DRUK. 1 Meerkeuzevragen met slechts één juist antwoord. Evaluatie druk p.1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DRUK. 1 Meerkeuzevragen met slechts één juist antwoord. Evaluatie druk p.1"

Transcriptie

1 Evaluatie druk p.1 DRUK 1 Meerkeuzevragen met slechts één juist antwoord 1.1 Twee glazen buizen (1) en (2) zijn verbonden door een gummislang. Buis (2) zit vast aan een statief. De buizen zijn tot de helft gevuld met water. Buis (1) wordt een eindje omhooggetild. Welke van de hierna volgende tekeningen geeft dan de juiste stand weer van de waterniveaus?

2 Evaluatie druk p Een U-vormige buis bevat drie niet mengbare vloeistoffen A, B en C. Uit de figuur kan je over de massadichtheid van de vloeistoffen besluiten dat: A. ρ A < ρ B < ρ C B. ρ B < ρ A < ρ C C. ρ A < ρ C < ρ B D. ρ C < ρ A < ρ B 1.3 Op nevenstaande figuur drukt het kwik tegen de onderkant van een kraan k. Indien we de kraan opendraaien dan: A. zal het kwik uit de buis spuiten. B. zal het kwik in de buis op dezelfde hoogte komen als in de bak. C. zal het kwikniveau in de buis niet veranderen. D. zal er over het kwikniveau in de buis niets kunnen gezegd worden omdat de atmosferische druk niet gegeven is. 1.4 Een kolf is gevuld met chloroform (dichtheid: 1,5 g/cm 3 ) tot een hoogte h. In een erlenmeyer bevindt zich ether (dichtheid: 0,75 g/cm 3 ) tot een zelfde hoogte h. De hydrostatische druk op de bodem van de kolf met chloroform is:

3 Evaluatie druk p.3 A. Twee maal groter dan de hydrostatische druk op de bodem van de erlenmeyer met ether. B. Twee maal kleiner dan de hydrostatische druk op de bodem van de erlenmeyer met ether. C. Even groot als de hydrostatische druk op de bodem van de erlenmeyer met ether. D. Deze vraag is niet te beantwoorden: het hangt af van het oppervlak van de bodem van de kolf en de erlenmeyer. 1.5 Men meet in een vat waarin zich twee verschillende niet mengbare vloeistoffen bevinden, de hydrostatische druk p bij toenemende diepte h. Uit de onderstaande grafiek kunnen we afleiden dat in dit geval: A. dichtheid vloeistof A < dichtheid vloeistof B B. dichtheid vloeistof A > dichtheid vloeistof B C. dichtheid vloeistof A = dichtheid vloeistof B D. deze situatie is onmogelijk 1.6 Men meet in twee vaten die met vloeistof gevuld zijn, de druk p in functie van de diepte h. Dit levert de onderstaande grafiek op. Hieruit kun je besluiten dat: A. dichtheid vloeistof A < dichtheid vloeistof B B. dichtheid vloeistof A > dichtheid vloeistof B C. de vloeistofkolom bij B het hoogst is D. de atmosferische druk op B het grootst is

4 Evaluatie druk p Hier zie je 3 vaten. Alle vaten hebben hetzelfde grondvlak. In alle vaten giet men een zelfde massa van dezelfde vloeistof. Dan is de hydrostatische kracht op de bodem het grootst voor: A. vat a B. vat b C. vat c D. voor alle vaten even groot 1.8 Hier zie je 3 vaten. Alle vaten hebben hetzelfde grondvlak. In alle vaten giet men tot dezelfde hoogte dezelfde vloeistof. Dan is de hydrostatische kracht op de bodem het grootst voor: A. vat a B. vat b C. vat c D. voor alle vaten even groot 1.9 Gegeven een open vat gevuld met vloeistof. Eveneens gegeven is de druk in de punten a en b aangeduid in de bijgaande figuur. De massadichtheid van de vloeistof in het vat is ongeveer/ A. 90 kg/m 3 B. 180 kg/m 3 C. 900 kg/m 3 D kg/m Men giet vloeistof A in een cilindervormig vat met diameter d tot een hoogte h 1. Om in een vat met diameter d/2 een zelfde hydrostatische druk te bekomen moet men het vat vullen met vloeistof A tot een hoogte h 2 waarbij:

5 Evaluatie druk p.5 A. h 1 = h 2 B. h 1 = 2 h 2 C. 2 h 1 = h 2 D. geen van de vorige mogelijkheden Het doel van het gebruik van een hydraulische pers is: A. een kleine druk omzetten in een grote druk B. een kleine kracht omzetten in een grote kracht C. een grote druk omzetten in een grote kracht D. drukken te meten 1.12 Wat gebeurt er met de druk uitgeoefend door een kubus, die op een van zijn zijvlakken op de tafel rust, als we de afmetingen van de kubus verdubbelen maar wel hetzelfde materiaal gebruiken. A. de druk halveert B. de druk wordt 4x groter C. de druk wordt 4x kleiner D. de druk verdubbelt 1.13 We meten eerst de overdruk in een gasleiding met een open manometer gevuld met water en daarna met open manometer gevuld met alcohol. Het hoogteverschil tussen de vloeistofspiegels in beide benen is dan: A. het grootst bij de manometer gevuld met water B. het grootst bij de manometer gevuld met alcohol C. in beide manometers even groot D. niet te bepalen omdat de luchtdruk niet gekend is 1.15 Bekijk de onderstaande figuur. A. De druk in punt a is gelijk aan de druk in punt b. B. De druk in punt c is gelijk aan de druk in punt d. C. De druk in punt e is gelijk aan de druk in punt f. D. De druk in punt b is hoger dan Pa. E. Het drukverschil tussen de punten a en c is 98 Pa indien het niveauverschil tussen de twee wateroppervlakken 1,0 cm bedraagt De luchtdruk op de top van een berg is: A. hoger dan de luchtdruk in het dal B. lager dan de luchtdruk in het dal C. gelijk aan de luchtdruk in het dal D. deze vraag kan niet beantwoordt worden

6 Evaluatie druk p.6 2 Juist of foutvragen met verklaring 2.1 Hydrostatische druk wordt uitgeoefend door vloeistoffen en vindt zijn oorzaak in de zwaartekracht. 2.2 Hoe groter de dichtheid van de vloeistof, hoe groter de hydrostatische druk. 2.3 Aan duikers leert men dat de druk in het water stijgt met ongeveer 1 bar per 10 m. 2.4 De druk op de bodem van een vat af van de volgende grootheden: - de grootte van de bodem - het volume vloeistof in het vat - de hoogte van de vloeistof in het vat - de massa van de vloeistof in het vat - de massadichtheid van de vloeistof 2.5 De hydrostatische druk op een bepaalde diepte h hangt af van de atmosferische druk. 2.6 De hydrostatische druk op een bepaalde diepte h hangt af van de massadichtheid van de vloeistof. 2.7 De hydrostatische druk op een bepaalde diepte h hangt af van de vorm van het vat waar de vloeistof inzit. 2.8 In een zwembad is de totale druk in het water op een diepte 2h dubbel zo groot als de totale druk op een diepte h. 2.9 In een U-vormige buis is er evenwicht tussen verschillende vloeistoffen. (massadichtheid gegeven) 2.10 Duiker A bevindt zich op 10 m onder de zeespiegel. Duiker B op 20 m. Duiker B ondervindt een druk die dubbel zo groot is als de druk die Duiker A ondervindt Thuis kook je een eitje gaar in een zestal minuten; boven op een hoge berg duurt het heel wat langer 2.12 Als we bij de proef van Torricelli een buis met dubbele doorsnede nemen, dan halveert de hoogte van de kwikkolom Als de Maagdenburgse halve bollen perfect gasledig zijn, is het totaal onmogelijk om ze uit elkaar te trekken De druk in een vloeistof op een diepte 2d is dubbel zo groot als de druk in de vloeistof op een diepte d.

7 Evaluatie druk p.7 3 Reproductievragen 3.1 Wat is de Archimedeskracht en hoe hebben we die kracht in de klas aangetoond? 3.2 Bewijs de volgende uitspraak: "In een U-vormige buis gevuld met 2 niet mengbare vloeistoffen A en B staan de vrije vloeistofoppervlakken in beide benen niet even hoog." 3.3 Vervolledig de tekening. 3.4 Geef het essentiële verschil tussen het ontstaan van de hydrostatische druk in een vloeistof en de druk in gassen. 3.5 Bespreek de proef van Torricelli A. Maak een tekening. B. Verklaar het verschijnsel C. Hoe kan je hieruit de luchtdruk berekenen? 3.6 Een open vloeistofmanometer is aangesloten op een kolf gevuld met een gas. a. Wat gebeurt er als de gasdruk kleiner is dan de atmosferische druk? Leg uit en maak een schets. b. Hoe kun je de gasdruk in dat geval berekenen? 3.7 Beschrijf de proef van Torricelli. Wat nemen we waar als de atmosferische druk de normwaarde heeft? Bereken uit deze proef de normale atmosferische druk. 3.8 Wat gebeurt er met een klein opgeblazen ballonnetje onder de vacuümklok? 3.9 We sluiten de deur van een diepvrieskast. We kunnen ze niet onmiddellijk openen omdat p g p atm Dit noemt men... druk We vullen de tweehalzige fles tot boven met water.

8 Evaluatie druk p.8 De twee halzen worden met een kurk afgesloten zodat ze in contact zijn met het water. Op een van de kurken geven we een korte hamerslag. De andere kurk springt eruit. (zie figuur) Welk beginsel wordt hier geïllustreerd? Geef dit beginsel Wat is de hydrostatische druk? 3.12 Geef de werking van verbonden vaten figuur 8 Gegeven is het schema. a)wanneer komt het plaatje los? b)stel de formule op voor de hydrostatische druk in een punt p op een diepte h in een vloeistof met massadichtheid ρ. c)controleer de eenheden Beschrijf de proef met de Maagdenburgse halve bollen. Welk natuurkundig verschijnsel wordt hiermee aangetoond?

9 Evaluatie druk p.9 4 Grafieken 4.1 Een glazen trechter is onderaan afgesloten met een gummivlies en wordt verbonden met een U-vormige buis, die gedeeltelijk gevuld is met gekleurd water. De trechter wordt geleidelijk dieper in een bak water gedompeld en op een vijftal dieptes (h) wordt telkens het bijhorende niveauverschil ( h) tussen de vloeistofoppervlakken in de U-vormige buis afgelezen. (zie figuur) h (mm) h (mm) Wat is het doel van deze proef? ( h een maat is voor.?) In de tabel vind je een aantal meetresultaten: teken de overeenkomstige grafiek. Welke grafiek bekom je? Wat is bijgevolg het wiskundig verband tussen h en h? Welke berekeningen moet je doen om dit te controleren? (in de 3 de kolom van de tabel) Tot welk besluit kom je uiteindelijk? Formuleer dit in woorden! 4.2 Welk diagram geeft het verloop van de hydrostatische druk met de diepte weer in een vat gevuld met een vloeistof? 4.3 Je wil op een oppervlak A een constante druk uitoefenen. Welke grafiek geeft het juist verband weer tussen kracht en oppervlakte?

10 Evaluatie druk p Bij een experiment werd de hydrostatische druk gemeten op verschillende diepten in olie en in water. De meetresultaten staan in onderstaande tabel: H (m) P (hpa) in water P (hpa) in olie 0,50 49,1 45,0 1,00 98,1 90,1 1, , , a. Stel de grafiek op. b. Welk verband tussen druk en diepte kun je hieruit afleiden? c. Hoe zou de grafiek er uitzien (niet tekenen!) indien niet de hydrostatische, maar de totale druk was gemeten? 4.5 In een open vat gevuld met een vloeistof (dichtheid 0,75 g/cm³) meten we de hydrostatische druk op verschillende diepten. a. Teken (algemeen) de grafiek die het verband weergeeft tussen de hydrostatische druk p en de diepte h in het blauw. b. Teken op hetzelfde rooster de grafiek die het verband weergeeft tussen de totale druk in die vloeistof en de diepte h in het zwart. c. Teken op hetzelfde rooster de grafiek die het verband weergeeft tussen de hydrostatische druk in een vloeistof met dichtheid: 1,5 g/cm 3 en de diepte h in het groen. 4.6 Gegeven volgende grafiek. 400 druk (kpa) diepte (m) Bepaal de hydrostatische druk op een diepte van 13 m.

11 Evaluatie druk p Teken in een diagram (p, H) de juiste voorstelling voor de druk in functie van de diepte in een vloeistof. Construeer nauwkeurig de grafiek die voorstelt: de totale druk p (verticale as) in een vloeistof in functie van de diepte h (horizontale as). De vloeistof heeft een massadichtheid van 1, kg/m 3. Vergeet niet dat bij diepte h = 0 m, de totale druk gelijk is aan de atmosferische druk (1013 hpa)

12 Evaluatie druk p.12 5 Rekenvragen 5.1 Een walvis heeft een totale huidoppervlakte van 200 m 2. Hij duikt bliksemsnel van een diepte van 5,0 m onder de zeespiegel naar een diepte van 200 m. Bereken de druk en de drukkracht verandering die hierdoor ontstaat? Je begrijpt meteen, waartoe de meer dan 30 cm dikke speklaag van de blauwe vinvis dient: niet alleen als bescherming tegen de kou, maar als een zeer efficiënte bumper! 5.2 Het venster van je studeerkamer geeft uit op de tuin en is 150 dm² groot. Stel dat de luchtdruk 1018 mbar bedraagt. Hoe groot is dan de kracht die langs buiten op het venster wordt uitgeoefend? Hoe komt het dat het raam niet breekt onder invloed van deze grote kracht? 5.3 Een stuk tuinslang is gedeeltelijk met water gevuld. Persoon 1 blaast aan één uiteinde zodat het niveauverschil tussen beide waterniveaus 1,0 m bedraagt (zie figuur). Hoe hard (= met welke druk) blaast hij in de tuinslang? De atmosferische druk bedraagt op dat ogenblik 1030 hpa. 5.4 Een cilinder met een los bodemplaatje wordt ondergedompeld in een bak met water, zoals op de figuur getekend is. Je giet voorzichtig benzine in de cilinder. Tot op welke hoogte moet je de benzine minstens gieten opdat het bodemplaatje zou loskomen. De massa van het bodemplaatje is te verwaarlozen. De massadichtheid van de benzine is 660 kg/m³.

13 Evaluatie druk p Het hoogteverschil ab bedraagt 30,0 cm olie. De atmosferische druk is 1000 hpa. 5,00 l van een gas X bevinden zich bij 60,0 C in het vat. Hoeveel moleculen telt het gas? Bereken het normvolume van dit gas. ρ olie = 800 kg /m Een barkruk weegt 70,0 N en rust op 3 poten. Het steunvlak van één poot is een cirkel met een diameter van 5,00 cm. Hoeveel vergroot de druk op de vloer wanneer een persoon van 85,0 kg op de kruk gaat zitten. Als je het vorige vraagstuk niet kon oplossen, kan je nog de helft van de punten krijgen voor het correct oplossen van het volgende vraagstuk: Men slaat met een kracht van 250 N met een hamer op een spijker, waarvan de punt een oppervlakte van 0,250 mm² heeft. Met welke druk (in Pa) wordt de spijker in het hout gedreven? 5.7 Een gashouder wordt aangesloten op een open vloeistofmanometer die met water gevuld is. In het open been staat het water 7,2 cm hoger. De atmosferische druk bedraagt1025 hpa. a. Bereken de gasdruk b. De atmosferische druk stijgt tot 1040 hpa. Wat zal er gebeuren met het hoogteverschil tussen de vloeistofniveaus in de manometer. Bereken het nieuwe hoogteverschil.

14 Evaluatie druk p De druk in een olieveld op 2,00 km diepte is 2, Pa. Hoe hoog moet de zuil boormodder die deze druk in bedwang kan houden minstens zijn als de dichtheid van modder 1,90 g/cm³ bedraagt. 5.9 Een open vloeistof manometer, gevuld met gekleurd water, wordt aangesloten op een gaskraan van het lab. Als de gaskraan geopend wordt, daalt het vloeistofpeil in het been dat met de gaskraan verbonden is 11,0 cm. Bereken de overdruk van het gas in de kraan Bereken de hydrostatische druk van 4,0 km diepte in zeewater (p = 1030 kg / m³) 5.11 Een meisje van 580 N staat op ski s met elk een oppervlakte van 90 cm². Bereken de uitgeoefende druk op de sneeuw Een slee met twee personen oefent een totale druk uit op de sneeuw van 4048,5 Pa. Het oppervlak van de slee, dat met de sneeuw in contact staat, heeft een lengte van 90 cm en een breedte van 35 cm. De lege slee oefent op de sneeuw een druk uit van 311,4 Pa. Een persoon stapt af en oefent op de sneeuw een druk uit van Pa. Het oppervlak van één schoen bedraagt 120 cm². Bereken de massa van de persoon die nog op de slee zit In een dolfinarium, gevuld met zeewater met een massadichtheid van 1020 kg/m³, zijn de ruiten 2,00m lang, 1,00 m hoog en 7,00 cm dik. De onderrand bevindt zich op een diepte van 3,50 m. Hoe groot is de hydrostatische druk op de ruit? 5.14 figuur 9 Aan het linkerbeen van een open vloeistofmanometer wordt een glazen kolf gesloten, waarin een gas zit. Bij een omgevingsdruk van 1025 hpa staat het waterniveau in de linkerbuis 7,0 cm lager dan in de rechterbuis. a)bereken de druk van het gas in de kolf. b)indien de omgevingsdruk plots stijgt tot 1045 hpa, wat gebeurt er dan met de vloeistofniveaus? 5.15 In een U-buis staat kwik (13, kg/m 3). Daarboven staat in het ene been 24,0 cm water. Hoeveel cm ether (750 kg/m 3 ) moet men in het andere been gieten opdat de bovenvlakken in een zelfde horizontaal vlak zouden liggen?

15 Evaluatie druk p.15 6 Inzicht 6.1 Een lichaam wordt ondergedompeld in water (ρ = 1000 kg/m 3 ) en heeft een volume van 11 cm 3. Zal het zinken, zweven of drijven in het water als je weet dat het voorwerp een massa heeft van 15 g? Waarom? 6.2 Een hotel aan zee heeft zijn zwembad gevuld met zeewater. Vergelijk de hydrostatische druk op 1 m diepte met de hydrostatische druk op dezelfde diepte in een ander zwembad dat gevuld is met zuiver water. Speelt de grootte van het zwembad hier een rol? Verklaar. 6.3 Je moeder heeft aardbeienconfituur gemaakt en giet de hete confituur in glazen potten. De potten worden onmiddellijk luchtdicht afgesloten met een schroefdeksel. Een week later wil je wel eens proeven, maar je krijgt de pot niet open. Waarom? 6.4 Een vatenstelsel met communicerende vaten is in evenwicht. Het middelste vat wordt afgesloten. Aan één kant wordt er water bijgegoten. Hoe staat het water in het stelsel als er weer evenwicht is? 6.5 Een visser heeft een laars aan een haak geslagen. Verklaar waarom de vislijn pas sterk zal doorbuigen bij het ophalen van de laars uit het water. 6.6 Waarom snijdt een mes beter als het goed geslepen is? 6.7 Gegeven: 3 vaten zijn respectievelijk gevuld met water, ethanol en kwik. Rangschik deze vaten volgens stijgende hydrostatische druk op de bodem van het vat. Motiveer je antwoord. 6.8 figuur 10 Dit vat is tot aan de bovenrand gevuld met water. Bereken de druk door de vloeistof uitgeoefend in de punten a en b.

16 Evaluatie druk p.16 (massadichtheid water: 998 kg/m 3 ) 6.9 Leg uit hoe het komt dat, als je met een grote kracht een duimspijker in een muur duwt, je nauwelijks iets voelt van die kracht Verklaar waarom een zuignapje niet gemakkelijk loslaat (of van de wand valt) Tot welke hoogte zou de vloeistof in de buis van Torricelli komen bij normale atmosferische druk, als deze buis met water is gevuld? (massadichtheid water =...) (massadichtheid kwik =...) 6.12 Waarom legt men om de 50 cm dwarsliggers onder de treinrails? 6.13 Drijft lood op kwik? ρ Hg = kg/m³ ρ Pb = kg/m³ 6.14 Enkel met landbouwmachines met rupsbanden kan men over natte akkers rijden. Leg dit uit met het begrip druk Welk spijkerbed zal de fakir verkiezen: een bed met veel spijkers of een bed met weinig spijkers?

17 Evaluatie druk p.17 7 Doevragen of opdrachtvragen 7.1 De druk van het gas in de gasleiding meten met een vloeistofmanometer en daaruit de gasdruk in hpa bepalen. 7.2 Lees de barometerdruk af in cm en in Pascal. Waarom is de afgelezen waarde niet gelijk aan de normale atmosferische druk.

18 Evaluatie druk p.18 ARBEID, ENERGIE EN VERMOGEN 1 Meerkeuzevragen met slechts één antwoord 1.1 Op een voorwerp kunnen vier verschillende krachten aangrijpen. Het verband tussen grootte van de kracht en de verplaatsing voor deze gevallen is hieronder weergegeven. In welk diagram staat de kracht die het meest arbeid geleverd heeft? 1.2 Een wagentje van 1000 kg legt op de foor de weg af, die hieronder getekend is. Als het wagentje in punt a uit rust vertrekt en als de wrijving te verwaarlozen is, wat is dan juist? A. De kinetische energie van het wagentje zal groter zijn in punt c dan in punt b. B. De kinetische energie van het wagentje zal kleiner zijn in punt b dan in punt c. C. Het wagentje zal stilvallen in punt c. D. Het wagentje zal nooit in punt c aankomen. a b c 1.3 In welke van onderstaande grafieken staat de kracht die het meest arbeid geleverd heeft.

19 Evaluatie druk p De wet van behoud van energie betekent dat: A. ieder lichaam waarop geen kracht werkt steeds uit zichzelf tot rust komt. B. de som van de kinetische en de potentiële energie steeds gelijk blijft. C. de som van de kinetische en de potentiële energie steeds nul is. D. de kinetische energie steeds gelijk blijft aan de potentiële energie. 1.5 Het rendement van een hydro-elektrische centrale is 80 %. Dit betekent dat: A. 80 % van de potentiële energie van het water uit het stuwmeer omgezet wordt in elektrische energie en dat 20 % ervan wordt omgezet in warmte. B. 80 % van de potentiële energie van het water uit het stuwmeer omgezet wordt in warmte en dat 20 % ervan wordt omgezet in elektrische energie. C. 80 % van de potentiële energie van het water uit het stuwmeer omgezet wordt in elektrische energie en dat 20 % ervan wordt omgezet in kinetische energie van het vallende water. 1.6 Gegeven: twee vrachtwagens A en B. De massa van vrachtwagen B is dubbel zo groot als de massa van A en B rijdt met een snelheid die dubbel zo groot is als de snelheid van A. Wat weet je over de kinetische energie van deze vrachtwagens?

20 Evaluatie druk p.20 A. E k, B = 2 E k,a B. E k, B = 4 E k,a C. E k, B = 6 E k,a D. E k, B = 8 E k,a E. E k, B = 16 E k,a 1.7 Wanneer we beroep doen op een mechanisch werktuig om een bepaald karwei op te knappen, dan moeten we: A. meer arbeid leveren B. minder arbeid leveren C. evenveel arbeid leveren D. is afhankelijk van het soort werktuig 1.8 We hebben vier verschijnselen: 1 het rollen van een biljartbal over het laken 2 het dalen van een parachutist 3 het omhoog werpen van een bal 4 het wegrijden van een auto op een horizontale weg De potentiële energie verandert bij: A. 1 en 2 B. 3 en 4 C. 2 en 3 D. 1 en Wanneer vergroot de potentiële energie? A. bij het vallen van een regendruppel B. bij het omhoog gaan van een weggeschoten pijl C. bij het rollen van een bal over een horizontaal oppervlak D. in geen enkele van de gegeven situaties 1.10 Een massa van 508 g valt in 3,0 s van een hoogte van 18 m verticaal op de grond. Van welke hoogte moet een massa van 254 g vallen opdat de zwaartekracht dezelfde arbeid zou leveren? A. 9,0 m B. 36 m C. 72 m D. Niet te berekenen met deze gegevens 1.11 Als het vermogen van motor A groter is dan het vermogen van motor B dan betekent dit dat: A. motor A meer arbeid levert dan B B. motor A een grotere snelheid haalt dan B. C. motor A meer kracht levert dan B. D. geen van de vorige antwoorden is juist.

21 Evaluatie druk p.21 2 Juist of foutvragen met verklaring 2.1 Een arbeider die een zak cement 3 m hoog draagt, levert arbeid. 2.2 Een arbeider die met een zak cement 3 m hoog op een ladder staat, levert arbeid. 2.3 Een arbeider die een zak cement in 2 minuten naar boven draagt, heeft een groter vermogen dan zijn collega die daar 1 minuut voor nodig heeft kwh is een eenheid van vermogen. 2.5 Tussen de eenheden van kracht, arbeid en vermogen gelden volgende verbanden: a. 1 J = 1 N/m b. 1 W = 1 J.s 2.6 Iemand staat met een boekentas van 10,0 kg 10 minuten onbeweeglijk te wachten aan een bushalte. De persoon levert J arbeid. 2.7 Een ophaalkraan verricht een arbeid van J om een massa van 4000 kg op te tillen. De hoogte waarover het voorwerp verplaatst is bedroeg 92 m. 2.8 Een gewichtheffer die een halter niet kan opheffen verricht geen arbeid. 2.9 Drie personen duwen om beurt tegen een auto. De eerste persoon duwt hem, in 3 minuten, 10 m ver; de tweede duwt hem, in 5 minuten, 10 m ver; de derde verplaatst hem niet. Zijn volgende uitspraken juist of fout? a. Ze oefenden alle drie dezelfde arbeid uit. b. Enkel de eerste twee oefenden een kracht uit. c. De eerst twee oefenden dezelfde kracht uit, maar het vermogen van de eerste is groter. d. Het vermogen en de arbeid van de derde is nul, maar zijn kracht niet Men levert arbeid op een auto als men hem duwt enkel en alleen als hij ook in beweging komt Het rendement van een machine vergroot naarmate er minder energie moet ingestopt worden Als men een kracht van 25 N verticaal naar boven laat inwerken op een voorwerp van 10 kg, dan wordt er positieve arbeid uitgeoefend door die kracht op dat voorwerp.

22 Evaluatie druk p.22 3 Reproductievragen 3.1 Je duwt tegen een zware kast en ze verschuift 5 cm. Verricht je dan arbeid? Verklaar. 3.2 Wat versta je onder 1 kwh? Waarvan is dit een eenheid? Toon aan. 3.3 Een waterval is 25 m hoog. Gemiddeld valt er 20 ton water per seconde naar omlaag. Hoeveel arbeid levert de zwaartekracht in 1,0 uur op dat water? Welke energieomzettingen gebeuren er tijdens het vallen van het water? Verklaar. Wat gebeurt er tijdens deze omzettingen met de totale energie? 3.4 Toon aan dat een hydraulische pers een werktuig is en dat de wet van behoud van arbeid geldig is. 3.5 Wat is het essentiële verschil tussen energie en arbeid? Bespreek 3.6 Wanneer bezit een lichaam energie? Definieer twee vormen van mechanische energie en geef de formule. Formuleer de wet van behoud van energie. Wanneer heeft een machine een vermogen van 1 watt? 3.7 Beschrijf de beweging van het wiel van Maxwell en stel de energieomzettingen voor. 3.8 Leid de formule af van de arbeid verricht bij het uitrekken van een veer. 3.9 Omschrijf: inwendige energie 3.10 Welke energieomzettingen gebeuren bij het branden van een kaars? 3.11 Over welke energievormen gaat het in de volgende beschrijvingen? (Vermeld voor de berekeningen enkel de formule en het resultaat.) Men heft een boekentas van 10 kg 0,80 m hoog. Energievorm: Grootte van de energie van de boekentas: Men stapt met die boekentas in de hand aan een snelheid van 2 m/s. Energievorm: Grootte van de energie van de boekentas: 3.12 Bespreek de energieomzettingen die optreden bij het verticaal afschieten van een pijl tot hij terug de grond raakt. Als men geen rekening houdt met de wrijving en de luchtweerstand, wat weet je dan van de snelheid waarmee hij de grond raakt? Welke wet pas je hier toe? 3.13 Stel de energiebalans op van het wiel van Maxwell (in een gesloten stelsel). Wees volledig in je uitleg Toon aan dat een hydraulische pers een werktuig is en dat de wet van behoud van arbeid geldig is Wat is het essentiële verschil tussen energie en arbeid? Bespreek

23 Evaluatie druk p Geef het verband tussen kwh en J Bewijs het behoud van arbeid bij een hydraulische pers.

24 Evaluatie druk p.24 4 Grafieken 4.1 Vergelijk de arbeid W 1, geleverd door F 1 en de arbeid W 2, geleverd door F 2. Vul de vier stippellijnen op de grafiek aan. Welke is de grootste arbeid en waarom? 4.2 Lien duwt een kist vooruit met een kracht, die voorgesteld is op de onderstaande grafiek. Bereken de arbeid die Lien levert op de kist, wanneer ze de kist 50 m verplaatst heeft F (N) X (m)

25 Evaluatie druk p Gegeven volgende grafiek. kracht (N) afstand (m) Bepaal de arbeid door de kracht geleverd. 4.4 Men wil een veer 20 cm uitrekken. Moet men evenveel arbeid verrichten voor de eerste als voor de tweede 10 cm vervorming? Uitleggen met een F(x)-grafiek. 4.5 Als de arbeid constant is, hoe ziet het (F) x -diagram er dan uit? Teken in het tweede diagram de arbeid bij een constante kracht en duid aan hoe we daaruit de arbeid kunnen berekenen. Vul ook de eenheden in bij de grootheden. F F X X

26 Evaluatie druk p.26 5 Rekenvragen 5.1 Hoeveel elektrische energie gebruik je als je een lamp van 60 W gedurende 1,5 h laat branden (in J en in kwh)? 5.2 Hoeveel kost dit als je twee zulke lampen laat branden en het tarief 5,92 BEF/kWh bedraagt? 5.3 De Schotse ingenieur en uitvinder James Watt ( ) voerde als eenheid van vermogen de "pk = paardenkracht" in. In die tijd werd in de mijnen de steenkool bovengehaald met behulp van paarden. Watt stelde 1 pk gelijk aan het vermogen van een paard dat per minuut 4500 kg steenkool 1 m omhoog haalt. 5.4 In de jaren 60 zag je veel 2-pk'tjes (eendjes: zie foto) rondtoeren op onze wegen. De eerste wagentjes van dit type hadden slechts een vermogen van 2 pk. Hoe groot is dit vermogen, uitgedrukt in SI-eenheden? 5.5 Je ontbijt bestaat uit 30 g cornflakes en 150 g halfvolle melk. Dit ontbijt heeft een energiewaarde van 700 kj. Hoeveel treden kan je met behulp van deze energie oplopen als je veronderstelt dat alle energie van dit ontbijt aan je spieren wordt overgedragen. Eén trede is 27 cm hoog. Gebruik je eigen massa of kies als massa 65 kg. 5.6 In de kerncentrale van Doel wordt kernenergie omgezet in elektrische energie. Het rendement van deze omzetting bedraagt 33,4 %? Hoeveel elektrische energie ontstaat er per seconde, als de kernreactor 3000 MJ kernenergie omzet in 1 seconde? 5.7 Een lift van 600 kg stijgt 5 verdiepingen hoog in 50,0 s. Elke verdieping is 5,00 m hoog. Bereken de geleverde arbeid door de motor en het vermogen van de motor. 5.8 Een hijskraan heeft een vermogen van 1,53 kw. In hoeveel tijd kan deze kraan een hoeveelheid stenen van 1500 kg naar een hoogte van 25 m brengen? 5.9 Welk vermogen heeft een waterkrachtcentrale als er per 1,0 s 3000 ton water 25 m naar beneden valt? 5.10 Hoe hoog moet je een boekentas met een massa van 1325 g optillen om een arbeid van 10 J te leveren?

27 Evaluatie druk p Je tilt een zak cement van 50 kg op tot een hoogte van 1,20 m in een tijd van 3.0 s. Bereken de geleverde arbeid Bereken de geleverde arbeid als je de zak vasthoudt op 1,20 m. Bereken je ontwikkeld vermogen om de zak op te heffen tot 1,20 m hoogte. Stel de geleverde arbeid van vraag grafisch voor Op een strijkijzer wordt een vermogen van 1000 W vermeld. Na een tijdje strijken lees je op de elektriciteitsmeter af dat 850 kj energie verbruikt werd. Hoe lang heeft het strijkijzer aangestaan? Bereken het rendement, als je weet dat 790,5 kj energie aan het strijkgoed werd afgegeven? Welke energieomzetting gebeurt hier? Als je weet dat de prijs voor 1 kwh 0.10 bedraagt, hoeveel kost dan dit strijkje? 5.13 Een kist van 150 kg wordt over een afstand van 7,0 m naar een tafel geschoven. Hiervoor was een kracht van 300 N nodig. Daarna werd de kist op een tafel getild die 0,75 m hoog is. Bereken de totaal geleverde arbeid Een elektrische centrale haalt energie uit een waterbekken dat 400 m hoger gelegen is. Hoeveel m 3 water moeten de turbines per minuut verwerken, met een rendement van 0,60 % om een vermogen te leveren van 100 MW? 5.15 Een lift van 600 kg stijgt 5 verdiepingen hoog in 50,0 s. Elke verdieping is 5,00 m hoog. Bereken de geleverde arbeid door de motor en het vermogen van de motor Een hijskraan beschikt over een motor met vermogen 30,0 kw. In hoeveel tijd kan men hiermee een container van 30,0 ton 16,0 m hoog uit het ruim van een schip optillen als het rendement 72 % bedraagt? 5.17 Koen laat een voetbal van 950 g van op 1,95 m hoogte vallen. Bij het botsen op de grond gaat er 21 % aan energie verloren. Hoe hoog stuit de bal terug?

28 Evaluatie druk p.28 6 Inzichtvragen 6.1 Er vinden verschillende energieomzettingen plaats, als je fietsdynamo je voorlicht doet branden. Stel deze energieomzettingen schematisch voor en geef voor elke energieomzetting aan waar ze plaats vindt. Start bij je (kuit)spieren. 6.2 Wrijf met je handen over elkaar. Welke energie bezitten je bewegende handen? Je stopt met wrijven en je houdt je handen stil. Is de energie uit antwoord a) nu verdwenen? Verklaar! 6.3 Een opgespannen veertje schiet bij het openen van je balpen weg. Welke energie is verantwoordelijk voor het wegschieten van het veertje? Leg uit Wat gebeurt er tijdens het afschieten met deze energie? Leg uit. 6.4 Welke energieomzetting heb je bij: a. verbranden van steenkool b. opladen van een accu c. een strijkijzer d. een speelgoedautootje dat rijdt nadat je het 'opgewonden' hebt. 6.5 Een voorwerp vertrekt uit rust en valt naar beneden (zie figuur). Heeft dit voorwerp op het moment dat de helft van de valafstand afgelegd is, meer, minder of evenveel kinetische energie als potentiële energie (wrijving verwaarlozend)? Verklaar je antwoord. 6.6 Wordt er arbeid verricht in de volgende gevallen en leg je antwoord uit: indien je in een stoel zit, indien je in de winter met een plastieken zak wrijvingloos glijdt over ijs 6.7 Welke energieomzettingen gebeuren bij een batterij een stuwdam waarbij men een sluisdeur opent 6.8 Pas de definitie van het vermogen toe bij het vergelijken van een lamp van 25 W met een lamp van 100 W. 6.9 Welke energievormen en welke energieomzettingen treft men aan bij: Een brandende kaars? Een bergrivier? Een kerncentrale? Een benzinemotor? 6.10 Een elektrische motor heeft een rendement van 90 %. Wat betekent dit? 6.11 Een gewichtheffer die een halter opheft verricht arbeid.

Hoofdstuk 5: Gaswetten

Hoofdstuk 5: Gaswetten Hoofdstuk 5: Gaswetten 5.1 Toestandsfactoren van een gas Vloeistoffen en vaste stoffen zijn weinig samendrukbaar: hun volume verandert weinig bij veranderende druk of temperatuur. Gassen zijn goed samendrukbaar:

Nadere informatie

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Exact periode Youdenplot Krachten Druk Exact periode 10.2 Youdenplot Krachten Druk Youdenplot. De Youdenplot wordt uitgelegd aan de hand van een presentatie. Exact Periode 10.2 2 Krachten. Een kracht kan een voorwerp versnellen of vervormen.

Nadere informatie

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 3ste Vlaamse Fysica Olympiade 3ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 1 Een hoeveelheid ideaal gas is opgesloten in een vat van 1 liter bij 10 C en bij een druk van 3 bar. We vergroten het volume tot 10 liter bij 100 C. De einddruk van het gas is dan gelijk aan: a.

Nadere informatie

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk. 5.1.1 Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:... ... ...

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk. 5.1.1 Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:... ... ... Deel 5: Druk 5.1 Het begrip druk 5.1.1 Druk in het dagelijks leven We kennen druk uit het dagelijks leven:............................................................. Deel 5: Druk 5-1 5.1.2 Proef a) Werkwijze:

Nadere informatie

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg. ste ronde van de 9de Vlaamse Fysica Olympiade Formules ste onde Vlaamse Fysica Olympiade 7 9de Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen

Nadere informatie

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009 MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU HEREXAMEN END MULO tevens e ZTTNG STAATSEXAMEN END MULO 2009 VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRJDAG 07 AUGUSTUS 2009 TJD : 7.30 9.30 UUR DEZE TAAK BESTAAT

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie Hoofdstuk 4: Arbeid en energie 4.1 Energiebronnen Arbeid: W =............. Energie:............................................................................... Potentiële energie: E p =.............

Nadere informatie

Klimaatbeheersing (2)

Klimaatbeheersing (2) Klimaatbeheersing (2) E. Gernaat (ISBN 978-90-808907-6-3) Uitgave 2016 1 Natuurkundige begrippen 1.1 Warmte () Warmte is een vorm van energie welke tussen twee lichamen met een verschillende temperatuur

Nadere informatie

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. LGEMEEN 1 De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. 5 Van een bi-metaal maakt men een thermometer door het aan de ene kant vast te klemmen en aan de

Nadere informatie

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam.

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam. Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam. Inleiding. In het project Over gewicht worden gewichtige zaken op allerlei manieren belicht. In de wiskundeles heb je aandacht besteed

Nadere informatie

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald Hieronder wordt uitgelegd wat massadichtheid betekent. De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald volume. De massadichtheid is dus bijvoorbeeld

Nadere informatie

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk Exact periode 10.2 Gepaarde t-test Krachten Druk 1 Exact periode 6. De gepaarde t-test De gepaarde t-test gebruik je als er door twee analisten ( of met twee methodes) aan een serie verschillende monsters

Nadere informatie

Jaarplan. Quark 4.2. 4 Quark 4.2 Handleiding. TSO-BTW/VT TSO-TeWe. ASO-Wet

Jaarplan. Quark 4.2. 4 Quark 4.2 Handleiding. TSO-BTW/VT TSO-TeWe. ASO-Wet Jaarplan TSO-BTW/VT TSO-TeWe ASO-Wet Fysica TWEEDE GRAAD ASO VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/009 4de jaar, 2u/week JAARPLAN Vul de donkergrijze kolommen in en je hebt een jaarplan; vul de andere ook in en je

Nadere informatie

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C alcohol 0,8 2,5 114 78 aluminium

Nadere informatie

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal). Oefenmateriaal I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één a) 101.000 Pa = kpa f) 8.999 Pa = kpa b) 103.500 Pa = kpa g) 5.750 Pa = kpa c) 99.850 Pa = kpa

Nadere informatie

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte. 1 Materie en warmte Onderwerpen - Temperatuur en warmte. - Verschillende temperatuurschalen - Berekening hoeveelheid warmte t.o.v. bepaalde temperatuur. - Thermische geleidbaarheid van een stof. - Warmteweerstand

Nadere informatie

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor?

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor? jaar: 1989 nummer: 01 Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor? o a. 1 o b. 1 en 2 o c. 1 en 3 o d. 1, 2 en 3 jaar: 1989 nummer: 02 De volumeuitzetting

Nadere informatie

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Thermodynamica Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Academiejaar 2009-2010 Inhoudsopgave Eerste hoofdwet - deel 1 3 Oefening 1.1......................................

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Dichtheid Soortelijke

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA ysica hoofdstuk : Hydrostatica e jaar e graad (uur) - 95 - Hoofdstuk : HYDROSTTIC. Inleiding: Bouw van een stof.. ggregatietoestanden De zuivere stoffen die we kennen kunnen in drie verschijningsvormen

Nadere informatie

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1) Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1) Is de arbeid die moet verricht worden op een voorwerp om dat voorwerp over een afstand h omhoog te brengen, afhankelijk van de gevolgde weg? Kies een van

Nadere informatie

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009 MINISTERIE N ONDERWIJS EN OLKSONTWIKKELING EXMENBUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN WO/HO/NTIN 2009 K : NTUURKUNDE DTUM : MNDG 06 JULI 2009 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45

Nadere informatie

www. Fysica 1997-1 Vraag 1 Een herdershond moet een kudde schapen, die over haar totale lengte steeds 50 meter lang blijft, naar een 800 meter verderop gelegen schuur brengen. Door steeds van de kop van

Nadere informatie

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden.

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden. Uitwerkingen Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden. Opmerking: in een ideaal gas hebben de moleculen wel een massa. Alleen

Nadere informatie

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 4ste Vlaamse Fysica Olympiade 4ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt. Domein D: Warmteleer Subdomein: Gas en vloeistof 1 niet expliciet genoemd in eindtermen, moet er een groep vragen gemaakt worden waarin die algemene zaken zijn vervat? zie ook mededelingen voor eindexamendocenten.

Nadere informatie

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar. 7. Gaswetten Opgave 1 Opgave 2 Opgave 3 Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau

Nadere informatie

Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO

Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO 1. Hydrostatica 1.1. Hydrostatische druk Begrip druk (algemeen) De druk p op een oppervlak is de verhouding van de grootte F van de kracht tot de grootte

Nadere informatie

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk Exact periode 7 Radioactiviteit Druk Exact Periode 7 2 Natuurlijke radioactiviteit Met natuurlijke radioactiviteit wordt bedoeld: radioactiviteit die niet kunstmatig

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie 2014-2015 Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie 2014-2015 Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Mulo III kandidaten maken item 1 t/m 30 Mulo IV kandidaten maken item 1 t/m 36 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 2015-2016

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 2017-2018

Nadere informatie

Klimaatbeheersing (2)

Klimaatbeheersing (2) Klimaatbeheersing (2) E. Gernaat (ISBN 978-90-808907-6-3) 1 Natuurkundige begrippen 1.1 Warmte () Warmte is een vorm van energie welke tussen twee lichamen met een verschillende temperatuur kan worden

Nadere informatie

i-q s m Ze geeft de warmtehoeveelheid aan die nodig is om de eenheidsmassa van de stofte doen smelten.

i-q s m Ze geeft de warmtehoeveelheid aan die nodig is om de eenheidsmassa van de stofte doen smelten. De meeste stoffen kunnen in de drie volgende fasen voorkomen: vaste fase, vloeibare fase en gasvormige fase. Deze drie fasen noemt men de aggregatietoestanden van de stof. Of een bepaalde stof vast, vloeibaar

Nadere informatie

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO Bij deze toets hoort een blad met enige gegevens van stoffen. OPGAVE 1 Twee Maagdenburger halve bollen zijn tegen elkaar gezet en de lucht tussen de

Nadere informatie

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt.

Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt. Uitwerkingen 1 Opgave 1 De massa van een voorwerp geeft aan hoe zwaar dit voorwerp is. Opgave 2 Het volume van een voorwerp geeft aan hoeveel ruimte dit voorwerp inneemt. Opgave De dichtheid van een stof

Nadere informatie

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! PROEFWERK NATUURKUNDE KLAS 5 ROEFWERK H10 + H6 10/3/2009 Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave

Nadere informatie

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn LEERWERKBOEK IMPULS 2 L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters 2u Plantyn Ten geleide Impuls 2 leerwerkboek 2 u is bedoeld voor het tweede jaar van de tweede graad ASO met 2 wekelijkse lestijden.

Nadere informatie

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A)

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A) Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A) OPGAVE 1 In de figuur hiernaast zijn de zes faseovergangen genummerd. Geef de namen van deze faseovergangen. 1: 2: 3: 4: 5: 6: OPGAVE 2 Geef de

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 17

jaar: 1989 nummer: 17 jaar: 1989 nummer: 17 De snelheidscomponent van een deeltje voldoet aan : v x = a x t, waarin a x constant is en negatief. De plaats van het deeltje wordt voorgesteld door x. Aangenomen wordt dat x= 0

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN 4.1.1 SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT Wanneer we een zuivere vaste stof (figuur 4.1) verwarmen zal de temperatuur ervan stijgen. Na enige tijd wordt de vaste stof

Nadere informatie

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering.

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering. 1 Warmteleer. 1 De soortelijke warmte is de warmte die je moet toevoeren om 1 kg van een stof 1 0 C op te warmen. Deze warmte moet je ook weer afvoeren om 1 kg van die stof 1 0 C af te koelen. 2 Om 2 kg

Nadere informatie

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 5 INHAAL PROEFWERK ROEFWERK H10 + H6 3/2010 Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Nadere informatie

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be De 3D pen laat kinderen veilig 3D objecten tekenen Door middel van LED dioden aan het uiteinde van de pen zal de inkt direct stollen,

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Warmteleer en gaswetten. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Warmteleer en gaswetten. 25 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Warmteleer en gaswetten 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 25

jaar: 1989 nummer: 25 jaar: 1989 nummer: 25 Op een hoogte h 1 = 3 m heeft een verticaal vallend voorwerp, met een massa m = 0,200 kg, een snelheid v = 12 m/s. Dit voorwerp botst op een horizontale vloer en bereikt daarna een

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015 VAK : NATUURKUNDE DATUM : DINSDAG 23 JUNI 2015 TIJD : 07.45 10.45 Aantal opgaven: 5 Aantal pagina s: 6 Controleer zorgvuldig of

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste

Nadere informatie

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie.

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie. Domein D: Warmteleer Subdomein: Gas en vloeistof 1 niet expliciet genoemd in eindtermen, moet er een groep vragen gemaakt worden waarin die algemene zaken zijn vervat? zie ook mededelingen voor eindexamendocenten.

Nadere informatie

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser Opgave 1 Afdaling Een skiër daalt een 1500 m lange helling af, het hoogteverschil is 300 m. De massa van de skiër, inclusief de uitrusting, is 86 kg. De wrijvingskracht met de sneeuw is gemiddeld 4,5%

Nadere informatie

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen. Samenvatting door een scholier 873 woorden 2 maart 2016 7,6 37 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Nova Hoofdstuk 3 1. fasen en fase-overgangen Water komt voor als: - vaste stof (ijs) - vloeistof (vloeibaar

Nadere informatie

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. reader periode 2 leerjaar 1. J. Kuiper. Transfer Database

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. reader periode 2 leerjaar 1. J. Kuiper. Transfer Database Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal Reader reader periode 2 leerjaar 1 J. Kuiper Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs,

Nadere informatie

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012 MINISTERIE VN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN VWO/HVO/NTIN 011 VK : NTUURKUNDE DTUM : WOENSDG 06 JULI 011 TIJD : 09.45 11.5 UUR (Mulo III kandidaten)

Nadere informatie

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1) Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1) Is de arbeid die moet verricht worden op een voorwerp om dat voorwerp over een afstand h omhoog te brengen, afhankelijk van de gevolgde weg? Kies een van

Nadere informatie

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht. 4.1.1 Soorten krachten

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht. 4.1.1 Soorten krachten Deel 4: Krachten 4.1 De grootheid kracht 4.1.1 Soorten krachten We kennen krachten uit het dagelijks leven: vul in welke krachten werkzaam zijn: trekkracht, magneetkracht, spierkracht, veerkracht, waterkracht,

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1 Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 1 Opgave 1.1 Opgave 1.2 Opgave 1.3 Opgave 1.4 Stofeigenschappen en zintuigen Noem 4 stofeigenschappen die je met je zintuigen kunt waarnemen? Fysische constanten a. Methaan

Nadere informatie

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn? Dichtheid Als je van een stalen tentharing en een aluminium tentharing wilt weten welke de grootte massa heeft heb je een balans nodig. Vaak kun je het antwoord ook te weten komen door te voelen welk voorwerp

Nadere informatie

De kracht van Archimedes

De kracht van Archimedes 1 Studie dag en KVCV De kracht van Archimedes DEEL 1 Korte omschrijving van het lesonderwerp Door een paar originele experimenten, de kracht van Archimedes ontdekken en de gegevens waarnemen die de grootte

Nadere informatie

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn

LEERWERKBOEK IMPULS 2. L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters. Plantyn LEERWERKBOEK IMPULS 2 L. De Valck J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters 1u Plantyn Ten geleide Impuls 2 leerwerkboek 1 u is bedoeld voor het tweede jaar van de tweede graad ASO met 1 wekelijkse lestijd. Het

Nadere informatie

1 e jaar 2 e graad (2uur) Waarneming: een gewicht doet een ontstaan Merk op : Een gewicht is een = Besluit:

1 e jaar 2 e graad (2uur) Waarneming: een gewicht doet een ontstaan Merk op : Een gewicht is een = Besluit: Fysica hoofdstuk 1 : Mechanica 1 e jaar e graad (uur) 4. Druk 4.1 Proeven en besluiten Een gewicht op een spons plaatsen Waarneming: een gewicht doet een ontstaan Merk op : Een gewicht is een = Besluit:

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus, EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 Vrijdag 19 augustus, 9.30-11.30 uur \,._, NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 6 Energie en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 6.1 Energie omzetten en overdragen Arbeid De energie die de kracht geeft/overdraagt aan het voorwerp waar de kracht

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU UNFORM ENDEXAMEN MULO tevens TOELATNGSEXAMEN VWO/HAVO/NATN 200 VAK : NATUURKUNDE DATUM : DNSDAG 06 JUL 200 TJD : 09.45.25 UUR (Mulo kandidaten) 09.45.45

Nadere informatie

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom? Docentversie (24/05/2012) Natte Glazen Benodigdheden -glazen -ijsklontjes -koud water in kan of thermos of plastic flessen -maatbeker -weegschaal Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100 MINISTERIE VN ONERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENUREU HEREXMEN EIN MULO tevens 2 e ZITTING STTSEXMEN EIN MULO 2008 VK : NTUURKUNE TUM : TIJ : EZE TK ESTT UIT 36 ITEMS. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

De diverse somsoorten bij Fysica

De diverse somsoorten bij Fysica De diverse somsoorten bij Fysica 1 liter zout water weegt 1,03 kilo 1 liter zoet water weegt 1,00 kilo 1 meter zout water levert 0,1 bar druk op 1 meter zoet water levert 0,097 bar druk op Belangrijk:

Nadere informatie

Maandag 15 juni, uur

Maandag 15 juni, uur MAV0-4 Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1981 MAV0-4 Maandag 15 juni, 9.00-11.00 uur NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Dit examen bestaat uit 10 opgaven. Bijlage: 1 antwoordblad

Nadere informatie

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat 2-9000 Gent - 1 - Herhalingsvragen fysica 1 e jaar 2 e graad - tweede periode : juni 2009 3 e jaar 1uur

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat 2-9000 Gent - 1 - Herhalingsvragen fysica 1 e jaar 2 e graad - tweede periode : juni 2009 3 e jaar 1uur Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat - 9000 Gent - 1 - Correcties in het rood! TIP: Voordat je begint te studeren Maak een planning : Wat moet ik studeren Hefbomen Vraagstukken Herhaling Druk Oefeningen

Nadere informatie

Examen mechanica: oefeningen

Examen mechanica: oefeningen Examen mechanica: oefeningen 22 februari 2013 1 Behoudswetten 1. Een wielrenner met een massa van 80 kg (inclusief de fiets) kan een helling van 4.0 afbollen aan een constante snelheid van 6.0 km/u. Door

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde Samenvatting door L. 2352 woorden 14 januari 2012 5,7 16 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde hst 4 krachten 1 verrichten van krachten Als je fietst verbruik je energie, die vul je weer aan door

Nadere informatie

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009 MINISTERIE VAN ONERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENUREAU TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009 VAK : TEHNISH INZIHT ATUM : INSAG 07 JULI 2009 TIJ : 09.45.5 UUR EZE TAAK ESTAAT UIT 30 ITEMS. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Wet van Bernoulli. 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen 2 Druk in stromende vloeistoffen en gassen 3 Wet van Bernoulli

Wet van Bernoulli. 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen 2 Druk in stromende vloeistoffen en gassen 3 Wet van Bernoulli Wet van Bernoulli 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen 2 Druk in stromende vloeistoffen en gassen 3 Wet van Bernoulli 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen Druk in een vloeistof In de figuur

Nadere informatie

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo 1 Arbeid verrichten 1 a) = 0 b) niet 0 en in de richting van de beweging c) =0 d) niet 0 e tegengesteld aan de beweging 2 a) De wrijvingskracht

Nadere informatie

De diverse somsoorten bij Fysica

De diverse somsoorten bij Fysica De diverse somsoorten bij Fysica 1 liter zout water weegt 1,03 kilo 1 liter zoet water weegt 1,00 kilo 1 meter zout water levert 0,1 bar druk op 1 meter zoet water levert 0,097 bar druk op Belangrijk:

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen TENTAMEN CTB1210 DYNAMICA en MODELVORMING d.d. 28 januari 2015 van 9:00-12:00 uur Let op: Voor de antwoorden op de conceptuele

Nadere informatie

FYSICA DM THEORIE SAMENVATTING

FYSICA DM THEORIE SAMENVATTING FYSICA DM THEORIE SAMENVATTING Elementen - Elementen kunnen op 3 manieren voorkomen: - Vast - Vloeibaar - Gasvormig Water & Warmte - Warmte overdracht op 3 manieren - Geleiding direct contact / toepassing

Nadere informatie

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor?

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor? Oplossingsmodellen bij vraagstukken (uit de Did. en ped. berichten 2010-2011) Derde jaar Gegeven, gevraagd, oplossing, antwoord Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is

Nadere informatie

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012

aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012 MINISTERIE VN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENBUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN VWO/HVO/NTIN 2013 VK : NTUURKUNDE DTUM : DONDERDG 04 JULI 2013 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten)

Nadere informatie

Vragenbundel Eerste Ronde Editie 2013

Vragenbundel Eerste Ronde Editie 2013 Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vragenbundel Eerste Ronde Editie

Nadere informatie

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus, \_, EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1978 MAV04 Woensdag 30 augustus, 9.30-11.30 uur NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie

Nadere informatie

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart 2017 13.30-15.00 uur Docenten: T. Savenije, B. Dam Dit tentamen bestaat uit 30 multiple-choice vragen Hiermee zijn in totaal 20 punten te verdienen Voor

Nadere informatie

jaar: 1990 nummer: 06

jaar: 1990 nummer: 06 jaar: 1990 nummer: 06 In een wagentje zweeft een ballon aan een koord en hangt een metalen kogel via een touw aan het dak (zie figuur). Het wagentje versnelt in de richting en in de zin aangegeven door

Nadere informatie

1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen.

1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen. Naam: Klas: Practicum losse en vaste katrol VASTE KATROL Opstelling: 1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen. Benodigde kracht = ) Maak een

Nadere informatie

De kracht op de grond door de stapel is keer groter dan de kracht van één doos.

De kracht op de grond door de stapel is keer groter dan de kracht van één doos. Naam: Klas: Repetitie druk -de klas HVO Opgave 1 Nan duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm. Bereken de druk op de ruit.

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 985 MAVO-C Donderdag 3 juni, 9.00-.00 uur NATUURKUNDE Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: antwoordblad 49229F-4 Waar nodig mag bij de

Nadere informatie

11de Vlaams Congres van Leraars Wetenschappen zaterdag 12 november 2005. Jacky Hellemans - Koen Paes

11de Vlaams Congres van Leraars Wetenschappen zaterdag 12 november 2005. Jacky Hellemans - Koen Paes 11de Vlaams Congres van Leraars Wetenschappen zaterdag 12 november 2005 de wet van Jacky Hellemans - Koen Paes Academische Lerarenopleiding Natuurkunde Departement Natuurkunde en Sterrenkunde - K.U.Leuven

Nadere informatie

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Naam: Klas: Practicum veerconstante Naam: Klas: Practicum veerconstante stap Bouw de opstelling zoals hiernaast is weergegeven. stap 2 Hang achtereenvolgens verschillende massa's aan een spiraalveer en meet bij elke massa de veerlengte in

Nadere informatie

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau MAO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN OORTGEZET ONDERWIJS IN 986 C - niveau Donderdag 5 juni, 9.00-.00 uur NATUURKUNDE Dit examen bestaat uit 3 opgaven Bijlage: antwoordpapier 2 Waar nodig mag bij de opgaven

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 7.1 Fasen en dichtheid Een stukje scheikunde 1. Intermoleculaire ruimte 2. Hogere temperatuur, hogere snelheid 3.

Nadere informatie

Energie, arbeid en vermogen. Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten.

Energie, arbeid en vermogen. Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten. Jaarplan Fysica TWEEDE GRAAD TSO INDUSTRIËLE WETENSCHAPPEN VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/083 4de jaar TSO-TeWe ASO-Wet Fysica TWEEDE GRAAD ASO VVKSO BRUSSEL D/2012/7841/008 4de jaar, 1u/week JAARPLAN Vul de

Nadere informatie

Inleiding kracht en energie 3hv

Inleiding kracht en energie 3hv Inleiding kracht en energie 3hv Opdracht 1. Wat doen krachten? Leg uit wat krachten kunnen doen. Opdracht 2. Grootheden en eenheden. Vul in: Grootheid Eenheid Andere eenheid Naam Symbool Naam Symbool Naam

Nadere informatie

Naam (plus beschrijving) Symbool Eenheid Formules. Druk = kracht per eenheid van oppervlakte p (N/m² = ) Pa

Naam (plus beschrijving) Symbool Eenheid Formules. Druk = kracht per eenheid van oppervlakte p (N/m² = ) Pa Naam (lus beschrijving) Symbool enheid ormules MHANIA in het derde jaar Dichtheid massa er eenheid van volume ρ kg /m³ m ρ V Druk kracht er eenheid van oervlakte (N/m² ) a A Hydrostatische druk in een

Nadere informatie

Het deeltjesmodel. Deeltjes en hun eigenschappen. Context 3 Zinken zweven drijven. Naam: Klas: Datum:

Het deeltjesmodel. Deeltjes en hun eigenschappen. Context 3 Zinken zweven drijven. Naam: Klas: Datum: Naam: Klas: Datum: Het deeltjesmodel Deeltjes en hun eigenschappen Als je een stukje ijzer, goud of eender welk stof tientallen keren kon vergroten, dan zou je ontdekken dat alle stoffen gemaakt zijn van

Nadere informatie

Naam:... Studentnr:...

Naam:... Studentnr:... Naam:...... Studentnr:..... FACULTEIT CONSTRUERENDE TECHNISCHE WETENSCHAPPEN WATERBEHEER Tentamen : Stroming Examinator: J.S. Ribberink Vakcode : 401 Datum : vrijdag 15 juli 005 Tijd : 13.30 17.00 uur

Nadere informatie

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan: Fysica Vraag 1 Een blokje koper ligt bovenop een blokje hout (massa mhout = 0,60 kg ; dichtheid ρhout = 0,60 10³ kg.m -3 ). Het blokje hout drijft in water. koper hout water Als de bovenkant van het blokje

Nadere informatie

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm. Samenvatting door C. 1902 woorden 28 februari 2013 5,7 13 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Het verrichten van arbeid Als je fietst verbruik je energie. Dit voel je na het

Nadere informatie

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten) MNSERE AN ONDERWJS EN OLKSONWKKELNG EXAMENBUREAU UNFORM ENDEXAMEN MULO tevens OELANGSEXAMEN WO/HAO/NAN 008 AK : NAUURKUNDE DAUM : RJDAG 04 JUL 008 JD : 09.45.5 UUR (Mulo kandidaten) 09.45.45 UUR (Mulo

Nadere informatie