordt per groep. De vvto leerlingen kijken gemiddeld meer Engelse televisie en luisteren meer Engelse muziek dan de Eibo leerling, maar de Eibo leerlingen spelen per week langer Engelse spellen. Bij de overige categorieën blijkt dat veel leerlingen hier buiten school niet mee in aanraking komen. 82.8% van de vvto leerlingen en 60.7% van de Eibo leerlingen leest geen Engelse verhalen. Dit is terug te zien in het gemiddeld aantal minuten per week dat hieraan besteed wordt (7.1 en 21.3). Het grootste verschil wordt gezien in het percentage leerlingen die Engelse gesprekken voeren buiten schooltijd. Van de vvto leerlingen voert 44.8% nooit een Engels gesprek buiten school, bij de Eibo groep ligt dit percentage 30.2% hoger. Echter, wanneer wordt gekeken naar de gemiddelden, dan is er tussen beide groepen bijna geen verschil te zien. Er voeren dus minder Eibo leerlingen Engelse gesprekken, maar als deze gevoerd worden zijn ze langer dan die van de vvto leerlingen. Er is een significante samenhang geconstateerd tussen het lezen van Engelse verhalen en het spelen van Engelse (computer)spelletjes (r=.56, p=.00), tussen het spelen van Engelse spelletjes en het kijken van Nederlandse televisie met Engelse woorden (r=41, p=.00) en tussen het thuis herhalen van wat op school geleerd is en Engelse gesprekken voeren (r=.55, p=.00). Dit houdt in dat wanneer de leerling buiten school meer met de ene variabele in aanraking komt, hij of zij ook meer met de andere variabele in aanraking komt. Het thuis herhalen van wat op school geleerd is en het voeren van Engelse gesprekken zal elkaar deels overlappen. Het geleerde Engels thuis herhalen zal onder andere in gespreksvorm gebeuren, waardoor deze variabelen samenhangen. Tabel 6: Gemiddeld aantal minuten per week Engelse input buiten school Vvto Eibo Televisie Muziek Spellen Verhalen Gesprekken Nederlandse tv met Engelse woorden Herhaling van wat op school geleerd is

28 Tabel 7: Percentage leerlingen per variabele die deze Engelse input buiten schooltijd niet aangeboden krijgt Vvto Eibo Televisie Muziek Spellen Verhalen Gesprekken Nederlandse tv met Engelse woorden Herhaling van wat op school geleerd is Aantal weken waarin meer Engels wordt gehoord Aantal personen met wie Engels wordt gesproken Effecten van vvto op taalvaardigheid Engels Zoals bij de beschrijvende gegevens is weergegeven, blijkt het gemiddelde van de ruwe scores van de PPVT-4 bij de vvto groep te zijn en bij de Eibo groep Voor de vergelijking tussen gemiddelden in de twee onafhankelijke steekproeven is gebruik gemaakt van de independent-samples T-test. Er blijkt geen significant verschil te bestaan tussen de vvto en de Eibo groep (T=.21, p=.84) Verbanden tussen het Engelse taalniveau en achtergrondfactoren Er is nagegaan of er verbanden te vinden zijn tussen de ruwe score op de PPVT-4 en de achtergrondvariabelen. In tabel 8 is te zien dat slechts twee achtergrondvariabelen een significante correlatie hebben met de ruwe score op de PPVT-4 als beide groepen zijn samengevoegd. Dit betreft het aantal minuten wat per week Engelse televisie wordt gekeken (r=.33, p=.01) en het doen van Engelse (computer)spellen (r=.26, p=.05). Bij het opsplitsen per groep zijn er bij de Eibo leerlingen geen significante correlaties gevonden met de ruwe score op de PPVT-4. Bij de vvto groep zijn het aantal personen met wie Engels wordt gepraat, het aantal weken dat er meer Engels wordt gehoord en het aantal minuten wat televisie wordt gekeken per week significant gecorreleerd met de PPVT-4. 27

29 Tabel 8: Overzicht samenhang tussen ruwe score en onderstaande variabelen, voor de vvto groep, de Eibo groep en beide groepen samen Vvto Eibo Samen Televisie.46 * * Muziek Spellen * Verhalen Gesprekken Nederlandse tv met Engelse woorden Herhaling van wat er op school geleerd is Aantal personen waarmee Engels wordt gepraat.47 * Weken waarin meer Engels wordt gehoord.40 * LVS Spelling LVS DMT Opleiding moeder Opleiding vader * = Significante correlatie met de ruwe score van de PPVT-4 (getoetst met bivarate correlatie, p<.05) Het effect van vvto op het Engelse taalniveau In tabel 9 zijn de uitkomsten weergegeven van de regressieanalyse tussen de hoeveelheid tijd die buiten school aan Engels wordt besteed, de SES en het aanvankelijke Nederlandse taalvaardigheidniveau ten opzichte van het niveau Engels. In model 1 is het absolute effect van de groep (vvto of Eibo) hierop weergegeven. Daaruit valt af te leiden dat het gemiddelde Engels niveau van de Eibo groep op punten ligt. Voor de vvto groep ligt dit gemiddelde op punten, 4.37 punten hoger (p=.51). Deze gemiddelden wijken af van de gemiddelden in tabel 4, waarbij een verschil van 1.07 (p=.84) zichtbaar is. Deze verschillende uitkomsten worden veroorzaakt doordat niet alle vragenlijsten volledig ingevuld zijn door de ouders. De niet volledig ingevulde vragenlijsten zijn niet meegenomen in de regressieanalyse. Het absolute verschil tussen de leerlingen is kleiner dan bij het verwijderen van de niet volledig ingevulde vragenlijsten. Echter, beide verschillen zijn niet significant. Wanneer wordt gecorrigeerd voor de SES (model 2), blijft het verschil tussen de leerlingen van de twee groepen bestaan (p=.60). Van de toegevoegde verklarende achtergrondvariabelen blijken zowel het opleidingsniveau van de moeder als van de vader niet significant samen te hangen met het niveau Engels van de leerling. Na het toevoegen van het Engelse aanbod buiten school (model 3), verandert het verschil van 3.61 naar 7.27 (p=.33). Het doen van Engelstalige spelletjes blijkt samen te hangen met het Engelse niveau van de leerling. Van de overige toegevoegde factoren met betrekking tot het Engels aanbod buiten school blijkt geen van deze factoren significant. Wel voeren Eibo leerlingen gemiddeld meer 28

30 Engelse gesprekken, echter de vvto leerlingen spreken meer met native speakers dan Eibo leerlingen. In model 4 zijn tevens de resultaten van de Cito LVS spellingtoets en DMT als verklarende factoren in het analysemodel opgenomen. Op die manier worden effecten van aanvankelijke taalniveauverschillen zichtbaar. Evenals in model 3 hangt de hoeveelheid tijd die de leerlingen Engelse spelletjes doen buiten school samen met hun Engelse niveau. In model 5 zijn stapsgewijs niet-significante factoren uit de analyse verwijderd. Ook in dit model blijft het verschil tussen vvto en Eibo leerlingen bestaan. Echter, er is te zien dat het verschil tussen de twee groepen niet significant blijkt te zijn. Het model bevestigt de samenhang tussen het doen van Engelse spelletjes en het kijken van Engelse televisie ten opzichte van het Engels niveau van de leerling. Tabel 9: Verschil in Engels niveau tussen vvto leerlingen en Eibo leerlingen Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5 B (se) B (se) B (se) B (se) B (se) Constante (4.54) * (25.68) * (36.51) * (40.12) (5.78) * Groep (referentie Eibo) 4.37 (6.57) 3.61 (6.87) 7.27 (7.30) 6.65 (7.59) 6.43 (5.69) SES Opleidingsniveau moeder (4.03) 1.58 (5.82) 1.46 (5.99) Opleidingsniveau vader 2.88 (5.70).43 (6.94) -.06 (7.17) Aanbod Engels Verhalen -.03 (.13) -.03 (.13) Gesprekken.51 (.41).57 (.43) Spelletjes.08 (.04) *.09 (.04) *.07 (.02) * NL programma EN woorden -.05 (.17) -.07 (.18) Televisie.02 (.02).02 (.03).04 (.02) * Muziek -.02 (.02) -.01 (.02) Herhaling -.15 (.24) -.15 (.25) Aantal personen 2.18 (3.78) 1.55 (4.08) Aantal native speakers (4.66) (5.08) Aantal weken meer Engels 2.42 (2.90) 2.15 (3.06) Nederlands taalniveau LVS Spellingtoets -.02 (4.10) LVS DMT (3.48) * = Significante relatie tussen variabele en Engels niveau (getoetst met lineaire regressie, p<0.05) 4.3 Effecten van vvto op taalvaardigheid Nederlands Zoals bij de beschrijvende gegevens in paragraaf is weergegeven, blijkt het gemiddelde van de CITO eindtoets taal bij de vvto groep te zijn en bij de Eibo groep Met behulp van een independent-samples T-test is gekeken of het verschil in gemiddelden tussen de vvto en de Eibo groep significant is. Hieruit blijkt dat de Eibo groep significant hoger scoort dan de vvto groep (T=-2.09, p=.04). 29

31 4.3.1 Verbanden tussen het Nederlandse taalniveau en achtergrondfactoren Met behulp van Pearson correlation is nagegaan of er verbanden te vinden zijn tussen de scores op de Cito eindtoets taal en de achtergrondvariabelen. In tabel 10 is te zien dat er drie variabelen significant samenhangen met de scores van de Cito eindtoets taal als de groepen zijn samengevoegd. De scores hangen samen met de PPVT-4 (r=.49, p=.00), de LVS spellingtoets (r=.31, p=.02) en de Cito LVS DMT (r=.34, p=.01). Bij het opsplitsen per groep zijn deze variabelen ook allen significant voor de vvto groep. Echter, voor de Eibo groep is een klein verschil te zien. Bij deze groep is er geen significante samenhang met de Cito LVS DMT gevonden, maar wel met de opleiding van de moeder (r=.47, p=.01). Tabel 10: Overzicht samenhang tussen scores op de Cito eindtoets taal en de onderstaande variabelen, voor de vvto groep, de Eibo groep en beide groepen samen Vvto Eibo Samen Ruwe score PPVT-4.59 *.41 *.49 * LVS Spelling.45 * * LVS DMT.36 *.48 *.34 * Opleiding moeder *.22 Opleiding vader * = Significante correlatie met de score van de Cito eindtoets taal (getoetst met bivarate correlatie, p<.05) Het effect van vvto op het Nederlandse taalniveau In tabel 11 zijn de uitkomsten weergegeven van factoren die van invloed zijn op het niveau Nederlands van de leerlingen. In model 1 is het absolute effect van de groep (vvto of Eibo) hierop weergegeven. Uit de multipele regressieanalyse blijkt dat de Eibo groep hoger scoort op het Nederlands niveau dan de vvto groep. De Eibo leerlingen scoren 2.92 punten hoger dan de vvto leerlingen, dit verschil is echter niet significant (p=.13). Dit verschil wijkt enigszins af van het verschil uit tabel 4. Hierin is een significant verschil zichtbaar van 3.84 punten (p=.04). Deze verschillende uitkomsten worden veroorzaakt doordat niet alle vragenlijsten volledig ingevuld zijn door de ouders. De niet volledig ingevulde vragenlijsten zijn niet meegenomen in de regressieanalyse. Hierdoor zijn een aantal leerlingen uitgesloten, waardoor er verschillende uitkomsten zijn ontstaan. Wanneer wordt gecorrigeerd voor de SES (model 2), blijft het verschil tussen de leerlingen van de twee groepen bestaan (p=.10). Van de toegevoegde verklarende achtergrondvariabelen blijken zowel het opleidingsniveau van de moeder als van de vader niet significant samen te hangen met het Nederlandse taalniveau van de leerling. Na het toevoegen van het aanvankelijke Nederlandse taalniveau uit groep 3 (model 3), wordt het verschil tussen de vvto en Eibo leerlingen groter. Tevens wordt dit verschil nu significant (p=.03). 30

32 De Drie-Minuten-Toets van het Leerlingvolgsysteem blijkt samen te hangen met het Nederlandse taalniveau van de leerling (B=2.50, p=.00). In model 4 is de ruwe score van de PPVT-4 toegevoegd aan de analyse, hieruit blijkt dat het Engelse taalvaardigheidniveau samenhangt met het Nederlandse taalvaardigheidniveau. De groep (vvto of Eibo) en de Cito LVS DMT blijven eveneens significant samenhangen met het Nederlandse taalniveau van de leerling. In model 5 zijn stapsgewijs niet-significante factoren uit de analyse verwijderd. Bij het verwijderen van de SES en de Cito LVS spellingtoets, blijft het verschil tussen vvto en Eibo leerlingen bestaan. Het verschil wordt zelfs groter, de Eibo groep scoort 5.09 punten hoger als er wordt gecorrigeerd voor deze variabelen (p=.00). Eibo leerlingen hebben een hoger Nederlands taalvaardigheidniveau dan de vvto leerlingen. De Cito LVS DMT en de score op de PPVT-4 blijven significant gerelateerd aan het Nederlandse niveau van de leerlingen. Tabel 11: Verschil in het Nederlandse taalvaardigheidniveau tussen vvto leerlingen en Eibo leerlingen Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5 B (se) B (se) B (se) B (se) B (se) Constante (1.33) * (7.44)* (7.78) * (7.71) * (4.88) * Groep (referentie Eibo) (1.86) (1.92) (1.74) * (1.58) * (1.60) * SES Opleidingsniveau moeder 1.02 (1.18).78 (1.04).97 (.95) Opleidingsniveau vader.81 (1.65).23 (1.49) -.23 (1.36) Nederlands taalniveau groep 3 LVS spellingtoets 1.01 (.99).85 (.90) LVS DMT 2.50 (.80) * 2.27 (.73) * 2.01 (2.09) * PPVT-4.12 (.04) *.16 (.16) * * = Significante relatie tussen variabele en Nederlands niveau (getoetst met lineaire regressie, p<0.05) 31

33 Hoofdstuk 5: Conclusie en discussie Deze thesis betreft een onderzoek naar de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Hierbij is onderzocht of vvto leerlingen aan het einde van het basisonderwijs een betere taalvaardigheid in het Engels hebben dan Eibo leerlingen, zonder dat dit ten koste gaat van hun Nederlandse taalvaardigheid. Om dit te onderzoeken zijn Engels woordenschattests afgenomen bij leerlingen die vanaf groep 1 en leerlingen die vanaf groep 7 Engels onderwijs gehad hebben. Voor het Nederlands niveau zijn gegevens van het Cito Leerlingvolgsysteem en de Cito eindtoets taal gebruikt. Alle deelnemende leerlingen zaten op het moment van testen in groep 8. De onderzoeksvraag wordt beantwoord door middel van twee onderzoeksvragen. 1. Verschillen de resultaten van vvto leerlingen ten opzichte van Eibo leerlingen op hun Engelse woordenschat? 2. Hoe verhoudt het Nederlandse taalvaardigheidniveau in groep 8 zich tussen vvto en Eibo leerlingen? Eerder onderzoek gaf aan dat vroeger beginnen met het leren van een vreemde taal niet altijd leidt tot betere resultaten (Appel & Vermeer, 2001; Goorhuis-Brouwer & Schaerlaekens, 2000; Lightbown & Spada, 2006). Ook de onderzoekers Šamo (2009) en Aarts en Ronde (2006) komen tot de conclusie dat langer volgen van Engels onderwijs niet altijd meer oplevert. Toch is het standpunt van de Onderwijsraad in het advies vreemde talen in het onderwijs om zo vroeg mogelijk te beginnen met Engels onderwijs op de basisschool (Onderwijsraad, 2008). Sommige leraren, andere professionals en ouders vrezen dat vvto het Nederlandse niveau van de leerling in de weg zal staan. Echter, onderzoekers zijn van mening dat het leren van een vreemde taal geen negatief effect heeft op het Nederlands (Herder & de Bot, 2005; Coleman & Weltens, 1998; Goorhuis & Bot, 2005). Volgens Baker (2006) heeft vroeg beginnen met een vreemde taal mogelijk zelfs een positief effect op het Nederlands. 5.1 Engels taalniveau Verschil tussen vvto en Eibo leerlingen Tussen de leerlingen die vanaf groep 1 al Engels hebben gehad en leerlingen die in groep 7 zijn begonnen met Engels onderwijs is geen significant verschil gevonden. Het verschil tussen de groepen is slechts 1.07 punten, in het voordeel van de vvto leerlingen. De spreiding tussen de leerlingen is erg groot, de standaarddeviatie van de vvto groep is en die van de Eibo groep Een verklaring voor de grote standaarddeviaties zou kunnen zijn, is dat bij het verwerven van een vreemde taal er grote verschillen zijn in het moment waarop de leerlingen voor het eerst in 32

34 aanraking komen met deze taal. Ook is er bij het verwerven van een vreemde taal een grotere spreiding in verwervingstempo dan bij een eerste taal (Goorhuis-Brouwer & Schaerlaekens, 2000; Appel & Vermeer, 2001). Bij de regressieanalyse werd een verschil van 4.37 punten zichtbaar tussen de twee groepen. Deze verschillende resultaten zijn te verklaren doordat bij de regressieanalyse een aantal leerlingen uitgesloten zijn. Leerlingen waarbij achtergrondgegevens ontbraken zijn niet meegenomen in de regressieanalyse. Echter, ook het verschil tussen de groepen bij de regressieanalyse is niet significant. Uit beide resultaten blijkt dat de nulhypothese, dat er is geen verschil tussen beide groepen is, niet verworpen kan worden. Leerlingen die een vreemde taal leren, beheersen al een eerste taal en deze impliciete taalkennis kan van invloed zijn op het verwervingsproces van de nieuwe taal. Afhankelijk van de leeftijd waarop de vreemde taal wordt aangeboden, kan de leerling het taalleren min of meer bewust benaderen (Appel & Vermeer, 2001). Als er te vroeg begonnen wordt met het aanbieden van een vreemde taal, is de eerste taal van de leerling nog niet goed genoeg ontwikkeld. Hierdoor wordt de vreemde taal op een ander manier geleerd. De vreemde taal wordt sneller geleerd wanneer het taalleren meer bewust kan worden benaderd. Bij erg jonge kinderen is dit nog niet het geval. Zij leren de taal meer spelenderwijs en vanzelfsprekend. Leerlingen die een vreemde taal gaan leren, kennen allerlei concepten al vanuit hun eerste taal. Bij oudere leerlingen zijn al meer taalconcepten bekend en deze zullen sneller vertaald kunnen worden naar de nieuwe taal. Hierdoor zou verklaard kunnen worden waarom er geen verschil is tussen de groepen. De oudere vreemde taalverwervers halen door hun grotere talenkennis de jongere vreemde taalverwervers alsnog in. Deze resultaten sluiten aan bij eerdere onderzoeken naar vvto Sociaal economische status De sociaal economische status (SES) is een lastig te definiëren en te onderzoeken factor. De SES is in dit onderzoek gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders. De scholen die deelgenomen hebben aan dit onderzoek zijn met zorg uitgekozen, zodat de SES van de vvto en Eibo leerlingen met elkaar vergelijkbaar zijn. Hiermee is getracht de achtergrondeffecten zoveel mogelijk uit te sluiten. Uit de resultaten blijkt dat de SES niet significant samenhangt met het niveau Engels van de leerling. Hieruit blijkt dat het Engelse taalvaardigheidniveau van de leerling niet samenhangt met het opleidingsniveau van de ouders. Kinderen met hoger opgeleide ouders hebben gemiddeld geen hogere Engelse taalvaardigheid dan kinderen met lager opgeleide ouders. Het zou kunnen dat er wel een verschil gevonden wordt wanneer er meer variatie in opleidingsniveau van de ouders is. Zowel in de vvto groep als in de Eibo groep hebben de meeste ouders een hoog opleidingsniveau. Dit zou de generalisatie van de onderzoeksresultaten naar een grotere populatie kunnen 33

35 verkleinen. Echter, de meeste scholen die vvto aanbieden zijn scholen met leerlingen waarvan de ouders een hoger opleidingsniveau hebben. Dit betreft zeker de scholen die al acht jaar vvto aanbieden. Er is een trend zichtbaar waarbij steeds meer scholen vvto gaan aanbieden. Pas over een aantal jaren, als er meer vvto leerlingen met lagere SES in groep 8 zitten kan dit onderzoek verder uitgebreid worden. Daarnaast zou er sprake kunnen zijn van een selectie effect. De deelnemende leerlingen zijn niet random toegedeeld en komen slechts van een drietal scholen in de provincie Groningen. Echter de vvto leerlingen van deze scholen zijn allemaal getest, waarbij geen selectie heeft plaats gevonden. De Eibo leerlingen zijn volgens de leerkrachten een goede steekproef van de hele populatie in die klas Buitenschools aanbod Gebleken is dat het Engelse aanbod buiten de school groot is. Bijna alle leerlingen kijken Engelse televisie, luisteren naar Engelse muziek en spelen Engelse spellen op bijvoorbeeld de computer, Playstation of Wii. De vvto leerlingen kijken per week gemiddeld een half uur langer Engelse televisie en luisteren ongeveer veertig minuten langer naar Engelse muziek. Daarentegen spelen de Eibo leerlingen ongeveer een uur per week langer Engelse spellen. Uit de resultaten blijkt dat wanneer er meer Engelse televisie wordt gekeken, het Engelse taalvaardigheidniveau van de leerling hoger is. Hetzelfde geldt voor het spelen van Engelse spellen. Deze samenhang geeft geen richting aan. Er kan niet gesteld worden dat het Engelse niveau hoger is doordat er meer Engelse televisie gekeken wordt en meer Engelse spelletjes worden gedaan, of dat de betere leerlingen meer Engelse televisie gaan kijken en Engelse spelletjes gaan doen. Wanneer voor beide groepen de scores op de Engelse woordenschattest worden gecorrigeerd voor Engelse invloeden buiten school, dan blijkt dat het verschil tussen de vvto en Eibo groep twee keer zo groot wordt. De vvto leerlingen scoren nu 7.27 punten hoger dan de Eibo leerlingen (p=.33). De belangrijkste invloeden zijn het kijken van Engelse televisie en het spelen van Engelse spellen. Hieruit blijkt dat wanneer beide groepen evenveel buitenschools aanbod in deze twee variabelen zouden hebben, de vvto groep hoger presteert op de Engelse woordenschattest dan de Eibo groep. Er zou hier sprake kunnen zijn van een wisselwerking. Aan de ene kant, meer Engels aanbod buiten school, betekent hogere scores op de woordenschattest. Aan de andere kant, hoe hoger het Engelse taalniveau is, des te makkelijker het wordt om Engelse televisie en Engelse spellen te volgen, waardoor hier meer tijd aan besteed wordt. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat Engels aanbod buiten school erg belangrijk is. Door buiten school meer tijd aan Engels te besteden, zal het niveau van de leerling stijgen. Door deze stijging is de leerling beter in staat om Engels 34

36 onderwijs te volgen en Engels aanbod buiten school te begrijpen, waardoor hier een positieve wisselwerking uit voort zal komen. Opvallend aan dit resultaat is dat er een interactie verwacht mag worden tussen de hoeveel aanbod buiten school en de effectiviteit van het (vroeg) vreemdetalenonderwijs op school. Dit effect is in het onderzoek niet teruggekomen. Echter, des te meer blijkt uit de resultaten hoe belangrijk het Engels aanbod buiten school is voor het Engelse niveau van de leerling. 5.2 Nederlands taalniveau Het aanvankelijke Nederlandse taalvaardigheidniveau is in beide groepen gemeten aan de hand van de Cito Leerlingvolgsysteem spellingtoets en Drie-Minuten-Toets. Hieruit blijkt dat beide groepen in groep 3 ongeveer hetzelfde niveau hadden. De meeste leerlingen scoorden het hoogst haalbare niveau. Per niveau lager wordt ook het percentage leerlingen met deze score lager. Aangezien de vvto en de Eibo leerlingen in groep 3 hetzelfde niveau Nederlands hadden, wordt het huidige verschil tussen de groepen goed zichtbaar als naar de Cito eindtoets taalscores in groep 8 wordt gekeken. Uit het onderzoek blijkt dat het Cito Leerlingvolgsysteem samen blijkt te hangen met de Cito eindtoets taal. De gegevens van het Cito Leerlingvolgsysteem zijn een goede voorspeller voor het eindniveau Nederlandse taalvaardigheid. Het gemiddelde op de Cito eindtoets taal van de vvto groep ligt 3.84 punten lager dan het gemiddelde van de Eibo groep (p=.04). Echter, beide groepen scoren erg goed op de Cito eindtoets taal in vergelijking met het landelijk gemiddelde. De vvto groep scoort gemiddeld 8.08 punten hoger dan het gemiddelde en de Eibo groep punten. Bij de regressieanalyse werd een ander resultaat gevonden. Deze verschillende resultaten zijn te verklaren doordat bij de regressieanalyse een aantal leerlingen uitgesloten zijn. Leerlingen waarbij achtergrondgegevens ontbraken zijn niet meegenomen in de regressieanalyse. Hier werd een niet significant verschil van 2.92 punten zichtbaar tussen de twee groepen. Bij het corrigeren van het opleidingsniveau van de ouders en het aanvankelijk taalniveau van de leerling wordt er echter wel een significant verschil zichtbaar van 3.72 punten (p=.04). Wanneer er alleen wordt gecorrigeerd voor de significante variabelen, de Drie-Minuten-Toets en de Engelse woordenschattest, blijkt de Eibo groep 5.09 punten hoger te scoren op de Cito eindtoets. Dit betekent dat als de scores op deze variabelen hetzelfde zouden zijn, de Eibo groep beter scoort op de Cito eindtoets dan de vvto groep. Uit deze resultaten blijkt dat de vvto leerlingen, die Engels onderwijs hebben gevolgd vanaf groep 1, een significant lager Nederlands taalvaardigheidniveau hebben dan de Eibo leerlingen. Voor de resultaten met betrekking tot het opleidingsniveau van de ouders geldt hetzelfde als bij het Engelse taalniveau. Het niveau van de leerling hangt niet significant samen met het opleidingsniveau van de ouders. Kinderen van hoger opgeleide ouders scoren niet hoger op de Cito eindtoets taal, dan kinderen van lager opgeleide ouders. 35

37 5.3 Conclusie Hoe vroeger beginnen met Engels onderwijs, hoe beter? Uit dit onderzoek blijkt dat dit niet zonder meer gesteld kan worden. Er is geen verschil te zien in het Engelse taalvaardigheidniveau tussen leerlingen die vroeg zijn begonnen met Engels onderwijs en leerlingen die later zijn begonnen. Daarnaast is het Nederlandse taalvaardigheidniveau van de Eibo leerlingen hoger dan het niveau van de vvto leerlingen. In het advies van de Onderwijsraad (2008) wordt simpelweg gesteld dat er zo vroeg mogelijk begonnen moet worden met vvto. Dit advies komt niet overeen met de bevinden uit deze thesis en daarnaast spreekt de Onderwijsraad zichzelf meerdere malen tegen. Er worden onderzoeken aangehaald waarin wordt geconcludeerd dat wanneer er weinig tijd aan vroeg Engels onderwijs wordt besteed dit hoogstwaarschijnlijk niet effectief zal zijn. Dit komt overeen met de resultaten uit dit onderzoek en sluit aan bij de huidige situatie, er wordt maar ongeveer één uur per week aan Engels onderwijs besteed. Daarnaast zal één of twee uur Engels in de week, ook al is het voor zeven of acht jaar, geen gevorderde Engels spreker produceren. Volgens Lightbown en Spada (2004) zal deze aanpak eerder leiden tot frustratie als de lerende het gevoel heeft al jaren Engels geleerd te hebben, maar weinig vooruitgang maakt. Uit de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat het vroeg Engels onderwijs op dit moment niet effectief is. Op dit moment halen de Eibo leerlingen, de vvto leerlingen alsnog in. Dit komt overeen met de uitkomsten van verschillende onderzoeken (Lightbown & Spada, 2006; Muñoz, 2006). Een belangrijk conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat er veel meer tijd aan vroeg Engels onderwijs besteed moet worden, wil het echt effectief zijn. Een angst die bestaat bij sommige ouders, leraren en andere professionals, is dat het geven van Engels onderwijs ten koste zal kunnen gaan van de Nederlandse taalvaardigheidontwikkeling. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er een verschil te zien is tussen leerlingen die vroeg beginnen met Engels onderwijs en leerlingen die later beginnen. De vvto leerlingen scoorden lager op de Cito eindtoets taal, dan de Eibo leerlingen. Het interpreteren van deze resultaten vereist enige voorzichtigheid. Het verschil is niet groot en beide groepen leerlingen scoren ruim boven het landelijke gemiddelde van de Cito eindtoets. Het verschil tussen de groepen kan op basis van dit onderzoek niet zonder meer worden toegeschreven aan het vroeg vreemdetalenonderwijs. Mogelijke oorzaken kunnen betrekking hebben op verschil in taallessen of andere school gebonden factoren. Het onderzoek is te weinig specifiek om hier uitspraken over te doen. Dat neemt niet weg dat het invoeren van vroeg vreemdetalenonderwijs meer onderzoek vereist over de effecten op de Nederlandse taalontwikkeling. De mogelijke effecten zijn van zo groot belang dat resultaten die erop wijzen dat vvto ten koste gaat van de Nederlandse taalverwerving met uiterste zorgvuldigheid 36

38 in acht genomen moeten worden. De uitkomsten van dit onderzoek sluiten niet aan bij eerder uitgevoerd onderzoek uit het buitenland, waaruit bleek dat vvto geen negatief of zelfs een positief effect op de moedertaal kan hebben. Meer specifiek en groter opgezet onderzoek zal meer duidelijkheid kunnen geven op de effecten van vvto op het Nederlandse taalvaardigheidniveau. Op verzoek van minister Van Bijsterveldt loopt er op dit moment een onderzoek vanuit de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht over de invloed van vreemdetalenonderwijs op de Nederlandse taalontwikkeling. De resultaten van dit onderzoek zullen echter pas in 2013 bekend worden. Tot er meer duidelijkheid is over de invloed op het Nederlandse taalniveau van de leerlingen zal er voorzichtig omgegaan moeten worden met het zo vroeg mogelijk invoeren van Engels onderwijs. Het advies van de Onderwijsraad sluit gedeeltelijk aan bij de voorzichtigheid over het effect van vvto op de Nederlandse taalontwikkeling. Het is dus de vraag of een uur Engels in de week afbreuk doet aan de opbouw van kennis van het Nederlands; ook in de Engelse les is het kind bezig met taal in het algemeen. Dat wordt wellicht anders als er drie, vier uur per week aan het vroeg vreemdetalenonderwijs besteed zou worden. (Onderwijsraad, 2008, p.40). Zij suggereren dat Engels onderwijs waarschijnlijk geen negatief effect zal hebben op het Nederlandse taalniveau wanneer er één uur per week Engels onderwijs wordt gegeven, maar het effect bij meerdere uren Engels onderwijs per week wordt betwist. Zonder te weten wat de eventuele effecten van vvto op het Nederlandse taalniveau zijn, wil de Onderwijsraad dat er meer Engels onderwijs ingevoerd wordt. Zij streven naar 10 tot 15% van de onderwijstijd in het Engels, bijvoorbeeld via Engelse uitleg bij bewegingsonderwijs en tekenles. Hierdoor zal het Engelse onderwijs geen extra tijd kosten in het algemene onderwijsprogramma. Echter, een mogelijk probleem in deze aanpak zou kunnen zijn dat leerlingen de lesinhoud niet snappen. Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dan men 90% van de Engelse woorden die gebruikt worden moet kennen, om uitleg en betekenissen van nieuwe woorden te kunnen begrijpen (Appel & Vermeer, 2001; Lightbown & Spada, 2006). Hierdoor zullen leerlingen die minder goed in Engels zijn, de lessen wellicht niet goed kunnen volgen. Wanneer scholen meer uren Engels onderwijs willen aanbieden op jonge leeftijd, zal heel goed overdacht moeten worden op welke manier dat vormgegeven moet worden. Leerlingen zullen op leeftijd en niveau aangepast materiaal aangeboden moeten krijgen. Toch blijft de onderwijsraad stellig in het zo vroeg mogelijk beginnen met Engels onderwijs, zonder de precieze effecten hiervan te weten. Aan de ene kant, zo vroeg mogelijk beginnen met één uur Engels onderwijs per week, zonder dat dit effectief zal zijn voor het Engelse niveau. Of aan de andere kant, zo vroeg mogelijk beginnen met meer uren Engels onderwijs zonder te weten wat het effect op het Nederlands zal zijn. Beide opties klinken niet weloverwogen, waardoor het advies van de Onderwijsraad niet geloofwaardig en enigszins onprofessioneel overkomt. 37

39 Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat naast aandacht voor het Engelse onderwijs op school, het Engelse aanbod buiten school erg belangrijk is. Momenteel lijken de buitenschoolse uren Engels een groter verschil te maken dan het aantal onderwijsuren op school. Waarschijnlijk is er een wisselwerking tussen het Engelse aanbod buiten school en het Engelse taalniveau van de leerling. Voornamelijk het kijken van Engelse televisie en het doen van Engelse (computer)spellen zijn hierbij van invloed. Aan de ene kant zal meer Engelse televisie gekeken worden en spellen worden gespeeld wanneer het Engelse taalniveau hoger is. Aan de andere kant zal het Engelse taalniveau hoger worden naarmate er meer Engels aanbod is buiten school. Uit deze wisselwerking kan geconcludeerd worden dat naast aandacht voor meer en vroeger Engels onderwijs op school, het van belang is dat ook buiten school de mogelijkheid wordt gecreëerd om Engels te leren. Het is belangrijk om duidelijke doelstellingen te hebben over het Engelse onderwijsprogramma, voordat geconcludeerd wordt dat het noodzakelijk is om zo vroeg mogelijk te starten met het leren van een tweede taal. Uit dit onderzoek blijkt dat de leerlingen die later beginnen met Engels onderwijs, de jongere starters alsnog inhalen. Aansluitend hierbij wordt in de literatuur geconcludeerd dat oudere leerlingen in een relatief korte periode vaardigheden kunnen verwerven die in veel situaties voldoen als het doel is om Engels voor dagelijkse communicatie te gebruiken. Als het doel is de tweede taal uit te kunnen spreken als een native-speaker zal het hoogstwaarschijnlijk wenselijk zijn om zo vroeg mogelijk met het leren van de tweede taal te beginnen (Lightbown & Spada, 2006). Uit onderzoek komt naar voren dat hoe eerder er wordt begonnen met tweede taalverwerving, hoe groter de kans is dat de uitspraak het niveau bereikt van de native-speaker. Daarnaast kunnen oudere vreemde taalverwervers zich meer geremd kunnen voelen om de vreemde taal te spreken, aangezien zij zich meer bewust zijn van de fouten die ze kunnen maken. Mogelijk heeft vvto op deze taalaspecten een positief effect, eveneens wanneer er slechts weinig onderwijstijd aan Engels wordt besteed. Fonologie heeft echter geen plek in dit onderzoek en er kan op basis van deze onderzoeksgegevens dan ook geen uitspraak over worden gedaan. Dit zal specifiek onderzoek naar fonologie uit moeten wijzen. Een ander argument om vroeg met Engels onderwijs te beginnen, zou het plafondeffect kunnen zijn. Oudere tweede taalverwervers zullen eerder het punt bereiken waarop hun woordenschat niet verder uitbreidt (Appel & Vermeer, 2005). De Eibo leerlingen uit dit onderzoek hebben pas twee jaar Engels onderwijs gehad. Mogelijk zullen zij eerder het plafondeffect bereiken van de vvto leerlingen, die vanaf vier jarige leeftijd Engels onderwijs hebben gehad. Om hier uitspraken over te kunnen doen, zullen vvto en Eibo leerlingen op latere leeftijden opnieuw getoetst moeten worden. Op deze manier kunnen de lange termijn effecten beter in kaart gebracht worden. 38

40 Bij het invoeren van vroeg vreemdetalenonderwijs is het van groot belang dat er rekening wordt gehouden met de best passende onderwijsmethoden voor een bepaalde leeftijd. Oudere leerlingen zijn buiten school al meer met Engels in aanraking gekomen en zullen meer woorden kennen. Zij zullen hierdoor de nieuwe woorden veel sneller oppikken. Daarnaast kennen zij al meer woordconcepten uit hun moedertaal, die vertaald kunnen worden in het Engels (Appel & Vermeer, 2001). Op dit moment is er geen wet- en regelgeving of doorlopende leerlijn voor leerlingen die eerder dan groep 7 starten met Engels onderwijs. Een doorlopende leerlijn is van belang voor de grote verschillen die kunnen ontstaan wanneer er meer uur aan vroeg Engels onderwijs wordt besteed. Zonder doorlopende leerlijn bestaat de kans dat alle leerlingen weer op hetzelfde niveau moeten beginnen op de middelbare school. Als vvto leerlingen op een hoger niveau eindigen dan Eibo leerlingen, dan gaat deze voorsprong na het basisonderwijs alsnog verloren. Het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn zal echter een uitdagend karwei zijn, aangezien iedere basisschool op een ander moment kan starten met Engels onderwijs en met een andere intensiteit. Om vvto effectief te laten zijn, is het belangrijk dat hier zo snel mogelijk aandacht aan besteed wordt. Leraren, leerlingen, maar ook ontwerpers van onderwijsmethodes krijgen hierdoor handvatten aangereikt om vvto tot een succes te maken. De belangrijkste conclusie in dit onderzoek is dat de vvto leerlingen op dit moment geen hoger Engels taalniveau hebben dan de Eibo leerlingen. Dit houdt in dat leerlingen die 6 jaar langer Engels onderwijs hebben gehad, geen betere Engelse taalvaardigheid hebben aan het einde van de basisschool. Vroeg Engels onderwijs is een complex geheel, waarbij met veel factoren rekening gehouden moet worden om het een succes te laten worden. Engels onderwijs vanaf groep één met maar weinig onderwijstijd en aandacht voor deze taal zal niet effectief zijn. Het spreken van Engels wordt in de huidige maatschappij als een pluspunt gezien. Op universiteiten, in onderzoek en op de arbeidsmarkt is Engels de belangrijkste vreemde taal en wordt steeds meer gebruikt. Het is van belang dat het Engelse onderwijs zo effectief mogelijk wordt gegeven. Een onderdeel hiervan kan zijn om hier zo vroeg mogelijk mee te beginnen. Echter, dan zal er meer tijd aan besteed moeten worden dan nu het geval is. Het idee om 10 tot 15% van de onderwijstijd in het Engels les te geven zal hier een goede bijdrage aan kunnen leveren, al zitten hier nog wel haken en ogen aan. Er zal veel aandacht besteed moeten worden aan de manier van implementatie, zodat het voor iedere leerling voordelig is. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat er meer onderzoek nodig is naar de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs op het Nederlandse niveau van de leerling. Maar zoals minister van Bijsterveldt zei tijdens de conferentie vvto in opmars : Met vroeg vreemdetalenonderwijs investeren we in de toekomst van de huidige generatie leerlingen; een toekomst die meer en meer internationaal georiënteerd zal zijn. 39

41 Referenties Aarts, R., & Ronde, S. (2006). Tweetalig onderwijs met vervroegd Engels in het basisonderwijs. Levende Talen Tijdschrift, 7, Appel, R., & Vermeer, A. (2001). Tweede taalverwerving en simultane taalverwerving. In S. Gillis, & A. Schaerlaekens (Eds.), Kindertaalverwerving. Een handboek voor het Nederlands (pp ). Groningen: Martinus Nijhoff. Appel, R., & Vermeer, A. (2005). Taalaanbod en interactie. In F. Kuiken, & A. Vermeer (Eds.), Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (pp ). Utrecht: Thieme/Meulenhoff. Baker, C. (2006). Foundations of Bilingual Education and Bilingualism. Frankfurt: Multilingual Matters. Bialystok, E., & Hakuta, K. (1999). Confounded age: Linguistic and cognitive factors in age differences for second language acquisition. In D. Birdsong (Ed.), Second language acquisition and the critical period hypothesis (pp ). Londen: Lawrence Erlbaum associates. CILT, The National Centre for Languages & InterAct International. (2006). ELAN: Effects on the European Economy of Shortages of Foreign Language Skills in enterprise. Retrieved juni, 5, 2011, from lang/doc/elan_en.pdf. Cito. (2011a). Retrieved april, 20, 2011, from Cito. (2011b). Terugblik en resultaten Eindtoets basisonderwijs groep 8. Retrieved juli, 12, 2011, from Coleman, L., & Weltens, B. (1998). Classroom English, Engels als doeltaal én instructietaal. Levende Talen Tijdschrift, 530, Edelenbos, P., & de Jong, J. H. A. L. (red.) (2004). Vreemdetalenonderwijs in Nederland. Een situatieschets. Enschede: Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen. Europees platform. (2011a). Europees platform. Retrieved juni, 14, 2011, from 40

42 Europees platform. (2011b). Naar eindtermen vvto Engels, een eerste verkenning. Retrieved juni, 5, 2011, from FLiPP. (n.d.). Retreived maart, 25, 2011, from Goorhuis, S., & de Bot, K. (2005). Heeft vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen? Levende Talen Tijdschrift, 6, 3-7. Goorhuis-Brouwer, S. M., & Schaerlaekens, A. M. (2000). Handboek Taalontwikkeling, Taalpathologie en Taaltherapie bij Nederlandssprekende kinderen. Utrecht: De Tijdstroom. Hakuta, K., Bialystok, E., & Wiley, E. (2003). Critical evidence: A test of the critical-period hypothesis for second-language acquisition. Psychological Science, 14(1), Heester, K., Feddema, M., van der Schoot, F., & Hemker, B. (2008). Balans van het Engels aan het einde van de basisschool. Arnhem: Cito. Henriksen, B., Albrechtsen, D., & Haastrup, K. (2004). The relationship between vocabulary size and reading comprehension in the L2. In D. Albrechtsen, K. Haastrup & B. Henriksen (Eds.), Angles on the English-speaking world. Writing and vocabulary in foreign language acquisition. (pp ). Copenhagen: Museum Tusculanum Press. Herder, A. A., & de Bot, C. L. J. (2007). Vroeg Engels in het Nederlandse taalcurriculum. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Herder, A. A., & de Bot, C. L. J. (2005). in internationaal perspectief. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Hoogeveen, M., & Bonset, H. (1998). Het schoolvak Nederlands onderzocht. Leuven: Garant. Horn, J. (2009). The Peabody Picture Vocabulary Test (PPVT-4). Retrieved mei, 4, 2011, from ml?cat=15. Hulshof, H., Rietmeijer, M., & Verhagen, A. (2006). Taalkunde voor de tweede fase van het VWO. Amsterdam: Amsterdam University Press. 41

43 Laufer, B. (1997). The lexical plight in second language reading: words you don't know, words you think you know and words you can't guess. In J. Coady, & T. Huckin (Eds.), Second language vocabulary acquisition: A rationale for pedagogy (pp ). Cambridge University Press: Cambridge. Lightbown, P. M., & Spada, N. (2006). How languages are learned. Oxford: University Press. Mecarrty, F. H. (2000). Lexical and grammatical knowledge in reading and listening comprehension by foreign language learners of Spanish. Lexical and Grammatical Knowledge, 11, Mihaljevic Djigunovic, J., & Vilke, M. (2000). Eight years after: Wishful thinking vs. the facts of life. In J. Moon, & M. Nikolov (Eds.), Research into teaching English to young learners (pp ). Pécs: University Press Pécs. Muñoz, C. (Ed.). (2006). Age and the rate of foreign language learning. Clevedon: Multilingual Matters. Nagy, W. E. (1988). Teaching Vocabulary to Improve Reading Comprehension. Urbana: NCTE. Nikolov, M., & Mihaljevic Djigunovic, J. (2006). Recent research on age, second language acquisition, and early foreign language learning. Annual Review of Applied Linguistics, 26, Onderwijsraad (2008). Advies vreemde talen in het onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Orosz, A. (2009). The growth of young learners' English vocabulary size. In M. Nikolov (Ed.), Early learning of modern foreign languages (pp ). Bristol: Multilingual Matters. Patkowski, M. (1982). The sensitive period for the acquisition of syntax in a second language. In S. Krashen, R. Scarcell & M. Long (Eds.), Issues in second language research (pp ). London: Newbury House. Rijksoverheid. (n.d.). Talenonderwijs. Retrieved Juni, 18, 2011, from onderwerpen/onderwijs-en-internationalisering/talenonderwijs. Šamo, R. (2009). The age factor and L2 reading strategies. In M. Nikolov (Ed.), Early learning of modern foreign languages (pp ). Bristol: Multilingual Matters. 42

44 Schaerlaekens, A. (2001). Kindertaalverwerving : Een handboek voor het Nederlands. In A. Schaerlaekens, & S. Gillis (Eds.), De verwering van het Nederlands: een blauwdruk. Groningen: Martinus Nijhoff. Schoonen, R., Hulstijn, J. H., & Bossers, B. (1998). Metacognitive and language-specific knowledge in native and foreign language reading comprehension: an empirical study among Dutch students in grades 6, 8 and 10. Language Learning, 48(1), Van der Aalsvoort, G. M., van der Sluis, M. J., Kegel, C. A. T., Broos, C. A., & van der Hoeven-van Doornum, A. (2007). Toe zijn aan formeel onderwijs. De rol van kind- en omgevingsfactoren bij de bepaling van schoolrijpheid. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Ontwikkelingspsychologie en Kinderpsychiatrie, 32(2), Verhallen, M. (1997, Mei-Juni). Woorden leren in het onderwijs. Hoofdpunten en handreikingen. VONK, 5,

45 Bijlagen I. Brief en toestemmingsformulier Groningen, mei 2011 Betreft: onderzoek naar effecten van vroeg Engels Geachte ouder/verzorger, Mijn naam is Renske Naber en ik studeer Onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Op dit moment ben ik bezig met mijn afstudeerscriptie over de effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Het vroeg vreemdetalenonderwijs wordt steeds populairder in Nederland. Bij deze onderwijsvorm krijgen leerlingen vanaf groep 1 al spelenderwijs Engels aangeboden. Ik ga onderzoeken of dit leidt tot betere (school)prestaties Engels aan het einde van de basisschool en wat de effecten op het Nederlands zijn. Binnenkort ga ik beginnen met mijn onderzoek op de.school. Waarom is het belangrijk om mee te doen? Natuurlijk helpen u en uw kind mijn onderzoek enorm door mee te werken. Maar daarnaast zal het onderzoek scholen helpen het meeste te halen uit Engels onderwijs. Door het onderzoek kunnen scholen beter geadviseerd worden. De school kan vervolgens beter inspringen op de wensen van uw kind(eren). Wat betekent meedoen aan dit onderzoek voor u en uw kind? Om een beter beeld te krijgen over de hoeveelheid Engels die uw kind buiten school aangeboden krijgt, vraag ik u (samen met uw kind) de bijgevoegde vragenlijst in te vullen. Hierdoor kan ik de effecten van Engels op school beter onderzoeken. Voor uw kind betekent meedoen aan mijn onderzoek daarnaast, het uitvoeren van een speelse taak in het Engels van ongeveer 20 minuten (uiteraard onder schooltijd). Om het effect op de Nederlandse taal te onderzoeken zal ik gebruik maken van het Leerlingvolgsysteem en de Eindtoets van het CITO. Hiervoor zal uw kind geen extra taak hoeven doen. Zou u de bijgevoegde vragenlijst in willen vullen en deze aan uw kind mee willen geven naar school voor vrijdag 27 mei? Door het invullen van de vragenlijst kan uw kind in aanmerking komen voor mijn onderzoek. De naam van uw kind zal niet worden genoemd in mijn onderzoek en alle gegevens worden anoniem verwerkt. Als u nog vragen heeft kunt u deze sturen naar r.naber@student.rug.nl, of u kunt mij bellen op ***. Alvast hartelijk bedankt voor uw tijd en medewerking en dat van uw kind! Ik hoop uw zoon of dochter straks terug te zien bij mijn onderzoek. Dit zou voor mijn scriptie van grote waarde zijn. Met vriendelijke groet, Renske Naber 44

46 Bijlage II. Vragenlijst ouders (FLiPP, n.d.) Hoeveel minuten besteedt uw kind thuis wekelijks aan... Aantal min. Met wie? (meerdere per week opties mogelijk) Engelstalige verhaaltjes Engelstalige gesprekken met familieleden / vrienden Engelstalige sport spelletjes (Bijvoorbeeld: Wii Sports) Engelstalige avontuur of simulatie computer spelletjes (Bijvoorbeeld: SimCity) Andere (deels) Engelstalige spelletjes: Nederlandse programma s met Engelse woorden (Bijvoorbeeld Dora) Engelstalige tv-programma s voor Nederlandse kleuters (Bijvoorbeeld: Muzzy) Engelstalige tv programma s voor Engelse kleuters (Bijvoorbeeld: Teletubbies) Engelstalige tv voor oudere kinderen en volwassenen (series of films) Engelstalige liedjes (popmuziek) Het herhalen van wat uw kind op school heeft geleerd _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week _ min/week O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden O N.v.t. O Alleen O Broer/Zus O Ouders O Vrienden Dit is verspreid over O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag O N.v.t. O Min of meer op 1 dag O Meerdere dagen per week O Iedere dag 45

47 Met hoeveel verschillende mensen spreekt uw kind Engels? 0 Met niemand 0 Alleen op school met de juf/meester 0 Anders: met personen Waarvan personen moedertaalsprekers van het Engels zijn. Zijn er periodes (bijv. tijdens vakanties naar het buitenland of bezoek van familieleden) waarin uw kind veel meer Engels hoort dan gewoonlijk? 0 Mijn kind hoort veel meer Engels: weken per jaar 0 Mijn kind hoort meer Engels: weken per jaar 0 Nee Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? En van uw partner? Moeder / verzorger Vader / verzorger 0 lager onderwijs (basisschool) 0 lager beroepsonderwijs (lbo) 0 middelbaar beroepsonderwijs (mbo) 0 voortgezet algemeen onderwijs (havo, vwo) 0 hoger beroepsonderwijs (hbo) 0 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 0 anders, namelijk 0 lager onderwijs (basisschool) 0 lager beroepsonderwijs (lbo) 0 middelbaar beroepsonderwijs (mbo) 0 voortgezet algemeen onderwijs (havo, vwo) 0 hoger beroepsonderwijs (hbo) 0 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 0 anders, namelijk (naam ouder) geeft Renske Naber toestemming om aan het einde van het schooljaar 2010/2011 een Engelse taak af te nemen bij (naam kind). Ook wordt toestemming gegeven om gebruik te maken van de gegevens in het Leerlingvolgsysteem en de Eindtoets van het CITO. Persoonlijke gegevens en de Engelse taken zullen anoniem verwerkt worden en zullen onder geen enkel beding zonder expliciete toestemming aan derden verstrekt worden. Datum Plaats Handtekening 46

48 Bijlage III. PPVT-4 antwoordblad Beschikbaar gesteld door FLiPP. 47

49 48

50 49

51 50

52 Bijlage IV. PPVT-4 voorbeeld van afbeeldingen 51

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen?

Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen? Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen? Introductie Deze whitepaper verschijnt in een serie whitepapers over Engels in het basisonderwijs. De serie bespreekt verschillende onderwerpen

Nadere informatie

Factsheet Tweetalig Primair Onderwijs

Factsheet Tweetalig Primair Onderwijs Factsheet Tweetalig Primair Onderwijs Vervolgmeting schooljaar 2016/17 Maarten Wolbers Evelien Krikhaar Cindy Teunissen Rick de Graaff Sharon Unsworth Bianca Leest Karien Coppens Tessa Jenniskens Januari

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Hoe vroeger, hoe beter?

Hoe vroeger, hoe beter? Gijsberts, M. & Herweijer, L. (2009). Onderwijs en opleidingsniveau. In M. Gijsberts. & J. Dagevos (Eds.), Jaarrapport integratie 2009 (pp. 94 138). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Hajer, M.

Nadere informatie

Tweetalig basisonderwijs in het Gooi. Learning Beyond Boundaries

Tweetalig basisonderwijs in het Gooi. Learning Beyond Boundaries Tweetalig basisonderwijs in het Gooi Learning Beyond Boundaries Tweetalig basisonderwijs in het Gooi Bent u op zoek naar een basisschool die tweetalig onderwijs in een internationale omgeving aanbiedt

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van

Nadere informatie

Still going strong? Uitkomsten van de vierde peiling EIBO in toekomstig perspectief. Symposium PPON 25 jaar, 7 november Prof. Dr.

Still going strong? Uitkomsten van de vierde peiling EIBO in toekomstig perspectief. Symposium PPON 25 jaar, 7 november Prof. Dr. Still going strong? Uitkomsten van de vierde peiling EIBO in toekomstig perspectief Symposium PPON 25 jaar, 7 november 2013 Prof. Dr. Ron Oostdam Hoogleraar-onderzoeksdirecteur Kenniscentrum Onderwijs

Nadere informatie

ENGELS als Tweede Taal

ENGELS als Tweede Taal ENGELS als Tweede Taal o.b.s. De Drift de Pol 4a 9444 XE Grolloo 0592-501480 drift@primah.org Inhoudsopgave Inhoud: 1. Inleiding 2. Keuze voor de Engelse taal (Why English?) 3. Vroeg vreemde talenonderwijs

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

Meedoen met de Monitor

Meedoen met de Monitor Meedoen met de Monitor met de Bibliotheek Een school die deelneemt aan de Monitor de Bibliotheek op school (Monitor dbos) wil doelgericht samenwerken met de Bibliotheek om de taalontwikkeling en de informatievaardigheden

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Meedoen met de Monitor

Meedoen met de Monitor Meedoen met de Monitor Een school die deelneemt aan de Monitor de Bibliotheek op school wil doelgericht samenwerken met de bibliotheek om de taalontwikkeling van de leerlingen te stimuleren. Dat gebeurt

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

In artikel 18 van de Wet op de expertisecentra wordt na het tweede lid een lid

In artikel 18 van de Wet op de expertisecentra wordt na het tweede lid een lid Voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Meedoen met de Monitor

Meedoen met de Monitor Meedoen met de Monitor met de Bibliotheek Een school die deelneemt aan de Monitor de Bibliotheek op school (Monitor dbos) wil doelgericht samenwerken met de Bibliotheek om de taalontwikkeling en de informatievaardigheden

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Meedoen met de Monitor

Meedoen met de Monitor Meedoen met de Monitor Een school die deelneemt aan de Monitor de Bibliotheek op school wil doelgericht samenwerken met de bibliotheek om de taalontwikkeling van de leerlingen te stimuleren. Dat gebeurt

Nadere informatie

15% vvto en FLiPP: ervaringen en resultaten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Rick de Graaff Platform vvto Nederland

15% vvto en FLiPP: ervaringen en resultaten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Rick de Graaff Platform vvto Nederland 15% vvto en FLiPP: ervaringen en resultaten van vroeg vreemdetalenonderwijs Rick de Graaff Platform vvto Nederland Literatuurstudie ICLON Leiden Expertisecentrum MVT Wat zegt ander onderzoek over vvto?

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten

Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten . Beroepsgericht secundair onderwijs Te vinden op: http://www.taalinmbo.nl. 4 Taal in het mbo heeft hiervoor een profiel opgesteld. Zie: http://www.taalinmbo.nl. Ronde Trinette Hovens Strategisch Beleidscentrum,

Nadere informatie

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Judith Rispens J.E.Rispens@uva.nl Margreet van Koert, Patrick Snellings, Nihayra Leona, Maurits van der Molen, & Jurgen Tijms Inhoud ORWELL-project

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs 1 De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs Sieneke Goorhuis-Brouwer, KNO, UMCG, Groningen Kees de Bot, Toegepaste Taalwetenschap RUG, Groningen April

Nadere informatie

Engels voor kleuters

Engels voor kleuters Engels voor kleuters Een eerste verkenning naar de vormgeving van vroeg vreemdetalenonderwijs in Nederland Liv Persson Volgens cijfers van het Europees Platform geven steeds meer basisscholen Engelse les

Nadere informatie

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014 Taalstimulering voor kinderen en volwassenen Taal en taalbeleid 3 februari 2014 Enkele stellingen Taalontwikkeling 1. Voortalige fase: van 0 tot 1 jaar 2. Vroegtalige fase: van 1 tot 2,5 jaar Eentalige

Nadere informatie

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af.

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af. Leerlingvolgsysteem. Leerkrachten volgen de ontwikkeling van de kinderen in hun groep nauwgezet. Veel methoden die wij gebruiken, leveren toetsen die wij afnemen om vast te stellen of het kind de leerstof

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Denk als een wereldburger en gedraag je als een goede buur

Denk als een wereldburger en gedraag je als een goede buur Beste ouders en verzorgers van onze prachtige leerlingen, Wij vinden het prettig als u de deur sluit bij het verlaten van de school. De deur staat nu te vaak, te lang open. Iedereen is welkom in de school,

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

Onderzoek Zuid-Afrika

Onderzoek Zuid-Afrika Onderzoek Zuid-Afrika Tweede taalverwerving en tweede taalonderwijs Engels als tweede taal in het basisonderwijs Naam: Kimberly Vermeulen Studentnummer: S1077859 Klas: PLV3B Minor: Internationalisering

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Met deze brief breng ik u op de hoogte van het plan van aanpak voor Engels in het primair onderwijs. 1

Met deze brief breng ik u op de hoogte van het plan van aanpak voor Engels in het primair onderwijs. 1 >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Primair Onderwijs IPC 2400 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ

Nadere informatie

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Accelerative Integrated methodiek een doe -methode van elkaar leren

Accelerative Integrated methodiek een doe -methode van elkaar leren AIM staat voor Accelerative Integrated Method. Deze methodiek is in de jaren negentig in Canada ontwikkeld door Wendy Maxwell als antwoord op de neerwaartse spiraal waarin het onderwijs in de Franse taal

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Doorlopende leerlijnen taal: ervaringen met 3 scholen

Doorlopende leerlijnen taal: ervaringen met 3 scholen Ronde 5 Bert de Vos APS, Utrecht Contact: b.devos@aps.nl Doorlopende leerlijnen taal: ervaringen met 3 scholen 1. Over de drempels met taal Het rapport Over de drempels met taal is al ruim een jaar oud.

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Houdt u er alstublieft rekening mee dat het 5 werkdagen kan duren voordat uw taalniveau beoordeeld is.

Houdt u er alstublieft rekening mee dat het 5 werkdagen kan duren voordat uw taalniveau beoordeeld is. - Instructie Deze toets heeft als doel uw taalniveau te bepalen. Om een realistisch beeld te krijgen van uw niveau,vragen we u niet langer dan één uur te besteden aan de toets. De toets bestaat uit twee

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 293 Primair Onderwijs Nr. 179 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Inleiding 4. Engels in het basisonderwijs 5. Words&Birds een verrijking van de les, een verbreding van de wereld 6. Wat is Words&Birds?

Inleiding 4. Engels in het basisonderwijs 5. Words&Birds een verrijking van de les, een verbreding van de wereld 6. Wat is Words&Birds? Inleiding 4 Engels in het basisonderwijs 5 Words&Birds een verrijking van de les, een verbreding van de wereld 6 Wat is Words&Birds? 6 Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van Words&Birds? 6 Met welk

Nadere informatie

Meer kansen door internationaal basisonderwijs

Meer kansen door internationaal basisonderwijs Meer kansen door internationaal basisonderwijs Initiatiefvoorstel D66, VVD en Groenlinks Oktober 2013 Amsterdam is een wereldstad en de meest internationale stad van het land. De haven, het toerisme, de

Nadere informatie

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Auteurs: Sara Diederen Rianne van Kemenade Jeannette Geldens i.s.m. management initiële opleiding (MOI) / jaarcoördinatoren 1 Inleiding Dit document is bedoeld

Nadere informatie

Klantonderzoek: statistiek!

Klantonderzoek: statistiek! Klantonderzoek: statistiek! Statistiek bij klantonderzoek Om de resultaten van klantonderzoek juist te interpreteren is het belangrijk de juiste analyses uit te voeren. Vaak worden de mogelijkheden van

Nadere informatie

Engelse taal. Kennisbasis Engelse taal op de Pabo

Engelse taal. Kennisbasis Engelse taal op de Pabo Engelse taal Belang van het vak Engels geven in het basisonderwijs is investeren in de mensen van de toekomst die studeren, werken en recreëren in verschillende landen van Europa en de wereld. Door de

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Effectief leesonderwijs

Effectief leesonderwijs Effectief leesonderwijs Het CPS heeft in de afgelopen jaren een aantal projecten op het gebied van lezen ontwikkeld en uitgevoerd. Deze projecten zijn in te zetten in de schakelklassen en met name bij

Nadere informatie

Gerichte instructie in lezen en spellen voorkomt lees- en spellingproblemen bij (vrijwel) alle leerlingen op Het Kofschip

Gerichte instructie in lezen en spellen voorkomt lees- en spellingproblemen bij (vrijwel) alle leerlingen op Het Kofschip Prof. dr. Anna M.T. Bosman 1 Gerichte instructie in lezen en spellen voorkomt lees- en spellingproblemen bij (vrijwel) alle leerlingen op Het Kofschip 1 Inleiding Het Kofschip is een reguliere openbare

Nadere informatie

Engels op KBS De Rietkraag

Engels op KBS De Rietkraag 2013-2014 Engels op KBS De Rietkraag Onderzoek naar het verbeteren van Engels op KBS De Rietkraag Stageleergroep: Rowy Tuïnk, Lisanne Stokkers, Nikki Tielbeek, Nanoe Lorkeers, Melissa Hogeboom, Laura Kleinherenbrink

Nadere informatie

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein Cultuursurvey Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT Maaike Ketelaars Ton Klein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Eerste voorstel voor de aanpassing van de vragenlijst... 7 2.1 Oorspronkelijke

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44 44 F 070 333 44 00 www.rijksoverheid.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44 44 F 070 333 44 00 www.rijksoverheid. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44 44 F 070 333 44 00 www.rijksoverheid.nl Betreft Reactie op schriftelijke inbreng van de vaste

Nadere informatie

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Understanding and being understood begins with speaking Dutch Understanding and being understood begins with speaking Dutch Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal The Dutch language links us all Wat leest u in deze folder? 1.

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed

Nadere informatie

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les.

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Een onderzoek op het Scala College 6-6-2011 Shera Gerber, Marit de Jong, Jacob de Ruiter, Sander Stolk en Femke Verdonk Inhoud Context... 2 Relevantie...

Nadere informatie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Summary in Dutch Hoofdstuk 1

Summary in Dutch Hoofdstuk 1 Summary in Dutch Het onderzoek naar de vraag wat de beste leeftijd voor tweede taalverwerving (L2) ondersteunt het idee hoe eerder, hoe beter niet helemaal, gezien het feit dat ontwikkelingsbeperkingen

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

CLIL Toolkit voor het basisonderwijs

CLIL Toolkit voor het basisonderwijs CLIL Toolkit voor het basisonderwijs Auteurs: Alessandra Corda, Eke Krijnen, Wibo van der Es Redactie: Jan Willem Chevalking, Tine Stegenga 2012 Expertisecentrum mvt, Leiden Een digitale versie van deze

Nadere informatie

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Effectiviteitsonderzoek naar lesmateriaal Wijzer in geldzaken voor groep 7 www.wijzeringeldzaken.nl Inleiding:

Nadere informatie

Het leren van Engels bij kinderen met TOS

Het leren van Engels bij kinderen met TOS Het leren van Engels bij kinderen met TOS Siméa congres 15-04-2016 Master Thesis Logopediewetenschap Inge Zoutenbier, MSc Onder begeleiding van: Dr. Rob Zwitserlood In een notendop http://auris.instantmagazine.com/auriscomdigit

Nadere informatie

De Referentieniveaus Taal. BAVO Eemlanden 14 maart 2012

De Referentieniveaus Taal. BAVO Eemlanden 14 maart 2012 De Referentieniveaus Taal BAVO Eemlanden 14 maart 2012 2 Wat komt aan de orde? Aanleiding tot de referentieniveaus Wat zijn referentieniveaus? Status en ontwikkelingen rond de referentieniveaus Referentieniveaus

Nadere informatie

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken 1 Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken Smoking Cessation in Cardiac Patients Esther Kers-Cappon Begeleiding door:

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

ENQUÊTE: toetsing op maat

ENQUÊTE: toetsing op maat ENQUÊTE: toetsing op maat Bezoekers van de website van de PO-Raad konden hun mening geven over toetsing op maat. Tussen 22 januari en 6 februari 2013 hebben 201 mensen de enquête volledig ingevuld. De

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Onderzoek Zuid-Afrika

Onderzoek Zuid-Afrika Onderzoek Zuid-Afrika Tweede taalverwerving en tweede taalonderwijs Engels als tweede taal in het basisonderwijs Naam: Kimberly Vermeulen Studentnummer: S1077859 Klas: PLV3B Datum: 20-04-2015 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

` Into Bounce Leren in beweging ` Onderstaand onderzoek laat de effecten zien

` Into Bounce Leren in beweging ` Onderstaand onderzoek laat de effecten zien Erik Scherder, hoogleraar bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit van Groningen, zegt: `Bewegen is niet alleen goed voor conditie, maar ook voor cognitie!` `In de hersenen vertonen neuronale systemen

Nadere informatie

Resultaten van het eerste gebruikersjaar met Veilig leren lezen-kim overtreffen landelijk gemiddelde en de 2 e maanversie

Resultaten van het eerste gebruikersjaar met Veilig leren lezen-kim overtreffen landelijk gemiddelde en de 2 e maanversie Resultaten van het eerste gebruikersjaar met Veilig leren lezen-kim overtreffen landelijk gemiddelde en de 2 e maanversie In het schooljaar 2014-2015 is de vernieuwde versie van Veilig leren lezen de kimversie

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

Tweetalig Vwo. Elke Leerling Doet Ertoe

Tweetalig Vwo. Elke Leerling Doet Ertoe Tweetalig Vwo Elke Leerling Doet Ertoe Kies jij voor tweetalig vwo op het Elde College? Dan kies je voor Engelse taal op het hoogste niveau, aandacht voor mondiale thema's, een internationale oriëntatie

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Huiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin?

Huiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin? Huiswerkbegeleiding Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin? 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Conclusies 8 Resultaten 1. Zetten ouders huiswerkbegeleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van

Nadere informatie

Uw kind heeft moeite met lezen Wat kunt u van De Noordkaap verwachten?

Uw kind heeft moeite met lezen Wat kunt u van De Noordkaap verwachten? Uw kind heeft moeite met lezen Wat kunt u van De Noordkaap verwachten? 1 Inhoud Voorwoord... 3 1 Leesproblemen... 4 2 Mogelijk dyslexie... 4 2.1. De dagelijkse lespraktijk.... 4 2.2: De stappen die genomen

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen volgende Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen Eindrapportage onderzoek Toekomstgericht Onderwijs Inhoud Onderzoek Toekomstgericht Onderwijs door Kohnstamm Instituut Schoolportret Herbert Vissers

Nadere informatie

Internationalisering in kinderopvang en basisonderwijs in Amsterdam

Internationalisering in kinderopvang en basisonderwijs in Amsterdam Internationalisering in kinderopvang en basisonderwijs in Amsterdam Folkert Kuiken, Afdeling Neerlandisitiek, f.kuiken@uva.nl MIME Expertmeeting Meertaligheid, Amsterdam, 11-10-2016 Inhoud 1. Inleiding:

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie