Maatschappelijke kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Maatschappelijke kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering"

Transcriptie

1 TNO Arbeid TNO-rapport 22516/25420 Maatschappelijke kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering Polarisavenue 151 Postbus AS Hoofddorp T F Datum November 2006 Auteurs Peter Brouwer Wim Zwinkels Joost van Genabeek Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor Onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende ter zake tussen partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan TNO

2 TNO rapport Inhoudsopgave 1 Inleiding Achtergrond Onderzoeksopzet Leeswijzer Beleid en uitvoering gesubsidieerde arbeid en sociale activering in gemeenten Inleiding Consequenties van de WWB Ontwikkelingen in de bijstandspopulatie Beleid gesubsidieerde arbeid en sociale activering Uitvoering gesubsidieerde arbeid en sociale activering Kosten-baten afwegingen in beleid Inleiding Kosten-baten analyses De kosten-baten analyse als hulpmiddel in het beleidsproces De uitvoering van kosten-baten analyses Kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering Diversiteit WWB-populatie Analysemodel Kosten Effecten Kosten-baten analyses van praktijkcases Inleiding Gehanteerde data en uitgangspunten bij de analyses Data Uitgangspunten Toelichting op de presentatie van resultaten kosten-baten analyses Alkmaar Convenant Zorgspectrum Westerhout Stichting Kinderopvang Alkmaar Emmen Arrangementen in de zorg Buurtsupport Groningen Conciërges sector openbaar onderwijs basisscholen Veiligheidszorg Groningen Hengelo Global Workforce Surplus Leeuwarden Project Skrep Verlies van gesubsidieerde arbeid in wijken, buurten en culturele instellingen Nijmegen Wijkwerk Rotterdam Vijfprocentregeling ID-banen in de stadsreiniging... 65

3 TNO rapport Policy game Inleiding Scenario-beschrijving gemeente IJsseldam Ondersteunende rekenmodule Evaluatie Conclusies en aanbevelingen Inleiding Kosten-baten analyses in gemeentelijk beleid Conclusies op basis van kosten-baten analyses praktijkcases Financieel saldo kosten en baten Niet-financiële effecten Aanbevelingen voor beleid en uitvoering Gebruik van gesubsidieerde arbeid en sociale activering als beleidsinstrumenten Gebruik van kosten-baten analyses Aanbevelingen voor verder onderzoek A Geraadpleegde literatuur en documenten B Samenstelling projectgroep C Kwantitatieve gegevens per case D Vragenlijst deelnemers... 99

4 TNO rapport Inleiding 1.1 Achtergrond Gemeenten vervullen een belangrijke rol op het brede terrein van sociale activering, reïntegratie, zorg en welzijn. Door decentralisatie van beleid, vanuit de Wet Werk en Bijstand (WWB), de komende Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de aanstaande modernisering van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten op dit terrein bovendien steeds groter. Dit brengt financiële risico s met zich mee voor gemeenten, maar het biedt tevens kansen om in de beleidsontwikkeling op een slimme manier verschillende doelen met elkaar te verenigen. Vanuit de WWB worden bijvoorbeeld activiteiten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering ingezet, gericht op personen in de bijstand. Behalve besparingen op de uitkeringslasten, kunnen hiermee ook gunstige effecten op het welzijn van deelnemers aan deze activiteiten bereikt worden en kunnen de activiteiten zelf bijdragen aan gemeentelijke doelen als de veiligheid op straat, schonere wijken, betere gezondheidszorg, etc. De inzet van middelen uit de WWB kan dan als investering worden gezien, die niet alleen gunstige opbrengsten binnen het WWB-domein oplevert (besparing op uitkeringslasten), maar waarmee tevens doelstellingen op andere beleidsterreinen bewerkstelligd kunnen worden. Om goede beleidsbeslissingen te kunnen nemen, is inzicht in de effecten van verschillende beleidskeuzen van groot belang. Dit inzicht is echter veelal niet voldoende aanwezig, zeker wanneer het effecten op andere beleidsterreinen betreft, dan van waaruit activiteiten gefinancierd worden. Een beter inzicht in effecten kan leiden tot effectievere investeringen van middelen door gemeenten. Met dit onderzoek beogen we daarom beter zicht te krijgen op de relevante effecten voor gemeenten van activiteiten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering, zodat gemeenten beter gefundeerde beleidskeuzen kunnen maken. Het onderzoek is gefinancierd vanuit het Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW) en de Agenda voor de Toekomst. De gemeente Hengelo trad op als coördinerende gemeente in het onderzoek. TNO Kwaliteit van Leven heeft het onderzoek uitgevoerd. 1.2 Onderzoeksopzet Met dit onderzoek willen we inzichten voor beleid ontwikkelen. Dit doen we op basis van concrete ervaringen in de praktijk. TNO heeft het project daarom uitgevoerd met een groep van zeven gemeenten: - Alkmaar - Emmen - Groningen - Hengelo - Leeuwarden - Nijmegen - Rotterdam Ten behoeve van het onderzoek is een projectgroep geformeerd, die bestaat uit vertegenwoordigers van de zeven participerende gemeenten (zie bijlage B).

5 TNO rapport TNO heeft gedurende de uitvoering van het onderzoek regelmatig overlegd met deze projectgroep. Daarnaast hebben de leden van de projectgroep een belangrijke rol gespeeld bij het verzamelen van gegevens over de praktijkcases in hun gemeenten. Doordat meerdere gemeenten aan het project deelnemen ontstaat inzicht in de wijze waarop verschillen in uitgangssituatie en verschillen in doelstellingen leiden tot verschillen in inzet van instrumenten. Hierdoor kunnen gemeenten van elkaar leren en ervaringen uitwisselen. Gedurende het onderzoek zijn de volgende vier onderzoeksstappen uitgevoerd: 1. Gesprekken met de zeven participerende gemeenten over achtergronden en ontwikkelingen van hun beleid rondom gesubsidieerde arbeid en sociale activering. 2. Selectie van concrete praktijkcases binnen de gemeenten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. 3. Verzamelen van (vooral kwantitatieve) informatie over de cases: a. Beschikbare informatie bij gemeenten en uitvoeringsorganisaties. b. Enquête onder deelnemers aan projecten. 4. Uitvoeren van kosten-baten analyses voor elk van de cases. De resultaten van de kosten-baten analyses, en de bevindingen gedurende het onderzoek, leiden tot conclusies en aanbevelingen. Het onderzoek is nadrukkelijk niet gericht op de evaluatie van individuele projecten, maar heeft tot doel om algemene inzichten op te leveren. De conclusies en aanbevelingen zijn dan ook niet gericht op de individuele cases, maar moeten gemeenten handvatten bieden voor toekomstige beleidsontwikkeling op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. Policy Game Om de inzichten en leerpunten uit het onderzoek nog beter bruikbaar te maken voor gemeenten, heeft TNO tevens een zogenaamde Policy Game ontwikkeld. De Policy Game biedt gemeenten de mogelijkheid om op een interactieve manier te experimenteren met verschillende beleidskeuzen en te ervaren wat hiervan de effecten (kunnen) zijn. De Policy Game speelt zich af in een fictieve gemeente. De doorrekening van effecten van beleidskeuzen zijn echter gebaseerd op de bevindingen uit de praktijkcases in het onderzoek. De game wordt in groepen van vijf deelnemers gespeeld. Elke deelnemer speelt hierbij de rol van één van de betrokken partijen 1 en heeft als doel de belangen van deze partij zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Vanuit hun verschillende posities moeten de deelnemers gezamenlijk beleidsdoelstellingen formuleren, onderhandelen over beleidskeuzen en uiteindelijk kiezen voor het uit te voeren beleid. Vervolgens worden de effecten van het gekozen beleid geëvalueerd en is er de mogelijkheid om beleidskeuzen bij te stellen. Als afsluiting van het project hebben we de Policy Game gespeeld met diverse beleidsambtenaren en mensen van uitvoeringsorganisaties uit de participerende gemeenten. De deelnemers waren allen zeer positief over het interactieve proces tijdens de game, waardoor de onderzoeksresultaten goed duidelijk werden. Zij vonden het leerzaam om ook vanuit het perspectief van andere partijen naar de materie te kijken Het spelen van de game zorgt bij de deelnemers voor bewustwording over de verschillende belangen die spelen en de verschillende effecten die nagestreefd kunnen worden. 1 Beleidsafdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitvoeringsorganisatie, re-integratiebedrijf, cliëntenorganisatie en instelling voor sociaal-maatschappelijk werk.

6 TNO rapport Leeswijzer Deze rapportage beschrijft in hoofdstuk 2 de situatie rondom beleid en uitvoering van gesubsidieerde arbeid en sociale activering in gemeenten. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de interviews met de zeven participerende gemeenten en de ter beschikking gestelde (beleids)documenten. Hoofdstuk 3 gaat in op kosten-baten afwegingen in de beleidsontwikkeling. Behalve een algemene beschrijving van de methode van kosten-baten analyses, gaan we concreet in op de kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. Dit mondt uit in een theoretisch kader voor kosten-baten analyses van praktijkcases in gemeenten. In hoofdstuk 4 komen per gemeente de voor dit onderzoek geselecteerde praktijkcases aan de orde. Elk van de cases wordt beknopt beschreven en de resultaten van de kosten-baten analyses worden gepresenteerd, op basis van de door gemeenten aangeleverde gegevens. De gegevens, waarop de berekeningen gebaseerd zijn, zijn in de bijlage opgenomen. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de policy game, en de ervaringen tijdens de speldag in november Hoofdstuk 6 besluit het rapport met enkele conclusies en aanbevelingen op basis van de bevindingen in dit onderzoek.

7 TNO rapport Beleid en uitvoering gesubsidieerde arbeid en sociale activering in gemeenten 2.1 Inleiding Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de populatie bijstandscliënten. Gegeven de populatie bijstandscliënten moet de gemeente kosten maken om de uitkeringen van deze personen te betalen. Gemeenten verstrekken echter niet slechts uitkeringen, zij proberen bijstandscliënten veelal ook te re-integreren naar regulier werk of anderszins te activeren. Het kader waarbinnen de gemeenten hun beleid ontwikkelen en uitvoeren is in de loop der jaren echter sterk aan verandering onderhevig geweest. In de loop van de tijd zijn diverse landelijke regelingen ontwikkeld op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering, gericht op langdurig werklozen en werkloze jongeren. Vóór 1998 waren er verschillende wettelijke regelingen die elk gericht waren op specifieke doelgroepen. Zo richtte de Jeugdwerkgarantiewet (JWG) zich op werkloze jongeren tot 23 jaar en de Banenpoolregelingen zich op de oudere werklozen vanaf 23 jaar. Daarnaast maakten ook de verschillende Melkertregelingen onderdeel uit van gesubsidieerde arbeid. Later zijn deze regelingen opgevolgd door de Wet Inschakeling Werkzoekenden (Wiw) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bovenstaande regelingen waren allemaal landelijke regelingen. Gemeenten voerden de regelingen uit, waarbij de kosten gedeclareerd konden worden bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarbij waren aanvankelijk geen expliciete uitstroomdoelstellingen geformuleerd. In de loop van de tijd is de uitstroomdoelstelling wel nadrukkelijker onderdeel uit gaan maken van de regelingen, maar in de praktijk zaten veel mensen (zeer) langdurig op gesubsidieerde arbeidsplaatsen, zonder concreet zicht op uitstroom naar regulier werk. Per 1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingevoerd. De kerngedachte van de WWB is dat iedere Nederlander in zijn of haar eigen bestaan moet voorzien. Pas wanneer dat niet lukt, is een uitkering mogelijk. Dit heeft onder andere geleid tot een aanscherping van de rechten en plichten, het afschaffen van landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid, het afschaffen van categorale vrijstellingsregelingen ( arbeidsplicht voor iedereen ) en categorale bijzondere bijstand. Met de invoering van de WWB is bovendien de beleidsverantwoordelijkheid gedecentraliseerd en zijn gemeenten dus volledig verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van dit beleid. Dit hoofdstuk beschrijft de situatie rondom beleid en uitvoering van gesubsidieerde arbeid en sociale activering in gemeenten en de invloed van de invoering van de WWB hierop. Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op interviews met de zeven participerende gemeenten in dit onderzoek en de door hen ter beschikking gestelde (beleids)documenten. Het hoofdstuk geeft dus niet noodzakelijk een algemeen landelijk beeld weer.

8 TNO rapport Consequenties van de WWB Zoals opgemerkt, heeft de invoering van de WWB geleid tot een decentralisatie van de beleidsverantwoordelijkheid richting gemeenten. Met de WWB hebben gemeenten ook een belangrijke financiële prikkel gekregen en zijn zij meer kostenbewust (moeten) gaan denken. WWB-budgetten dienen bewust ingezet te worden en men moet oog hebben voor de beoogde resultaten. Uit het Inkomensdeel van het WWB-budget (I-deel) worden de bijstandsuitkeringen betaald. Eventueel kunnen gemeenten dit I-deel ook inzetten om uitkeringen te verlonen. Bijstandsgerechtigden werken dan met behoud van uitkering 2. Vanuit het Werkdeel van het WWB-budget (W-deel) bekostigt de gemeente reïntegratie- en activeringsmaatregelen. Het geld, dat gemeenten overhouden van het I-deel, mogen ze zelf houden. Tekorten op het I-deel moeten gemeenten echter zelf aanvullen. Het W-deel is geoormerkt en eventuele overschotten hierop vloeien wel terug naar het Rijk. Er bestaat echter een meeneemregeling: een bepaald percentage van het niet-bestede deel hoeft niet terugbetaald te worden 3. Deze meeneemregeling stelt gemeenten in staat om verplichtingen aan te gaan voor het volgende jaar. Aangezien het WWB-budget vooraf wordt vastgesteld, ligt er nadrukkelijk een financiële prikkel bij de gemeente om het budget kosteneffectief in te zetten. Dit maakt het noodzakelijk om beleidsbeslissingen nauwkeurig af te wegen, om tot goede beslissingen te komen. De zeven participerende gemeenten oordelen over het algemeen positief over de WWB. De nieuwe wet heeft de verantwoordelijkheid van gemeenten over het beleid en de financiën aanzienlijk vergroot. Mede hierdoor heeft de WWB een stimulerende uitwerking op de activering en reïntegratie van bijstandscliënten. Zo kan de gemeente het budget uit het werkdeel flexibeler inzetten dan voor de invoering van de WWB het geval was en zijn er meer typen instrumenten en voorzieningen mogelijk geworden. Het gevolg is dat de gemeenten beter kunnen inspelen op de specifieke kenmerken van de doelgroep en de vraag naar arbeid in de regio. De WWB gaat uit van algemeen geaccepteerd werk: iedereen die kan, moet aan het werk. De nadruk is komen te liggen op een zo snel mogelijke uitstroom naar regulier werk. Het gevolg is dat gemeenten gemiddeld genomen minder middelen uittrekken voor gesubsidieerde arbeid en meer voor reïntegratie en scholing. Bovendien zijn gemeenten nadrukkelijker invulling gaan geven aan hun poortwachtersfunctie bij het beperken van instroom in de bijstand. Enkele gemeenten uit het onderzoek experimenteren bijvoorbeeld met de zogenaamde Work First aanpak om de instroom in de bijstand zoveel mogelijk te beperken. Niettemin wijzen de gemeenten ook op negatieve effecten van de WWB. Zo zijn de financiële mogelijkheden voor gesubsidieerde arbeid te zeer ingeperkt. Bovendien pakt het verdeelmodel van de WWB nadelig uit voor een aantal van de participerende gemeenten. Zij staan voor de keus om ofwel fors te bezuinigen op gesubsidieerde arbeid, ofwel extra middelen te vinden. Zo wenden sommige gemeenten gelden uit de algemene middelen aan, anderen gaan ertoe over om het I-budget te verlonen, en weer anderen proberen tekorten te compenseren met extra ESF-subsidies. 2 Medio 2006 worden ook op landelijk niveau dergelijke maatregelen besproken door regering, parlement en ondermeer de Raad voor Werk en Inkomen. 3 De grondslag voor de meeneemregeling is 75% van het toegekende WWB-budget voor het werkdeel van het lopende uitvoeringsjaar.

9 TNO rapport Ontwikkelingen in de bijstandspopulatie In de participerende zeven gemeenten is gemiddeld 4 procent van de bevolking bijstandsgerechtigd. Daarbij moet worden aangetekend dat het percentage in de kleinere gemeenten lager is dan in de grotere gemeenten (2 à 3 procent versus 5 à 7 procent). De ontwikkeling van het aantal bijstandscliënten is de afgelopen jaren in de zeven gemeenten relatief gunstig geweest. In de meeste gemeenten was ondanks de oplopende conjuncturele werkloosheid slechts sprake van een lichte stijging van het aantal bijstandscliënten. In een enkele gemeente (Nijmegen) is het aantal bijstandscliënten zelfs afgenomen. Bij de gemeenten bestaat een substantieel deel van de bijstandscliënten uit langdurige werklozen die geen reële kans op regulier werk hebben. Het aandeel van deze moeilijk bemiddelbare groep op de totale bijstandspopulatie loopt in de zeven gemeenten, volgens hun eigen schattingen, uiteen van 30 tot 75 procent, met een gemiddelde van 50 procent. De gemeenten hadden in de loop van de jaren negentig op grote schaal bijstandsgerechtigden op gesubsidieerde banen (ID- en WIW-banen) geplaatst. Sinds de invoering van de WWB op 1 januari 2004 proberen zij het aantal gesubsidieerde banen fors omlaag te brengen. Na twee jaar saneren is bij de zeven gemeenten nog tussen de 10 en 25 procent van de bijstandspopulatie werkzaam in een ID- of WIW-baan. Het doel is om deze percentages en de bijbehorende budgetten de komende jaren verder omlaag te brengen. Dit gebeurt op diverse manieren: volledig regulier maken van ID- en WIWbanen (eventueel met uitstroompremie), (hogere) inleenvergoedingen, (lagere) loonkostensubsidies, etc. 2.4 Beleid gesubsidieerde arbeid en sociale activering De zeven participerende gemeenten maken in het beleid ten aanzien van gesubsidieerde arbeid en sociale activering onderscheid tussen een re-integratiedoelstelling en een participatiedoelstelling. Bij de re-integratiedoelstelling gaat het om het vergroten van de kansen op reguliere arbeid door middel van gesubsidieerde werkervaring, scholing, arbeidstraining of directe bemiddeling. Bij de participatiedoelstelling gaat het primair om het laten participeren van bijstandsgerechtigden in de samenleving. De activiteiten die worden verricht vinden grotendeels plaats in een beschermde omgeving. Mogelijkheden zijn beschermde arbeid, vormen van vrijwilligerswerk en/of welzijnsactiviteiten. Enkele gemeenten onderscheiden naast de reïntegratie- en participatiedoelstelling ook nog een werkgelegenheidsdoelstelling. Het gaat hierbij om het creëren van specifieke werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt met een duidelijke maatschappelijke meerwaarde. In dit geval worden de werkzaamheden gesubsidieerd en niet de werknemer. De budgettaire beperkingen van de WWB plaatsen gemeenten voor een dilemma tussen de inzet van gesubsidieerde arbeid met het oog op uitstroom dan wel het bevorderen van de participatie van mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Als gevolg van dit dilemma zetten sommige gemeenten het instrument gesubsidieerde arbeid met name in voor kansrijke cliënten, terwijl andere gemeenten juist kansarme clienten daarvoor in aanmerking laten komen.

10 TNO rapport Ook is er enig verschil in de keuze van sectoren waarin gesubsidieerde arbeid plaatsvindt. Aan de ene kant worden gesubsidieerde arbeidsplaatsen nadrukkelijker in de profit sector gerealiseerd, omdat de kans op uitstroom daar veelal groter is. Aan de andere kant wordt in sommige gemeenten gesubsidieerde arbeid bewust ingezet om de maatschappelijke infrastructuur in stand te kunnen houden. Een duidelijke relatie met de WMO wordt in de meeste gemeenten nog niet gelegd. 2.5 Uitvoering gesubsidieerde arbeid en sociale activering De afgelopen jaren hebben de zeven participerende gemeenten globaal bezien twee nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid tot stand gebracht. De eerste vorm is bedoeld om de doorstroming naar reguliere arbeid te vergemakkelijken en heeft daarom in principe een tijdelijk karakter. Voorbeelden zijn werkstages, werkervaringsplaatsen en detacheringen. De tweede vorm betreft de zogenaamde participatiebanen. Doel daarvan is om cliënten zonder reële kansen op reguliere arbeid aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Participatiebanen kunnen tijdelijk zijn in het kader van sociale activering, maar kunnen ook een (semi-)permanent karakter hebben. Behalve de twee nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid, hebben een aantal gemeenten Work First trajecten geïntroduceerd. Dergelijk trajecten dragen bij aan activering van cliënten en kunnen de instroom in de WWB beperken.

11 TNO rapport Kosten-baten afwegingen in beleid 3.1 Inleiding De centrale en lagere overheden gebruiken publieke middelen om maatschappelijke doelen te bereiken. In de loop van de tijd is er meer aandacht gekomen voor het doelmatig en effectief opereren van de overheid. In 1999 verscheen de nota Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) van het Ministerie van Financiën. Deze nota bevat voorstellen voor een begroting en verantwoording nieuwe stijl. Centraal staat de wens om te komen tot een duidelijker koppeling tussen input (personeel, materieel, geld), throughput (het productieproces), output (in de vorm van geleverde producten en diensten) en outcome (tot welke resultaten of effecten heeft het productieproces geleid). De VBTB-operatie was primair bedoeld om het de Tweede Kamer eenvoudiger te maken om de begroting en het jaarverslag met elkaar te kunnen vergelijken en vervolgens het beleid van het kabinet te beoordelen. Inmiddels is VBTB uitgegroeid tot een instrument dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid op landelijk niveau helpt te bevorderen. Drie vragen staan centraal: - Wat willen we bereiken? - Wat gaan we daarvoor doen? - Wat mag dat kosten? In het voorgaande hoofdstuk is al aan de orde geweest dat gemeenten, met de invoering van de WWB, ook een duidelijke financiële prikkel hebben gekregen. Het WWBbudget wordt vooraf vastgesteld, zodat gemeenten geprikkeld worden het budget kosteneffectief in te zetten en waardoor zij meer kostenbewust (moeten) gaan denken. WWB-budgetten dienen dus bewust ingezet te worden en men moet oog hebben voor de beoogde resultaten. Dit maakt het noodzakelijk om beleidsbeslissingen nauwkeurig af te wegen, om tot goede beslissingen te komen. Kosten-baten analyses, gebaseerd op de VBTB-systematiek kunnen hierbij van dienst zijn. Paragraaf 3.2 laat zien welke rol kosten-baten analyses in het beleidsproces kunnen spelen en hoe dergelijke analyses uitgevoerd dienen te worden. In paragraaf 3.3 werken we dit uit in een analysemodel voor kosten-baten analyses van activiteiten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. 3.2 Kosten-baten analyses De kosten-baten analyse als hulpmiddel in het beleidsproces Het nemen van beleidsbeslissingen door de overheid, kan vergeleken worden met het nemen van investeringsbeslissingen. Bij het nemen van deze beslissingen worden verschillende alternatieven met elkaar vergeleken, om te bepalen wat de beste keuze is. In de praktijk wordt hierbij vaak gebruik gemaakt van een kosten-baten analyse. De kosten-baten analyse is een, vanuit de economische wetenschap ontwikkelde, methode waarin alle effecten van een project worden ingeschat en zo mogelijk voorzien van een financiële waardering 4. Op deze manier wordt het mogelijk om een integrale afweging te maken van de verschillende alternatieven. 4 Zie bijvoorbeeld Eijgenraam et al. (2000).

12 TNO rapport Niet alle relevante (maatschappelijke) effecten van een investering kunnen altijd in geld uitgedrukt worden 5. Zeker investeringen van de overheid hebben, naast financiële effecten, veelal ook een bredere maatschappelijke impact. De opbrengst van de kostenbaten analyse bestaat dan uit zowel een saldo, uitgedrukt in euro s, als een inschatting van de effecten die niet in geld uit te drukken zijn. Overigens is het wel wenselijk om ook de niet-financiële effecten zo veel mogelijk te kwantificeren, bijvoorbeeld in de vorm van een waarderingscijfer als prestatie-indicator. In de politieke afwegingen dient het financiële saldo van verschillende alternatieven afgewogen te worden tegen de niet in geld uit te drukken effecten om tot de uiteindelijke beleidsbeslissing te komen. De uitkomsten van een kosten-baten analyse leveren dus niet altijd een directe eenduidige beslissing op. Wel zijn de inzichten uit de kostenbaten analyse behulpzaam bij het nemen van investerings-/beleidsbeslissingen doordat de kosten en baten helder in kaart zijn gebracht. Dit kan ervoor zorgen dat de politieke discussies over de verschillende alternatieven meer gestructureerd op basis van geobjectiveerde grootheden kunnen plaatsvinden. In een kosten-baten analyse kan bovendien rekening worden gehouden met onzekerheden en risico s die aan een investering verbonden zijn. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om gevoeligheidsanalyses uit te voeren en zo te zien hoe de uitkomst van de kostenbaten analyse verandert onder andere aannamen over bepaalde kosten of baten. Ook het inzicht in onzekerheden en aannamen levert een constructieve bijdrage aan de beleidsdiscussies. De kosten-baten analyse is dus geen beslisinstrument, maar een hulpmiddel om goed gefundeerde discussie en besluitvorming te ondersteunen. Daarnaast kan de kostenbaten analyse ook achteraf ingezet worden om het gevoerde beleid te evalueren. De mogelijke rollen van de kosten-baten analyse in het beleidsproces zijn schematisch weergegeven in onderstaande figuur. Figuur 1 mogelijke rollen van de kosten-baten analyse (KBA) in het beleidsproces beleidsondersteuning KBA Beleidsdiscussie beleidsbeslissing Uitvoering beleid KBA beleidsevaluatie 5 Denk bijvoorbeeld aan het welzijn van mensen of effecten op het milieu.

13 TNO rapport Zoals eerder aangegeven, zijn kosten-baten analyses ontwikkeld vanuit de economische wetenschap. De toepassing van kosten-baten analyses is dan ook al zeer gebruikelijk voor het maken van economische afwegingen bij investeringsbeslissingen. Bij het nemen van beleidsbeslissingen door de overheid is toepassing van kosten-baten analyses echter nog geen gemeengoed. Bij overheidsprojecten gaat het in de regel niet alleen om een economische afweging, maar worden ook maatschappelijke belangen in bredere zin meegewogen, die veelal niet of slechts moeilijk in geld uit te drukken zijn. Er wordt dan ook wel gesproken over een maatschappelijke kosten-baten analyse. Weinig praktijkervaring op sociaal-economisch gebied Op initiatief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Economische Zaken is het Onderzoeksprogramma Economische Effecten Infrastructuur (OEEI) uitgevoerd door het Centraal Planbureau, in samenwerking met diverse andere (economische) onderzoeksbureaus. Dit heeft in 2000 geleid tot een leidraad voor het uitvoeren van kosten-baten analyses bij grote infrastructuurprojecten (Eijgenraam et al., 2000). In navolging hiervan worden ook op andere beleidsterreinen kosten-baten analyses uitgevoerd. Op sociaal-economisch gebied wordt deze aanpak nog relatief weinig toegepast. Een voorbeeld is een onderzoek naar kosten en baten van re-integratiediensten van SEO (Groot et al., 2003). Daarnaast wordt wel onderzoek uitgevoerd naar maatschappelijk rendement en social return on investment (SROI) door bijvoorbeeld Scholten (2003, 2005) en Nicaise (2000, 2005). De SROI is eind jaren negentig ontwikkeld door het Roberts Enterprise Development Fund (REDF) uit San Francisco, VS. De laatste jaren wordt de methodiek wereldwijd toegepast en vindt er regelmatig internationale kennisuitwisseling plaats De uitvoering van kosten-baten analyses Projectalternatieven vergelijken met nulalternatief Een kosten-baten analyse analyseert één of meerdere projectalternatieven ten opzichte van een nulalternatief. De projectalternatieven worden gevormd door de diverse beleidskeuzen die gemaakt kunnen worden om bepaalde doelen te bereiken. Het nulalternatief bestaat uit het scenario waarbij geen van de projectalternatieven uitgevoerd wordt. Het nulalternatief kan daadwerkelijk betekenen dat er niets gedaan wordt, of kan bestaan uit een alternatieve aanwending van financiële middelen. Het startpunt van een kosten-baten analyse is uiteraard het vaststellen van de projectalternatieven, die we willen onderzoeken. Tevens moeten we het nulalternatief definiëren waartegen we de kosten-baten afweging van de projectalternatieven dienen te maken. Integrale of partiële kosten-baten analyse Om tot een goede vergelijking van alternatieven te komen met behulp van een kostenbaten analyse, moeten de kosten en baten van verschillende alternatieven zo goed mogelijk worden ingeschat. Hiertoe dienen in de eerste plaats de relevante kosten en baten geïnventariseerd en benoemd te worden. Hierbij is van belang vanuit welk perspectief de kosten-baten analyse uitgevoerd wordt. Een integrale kosten-baten analyse bekijkt alle (direct of indirect) betrokken actoren en maakt op die manier ook zogenaamde herverdeeleffecten inzichtelijk. De kosten voor de gemeente van een reïntegratietraject, zijn bijvoorbeeld tegelijkertijd opbrengsten voor een reïntegratiebedrijf. 6 Zie Scholten (2005).

14 TNO rapport Een kosten-baten analyse kan ook uitgevoerd worden vanuit het perspectief van één specifieke actor, bijvoorbeeld de gemeente. In dit geval wordt ook wel gesproken over een partiële kosten-baten analyse. Indeling en operationalisering van kosten en baten Bij het inventariseren van de kosten en baten is het raadzaam om gestructureerd te werk te gaan, zodat inderdaad alle relevante kosten en baten in beeld gebracht worden. Bij de inventarisatie van de diverse kostenposten kan de volgende driedeling gehanteerd worden: - Eenmalige kosten: kosten voor de ontwikkeling van beleid, opstartkosten en eventuele incidentele kosten gedurende de uitvoering. - Vaste kosten: jaarlijks terugkerende kosten, die min of meer vastliggen zodra voor de uitvoering van een alternatief gekozen is, zoals kosten voor huisvesting, projectmanagement en administratieve ondersteuning. - Variabele kosten: kosten die afhankelijk zijn van bepaalde variaties binnen de uitvoering van het gekozen alternatief, bijvoorbeeld van het aantal deelnemers aan een project. Wat betreft de baten of effecten van de alternatieven, kunnen we op hoofdlijnen een onderscheid maken tussen twee typen effecten: 1. Beoogde effecten: effecten die vooraf benoemd zijn en waarvoor het project primair wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld uitstroom naar werk of het zorgen voor regelmaat in het leven van deelnemers). 2. Niet-beoogde effecten: effecten die niet vooraf benoemd zijn en geen doel van het project zijn, maar desalniettemin wel optreden (bijvoorbeeld een beter gezinsleven van deelnemers). Zowel wat beoogde, als niet-beoogde effecten betreft, kunnen vervolgens vier soorten effecten onderscheiden worden 7 : - Directe effecten: effecten die direct door het beleid worden bewerkstelligd bij betrokkenen (bijvoorbeeld uitstroom naar regulier werk of meer regelmaat in het leven van cliënten). - Indirecte effecten: effecten die een indirect gevolg zijn van het beleid, via transactiemechanismen (bijvoorbeeld hoger belastinginkomsten van gemeenten, omdat gemeentebelastingen niet meer worden kwijtgescholden bij mensen die uitgestroomd zijn naar werk). - Externe effecten: effecten die bij anderen dan de direct betrokkenen optreden (bijvoorbeeld het effect op de burgers in de gemeente of op gezinsleden van deelnemers aan een project). - Verdelingseffecten: effecten die voor de ene partij positief zijn, kunnen voor een andere partij negatief zijn (bijvoorbeeld de kosten voor de gemeente van reïntegratie- en activeringstrajecten, zijn tegelijkertijd opbrengsten voor reintegratiebedrijven en uitvoeringsorganisaties). Na inventarisatie dienen de verschillende kosten- en batenposten geoperationaliseerd te worden om uiteindelijk te kunnen gebruiken in de kosten-baten analyse. Hierbij dienen effecten zo veel mogelijk gemonetariseerd (in geld uitgedrukt) te worden. Voor effecten die niet gemonetariseerd kunnen worden, dienen bij voorkeur ook kwantitatieve operationaliseringen gekozen te worden. 7 Zie bijvoorbeeld Eijgenraam et al. (2000).

15 TNO rapport Schematisch ziet het onderscheid in verschillende soorten effecten er dan als volgt uit. Beoogde effecten directe effecten indirecte effecten externe effecten verdelingseffecten gemonetariseerd niet gemonetariseerd Niet-beoogde effecten directe effecten indirecte effecten externe effecten verdelingseffecten gemonetariseerd niet gemonetariseerd Analyse over tijdshorizon Aan de hand van de geïnventariseerde en geoperationaliseerde kosten en baten, kunnen vervolgens de noodzakelijke gegevens worden verzameld om de kosten-baten analyse daadwerkelijk uit te voeren. De uitvoering van projecten kan over een duur van vele jaren plaatsvinden. Dit betekent dat de kosten en baten ook over een lange tijdsperiode zullen optreden. Vooraf dient daarom vastgesteld te worden welke tijdshorizon in de kosten-baten analyse wordt gehanteerd. Binnen de periode die geanalyseerd wordt, worden per jaar de kosten en baten van een project ingeschat (vooraf) of vastgesteld (achteraf) op basis van ervaringen uit de praktijk en bij voorkeur ondersteund door empirische gegevens. Wanneer gegevens niet of onvoldoende beschikbaar zijn, kunnen aannamen gedaan worden over de omvang van bepaalde kosten of effecten. Vervolgens wordt per jaar het saldo van de financiële effecten bepaald. Bij het uitvoeren van een kosten-baten analyse over een langere tijdshorizon is het gebruikelijk om kosten en baten die verder in de toekomst liggen minder zwaar mee te wegen, dan vergelijkbare bedragen in het heden. Hier zijn twee redenen voor: 1. Een euro nu is meer waard dan een euro over bijvoorbeeld vijf jaar. 2. Over kosten en baten die verder in de toekomst optreden, bestaat een grotere onzekerheid. De toekomstige kosten en baten worden daarom gecorrigeerd met een zogeheten discontovoet, wanneer de saldi in de verschillende jaren bij elkaar opgeteld worden. Het aldus berekende bedrag geeft de netto contante waarde van het project over de in de analyse beschouwde periode. Netto-effecten en gevoeligheidsanalyses De financiële saldi en de niet-gemonetariseerde effecten van de verschillende alternatieven, worden ten slotte vergeleken met de kosten en baten onder het nulalternatief. Dit geeft het uiteindelijke inzicht in de netto-effecten van het uitvoeren van een specifiek project. De resultaten van de kosten-baten analyse zijn afhankelijk van eventuele aannamen die gedaan zijn over de grootheden waarmee gerekend wordt. Om te toetsen in hoeverre deze aannamen van invloed zijn op de uitkomsten van de analyses, kunnen gevoeligheidsanalyses uitgevoerd worden, door afwijkende aannamen te doen.

16 TNO rapport Zoals al eerder aangegeven is de uiteindelijke afweging tussen het financiële saldo en de niet in geld uit te drukken effecten aan de politiek. Met name wanneer het een project betreft waarvan het financiële saldo negatief is, is de vraag of beleidsmakers deze investering gerechtvaardigd vinden om de betreffende niet-financiële effecten te bewerkstelligen. Wanneer het project in financiële zin positief uitpakt en er treden bovendien gunstige maatschappelijke effecten op, dan zal het uiteindelijke oordeel over het project nog positiever zijn. In dit laatste geval is de beoordeling in de praktijk eenvoudiger te maken. Onderstaande box vat nogmaals de belangrijkste stappen in een kosten-baten analyse samen. Stappen in een kosten-baten analyse: 1. Alternatieven benoemen: welke projectalternatieven worden onderzocht en wat is het nulalternatief waartegen deze worden afgewogen? 2. Afbakening: voor welke actoren, die betrokken zijn bij de beleidsuitvoering, worden de kosten en baten in beeld gebracht? 3. Inventariseren en benoemen van alle relevante kosten en baten/effecten. 4. Operationaliseren van kosten en baten: bij voorkeur monetariseren of ten minste kwantificeren. 5. Tijdshorizon bepalen waarover de kosten-baten analyse wordt uitgevoerd. 6. Gegevens verzamelen over kosten en baten: zo veel mogelijk op basis van empirische gegevens, zo nodig aannamen doen. 7. Kosten-baten analyse uitvoeren: berekeningen uitvoeren en eventuele gevoeligheidsanalyses. 8. Beleidsbeslissing nemen met de resultaten van de kosten-baten analyses als input. 3.3 Kosten en baten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering Diversiteit WWB-populatie Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de populatie bijstandscliënten. Behalve het verstrekken van een bijstandsuitkering aan deze mensen, is het ook de taak van gemeenten om deze personen te activeren en bij voorkeur in hun eigen inkomen te laten voorzien door het verrichten van werk. Een gemeente kan hiertoe verschillende activiteiten inzetten. De aard en het doel van de activiteiten die ingezet worden, zijn afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt van de betreffende personen. Bij de keuze voor de inzet van activiteiten is het daarom nuttig om een zekere segmentering van de WWBpopulatie te hanteren.

17 TNO rapport Een globale segmentering in relatie tot de inzet van activiteiten is weergegeven in onderstaande figuur. Figuur 2 segmentering WWB-populatie en inzet activiteiten (zeer) kleine afstand tot arbeidsmarkt reïntegratie / bemiddeling WWB-populatie grote afstand tot arbeidsmarkt (gesubsidieerde) arbeid gericht op uitstroom zeer grote afstand tot arbeidsmarkt sociale activering / participatie Een deel van de bijstandscliënten heeft slechts een kleine afstand tot de arbeidsmarkt. Van deze personen kan verwacht worden dat zij op eigen kracht, of met enige hulp, relatief snel (bijvoorbeeld binnen een jaar) weer aan het werk komen. Voor anderen is de afstand tot de arbeidsmarkt groter en voor hen zal de gemeente langduriger activiteiten in moeten zetten. Voor een deel van deze personen is er wel een redelijk perspectief op uitstroom naar werk op termijn. Voor deze groep kunnen activiteiten ingezet worden die expliciet gericht zijn op uitstroom naar (regulier) werk. Omdat zij wel een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, zullen zij op korte termijn niet volledig productief tegen loonwaarde werkzaamheden kunnen uitvoeren. Het gebruik van vormen van gesubsidieerde arbeid is voor deze personen dan een goede optie. Voor andere personen is de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot, dat vormen van sociale activering meer aansluiten bij hun mogelijkheden en behoeften. Bij sociale activering is er wel sprake van werkzaamheden door de deelnemers, maar is uitstroom naar regulier, loonvormende arbeid niet het eerste doel. Het gaat bij dergelijke activiteiten veeleer om het opdoen van werkritme en om maatschappelijke participatie. In de Wet Werk en Bijstand (artikel 6c) wordt sociale activering als volgt gedefinieerd: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie. Dynamiek Doordat cliënten deelnemen aan activiteiten, kan hun afstand tot de arbeidsmarkt verkleind worden. Hierdoor kunnen zij na verloop van tijd een stapje dichter bij de arbeidsmarkt komen en kunnen zij op dat moment ook in aanmerking komen voor andere typen activiteiten. Het is uiteraard wel nodig dat de gemeente de vinger aan de pols houdt, om te kunnen constateren dat een cliënt klaar is voor een volgende stap. De segmentering van de WWB-populatie is wat dat betreft dus dynamisch in de tijd. Diversiteit in activiteiten Dit onderzoek richt zich op de activiteiten voor bijstandscliënten met een grote of zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat dus om de inzet door gemeenten van gesubsidieerde arbeid en sociale activering voor deze doelgroepen. Ook binnen de brede categorieën gesubsidieerde arbeid en sociale activering, heeft de gemeente veelal nog diverse alternatieven voor de concrete vormgeving van instrumenten.

18 TNO rapport In dit onderzoek kijken we naar de kosten en baten van verschillende activiteiten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. In paragraaf presenteren we het analysemodel, dat we hanteren om kosten-baten analyses van dergelijke activiteiten uit te voeren. De diverse kosten en effecten in het analysemodel worden vervolgens in aparte paragrafen nader toegelicht Analysemodel Effecten voor gemeente, burgers en bedrijven Om de kosten en baten van een specifiek project, gericht op een bepaalde doelgroep, gestructureerd in kaart te brengen, hanteren we een analysemodel. We hebben ervoor gekozen, in overleg met de projectgroep, om de kosten-baten analyses uit te voeren vanuit het perspectief van de gemeenten. Het gaat dus om de kosten en baten voor de gemeente zelf. Daarnaast besteden we aandacht aan de effecten op burgers en bedrijven in de gemeenten, aangezien dit ook relevant is vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en dus een rol speelt in de politieke besluitvorming. Omdat we de kosten-baten analyses vanuit het perspectief van de gemeente uitvoeren, besteden we geen aandacht aan eventuele verdelingseffecten. Beoogde en niet-beoogde effecten De verschillende projecten, die gemeenten uit kunnen voeren, brengen elk verschillende kosten met zich mee en brengen verschillende effecten teweeg. De te maken kosten en te realiseren baten van een alternatief hangen sterk samen met het doel van de betreffende aanpak (uitstroom naar regulier werk, werkritme opdoen, etc.) en de kenmerken van de deelnemers. In het analysemodel gaan we daarom uit van de kosten, gegeven de doelgroep waar het project op gericht is en de effecten die hiermee gerealiseerd kunnen worden. Bij de effecten maken we onderscheid tussen - Beoogde effecten: de primaire doelen van een project, die vooraf benoemd worden. - Niet-beoogde effecten: effecten die niet direct met het project beoogd worden, maar desalniettemin wel optreden. Figuur 3 algemeen analysemodel Doelgroep Kosten Beoogde effecten Niet-beoogde effecten In een kosten-baten analyse dienen strikt genomen de kosten en de beoogde effecten tegen elkaar afgezet worden. Dit geldt met name wanneer de kosten-baten analyse vooraf wordt gebruikt om beleidsbeslissingen te ondersteunen. Wanneer achteraf het beleid geëvalueerd wordt, kunnen ook de niet-beoogde effecten die zijn opgetreden in de kosten-baten analyse meegenomen worden.

19 TNO rapport Het optreden van niet-beoogde effecten kan dan van invloed zijn op het eindoordeel op basis van de kosten-baten analyse. Het is dan echter wel zuiver om de niet-beoogde effecten apart te laten zien. In het kader van dit onderzoek hebben we er bewust voor gekozen om zowel de beoogde als de niet-beoogde effecten te bekijken. De reden is dat het onderzoek inzichten moet opleveren, die ook voor andere gemeenten en andere projecten bruikbaar zijn. In andere gemeenten en bij een andere opzet van projecten, kan het onderscheid tussen beoogde en niet-beoogde effecten echter anders liggen dan bij de praktijkcases die wij in het kader van dit onderzoek analyseren. We willen daarom een zo volledig mogelijk beeld krijgen van relevante effecten. Uitstroom of activering De beoogde doelen van projecten gericht op uitstroom naar werk en projecten gericht op activering/participatie verschillen sterk van elkaar. Bij projecten gericht op uitstroom naar werk is de uitstroom bijvoorbeeld nadrukkelijk een beoogd doel, terwijl uitstroom naar werk bij sociale activeringsprojecten een niet-beoogd positief effect is. Bij projecten gericht op activering wordt veelal beoogd om gunstige effecten op het welzijn van deelnemers te bewerkstelligen. Dergelijk effecten kunnen bij deelnemers aan projecten gericht op uitstroom naar werk ook optreden, maar dit zijn over het algemeen niet de primaire beoogde effecten van deze projecten. Voor beide typen projecten nemen we aan dat gemeenten bewust kiezen voor de aard van de activiteiten, die deelnemers in het kader van een project uitvoeren. De activiteiten kunnen namelijk bijdragen aan de doelstellingen van gemeenten op diverse terreinen. Aan de activiteiten kan dan mogelijk een productiewaarde in geld worden toegekend (wat zou het kosten om dezelfde activiteiten op de markt uit te laten voeren?), of activiteiten kunnen niet-financiële maatschappelijke effecten bewerkstelligen (bijvoorbeeld een groter gevoel van veiligheid van burgers). De effecten van de activiteiten die deelnemers uitvoeren zien we als beoogde effecten van een project. Twee modellen Op basis van het algemene analysemodel in Figuur 3 onderscheiden we twee afzonderlijke analysemodellen: een model voor projecten gericht op uitstroom naar werk en een model voor projecten gericht op activering. Het verschil tussen de modellen bestaat uit het onderscheid tussen beoogde effecten en niet-beoogde effecten, zoals hierboven beschreven. Afhankelijk van de aard van het project wordt een van beide modellen gehanteerd in de feitelijke kosten-baten analyse. Figuur 4 analysemodel voor projecten gericht op uitstroom naar werk Doelgroep Kosten Beoogde effecten: - uitstroom naar regulier werk - productiewaarde en maatschappelijke effecten van activiteiten deelnemers Niet-beoogde effecten: - welzijn van deelnemers

20 TNO rapport Figuur 5 analysemodel voor projecten gericht op activering Doelgroep Kosten Beoogde effecten: - welzijn van deelnemers - productiewaarde en maatschappelijke effecten van activiteiten deelnemers Niet-beoogde effecten: - uitstroom naar regulier werk Kosten In de kosten-baten analyses vergelijken we de kosten en effecten van een project steeds met het nulalternatief. Als nulalternatief hanteren we de situatie waarin de betreffende doelgroep een bijstandsuitkering ontvangt en verder geen werkgerelateerde activiteiten aangeboden krijgt. Kosten nulalternatief Gegeven het bestand bijstandscliënten moet de gemeente kosten maken om de uitkeringen van deze personen te betalen. In het nulalternatief, waarin de betreffende doelgroep niet deelneemt aan een project van de gemeente, worden dus kosten gemaakt voor de uitkeringen van deze mensen. De kosten voor de gemeente bestaan in dit geval uit: - het bedrag van de uitkering zelf; - bijzondere bijstand die wordt verstrekt; - de uitvoeringskosten voor het verstrekken van uitkeringen en bijzondere bijstand. Projectkosten Wanneer de gemeente een project uitvoert om bijstandscliënten te re-integreren naar regulier werk of anderszins te activeren, moet de gemeente hier specifieke kosten voor maken. Dit geldt zowel wanneer zij een dergelijk project zelf uitvoert, als wanneer zij dit uitbesteedt aan een re-integratiebedrijf of uitvoeringsorganisatie. De volgende projectkosten kunnen zich voordoen: - Eenmalige opstartkosten: beleidsvoorbereiding, eventueel aanbesteding aan uitvoerende organisatie. - Kosten voor werving en selectie van deelnemers en/of werkgevers waar deelnemers activiteiten uit kunnen voeren. - Vaste kosten per jaar: huisvesting, projectmanagement, administratieve ondersteuning, etc. - Loonkostensubsidies voor deelnemers. - Overige variabele kosten per deelnemer per jaar: begeleiding, opleiding, aanpassingen werkplek, werkkleding, vervoer van en naar het werk, kinderopvang, etc. Afhankelijk van de opzet van het project, kunnen zich ruwweg twee situaties voordoen wat betreft de kosten van het project, ten opzichte van het nulalternatief. 1. Deelnemers ontvangen loon, waarvoor de gemeente veelal een loonkostensubsidie verstrekt aan de werkgever, en zijn gedurende deelname aan het project feitelijk uit de uitkering.

21 TNO rapport In de kosten-baten analyse gaan we dan, naast de specifieke projectkosten, uit van een besparing op de kosten voor uitkeringen in het nulalternatief. 3. Deelnemers voeren activiteiten uit met behoud van uitkering. De kosten van uitkeringsverstrekking zijn dan gelijk bij uitvoering van het project en onder het nulalternatief. In de kosten-baten analyse gaat het dan vooral om de specifieke projectkosten die gemaakt worden Effecten De gemaakte kosten voor activiteiten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering kunnen geïnterpreteerd worden als investeringen om bepaalde effecten te bereiken. Met betrekking tot de te realiseren effecten kan de gemeente doelen vaststellen. De mate waarin doelen bereikt worden, vormen dan de opbrengsten (baten) van een project. Gegeven de aard van de activiteiten die we bekijken (gesubsidieerde arbeid en sociale activering), zijn de doelen die nagestreefd worden breed gedefinieerd. Voor gesubsidieerde arbeid gericht op regulier werk, kan de gemeente bijvoorbeeld een bepaalde uitstroomdoelstelling nastreven. De gemeente kan echter ook doelen formuleren in termen van schonere straten, een beter leefklimaat in de gemeente, een groter gevoel van eigenwaarde van cliënten, etc. Drie soorten effecten In het analysemodel onderscheiden we drie soorten effecten door deelname van bijstandscliënten aan een project: - Uitstroom naar werk. - Effecten op het welzijn van cliënten. - Effecten van activiteiten van deelnemers in het project. Wat beoogde effecten en niet-beoogde effecten zijn, is afhankelijk van de aard en opzet van een project. Daarnaast kunnen we de effecten onderscheiden in directe effecten, indirecte effecten, externe effecten en verdelingseffecten (zie paragraaf 3.2.2). De diverse effecten die op kunnen treden bij projecten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering worden hieronder in het kort benoemd. Zoals eerder aangegeven, worden verdelingseffecten in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Uitstroom naar werk Wanneer deelnemers aan projecten uitstromen naar regulier werk, betekent dit voor de gemeente een besparing op de verstrekking van uitkeringen. Gegeven de financieringssystematiek van de WWB, zorgt uitstroom van deelnemers naar regulier werk direct voor financiële baten voor de gemeente, aangezien overschotten op het I-deel van het WWB-budget vrij besteed kunnen worden door gemeenten. Ook indirect kan uitstroom van deelnemers naar regulier werk, tot baten voor de gemeenten leiden. Wanneer de uitgestroomde deelnemers een eigen inkomen verwerven, zullen zij namelijk minder vaak in aanmerking komen voor kwijtschelding van gemeentebelastingen en minder gebruik maken van andere gemeentelijke voorzieningen voor minima. Effecten op het welzijn van cliënten Deelname aan projecten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering kan diverse effecten hebben op het welzijn van cliënten.

22 TNO rapport Door regulier te participeren in arbeidsgerelateerde activiteiten zullen deelnemers bijvoorbeeld meer regelmaat in hun leven krijgen en het kan een gevoel van voldoening geven om zinvolle activiteiten te verrichten. Het werken zorgt er tevens voor dat mensen meer sociale contacten hebben. Deelname aan een project kan er ook voor zorgen dat het zelfvertrouwen van mensen toeneemt en zij zich daadwerkelijk beter gaan voelen, zowel psychisch als fysiek. Dit zou er zelfs toe kunnen leiden dat de gezondheid van deelnemers verbetert en hun zorgconsumptie afneemt. Het feit dat zij zich beter gaan voelen, in combinatie met de concrete werkervaring die zij in een project opdoen, vergroot bovendien de kansen om (op termijn) uit te stromen naar regulier werk. Dus ook projecten waarbij uitstroom naar regulier werk geen direct beoogd doel is, kunnen wel degelijk bijdragen aan de kans op uitstroom op de langere termijn. Positieve effecten op het welzijn van deelnemers kunnen ook leiden tot verschillende indirecte en externe effecten. Effecten op deelnemers zelf zullen ook doorwerken op hun gezinsleden. Denk bijvoorbeeld aan de voorbeeldfunctie richting hun kinderen. Eventueel kunnen dergelijke effecten ook breder doorwerken in de familie- en kennissenkring en in de buurt waar iemand woont. Uiteindelijk kan dit ook bijdragen aan de sociale cohesie in een gemeente. Mogelijk dat deze effecten zelfs zorgen voor minder maatschappelijk ongewenst gedrag en daarmee voor minder inzet van politie en justitie. Effecten van activiteiten van deelnemers in het project Kenmerkend aan de projecten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering is, dat deelnemers arbeidsgerelateerde activiteiten uitvoeren. Dit kunnen uiteenlopende activiteiten zijn. De gemeente kan bij de opzet van projecten bewust kiezen voor activiteiten, die ook op zichzelf bijdragen aan diverse doelstellingen van de gemeenten: schone straten, veiligheid, onderwijs, zorg, etc. Wanneer de activiteiten van deelnemers inderdaad bijdragen aan dergelijke gemeentelijke doelstellingen, betekent dit dat de activiteiten een zekere productiewaarde vertegenwoordigen. Het alternatief zou immers zijn dat de gemeente deze activiteiten door marktpartijen zou laten uitvoeren, of dat de gemeente haar doelen niet of in mindere mate bereikt. De productiewaarde van de activiteiten van deelnemers kan daarom als een directe baat voor de gemeente gezien worden. Behalve de directe effecten van de activiteiten van deelnemers, kunnen zich ook verschillende indirecte en externe maatschappelijke effecten voordoen. Zo kunnen de activiteiten bijdragen aan een beter leefklimaat voor burgers in de gemeente of een aantrekkelijker ondernemingsklimaat. Wanneer deelnemers activiteiten uitvoeren bij een organisatie, kan dit ook binnen deze organisatie leiden tot een hogere productiviteit van de overige werknemers, omdat zij zich meer op hun kerntaken kunnen richten. Denk bijvoorbeeld aan klassenassistenten in het onderwijs of verpleeghulpen in de zorg. Overigens kan de keerzijde wel zijn, dat er verdringing op de arbeidsmarkt optreedt.

23 TNO rapport Kosten-baten analyses van praktijkcases 4.1 Inleiding In het onderzoek hebben we voor een aantal praktijkcases kosten-baten analyses uitgevoerd, aan de hand van het in het voorgaande hoofdstuk beschreven analysemodel. Elk van de zeven participerende gemeenten heeft enkele projecten of cases voorgesteld die in het onderzoek meegenomen zouden kunnen worden. Dit heeft geleid tot een groslist van cases. In overleg met de projectgroep zijn hieruit per gemeente twee cases geselecteerd voor het vervolg van het onderzoek 8. Bij de selectie is rekening gehouden met een goede balans tussen projecten gericht op uitstroom en projecten met sociale activering of participatie als primair doel. Daarnaast is gestreefd naar een zekere spreiding over sectoren waarop de projecten betrekking hebben. Door deze diversiteit van de cases, leveren de analyses zo veel mogelijk bruikbare inzichten op, ook voor andere gemeenten. Lange tijdshorizon Om gebruik te kunnen maken van empirische gegevens, kijken we naar de ervaringen met praktijkcases in de afgelopen jaren. Er is voor gekozen om per case te kijken naar de ingestroomde deelnemers in de jaren 2001 tot en met 2004 en deze te volgen tot en met de eerste helft van We hebben bewust gekozen voor een wat langere periode om een goed beeld te krijgen van kosten en baten die met een project gemoeid zijn. Veelal gaan de kosten immers voor de baat uit. Idealiter, zouden projectresultaten nog langer gevolgd worden. Informatie van voor 2001 is echter niet voor alle projecten aanwezig. Voor enkele cases is overigens niet de periode vanaf 2001 bekeken, omdat deze projecten later van start zijn gegaan. Overigens merken we op dat de onderzochte periode grotendeels vóór de invoering van de WWB ligt. Dit betekent dat de projecten zijn opgezet en uitgevoerd binnen de wettelijke context die vóór de WWB gold. Een deel van de projecten is bijvoorbeeld ontstaan vanuit de ID-regeling. De beleidsontwikkelingen in gemeenten als gevolg van de WWB (zie hoofdstuk 2) zijn dan ook nog niet of nauwelijks terug te zien in deze cases. Het inzicht in de resultaten die in de afgelopen jaren met deze projecten behaald zijn, zoals uit de analyses blijkt, bieden echter wel handvatten voor de verdere beleidsontwikkeling in gemeenten. In paragraaf 4.2 gaan we in op de data die bij de kosten-baten analyses van de praktijkcases in gemeenten zijn gehanteerd en de uitgangspunten bij de analyses. Aan de hand van de door gemeenten aangeleverde empirische gegevens is per case een kosten-baten analyse uitgevoerd 9. Paragraaf 4.3 geeft een toelichting op de manier waarop de resultaten van de analyses gepresenteerd worden. In de paragrafen 4.4 tot en met 4.10 komen vervolgens per gemeente de cases die onderzocht zijn aan de orde. Voor elk van de cases wordt een beknopte beschrijving gegeven en worden de uitkomsten gepresenteerd van de kosten-baten analyses. 8 Eén van de cases in de gemeente Nijmegen is gedurende het onderzoek afgevallen. De reden is dat voor de betreffende organisatie faillissement dreigde. In deze situatie was het niet opportuun om gedetailleerde gegevens voor een kosten-baten analyse in het kader van dit onderzoek te verzamelen. 9 In de bijlage is per case een overzicht opgenomen van de informatie die als input voor de berekeningen heeft gediend.

24 TNO rapport Gehanteerde data en uitgangspunten bij de analyses Data Bij de kosten-baten analyses van de praktijkcases gaan we uit van het analysemodel dat in paragraaf 3.3 is geïntroduceerd. Om met dit analysemodel te werken, zijn gegevens nodig waarmee het model gevuld wordt en waarmee de analyses uitgevoerd kunnen worden. In dit onderzoek is zo veel mogelijk geprobeerd om concrete gegevens van in de praktijk uitgevoerde projecten bij gemeenten te verzamelen. Voor sommige gegevens zijn inschattingen gemaakt op basis van ander beschikbaar onderzoek of zijn in overleg met de projectgroep aannamen gedaan. Voor elk van de cases zijn, aan de hand van een checklist, gegevens verzameld bij de gemeenten. Het betreft globaal de volgende gegevens: - Gegevens over deelnemers: o aantallen in- en uitgestroomde deelnemers: instroom in de jaren 2001 tot en met 2004, uitstroom in 2001 tot en met de eerste helft van 2005; o kenmerken van de ingestroomde deelnemers. - Kosten: o de kosten van uitkeringen: de uitkering zelf, bijzondere bijstand en uitvoeringskosten voor de uitkeringsverstrekking; o eenmalige kosten; o vaste kosten per jaar; o variabele kosten per deelnemer per jaar. - Financiële baten: o de productiewaarde van het werk dat de deelnemers uitvoeren; o besparingen op uitkeringen van personen die vanuit een project uitstromen naar regulier werk; o indirect: extra belastinginkomsten door minder kwijtscheldingen gemeentebelastingen. - Inzicht in optreden niet-financiële maatschappelijke effecten: o uitvoering taken door professionals; o zorgkosten; o maatschappelijk ongewenst gedrag; o gevoel van eigenwaarde cliënten; o leefklimaat/sociale cohesie; o ondernemingsklimaat; o verdringing op de arbeidsmarkt. Gegevens niet-financiële effecten Over de niet-financiële maatschappelijke effecten zijn veelal geen concrete gegevens beschikbaar bij gemeenten, omdat hier niet primair op gestuurd wordt. Per case is wel in kaart gebracht welke effecten een rol spelen. In vrijwel geen enkel geval konden hiervoor vanuit de gemeenten ook kwantitatieve gegevens aangegeven worden. Ook in de literatuur (zowel nationaal als internationaal) zijn geen betrouwbare, algemeen geldende cijfers voor deze effecten beschikbaar. We hebben ervoor gekozen om informatie over een aantal belangrijke effecten te verzamelen bij de deelnemers aan de projecten zelf, door middel van enquêtes. Per gemeente is onder de huidige deelnemers van één van de onderzochte cases een enquête uitgezet (zie bijlage D).

25 TNO rapport De enquête bestaat, naast enkele vragen over persoonskenmerken, uit vier onderdelen: - 13 stellingen over verschillende aspecten van het welzijn van deelnemers aan een project, in vergelijking tot de situatie voordat zij deelnamen aan het project. - Een vergelijking tussen de zorgconsumptie in het afgelopen jaar en de zorgconsumptie in de 12 maanden voordat zij in het project zijn ingestroomd. - Een vergelijking tussen het aantal aanrakingen met politie/justitie in het afgelopen jaar en het aantal aanrakingen met politie/justitie in de 12 maanden voordat zij in het project zijn ingestroomd. Dit als indicatie voor de mate van maatschappelijk ongewenst gedrag dat deelnemers vertonen. - Het effect van deelname aan het project op verslavingsproblemen met alcohol, drugs en kalmeringsmiddelen en het gebruik van verslavingszorg. Op basis van de resultaten van deze enquêtes kunnen we toch enige uitspraken doen over het optreden van niet-financiële effecten door deelname aan de projecten Uitgangspunten Beoogde en niet-beoogde effecten Zoals in paragraaf 3.3 aangegeven, bekijken we in dit onderzoek zowel de beoogde als de niet-beoogde effecten van projecten. Op deze manier levert het onderzoek zo veel mogelijk inzichten op, die ook voor andere gemeenten en ander projecten bruikbaar zijn. Omdat in een kosten-baten analyse strikt genomen alleen de beoogde effecten tegen de gemaakte kosten tegen elkaar afgezet dienen te worden, laten we de nietbeoogde effecten apart zien. In de kosten-baten analyses geven we daarom zowel een saldo exclusief, als een saldo inclusief de niet-beoogde effecten weer. We zijn ervan uitgegaan dat in vrijwel alle gevallen de activiteiten die deelnemers verrichten tot directe (productiewaarde) of indirecte (maatschappelijke effecten) beoogde effecten leiden. Daarnaast maken we onderscheid tussen projecten met uitstroom als beoogd effect en welzijn van cliënten als niet-beoogd effect enerzijds en projecten met welzijn van cliënten als beoogd effect en uitstroom als niet-beoogd effect anderzijds. In- en uitstroom van deelnemers Per jaar zijn de kosten en baten bepaald, op basis van het aantal deelnemers aan het project in dat jaar. We gaan er daarbij vanuit dat in- en uitstroom continu gedurende het jaar plaatsvindt. Productiewaarde Wanneer de activiteiten van deelnemers aan projecten nuttige opbrengsten opleveren voor de gemeente, is dit in een geldbedrag uitgedrukt. Dit noemen we de productiewaarde van het werk van de deelnemers. In sommige gevallen kan dit direct aangegeven worden door de gemeente of uitvoerende organisatie. In andere gevallen is hier een inschatting van gemaakt, door te bepalen wat het zou kosten om dezelfde werkzaamheden door een marktpartij uit te laten voeren. Overigens is dit in sommige gevallen lastig of niet aan te geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om additionele werkzaamheden, die normaal gesproken niet uitgevoerd zouden worden. In dergelijke gevallen is de productiewaarde op 0 gesteld in de kosten-baten analyse. Besparing op uitkeringskosten Besparingen op uitkeringen doen zich in de meeste gevallen al voor op het moment dat deelnemers in een project actief zijn, tenzij het werk met behoud van uitkering betreft. Wanneer personen vanuit een project uitstromen naar regulier werk worden ook de bespaarde uitkeringen voor deze personen meegeteld bij de baten.

26 TNO rapport Bij het bepalen van de besparingen op de uitkeringskosten gaan we ervan uit dat 75% van de deelnemers recht heeft op een uitkering 10. Voor de overige 25% gaan we ervan uit dat deze geen recht hebben op een uitkering, bijvoorbeeld vanwege het inkomen van hun partner. In de analyses gaan we er verder vanuit dat 13% van de personen die zijn uitgestroomd naar regulier werk na 18 maanden weer instromen in de bijstand 11. Voor deze 13% van degenen die uitstromen naar werk wordt dus gedurende anderhalf jaar een besparing op de uitkeringskosten gerealiseerd. Voor de overige 87% wordt ook na die tijd nog steeds bespaard op de uitkeringskosten. Voor personen die uitstromen om andere redenen dan het vinden van regulier werk, nemen we aan dat er na uitstroom geen besparing op de uitkering wordt gerealiseerd. Correctie voor uitstroom onder nulalternatief Om de werkelijke baten van uitstroom naar werk vast te stellen, corrigeren we voor de verwachte uitstroom naar regulier werk, die onder het nulalternatief (geen deelname aan het project) gerealiseerd zou zijn 12. We maken bij het uitvoeren van deze correctie gebruik van onderzoek dat TNO voor de gemeente Rotterdam heeft uitgevoerd naar de netto-effectiviteit van re-integratietrajecten voor bijstandscliënten. In dat onderzoek zijn duurmodellen geschat op basis waarvan de verwachte uitstroom naar werk van bijstandscliënten bepaald kan worden, waarbij rekening wordt gehouden met zijn of haar kenmerken. Aan de hand van de beschikbare informatie over de kenmerken van deelnemers aan de verschillende projecten, kan per jaar ingeschat worden hoeveel van deze deelnemers ook zonder deelname aan het project uitgestroomd zouden zijn naar regulier werk. Aangezien deze inschattingen gebaseerd zijn op gegevens over de situatie in Rotterdam, dient wel opgemerkt te worden dat niet met zekerheid te zeggen is hoe representatief deze inschattingen zijn voor andere gemeenten. Door regionale verschillen in arbeidsmarktsituatie, demografische verschillen, etc. kunnen de uitstroomkansen van bijstandscliënten in deze gemeenten anders zijn. Contante waarde en disconteringsvoet Van de financiële effecten worden per jaar contante waarden bepaald per 1 januari De contante waarde geeft het bedrag weer op 1 januari 2001 dat equivalent is aan de gerealiseerde kosten en opbrengsten in latere jaren, rekening houdend met een rentepercentage (disconteringsvoet), waardoor kosten en baten die verder in de toekomst liggen minder zwaar mee worden gewogen. Op basis van contante waarden is het mogelijk om per case de saldi uit de verschillende jaren bij elkaar op te tellen en het totale saldo van kosten en baten over de periode 2001 tot en met de eerste helft van 2005 te bepalen. Bij het vaststellen van de contante waarden is gerekend met een discontovoet van 4% op jaarbasis. Dit is het gemiddelde rentepercentage op de internationale markt voor langlopende risicovrije leningen, welke in Nederland standaard wordt gebruikt bij investeringen in overheidsprojecten Toelichting op de presentatie van resultaten kosten-baten analyses In de navolgende paragrafen worden de resultaten van de kosten-baten analyses gepresenteerd voor de onderzochte praktijkcases. Voor elk van de projecten wordt een beknopte beschrijving gegeven en een tabel met in- en uitstroomcijfers. 10 Dit percentage is afgestemd met de projectgroep. 11 Op basis van onderzoek in Rotterdam (zie Van Berkel en Hekelaar, 2005). 12 Dit wordt veelal aangeduid met de term deadweight loss. 13 Zie het Kabinetsstandpunt heroverweging disconteringsvoet, Ministerie van Financiën, 1995.

27 TNO rapport Het gaat hierbij om de ingestroomde deelnemers in de jaren 2001 tot en met 2004 en de uitstroom van deze personen van 2001 tot en met de eerste helft van Vervolgens wordt in een tabel een overzicht gegeven van de kosten en gerealiseerde (financiële) effecten van het project. Eventuele specifieke aannamen bij de kostenbaten analyses van het project worden hierbij expliciet benoemd. In het overzicht worden per jaar de kosten, beoogde effecten en niet-beoogde effecten gepresenteerd. Deze kosten en effecten zijn bepaald ten opzichte van de situatie onder het nulalternatief, waarbij de deelnemers een uitkering van de gemeente ontvangen en geen andere activiteiten uitvoeren. Kosten Per jaar worden zowel de totale kosten als de gemiddelde kosten per deelnemer weergegeven. De totale kosten worden vervolgens in twee hoofdcategorieën onderverdeeld: - Uitkeringskosten ten opzichte van nulalternatief: wanneer deelnemers uit de uitkering zijn tijdens deelname aan het project zijn deze kosten onder het project alternatief lager dan onder het nulalternatief. In deze gevallen staat er een negatief bedrag in het overzicht, wat betekent dat er sprake is van een kostenbesparing. Wanneer deelnemers activiteiten uitvoeren met behoud van uitkering zijn de kosten onder het projectalternatief en onder het nulalternatief gelijk aan elkaar en is er een 0 opgenomen. - Projectkosten: de totale kosten die per jaar specifiek voor het project gemaakt worden, uitgesplitst naar diverse kosten posten (opstartkosten, kosten voor werving en selectie, jaarlijkse vaste kosten, loonkostensubsidies en overige variabele kosten). Gerealiseerde effecten Bij de gerealiseerde effecten maken we onderscheid tussen beoogde effecten en nietbeoogde effecten. Wat beoogde en wat niet-beoogde effecten zijn, is afhankelijk van de doelstellingen van het project. Voor zover de effecten in geld uit te drukken zijn, zijn bedragen in het overzicht opgenomen. Per jaar wordt zowel een totaalbedrag, van de in geld uit te drukken effecten, als een gemiddeld bedrag per deelnemer, weergegeven. Niet-financiële effecten zijn pro memorie (pm) in de tabellen opgenomen. Kosten-baten saldi en netto contante waarde De gemaakte kosten en de gerealiseerde financiële effecten, leiden per jaar tot een financieel saldo als gevolg van de uitvoering van het project voor de betreffende doelgroep. In de overzichten worden de financiële saldi zowel exclusief als inclusief de niet-beoogde effecten gegeven. De reden hiervoor is dat strikt genomen in een kostenbaten analyse alleen de beoogde effecten meegenomen dienen te worden. In het kader van deze studie biedt inzicht in de niet-beoogde effecten echter ook meerwaarde, omdat dergelijke effecten in de toekomst door gemeenten mogelijk wel als beoogde effecten geformuleerd kunnen worden. Kenmerkend van investeringen is dat in eerste instantie kosten gemaakt worden, die later (mogelijk) terugverdiend worden door positieve opbrengsten. We kijken daarom niet alleen naar de financiële saldi per jaar, maar ook naar het totaal van de financiële saldi over de periode 2001 tot en met medio Om saldi over verschillende jaren op te tellen, maken we gebruik van de contante waarden. Bij het bepalen van contante waarden houden we rekening met een discontovoet, waardoor kosten en baten die verder in de toekomst liggen minder zwaar meewegen in de berekening.

28 TNO rapport De optelling van de saldi, over de jaren die onderzocht zijn, leidt tot de totale netto contante waarde van het project over deze tijdshorizon. De contante waarden per jaar en de totale netto contante waarde per jaar worden ook gemiddeld per deelnemer weergegeven. Bij het weergeven van de totale netto contante waarde van de projecten, worden voor de volledigheid ook de niet-financiële effecten als pm genoemd. Niet-financiële effecten Zoals in het bovenstaande aangegeven, worden in de overzichten van de kosten en baten van projecten de niet-financiële effecten als pm-post weergegeven. Voor de onderzochte projecten waren geen concrete resultaten bekend over de realisatie van deze effecten. Hooguit kon door gemeenten en uitvoerende organisaties in kwalitatieve zin aangegeven worden, dat bepaalde effecten optreden. Om toch enig zicht te krijgen op het optreden van de niet-financiële effecten hebben we bij een aantal projecten enquêtes onder deelnemers uitgevoerd. Voor de zes projecten, waar enquêtes onder deelnemers zijn uitgevoerd, worden de resultaten van deze enquêtes in afzonderlijke tabellen weergegeven. Een deel van de enquête bestaat uit stellingen, waarvan de respondenten aan konden geven in hoeverre zij het hiermee eens zijn op een schaal van helemaal oneens tot helemaal mee eens. De tabellen geven per stelling de verdeling over de verschillende antwoordcategorieën in procenten van het aantal respondenten. Per stelling telt dit op tot 100%. 14 Daarnaast zijn vragen gesteld over toe- of afname van de medische consumptie en het aantal aanrakingen met politie en justitie. De tabellen met resultaten voor deze onderdelen van de enquête bestaan uit twee delen. In de eerste plaats wordt de procentuele verdeling weergegeven van het aantal respondenten voor wie voor het betreffende aspect is afgenomen, gelijk is gebleven, of is toegenomen. In de laatste kolom van de tabellen wordt ten slotte het gemiddelde verschil over de respondenten van dat project gegeven. Hiertoe is per respondent het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten van het project bepaald. Een positief verschil bij het aantal bezoeken aan de huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. Het gemiddelde verschil is uitgedrukt in een absoluut getal. Behalve dit absolute getal, wordt tevens aangegeven hoe dit in relatieve zin aangemerkt moet worden, gegeven de enquêteresultaten voor de verschillende projecten. We hanteren hierbij vijf categorieen: -- sterke daling - lichte daling +/- ongeveer gelijk gebleven + lichte stijging ++ sterke stijging 14 Door afronding kan het voorkomen dat de percentages in de tabellen niet precies tot 100% optellen.

29 TNO rapport Alkmaar Convenant Zorgspectrum Westerhout Zorgspectrum Westerhout is al jarenlang (al voor de Melkert-regeling) werkgever voor gesubsidieerde arbeid in Alkmaar. Op dit moment werken in het zorgcentrum 16 fte s in een gesubsidieerde arbeidsplaats. Het zorgcentrum wil terug naar het oude niveau van 25 fte. Probleem hierbij is de financiering van de eigen bijdrage door het zorgcentrum. Zij willen daarom een convenant afspreken met de gemeente. De gemeente wil Zorgspectrum Westerhout ook behouden als partner, die zich een goed werkgever heeft betoond tot nu toe. Westerhout heeft vanuit de rol van werkgever voor de gesubsidieerde werknemers zorggedragen voor: - opleiden van werknemers; - realiseren van uitstroom; - zorg voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voor wie uitstroom waarschijnlijk niet realiseerbaar meer is. Tabel 1 in- en uitstroom deelnemers Zorgspectrum Westerhout (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N ,5 20

30 TNO rapport Tabel 2 overzicht kosten en effecten Zorgspectrum Westerhout (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

31 TNO rapport Uit de kosten-baten analyse blijkt dat de afgelopen jaren de kosten van de gesubsidieerde arbeidsplaatsen bij Westerhout hoger waren dan de baten. In de jaren 2001 en 2002 werd wel redelijk veel uitstroom naar regulier werk gerealiseerd wat een baat voor de gemeente oplevert ten opzichte van het nulalternatief. In de latere jaren is de uitstroom echter gestagneerd. Behalve uitstroom, heeft het werken bij Westerhout ook andere effecten op de deelnemers. Onderstaande tabel geeft de antwoorden weer van deelnemers die bij Westerhout werken op een aantal stellingen over het effect op hun welzijn. Tabel 3 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg Het aantal respondenten dat de vragenlijst heeft ingevuld onder de deelnemers bij Westerhout is beperkt (N = 12). Opvallend is wel dat alle respondenten het (helemaal) eens zijn met de stelling dat zij meer regelmaat in hun leven hebben gekregen door het werken bij Westerhout. Ook geven vrijwel alle respondenten aan dat zij meer afwisseling in hun leven hebben gekregen. Daarnaast zijn de meeste respondenten opgewekter geworden en hebben zij meer zelfvertrouwen gekregen. Het werken bij Westerhout lijkt weinig effect te hebben op de zorgconsumptie van deelnemers. Alleen het gemiddelde aantal dagen dat deelnemers in het ziekenhuis doorbrengen is enigszins afgenomen sinds zij bij Westerhout werken. Tabel 4 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts /- (0,18) specialist /- (0,09) recepten /- (0,00) ziekenhuisdagen (-1,00) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project.

32 TNO rapport Geen van de respondenten heeft te maken gehad met verslavingsproblemen op het gebied van alcohol, drugs of kalmeringsmiddelen. Een effect op verslavingsproblemen en/of het gebruik van verslavingszorg is voor deze personen dus niet van toepassing. Tabel 5 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens n.v.t. minder problemen met alcohol 100 minder problemen met drugs 100 minder problemen met kalmeringsmiddelen 100 minder gebruik verslavingszorg 100 Ook is geen van de respondenten in aanraking geweest met politie of justitie, zowel voordat zij bij Westerhout werkten als in het afgelopen jaar. Hier doen zich dan ook geen effecten voor. Tabel 6 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * politie 100 +/- (0,00) rechter 100 +/- (0,00) gevangenisdagen 100 +/- (0,00) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project Stichting Kinderopvang Alkmaar De situatie bij de Stichting Kinderopvang Alkmaar (SKOA) is vergelijkbaar met die bij Zorgspectrum Westerhout. Ook SKOA heeft zich jarenlang (al ver voor 2001) een goed werkgever betoond voor gesubsidieerde arbeid. De gemeente wil SKOA dan ook, net als Westerhout, behouden als partner bij de uitvoering van regelingen op het gebied van gesubsidieerde arbeid.

33 TNO rapport De gemeente Alkmaar heeft overlegd met SKOA over de toekomst van de 12 gesubsidieerde werknemers, die nog in dienst waren bij SKOA. Dit overleg heeft geresulteerd in de volgende afspraken: - 3 werknemers blijven in dienst op grond van leeftijd en 100% subsidie blijft gehandhaafd; - 1 werknemer blijft in dienst op grond van persoonlijke omstandigheden en 100% subsidie blijft gehandhaafd; - 2 werknemers blijven in dienst met blijvend 80% subsidie; - 1 werknemer komt regulier bij SKOA in dienst met een contract van 24 uur en is daarmee ook uitkeringsonafhankelijk; - 1 werknemer heeft per 1 juli 2006 een reguliere baan elders aanvaard en is dus uit dienst; - 2 werknemers hebben / krijgen een WSW-baan en zijn dus in ieder geval per 1 juli 2006 uit dienst; - 2 werknemers worden per 1 juli 2006 of zo snel mogelijk daarna ontslagen. Tabel 7 in- en uitstroom deelnemers Stichting Kinderopvang Alkmaar (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N 22,5 21,5 16,5 12,5 12

34 TNO rapport Tabel 8 overzicht kosten en effecten Stichting Kinderopvang Alkmaar (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

35 TNO rapport Emmen De kosten-baten analyse laat ook een vergelijkbaar beeld zien als voor Zorgspectrum Westerhout. De gemiddelde kosten per deelnemer per jaar liggen op hetzelfde niveau. De opbrengsten liggen bij SKOA echter zo n tot euro per deelnemer per jaar lager dan bij Westerhout. Dit hangt zowel samen met een wat lagere productiewaarde van het werk van de deelnemers bij SKOA als met de lagere gerealiseerde uitstroom Arrangementen in de zorg De gemeente Emmen heeft afspraken gemaakt over het regulier maken van ID-banen met zorginstellingen waar deze in dienst waren: Suydevelt en Tangenborgh. Om de banen van de ID-werknemers te behouden zijn gemeente en zorginstellingen een arrangement aangegaan. De werkgevers ontvangen per ID-medewerker, waarvan de baan regulier gemaakt wordt, een uitstroompremie van euro en 2 keer euro als bijdrage voor twee jaar loonkosten en sociale premies. Onderdeel van het arrangement is dat de werknemers na die periode van twee jaar een vast arbeidscontract krijgen en dat de werkgevers extra participatiebanen en werkervaringbanen creëren. In de case worden gegevens gebruikt over de 38 personen bij Tangenborgh. Hiervoor zijn geen gegevens beschikbaar over de periode 2001 tot en met We kijken daarom expliciet naar de situatie onder het arrangement waarbij alle 38 gesubsidieerde banen regulier gemaakt worden. Tabel 9 in- en uitstroom deelnemers arrangement Tangenborgh Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5 (1e helft) beginstand instroom uitstroom 38 eindstand gemiddelde N In de eerste twee jaar worden alle kosten gemaakt en daarna zijn er voor de gemeente geen directe kosten meer voor deze deelnemers. In de kosten-baten analyses is in de eerste twee jaar ook de productiewaarde van de deelnemers als baat meegeteld, vanaf het derde jaar niet meer. Na twee jaar is er in feite alleen nog sprake van baten door besparing op de uitkeringsgelden van de 38 betreffende personen, voor zover zij niet terugstromen in de bijstand. Bij het bepalen van de gemiddelde kosten en opbrengsten per deelnemer gaan we uit van de 38 personen waarover het hier gaat.

36 TNO rapport Tabel 10 overzicht kosten en effecten arrangement Tangenborgh (bedragen afgerond op duizenden euro s) Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5 (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

37 TNO rapport In de eerste twee jaren zijn de kosten enigszins hoger dan de (financiële) opbrengsten in die jaren. In de volgende jaren wordt dit echter ruimschoots goedgemaakt door de gerealiseerde besparingen op de uitkeringen van de 38 uitgestroomde personen Buurtsupport De activiteiten van Buurtsupport dragen bij aan sociale vernieuwing door en voor de buurten. Activiteiten die Buurtsupport uitvoert zijn: onderhoud groenvoorziening, reparatie straatverlichting, opruimen zwerfafval, etc. Er zijn circa 145 gesubsidieerde medewerkers actief bij buurtsupport, met behoud van uitkering. In de kosten-baten analyse kijken we alleen naar de groep deelnemers die in de periode 2001 tot en met 2004 is ingestroomd. Tabel 11 in- en uitstroom deelnemers Buurtsupport (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N 6,5 20,5 26,5 42,5 60 Aangezien de deelnemers met behoud uitkering werken, zijn er geen besparingen op de uitkeringskosten ten opzichte van het nulalternatief gedurende de tijd dat zij deelnemen aan het project. Voor deelnemers, die uitgestroomd zijn naar regulier werk, tellen de besparingen op uitkeringen uiteraard wel mee bij de baten.

38 TNO rapport Tabel 12 overzicht kosten en effecten Buurtsupport (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

39 TNO rapport De productiewaarde van het werk dat de deelnemers bij Buurtsupport doen is beperkt. Voor een deel betreft het ook werkzaamheden die anders mogelijk niet uitgevoerd zouden worden. Er wordt wel beduidend meer uitstroom naar regulier werk gerealiseerd dan onder het nulalternatief. Per saldo investeert de gemeente in de deelnemers aan Buurtsupport, onder meer omdat zij hun werkzaamheden uitvoeren met behoud van uitkering. Door het werken bij Buurtsupport, zijn er echter ook effecten op het welzijn van de deelnemers. Onderstaande tabel laat zien wat respondenten onder de deelnemers van Buurtsupport hier zelf over zeggen (N = 42). Tabel 13 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg Veel respondenten zijn het met een groot deel van de stellingen eens. Met name hebben de deelnemers meer afwisseling in hun leven gekregen en is hun zelfvertrouwen verbeterd, sinds ze bij Buurtsupport zijn gaan werken. Ook zijn veel deelnemers opgewekter geworden, hebben meer regelmaat in hun leven gekregen, meer vrienden en kennissen, contact met mensen in de buurt en kunnen zij zich er makkelijker toe zetten iets te doen. Onder deelnemers doen zich zowel toenamen als afnamen voor in zorgconsumptie, nadat ze bij Buurtsupport aan het werk zijn gegaan. De afname van zorgconsumptie, bij de personen waar dit voor geldt, is relatief groot. Hierdoor zien we dat, gemiddeld over de respondenten, de zorgconsumptie de sterkste afname laat zien van de onderzochte projecten (zie Tabel 14). eens

40 TNO rapport Tabel 14 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts (-1,23) specialist (-1,78) recepten (-1,85) ziekenhuisdagen (-1,67) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. Een deel van de respondenten heeft minder verslavingsproblemen gekregen. Relatief veel respondenten geven aan minder problemen met kalmeringsmiddelen te hebben, sinds zij bij Buurtsupport werken. Het relatief grote aantal respondenten dat het oneens is met de stelling dat zij minder gebruik maken verslavingszorg, kan een aanwijzing zijn dat deelnemers juist hulp hebben gezocht om hun verslavingsproblemen aan te pakken. Tabel 15 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens n.v.t. minder problemen met alcohol minder problemen met drugs minder problemen met kalmeringsmiddelen minder gebruik verslavingszorg De meeste respondenten zijn niet in aanraking geweest met politie of justitie. In een klein aantal gevallen doen zich wel grote verschuivingen voor. Zo zijn er deelnemers die het jaar voor deelname aan Buurtsupport een groot aantal dagen in de gevangenis hebben gezeten. Dit zorgt voor een relatief sterke gemiddelde daling van het aantal gevangenisdagen. Tabel 16 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * politie (-0,60) rechter (0,50) gevangenisdagen (-2,00) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project.

41 TNO rapport Groningen Conciërges sector openbaar onderwijs basisscholen Vanaf (Melkertregeling) is, via de dienst OCSW, in de gemeente Groningen werkgelegenheid gecreëerd in de functies van conciërge bij Openbare basisscholen. Deze werknemers zorgen voor ondersteuning en beheer op scholen en voor ondersteuning en (technisch) kluswerk. Het belangrijkste doel was met name versterking van de niet onderwijzende kant in de sector basisonderwijs. Uitstroom naar regulier werk was geen speerpunt in de Melkertregeling. Later met de omzetting naar ID-banen is dit veranderd. Thans zijn een groot aantal van deze banen gekenmerkt als maatschappelijk gesubsidieerd waarop uiteindelijk de zogeheten blijvers, die geen stap kunnen maken (ook niet op termijn) naar de reguliere arbeidsmarkt, geplaatst worden. Bij deze banen kan er mogelijk sprake zijn van een verdringingseffect van reguliere conciërgefuncties. Tabel 17 in- en uitstroom deelnemers Conciërges openbaar onderwijs (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N 5 15,5 21,5 21,5 21 Bij het bepalen van de productiewaarde van de conciërges in het openbaar onderwijs, zijn we ervan uitgegaan dat de gesubsidieerde werknemers volledig productief zijn in deze functie.

42 TNO rapport Tabel 18 overzicht kosten en effecten Conciërges openbaar onderwijs (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

43 TNO rapport In het overzicht van de kosten en effecten, zien we dat de aanvankelijke investering in de jaren daarna ruim wordt terugverdiend. Het positieve financiële saldo wordt gerealiseerd door de substantiële productiewaarde van het werk dat de conciërges leveren en het feit dat zij tijdens deelname aan het project uit de uitkering zijn. Uitstroom naar regulier werk is geen beoogd doel voor de gesubsidieerde conciërges in het openbaar onderwijs. Wel blijkt dat onder het nulalternatief naar verwachting meer uitstroom gerealiseerd zou zijn, dan nu het geval is. Dit kan erop duiden dat een groter deel van de deelnemers in staat zou zijn om uit te stromen naar regulier werk, dan feitelijk het geval is Veiligheidszorg Groningen Het project Veiligheidszorg is in juli 1995 gestart. Het project is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Groningen en de regiopolitie. Het doel is de creatie van werkgelegenheid in de sector openbare orde/veiligheid (functie van stadswachten). Het gaat met name om toezichthoudende taken in aanvulling op/ter ondersteuning van het politiewerk. De werknemers vervullen als het ware voor een deel de oog- en oorfunctie van de politie. Per (invoering ID-regeling) is het takenpakket onder gesubsidieerde werknemers uitgebreid met andere banen, zoals receptionist(e) en bewaking, assistent-arrestantenverzorger. Aanvankelijk bestond er vanuit de Melkert-regeling en de ID-regeling geen expliciete uitstroomdoelstelling. Later is deze er wel langzaam ingebracht. Inmiddels is er een duidelijke uitstroomdoelstelling, met name naar politie, particuliere beveiligingsbureaus, etc. Tabel 19 in- en uitstroom deelnemers Veiligheidszorg (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N ,5 48,5 41,5

44 TNO rapport Tabel 20 overzicht kosten en effecten Veiligheidszorg (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

45 TNO rapport Tijdens deelname aan het project is men uit de uitkering en wordt er dus bespaard op de uitkeringskosten ten opzichte van het nulalternatief. Ook de productiewaarde van de deelnemers is substantieel bij Veiligheidszorg, wat ten bate van de gemeente komt. Er vindt ook de nodige uitstroom plaats. Gegeven de kenmerken van de doelgroep, wordt echter verwacht dat de uitstroom naar regulier werk hoger zou zijn onder het nulalternatief. Dit zorgt daarom voor een negatieve batenpost in de bovenstaande tabel. In de tabel is duidelijk te zien dat na een aanvankelijke investering, het project uiteindelijk een positief financieel saldo oplevert. Behalve het positieve financiële saldo, zijn er ook effecten op het welzijn van cliënten. In vergelijking tot de andere projecten waar enquêtes onder deelnemers zijn afgenomen, zijn de welzijnseffecten onder de deelnemers van Veiligheidszorg minder sterk aanwezig. Dit kan samenhangen met het feit dat het hier gaat om relatief kansrijke deelnemers, waar veel van deze aspecten ook voordat zij bij Veiligheidszorg gingen werken al goed op orde waren. De antwoorden van de respondenten op de stellingen over de effecten van het werken bij Veiligheidszorg op hun welzijn, zijn weergegeven in de volgende tabel (N = 35). Tabel 21 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg De grootste effecten doen zich, net als bij de andere projecten, voor op het gebied van afwisseling in het leven van de deelnemers, een verbeterd zelfvertrouwen en meer regelmaat in het leven. Wat betreft de zorgconsumptie, is in relatief veel gevallen sprake van een toename sinds deelnemers bij Veiligheidszorg zijn gaan werken. Met name het bezoek aan specialisten laat de grootste stijging zien van de onderzochte projecten. eens

46 TNO rapport Tabel 22 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts (0,37) specialist (1,31) recepten (0,63) ziekenhuisdagen (-0,41) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. Verslavingsproblemen komen slechts sporadisch voor onder de deelnemers bij Veiligheidszorg. We zien hier dan ook slechts in zeer beperkte mate effecten optreden. Tabel 23 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens minder problemen met alcohol minder problemen met drugs minder problemen met kalmeringsmiddelen 3 97 minder gebruik verslavingszorg n.v.t. Gezien de aard van het werk bij Veiligheidszorg, ligt het voor de hand dat problemen met politie of justitie niet veel voor zullen (mogen) komen onder de deelnemers. We zien wel een zekere stijging in het aantal keren dat respondenten in aanraking zijn gekomen met de politie. We vermoeden echter dat het in deze gevallen ook zal gaan om professionele ontmoetingen met de politie in het kader van het werk bij Veiligheidszorg. Het is daarom niet duidelijk hoe de enquêteresultaten in dit geval geïnterpreteerd moeten worden. Tabel 24 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * politie (0,26) rechter 100 +/- (0,00) gevangenisdagen (-1,33) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project.

47 TNO rapport Hengelo Global Workforce Global Workforce is een profit organisatie, die speciaal bijstandsgerechtigden in dienst neemt. In Hengelo gaat het momenteel om ongeveer 80 mensen (die in vier groepen van 20 zijn ingestroomd). Het bedrijf voert telewerkzaamheden uit en biedt kinderopvang op de werkplek en werktijden aangepast aan schooltijden aan. Dit maakt het vooral laagdrempelig voor vrouwen uit de doelgroep. Na een intensieve werving en selectie (inclusief assessment en een tweedaagse outdoortraining), wordt een interne opleiding geboden van vier maanden met inzet van een stage (uitkeringsgerechtigden) of detachering om niet (gesubsidieerde arbeid). Na de eerste vier maanden volgt een jaarcontract, waarbij voor de eerste zes maanden een loonkostensubsidie door de gemeente wordt verstrekt. Na zes maanden is er sprake van regulier, niet-gesubsidieerd, werk. Na het eerste jaarcontract volgt een tweede jaarcontract, daarna is vaste aanstelling mogelijk. Deze constructie levert gegarandeerde besparingen op door uitstroom van bijstandsclienten uit de uitkering. Daarnaast hoopt de gemeente Hengelo hierdoor meer naamsbekendheid te krijgen als positieve gesprekspartner en onderhandelingspartner voor werkgevers, die zich in de gemeente willen vestigen. Tabel 25 in- en uitstroom deelnemers Global Workforce Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5 (1e helft) beginstand instroom 80 uitstroom 80 eindstand gemiddelde N De eerste deelnemers zijn in februari 2005 ingestroomd bij Global Workforce. Voor de kosten-baten-analyse gaan we uit van 80 personen die allemaal in het eerste jaar instromen en na exact tien maanden (vier maanden stage plus zes maanden loonkostensubsidie) uitstromen naar regulier werk. Na die eerste tien maanden en voor de navolgende jaren zijn er geen kosten meer voor de gemeente en hebben we alleen nog te maken met de besparing op de uitkeringen van de uitgestroomde deelnemers. Alle deelnemers stromen per definitie uit naar regulier werk. Net als bij de andere cases veronderstellen we in de kosten-baten analyse dat 13% van de uitgestroomde deelnemers 18 maanden na uitstroom weer terugkomt in de bijstand. De deelnemers voeren hun werkzaamheden uit bij een profit organisatie. In de kostenbaten analyse tellen we de productiewaarde in dit geval daarom niet mee als baat voor de gemeente. De ESF-financiering van euro wordt in de kosten-baten analyses meegenomen als niet-beoogd effect, dat geheel in het eerste jaar ten bate van de gemeente komt.

48 TNO rapport Tabel 26 overzicht kosten en effecten Global Workforce (bedragen afgerond op duizenden euro s) Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5 (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm ESF-financiering Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

49 TNO rapport Uit de kosten-baten analyse blijkt dat een aanvankelijke investering in jaar 1 leidt tot substantiële besparingen in de volgende jaren. De investeringen in het eerste jaar worden bovendien gedeeltelijk gecompenseerd door de ESF-financiering. Het positieve financiële resultaat is vrijwel geheel toe te schrijven aan de besparingen op de uitkeringen door de uitstroom naar regulier werk van de deelnemers. Daarnaast zullen naar verwachting ook hier niet-financiële effecten optreden doordat deelnemers weer aan het werk zijn Surplus Surplus is een professionele not-for-profit organisatie in Enschede, waar ook cliënten vanuit Hengelo werkzaam zijn. Stichting Surplus heeft als missie: vraag en aanbod van werk op creatieve wijze bijeen te brengen door inzet van langdurig werklozen vanuit de visie dat iedereen inzetbaar is. Kernactiviteiten van Surplus zijn: - het ontwikkelen van nieuwe werkgelegenheid voor de doelgroep langdurig werklozen; - het leveren van diensten door de productgroep buurtbeheer en persoonlijke dienstverlening; - sociale activering; - het begeleiden van de doelgroep naar reguliere of gesubsidieerde arbeid; - het begeleiden van starters die elders moeilijk kunnen starten; - het bevorderen van de sociale infrastructuur. Sinds 2003 wordt door de gemeente Hengelo elk jaar de dienst sociale activering ingekocht bij Surplus voor 10 fte. Op het moment van het onderzoek betreft het 13 mensen vanuit Hengelo. De gemeente betaalt Surplus een vaste vergoeding per deelnemer per dagdeel. Tabel 27 in- en uitstroom deelnemers Surplus (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N 5 11,5 10,5 Gezien de doelgroep waarvoor sociale activering wordt ingezet, is uitstroom naar regulier werk niet de primaire insteek. Activering en participatie staan voorop. Deelnemers voeren bij Surplus activiteiten uit met behoud van uitkering. Het betreft over het algemeen additionele werkzaamheden, waarvoor we de productiewaarde op nul stellen in de kosten-baten analyse.

50 TNO rapport Tabel 28 overzicht kosten en effecten Surplus (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

51 TNO rapport Uit de kosten-baten analyse blijkt dat de gemeente gemiddeld circa euro per jaar investeert per deelnemer aan Surplus. Omdat we ervan uitgaan dat een deel van de deelnemers wel uit zou stromen naar regulier werk onder het nulalternatief (geen deelname aan een project), wordt het geïnvesteerde bedrag nog wat groter wanneer we ook met dit effect rekening houden. Zoals gezegd is het doel van de gemeente met name dat deelnemers door activiteiten uit te voeren bij Surplus geactiveerd worden en participeren in de maatschappij. Hierdoor ontstaat mogelijk zicht op regulier werk op langere termijn. Op de korte termijn kan het echter ook directe positieve effecten hebben op het welzijn van deelnemers. Een indruk van de invloed van het uitvoeren van activiteiten bij Surplus op het welzijn van deelnemers wordt door onderstaande tabel gegeven. Deze tabel geeft de antwoorden weer van respondenten (N = 18) op een aantal stelling over veranderingen in hun leven door het uitvoeren van activiteiten bij Surplus. Tabel 29 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg Door activiteiten bij Surplus uit te voeren, hebben de deelnemers, naar eigen zeggen, met name meer regelmaat gekregen in hun leven en zijn ze opgewekter geworden. Ook hebben ze meer afwisseling in hun leven gekregen en is hun zelfvertrouwen verbeterd. Het merendeel van de deelnemers kan zich er bovendien makkelijker toe zetten iets te doen en geven aan dat hun (lichamelijke) gezondheid verbeterd is. De verbetering van de gezondheid van deelnemers is ook af te lezen aan de gegevens in Tabel 30. Bij meer deelnemers is sprake van een afname van de zorgconsumptie, dan van een toename, sinds zij bij Surplus actief zijn. Doordat bij een deel van de deelnemers de zorgconsumptie echter wel toeneemt, zijn de gemiddelde verschillen in zorgconsumptie vrij beperkt. Hoewel meer deelnemers minder dagen in het ziekenhuis hebben doorgebracht dan meer, is het gemiddelde aantal ziekenhuisdagen per jaar over de deelnemers zelfs iets toegenomen.

52 TNO rapport Tabel 30 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts /- (0,00) specialist /- (-0,06) recepten (-0,22) ziekenhuisdagen /- (0,17) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. Een deel van de deelnemers bij Surplus heeft te maken met problemen met alcohol, drugs of kalmeringsmiddelen. Doordat zij nu actief zijn bij Surplus, zijn deze problemen voor sommige deelnemers minder geworden. Zij zijn niet minder gebruik gaan maken van de verslavingszorg. Dit kan erop duiden dat de betreffende personen meer hulp zijn gaan zoeken voor hun verslavingsproblemen. Tabel 31 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens minder problemen met alcohol minder problemen met drugs minder problemen met kalmeringsmiddelen minder gebruik verslavingszorg Ook is duidelijk dat deelnemers minder in aanraking komen met politie of justitie. Dit is mogelijk het gevolg van minder maatschappelijk ongewenst gedrag sinds zij een zinvolle dagbesteding hebben bij Surplus. n.v.t. Tabel 32 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * politie (-0,83) rechter (-0,25) gevangenisdagen (-0,25) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project.

53 TNO rapport Leeuwarden Project Skrep Het project Skrep is specifiek gericht op geregistreerde en vaste bezoekers (pasjeshouders) van de centra voor dag- en nachtopvang in Leeuwarden. Dit zijn dak- en thuisloze, langdurig werkloze, bijstandsgerechtigden uit Leeuwarden. De weg naar de gesubsidieerde en reguliere arbeidsmarkt is voor deze doelgroep zeer lang. Met dit project wordt beoogd de deelnemers met kortlopende activiteiten en werkzaamheden toe te leiden naar vervolgactiviteiten. Op langere termijn kan dit leiden tot maatschappelijk herstel van de deelnemers en de kans op economische zelfstandigheid vergroten. De dak- en thuislozen krijgen in het project eenvoudige vormen van dagbesteding aangeboden. Het gaat daarbij om arbeidsactiviteiten (veelal schoonmaakwerk), het aanleren van vaardigheden en om culturele en creatieve activiteiten (muziek, theater, schilderen, etc.). Voor sommige activiteiten krijgen de deelnemers een extra vergoeding van 5 euro per dagdeel. Het re-integratiebedrijf Reax organiseert de activiteiten, samen met de instellingen voor maatschappelijke opvang die de dagopvangvoorzieningen beheren en de dagelijkse contacten hebben met de dak- en thuislozen. Het project is in oktober 2003 van start gegaan met een looptijd van twee jaar. Het project wordt met inzet van gemeentelijke middelen (en andere financiers) in 2006 en 2007 voortgezet. Gemiddeld nemen zo n 40 cliënten van de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg en de psychiatrie deel aan de activiteiten. In totaal hebben in 2003 en cliënten één of meerdere dagdelen deelgenomen aan de activiteiten van Skrep. Tabel 33 in- en uitstroom deelnemers project Skrep (1e helft) beginstand instroom uitstroom 25 eindstand gemiddelde N ,5 223 De deelnemers aan Skrep verrichten hun activiteiten met behoud van uitkering. Besparingen op de uitkeringen worden dus alleen gerealiseerd voor personen die uitstromen naar regulier werk en dit vindt slechts sporadisch plaats. Overigens gaan we er in dit geval vanuit dat de deelnemers een zwerversuitkering ontvangen, die beduidend lager is dan de reguliere WWB-uitkering. We nemen verder aan dat deze doelgroep geen gebruik maakt van de bijzondere bijstand, maar dat de uitvoeringskosten voor het verstrekken van de uitkeringen vergelijkbaar is met kosten voor reguliere uitkeringsverstrekking.

54 TNO rapport Tabel 34 overzicht kosten en effecten project Skrep (bedragen afgerond op duizenden euro s) (4 e kwartaal) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Welzijn deelnemers niet-financiële effecten Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

55 TNO rapport Met het project Skrep investeert de gemeente om enkele niet-financiële effecten te bewerkstelligen. De beoogde effecten betreffen vooral een verbetering van het welzijn van de deelnemers zelf en een afname van de overlast voor de omgeving. De activiteiten die bij Skrep verricht worden hebben ook deze insteek en zijn dus niet op productie gericht. De productiewaarde is dan ook nihil. Eventuele uitstroom naar werk van deelnemers aan Skrep is zeker geen direct doel en wordt daarom als niet-beoogd effect gezien. Onder het nulalternatief wordt iets meer uitstroom verwacht dan feitelijk gerealiseerd is, waardoor er in de tabel een klein negatief saldo staat bij de baten van uitstroom ten opzichte van het nulalternatief. Een indruk van de bijdrage van deelname aan Skrep aan het welzijn van deelnemers kan ontleend worden aan onderstaande tabel. Deze tabel geeft in percentages van het aantal respondenten (N = 39) weer, welke antwoorden zij hebben gegeven op een aantal stelling over veranderingen in hun leven door deelname aan Skrep. Tabel 35 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg Door deelname aan Skrep hebben de deelnemers, naar eigen zeggen, met name meer afwisseling en meer regelmaat gekregen in hun leven. Ook kunnen zij zich er makkelijker toe zetten iets te doen en zijn ze opgewekter geworden. Sinds deelnemers actief zijn bij Skrep, is hun medische consumptie enigszins toegenomen (zie Tabel 36). Zij gaan wat vaker naar een huisarts of specialist, dan voordat zij deelnamen aan het project, en krijgen meer recepten voor medicijnen. Het aantal dagen dat deelnemers per jaar in het ziekenhuis liggen is gemiddeld wel afgenomen.

56 TNO rapport Tabel 36 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts /- (0,16) specialist (0,66) recepten (2,11) ziekenhuisdagen (-0,73) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. Een deel van de deelnemers heeft minder (verslavings)problemen met alcohol of drugs dan voorheen. Over het algemeen wordt er niet minder gebruik gemaakt van de verslavingszorg. Tabel 37 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens minder problemen met alcohol minder problemen met drugs minder problemen met kalmeringsmiddelen minder gebruik verslavingszorg n.v.t. Een toename van de zorgconsumptie en het gebruik van verslavingszorg, wordt voor deze doelgroep als een positief effect gezien, aangezien het zogenaamde zorgmijders betreft. Meer gebruik van het zorgaanbod kan bijdragen aan de rehabilitatie van deze personen. Zo zijn er bijvoorbeeld ook aanwijzingen dat deelname aan het project leidt tot een groter en terecht gebruik van MO-voorzieningen (met name de nachtopvang, voor een enkeling de 24-uursopvang). Ten slotte, bestaat de indruk dat overlast van de doelgroep is verminderd, doordat men geen overlastgevende en criminele activiteiten kan uitvoeren tijdens de deelname aan de projectactiviteiten. Onderstaande tabel laat zien dat de deelnemers gemiddeld iets minder vaak in aanraking komen met politie en justitie dan voorheen, en dat ze minder dagen in de gevangenis hebben doorgebracht.

57 TNO rapport Tabel 38 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * politie (-0,76) rechter /- (-0,05) gevangenisdagen (-0,74) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project Verlies van gesubsidieerde arbeid in wijken, buurten en culturele instellingen In de afgelopen jaren heeft de gemeente Leeuwarden de uitstroom uit de gesubsidieerde arbeid sterk bevorderd en zijn gesubsidieerde arbeidsplaatsen voorbehouden aan hen die geen of weinig kans op uitstroom hebben. In buurt- en wijkcentra waren gesubsidieerde werknemers werkzaam, waarbij ook de beheerstaak door een gesubsidieerde werknemer werd uitgevoerd. De personen die de beheerstaken uitvoerden worden veelal in staat geacht uit te kunnen stromen naar reguliere arbeid, terwijl de overige gesubsidieerde werknemers veelal niet in staat zijn de beheerstaken uit te voeren. Zonder beheerder kunnen buurthuizen echter niet voortbestaan, waardoor ook de arbeidsplaatsen voor de overige gesubsidieerde medewerkers verloren gaan. Sluiting van buurt- en wijkcentra heeft tot gevolg dat een groot gedeelte van het welzijnswerk in de buurten zal verdwijnen. In deze case wordt uitgegaan van een organisatie die 42 ID-medewerkers in dienst had en deze detacheerde bij buurt- en wijkcentra. In 2003 en vooral 2004 zijn al deze personen uitgestroomd. Tabel 39 in- en uitstroom deelnemers gesubsidieerde arbeid in wijken en buurten (1e helft) beginstand instroom uitstroom 4 38 eindstand gemiddelde N 7, , In de kosten-baten analyse zijn de specifieke kosten voor uitstroombevordering in 2003 en 2004 meegenomen per uitgestroomde deelnemer. In 2005 maakt de gemeente kosten voor opvang van activiteiten die eerst door gesubsidieerde werknemers werden verricht. De functie beheerder wijkcentrum wordt nu vanuit ander gemeentelijk beleid door een reguliere werknemer ingevuld. Het betreft tien personen, waarvan de kosten op jaarbasis euro per persoon bedragen. We gaan er in de kosten-baten analyse vanuit dat de kosten voor deze personen gelijk is aan de productiewaarde van hun werkzaamheden. Voor 2005 nemen we geen specifieke kosten of baten van de gesubsidieerde werknemers mee, behalve de uitkeringsbesparingen voor deelnemers die uitgestroomd zijn. Aangezien we uitgaan van nul gesubsidieerde deelnemers in 2005, worden voor 2005 geen gemiddelde bedragen per deelnemer weergegeven.

58 TNO rapport Tabel 40 overzicht kosten en effecten gesubsidieerde arbeid in wijken en buurten (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten uitstroombevordering jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

59 TNO rapport Uit de kosten-baten analyse blijkt dat tot en met 2004 de gesubsidieerde arbeid in wijken en buurten tot een positief financieel resultaat leidde. De deelnemers waren uit de uitkering en verrichtten werkzaamheden, die een zekere productiewaarde vertegenwoordigden. Hoewel de uitstroom naar regulier werk beperkt was, ten opzichte van de verwachte uitstroom onder het nulalternatief, waren de totale financiële baten groter dan de jaarlijkse kosten voor uitvoering van het project. 4.9 Nijmegen Wijkwerk Stichting Wijkwerk is in 1995 opgericht op initiatief van verschillende bewonersorganisaties. Wijkwerk stelt zich ten doel om maatschappelijk relevant werk in Nijmeegse (aanpak-)wijken te laten verrichten door langdurig werklozen, die op deze manier een betaalde functie verwerven. Wijkwerk biedt een beschermde werkomgeving voor mensen van wie niet te verwachten is dat ze op korte termijn kunnen uitstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. De mogelijkheden om uit te stromen naar regulier werk worden echter niet uit het oog verloren. Hierin biedt Wijkwerk de ondersteuning aan de deelnemers. De doelstelling van Wijkwerk is dus tweeledig: - het voorzieningenniveau in de wijken bevorderen; - de werkloosheid bestrijden. De medewerkers van Wijkwerk zijn werkzaam bij een 40-tal vrijwilligersorganisaties zoals kinderboerderijen, speeltuinen, sportverenigingen etc. Deze projecten zijn te kleinschalig om het werkgeverschap van de werknemers op zich te nemen. De werknemers die gesubsidieerde arbeid voor deze projecten verrichten zijn in dienst bij Wijkwerk. Momenteel heeft Wijkwerk 126 gesubsidieerde arbeidskrachten in dienst. Tabel 41 in- en uitstroom deelnemers Wijkwerk (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N 20 50,5 57,5 52,5 50 In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de kosten en effecten van de activiteiten van gesubsidieerde werknemers bij Wijkwerk. De productiewaarde van de activiteiten van de deelnemers is bepaald op basis van hun salaris. In de berekening is hierbij gecorrigeerd voor het gemiddelde ziekteverzuimpercentage van 13%.

60 TNO rapport Tabel 42 overzicht kosten en effecten Wijkwerk (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten exclusief niet-beoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten inclusief niet-beoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

61 TNO rapport De niet-financiële effecten van het werken bij Wijkwerk zijn in beeld gebracht door een enquête onder deelnemers (N=28). De antwoorden van respondenten op stellingen over diverse effecten op hun welzijn, zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 43 antwoorden op stellingen over welzijn (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens zelfvertrouwen verbeterd opgewekter geworden ervaar minder spanning meer afwisseling in mijn leven makkelijker toe zetten iets te doen meer regelmaat in mijn leven meer vrienden/kennissen gekregen meer contacten met mensen in buurt meer betrokken bij wijk of buurt sfeer in gezin verbeterd meer hobby's gekregen (lichamelijke) gezondheid verbeterd minder gebruik gezondheidszorg Een aantal effecten springen eruit onder respondenten bij Wijkwerk: ze hebben meer regelmaat in hun leven gekregen, hun zelfvertrouwen is verbeterd, zijn opgewekter geworden en hebben meer afwisseling in hun leven gekregen. Elk van deze effecten wordt door ongeveer driekwart van de respondenten aangegeven. De personen die bij Wijkwerk werken, zijn over het algemeen niet minder gebruik gaan maken van de gezondheidszorg. Het huisartsenbezoek en het aantal recepten zijn beide toegenomen. De aantallen specialistenbezoeken en ziekenhuisbezoeken zijn nagenoeg gelijk gebleven (zie onderstaande tabel). Tabel 44 toe-/afname medische consumptie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * huisarts (0,54) specialist /- (-0,08) recepten (1,44) ziekenhuisdagen /- (0,04) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een positief verschil bij huisarts betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld vaker naar de huisarts gaan nu zij deelnemen aan het project. De meeste respondenten hebben geen verslavingsproblemen. Hier treden dan ook nauwelijks effecten op. Een relatief hoog percentage (13% van de respondenten) geeft wel aan het helemaal oneens te zijn met de stelling dat zij minder gebruik zijn gaan maken van de verslavingszorg. Dit lijkt erop te wijzen dat voor zover deelnemers verslavingsproblemen hebben, velen hier wel hulp bij zoeken.

62 TNO rapport Tabel 45 antwoorden over verslavingsproblemen (percentage respondenten) helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens mee eens helemaal mee eens minder problemen met alcohol minder problemen met drugs minder problemen met kalmeringsmiddelen 4 96 minder gebruik verslavingszorg n.v.t. Aanraking met politie en justitie speelt ook slechts voor een klein deel van de respondenten bij Wijkwerk een rol. Voor zover dit voorkomt is er wel sprake van een lichte stijging van contact met de politie en het verschijnen voor de rechter. Het gemiddelde aantal dagen in de gevangenis neemt daarentegen gemiddeld wat af. Tabel 46 toe-/afname aanraking met politie en justitie (percentage respondenten) en gemiddeld verschil tussen de situatie nu en voor deelname aan het project afname (%) gelijk (%) toename (%) gemiddeld verschil * Politie (0,30) Rechter (0,50) gevangenisdagen (-0,50) * Per respondent is het verschil bepaald tussen de situatie nu (tijdens deelname aan het project) en het jaar voor deelname aan het project, op basis van de ingevulde antwoordcategorieën (bij de categorie 2 tot 5 keer gaan we bijvoorbeeld uit van 3 keer). Vervolgens is het gemiddelde over alle respondenten bepaald. Een negatief verschil bij politie betekent bijvoorbeeld dat deelnemers per jaar gemiddeld minder vaak met de politie in aanraking komen nu zij deelnemen aan het project Rotterdam Vijfprocentregeling Sinds 1996 neemt de gemeente Rotterdam additionele bepalingen op in het bestek voor opdrachten in de bouw. Vanaf 1998 heeft dit de vorm van de zogenaamde vijfprocentregeling : bij gunning zijn opdrachtnemers verplicht 5% van de aanneemsom te verlonen aan bijstandsgerechtigden. In de praktijk betekent dit dat mensen uit het gemeentelijk bestand gedurende één tot twee jaar werkzaam zijn op een werkervaringsplaats (gesubsidieerde arbeidsovereenkomst). Na die tijd zal een deel van de deelnemers ook uit moeten kunnen stromen naar regulier werk. Met betrekking tot de uitstroom zijn echter geen concrete doelen gesteld. De regeling wordt uitgevoerd door het re-integratiebedrijf BV Aanbouw, die optreedt als werkgever voor de deelnemers. BV Aanbouw neemt de mensen in dienst en detacheert hen bij bouwondernemingen. Er zijn ideeën om een dergelijke regeling in de toekomst ook in ander sectoren toe te passen. Momenteel zijn 100 à 200 personen (circa 100 fte) uit de gemeentelijke doelgroep via de regeling aan het werk. Behalve mensen vanuit de bijstand, doen ook leerlingen via deze regeling werkervaring op. In de kosten-baten analyse richten we ons echter specifiek op de groep bijstandsgerechtigden.

63 TNO rapport Tabel 47 in- en uitstroom deelnemers Vijfprocentregeling (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N ,5 193,5 197,5

64 TNO rapport Tabel 48 overzicht kosten en effecten Vijfprocentregeling (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

65 TNO rapport De vijfprocentregeling laat, na een aanvankelijke investering, een duidelijk positief financieel saldo zien. Dit positieve saldo ontstaat door de substantiële productiewaarde van het werk van de deelnemers en door de goede uitstroomresultaten, ten opzichte van het nulalternatief. Bovendien zijn deelnemers, tijdens deelname aan het project, reeds uit de uitkering, wat al een directe besparing voor de gemeente betekent ID-banen in de stadsreiniging De gemeente Rotterdam maakte veel gebruik van de ID-regeling. In het kader van de collegeprioriteit voor een schone stad werd ook een groot aantal cliënten bij Roteb op ID-banen geplaatst. Roteb is verantwoordelijk voor het inzamelen van afval en het schoonhouden van de stad. Via diverse regelingen en contractvormen kunnen cliënten, waar de gemeente verantwoordelijk voor is, voor korte of langere tijd aan de slag bij Roteb. Roteb biedt in dit kader werk (en waar nodig scholing) aan diverse groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Meestal betreft het niet de meest gemakkelijk bemiddelbare personen. Voorbeelden zijn Work First, WerkDirect, WSW en tijdelijke reintegratiebanen. In de onderzochte periode ( ) voerde Roteb onder andere de ID-regeling uit. Veel deelnemers aan de ID-regeling stroomden in vanuit andere regelingen (zoals de Banenpool of WIW) en waren vaak al wat ouder. Uitstroom was bij het begin van de regeling geen doelstelling en hier is dan ook niet specifiek op gestuurd. ID-ers bij Roteb hadden een ambtenarenstatus gekregen die ze, toen uitstroom wel doelstelling werd, niet graag kwijtraakten. Voor uitstroom binnen het gemeentelijk apparaat was echter weinig ruimte door de schaarste aan banen in de loonschalen 3 en 4. In 2003 is er wel expliciete aandacht geweest voor uitstroombevordering, met het oog op de afbouw van de ID-regeling. In de kosten-baten analyse kijken we naar deelnemers die in de periode zijn ingestroomd op een ID-baan. Deelnemers die bij Roteb actief zijn via een andere regeling of een andere contractvorm zijn niet meegenomen in de analyse. Tabel 49 in- en uitstroom deelnemers ID-banen in de stadsreiniging (1e helft) beginstand instroom uitstroom eindstand gemiddelde N , ,5 Noot: de in- en uitstroomcijfers voor 2001 en 2002 zijn inschattingen en geen feitelijke realisaties. Feitelijke in- en uitstroomgegevens konden door Roteb vanaf het jaar 2003 aangeleverd worden. Voor de jaren 2001 en 2002 gaan we bij de berekeningen uit van zowel een in- als uitstroom van 25 personen per jaar.

66 TNO rapport Tabel 50 overzicht kosten en effecten ID-banen in de stadsreiniging (bedragen afgerond op duizenden euro s) (1e helft) Kosten gemiddeld per deelnemer: Uitkeringskosten t.o.v. nulalternatief Projectkosten opstartkosten werving/selectie jaarlijkse vaste kosten loonkostensubsidies variabele kosten (opleiding, begeleiding, facilitering, etc.) Realisatie beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Activiteiten deelnemers productiewaarde niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Welzijn deelnemers niet-financiële effecten pm pm pm pm pm Kosten/baten exclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm Realisatie niet-beoogde effecten gemiddeld per deelnemer: Baten uitstroom t.o.v. nulalternatief projectalternatief nulalternatief Kosten/baten inclusief nietbeoogde effecten Totaal Financieel saldo Netto contante waarde gemiddeld per deelnemer: Niet-financiële effecten pm

67 TNO rapport Gezien de aard van de regeling was uitstroom in de beginperiode geen beoogd doel. De uitstroom is dan ook beduidend lager dan volgens schatting onder het nulalternatief. In 2003 wordt wel een substantiële uitstroom gerealiseerd als gevolg van de uitstroombevordering van ID-medewerkers. De kenmerken van de doelgroep, in combinatie met het type werkzaamheden waarvoor zij worden ingezet, zorgen ervoor dat de productiewaarde per deelnemer relatief beperkt is. De kosten die de gemeente maakte voor de deelnemers in ID-banen bij Roteb waren dus beduidend hoger dan de gerealiseerde financiële opbrengsten. Toch heeft de gemeente ervoor gekozen in deze personen te investeren. Het werken bij Roteb zal namelijk ook effecten hebben op het welzijn van de deelnemers. Bovendien draagt een schonere stad, als gevolg van de werkzaamheden van de deelnemers, bij aan het veiliggevoel van de burgers en de uitstraling van de stad.

68 TNO rapport Policy game 5.1 Inleiding Om de inzichten en leerpunten uit het onderzoek nog beter bruikbaar te maken voor gemeenten, heeft TNO tevens een zogenaamde Policy Game ontwikkeld. Deze is op 8 november 2006 gespeeld met deelnemers van de projectgroep (gemeentelijke beleidsambtenaren) en uitvoerders uit de deelnemende gemeenten. De Policy Game biedt gemeenten de mogelijkheid om op een interactieve manier te experimenteren met verschillende beleidskeuzen en te ervaren wat hiervan de effecten (kunnen) zijn. De Policy Game speelt zich af in een fictieve gemeente. De doorrekening van effecten van beleidskeuzen zijn gebaseerd op de bevindingen uit de 13 praktijkcases in het onderzoek. De game wordt in groepen van vijf deelnemers gespeeld. Elke deelnemer speelt hierbij de rol van één van de betrokken partijen 15 en heeft als doel de belangen van deze partij zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Vanuit hun verschillende posities moeten de deelnemers gezamenlijk beleidsdoelstellingen formuleren, onderhandelen over beleidskeuzen en uiteindelijk kiezen voor het uit te voeren beleid. Vervolgens worden de effecten van het gekozen beleid geëvalueerd en is er de mogelijkheid om beleidskeuzen bij te stellen in een volgende ronde. Als speloptie is deze ronde verstoord door een event, waarbij deelnemers aan de hand van nieuwe informatie over een beleidswijziging hun optimale projectenportfolio aan dienden te passen. In paragraaf 5.2 staat de scenario-beschrijving van de virtuele gemeente. De resultaten worden weergegeven in een ontwikkelde rekenmodule, die beschreven is in paragraaf 5.3. In paragraaf 5.4 komen enkele evaluatieve opmerkingen naar voren. 5.2 Scenario-beschrijving gemeente IJsseldam Inleiding In grote lijnen heeft het College van B&W, met steun van het overgrote deel van de gemeenteraad, zich tot doel gesteld om in 2007 nu echt werk te maken van het activeren van zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden. De recente cijfers over het sociale beleid van de gemeente Ysseldam zijn voldoende aanleiding om het beleid voor gesubsidieerde arbeid en sociale activering te herzien. Ysseldam slaagt er minder dan andere gemeenten in om bijstandscliënten naar reguliere banen te laten stromen en volgens het huidige verdelingsmodel levert dat een financieel tekort op voor de gemeente. Voor de intensivering van het beleid van reïntegratie en sociale activering kiest de gemeente voor maatschappelijke participatie in de vorm van (vast) werk als uitgangspunt. De gemeente ziet echter ook in dat voor sommige cliënten sociale activering het hoogst haalbare resultaat is. Voor 2007 heeft het College besloten tot een algehele heroverweging van het beleid van reïntegratie en sociale activering. De gemeente kan dus met een schone lei nieuw beleid voor 2007 gaan vaststellen. 15 Beleidsafdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitvoeringsorganisatie, re-integratiebedrijf, cliëntenorganisatie en instelling voor sociaal-maatschappelijk werk.

69 TNO rapport College van B&W De gemeente Ysseldam wordt bestuurd door een coalitie van Leefbaar Ysseldam en Sociaal Belang Ysseldam. Burgemeester Van der Vaart is van rechtse signatuur. Hij heeft veiligheid hoog in het vaandel staan en heeft tal van maatregelen genomen om de veiligheid te verbeteren. Wethouder Van den Brom is lid van Sociaal Belang Ysseldam. Hij is verantwoordelijk voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zorgt binnen het college voor het sociale geluid. Ook wethouder Sonneberg van Zorg & Onderwijs is afkomstig van Sociaal Belang Ysseldam. Wethouder Van den Brom heeft de beleidsafdeling SoZaWe opdracht gegeven hem te adviseren over het vast te stellen beleid voor gesubsidieerde arbeid en sociale activering voor Dit beleid is gericht op doelgroepen binnen de bijstand, die naar verwachting niet binnen een jaar via een bemiddelings- of re-integratietraject naar de arbeidsmarkt geleid kunnen worden. Binnen deze doelgroep, van bijstandscliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, wordt nog onderscheid gemaakt tussen relatief kansrijke en relatief kansarme cliënten. De wethouder vindt het belangrijk dat het beleidsadvies tot stand komt in overleg met de diverse betrokken partijen in de gemeente. Aan het overleg nemen de volgende vijf partijen deel: de beleidsafdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente (voorzitter); de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie UGA; 16 het re-integratiebedrijf New Jobs ; de koepel van sociaal-maatschappelijke instellingen ISMW; 17 de cliëntenorganisatie BijstandsCliënten Ysseldam (BCY). De opdracht die door de wethouder is meegegeven luidt: Stel een advies op over gesubsidieerde arbeid en sociale activering met daarin: 1) Een visie op de problematiek. 2) Doelen ten aanzien van de twee doelgroepen (kansrijke en kansarme cliënten). 3) Een selectie uit 12 mogelijke projecten. 4) Het aantal cliënten dat deelneemt per geselecteerd project. Het advies moet gevolg geven aan de wens van B&W om het beleid te intensiveren en zoveel mogelijk de belangen van de betrokken partijen te dienen. Rolbeschrijving van de betrokken partijen Gemeente: Beleidsafdeling SoZaWe De voornaamste taak is het maken van beleid voor het terrein van Sociale zaken & Werkgelegenheid. De afdeling is budget-verantwoordelijk voor de uitkeringen aan en reïntegratie van bijstandgerechtigden. Het Werk-deel van het WWB-budget is geoormerkt, dat wil zeggen dat de gemeente het moet inzetten voor re-integratie- en activeringsprojecten. De uitgaven aan uitkeringen vanuit het Inkomens-deel van het WWBbudget moeten beheersbaar gehouden worden, anders moet de gemeente zelf bijpassen. Het is daarbij zaak om beter te presteren dan het landelijke gemiddelde. Dat zorgt voor een hoge prioriteit om uitstroom van mensen uit de bijstand te bewerkstelligen. Maar de afdeling zet voor sommige cliënten bewust in op sociale activering als hoogst haalbare resultaat omdat zij ook verantwoordelijkheid wil nemen voor het welzijn van de cliënten. 16 UGA staat voor Uitvoeringsorganisatie voor Gesubsidieerde Arbeid. 17 ISMW staat Instellingen voor Sociaal-Maatschappelijk Werk.

70 TNO rapport Gemeente: Uitvoeringsorganisatie UGA Naast het maken van beleid stuurt de gemeente ook de uitvoering aan, in de vorm van projecten voor gesubsidieerde arbeid en/of sociale activering. Soms worden dergelijke projecten uitgevoerd door organisatieonderdelen van de gemeente zelf. De uitvoeringsorganisaties, die voorheen de WIW en ID-regeling uitvoerden in Ysseldam, zijn opgegaan in de UGA. De UGA voert taken uit op het gebied van afvalinzameling, toezicht en controle en/of buurtpreventie. Voor het uitvoeren van deze taken worden vaak bijstandscliënten ingeschakeld, voornamelijk met als doel sociale activering. Soms gaat het om sociaal zwakkeren die veel overlast in de gemeente veroorzaken, bijvoorbeeld dak- en thuislozen. Voor deze groep is de inzet op overlastpreventie en nazorg in de maatschappelijke opvang het belangrijkste en hoogst haalbare doel. Re-integratiebedrijf New Jobs Naast de UGA zijn ook andere partijen actief bij het organiseren en uitvoeren van projecten op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering. Een van die partijen is het re-integratiebedrijf New Jobs. Dit bedrijf is vooral in de markt voor de relatief kansrijke doelgroep: de bijstandsgerechtigden die minder dan een jaar een uitkering ontvangen. De beleidsafdeling besteedt projectideeën in de particuliere sector aan. Hierbij zijn verschillende constructies mogelijk, zoals het in dienst nemen van cliënten of hen detacheren bij andere bedrijven. De financiering van New Jobs is afhankelijk van het aantal cliënten dat uitstroomt naar regulier werk. De gemeente wil vooral dat de kansarme groep aan het werk geholpen wordt, maar New Jobs krijgt regelmatig commentaar van de bedrijven waar de bijstandscliënten aan de slag gaan dat zij betere kandidaten willen hebben. De selectie van kandidaten luistert dus nauw. ISMW In het ISMW zijn verschillende Ysseldamse organisaties op het gebied van sociaalmaatschappelijk werk verenigd, zoals sociaal-culturele hulpverlening en maatschappelijk werk, de GGD en organisaties voor de maatschappelijke opvang. Specifieke aandacht verdient een belangrijke instelling binnen het ISMW, het verzorgingstehuis Weltevreden. Deze instelling heeft zeer beperkte financiële middelen maar wil wel passende zorg aanbieden. Men wil graag gesubsidieerde banen inzetten voor extra hulp aan patiënten waar de reguliere verpleegkundigen niet aan toe komen of te duur voor zijn. Wanneer gesubsidieerde banen niet meer mogelijk zijn, dan worden deze activiteiten niet meer uitgevoerd. Er is een voortdurende discussie met de gemeente over welke activiteiten nu noodzakelijk zijn en welke als een leuk extraatje beschouwd moeten worden. Met name wethouder Sonneberg wordt aangesproken op het aanwezig zijn van fatsoenlijke zorg binnen de gemeentegrenzen. In de ISMW-instellingen zijn mogelijkheden om bijstandsgerechtigden aan werk of dagactiviteiten te helpen; denk bijvoorbeeld aan toezicht houden, conciërgewerk of de schoonmaak. Het belang van het ISMW is dan het beschikken over goedkope (gesubsidieerde) arbeidskrachten en minder het realiseren van uitstroom. Cliëntenorganisatie Bijstandsgerechtigden Ysseldam In Ysseldam worden de belangen van de bijstandsgerechtigden vertegenwoordigd door de cliëntenorganisatie voor bijstandsgerechtigden BCY. De BCY is een lokale afdeling van het Landelijke Verbond van Bijstandsgerechtigden (LVB). De BCY brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan de gemeente over het gevoerde bijstandsbeleid. Wethouder Van den Brom heeft, bij wijze van experiment, de BCY een adviesrol gegeven bij het vaststellen van het beleid voor De belangrijkste reden daarvoor is de verwachting dat daardoor het draagvlak en motivatie bij de doelgroep voor een actiever beleid, vergroot zal worden.

71 TNO rapport Ondersteunende rekenmodule Als ondersteuning bij het doorrekenen van beleidskeuzen is een rekenmodule ontwikkeld. Dit gebeurt door een beschikbaar budget uit verschillende projecten. Hiermee wordt beoogd inzicht te krijgen in de belangen, en effecten van projecten op verschillende terreinen: uitstroom uit de bijstand, arbeidsproductiviteit, inzet in maatschappelijke sectoren, kwalitatieve dimensies zoals welzijn, ongewenst gedrag. Aan het instrument liggen gegevens van een aantal onderzoeken van een 12-tal projecten rond gesubsidieerde arbeid ten grondslag. Voor dit instrument zijn de gegevens op enkele plaatsen gecorrigeerd en geanonimiseerd voor algemene toepasbaarheid. De gegevens uit onderzoeken zijn dusdanig in rekenregels verpakt, dat het mogelijk wordt om de kosten en baten voor een zelf opgegeven inzet voor kansarme en/of kansrijke kandidaten te schatten. Policy Game in 6 stappen 1. Ingevuld voor aanvang van de workshop: populatie kansrijke en kansarme kandidaten en totaalbudget eerste jaar. 2. Een team bepaalt in de policy game een strategielijn en kiest daarbij prioriteiten. Deze worden in het instrument ingevuld als het belang van resultaten in vijf dimensies: uitstroom naar werk, productiewaarde, welzijn, zorgconsumptie en afname ongewenst gedrag. Het belang wordt aangegeven in vier klassen: onbelangrijk; matig belang; belangrijk en zeer belangrijk (zie figuur 6). Figuur 6 voorbeeld invoerschema algemene gegevens en belang 3. Keuze projecten uit een kieslijst van 12 projecten. Over de projecten krijgt het team globale informatie ten aanzien van kosten en te verwachten effecten (hoog of laag m.b.t. de bovengenoemde vijf dimensies). 4. Bij de keuze voor de projecten behoort een toewijzing van het aantal kandidaten. Afhankelijk van het project kunnen hier kansarme, kansrijke of beide categorieën kandidaten worden ingezet.

Stappenplan maatschappelijke kosten-baten analyses

Stappenplan maatschappelijke kosten-baten analyses Stappenplan maatschappelijke kosten-baten analyses Versie 1.4 Opstellers: Peter Brouwer 1, Astrid Chorus 2, Paula van Dommelen 2, Maarten Hoeven 3, Kitty van der Ploeg 4, Marjolein de Weerd 5 1 Participation

Nadere informatie

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005 -1.833.52 REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet : de WWB b. WWB:

Nadere informatie

Wijziging Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Wijziging Re-integratieverordening Wet werk en bijstand AAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE TEN BOER Raadsvergadering: 19 december 2012 Registratienummer: TB 12.3407403 Agendapunt: 8 Onderwerp: Voorstel: Toelichting: Wijziging Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel PvdA-GroenLinks

Initiatiefvoorstel PvdA-GroenLinks Initiatiefvoorstel PvdA-GroenLinks Onderwerp: social return en inbesteden Datum commissie: 6 juni 2013 Datum raad: Nummer: Documentnummer: Steller: Eric Dammingh Fractie: PvdA-GroenLinks Samenvatting Meedoen

Nadere informatie

Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand

Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand Adviesnr. : 4 Datum : 20 april 2017 Colofon De Adviesraad Samenleving Wageningen is geïnstalleerd op 1 oktober 2016. De Adviesraad bestaat

Nadere informatie

AMSTERDAMMERS AAN HET WERK. Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon

AMSTERDAMMERS AAN HET WERK. Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon AMSTERDAMMERS AAN HET WERK Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon 1 Samenvatting De weg uit armoede is werk. De vraag hoe mensen weer aan het werk geholpen kunnen worden is actueel. De flinke

Nadere informatie

Onderwerp: inzicht in uitgaven en bereik re-integratiemiddelen gemeenten Onze ref.: 100211

Onderwerp: inzicht in uitgaven en bereik re-integratiemiddelen gemeenten Onze ref.: 100211 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de minister mr J.P.H. Donner Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Utrecht, 10 mei 2010 Onderwerp: inzicht in uitgaven en bereik re-integratiemiddelen gemeenten

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Grave,

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Grave, Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Grave, gelet op de artikelen 7, 8a en 10 van de Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting Maatschappelijke kosten-baten analyse beschut werk 1

Samenvatting. Samenvatting Maatschappelijke kosten-baten analyse beschut werk 1 Samenvatting Samenvatting Maatschappelijke kosten-baten analyse beschut werk 1 Uitvoering onderzoek: KokxDeVoogd, Houten Ewout Bückmann Eric Dorscheidt Michiel Hes november 2017 Dit is een uitgave van

Nadere informatie

Samenvatting van het onderzoek naar De Voorspellende Waarde van Fasering

Samenvatting van het onderzoek naar De Voorspellende Waarde van Fasering TNO Arbeid TNO 25342-I Samenvatting van het onderzoek naar De Voorspellende Waarde van Fasering Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.arbeid.tno.nl T 023 554 93 93 F 023 554 93 94 Datum 13

Nadere informatie

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d.

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. De raad van de gemeente Echt-Susteren, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. Gelet op het bepaalde in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere

Nadere informatie

Stappenplan Social Return on Investment. Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth

Stappenplan Social Return on Investment. Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth Stappenplan Social Return on Investment Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth 1 1. Inleiding Het succesvol implementeren van ehealth is complex en vraagt investeringen van verschillende

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december 2008. Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december 2008. Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011 Aan de raad AGENDAPUNT 3 Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011 Voorstel: 1. De kaders uit het beleidsplan 'Werken werkt!' vaststellen, zijnde: a. als doelstellingen: - het bevorderen van de mogelijkheden

Nadere informatie

BELEIDSREGELS PARTICIPATIE Behorend bij de Participatieverordening Grondslag

BELEIDSREGELS PARTICIPATIE Behorend bij de Participatieverordening Grondslag BELEIDSREGELS PARTICIPATIE 2015 Behorend bij de Participatieverordening 2015 Grondslag Artikelen 7, 8a en 10 van de Participatiewet. Artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Oss,

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Oss, Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Oss, gelet op de artikelen 7, 8a en 10 van de Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

Nadere informatie

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen Huidige Visie CGM Kadernota Participatie Land van Cuijk van uw raad uit dec. 2011. Inwoners economisch zelfredzaam = Schadelastbeperken = Verminderen van

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden.

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Sociale Zaken

Voortgangsrapportage Sociale Zaken Voortgangsrapportage Sociale Zaken 2e e half 2013 gemeente Landsmeer [Geef tekst op] [Geef tekst op] [Geef tekst op] Afdeling Zorg en Welzijn April 2014 1. Inleiding Voor u ligt de voortgangsrapportage

Nadere informatie

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004 RAADSBESLUlT De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 18 juni 12004; nummer 041 12004; gelet op anikei 147, eerste lid van de Gemeentewet, de anikelen 7 en 8 en 10

Nadere informatie

Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Reïntegratieverordening. werk en bijstand Reïntegratieverordening werk en bijstand Midden-Delfland, augustus 2004 1 De Raad van de gemeente Midden-Delfland, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2004,

Nadere informatie

Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. uitkeringsgerechtigden: personen

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober, nr. ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober, nr. ; DE RAAD DER GEMEENTE HAREN, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober, nr. ; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10, tweede

Nadere informatie

Wet stimulering arbeidsparticipatie

Wet stimulering arbeidsparticipatie Wet stimulering arbeidsparticipatie Op 1 januari 2009 is de Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP) in werking getreden (Stb. 2008, 590 en 591). In deze wet wordt een aantal wijzigingen met betrekking

Nadere informatie

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen CVDR Officiële uitgave van Tholen. Nr. CVDR43763_1 20 maart 2018 Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen De raad der gemeente Tholen; gelezen het voorstel van het college van

Nadere informatie

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Eén van de pijlers van het coalitieakkoord 2014-2018 is: Iedereen aan het werk, niemand buiten de boot. De coalitie wil

Nadere informatie

Re-integratie Menterwolde

Re-integratie Menterwolde Re-integratie Menterwolde 1. Waarom onderzoek 2. Effectiviteit: wat levert het op 3. Efficiency: doen we het een beetje zuinig 4. Betrokkenheid Raad 5. Aanbevelingen 1 1. Waarom onderzoek 2 2. Effectiviteit:

Nadere informatie

Datum 9 april 2013 Betreft Reactie op zwartboek FNV en uitzending van Nieuwsuur over werken in de bijstand

Datum 9 april 2013 Betreft Reactie op zwartboek FNV en uitzending van Nieuwsuur over werken in de bijstand > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20% Participatiewet Sinds 1 januari 215 is de Participatiewet van kracht. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning

Nadere informatie

Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening

Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening Gemeenten worden geconfronteerd met hoge kosten voor onder andere de SW- populatie, een dalend subsidiebedrag

Nadere informatie

2. Het beleid ten aanzien van ontheffing van de arbeidsverplichting wijzigen en aan

2. Het beleid ten aanzien van ontheffing van de arbeidsverplichting wijzigen en aan Aan de gemeenteraad 26 juni 2007 Onderwerp: Ontheffingen arbeidsverplichting WWB 1. Voorstel 1. Het beleid ten aanzien van ontheffing van de arbeidsverplichting wijzigen en aan alleenstaande ouders met

Nadere informatie

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2015.1 Betreffende de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

Nadere informatie

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid.

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand NO: De raad van de gemeente Hoogeveen, gelezen het voorstel van het college van... ; gelet op de Wet werk en bijstand; gezien het advies van de raadscommissie Samenleving; overwegende dat op grond van

Nadere informatie

Waar Zit Sociale Waarde?

Waar Zit Sociale Waarde? TNO Kwaliteit van Leven TNO-rapport 031.12992 Waar Zit Sociale Waarde? Arbeid Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.tno.nl/arbeid T 023 554 93 93 F 023 554 93 94 Onderzoek naar het Maatschappelijk

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Gemeenteraad van Haarlem. Haarlem, mei 2011. Geachte voorzitter,

Aan de voorzitter van de Gemeenteraad van Haarlem. Haarlem, mei 2011. Geachte voorzitter, Aan de voorzitter van de Gemeenteraad van Haarlem Haarlem, mei 2011 Geachte voorzitter, Conform artikel 36 van het Reglement van Orde, doe ik u hierbij een initiatiefvoorstel Haarlemse Banen Begeleid Werken.

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010; CVDR Officiële uitgave van Eemsmond. Nr. CVDR63088_1 11 oktober 2016 Re-integratieverordening 2010 De raad van de gemeente Eemsmond; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Datum uitwerkingtreding

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Datum uitwerkingtreding Beleidsregels Participatieverordening 2015 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Gemeente Sint-Michielsgestel Officiële naam regeling Beleidsregels Participatieverordening

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen De raad van de gemeente Oldebroek; Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 kenmerk 98182 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2012; gelet op de artikelen 7 en 8 en 10

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad van Emmen. Geachte raadsleden,

Aan de gemeenteraad van Emmen. Geachte raadsleden, Raadhuisplein 1 Correspondentieadres: 7811 AP Emmen Postbus 30001 Telefoon (0591) 68 55 55 7800 RA Emmen Aan de gemeenteraad van Emmen Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons kenmerk uw brief van/kenmerk

Nadere informatie

Robert Capel Tom de Haas Martin Heekelaar Implementatiedag 12 december, Utrecht

Robert Capel Tom de Haas Martin Heekelaar Implementatiedag 12 december, Utrecht Robert Capel Tom de Haas Martin Heekelaar Implementatiedag 12 december, Utrecht Inhoudsopgave 1. Welkom 2. De opdracht: de optimale weg 3. Het analysemodel en uitvoeringsvarianten 4. Verdieping naar diverse

Nadere informatie

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2015

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2015 Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer gelet op de artikelen 7, 8a en 10 van de Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Impactmeting: een 10 stappenplan

Impactmeting: een 10 stappenplan Impactmeting: een 10 stappenplan Stap 1: De probleemanalyse De eerste stap in een impactmeting omvat het formuleren van de zogenaamde probleemanalyse welke tot stand komt door antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Op pagina 2 beginnen

Op pagina 2 beginnen Op pagina 2 beginnen 2020312220 Vragen van het lid Van Gent (Groen Links) over misbruik en oneigenlijk gebruik van IDbanen Vraag 1 Bent u bereid het onderzoek van het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam

Nadere informatie

Zicht op succes. Onderzoek naar re-integratiebeleid Tynaarlo

Zicht op succes. Onderzoek naar re-integratiebeleid Tynaarlo Zicht op succes Onderzoek naar re-integratiebeleid Tynaarlo Bevindingen (1) Beantwoording van deelvragen: Kaderstelling 1. Welke beleidsdoelen streeft de gemeente Tynaarlo met het reintegratiebeleid na?

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011 Gemeente Lemsterland. Opdracht aan het college. Aanspraak op ondersteuning.

Inhoudsopgave. Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011 Gemeente Lemsterland. Opdracht aan het college. Aanspraak op ondersteuning. Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011 Gemeente Lemsterland Inhoudsopgave Artikel 1: Artikel 2: Artikel 3: Artikel 4: Artikel 5: Artikel 6: Artikel 7: Artikel 8: Artikel 8a: Artikel 9: Artikel

Nadere informatie

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet? Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet? Gemeenten ontvangen via het re-integratiebudget middelen voor ondersteuning en begeleiding van de doelgroep Participatiewet. Er zijn

Nadere informatie

Document2 HET REINTEGRATIEPALET VAN DE GEMEENTE AMERSFOORT

Document2 HET REINTEGRATIEPALET VAN DE GEMEENTE AMERSFOORT HET REINTEGRATIEPALET VAN DE GEMEENTE AMERSFOORT INHOUDSOPGAVE bladzijde 1. Inleiding 3 2. Doelstelling... 3 3. Onze cliënten. 4 4. Het reïntegratiepalet.. 5 5. Werktrajecten 6 6. Overige trajecten...

Nadere informatie

Transitieplan. 12 september 2013

Transitieplan. 12 september 2013 Transitieplan 12 september 2013 Situatie Oost-Groningen Hoog aantal Wsw-ers (3,5 x landelijk gemiddelde) Hoog aantal Wajongeren (2 x landelijk gemiddelde) Arbeidsparticipatie is laag (61% ten opzichte

Nadere informatie

Sturen op effectiviteit re-integratie Opzet:

Sturen op effectiviteit re-integratie Opzet: Sturen op effectiviteit re-integratie Opzet: 1) Context 2) Drie niveaus van sturing: - bestuurlijk niveau - managementteam niveau - operationeel niveau 3) Vragen en verdiepen Context: maatschappelijke

Nadere informatie

Wat werkt voor wie in reïntegratie?

Wat werkt voor wie in reïntegratie? Wat werkt voor wie in reïntegratie? Overwegingen voor de Gemeenteraad Nijmegen Presentatie in opdracht van: Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen Nijmegen, 12 oktober 2011 Lucy Kok www.seo.nl - secretariaat@seo.nl

Nadere informatie

Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Algemeen In de Wet werk en bijstand staat, voor personen jonger dan 65 jaar, het uitgangspunt werk boven inkomen centraal. De gemeente draagt

Nadere informatie

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040 Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 9 oktober 2014 Onderwerp: Beleidsplan Participatiewet Aan de raad. Beslispunten 1. Ter uitvoering van de Participatiewet het Beleidsplan

Nadere informatie

Quick scan re-integratiebeleid. Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie

Quick scan re-integratiebeleid. Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie Quick scan re-integratiebeleid Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie Doetinchem, 16 december 2011 1 1. Inleiding De gemeenteraad van Doetinchem heeft op 18 december 2008 het beleidsplan

Nadere informatie

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2016

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2016 Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2016 Betreffende de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg BESLUIT

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg BESLUIT Uitvoeringsbesluit re-integratie/werkleeraanbod voor de nadere invulling van de artikelen 12, derde lid, 17, tweede lid, 18, derde lid, 20, tweede lid en 24 derde lid van de Verordening werk en bijstand,

Nadere informatie

c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. De raad van de gemeente Doetinchem; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand (Wwb), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening

Nadere informatie

Onderwerp: Aanvraag ESF-subsidie Actieve Inclusie 2014 2016 Reg.nummer: 2014/379169

Onderwerp: Aanvraag ESF-subsidie Actieve Inclusie 2014 2016 Reg.nummer: 2014/379169 Collegebesluit Onderwerp: Aanvraag ESF-subsidie Actieve Inclusie 2014 2016 Reg.nummer: 2014/379169 1 Inleiding; Sinds mei 2014 is er een nieuwe ESF-subsidieregeling van kracht. Een belangrijke wijziging

Nadere informatie

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

De raad van de gemeente Schiermonnikoog, De raad van de gemeente Schiermonnikoog, Gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Esther Vieveen, Mariëtte Goedhuys, Nicol Sluiter CBS, Centrum voor Beleidsstatistiek Maart 2010

Nadere informatie

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota Samenvatting Aanpak Pagina 2 Doelstelling Vergelijking van keuzes: Doorgaan met huidige uitvoering óf Opzetten van een gezamenlijk uitvoeringsorganisatie

Nadere informatie

Beleidsverslag 2013 Werk en inkomen

Beleidsverslag 2013 Werk en inkomen Beleidsverslag 2013 Werk en inkomen Beleidsverslag Werk en inkomen 2013 1/11 Inhoud Beleidsverslag 2013...1 Werk en inkomen...1 Inhoud...2 1 Inleiding...2 2.1 Ontwikkeling van de omvang van het uitkeringsbestand...3

Nadere informatie

Begrippenbijsluiter It takes two to tango

Begrippenbijsluiter It takes two to tango Begrippenbijsluiter It takes two to tango Over reïntegratie op de arbeidsmarkt In deze begrippenlijst staan in alfabetische volgorde begrippen uitgelegd die te maken hebben met reïntegratie. De begrippenbijsluiter

Nadere informatie

M E M O. : de gemeenteraad. : het college van burgemeester en wethouders. Datum : oktober : analyse en maatregelen.

M E M O. : de gemeenteraad. : het college van burgemeester en wethouders. Datum : oktober : analyse en maatregelen. M E M O Aan Van : de gemeenteraad : het college van burgemeester en wethouders Datum : oktober 2015 Onderwerp : analyse en maatregelen Inleiding: Met de invoering van de Participatiewet is de Incidentele

Nadere informatie

Gezien het voorstel inzake Gewijzigde WWB-verordeningen na aanscherping WWB (Gem. blad Afd. A 2012, no. );

Gezien het voorstel inzake Gewijzigde WWB-verordeningen na aanscherping WWB (Gem. blad Afd. A 2012, no. ); 2012, no. < no. > De Raad der gemeente Stein; Gezien het voorstel inzake Gewijzigde WWB-verordeningen na aanscherping WWB (Gem. blad Afd. A 2012, no. ); Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude;

Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude; 122649 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude; overwegende dat re-integratie van diverse doelgroepen een verantwoordelijkheid is van de gemeente; het Besluit re-integratievoorzieningen

Nadere informatie

45.000 Totaal 1.450.177 950.444 825.300

45.000 Totaal 1.450.177 950.444 825.300 Bijlage 1: Welke middelen zijn met dit voorstel gemoeid? Uitgangspunt 1. Bij het voorstel voor de afbouw WIW/ID is een financieel overzicht gemaakt van de verwachte inkomsten en uitgaven op het participatiebudget

Nadere informatie

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Aan: Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM Den Haag T 088 9846000 I www.cpb.nl Contactpersoon

Nadere informatie

Voorstel GEMEENTERAAD VII R 1 Vergadering van 16 juni 2008

Voorstel GEMEENTERAAD VII R 1 Vergadering van 16 juni 2008 Voorstel GEMEENTERAAD VII R 1 Vergadering van 16 juni 2008 Stuknummer Dienst 13285 Rekenkamercommissie Programma Corsanummer Werk en Inkomen In te vullen door opsteller stuk. Onderwerp Enschede Rekenkamerrapport:

Nadere informatie

Stuknummer: blo8.00054. Managementinformatie. Afdeling Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) Derde kwartaal 2007

Stuknummer: blo8.00054. Managementinformatie. Afdeling Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) Derde kwartaal 2007 Stuknummer: blo. Managementinformatie Afdeling Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) Derde kwartaal Tabel 1. Aantal uitkeringen op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) WWB-uitkeringen Aantal uitkeringen Instroom

Nadere informatie

VOORSTEL INHOUD. Portefeuille: P. van Bergen. No. B15.000681. Dronten, 28 april 2015. maatregelen ter voorkoming voorlopig tekort BUIG

VOORSTEL INHOUD. Portefeuille: P. van Bergen. No. B15.000681. Dronten, 28 april 2015. maatregelen ter voorkoming voorlopig tekort BUIG Portefeuille: P. van Bergen No. B15.000681 Dronten, 28 april 2015 maatregelen ter voorkoming voorlopig tekort BUIG Aan de gemeenteraad VOORSTEL Wij stellen u voor: 1. Kennis te nemen van de consequenties

Nadere informatie

Wat werkt? Wat weten we over effectiviteit

Wat werkt? Wat weten we over effectiviteit Opdrachtgever DWI Amsterdam Wat werkt? Wat weten we over effectiviteit Opdrachtnemer Amir Nazar Onderzoek Einddatum 1 november 2010 Categorie Profilings-, diagnose en targetinginstrumenten Conclusie Hoewel

Nadere informatie

Financiële effecten van de Participatiewet

Financiële effecten van de Participatiewet Financiële effecten van de Participatiewet Utrecht, 5 december 2012 Martin Heekelaar E: m.heekelaar@berenschot.nl M: 06-23152767 1 Wet werken naar vermogen wordt Participatiewet Invoering op 1 januari

Nadere informatie

Beleidsnota 'Tegenprestatie naar vermogen' gemeente Borne

Beleidsnota 'Tegenprestatie naar vermogen' gemeente Borne Beleidsnota 'Tegenprestatie naar vermogen' gemeente Borne Borne, september 2014 Inleiding Al vanaf 1 januari 2012 kunnen gemeenten aan mensen die een WWB-uitkering ontvangen of aanvragen, de verplichting

Nadere informatie

MANAGEMENTSAMENVATTING GEMEENTE ISD DRECHTSTEDEN

MANAGEMENTSAMENVATTING GEMEENTE ISD DRECHTSTEDEN BENCHMARK WWB 2008 MANAGEMENTSAMENVATTING VIERDE KW ARTAAL GEMEENTE ISD DRECHTSTEDEN 1 MANAGEMENTSAMENVATTING GEMEENTE ISD DRECHTSTEDEN De benchmark maakt prestaties van sociale diensten zichtbaar door

Nadere informatie

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand Artikelsgewijze toelichting Reïntegratieverordening werk en bijstand 1 Aanhef en artikel 1 In de aanhef is expliciet gewezen op de EU-verordening betreffende staatssteun, die voorschrijft dat wanneer sprake

Nadere informatie

Re-integratieverordening 2007. Gemeente Eemsmond

Re-integratieverordening 2007. Gemeente Eemsmond Re-integratieverordening 2007 Gemeente Eemsmond Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Algemene bepalingen Ondersteuning Werk als instrument voor re-integratie

Nadere informatie

Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De heer H.A.L. van Hoof Postbus 90801 2509 LV Den Haag

Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De heer H.A.L. van Hoof Postbus 90801 2509 LV Den Haag 1 Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De heer H.A.L. van Hoof Postbus 90801 2509 LV Den Haag Bijlagen -- Inlichtingen bij Uw kenmerk Dossier/volgnummer 55808-054 Mr. G.A. van Nijendaal

Nadere informatie

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011.

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011. Nummer: 6g. De Raad van de gemeente Boxmeer; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19

Nadere informatie

Agendapuntnr.: Renswoude, 27 oktober Nr.: Behandeld door: M.H.T. Jansen Onderwerp: Verordening Tegenprestatie Renswoude 2015

Agendapuntnr.: Renswoude, 27 oktober Nr.: Behandeld door: M.H.T. Jansen Onderwerp: Verordening Tegenprestatie Renswoude 2015 Agendapuntnr.: Nr.: 149997 Behandeld door: M.H.T. Jansen Onderwerp: Verordening Tegenprestatie Renswoude 2015 Renswoude, 27 oktober 2015 Aan de gemeenteraad Geachte raad, Inleiding Sinds 2012 beschikken

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Alphen aan den Rijn Postbus AA Alphen aan den Rijn

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Alphen aan den Rijn Postbus AA Alphen aan den Rijn College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Alphen aan den Rijn Postbus 13 2400 AA Alphen aan den Rijn Alphen aan den Rijn, 18 maart 2015 Betreft: advies concept beleidsplan Rijnstreek Werkt 2015-2016

Nadere informatie

Onderwerp: Rekenkamercommissie Emmen: Onderzoek Re-integratiebeleid Emmen.

Onderwerp: Rekenkamercommissie Emmen: Onderzoek Re-integratiebeleid Emmen. svoorstel jaar stuknr. Onderwerp: Rekenkamercommissie Emmen: Onderzoek Re-integratiebeleid Emmen. Portefeuillehouder: C. Bijl Griffie Griffie A.S.Heine, telefoon (0591-68 95 04) Aan de gemeenteraad Voorgesteld

Nadere informatie

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad RIS109225_14-10-2003 Gemeente Den Haag Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Uw brief van de gemeenteraad Uw kenmerk Ons kenmerk rm 157 - BSW/03/522 RIS 109225 Doorkiesnummer 070-353 5000 E-mailadres

Nadere informatie

Nadere achtergrondinformatie participatiewet

Nadere achtergrondinformatie participatiewet Nadere achtergrondinformatie participatiewet Invoering Participatiewet Op 1 januari 2014 wordt de Participatiewet ingevoerd. De nieuwe wet zal de huidige Wet werk en bijstand vervangen. Parallel aan de

Nadere informatie

Toelichting. Artikelgewijs. Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Artikel 2 Vrijwilligerswerk. Artikel 3 Proefplaatsingen. Artikel 4 Leerwerkstage

Toelichting. Artikelgewijs. Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Artikel 2 Vrijwilligerswerk. Artikel 3 Proefplaatsingen. Artikel 4 Leerwerkstage Toelichting Artikelgewijs Artikel 1 Begripsomschrijvingen Geen nadere toelichting Artikel 2 Vrijwilligerswerk Het doel van vrijwilligerswerk is de belanghebbende met behoud van uitkering te laten wennen

Nadere informatie

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 14 oktober 2010 registratienummer: I/

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 14 oktober 2010 registratienummer: I/ NOTA dienst: Dienst Inwoners datum: 14 oktober 2010 registratienummer: I/1012711 afdelingsnaam: DI/SoZa steller: mevr. A. de Wit paraaf chef: kopie aan: onderwerp: Begrotingswijziging Inkomensdeel WWB

Nadere informatie

Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein 2015-2018

Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein 2015-2018 Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein 2015-2018 Gemeente Noordoostpolder 19 augustus 2014 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1. Inleiding... 3 2. groep... 4 3. en en uitgangspunten... 5 3.1.

Nadere informatie

MIMI. 31 Fysieke kopieën na m De gemeenteraadsled eden. 18 Digitale kopieën naar: College van BenW, Secr, Directie, Griffier, BCA, Concernleden

MIMI. 31 Fysieke kopieën na m De gemeenteraadsled eden. 18 Digitale kopieën naar: College van BenW, Secr, Directie, Griffier, BCA, Concernleden WW w IN.1071162 gemeente O o s t e r h o u t MIMI GEMEENTE OOST ERHOUT class.nr. zaaknr. 2 8 OKT. 2010 ter ben. yrfpp streefdatum kopie Aan de gemeenteraad 31 Fysieke kopieën na m De gemeenteraadsled eden

Nadere informatie

/ bbô~d22j42ja ~9 _/ 12J 513 gemeente werkendam

/ bbô~d22j42ja ~9 _/ 12J 513 gemeente werkendam / bbô~d22j42ja ~9 _/ 12J 513 gemeente werkendam de leden van de gemeenteraad van Werkendam Raadhuisplein 1 4251 VZ Werkendam Postbus 16 4250 DA Werkendam Telefoon: (0183) 5072 00 Fax: (0183) 507300 6-mail:

Nadere informatie

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013 CVDR Officiële uitgave van Echt-Susteren. Nr. CVDR275097_2 25 november 2015 Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013 De raad van de gemeente Echt-Susteren, gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Maatwerkrapport WWB in Uw Gemeente

Maatwerkrapport WWB in Uw Gemeente Aan Cc - Van Paul Schenderling; Martin Heekelaar Datum 16 juli 2013 Betreft Maatwerkrapport WWB in 1.1 Woord vooraf Dit document is een geanonimiseerd voorbeeld van een beknopt maatwerkrapport dat Berenschot

Nadere informatie

COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2015/003186

COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2015/003186 COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2015/003186 Voorstel voor de vergadering van de Commissie Burgers op 7 april 2015 Agendanummer : 6 Onderwerp: Opsteller: Portefeuillehouder: Tegenprestatie

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Beschut werk in Aanleiding

Beschut werk in Aanleiding Beschut werk in 2015 1. Aanleiding Op 1 januari jl. is de Participatiewet in werking getreden. Een nieuwe voorziening onder deze wet is beschut werk nieuwe stijl 1. Gemeenten zijn onder deze wet verplicht

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2004 nr. 150

GEMEENTEBLAD 2004 nr. 150 GEMEENTEBLAD 2004 nr. 150 De raad van de gemeente Maassluis; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2004, bijlagennummer I ; gelet op artikel 149, eerste lid van de Gemeentewet,

Nadere informatie

Scenario Participatiewet 2013-2016 Iedereen doet mee, niemand aan de kant

Scenario Participatiewet 2013-2016 Iedereen doet mee, niemand aan de kant Scenario Participatiewet 2013-2016 Iedereen doet mee, niemand aan de kant Inzet MEEWERKEN tegenprestatie naar vermogen optima forma Uitgangspunten: Huidige beleidsuitspraken Vraagstelling: Is dit betaalbaar

Nadere informatie

Aan de Raad. 1. Aanleiding Het voorstel wordt aan de raad voorgelegd in zijn kaderstellende rol

Aan de Raad. 1. Aanleiding Het voorstel wordt aan de raad voorgelegd in zijn kaderstellende rol Aan de Raad No. : 8/3 Muntendam : 13 april 2017 Onderwerp : Vaststellen gewijzigde re-integratie verordening i.v.m. beschut werken ---------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Zijn maatregelen gericht op re-integratie effectief? Jaap de Koning. Presentatie voor het Muntendam Symposium, 12 december, Rode Hoed, Amsterdam

Zijn maatregelen gericht op re-integratie effectief? Jaap de Koning. Presentatie voor het Muntendam Symposium, 12 december, Rode Hoed, Amsterdam Zijn maatregelen gericht op re-integratie effectief? Jaap de Koning Presentatie voor het Muntendam Symposium, 12 december, Rode Hoed, Amsterdam Inhoud Wat is re-integratiebeleid? Hoe beoordeel je re-integratiemaatregelen?

Nadere informatie

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid Plan van aanpak Rekenkamer Maastricht februari 2007 1 1. Achtergrond en aanleiding 1 De gemeente Maastricht wil maatschappelijke doelen bereiken.

Nadere informatie

Tegenprestatie naar Vermogen

Tegenprestatie naar Vermogen Tegenprestatie naar Vermogen Beleidsplan Tegenprestatie in het kader van de Participatiewet 2015 Hof van Twente, oktober 2014-1 - De Tegenprestatie naar Vermogen Inleiding Al vanaf 1 januari 2012 kunnen

Nadere informatie