Kinkhoest in Vlaanderen, een beschrijvende studie naar klachten en gevolgen van geregistreerde gevallen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kinkhoest in Vlaanderen, een beschrijvende studie naar klachten en gevolgen van geregistreerde gevallen"

Transcriptie

1 Kinkhoest in Vlaanderen, een beschrijvende studie naar klachten en gevolgen van geregistreerde gevallen Wim Flipse 1 Samenvatting Dit artikel betreft een beschrijvende studie over de klachten en gevolgen van geregistreerde kinkhoestgevallen in Vlaanderen. Systematisch werd na minimaal zes weken na het begin van de klachten een vragenlijst gestuurd aan geregistreerde kinkhoestpatiënten in drie provincies in Vlaanderen. De periode liep van april 2013 tot mei Van de in totaal 365 verstuurde vragenlijsten werden er 224 terugbezorgd (response rate 61%). Het betrof 152 (67,9%) laboratoriumbevestigde kinkhoestgevallen, 68 (30,4%) waarschijnlijke gevallen en vier mogelijke gevallen (1,7%). Ongeveer driekwart van de gevallen voldeed aan de klinische criteria van de ECDC-gevalsdefinitie en ongeveer 65% was volledig gevaccineerd. De prevalentie van aandoeningen van de luchtwegen was 23,3%. Ademnood en blauw worden werd in een hoog percentage in de verschillende leeftijdsgroepen geregistreerd (24-65%). Enkele klassieke complicaties werden gemeld, zoals ribfractuur, syncope en rughernia. De zorgkosten waren aanzienlijk met een gemiddeld aantal artsenconsultaties van 3,5; meer dan 75% kreeg antibiotica, bij 50% werd een longfoto uitgevoerd, 12,5% werd gemiddeld 8,5 dag opgenomen in een ziekenhuis en ongeveer 25% van de respondenten bleef gemiddeld twee weken thuis (11,3 dagen). In de beschrijving werd ingegaan op bevindingen en representativiteit. De studie moet als een momentopname beschouwd worden. De verschijnselen en complicaties kunnen veranderen als kinkhoest toeneemt. Inleiding Begin 2013 bereikten ons alarmerende berichten over volwassenen die langdurig hoestten tot bijna flauwvallen toe. De diagnose kinkhoest werd gesteld. Er bestaat een onbekendheid met kinkhoest omdat kinkhoest weinig voorkwam en er tegen kinkhoest gevaccineerd wordt. Kinkhoest wordt veroorzaakt door de bacterie Bordetella pertussis die ontdekt werd in 1906 door Jules Bordet. De kink wijst op het door de patiënt geproduceerde geluid tijdens de gierende inspiratie die volgt op een hoestbui. Vroeger werd de ziekte ook slijmhoest genoemd omdat het ophoesten van taai slijm een van de kenmerkende symptomen is. In China stond de ziekte bekend als de honderddagenhoest (1). De pathogenese van de ziekte berust op het hechten van de bacterie aan het trilhaarepitheel in de luchtwegen, waarbij meerdere toxinen geproduceerd worden. Lokale necrotiserende weefselschade, die ontstaat door de inwerking van toxine, leidt tot de typische hoest en vormt mogelijk ook de uitlokkende factor voor apneus bij zuigelingen (2). Klassiek begint kinkhoest met een gewone (neus) verkoudheid en een malaisegevoel. Vooral s nachts is er een droge prikkelhoest. Later treedt deze hoest ook overdag op. Na één of twee weken gaat deze over in verscheidene expiratoire hoeststoten, die elkaar snel opvolgen, waarna een lange piepende inhalatie volgt. Het hoesten gaat gepaard met het opgeven van helder taai sputum. Soms braakt de patiënt. Na nog twee weken gaat het hoesten over in een losse hoest die wekenlang duurt. Bij pasgeborenen kan kinkhoest atypisch verlopen met apneus en cyanose terwijl het hoesten ontbreekt (2). Omdat de Vlaamse bevolking goed gevaccineerd is tegen kinkhoest gaat men uit van een milder verloop. Het klinische beeld van kinkhoest is afhankelijk van de leeftijd en de vaccinatiestatus van de patiënt. Volwassen patiënten vertonen meestal atypische verschijnselen in vergelijking met zuigelingen en kinderen. Ze kunnen geen tot weinig symptomen vertonen, met hoestgedrag dat kan gaan van mild en atypisch tot hevig en langdurig aanhoudend (>21 dagen volgens de Wereldgezondheidsorganisatie) (3). 1. Infectieziektebestrijding Antwerpen, wim.flipse@zorg-en-gezondheid.be 13 Vlaams Infectieziektebulletin

2 Eén van de complicaties van kinkhoest bij onvoldoende gevaccineerde zuigelingen kan cerebrale schade zijn door hypoxie. Ook kinderen met een hart- of longafwijking hebben bij kinkhoest een verhoogd risico op complicaties. Door het aanhoudende hoesten kunnen patiënten bloedinkjes van de conjunctiva krijgen, en ook in de alveoli en cerebraal. Bij jonge kinderen zijn een secundaire pneumonie en middenoorontsteking de meest voorkomende complicaties. Bij volwassenen worden otitis media, pneumonie, urine-incontinentie, verslikken, gehoorverlies, ribfractuur, rughernia, lumbale pijn en gewichtsverlies als complicaties gezien (2). Sinds het einde van de jaren negentig wordt in vele landen een toename van het aantal kinkhoest gevallen genoteerd. In Vlaanderen is er sinds enkele jaren ook een toename. Van 2008 tot 2013 steeg het aantal kinkhoestregistraties van 210 tot 650 (3). Kinkhoest neemt toe, maar het is nog enigszins onduidelijk wat de oorzaak is. De toename van kinkhoest in België kan op verschillende manieren verklaard worden. Een verhoogde alertheid, een verbeterde diagnostiek en een meer volledige registratie zijn zeker belangrijk. Vooral het gebruik van de eenpuntsserologie bij de registratie van kinkhoest kan een bijkomende verklaring zijn voor de toegenomen registraties (4). De klinische verhalen die binnenkwamen van kinkhoestpatiënten pasten niet in de beschrijving die in de boeken staat dat gevaccineerden mildere verschijnselen vertonen. Wij besloten om de klachten te onderzoeken. Het doel van het onderzoek is een beter beeld te krijgen van het ziektebeeld van kinkhoest en de gevolgen ervan zoals het zich nu presenteert. De vraagstelling is: wat zijn de belangrijkste klachten, complicaties en wat is de medische consumptie van gemelde kinkhoestgevallen in Vlaanderen? Methoden In de provincies Limburg, Oost- en West-Vlaanderen werd systematisch een vragenlijst opgestuurd aan kinkhoestpatiënten in de periode half april 2013 t/m half mei 2014, die gemeld waren door artsen en laboratoria. Er is naar gestreefd om ongeveer 200 vragenlijsten te verzamelen. De vragenlijst werd pas zes weken na de eerste dag van verschijnselen verstuurd. Om een uitspraak te kunnen doen over de representativiteit van de respondenten zijn deze vergeleken met de meldingen van 2013 met uitzondering van de meldingen ten gevolge van een onderzoek op een school. Onderzochte variabelen betroffen verschillende klachten, complicaties en variabelen die medische consumptie impliceren. Deze variabelen werden geassocieerd met bepaalde kenmerken, waaronder de vaccinatiestatus. De gevalsdefinitie volgens het ECDC is langer dan 14 dagen hoesten in combinatie met de typische paroxysmale hoest of braken als gevolg van de hoest. Bij alleen klinische verschijnselen wordt de patiënt als een mogelijk geval gezien. Ingeval er een contact (epidemiologische link) is met een laboratoriumbevestigd geval of als het een eenpuntsserologie betreft, is het een waarschijnlijk geval. Indien het laboratoriumbevestigd is met PCR of tweepuntserologie betreft het een bevestigd geval (5). Op basis van de datum van begin van de klachten, de meldingsdatum en de vraag of iemand nog hoestte ten tijde van het invullen van de vragenlijst kon vrij betrouwbaar nagegaan worden of de persoon langer dan 14 dagen gehoest had. De klachten van gierende inademing en braakneigingen of braken werden als de criteria beschouwd om te voldoen aan de klinische ECDC-gevalsdefinitie van kinkhoest. De studie betrof dus een retrospectief beschrijvend onderzoek. Voor de analyses werd gebruik gemaakt van Epi Info versie 7.1. van CDC. Resultaten In totaal werden 365 vragenlijsten verstuurd. De periode besloeg half april 2013 tot en met half mei In totaal werden 224 vragenlijsten terugbezorgd. De response rate bedroeg dus 61%. Het betrof 152 (67,9%) laboratoriumbevestigde kinkhoestgevallen, 68 (30,4%) waarschijnlijke gevallen en 4 mogelijke gevallen (1,7%). Dertien vragenlijsten (6%) waren te vroeg verzonden en waren ingevuld binnen zes weken na het begin van de klachten. Ongeveer de helft was ingevuld tussen 6 en 13 weken na het begin van de klachten. Refererend aan de honderddagenhoest, bleek ongeveer 30% van de gevallen de lijst 100 dagen na het begin van de klachten in te vullen, waarvan 12 gevallen de vragenlijst pas een half jaar na het begin van de klachten invulde. Verdeling Wegens het geringe aantal respondenten in de 15- tot 25-jarigen groep, werd deze in verdere analyses aan de groep van 5- tot 15-jarigen toegevoegd. De 5- tot 14 Vlaams Infectieziektebulletin

3 Tabel 1 Verdeling respondenten in de drieprovinciestudie in naar geslacht en leeftijdsgroep met referentiemeldingen in 2013 en bevolkingsopbouw van Vlaanderen in procenten Leeftijdsgroep Totaal Geslacht n % n % n % n % n % n % N M 22 19, ,0 3 2, , , ,5 112 V 19 17, ,4 2 1, , , ,5 112 Totaal 41 18, ,2 5 2, , ,5 224 Meldingen 2013 (4) , ,0 37 6, , ,6 49 7,9 620 Bevolking Vlaanderen* 5,3 10,8 11,8 30,0 27,0 17,9 * jaar 2008: 25-jarigen is een groep waarbij vaccinatie het meeste effect heeft. Van de 41 kinderen van 0 tot 5 jaar waren er 20 kinderen jonger dan een jaar. De leeftijdsgroep met een leeftijd onder de 35 jaar bedroeg in het onderzoek 46%, terwijl dat in % was. Er zaten dus minder jongeren in de drie provinciestudie, wat betreft geslachtsverdeling waren er 50% mannen in het onderzoek tegenover 45,1% mannen in de registraties van Beide verschillen zijn echter niet significant. In totaal 96 vragenlijsten (42,9%) kwamen uit Oost- Vlaanderen, eveneens 96 (42,9%) uit West-Vlaanderen en 32 (14,3%) uit Limburg. Tabel 2 Verdeling van respondenten naar status volledig gevaccineerden of onvoldoende gevaccineerden naar leeftijdsgroep in de drieprovinciestudie in Leeftijdsgroep Volledig gevaccineerd Onvoldoende gevaccineerd n % n % , , ,4 8 18, , , , , , ,6 Totaal , ,6 Van de respondenten die ouder waren dan 24 jaar (N=135) meldden negen patiënten dat zij een herhalingsvaccinatie hadden ontvangen, bij drie van hen was het langer dan tien jaar geleden en vijf hadden een booster gekregen in de laatste twee jaar. In de oudere leeftijdsgroepen is de vaccinatiestatus moeilijk te interpreteren, omdat na 25 jaar waarschijnlijk weinigen volledig gevaccineerd zijn volgens de vaccinatieschema s die nu gelden. Het percentage respondenten met een longaandoening bedroeg 23,3% (N=48). De χ2-toets liet geen significant verschil zien tussen de leeftijdscategorieën. De longaandoeningen die werden gerapporteerd betroffen vijftien personen met astma, vijftien met bronchitis, twee met COPD, zes met allergische longproblematiek, zes met andere aandoeningen en personen met een onbekende aandoening. Van de respondenten die ouder zijn dan vijftien jaar rookte 10,7% (N=8) van de vrouwen en 15% (N=9) van de mannen. Op de vraag of er in hun omgeving iemand langdurig hoestte antwoordde 40,8% (N=84) positief. Op de vraag of er kinkhoest in hun omgeving voorkwam antwoordde 42,7% (N=91) positief. Klachten Langdurig hoesten is een belangrijk kenmerk van kinkhoest, en omdat het hier gaat om een retrospectief onderzoek, werd ook gevraagd of men nog hoestte op het moment van het invullen van de vragenlijst. Tabel 3 Respondenten die aangaven nog te hoesten op tijdstip van invullen vragenlijst ten opzichte van het begin van de klachten in de drieprovinciestudie in Weken na begin van klachten Totaal Nog hoesten % 83,3 69,2 67, ,8 62 Totaal In totaal 28% (N=44) hoestte langer dan 100 dagen in deze studie, 47 % (N=103) in de studie had de 100 dagen hoesten nog niet bereikt, maar hoestte nog wel op het moment van het invullen. Potentieel kon het percentage van 28% dus nog toenemen. 15 Vlaams Infectieziektebulletin

4 Tabel 4 Verdeling van klachten van respondenten over leeftijdsgroepen drieprovinciestudie in Leeftijdsgroep Totaal Klachten n % n % n % n % n % N Braken of braakneigingen 29 74, , , , ,5 211 Gierende inademing 25 69,4 8 19, , , ,2 203 Hoestbuien s nachts 29 76, , , , ,7 193 Hoestbuien overdag en s nachts 34 94, , , , ,3 211 Koorts 12 30, ,8 6 12, ,7 6 21,4 209 Opgeven van taaie slijmen 29 74, , , , ,9 215 Verkoudheid 29 74, , , , ,1 209 Vermoeidheid 0 0,0 1 2,1 1 2,0 8 14,3 1 3,6 224 De perceptie van de klachten op het tijdstip van het invullen van de vragenlijst verschilde niet naargelang de afstand tot het begin van de klachten. Er waren minder klachten in de leeftijdsgroep van 5-24 dan in de andere leeftijdsgroepen. De respondenten met een aandoening aan de luchtwegen hadden meer klachten, maar alleen verkoudheid had een statistisch significante associatie OR=3,1 tweezijdige 95% BI (1,3-7,5). In tabel 5 worden de gevallen getoond die voldeden aan de klinische criteria van de ECDC-gevalsdefinitie. In totaal 74% van de respondenten voldeed aan deze gevalsdefinitie. De meeste associaties tussen gevaccineerden en klachten waren niet significant (tabel 6). Alleen bij nachtelijke hoestbuien en vermoeidheid werd een significante OR lager dan 1 gevonden, de aanwezigheid van verkoudheid had een significante associatie met het volledig gevaccineerd zijn. Complicaties Naast de veel voorkomende complicaties uit tabel 7 werden er ook enkele klassieke complicaties gemeld, zoals twee gevallen van incontinentie, een ribfractuur, drie ribkneuzingen en een rughernia. Tabel 5 Klinische ECDC gevalsdefinities naar leeftijdsgroep in de drieprovinciestudie in ECDC gevalsdefinitie 0-4 jaar 5-24 jaar jaar jaar 65+ jaar Alle leeftijden Klachten n % n % n % n % n % n % N Totaal Positief 29 80, , , , Negatief 7 19, , ,1 8 28, Tabel 6 Associatie wel of niet aanwezig zijn van klachten ten opzichte van volledig gevaccineerd zijn versus onvolledig gevaccineerd in de drieprovinciestudie in Klachten OR 95% LL 95% UL N Braakneigingen of braken 0,653 0,314 1, Gierende ademhaling 1,076 0,575 2, Hoestbuien s nachts 0,456 0,229 0, Hoestbuien overdag en s nachts 0,242 0,029 2, Koorts 1,643 0,757 3, Opgeven van taaie slijmen 0,815 0,431 1, Verkoudheid 2,519 1,303 4, Vermoeidheid 0,085 0,01 0, Vlaams Infectieziektebulletin

5 Tabel 7 Verdeling van complicaties van respondenten naar leeftijdsgroepen in de drieprovinciestudie in Leeftijdsgroep Totaal Complicaties n % n % n % n % n % N Ademnood en blauw worden 25 62, , , , ,1 212 Bloeding oogwit 5 12,5 0 0,0 3 6,0 0 0,0 2 9,5 207 Flauwvallen 3 7,7 0 0,0 4 8,3 8 15,7 1 3,8 210 Longontsteking 6 15,0 2 4,4 2 4,0 2 3,9 3 14,3 208 Oorontsteking 4 10,0 1 2,2 4 8,0 3 5,9 0 0,0 207 Ook de complicaties bleken geen relatie te hebben met het tijdstip van het invullen van de vragenlijst. Opvallend is het hoge percentage blauw worden door ademnood. In de leeftijdsgroep 5 tot 25 jaar zijn de complicaties minder dan in de andere groepen. Geen van de complicaties waren significant geassocieerd met het onvoldoende gevaccineerd zijn of niet. werk gingen, bleven gemiddeld 13,3 dagen thuis. Het hoge aantal bezoeken aan de huisarts is een gevolg van het meldingssysteem. Eén huisartsenconsulatie is bijna een a priori voor een melding. Het betekende dus dat de 198 gevallen gemiddeld 2,5 keer meer naar de arts gingen vanwege de kinkhoestproblematiek. Respondenten die aangaven een aandoening van de luchtwegen te hebben, hadden gemiddeld een gelijk aantal huisartsconsultaties 3,3 (95%-BI 1,6-5,0) versus 3,5 (95%-BI 0,9-6,1). Economische gevolgen kinkhoest Om tot een melding te komen van kinkhoest moet er meestal een arts geconsulteerd worden en vaak moet er laboratoriumonderzoek gebeuren. Alleen waarschijnlijke gevallen die epidemiologisch gelinkt zijn verschijnen in de registratie zonder noodzakelijkerwijs een arts gezien te hebben. Verder zijn er andere medische uitgaven gedaan die extra kosten opleverden voor de arts en het laboratorium. Jonge kinderen worden het meest opgenomen in het ziekenhuis vanwege kinkhoest. Er was geen significante associatie aan te tonen tussen de variabelen in tabel 8 en onvoldoende gevaccineerd zijn. Het gemiddelde aantal bezoeken naar de huisarts bedroeg 3,5 keer bij degene die de huisarts consulteerden. Degenen die in het ziekenhuis opgenomen werden, verbleven daar gemiddeld 8,5 dagen en degene die niet meer naar het Discussie Van de verstuurde vragenlijsten werd 61% terugbezorgd. Er was een grote variatie in het tijdstip van het invullen van de vragenlijst na het begin van het hoesten. De betrouwbaarheid van het tijdstip van het begin van het hoesten moet wel in vraag gesteld worden bij een late diagnose. In enkele gevallen is de vragenlijst waarschijnlijk blijven liggen en pas na een paar maanden opgestuurd. Er kon geen associatie aangetoond worden tussen het tijdstip van het invullen met een of andere variabele. De studie betreft drie provincies. De provincie Antwerpen, waar het eerst melding werd gemaakt van een toename van kinkhoest is niet inbegrepen (4). De prevalentie van longaandoeningen in België is 8% voor astma en 3,1% voor bronchitis en COPD (9). De gevonden prevalentie van 23,3% in de studie was veel hoger dan verwacht Tabel 8 Verdeling gebruik medische faciliteiten naar leeftijdsgroep in de drieprovinciestudie in Leeftijdsgroep Totaal Medische consumptie n % n % n % n % n % N Antibiotica 36 87, , , , ,0 Longfoto 23 59, , , , ,0 Longscan 2 5,1 2 4,7 5 10,0 7 13,2 7 29,2 Consultatie arts 39 95, , , , ,6 Ziekenhuisopname 17 41,5 1 2,1 3 5,9 4 7,1 3 10, Vlaams Infectieziektebulletin

6 werd, maar was in alle leeftijdsgroepen ongeveer gelijk. Het is mogelijk dat longpatiënten eerder geneigd waren om een arts te consulteren wat tot de diagnose leidde. Opvallend was de significante associatie tussen een aandoening van de luchtwegen en een verkoudheid. Verkoudheid is meer een syndroom dan een klacht. Bijna driekwart van de respondenten voldeden aan de klinische criteria van de ECDC-gevalsdefinitie. Langer dan 14 dagen hoesten, met hoestbuien of braken zijn redenen om een arts te consulteren zodat kinkhoest in beeld komt. De lichtere gevallen van kinkhoest zullen dus niet zo snel gemeld worden. Deze bevinding paste in de veronderstelling dat slechts een klein deel werd gemeld en dan vooral de ernstigere gevallen betrof (5). De registratie van gemelde kinkhoestgevallen in de drieprovinciestudie was representatief door alle meldingen in De leeftijdsgroep van 5-24 jaar was ondervertegenwoordigd in deze studie en dit reflecteerde wellicht het effect van vaccinatie, waardoor de verschijnselen milder waren en tot minder meldingen leidden. Het doel van de studie was om een beeld van kinkhoest te geven zoals het zich presenteerde tijdens de melding. Eén van de belangrijkste recente onderzoekingen op het gebied van kinkhoest was het seroepidemiologische onderzoek dat aantoonde dat 4% van de 20 tot 40-jarigen in het afgelopen jaar kinkhoest had doorgemaakt (6). Dat betekent dat we slechts een geringe fractie registreren. Ook het kinkhoestonderzoek in de goed gevaccineerde school in Zulte maakte aannemelijk dat er veel meer kinkhoest is dan we registreren (7). Kinkhoest voldoet niet altijd aan de gevalsdefinitie, waardoor kinkhoest blijkbaar niet altijd gemeld wordt. Niettegenstaande dat ook vermoedelijke gevallen gemeld horen te worden. Ook sommige gevallen die wel voldeden aan de criteria zouden zonder het onderzoek niet in de statistieken zijn terechtgekomen. Ook beargumenteerde het artikel dat er bij kinkhoest sprake is van ascertainment bias. Onvoldoende gevaccineerden verschijnen waarschijnlijk eerder in de registraties omdat het onvoldoende gevaccineerd zijn aanzet om onderzoek te doen naar kinkhoest. Onderzoek naar kinkhoest bij pasgeborenen is daar een voorbeeld van. Misschien komt dat ook doordat de verschijnselen bij onvoldoende gevaccineerden heviger zijn en eerder tot de diagnose leiden. Dat wordt verder onderbouwd, omdat in de literatuur vermeld wordt dat gevaccineerden mildere verschijnselen vertonen (2). In de hier beschreven studie was er geen verschil in klachten en complicaties aan te tonen tussen volledig en onvolledig gevaccineerden. We moeten ons wel realiseren dat de vaccinatiestatus waarschijnlijk onderhevig was aan foutieve antwoorden. Boven de 65 jaar gaf bijna 30% aan dat ze volledig gevaccineerd waren. Dit is niet erg waarschijnlijk. De introductie van het kinkhoest vaccin startte in (8). De geregistreerde gevallen vormen vermoedelijk het topje van de ijsberg van een onzichtbare epidemie van kinkhoest. Dit onderzoek laat zien dat kinkhoest helemaal niet zo onschuldig is. Er werden enkele gevallen van kinkhoest geregistreerd met complicaties die pasten in de tijd toen er nog niet gevaccineerd werd, zoals ribfractuur, hernia, urine-incontinentie en syncope. De beschrijving van de kinkhoestgevallen is niet voldoende om de oorzaak van de toename van kinkhoest te duiden. De constatering dat de klachten en complicaties in de leeftijdsgroep van 5 tot 25 jaar minder waren dan in de andere leeftijdsgroepen suggereert dat de ernst van het ziektebeeld beïnvloedt wordt door vaccinatie. Over het algemeen waren de klachten en complicaties in deze studie aanzienlijk en pasten niet in het beeld dat het alleen onder pasgeborenen ernstig verloopt. Conclusie Deze studie laat zien dat deze kinkhoestcluster niet onschuldig was, soms met ernstige complicaties gepaard ging en hoge kosten met zich meebracht. Dankwoord Dit onderzoek is tot stand gekomen met behulp van de administratieve medewerkers en verpleegkundigen van de participerende provincies. 18 Vlaams Infectieziektebulletin

7 Summary Pertussis in Flanders. A descriptive study on complaints and consequences of registered cases This article is a descriptive study of complaints and consequences of pertussis registrations in Flanders. Six weeks after onset of symptoms, a postal questionnaire was systematically sent to registered pertussis cases in three provinces of Flanders.The study period ran from April 2013 up to May In total 224 questionnaires (response rate 61%) were received. The sample consisted of 152 (67.9%) laboratorium confirmed cases, 68 (30.4%) probable cases and 4 (1.7%) possible cases. About three quarters matched the clinical criteria of the ECDC case definition. About 65% were completely vaccinated. The prevalence of respiratory disorders was 23.3%. Dyspnea and cyanosis were reported in a high percentage over the age groups (24-65%). Some classical complications like rib fracture, syncope and back hernia were reported. The medical costs were considerable. There were on average 3.5 doctor visits, more than 75% recieved antibiotics, 50% had a chest X-ray, 12.5% were admitted at the hospital for an average of 8.5 days, and about 25% of the respondents stayed on average two weeks at home (11.3 days). In the discussion the findings and representativeness were discussed. The study has to be considered as a punctual description in time. The complaints and complications may change as pertussis increases. Trefwoorden: kinkhoest, Bordetella pertussis Literatuurreferenties 1. De Schrijver K. Diagnostiek en behandeling van kinkhoest. Vlaams Infectieziektebulletin. 2007;4: Infectieziektebestrijding. Pertussis. In Richtlijnen Infectieziektebestrijding Vlaanderen Eds. De Schrijver K, Flipse W, Laisnez V, Mak R, Steenbergen JE van, Timen A, Beaujean DM. Bilthoven: RIVM-CLB-LCI, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid 2011: Hoge Gezondheidsraad. Vaccinatie tegen kinkhoest Fiche HGR De Schrijver K, Voeten M, Vanden Branden D, Boeckx H, Dierckx E, Wojciechowski M en Mahieu L. Neemt kinkhoest toe in Vlaanderen en zijn medici en paramedici betrokken bij de besmetting? Vlaams Infectieziektebulletin 2013;3: euvac/case_definition/pages/pertusis.aspx verkregen op 8/8/ Huygen K, Rodeghiero C, Govaerts D, Leroux- Roels I, Melin P, Reynders M, Van Der Meeren S, Van Den Wijngaert S and Pierard D. Bordetella pertussis seroprevalence in Belgian adults aged years, Epidemiol Infect doi: / S Flipse W, Broucke C, Nuttinck N. Hoesten op een school in Zulte. Wat was het aandeel van kinkhoest? Vlaams Infectieziektebulletin 2015;2: Burgmeijer R, Hoppenbrouwers K en Van Gompel F. In: Handboek vaccinaties deel B. Kinkhoest eds: Van Gorkum. Assen: Zorg en Gezondheid. Chronische aandoeningen: incidentie en prevalentie. Artsen/Chronische-aandoeningen-incidentie-enprevalentie/#hoogste. 19 Vlaams Infectieziektebulletin