Handleiding S 1000 RR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handleiding S 1000 RR"

Transcriptie

1 Handleiding S 1000 RR BMW Motorrad The Ultimate Riding Machine

2 Motorfiets-/dealergegevens Motorfietsgegevens Dealergegevens Model Contactpersoon in de werkplaats Framenummer Mevrouw/de heer Kleurnummer Telefoonnummer Afgiftedatum kentekenbewijs deel 1 Kenteken Dealeradres/telefoon (firmastempel)

3 Welkom bij BMW Wij zijn blij dat u voor een motorfiets van BMW hebt gekozen en begroeten u in de kring van BMW rijders/rijdsters. Maakt u zich vertrouwd met uw machine, zodat u zich zeker en veilig in het verkeer kunt bewegen. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u met uw nieuwe BMW de weg op gaat. Deze handleiding geeft u alle belangrijke informatie m.b.t. de bediening van uw BMW en het gebruik van al zijn technische mogelijkheden. Hij bevat tevens informatie over service en onderhoud met het oog op de verkeersveiligheid en bedrijfszekerheid alsmede adviezen om de restwaarde van uw motorfiets zo hoog mogelijk te houden. Voor alle vragen met betrekking tot uw motorfiets staat uw BMW Motorrad dealer u op elk moment graag met raad en daad ter zijde. Veel plezier met uw BMW en goede en vooral veilige ritten worden u toegewenst door BMW Motorrad.

4 Inhoud Maak eveneens gebruik van het trefwoordenregister achter in deze handleiding, om een bepaald onderwerp snel te kunnen vinden. 1 Algemene aanwijzingen... 5 Overzicht Afkortingen en symbolen Uitrusting Technische gegevens Actualiteit Overzichten... 9 Linker zijaanzicht Rechter zijaanzicht Stuurhendel, links Stuurhendel, rechts Onder de buddyseat Instrumentenpaneel Koplamp Aanduidingen Standaardweergaven Standaard waarschuwingen ABS-waarschuwingen DTC-waarschuwingen DWA-waarschuwingen Bediening Contact-/stuurslot Elektronische wegrijbeveiliging EWS Klok Kilometerteller Verlichting Richtingaanwijzers Waarschuwingsknipperlichtinstallatie Noodstopschakelaar BMW Motorrad Race ABS Dynamic Traction Control DTC Rijmodus Rem Spiegels Veervoorspanning Demping Banden Berijders- en duo-buddyseat Helmhaak Bagagelussen Rijden Veiligheidsvoorschriften Controlelijst Starten Inrijden Schakelen Remmen Motorfiets neerzetten Tanken Motorfiets voor transport bevestigen Op het circuit Multifunctioneel display LAPTIMER-modus INFO-modus

5 SETUP-modus In de grindbak Spiegels uit- en inbouwen Kentekenhouder uit- en inbouwen Richtingaanwijzers, voor, uiten inbouwen Techniek in detail Rijmodus Remsysteem met BMW Motorrad Race ABS Motorregeling met BMW Motorrad DTC Accessoires Algemene aanwijzingen Bagage Onderhoud Algemene aanwijzingen Boordgereedschap Motorolie Remsysteem Koelvloeistof Zijbekleding Koppeling Banden Velgen Ketting Wielen Voorwielsteun Achterwielstandaard Lampen Zekeringen Starten met hulpstartkabels Accu Onderhoud Onderhoudsmiddelen Wassen Reiniging kwetsbare motorfietsonderdelen Lakonderhoud Conservering Motorfiets buiten gebruik stellen Motorfiets in gebruik nemen Technische gegevens storingstabel Boutverbindingen Motor Benzine Motorolie Koppeling Versnellingsbak Aandrijving Wielophanging Remmen Wielen en banden Elektronica Frame Maten Gewichten Rijgegevens Service BMW Motorrad Service BMW Motorrad Service en Kwaliteit BMW Motorrad Mobiliteitsdiensten - pechhulp ter plaatse

6 BMW Motorrad Service Netwerk Onderhoudswerkzaamheden Onderhoudsbevestigingen Onderhoudsbevestigingen Trefwoordenregister

7 z Algemene aanwijzingen Algemene aanwijzingen Overzicht Afkortingen en symbolen Uitrusting Technische gegevens Actualiteit

8 1 6 Algemene aanwijzingen z Overzicht In hoofdstuk 2 van deze handleiding vindt u een eerste overzicht van uw motorfiets. In hoofdstuk 12 worden alle uitgevoerde onderhouds- en reparatiewerkzaamheden gedocumenteerd. Voor coulanceregelingen is het absoluut noodzakelijk dat kan worden aangetoond dat de vereiste onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Mocht u uw BMW verkopen, denkt u er dan a.u.b. aan om ook de handleiding aan de nieuwe eigenaar te overhandigen - de handleiding hoort bij de motorfiets. Afkortingen en symbolen Duidt op waarschuwingen die u beslist moet lezen - in verband met uw veiligheid, de veiligheid van anderen en om schade aan uw motorfiets te voorkomen. Speciale aanwijzingen voor een betere hantering bij bedienings-, controle- en afstelprocedures alsmede onderhoudswerkzaamheden. Geeft het einde van een opmerking aan. Werkinstructie. Resultaat van een werkinstructie. Verwijst naar een pagina met extra informatie. Geeft het einde van uitrustingsafhankelijke informatie aan. Aanhaalmoment. SU OA EWS Technische datum. Speciale uitrusting Met BMW speciale uitrustingen wordt al bij de productie van de motorfiets rekening gehouden. Optionele accessoires BMW optionele accessoires kunnen bij uw BMW Motorrad dealer worden verkregen en achteraf worden gemonteerd. Elektronische wegrijbeveiliging DWA Diefstalbeveiligingsinstallatie. ABS DTC Antiblokkeersysteem. Dynamische tractiecontrole.

9 z Algemene aanwijzingen Uitrusting Bij de aanschaf van uw BMW motorfiets hebt u gekozen voor een model met een individuele uitrusting. Deze handleiding beschrijft alle door BMW aangeboden speciale uitrustingen (SU) en optionele accessoires (OA). Hebt u er a.u.b. begrip voor dat ook uitrustingsvarianten worden beschreven die u mogelijk niet gekozen hebt. Tevens zijn landspecifieke afwijkingen van de afgebeelde motorfiets mogelijk. Indien uw BMW uitrustingen bevat die niet in deze handleiding zijn beschreven, dan worden deze in een afzonderlijke handleiding beschreven. Technische gegevens Alle gegevens t.a.v. maten, gewichten en prestaties in de handleiding hebben betrekking op het Deutsches Institut für Normung e. V. (DIN) en zijn inclusief de hierdoor gehanteerde toleranties. Afwijkingen zijn bij uitvoeringen voor bepaalde landen mogelijk. Actualiteit Het hoge veiligheids- en kwaliteitsniveau van BMW motorfietsen wordt door een continue doorontwikkeling van de constructie, uitrusting en accessoires gegarandeerd. Hierdoor kunnen eventuele afwijkingen tussen deze handleiding en uw motorfiets ontstaan. Ook vergissingen kan BMW Motorrad niet helemaal uitsluiten. Daarom verzoeken wij u er begrip voor te hebben dat eventuele aanspraken op grond van de in deze handleiding voorkomende gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen niet kunnen worden aanvaard. 1 7

10 1 8 Algemene aanwijzingen z

11 z Overzichten Overzichten Linker zijaanzicht Rechter zijaanzicht Stuurhendel, links Stuurhendel, rechts Onder de buddyseat Instrumentenpaneel Koplamp

12 2 10 z Overzichten

13 z Overzichten Linker zijaanzicht 1 Instelling van de veervoorspanning voorzijde ( 49) Instelling van de uitgaande demping voorzijde ( 52) 2 Instelling van de ingaande demping achterzijde ( 53) 3 Instelling veervoorspanning, achter ( 50) 4 Buddyseatslot ( 55) 5 Bandenspanningentabel Beladingstabel Kettinginstelwaarden 6 Oliepeilindicatie ( 109) 7 Instelling van de ingaande demping voorzijde ( 52) 2 11

14 2 12 z Overzichten

15 z Overzichten Rechter zijaanzicht 1 Remvloeistofreservoir, achter ( 114) 2 Framenummer en typeplaatje (op balhoofd, rechts) 3 Remvloeistofreservoir, voor ( 113) 4 Weergave koelvloeistofpeil (achter de zijbekleding) ( 114) 5 Vulopening motorolie ( 110) 6 Instelling van de uitgaande demping achterzijde ( 54) 2 13

16 2 14 z Overzichten Stuurhendel, links 1 Grootlicht en lichtsignaal ( 41) Laptimer bedienen ( 76) 2 met BMW Motorrad Race ABS SU Bediening van het ABS ( 43) met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU Bediening van de DTC ( 44) 3 Bediening van de waarschuwingsknipperlichten ( 42) 4 Bediening van de richtingaanwijzers ( 41) 5 Claxon 6 Instelling van de klok ( 39) Bediening van de racefuncties ( 72) 7 Bediening van de kilometerteller ( 40)

17 z Overzichten Stuurhendel, rechts 1 Selecteren van de rijmodus ( 45) 2 Motor starten ( 62) 3 Noodstopschakelaar ( 43) 2 15

18 2 16 z Overzichten Onder de buddyseat 1 Accu met BMW Motorrad Race ABS SU afwijkende plaats van de accu: naar achteren verplaatst en 180 gedraaid 2 Helmhaak ( 57) 3 Bagagelussen ( 58) 4 Boordgereedschap ( 108) 5 Zekeringenhouder ( 139) 6 Handleiding

19 z Overzichten Instrumentenpaneel 1 Veld waarschuwings- en controlelampjes ( 20) ( 21) 2 Toerenteller 3 Schakelsignaal ( 65) 4 Omgevingslichtsensor (voor de aanpassing van de helderheid van het instrumentenpaneel) met diefstalbeveiligingsinstallatie (DWA) SU DWA-controlelamp (zie DWA-handleiding) 5 Multifunctioneel display ( 20) De verlichting van het instrumentenpaneel is met een automatische dag-/nachtomschakeling uitgerust. 2 17

20 2 18 Koplamp 1 Stadslicht 2 Dimlicht 3 Grootlicht z Overzichten

21 z Aanduidingen Aanduidingen Standaardweergaven Standaard waarschuwingen ABS-waarschuwingen DTC-waarschuwingen DWA-waarschuwingen

22 3 20 Standaardweergaven Multifunctioneel display Controlelampen Onderhoudsmelding Aanduidingen z 1 Snelheidsaanduiding 2 Koelvloeistoftemperatuur 3 Klok ( 39) 4 Kilometerteller ( 40) 5 Rijmodus ( 45) 6 Versnellingsindicatie ( 20) 1 Richtingaanwijzers links 2 Richtingaanwijzers rechts 3 Neutraal 4 Grootlicht Versnellingsindicatie De ingeschakelde versnelling resp. N voor neutraal wordt weergegeven. Als geen versnelling is ingeschakeld, brandt bovendien de controlelamp voor de neutraalstand. Als de resterende tijd tot de volgende service korter dan een maand is, dan wordt de servicedatum aansluitend na de Pre- Ride Check korte tijd weergegeven. Weergegeven worden maand 1 en jaar 2, in dit voorbeeld betekent de weergave "Augustus 2010".

23 z Aanduidingen Als in een jaar veel kilometers worden gereden, kan het voorkomen dat het onderhoud eerder moet worden uitgevoerd. Als de resterende afstand tot de volgende service minder dan 1000 kilometer is, worden de resterende kilometers in stappen van 100 km afgeteld en na de Pre-Ride-Check kort weergegeven. onderhoudsmelding wordt continu weergegeven. Als de onderhoudsmelding al meer dan één maand voor de onderhoudsdatum wordt weergegeven, dan moet de datum in het instrumentenpaneel worden ingesteld. Deze situatie kan zich voordoen wanneer de accu langdurig losgekoppeld is geweest. Voor het instellen van de datum contact opnemen met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. Standaard waarschuwingen Weergave Waarschuwingen worden gemeld door een van de waarschuwingslampjes 1 of door een waarschuwingsaanwijzing op het display Als de onderhoudstermijn is overschreden, gaat naast de datum- resp. kilometerweergave ook de algemene waarschuwingslamp geel branden. De

24 3 22 Aanduidingen z Als een waarschuwingsaanwijzing 2 op het display wordt weergegeven, brandt bovendien het algemene waarschuwingslampje 3 rood of geel. Als meerdere waarschuwingen van kracht zijn, worden alle betreffende waarschuwingslampen weergegeven en worden de waarschuwingsaanwijzingen afwisselend weergegeven. Een overzicht van de mogelijke waarschuwingen vindt u op de volgende pagina.

25 z Aanduidingen Waarschuwingsindicatieoverzicht Waarschuwingslamp Aanduidingen op het display Brandt geel EWS! wordt weergegeven Betekenis EWS actief ( 25) 3 23 Brandt Benzinereserve bereikt ( 25) Brandt rood Temperatuurweergave knippert. Koelvloeistoftemperatuur te hoog. ( 25) Brandt Motor in noodloopfunctie ( 25) Brandt geel LAMPR! wordt weergegeven Achterlicht defect ( 26) LAMPF! wordt weergegeven LAMP!wordt weergegeven VDS! wordt op de lege display weergegeven Gloeilamp stadslicht defect ( 26) Gloeilamp richtingaanwijzer defect ( 26) Motorfiets omgevallen ( 27)

26 3 Waarschuwingslamp Aanduidingen op het display Betekenis 24 VDS! wordt weergegeven Valsensor ontbreekt resp. defect ( 27) Aanduidingen z

27 z Aanduidingen EWS actief Algemene waarschuwingslamp brandt geel. EWS! wordt aangegeven. Mogelijke oorzaak: De gebruikte sleutel is niet bevoegd als startsleutel of de communicatie tussen sleutel en motorelektronica heeft een storing. Reservesleutels van de gebruikte startsleutel verwijderen. Reservesleutel gebruiken. De defecte sleutel het best bij een BMW Motorrad dealer laten vervangen. Benzinereserve bereikt Waarschuwingslamp benzinereserve brandt. Benzinegebrek kan tot een overslaande verbranding en het onverwacht afslaan van de motor leiden. Een overslaande verbranding kan de katalysator beschadigen, het onverwacht afslaan van de motor kan ongevallen veroorzaken. De benzinetank niet leegrijden. Mogelijke oorzaak: In de benzinetank bevindt ten hoogste nog de reservevoorraad benzine. Reservehoeveelheid Circa 4 l Tanken ( 68). Koelvloeistoftemperatuur te hoog. Algemene waarschuwingslamp brandt rood. De koelvloeistoftemperatuurweergave knippert. Verder rijden met een oververhitte motor kan schade aan de motor veroorzaken. Beslist de hieronder vermelde punten in acht nemen. Mogelijke oorzaak: De koelvloeistoftemperatuur is te hoog. Zo mogelijk de motor in deellast laten draaien om hem af te koelen. Als de koelvloeistoftemperatuur vaker te hoog is, de storing zo snel mogelijk laten verhelpen door een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. Motor in noodloopfunctie De waarschuwingslamp motorstoring brandt. De motor draait in de noodloopfunctie. Het is mogelijk dat niet meer het volledige motorvermogen of het volledige toerengebied beschikbaar is, wat met name bij het inhalen tot gevaarlijke rij-omstandigheden kan leiden. De rijstijl aan het mogelijk 3 25

28 3 26 Aanduidingen z verminderde motorvermogen aanpassen. Mogelijke oorzaak: De motorregeleenheid heeft een storing geregistreerd. In uitzonderingsgevallen slaat de motor af en kan niet meer worden gestart. Anders draait de motor in de noodloopfunctie. Verder rijden mogelijk, het motorvermogen of het toerentalbereik staan eventueel echter niet zoals gewend ter beschikking. Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. Achterlicht defect Algemene waarschuwingslamp brandt geel. LAMPR! wordt aangegeven Mogelijke oorzaak: Gloeilamp rem- of achterlicht defect. Het diode-achterlicht moet worden vervangen. Contact opnemen met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. Gloeilamp stadslicht defect LAMPF! wordt aangegeven Een defecte lamp bij een motorfiets vormt een veiligheidsrisico, omdat de machine door andere verkeersdeelnemers sneller over het hoofd wordt gezien. Defecte gloeilampen zo snel mogelijk vervangen; bij voorkeur altijd een set geschikte reservelampen meenemen. Mogelijke oorzaak: Gloeilamp stadslicht defect Gloeilamp stadslicht links vervangen ( 133). Gloeilamp stadslicht rechts vervangen ( 134). Gloeilamp richtingaanwijzer defect LAMP! wordt aangegeven Een defecte lamp bij een motorfiets vormt een veiligheidsrisico, omdat de machine door andere verkeersdeelnemers sneller over het hoofd wordt gezien. Defecte gloeilampen zo snel mogelijk vervangen; bij voorkeur altijd een set geschikte reservelampen meenemen. Mogelijke oorzaak: Gloeilamp richtingaanwijzer defect

29 z Aanduidingen Gloeilampen richtingaanwijzers, voor en achter, vervangen ( 136). Mogelijke oorzaak: De kentekenplaathouder is uitgebouwd, de voertuigelektronica herkent de knipperende richtingaanwijzers. In de SLICK-modus wordt deze foutmelding onderdrukt. Kentekenplaathouder inbouwen ( 93). Motorfiets omgevallen VDS! (Vertical Down Sensor) wordt op de lege display weergegeven. Mogelijke oorzaak: De valsensor heeft herkend dat de motorfiets is omgevallen en heeft de motor uitgeschakeld. De motorfiets oprichten Het contact uit- en weer inschakelen of de nood-uit-schakelaar in- en weer uitschakelen. Valsensor ontbreekt resp. defect VDS! (Vertical Down Sensor) wordt weergegeven. Mogelijke oorzaak: De valsensor is niet ingebouwd. Valsensor inbouwen. Mogelijke oorzaak: Er is een defect aan de valsensor vastgesteld. Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. ABS-waarschuwingen met BMW Motorrad Race ABS SU Weergave ABS-waarschuwingen worden door de ABS-waarschuwingslampen weergegeven. In deze handleiding beschreven ABS waarschuwingslampen. Mogelijke alternatieve waarschuwingslampen wegens bijzondere voorschriften. Meer informatie over het BMW Motorrad Race ABS vindt u vanaf pagina ( 100), een overzicht van de mogelijke waarschuwin- 3 27

30 3 28 gen vindt u op de volgende pagina. Aanduidingen z

31 z Aanduidingen Waarschuwingsindicatieoverzicht Waarschuwingslamp Aanduidingen op het display Betekenis Knippert ABS-zelfdiagnose niet beëindigd ( 30) 3 29 Brandt ABS uitgeschakeld ( 30) Brandt ABS-storing ( 30)

32 3 30 Aanduidingen z ABS-zelfdiagnose niet beëindigd Waarschuwingslamp ABS knippert. Mogelijke oorzaak: De ABS-functie is niet beschikbaar, omdat de zelfdiagnose niet is beëindigd. Voor de controle van de wielsensoren moet de motorfiets enkele meters rijden. Langzaam wegrijden. Houd er rekening mee dat tot het afsluiten van de zelfdiagnose de ABS-functie niet beschikbaar is. ABS uitgeschakeld Waarschuwingslamp ABS brandt. Mogelijke oorzaak: Het ABS-systeem is door de berijder uitgeschakeld. ABS-functie inschakelen ( 44). ABS-storing Waarschuwingslamp ABS brandt. Mogelijke oorzaak: De ABS-regeleenheid heeft een storing opgemerkt. De ABSfunctie is niet beschikbaar. Verder rijden mogelijk, met inachtneming van de uitgevallen ABS-functie. Uitgebreide informatie over situaties in acht nemen die tot een ABS-storing kunnen leiden ( 102). Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. DTC-waarschuwingen met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU Weergave DTC-waarschuwingen worden door de DTC-waarschuwingslamp weergegeven. Meer informatie over de BMW Motorrad DTC vindt u vanaf pagina ( 103), een overzicht van de mogelijke waarschuwingen vindt u op de volgende pagina.

33 z Aanduidingen Waarschuwingsindicatieoverzicht Waarschuwingslamp Aanduidingen op het display Betekenis Knippert snel DTC-ingreep ( 32) 3 31 Knippert langzaam Zelfdiagnose niet beëindigd ( 32) Brandt DTC uitgeschakeld ( 32) Brandt DTC-fout ( 32)

34 3 32 Aanduidingen z DTC-ingreep DTC-waarschuwingslamp knippert snel. De DTC heeft een instabiliteit van het achterwiel herkend en vermindert het koppel. De waarschuwingslamp knippert langer dan de DTC-ingreep duurt. Daarmee heeft de berijder ook na de kritieke rijsituatie nog optische informatie over de uitgevoerde regeling. Zelfdiagnose niet beëindigd DTC-waarschuwingslamp knippert langzaam. Mogelijke oorzaak: De zelfdiagnose is niet beëindigd, de DTC-functie is nog niet beschikbaar. Om de DTC-zelfdiagnose te kunnen afsluiten moet de motor draaien en de motorfiets minstens 5 km/h rijden. Langzaam wegrijden. Houd er rekening mee dat tot het afsluiten van de zelfdiagnose de DTC-functie niet beschikbaar is. DTC uitgeschakeld DTC-waarschuwingslamp brandt. Mogelijke oorzaak: Het DTC-systeem is door de berijder uitgeschakeld. DTC-functie inschakelen ( 45). DTC-fout DTC-waarschuwingslamp brandt. Mogelijke oorzaak: De DTC-regeleenheid heeft een storing opgemerkt. Verder rijden mogelijk. Houd er rekening mee dat de DTCfunctie niet of slechts beperkt beschikbaar is. Uitgebreide informatie over situaties die tot een DTC-storing kunnen leiden in acht nemen ( 103). Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. DWA-waarschuwingen met diefstalbeveiligingsinstallatie (DWA) SU Weergave DWA-waarschuwingen worden als waarschuwingsaanwijzingen 2 in combinatie met de algemene waarschuwingslamp 3 aanslui-

35 z Aanduidingen tend op de Pre-Ride-check weergegeven en hebben betrekking op de capaciteit van de ingebouwde DWA-accu. Een overzicht van de mogelijke waarschuwingen vindt u op de volgende pagina. 3 33

36 3 34 Waarschuwingsindicatieoverzicht Waarschuwingslamp Aanduidingen op het display DWALO! wordt weergegeven Betekenis DWA-accu zwak ( 35) Aanduidingen z Brandt geel DWA! wordt weergegeven DWA-accu leeg ( 35)

37 z Aanduidingen DWA-accu zwak DWALO! wordt aangegeven. Deze storingsmelding wordt gedurende korte tijd alleen in aansluiting op de Pre-Ride- Check weergegeven. Mogelijke oorzaak: De DWA-accu heeft niet meer zijn volledige capaciteit. De werking van de DWA is bij een losgekoppelde motorfietsaccu nog slechts beperkt gewaarborgd. Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. DWA-accu leeg Algemene waarschuwingslamp brandt geel. DWA! wordt aangegeven. Deze storingsmelding wordt gedurende korte tijd alleen in aansluiting op de Pre-Ride- Check weergegeven. Mogelijke oorzaak: De DWA-accu heeft geen capaciteit meer. De werking van de DWA is bij een losgekoppelde motorfietsaccu niet meer gewaarborgd. Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. 3 35

38 3 36 Aanduidingen z

39 z Bediening Bediening Contact-/stuurslot Elektronische wegrijbeveiliging EWS Klok Kilometerteller Verlichting Richtingaanwijzers Waarschuwingsknipperlichtinstallatie Noodstopschakelaar BMW Motorrad Race ABS Dynamic Traction Control DTC Rijmodus Rem Spiegels Veervoorspanning Demping Banden Berijders- en duo-buddyseat Helmhaak Bagagelussen

40 4 38 Bediening z Contact-/stuurslot Sleutels U ontvangt twee hoofdsleutels en een reservesleutel. Neem bij verlies van een sleutel a.u.b. de opmerkingen over de elektronische wegrijbeveiliging EWS ( 39) in acht. Het contact- en stuurslot, het slot van de tankklep, alsmede het buddyseatslot worden met dezelfde sleutel bediend. Contact inschakelen Stadslicht en alle circuits ingeschakeld. De motor kan worden gestart. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. ( 62) met BMW Motorrad Race ABS SU ABS-zelfdiagnose wordt uitgevoerd ( 63) met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU DTC-zelfdiagnose wordt uitgevoerd ( 64) Contact uitschakelen Licht uitgeschakeld. Stuurslot ontgrendeld. De sleutel kan worden verwijderd. Stuurslot vergrendelen Het stuur tot de aanslag naar links draaien. Sleutel in stand 1 draaien. Sleutel in stand 2 draaien. Sleutel in stand 3 draaien, hierbij het stuur wat bewegen. Contact, verlichting en alle circuits uitgeschakeld. Stuurslot vergrendeld. De sleutel kan worden verwijderd.

41 z Bediening Elektronische wegrijbeveiliging EWS De elektronica in de motorfiets wisselt via een ringantenne in het contactslot voor elke motorfiets individuele en continu wisselende signalen met de elektronica in de sleutel uit. Pas als de sleutel als "bevoegd" is herkend, geeft de motorregeleenheid het starten vrij. Indien een reservesleutel aan de hoofdsleutel is bevestigd, kan de elektronica "geïrriteerd" raken en wordt er geen toestemming gegeven voor het starten van de motor. Op het multifunctioneel display wordt de waarschuwing EWS weergegeven. Bewaar uw reservesleutel altijd apart van uw contactsleutel. Mocht u een sleutel verliezen, dan kunt u deze bij uw BMW Motorrad dealer laten blokkeren. Hiervoor moet u alle andere bij de motorfiets behorende sleutels meenemen. Met een geblokkeerde sleutel kan de motor niet meer worden gestart, maar een geblokkeerde sleutel kan wel weer worden vrijgeschakeld. Reservesleutels en extra sleutels zijn alleen via een BMW Motorrad dealer verkrijgbaar. Deze is verplicht uw legitimatie te controleren, omdat de sleutels onderdeel van een veiligheidssysteem vormen. Klok Klok instellen Het instellen van de klok tijdens het rijden kan tot ongevallen leiden. De klok alleen instellen als de motorfiets stilstaat. Contact inschakelen. Toets 2 bediend houden tot de uren 3 gaan knipperen. De toets 1 bedienen om de uren toe te laten nemen. De toets 2 bedienen om de uren af te laten nemen. Als de uren naar wens zijn ingesteld toets 2 bediend houden tot de minuten 4 knipperen. De toets 1 bedienen om de minuten toe te laten nemen. 4 39

42 4 40 Bediening z De toets 2 bedienen om de minuten af te laten nemen. Als de minuten naar wens zijn ingesteld toets 2 bediend houden tot de minuten niet meer knipperen. Instelling afgesloten. Kilometerteller Weergave selecteren Contact inschakelen. De toets 1 zo vaak bedienen, tot de gewenste waarde in gebied 3 wordt weergegeven. De volgende waarden kunnen worden weergegeven: Totale kilometerstand Dagteller 1 (Trip I) Dagteller 2 (Trip II) Resterende actieradius (pas na het bereiken van de reservehoeveelheid) Dagteller terugzetten Contact inschakelen. Gewenste dagteller selecteren. Toets 1 ingedrukt houden, tot de dagteller is teruggezet. Resterende actieradius De actieradius 1 geeft aan, welke afstand met de resterende hoeveelheid benzine nog kan worden gereden. Dit wordt alleen na het bereiken van de benzinereserve weergegeven. De berekening geschiedt aan de hand van het gemiddelde verbruik en de hoeveelheid aanwezige benzine. Als wordt getankt nadat het peil onder de reservehoeveelheid is gedaald, moet de hoeveelheid brandstof na het tanken groter zijn dan de reservehoeveelheid om het nieuwe peil te kunnen herkennen. Anders kan de weer-

43 z Bediening gave van de resterende actieradius niet worden geactualiseerd. De berekende resterende actieradius is slechts een globale waarde. Daarom adviseert BMW Motorrad om niet de aangegeven actieradius tot op de laatste kilometer te willen benutten. Verlichting Stadslicht Het stadslicht wordt automatisch tegelijk met het contact ingeschakeld. Het stadslicht belast de accu. Het contact slechts voor een beperkte tijdsduur inschakelen. Dimlicht Het dimlicht wordt automatisch ingeschakeld na het starten van de motor. Grootlicht en lichtsignaal Motor starten. Schakelaar 1 naar voren drukken, om het groot licht in te schakelen. Schakelaar 1 naar achteren trekken, om het lichtsignaal te bedienen. Parkeerlicht Contact uitschakelen. Direct na het uitschakelen van het contact toets 1 naar links indrukken en vasthouden, tot het parkeerlicht wordt ingeschakeld. Contact in- en weer uitschakelen om het parkeerlicht uit te schakelen. Richtingaanwijzers Richtingaanwijzer bedienen Contact inschakelen. 4 41

44 4 42 Na circa 10 seconden rijden of een afstand van circa 200 m worden de richtingaanwijzers automatisch uitgeschakeld. Waarschuwingsknipperlichtinstallatie Waarschuwingsknipperlichtinstallatie inschakelen Contact inschakelen. Bediening z Toets 1 naar links drukken, om de richtingaanwijzer links in te schakelen. Toets 1 naar rechts drukken, om de richtingaanwijzer rechts in te schakelen. Toets 1 in de middenstand indrukken om de richtingaanwijzers uit te schakelen. De waarschuwingsknipperlichtinstallatie belast de accu. De waarschuwingsknipperlichten slechts voor een beperkte tijdsduur inschakelen. Als met ingeschakeld contact een richtingaanwijzertoets wordt ingedrukt, dan vervangt de richtingaanwijzerfunctie gedurende het indrukken de waarschuwingsknipperlichtfunctie. Als de richtingaanwijzertoets niet meer wordt bediend, is de waarschuwingsknipperlichtfunctie weer actief. Toets 1 bedienen om de waarschuwingsknipperlichtinstallatie in te schakelen. Het contact kan worden uitgeschakeld. Toets 1 opnieuw bedienen om de waarschuwingsknipperlichtinstallatie uit te schakelen.

45 z Bediening Noodstopschakelaar Noodstopschakelaar Bediening van de noodstopschakelaar tijdens het rijden kan een blokkerend achterwiel en daardoor een val tot gevolg hebben. De noodstopschakelaar nooit tijdens het rijden bedienen. Met behulp van de noodstopschakelaar kan de motor op eenvoudige wijze snel worden afgezet. a b Motor uitgeschakeld Bedrijfsstand BMW Motorrad Race ABS met BMW Motorrad Race ABS SU ABS-functie uitschakelen Contact inschakelen. De ABS-functie kan ook tijdens het rijden worden uitgeschakeld. Toets 1 ingedrukt houden, tot de weergave van de ABSwaarschuwingslamp 2 verandert. Waarschuwingslamp ABS brandt.

46 4 44 Bediening z met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU Toets 1 ingedrukt houden, tot eerst de weergave van de DTC-waarschuwingslamp 3 en vervolgens die van de ABSwaarschuwingslamp 2 verandert. De instelling van de DTC blijft onveranderd. Waarschuwingslamp ABS brandt. Toets 1 binnen twee seconden loslaten. Waarschuwingslamp ABS blijft branden ABS-functie uitgeschakeld. ABS-functie inschakelen Toets 1 ingedrukt houden, tot de weergave van de ABSwaarschuwingslamp 2 verandert. Waarschuwingslamp ABS dooft, bij een niet afgesloten zelfdiagnose gaat deze knipperen. Toets 1 binnen twee seconden loslaten. Waarschuwingslamp ABS blijft uit resp. knippert verder. ABS-functie ingeschakeld. Als de codeerstekker voor de SLICK-functie niet is aangebracht, kan als alternatief ook het contact worden in- en weer uitgeschakeld. Als de ABS-lamp na het uitschakelen en weer inschakelen van het contact blijft branden, is een ABS-storing aanwezig. Dynamic Traction Control DTC met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU DTC-functie uitschakelen Contact inschakelen.

47 z Bediening De DTC-functie kan ook tijdens het rijden worden uitgeschakeld. DTC-functie inschakelen Als de codeerstekker voor de SLICK-functie niet is aangebracht, kan als alternatief ook het contact worden in- en weer uitgeschakeld Toets 1 ingedrukt houden, tot de weergave van de DTCwaarschuwingslamp 3 verandert. DTC-waarschuwingslamp gaat branden Toets 1 binnen twee seconden loslaten. DTC-waarschuwingslamp blijft branden. Toets 1 ingedrukt houden, tot de weergave van de DTCwaarschuwingslamp 3 verandert. DTC-waarschuwingslamp dooft, bij een niet afgesloten zelfdiagnose gaat deze knipperen. Toets 1 binnen twee seconden loslaten. DTC-waarschuwingslamp blijft uit resp. knippert verder. Als de DTC-waarschuwingslamp nog steeds brandt nadat het contact is uit- en ingeschakeld en daarna nog sneller dan 5 km/h is gereden, dan is een DTC-storing aanwezig. Rijmodus Rijmodus instellen Contact inschakelen. DTC-functie uitgeschakeld. DTC-functie ingeschakeld.

48 4 positie 3 wordt de actuele instelling weergegeven. 46 Bediening z Toets 1 bedienen. Meer informatie over de te selecteren rijmodi is te vinden in het hoofdstuk "Techniek in detail". Bij ingebouwde codeerstekker wordt in het selectiemenu bovendien de rijmodus SLICK 4 aangeboden. Codeerstekker inbouwen. ( 47). De toets 1 zo vaak bedienen, tot de selectiepijl zich voor de gewenste instelling bevindt. De SLICK-modus is berekend op racebanden (slicks) en gaat uit van zeer goede wrijvingsweerstanden, die in de regel alleen op een racecircuit aanwezig zijn. Een voorwaarde is een bijpassende kunde van de berijder. De SLICK-modus alleen op een racecircuit en met racebanden activeren. De selectiepijl 1 en het selectiemenu 2 worden weergegeven. In Bij het selecteren van de SLICK-modus: Beperkte ABS-

49 z Bediening regeling voor het achterwiel in acht nemen (zie het hoofdstuk "Techniek in detail"). Als de motorfiets stilstaat wordt de gekozen rijstand na circa tien seconden geactiveerd. De nieuwe rijmodus wordt tijdens het rijden geactiveerd, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: rem niet bediend de gashendel volledig teruggedraaid koppeling bediend Na de activering van de nieuwe rijmodus wordt het selectiemenu gesloten. De ingestelde rijstand met de betreffende aanpassingen van de motorkarakteristiek, het ABS en de DTC blijven ook na het uitschakelen van het contact behouden. Codeerstekker inbouwen Contact uitschakelen. met vermogensreductie 79 kw SU Voor motorfietsen met vermogensreductie geldt: Door het aanbrengen van de codeerstekker worden de rijmodi SPORT en RACE met een hoger motorvermogen aangeboden. Het aanzienlijk sportievere rijgedrag kan tot gevaarlijke situaties leiden. Vertrouwd raken met het sportieve rijgedrag. Voor motorfietsen met vermogensreductie geldt: Door het aanbrengen van de codeerstekker vervalt de typegoedkeuring voor de openbare weg. De codeerstekker bij deze motorfietsen niet aanbrengen op de openbare weg. De berijders-buddyseat verwijderen ( 56). In de open stekker kan vuil en vocht binnendringen en storingen veroorzaken. Na het verwijderen van de codeerstekker de afdekkap weer aanbrengen. Afdekking van de stekkerverbinding 1 verwijderen Contact uitschakelen.

50 4 48 heidsredenen automatisch de RAIN-modus 1 geactiveerd. Rijmodus instellen ( 45). De berijders-buddyseat aanbrengen ( 57). Rem Bediening z Hiertoe vergrendeling 2 indrukken en kap naar boven verwijderen. Codeerstekker aanbrengen. Contact inschakelen. Remhendel instellen Als de stand van het remvloeistofreservoir wordt veranderd, kan er lucht in het remsysteem komen. Zowel de stuurhendel als het stuur niet verdraaien. Het instellen van de remhendel tijdens het rijden kan tot ongevallen leiden. De remhendel alleen instellen als de motorfiets stilstaat. Stelschroef 1 iets indrukken en vanaf de achterzijde in de gewenste positie draaien. De stelschroef kan gemakkelijker worden verdraaid, wanneer daarbij de handremhendel naar voren wordt gedrukt. Instelmogelijkheden: van positie 1: grootste afstand tussen stuurgreep en handremhendel tot positie 6: kleinste afstand tussen stuurgreep en handremhendel Na het aanbrengen van de codeerstekker wordt om veilig-

51 z Bediening Spiegels Spiegel verstellen van de motorfiets worden aangepast. Een verhoging van de belading vereist een verhoging van de veervoorspanning, minder gewicht een overeenkomstig lagere veervoorspanning Spiegel door verdraaien in de gewenste positie brengen. Veervoorspanning Instelling De veervoorspanning van het voorwiel moet aan de terreinomstandigheden worden aangepast. Oneffen terrein maakt een hogere veervoorspanning noodzakelijk dan vlakker terrein. De veervoorspanning van het achterwiel moet aan de belading Veervoorspanning voorwiel instellen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De motorfiets volledig ontlasten, zo nodig bagagestukken verwijderen. De motorfiets rechtop houden en de afstand d tussen de onderzijde 1 van de buitenpoot en de vooras 2 meten. Motorfiets met berijder belasten. Met behulp van een andere persoon afstand d tussen de punten 1 en 2 opnieuw meten en het verschil (invering) tussen de gemeten waarden berekenen.

52 4 50 Bediening z van de belading afhankelijke instelling van de veervoorspanning Invering van het voorwiel mm (Met berijder 85 kg) ning), stelschroef 3 met het boordgereedschap in de richting a draaien. Om de invering te verhogen (afname van de veervoorspanning), stelschroef 3 met het boordgereedschap in de richting b draaien. Veervoorspanning achterwiel instellen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De motorfiets volledig ontlasten, zo nodig bagagestukken verwijderen. Bout 1 met het boordgereedschap losdraaien. Niet-optimale instellingen van de veervoorspanning en demping verslechteren het rijgedrag van uw motorfiets. Demping van de veervoorspanning aanpassen. Om de invering te verkleinen (toename van de veervoorspan- De motorfiets rechtop houden en de afstand d tussen de onderkant 1 van de kenteken-

53 z Bediening houder en de bout 2 van de kettingbescherming meten. Motorfiets met berijder belasten. Met behulp van een andere persoon afstand d tussen de punten 1 en 2 opnieuw meten en het verschil (invering) tussen de gemeten waarden berekenen. van de belading afhankelijke instelling van de veervoorspanning Invering van het achterwiel mm (Met berijder 85 kg) Niet-optimale instellingen van de veervoorspanning en demping verslechteren het rijgedrag van uw motorfiets. Demping van de veervoorspanning aanpassen. Om het verschil te verkleinen (toename van de veervoorspanning), instelring 2 met het boordgereedschap in de richting b draaien. Om het verschil te vergroten (afname van de veervoorspanning), instelring 2 met het boordgereedschap in de richting a draaien. Bout 1 met het voorgeschreven aantrekkoppel vastzetten. 3 Nm Demping Klembout op bovenste veerschotel Instelling De demping moet aan de veervoorspanning en de wegomstandigheden worden aangepast. Een oneffen wegdek vereist een soepelere demping dan een effen wegdek. Een verhoging van de veervoorspanning vereist een stuggere demping, een verlaging van de veervoorspanning een zachtere demping. 4 51

54 4 52 Ingaande demping bij voorwiel instellen Basisinstelling ingaande slag voor Positie 5 (normale instelling met berijder 85 kg) Positie 8 (sportieve instelling met berijder 85 kg) Bediening z De ingaande demping met de stelschroeven 1 links en rechts instellen. Om de demping te verhogen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een hogere waarde wijst. Om de demping te verlagen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een lagere waarde wijst. Erop letten dat links en rechts dezelfde waarden worden ingesteld. Uitgaande demping bij voorwiel instellen Basisinstelling ingaande slag voor Positie 3 (comfortabele instelling met berijder 85 kg) De uitgaande demping met de stelschroeven 1 bij de linker en rechter vorkpoot instellen.

55 z Bediening Om de demping te verhogen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een hogere waarde wijst. Om de demping te verlagen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een lagere waarde wijst. Basisinstelling uitgaande slag voor Positie 2 (comfortabele instelling met berijder 85 kg) Basisinstelling uitgaande slag voor Positie 5 (normale instelling met berijder 85 kg) Positie 8 (sportieve instelling met berijder 85 kg) Ingaande demping achterwiel instellen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De ingaande demping voor lange stoten (low speed) met de stelschroef 1, de ingaande demping voor korte stoten (high speed) met de instelring 2 instellen. Om de demping te verhogen: De stelschroef resp. instelring met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 3 resp. 4 naar een hogere waarde wijst. Om de demping te verlagen: De stelschroef resp. instelring met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 3 resp. 4 naar een lagere waarde wijst. 4 53

56 4 54 Bediening z Basisinstelling ingaande slag achter High-Speed Positie 2 (comfortabele instelling met berijder 85 kg) Positie 6 (normale instelling met berijder 85 kg) Positie 10 (sportieve instelling met berijder 85 kg) Basisinstelling ingaande slag achter Low-Speed Positie 1 (comfortabele instelling met berijder 85 kg) Positie 4 (normale instelling met berijder 85 kg) Positie 9 (sportieve instelling met berijder 85 kg) Uitgaande demping achterwiel instellen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De uitgaande demping met stelschroef 1 instellen. Om de demping te verhogen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een hogere waarde wijst. Om de demping te verlagen: De stelschroef met het boordgereedschap zodanig draaien, dat markering 2 naar een lagere waarde wijst. Basisinstelling uitgaande slag achter Positie 2 (comfortabele instelling met berijder 85 kg) Positie 5 (normale instelling met berijder 85 kg) Positie 8 (sportieve instelling met berijder 85 kg) Banden Bandenspanning controleren Onjuiste bandenspanning verslechtert de rijeigenschappen van de motorfiets en

57 z Bediening reduceert de levensduur van de banden. Zorg voor een correcte bandenspanning. Een ventiel heeft de neiging om bij hoge snelheden door de centrifugaalkracht vanzelf open te gaan. Om een plotseling bandenspanningsverlies te voorkomen, ventieldopjes met rubberafdichting gebruiken en deze goed aandraaien. De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De bandenspanning aan de hand van de volgende gegevens controleren. Bandenspanning achter 2,9 bar (Bij koude band) Als de bandenspanning te laag is: Bandenspanning corrigeren. Berijders- en duobuddyseat Passagiersbuddyseat verwijderen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Buddyseatslot 1 met de contactsleutel ontgrendelen. De duo-buddyseat aan achterzijde optillen en vervolgens naar achteren en naar boven verwijderen. De contactsleutel verwijderen en de duo-buddyseat met het zitgedeelte op een schone ondergrond leggen Bandenspanning voor 2,5 bar (Bij koude band)

58 4 Passagiersbuddyseat aanbrengen De berijders-buddyseat verwijderen 56 Bediening z De duo-buddyseat in de bevestigingen 2 links en rechts plaatsen. De duo-buddyseat met lichte druk naar voren en omlaag klappen. Het buddyseatslot met de contactsleutel vergrendelen. De bekleding van de berijdersbuddyseat boven de bouten 1 iets naar voren drukken en vasthouden. De bouten losdraaien. Berijders-buddyseat naar voren drukken, aan de achterzijde optillen en verwijderen. Hierbij opletten dat het kuipdeel niet wordt beschadigd met de bouten. De berijders-buddyseat met het zitgedeelte op een schone ondergrond leggen.

59 z Bediening De berijders-buddyseat aanbrengen 4 57 De berijders-buddyseat in bevestiging 2 aanbrengen, vervolgens over de schroefgaten 3 positioneren. Hierbij erop letten dat het kuipdeel niet wordt beschadigd met de bouten. De bekleding van de berijdersbuddyseat over de schroefgaten iets naar voren drukken en vasthouden. Bouten 1 aanbrengen. Helmhaak Helm aan motorfiets bevestigen Passagiersbuddyseat verwijderen ( 55). De buddyseat omdraaien. De kinbandsluiting kan de bekleding beschadigen. Bij het inhangen op de positie van het helmslot letten. De als optioneel accessoire verkrijgbare staalkabel door de helm geleiden en de kabelogen in de helmhouder 1 aanbrengen. Passagiersbuddyseat aanbrengen ( 56). Helm op de buddyseat leggen.

60 4 58 Bagagelussen Bagage aan motorfiets bevestigen Passagiersbuddyseat verwijderen ( 55). De buddyseat omdraaien. Bediening z De lussen 1 bijvoorbeeld in combinatie met de passagiersvoetsteunen gebruiken, om bagage op de duo-buddyseat vast te sjorren. Hierbij erop letten dat de achterbeplating niet wordt beschadigd. Lussen 1 uit de houders nemen en naar buiten leggen. Passagiersbuddyseat aanbrengen ( 56).

61 z Rijden Rijden Veiligheidsvoorschriften Controlelijst Starten Inrijden Schakelen Remmen Motorfiets neerzetten Tanken Motorfiets voor transport bevestigen

62 5 60 Rijden z Veiligheidsvoorschriften Motorfietsaccessoires Geen rit zonder de juiste kleding! Draag altijd Helm Beschermende kleding Handschoenen Laarzen Dit geldt trouwens ook voor korte trajecten en in welk jaargetijde dan ook. Uw BMW Motorrad dealer kan u adviseren en heeft voor elk gebruiksdoel de correcte kleding. Snelheid Bij het rijden met hoge snelheden kunnen verschillende omstandigheden het rijgedrag van de motorfiets negatief beïnvloeden: Instelling van het veer- en dempersysteem Ongelijkmatig verdeelde bagage Losse kleding Te lage bandenspanning Slecht bandenprofiel: etc. Manipulaties Manipulaties aan de motorfiets (bijv. motorregeleenheid, gaskleppen, koppeling) kunnen tot beschadiging van de betreffende onderdelen en het uitvallen van veiligheidsrelevante functies leiden. Bij schades die hierdoor veroorzaakt zijn, vervalt de garantie. Geen manipulaties uitvoeren. Correct beladen Overbelading en ongelijkmatige belading kan de rijstabiliteit van de motorfiets beïnvloeden. Het maximaal toelaatbaar totaalgewicht niet overschrijden en de aanwijzingen voor het beladen in acht nemen. Instelling van veervoorspanning, demping en bandenspanning aanpassen aan het totaalgewicht. Kans op vergiftiging Uitlaatgassen bevatten het kleuren geurloze maar giftige koolmonoxide. Het inademen van uitlaatgassen is schadelijk voor de gezondheid en kan tot bewusteloosheid of zelfs de dood leiden. Uitlaatgassen niet inademen. De motor niet in een afgesloten ruimte laten draaien.

63 z Rijden Katalysator Als door overslaan van de motor onverbrande benzine in de katalysator terechtkomt, is er kans op oververhitting en beschadiging. Neem daarom de volgende punten in acht: Benzinetank niet leegrijden De motor nooit met een losgetrokken bougiestekker laten draaien Als de motor afslaat direct het contact uitschakelen Alleen loodvrije benzine tanken Houd de voorgeschreven onderhoudsbeurten beslist aan. Onverbrande benzine beschadigt de katalysator onherstelbaar. De aangegeven punten ter bescherming van de katalysator in acht nemen. Gevaar voor oververhitting Als de motor langere tijd stationair draait zonder dat wordt gereden, is de koeling ontoereikend en kan de motor oververhit raken. In extreme gevallen kan de motorfiets in brand vliegen. De motor niet onnodig stationair laten draaien. Na het starten direct wegrijden. Controlelijst Gebruik de navolgende controlelijst om voor elke rit belangrijke functies, instellingen en slijtagegrenzen te controleren. Remwerking Remvloeistofpeil, voor en achter Werking van de koppeling Demperinstelling en veervoorspanning Profieldiepte en bandenspanning Goede bevestiging van de bagage Spanning en smering van de aandrijfketting Met regelmatige tussenpozen: Motoroliepeil (bij iedere tankstop) Remblokslijtage (bij elke derde tankstop) Starten Zijstandaard Bij een uitgeklapte zijstandaard en een ingeschakelde versnelling kan de motor niet worden gestart. Als de motor in de neutraalstand wordt gestart en als vervolgens bij uitgeklapte zijstandaard een versnelling wordt ingeschakeld, slaat de motor af. 5 61

64 5 62 Rijden z Versnellingsbak De motor kan in de neutraalstand of met ingeschakelde versnelling met bediende koppeling worden gestart. De koppeling pas bedienen na het inschakelen van het contact, anders kan de motor niet worden gestart. Motor starten Contact inschakelen. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. ( 62) met BMW Motorrad Race ABS SU ABS-zelfdiagnose wordt uitgevoerd ( 63) met BMW Motorrad Race ABS en DTC SU DTC-zelfdiagnose wordt uitgevoerd ( 64) Startknop 1 bedienen. Bij zeer lage buitentemperaturen kan het nodig zijn om de gashendel bij het starten te bedienen. Bij temperaturen lager dan 0 C na het inschakelen van het contact de koppeling bedienen. Bij onvoldoende accuspanning wordt de startprocedure automatisch afgebroken. Voor verdere startpogingen de accu opladen of starthulp laten geven. De motor slaat aan. Als de motor niet aanslaat, kan de storingstabel uitkomst bieden. ( 150) Pre-Ride-Check Na het inschakelen van het contact voert het instrumentenpaneel een test uit van de waarschuwingslampjes en de toerenteller, de "Pre-Ride-Check". Als de motor tijdens de test wordt gestart, wordt de test afgebroken. Fase 1: De waarschuwings- en controlelampjes 1 branden, het algemene

65 z Rijden waarschuwingslampje 2 brandt geel. De naald van de toerenteller wordt naar het maximumtoerental bewogen. Op het display worden alle segmenten weergegeven. Fase 2: De algemene waarschuwingslamp wisselt van geel naar rood. Fase 3: De naald van de toerenteller wordt naar nul bewogen. De waarschuwings- en controlelampjes doven. Het display wisselt naar de standaardweergave. Als een van de waarschuwingslampjes niet gaat branden: Indien één van de waarschuwingslampen niet kan worden ingeschakeld, kunnen mogelijke functiestoringen niet worden weergegeven. Opletten of alle waarschuwingsen controlelampen worden weergegeven. Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. ABS-zelfdiagnose met BMW Motorrad Race ABS SU De juiste werking van het BMW Motorrad Race ABS wordt door de zelfdiagnose gecontroleerd. De zelfdiagnose vindt automatisch plaats na het inschakelen van het contact. Voor de controle van de wielsensoren moet de motorfiets enkele meters rijden. Fase 1: Controle van de systeemcomponenten bij stilstand. Waarschuwingslamp ABS knippert. Fase 2: Controle van de wielsensoren bij het wegrijden. Waarschuwingslamp ABS knippert. ABS-zelfdiagnose afgesloten. De ABS-waarschuwingslamp dooft. Indien na het afsluiten van de ABS-zelfdiagnose een ABS-storing wordt weergegeven: Verder rijden mogelijk. Houd er rekening mee dat geen ABSof Integralfunctie ter beschikking staat. Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, 5 63