Omzet: Het totale geldbedrag dat voor de verkochte goederen is ontvangen in een bepaalde periode.

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier 1226 woorden 18 juni keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting: Economie H9 Omzet, kosten en winst 9.1 Afzet, prijs en omzet Afzet: De hoeveelheid verkochte goederen in een bepaalde periode. Omzet: Het totale geldbedrag dat voor de verkochte goederen is ontvangen in een bepaalde periode. Btw/omzetbelasting: Belasting toegevoegde waarde: Bedrijven berekenen over de verkoopprijs van een product btw(belasting). De verkoopprijs inclusief btw wordt ook consumentenprijs, genoemd. De totale omzet wordt berekend door de afzet te vermenigvuldigen met de verkoopprijs. Totale opbrengst(to): omzet= afzet x verkoopprijs. Gemiddelde opbrengst (GO)Opbrengst per verkocht product): TO/q = p. Marginale opbrengst (MO) Extra opbrengst als er 1 product meer wordt verkocht: MO= 9.2 Kostensoorten Kosten: Alle noodzakelijke offers voor de productie en verkoop van een bepaald goed. Kostensoorten(6) (1) Inkoopwaarde van ingekochte producten: Handelsondernemingen: Kopen goederen in en verkopen die in dezelfde staat door. Industriële ondernemingen: Kopen grondstoffen en halffabricaten in waarmee een nieuw product wordt gemaakt. De inkoopwaarde bestaat uit de inkoopprijs plus de inkoopkosten, zoals transportkosten. Pagina 1 van 7

2 (2) Loonkosten: De loonkosten van bedrijf bestaan uit het brutoloon van de werknemer plus de werkgeverspremies voor de sociale verzekeringen. De werknemers moet van zijn brutoloon de premie ouderdomspensioen, loonheffing, premies werknemersverzekeringen, bijdrage zorgverzekering en de inhoudingen voor zijn spaarloon-levensloopregeling afdragen. WIG: Het verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt. (3) Kosten van diensten van derden: Bedrijven schakelen andere bedrijven in Vb: Schoonmaakkosten, verzekeringskosten of kosten van een accountant. (4) Afschrijvingkosten: Afschrijven: De waardedaling van vaste kapitaalgoederen zoals gebouwen en machines. De jaarlijkse afschrijving bereken je als volgt: Afschrijving p. jaar: aanschafwaarde-restwaarde: levensduur in jaren (5) Rentekosten: Over geleende bedragen moet rente(interest) en aflossing betaald worden. Aflossing is terugbetaling van het geleende bedrag. De aflossing behoort niet tot de kosten, de rente wel. (6) Overige kosten: Verkoopkosten: Kosten om de verkoop te stimuleren, zoals reclamekosten. Voorraadkosten: Kosten door bederf, diefstal of het kapot vallen van producten, maar ook kosten om de voorraad op te slaan. Huisvestigingskosten: Kosten van huur, van het pand en de verlichtings- en verwarmingskosten. 9.3 Variabele en constante kosten Constante kosten: Kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd. VB. Huur, interestkosten en afschrijvingskosten. Variabele kosten: Kosten die wel veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd. Vb. Inkoopwaarde of grondstofkosten TK = TVK + TCK GVK = TVK/q GCK = TCK/q GTK = TK/q Marginale kosten(mk) = Pagina 2 van 7

3 Proportioneel variabele kosten: Als de variabele kosten per stuk steeds even hoog blijven. Degressief variabele kosten: Als de kosten minder dan evenredig stijgen. 9.4 Break-evenanalyse TW = TO-TK Break-evenafzet: De afzet waarbij geen winst en geen verlies wordt gemaakt.(to = TK) BEA(Break-evenafzet): BEA = TCK/p-GVK TCK = Totale constante kosten p = verkoopprijs GVK = Gemiddelde variabele kosten per product. Break-evenomzet: De omzet waarbij de winst precies nul is. (BEA x Verkoopprijs). 9.5 Maximale winst Totale winst: = TW= TO-TK Gemiddelde winst: GM= TW/q = GO-GTK Marginale winst: MW= Zoland de marginale opbrengst groter is dan de marginale kosten, neemt de winst toe als 1 product wordt verkocht Prijs, winst en bedrijfsproductie Pagina 3 van 7

4 Als een ondernemer de marktprijs(p) niet kan beïnvloeden, is deze marktprijs gelijk aan de gemiddelde opbrengst(go) en de marginale opbrengst(mo): p=go=mo. Prijsaanbodcurve: Geeft het ceteris paribus verband in een grafiek weer tussen de prijs van een goed en de aangeboden hoeveelheid van dat goed. Shut-downpoint: Als de productieomvang, waarbij de prijs precies gelijk is aan de gemiddelde variabele kosten Prijs en marktaanbod Individuele prijsaanbodcurve: Geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de aangeboden hoeveelheid van 1 aanbieder. Collectieve prijsaanbodcurve: De optelling van alle individuele prijsaanbodcurven en geeft het verband weer tussen de prijs en het totale marktaanbod Kosten en marktaanbod Een verschuiving van de prijsaanbodcurve naar rechts kan de volgende oorzaken hebben: Daling van de productiekosten Stijging van de efficiency in het productieproces Daling van de rente. Hierdoor wordt het goedkoper om (diepte-)investeringen te doen, die een goedkopere productie tot gevolg hebben. Daling van de belastingen en sociale verzekeringspremies Toename van het aantal producenten Prijselasticiteit van het aanbod Prijselasticiteit van het aanbod(e pa ): Geeft aan met hoeveel % de aangeboden hoeveelheid verandert als de prijs met 1% verandert. e pa : procentuele verandering van de aangeboden hoeveelheid/procentuele verandering van de prijs Varkenscyclus: Het verschijnsel dat tekorten en overschotten elkaar afwisselen op een bepaalde markt Producentensurplus Producentensurplus: Het verschil tussen de feitelijke marktprijs en de minimale producenten willen ontvangen om de extra kosten te dekken. Bij een stijging van de marktprijs in combinatie met gelijkblijvende marginale kosten, stijgt het totale producentensurplus. Pagina 4 van 7

5 11.1 Collectieve en particuliere sector Overheid: Bestaat uit: Rijksoverheid De provincies De gemeenten Zelfstandige bestuursorganen Provinciale staten: Nemen beslissingen die gelden voor de eigen provincie. Gedeputeerde Staten: Doen voorstellen en voeren het beleid uit. Gemeenteraad: Neem beslissingen over zaken die de eigen gemeente aangaan. Burgermeester en wethouders( het college van B&W): Doen voorstellen en voeren de beslissingen uit. Zelfstandig bestuursorgaan(zbo): Is een organisatie die zelfstandig een overheidstaak uitvoert. Instellingen voor sociale zekerheid en zorg: Voeren de socialeverzekeringswetten uit. Collectieve sector/publieke sector: Overheid Instellingen voor sociale zekerheid Particuliere sector/private sector: Gezinnen Privébedrijven Instellingen. Privatisering: Hierbij worden taken of diensten van de collectieve sector afgestoten naar de particuliere sector. Collectivisatie: Hierbij neemt de collectieve sector juist taken over van de particuliere sector. Regulering: De overheid oefent met wetten en voorschriften invloed uit op de productie in de particuliere sector. Deregulering: Worden overheidsregels versoepeld of zelfs afgeschaft Overheidsuitgaven en inkomsten Op Prinsjesdag: Leest de koningin de troonrede voor en presenteert de minister van Financiën de rijksbegroting en de miljoenennota. In de troonrede staan de regeringsplannen beschreven. Rijksbegroting: Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid in het komende jaar. Miljoenennota: Een toelichting op de rijksbegroting. De grootste bron van rijksinkomsten zijn de belastingen die je bij aankoop of het bezit van goederen moet betalen: btw accijnzen BPM Pagina 5 van 7

6 motorrijtuigenbelasting Milieuheffingen 11.3 Overschotten, tekorten en schuld Begrotingstekort: Als de (begrote) rijksuitgaven groter zijn dan de (begrote) rijksontvangsten. Begrotingsoverschot: Als de (begrote) rijksuitgaven kleiner zijn dan de (begrote) rijksontvangsten. Financieringstekort: Het begrotingstekort verminderd met de aflossingen op de staatsschuld. Staatschuld: Het totale bedrag dat de rijksoverheid heeft geleend. De minister van Financiën probeert de tekorten terug te dringen door: Bezuinigingen op de uitgaven: De sociale zekerheid Ambtenarensalarissen Verhoging van de inkomsten: Belastingen EMU-schuld: De schuld van de hele collectieve sector(centrale overheid, lagere overheden, de instellingen voor sociale zekerheid en zorg en de zelfstandige ambtenarensalarissen) EMU-tekort: Het financieringstekort van de hele collectieve sector Loon- en inkomstenbelasting Voor de inkomstenbelasting wordt het inkomen verdeeld over drie boxen: Box 1: Inkomen uit werk en woning: Belastbaar inkomen: Het brutoinkomen plus het eigenwoningforfait min de aftrekposten. Progressief belastingstelsel: Hoe meer iemand verdient, des te hoger het de betalen belastingpercentage. Marginale belastingtarief: Het belastingpercentage dat iemand moet betalen over een extra verdiende euro. Box 2: Inkomen uit aanmerkelijk belang: Aanmerkelijk belang: Als hij of zij minimaal 5% van de aandelen van een onderneming bezit. Over de inkomsten uit dit belang moet 25% belasting betaald worden. Box 3: Inkomen uit sparen en beleggen: De belastingdienst gaat ervan uit dat iemand met zijn gemiddelde vermogen(gem. bezittingen min gem. schulden) 4% Pagina 6 van 7

7 rendement kan behalen. Over dit rendement moet 30% belasting(vermogensrendementsheffing) worden betaald. Heffingskortingen: Kortingen op de te betalen belastingen Btw, accijnzen, autobelastingen Bij aanschaf, bezit en gebruik van goederen betaalt de consument verschillende soorten belastingen: Btw: Voor de meeste goederen geldt het normale tarief van 19%. Voor eerste levensbehoeften, boeken en ambachten geldt het verlaagde tarief van 6%. Voor medische hulp en diensten van banken is het tarief 0%. Accijnzen: Accijns is een verbruiksbelasting op goederen waarvan de overheid het gebruik wil afremmen, zoals benzine, tabaksproducten en alcohol. Door de accijns wordt de consumentenprijs hoger, waardoor er minder van wordt gekocht. Belasting van Personenauto s en Motorrijwielen (BPM): De koper van een auto betaalt BPM. De BPM wordt in de komende jaren omgebouwd tot een CO 2 -uitstootheffing. De CO 2 - uitstootheffing is een progressieve belasting gebaseerd op de CO 2 uitstoot van een auto. Motorrijtuigenbelasting: Voor het bezit van een auto betaal je motorrijtuigenbelasting. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het gewicht van de auto, de uitvoering(diesel, benzine of lpg) en de provincie waarin de bezitter woont. Rekeningrijden/kilometerheffing: De overheid wil de files, de luchtverontreiniging en de hierdoor ontstane economische verliezen beperken met het invoeren van een kilometerheffing. Hierbij wordt het aantal kilometers dat je rijdt, elektronisch gemeten. Pagina 7 van 7