anwb.nl/watersport, de site voor watersporters

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "anwb.nl/watersport, de site voor watersporters"

Transcriptie

1

2 De Twaalfvoetsjol is langzaam maar zeker uit een diep dal gekomen. In de jaren zestig en zeventig was er zo weinig belangstelling voor de klasse, dat er plannen lagen om de jol te schrappen als erkende klasse. Tegenwoordig is de opkomst bij wedstrijden en evenementen echter weer groot. Het jubileumweekend van de Twaalfvoetsjollenclub in mei, spant wat dat betreft de kroon: er verschenen op de Kaag ongeveer honderd jollen aan de start. De Twaalfvoetsjol, de oudste wedstrijdklasse van Nederland, bestaat dit jaar driekwart eeuw. Een jubileum om bij stil te staan. Zeker nu de populariteit van de klasse weer groeit. In het kader van het jubileum spraken we met bouwers, zeilers en mensen van de klasse-organisatie. Bovendien doen we verslag van het julileumweekend op de Kaag. Een portret van een gewezen bijboot die als wedstrijdboot vele andere klassen overleefde. Uit de oude doos: op weg naar wedstrijden in Rotterdam in En dan te bedenken dat een Twaalfvoetsjol al gauw tussen de 150 en 155 kilo weegt. Zo'n autodak kreeg heel wat te verduren. 'Mijn jol verkopen, hoe haal je het in je hoofd.' Twaalfvoetsjollenzeilers zijn verknocht aan hun boot. In veel gevallen is hij een erfstuk of op zijn minst al jaren in de familie. Hij wordt vertroeteld en bij het verzinnen van een naam wordt een ernstige aanslag op de creativiteit gepleegd. Het zijn vaak troetelnaampjes: Krokodilletje, Buisertje, Trippelaartje, Guizenschuitje, Windharpje, Doortje Dartel. Een Twaalfvoetsjol is voor zijn eigenaar meer dan 'zo maar een boot'. Hij is bijna levend. Een lief, klein ding dat je 's avonds naast je bed zou willen zetten zodat je zeker weet dat er niets mee gebeurt en af en toe even over het glanzend gelakte mahonie kan aaien. 'Ouderwets gezellig', is ook z o n begrip dat bij de Twaalfvoetsjol hoort. En het is blijkbaar een sfeer die veel mensen aanspreekt. De Twaalfvoetsjol zit de laatste jaren duidelijk in de lift. Jol nummer 755 is inmiddels op het water verschenen en bij de klasse-organisatie hebben zich al bijna tweehonderd eigenaren aangesloten. De Twaalfvoetsjollenclub telt in totaal ongeveer driehonderd leden. 'Er komt ook steeds meer belangstelling van jongeren. Zij worden vaak gevraagd als bemanning', aldus Ton Suurendonck de secretaresse van de Twaalfvoetsjollenclub. 'De Twaalfvoetsjollen verspreiden zich bovendien meer over heel Nederland. Vroeger zag je ze voornamelijk in het westen.' Er zijn zeilers die de Twaalfvoetsjol van jongs af trouw zijn gebleven. Zo iemand is bij voorbeeld Floor Daniels. In 1942 zeilde hij voor het eerst in een geleende jol op de Kralingse Plassen 'Lekker klein en ondiep' - en twee jaar na de Tweede Wereldoorlog kocht hij zijn eigen Twaalfvoetsjol. Een paar jaar was hij de jol ontrouw en probeerde hij de Solo. 'Maar', zegt hij, 'ik miste de gezelligheid. Als we naar wedstrijden gaan, wordt er bij voorbeeld door ons nog steeds veel gesleept. Dat gaat natuurlijk ook heel gemakkelijk want de jol is ontworpen als bijboot. Maar in hoeveel andere klassen komt dat slepen nou nog voor?' 'Vroeger had de Twaalfvoetsjol echt het imago 46 I WK

3 Bij Badi Lima zijn neetwaterbronnen. Om de grootste is een gebouwtje van ruwe steen neergezet. Aan het eind van de Ramadan wordt er feest gevierd. Overal zijn herders en nomaden in feestkleding onderweg naar de dorpen. meter lager gelegen Bergama is een bezoek aan de Akropolis waard. Het is een lust om hier in de uitbundig bloeiende natuur te lopen. De gele brem steekt fleurig af bij de grijze stenen. Het is met recht een rumestad en er is wel enige fantasie voor nodig om je voor te stellen dat op de plaats van deze steenresten vroeger paleizen, tempels en soldatenverblijven stonden. Toch kom je onder de indruk als je bedenkt dat hier onder koning Eumenus de Tweede, een kleine tweehonderd jaar voor Christus, een bibliotheek gebouwd werd met boeken van gedroogde dierenhuiden. Het woord 'perkament' is afgeleid van Pergamon. Het gaafste bouwwerk is het theater. Het heeft een opvallende vorm en is 45 meter hoog. Het werd gebouwd door de Romeinen, de latere eigenaren van Pergamon. Om niets te missen lopen we langs de vroegere hoofdweg naar beneden naar Bergama. Hier zijn ook nog meer oudheden te zien. Het stadje Ayvalik is een levendig stadje met inwoners. De waterkant is omzoomd met stalletjes waar van alles te koop is, wat een fleurig aanzien geeft en voor de nodige drukte zorgt. Achter deze facade ziet het er weinig welvarend uit. Er zijn veel straatjes en steegjes die op de 'boulevard' uitkomen: allemaal open riolen. Alleen onder hoofdwegen liggen buizen. Ze monden uit in het buitenwater dat dan ook behoorlijk stinkt. Het is druk en feestelijk in de stad, in verband met het einde van de ramadan en de onafhankelijkheidsfeesten. De voet van het beeld van Ataturk ligt vol met bloemen en kransen. De goede gevers schromen niet de naam van bedrijf of instelling groot te vermelden, om zodoende wat pr te bedrijven. Andere plannen Oorspronkelijk waren we van plan hier uit te klaren en naar het Griekse Lesbos te gaan. Zo staat het ook in ons transitlog. Omdat het tot nu toe allemaal vlotter verlopen is dan we gedacht hadden, besluiten we onze tocht langs de Turkse kust naar het noorden voor te zetten tot de Dardanellen. Volgens ons kan dit geen problemen geven, maar voor alle zekerheid bespreken we het toch maar even met de douane. Dat hadden we niet moeten doen. De douanier spreekt uitsluitend Turks en hoe simpel we het ook opschrijven, hij blijft zorgelijk kijken. Het grootste probleem is waarschijnlijk dat er geen probleem is. De douaneman, hierdoor op het verkeerde been gezet, laat uiteindelijk een koopman halen die Engels spreekt. Deze laat zijn stalletje met t-shirts bij het monument in de steek en dan is de zaak snel opgelost. De Ayvalik-archipel is een prachtige eilandengroep, waarvan Alibey Adasi verreweg het grootste eiland is. Er zijn in dit gebied veel mooie ankerplaatsen, maar ook de nodige riffen, sommige vlak onder water. Ze zijn niet bebakend, maar staan wel op de kaarten en in de pilot. We overnachten in een van de baaien in het zuiden van het Ayvalikmeer. Het is er 's nachts zo rustig en stil dat je vergeet dat je voor anker ligt. Het plateau waar we op uitkijken, Canak Tepe, wordt hier duivelstafel genoemd. Volgens een oud verhaal kwamen de duivels hier vroeger samen om te eten, drinken en feest te vieren. Kortom vooreen slemppartij. Om de noordelijkse ankerplaats in de archipel, de Porosolene baai, twaalf mijl noordwest van Ayvalik te bereiken, moeten we zorgvuldig tussen de riffen door navigeren. Tussen Maden Adasi en Alibey Adasi is een heel nauwe doorgang, gedeeltelijk geblokkeerd door een zandbank. Hier laten we ons anker zakken. Er ligt nog een jacht. Het is weer de Deense Triol en het lijkt of we de enige jachten in dit gebied zijn. Als 's avonds de wind wat afneemt, roeien we met de rubberboot naar de Denen om kennis te maken. De jonge 'mechanical engineer' en zijn vrouw, die verpleegster is, hebben hun werk voorlopig vaarwel gezegd om te kunnen zeilen. Ze zijn op weg naar Istanbul, om een vriendin die een tijdje aan boord is geweest naar het vliegveld te brengen. Berg beklimmen De Wereldomroep meldt 's avonds dat vijf Nederlandse vrouwen erin geslaagd zijn de Himalaya te beklimmen. Dit brengt Anny op het idee om de berg voor onze boot, 3300 voet hoog, te 'bedwingen'. Het is stenig en doornig, maar ons zwoegen wordt beloond met een fantastisch uitzicht over de archipel. Beneden is slechts een schamele visserswoning, die ook wel door de schaapherder wordt gebruikt. Binnen een ommuurd stuk grond loopt een paard, dat ons uitbundig wil begroeten maar bijna struikelt omdat zijn voorbenen met een touw aan elkaar zitten. Het erf wordt bewaakt door een indrukwekkende hond, die net zo lang blaft tot we ver genoeg van zijn territorium zijn. We zien geen dolfijnen in de baai. Toch moeten ze er in Griekse en Romeinse tijden wel geweest zijn want Pansanias schrijft hierover: 'Ik zag het met mijn eigen ogen in Porosolene: een dolfijn, vervuld van dankbaarheid jegens een kind, dat zijn leven had gered. Hij was gewond door vissers en het kind had hem verzorgd. Ik heb gezien hoe de dolfijn de roep van het kind beantwoordde en het meenam op zijn rug waarheen het maar wilde.' Het is vijftig mijl varen naar Bozcaada, een van de twee Turkse eilanden voor de Dardanellen. We wachten het daglicht af voordat we ankerop gaan en tusen de riffen door naar diep water varen. Er staat aanvankelijk een stevige noordwestenwind, dus pal tegen, maar gaandeweg flauwt hij af. Ook de temperatuur stijgt, zodat achtereenvolgens bodywarmers, truien en spijkerbroeken uit kunnen. De dolfijnen hier hebben geen van allen een kind op hun rug. We sturen een koers die veilig boven een rif ten noorden van Lesbos langs leidt; het moet bebakend zijn, maar we vinden het niet. Naar de Dardanellen Bij kaap Babe Buru is een klein vissersdorp. De minaret en het oude fort zien we eerder dan het licht. Na het ronden van de kaap zien we iets net boven water uitsteken: een gemeen rifje dat we op de kaart niet terugvinden. Het is nu mooi bezeild maar na een uur wordt de zee zo vlak als een onbeschreven blad papier. Om half twee zitten we al ter hoogte van Bozcaada en we zijn het snel eens als we de mogelijkheid bespreken om door te varen naar Canakkala in de Dardanellen. Het betekent dertig mijlen extra, maar het weer is mooi en de dag nog lang. (Wordt vervolgd.) WK I 45 3

4 Een bijboot als erfstuk Tijdens het jubileumweekend op de Kaag voeren de bijna honderd aanwezige Twaalfvoetsjollen in kiellinie voor de vlootschouw: ze vormden een rij boten van ongeveer een kilometer lang. De Twaalfvoetsjol: populaire bijboot De Twaalfvoetsjol werd in 1914 ontworpen door de Engelsman George Cockshott. Cockshott zette het bootje op papier in opdracht van de Britse Boat Racing Association. De Twaalfvoetsjol is in eerste instantie ontworpen als bijboot voor grote jachten. Hij mocht niet langer zijn dan twaalf voet, mast en zeil met rondhouten moesten binnen het schip kunnen liggen, het roer moest afneembaar en het zwaard ophaalbaar zijn. Bovendien moest de boot geroeid kunnen worden en hijsogen hebben. Cockshott had echter ook de opdracht om een scheepje te tekenen waarmee wedstrijd gevaren kon worden. Onder de vaste bemanningen van grote zeiljachten was het wedstrijdvaren in Twaalfvoetsjollen wel populair, maar toch is hij in Groot-Brittanniè als wedstrijdboot nooit van de grond gekomen. In Nederland werd de Twaalfvoetsjol echter wél een geliefd ontwerp. Het bootje werd direct in 1914 aangenomen als internationale klasse en bleef dat tot De Twaalfvoetsjol is daarmee de oudste wedstrijdklasse van Nederland. Vanaf 1964 is de Twaalfvoetsjol een nationale klasse, omdat er in Europa maar weinig grote velden te vinden zijn. Behalve in Nederland, is de Twaalfvoetsjol ook populair in Italië, België en de Bondsrepubliek Duitsland. Vroeger was hij ook erg populair als lesboot voor de jeugd. De Twaalfvoetsjol is allerminst een snelle, gespecialiseerde wedstrijdboot. Hij is zwaar en steekt naar verhouding diep. Daar staat echter tegenover dat de jol niet alleen een fraaie boot is om te zien, maar ook beschikt over goede zeileigenschappen. Ir. J. Loeff schreef in zijn standaardwerk De Zeilsport over het scheepje al dat 'Het uitstekend geschikt is om er het aande-wind zeilen mee te leren, omdat hij geheel open is en zeer gevoelig voor verstoring van de gewichtsverdeling en van de rust aan boord.' De Twaalfvoetsjol is de voorloper van snellere, puur voor de wedstrijdzeilerij ontworpen boten zoals de Olympiajol en de Finnjol. Belangrijkste afmetingen Lengte over alles: Grootste breedte: Diepgang met zwaard: Zeiloppervlak: 3,66 1,40 0,95 9,30 m m m m' WK I 47 4

5 Een Twaalfvoetsjol is voor zijn eigenaar meer dan 'zo maar een boot'. Veel jollen zijn al vele jaren in de familie of zelfs een erfstuk. Het is dus niet zo verwonderlijk dat jolleneigenaren verknocht zijn aan hun boot; Twaalfvoetsjollen worden dan ook maar zelden tweedehands aangeboden. Een nadeel in dat opzicht is dat een nieuwe Twaalfvoetsjol behoorlijk prijzig is: hij kost al gauw rond de gulden. Daar staat tegenover dat bij goed onderhoud de levensduur van een jol nagenoeg onbeperkt is. Bovendien zijn oude boten zeker niet per definitie minder snel dan nieuwe. Demissionair minister Brinkman nam tijdens het jubileumweekend op de Kaag vanaf een Lemsteraak de vlootschouw af. Het beviel de bewindsman zo goed dat hij besloot langer te blijven dan gepland. Mevrouw Brinkman doopte die avond de acht nieuwe Twaalfvoetsjollen die dit jaar zijn gebouwd. Sinds zijn ontstaan is de Twaalfvoetsjol een pure eenheidsklasse die in die 75 jaar maar weinig is veranderd. De enige wijzigingen zijn een zelflozer, een neerhouder en een Dacron zeil. Om wedstrijd te zeilen met een jol zijn geen jaarlijkse investeringen nodig om de nieuwste ontwikkelingen te kunnen volgen. Veel jollenzeilers zien dat als een van de grote voordelen van de klasse. 'Als je een jol goed onderhoudt, is het de goedkoopste wedstrijdklasse', zo meent Ton Surendonk van de Twaalfvoetsjollenclub. van jeugdboot,' vertelt hij, 'terwijl het eigenlijk geen jeugdboot is. Zeilen met een jol is behoorlijk aanpakken. Voor de wind op de gijp varen, dat is het moeilijkst. Het is de kunst om hem dan rechtop te houden. Omslaan doe je trouwens niet, je loopt stomweg vol, dat moet je voorkomen, want als je volloopt kun je de wedstrijd wel vergeten.' Met name na de komst van de Finnjol en de Jeugdbootklasse is de Twaalfvoetsjollenklasse hard achteruitgegaan. In de jaren zestig waren er zelfs plannen om de klasse af te voeren als wedstrijdklasse, omdat de velden die aan de start verschenen erg klein waren. Nu komen volgens de klasse-organisatie veel mensen toch weer terug. Daar zijn verschillende verklaringen voor. Het nostalgische karakter van het bootje en de gemoedelijke sfeer noemden we al. Daarnaast spreekt de eenvoud van de boot in combinatie met de strenge klassevoorschriften veel mensen aan. Sinds het begin van de Twaalfvoetsjol zijn er slechts drie wijzigingen in de klasseregels geweest - een zelflozer, een neerhouder en een Dacron zeil werden toegestaan - en je hoeft jaarlijks geen enorme uitgaven te doen om te kunnen wedstrijdzeilen. Een jol van vijftig jaar oud maakt net zo veel kans op een overwinning als een nagelnieuwe. Bovendien is een Twaalfvoetsjol een waardevaste investering. 'Als je de boot goed onderhoudt, is het de goedkoopste weustrijdklasse', zo meent Ton Surendonk van de Twaalfvoetsjollenclub. De zoons van Floor Daniels varen inmiddels ook in een Twaalfvoetsjol. 'Het is natuurlijk ook een beetje eigenbelang om ze te interesseren voor een nationale klasse', lacht hij. 'Als ze jong zijn en willen wedstrijdzeilen hoef je niet met ze van van hot naar her te reizen.' Floors zoon Pieter wint met de H 534 van pa op de Kaag zelfs de historische wedstrijd. Daniels' jol zal dus ook wel in de familie blijven. Wie meer wil weten over de Twaalfvoetsjol en de club kan schrijven naar De Twaalfvoetsjollenclub, p/a 3e Poellaan 12, 2162 DM Lisse. 48 I WK 15 U 5

6 Oud ontwerp is weer populair De opleving in de belangstelling voor de Twaalfvoetsjol blijkt mede uit de bouw van nieuwe boten. In dit jubileumjaar kwamen er maar liefst acht nieuwe Twaalfvoetsjollen op het water. We waren bij de bouwers: Hans van der Meer in Oude Wetering en Henk Schalk in Aalsmeer. De Van der Meers bouwen al sinds 1930 in Oude Wetering Twaalfvoetsjollen: de ene generatie leerde het vak aan de volgende. De overgrootvader van Hans van der Meer is er mee begonnen en Hans bouwt ze tegenwoordig op bijna precies dezelfde manier. 'Ik maak iets meer gebruik van machines', zegt hij, 'Maar in grote lijnen is er nog niets veranderd.' Volgens Van der Meer is er een toenemende interesse in houtbouw: 'Het is degelijker, mooier en, als je de levensduur van een boot bekijkt, verhoudingsgewijs goedkoper dan de bouw in polyester.' Houtbouw is echter veel arbeidsintensiever waardoor de prijs van een nieuwe Twaalvoetsjol niet kinderachtig is: tussen de en gulden. Maar de bouw van een jol kost dan ook maar liefst zes weken. Van der Meer: 'Daar komt nog bij dat het erg moeilijk is om de boot in serie te bouwen omdat alle onderdelen op maat moeten worden gemaakt. Er zijn geen twee Twaalfvoetsjollen die precies hetzelfde zijn. ledere jol wordt van begin tot eind apart gebouwd. Pas als de ene boot klaar is, begin ik aan de volgende. De bouw van deze bootjes zet in feite geen zoden aan de dijk. Als je nagaat hoeveel tijd je er insteekt levert het maar weinig op. Het is meer een hobby.' Henk Schalk beaamt dat: 'De bouw van een Twaalfvoetsjol omvat meer dan het in elkaar zetten van zo'n boot. Je selecteert bij voorbeeld ook mooie stukken hout en je kijkt welke kleuren goed bij elkaar passen. Ook in dat soort zaken gaat heel veel tijd zitten. Rijk word je er niet van. Scherpel, van de houten vletten, zei altijd al: "Hout geeft geen goud".' De bouw van een Twaalfvoetsjol is een nauwkeurig en moeilijk werk waarvoor heel veel vakmanschap komt kijken. Vooral het pas maken van de gangen is een tijdrovend werk. Schalk: 'Aan een gang werk je ongeveer vier tot viereneenhalf uur. Dat maakt twee gangen per dag. Over een kale romp doe je dus al twee weken. Maar als je de levensduur van een jol daar tegen afzet, maakt dat eigenlijk niets uit. Als je een jol goed onderhoudt, kan z o n bootje jaren, en misschien zelfs onbeperkt, mee.' Bovendien valt het met het onderhoud volgens hem nogal Schalk en Van der Meer bouwen hun Twaalfvoetsjollen op dezelfde wijze. Op een stellage, een buitenmal, wordt eerst de kielbalk geplaatst. Daarna volgt het aanbrengen van enkele binnenmallen. Om deze binnenmallen worden de huidgangen stuk voor stuk aangebracht. Het op maat maken van de gangen is een nauwkeurig en tijdrovend werk: twee gangen kosten een dag werk. Tussen de gangen komt rubber of soms lijm. Vroeger werd er een katoenen draad aangebracht. Bij de bouw op de kielbalk kunnen, als de romp klaar is, direct de spanten worden geplaatst en geklonken. Daarna volgt het berghout waardoor de romp extra stijfheid krijgt. Een Twaalfvoetsjol kan ook op zijn kop worden gebouwd. In dat geval worden de gangen eerst gelijmd. (Foto: Schalk.) De overnaadse bouwwijze vraagt heel veel vakmanschap. De gangen moeten immers allemaal ongeveer even breed zijn en precies op elkaar aansluiten. 'Vooral de boeg verraadt de kwaliteiten van de bouwer', aldus Hans van der Meer. 'Als er in de verhouding van de gangen iets mis is, komt dat bij de boeg het duidelijkst naar voren.' (Foto: Schalk.) WK 15 U 6 I 49

7 Overnaadse bouw We spreken van overnaads als de randen van de huidgangen waaruit de scheepsromp is opgebouwd, over elkaar liggen. In plaats van het woord 'overnaads', wordt ook de term 'klinkerbouw' gebruikt. De gangen worden namelijk met klinknagels aan elkaar bevestigd. Een overnaads gebouwde romp heeft zekere voordelen boven een karveel gebouwde romp (waarbij de huidgangen naast elkaar liggen en de ruimte ertussen wordt gebreeuwd). De huid kan dunner worden gemaakt en de spantafstand kan groter zijn omdat ze niet nodig zijn als klamp (De Zeilsport, ir. J. Loeft). Daar staat echter tegenover dat de romp moeilijker is schoon te maken en de snelheid van een overnaads gebouwd schip lager ligt. De huidgangen worden met behulp van hulpspanten bevestigd. Ze moeten zonder enige tussenruimte over elkaar heenvallen en de verdeling van de gangen is erg belangrijk. De ene gang mag immers niet veel breder of smaller zijn dan de andere. De overlappende delen van de huidgangen worden de landen genoemd. Als alle gangen zijn aangebracht, wordt het dwarsverband in de romp gemaakt. In eerste instantie zijn de spanten aan de beurt. Het zijn dunne, afgeronde latten van eike- of essehout die met behulp van stoom buigzaam worden gemaakt. De spanten worden langs de binnenkant van de romp gebogen en direct vastgeklonken. Op de plaats waar de klinknagels door de spanten en de romp komen, is de romp voorgeboord. Vaak worden ook de spanten voorgeboord voor de klinknagels erdoor gaan. Als dat niet gebeurt is de kans vrij groot dat er scheurtjes rond de nagel in het spantje komen. Als de koperen klinknagels door de huid en de spanten zijn geslagen wordt aan de binnenkant over de klink nagel een koperen dopje geschoven. Daarna wordt de punt van de nagel afgeknepen. De nagel wordt vervolgens geklonken, waarbij de kop aan de buitenkant moet worden tegengehouden. Bij het het klinken wordt over het koperen dopje een rand geslagen en trekt de nagel zichzelf vast. Het klinken gebeurt altijd met verschillende personen; in je eentje is het onmogelijk. Voor de klinknagels wordt altijd koper gebruikt: het is zacht en het roest niet. De ingebogen spanten worden op korte afstand van elkaar geplaatst. Op die manier is de sterkte en stijfheid van de romp gewaarborgd. Als de boot met behulp van mallen is gebouwd, worden na het inbuigen van de spanten de mallen eruit gehaald. Op de plaats van de mallen komen eveneens spanten. koperen klinknagel landen Hans yan der Meer bouwt zijn Twaalfvoetsjollen net zo als zijn voorouders zestig jaar geleden. Hij gebruikt alleen wat meer gereedschap. De jollen worden gebouwd van mahonie- of cederhout. Voor de spanten en de knieën gebruikt Van der Meer eikehout. Soms wordt voor de spanten ook wel essehout gebruikt. In een Twaalfvoetsjol worden maar liefst 1300 klinknagels verwerkt. 50 I WK

8 De zeer nostalgische, maar kleine werkplaats waar Hans van der Meer in werkt. De schuur staat er al jaren en de vloer is bedekt met een dikke laag zaagsel. Stahoogte is er daardoor niet meer. De machines die Hans van der Meer gebruikt zouden in een museum niet misstaan. De dieselmotor is begin deze eeuw door zijn overgrootvader neergezet. Hij drijft via een as verschillende machines aan zoals een bandschuurmachine en een lintzaag. 'Als ik personeel in dienst zou hebben, was de zaak door de arbeidsinspectie al lang gesloten', zegt Van der Meer. Op de foto werkt hij aan het pasmaken van een van de vlonders van een in aanbouw zijnde Twaalfvoetsjol. De vlonders, doften en de roeiriemen behoren tot de verplichte inventaris van het scheepje. Dat het gewicht van een Twaalfvoetsjol vrij hoog ligt, is logisch: 150 tot 155 kilo. Henk Schalk in Aalsmeer probeert, in tegenstelling tot Hans van der Meer zijn Twaalfvoetsjollen wel in serie te bouwen. Hij maakt de verschillende onderdelen vooraf, waarna ze achteraf op maat kunnen worden gemaakt. De Twaalfvoetsjol op de foto is bijna klaar. 'Ik heb eens een jol verkocht aan iemand die zei dat het zonde is om zo'n bootje in je garage op te bergen. Een Twaalfvoetsjol moest je volgens hem eigenlijk in de huiskamer zetten. En als je zo'n bootje ziet, dan kan ik dat wel begrijpen.' mee: 'Als een boot door de werf goed in de lak wordt gezet, heb je er een paar jaar geen omkijken naar.' In tegenstelling tot Van der Meer bouwt Schalk zijn Twaalfvoetsjollen wel 'in serie'. Hij maakt de verschillende onderdelen vooraf zodat hij ze later op maat kan maken. Schalk produceert bovendien sinds kort ook zelf zijn rondhouten. 'Ik werk nog tien jaar en hoop er in die tijd nog twintig te bouwen', zegt hij. Henk Schalk heeft inmiddels ongeveer tien Twaalfvoetsjollen afgeleverd. 'Voor dit werk is veel ervaring nodig', zegt hij. 'De bouw is puur zichtwerk. Je moet het gevoel voor het hout hebben. En je moet het natuurlijk leuk vinden. Ik bouw in de winter bij voorbeeld liever een Twaalfvoetsjol dan dat ik op wintersport ga.' Tekst: Jan briek. Foto's: Bertel Kolthof. WK I 51 8

9 Ondanks alle dijken en dammen waarmee vrijwel de hele Zeeuwse Delta tot een gebied van grote meren is gereduceerd, ligt Zierikzee nog steeds aan levend water. Eb en vloed stromen de haven in en uit. Niet geheel natuurlijk meer, want met de Oosterscheldekering en met een keersluis in de havenmond kan het getij worden beteugeld. Jan Heuff, liefhebber van getijwater, ging kijken waarom watersporters Zierikzee als thuishaven gekozen hebben. Een markant punt in Zierikzee aan het eind van de Nieuwe Haven. Ooit boden de Zuidhavenpoort en de Noordhavenpoort bescherming aan de stad en de achterliggende en Oude Haven. Een beschut gelegen haven in het centrum van de stad, omringd door statige koopmanshuizen. Afgesloten door twee imposante middeleeuwse vestingpoorten. Van zee gescheiden door twee schitterende houten, dubbele klapbruggen. Een haven waar je je zonder veel moeite de bedrijvigheid uit de bloeiperiode van de stad kan voorstellen. Zo'n soort haven, die het historische hart van de stad vormt en voor de huidige beroepsvaart en visserij geen functie meer heeft, zie je in onze tijd al gauw veranderen tot een haven voor de watersport. Nieuwe bedrijvigheid langs de ka- 52 I WK Powered by TCPDF (