gelet op de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag en het besluit van 20 maart 2018,

Transcriptie

1 RIS REGELING VITALITEITSPACT DEN HAAG 2018 Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, gelet op de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag en het besluit van 20 maart 2018, RIS299385, inzake uitgangspunten vitaliteitspact in overeenstemming met de commissie voor georganiseerd overleg; besluit: vast te stellen de navolgende Regeling vitaliteitspact Den Haag 2018: Hoofdstuk 1 Artikel 1.1 ALGEMEEN Algemene bepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: - ambtenaar: de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Den Haag die is aangesteld voor onbepaalde tijd; - ARG: de Arbeidsvoorwaardenregeling Den Haag. Hoofdstuk 2 Artikel 2:1 VITALITEITSPACT Verzoek tot deelname 1. De ambtenaar kan na overleg met zijn leidinggevende een schriftelijk verzoek indienen tot deelname aan het vitaliteitspact, met vermelding van de gewenste ingangsdatum. 2. De ambtenaar dient het verzoek tot deelname minimaal twee maanden vóór de gewenste ingangsdatum in, met inachtneming van de daarvoor bestemde procedure. Artikel 2:2 Beoordeling van het verzoek tot deelname 1. De bevoegdheid tot het beslissen op een verzoek tot deelname aan het vitaliteitspact ligt bij de algemeen directeur van de dienst waaronder de betrokken ambtenaar ressorteert. Gemeente Den Haag Postbus T Spui DJ Den Haag Den Haag

2 2. De algemeen directeur willigt het verzoek in nadat is vastgesteld dat: a. de gewenste ingangsdatum is gelegen in het tijdvak van 1 augustus 2018 tot en met 31 juli 2022, b. de ambtenaar op de gewenste ingangsdatum 60 jaar of ouder is, c. de ambtenaar op de gewenste ingangsdatum tenminste twee jaar in dienst is van de gemeente Den Haag, d. er geen sprake is van samenloop met een vorm van verlof of van ontslag met een uitkeringsregeling met het risico op een fiscale eindheffing vanwege een regeling voor vervroegde uittreding, e. de ambtenaar niet reeds deelneemt aan het generatiepact op grond van de Regeling generatiepact Den Haag 2015, f. de arbeidsduur van de ambtenaar niet is verhoogd in de periode van 36 maanden voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum, en g. deelname van de ambtenaar resulteert in het beschikbaar komen van ruimte binnen de organisatie die kan worden herbezet. 3. De algemeen directeur kan een verzoek onder opgaaf van redenen schriftelijk afwijzen als een zwaarwegend dienstbelang zich tegen inwilliging verzet. 4. De algemeen directeur kan in bijzondere gevallen afwijken van het tweede lid, onderdeel f, op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de ambtenaar en met schriftelijke kennisgeving van de motivering voor de afwijking aan de directeur Personeel en Organisatie. Artikel 2:3 Duur van deelname 1. Deelname aan het vitaliteitspact vindt plaats gedurende de resterende duur van het dienstverband van de ambtenaar tot de datum waarop deze de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of tot de datum waarop de aanstelling eerder eindigt. 2. Deelname aan het vitaliteitspact kan niet tussentijds worden beëindigd gedurende de resterende duur van de aanstelling, voor zover in deze regeling niet uitdrukkelijk anders is bepaald. Artikel 2:4 Verlof en arbeidsduur bij deelname 1. Aan de ambtenaar die deelneemt aan het vitaliteitspact wordt gedeeltelijk doorbetaald buitengewoon verlof verleend. 2. Het verlof bedraagt naar keuze van de ambtenaar 20 procent of 40 procent van de formele arbeidsduur gedurende de hele periode van deelname. De gemaakte keuze is eenmalig en kan niet worden gewijzigd. 3. In afwijking van de laatste volzin van artikel 6:4:5 ARG wordt het verlof verleend voor de duur van deelname. 4. Bij deelname vervalt de gehele jaarlijkse aanspraak van de ambtenaar op verlof wegens leeftijd op grond van de Regeling leeftijdsverlof. Bij deelname in de loop van het kalenderjaar wordt het over dat jaar reeds aan de ambtenaar toegekend verlof wegens leeftijd op grond van de Regeling leeftijdsverlof herberekend. 5. Voor de berekening van rechtspositionele aanspraken en verplichtingen die gebaseerd zijn op de formele arbeidsduur van de ambtenaar wordt bij deelname uitgegaan van de formele arbeidsduur van de ambtenaar, verminderd met het op grond van deze regeling verleende verlof, voor zover in deze regeling niet uitdrukkelijk anders is bepaald. 2/19

3 Artikel 2:5 Salaris tijdens deelname 1. De ambtenaar ontvangt bij deelname aan het vitaliteitspact over elk uur buitengewoon verlof dat in verband daarmee is verleend, 50 procent van het voor hem geldende salaris per uur. Het percentage blijft gedurende de deelname ongewijzigd. 2. Voor de berekening van rechtspositionele aanspraken en verplichtingen die gebaseerd zijn op het salaris van de ambtenaar, wordt bij deelname uitgegaan van het met toepassing van deze regeling geldende salaris, voor zover in deze regeling niet uitdrukkelijk anders is bepaald. Artikel 2:6 Pensioenopbouw tijdens deelname Deelname aan het vitaliteitspact brengt, in afwijking van artikel 6:10, vierde lid, ARG, geen wijziging in de pensioenopbouw door de ambtenaar en de premiebetaling door het gemeentebestuur en de ambtenaar zoals geldend voorafgaand aan de deelname. De bepalingen met betrekking tot de maximale opbouw van pensioen, vastgelegd in fiscale wet- en regelgeving en het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, blijven van kracht. Artikel 2:7 Andere rechtspositionele voorwaarden met betrekking tot deelname 1. Reeds berekende en aan de ambtenaar toegekende aanspraken op basis van diens formele arbeidsduur en salaris(toelagen), worden bij deelname aan het vitaliteitspact zo nodig opnieuw berekend en vastgesteld. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op andere aan de ambtenaar toegekende financiële aanspraken die verband houden met of kunnen worden herleid naar diens arbeidsduur, werktijden of salaris(toelagen). 2. De ambtenaar kan worden toegestaan om bij deelname wekelijks feitelijk meer uren te werken dan zijn formele arbeidsduur, verminderd met het op grond van deze regeling verleende verlof, mits het dienstbelang zich niet hiertegen verzet en met inachtneming van de Regeling 36-urige werkweek. 3. Als deelname leidt tot wijziging van het aantal dagen woon-werkverkeer van de ambtenaar als bedoeld in artikel 5 van de Regeling mobiliteitsbudget woon-werkverkeer Den Haag, wordt diens mobiliteitsbudget opnieuw vastgesteld. 4. Deelname aan het vitaliteitspact is een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang dat in de weg kan staan aan inwilliging van een vóór of tijdens deelname ingediend verzoek van de ambtenaar om vermindering of vermeerdering van zijn formele arbeidsduur. 5. De inzetbaarheid van de ambtenaar bij arbeidsongeschiktheid gedurende deelname is ten hoogste gelijk aan diens formele arbeidsduur, verminderd met het op grond van deze regeling verleende verlof. 6. Als een deelnemende ambtenaar gedurende een jaar volledig arbeidsongeschikt is, kan de deelname op verzoek van de ambtenaar tussentijds worden beëindigd. 7. In afwijking van artikel 2:3, tweede lid, kan bij deelname door de ambtenaar aan het vitaliteitspact worden bepaald dat de deelname eindigt op de datum waarop de ambtenaar aansluitend onbetaald volledig verlof opneemt tot de datum waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, ten laste van het door hem opgebouwde levenslooptegoed of een ander verlofspaartegoed. Beëindiging van deelname met toepassing van de eerste volzin leidt niet tot herleving van aanspraken ten aanzien van salaris, verlof, pensioen en andere arbeidsvoorwaarden, onverlet de aanspraken uit hoofde van de toepasselijke levensloop- of verlofspaarregeling. 3/19

4 Artikel 2:8 Werktijden en werkzaamheden bij deelname 1. De ambtenaar die deelneemt aan het vitaliteitspact en de leidinggevende maken afspraken over de werktijden van de ambtenaar en de werkzaamheden die de ambtenaar gaat verrichten. 2. Als de zwaarte of het niveau van de te verrichten werkzaamheden daarvoor aanleiding geeft, bespreken de ambtenaar en zijn leidinggevende de mogelijkheid om toepassing te geven aan artikel 3:5, tweede lid, ARG. Hoofdstuk 3 Artikel 3:1 VITALITEITSVOORZIENINGEN Commissie vitaliteitsvoorzieningen 1. Er is een Commissie vitaliteitsvoorzieningen. 2. De commissie bestaat uit: a. een vaste onafhankelijke voorzitter respectievelijk plaatsvervangend voorzitter, benoemd op gezamenlijke voordracht van het Gemeentelijk Management Team en de vertegenwoordiging van werknemersverenigingen in de commissie voor georganiseerd overleg; b. een lid en plaatsvervangend lid, benoemd op voordracht van het Gemeentelijk Management Team; c. een lid en plaatsvervangend lid, benoemd op voordracht van de vertegenwoordiging van werknemersverenigingen in de commissie voor georganiseerd overleg. 3. Benoeming van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, leden en plaatsvervangende leden vindt plaats door het college van burgemeester en wethouders. 4. De commissie heeft tot taak de algemeen directeur te adviseren over een aanvraag van een vitaliteitsvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk. 5. De algemeen directeur, de in artikel 3:4, eerste lid, bedoelde leidinggevende en de betrokken ambtenaar verschaffen desgevraagd inlichtingen met betrekking tot de aanvraag aan de commissie. 6. De commissie kan belanghebbenden en deskundigen horen. 7. Vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar. 8. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast. 9. De directeur Personeel en Organisatie draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de commissie. 10. De commissie stelt uiterlijk op 1 maart een jaarverslag vast over het voorgaande kalenderjaar en stuurt dit aan de directeur Personeel en Organisatie. De directeur Personeel en Organisatie brengt het jaarverslag ter kennis van het Gemeentelijk Management Team en de commissie voor georganiseerd overleg. 11. De voorzitter ontvangt een vergoeding op grond van de Verordening geldelijke vergoedingen commissieleden niet zijnde raadsleden. 4/19

5 Artikel 3:2 Vitaliteitsvoorziening 1. Onder vitaliteitsvoorziening wordt in dit hoofdstuk verstaan: de bijdrage van de gemeente als werkgever aan behoud of herstel van vitaliteit van een ambtenaar in de vorm van toekenning van een voorziening binnen de kaders van dit hoofdstuk. 2. Onder een voorziening als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: a. een tegemoetkoming in de voor rekening van de ambtenaar blijvende kosten van deelname aan het vitaliteitspact, bedoeld in hoofdstuk 2; b. toekenning van buitengewoon verlof aan de ambtenaar met gehele of gedeeltelijke doorbetaling van het salaris, anders dan op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling; c. vermindering van de arbeidsduur van de ambtenaar zonder aanpassing van het salaris; d. aanpassing van de werktijden van de ambtenaar; e. aanpassing van de door de ambtenaar te verrichten werkzaamheden; f. aanpassing van de voor de ambtenaar geldende productienorm of te behalen resultaten; g. toepassing van de afbouwregeling, bedoeld in artikel 3:16 ARG, indien de ambtenaar vanwege vrijwillige aanpassing van de werktijden geen aanspraak heeft op de toelage onregelmatige dienst, bedoeld in artikel 3:11 ARG; h. begeleiding of coaching van de ambtenaar met betrekking tot vitaliteit en duurzame inzetbaarheid; i. gehele of gedeeltelijke bekostiging van faciliteiten die specifiek zijn gericht op behoud of herstel van vitaliteit en inzetbaarheid van een ambtenaar; j. een voorschot op toekomstige betaling van salaris en salaristoelagen, uitsluitend in de situatie dat de ambtenaar vanwege zijn financiële situatie in aanmerking komt voor een persoonlijk krediet of saneringskrediet bij de Gemeentelijke Kredietbank van de gemeente Den Haag maar deze uitsluitend vanwege zijn woonplaats buiten Den Haag niet kan worden toegekend; voor zover aangevraagd met toepassing van dit hoofdstuk. 3. De vitaliteitsvoorziening kan betrekking hebben op een andere voorziening dan genoemd in het tweede lid indien de algemeen directeur waaronder de ambtenaar ressorteert daarvoor redelijkerwijs aanleiding ziet, geadviseerd door de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. Artikel 3:3 Doelgroep en doelstelling vitaliteitsvoorzieningen 1. Een vitaliteitsvoorziening kan worden toegekend aan de ambtenaar: a. die 60 jaar of ouder is, b. werkzaam is in een functie waarvoor een salarisschaal geldt die niet hoger is dan schaal 7, c. wiens functie bijzondere eisen stelt aan de fysieke belastbaarheid en d. door belemmeringen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid aantoonbaar en langdurig verminderd inzetbaar is of dreigt te worden. 2. Een vitaliteitsvoorziening kan tevens worden toegekend aan de ambtenaar die aantoonbaar en langdurig verminderd inzetbaar is of dreigt te worden wegens bijzondere en ingrijpende persoonlijke omstandigheden. 3. De voorziening, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onder j, kan uitsluitend worden toegekend aan de desbetreffende ambtenaar. 4. Een vitaliteitsvoorziening wordt slechts toegekend nadat is vastgesteld dat de toekenning ervan een belangrijke bijdrage kan leveren aan behoud of herstel van vitaliteit en inzetbaarheid van de ambtenaar, gelet op de individuele situatie van de ambtenaar en afgewogen tegen de belangen van 5/19

6 andere ambtenaren en andere voor de ambtenaar openstaande opties, binnen de kaders van deze regeling en met inachtneming van de beschikbare financiële middelen. Artikel 3:4 Aanvraag 1. Een aanvraag van een vitaliteitsvoorziening kan worden ingediend door: a. de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, eerste, tweede of derde lid, of b. de leidinggevende van een ambtenaar als bedoeld onder a, met instemming van die ambtenaar. 2. Een aanvraag van de voorziening, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onder j, kan uitsluitend worden ingediend door de Gemeentelijke Kredietbank na verwijzing door het Arbo Centrum en met instemming van de betrokken ambtenaar. 3. De aanvraag wordt minimaal twee maanden vóór de gewenste ingangsdatum ingediend, met inachtneming van de daarvoor bestemde procedure en met vermelding van de gewenste ingangsdatum. 4. De ambtenaar verklaart zich door het indienen van een aanvraag of door het daarmee instemmen akkoord met het desgevraagd ondergaan van een of meerdere onderzoeken en het opvragen van informatie met het oog op diens aanvraag en met het delen van de in het kader van de aanvraag verstrekte informatie met de Commissie vitaliteitsvoorzieningen, het Arbo Centrum, de Gemeentelijke Kredietbank en andere functioneel betrokkenen bij de aanvraag. Artikel 3:5 Beoordeling en besluit 1. De bevoegdheid tot het beslissen op een aanvraag ligt bij de algemeen directeur waaronder de ambtenaar ressorteert. 2. De algemeen directeur kan een aanvraag die niet aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoet per ommegaande schriftelijk afwijzen. 3. De algemeen directeur stelt de ambtenaar binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag schriftelijk in kennis van het besluit ten aanzien van de aanvraag, met bijvoeging van het advies van de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. De commissie ontvangt een afschrift van het besluit. 4. Indien de algemeen directeur binnen de termijn, genoemd in het derde lid, geen besluit ter kennis kan brengen aan de ambtenaar, wordt de ambtenaar geïnformeerd over de termijn waarbinnen dit alsnog zal gebeuren. Artikel 3:6 Advisering door Commissie vitaliteitsvoorzieningen 1. De algemeen directeur legt zijn voornemen tot het op de aanvraag te nemen besluit voor advies voor aan de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. 2. De commissie kan bepalen in welke gevallen een aanvraag geen adviesaanvraag behoeft. 6/19

7 3. De commissie brengt binnen vier weken nadat een adviesaanvraag is voorgelegd schriftelijk advies uit aan de algemeen directeur ten aanzien van de toekenning van de gevraagde vitaliteitsvoorziening, met inachtneming van de in dit hoofdstuk genoemde voorwaarden. Indien de commissie binnen deze termijn geen advies kan uitbrengen, informeert zij de algemeen directeur over de termijn waarbinnen dit alsnog zal gebeuren. 4. Het advies heeft een zwaarwegend karakter. Artikel 3:7 Advisering door Arbo Centrum 1. De Commissie vitaliteitsvoorzieningen kan schriftelijk advies inwinnen bij het Arbo Centrum over een aan haar voorgelegde aanvraag. 2. Het Arbo Centrum brengt zo spoedig mogelijk schriftelijk advies uit aan de commissie. Artikel 3:8 Duur van de vitaliteitsvoorziening 1. Een vitaliteitsvoorziening wordt toegekend voor een periode van ten hoogste één jaar, met uitzondering van een voorziening die naar aard en karakter uitsluitend een meerjarig karakter kan hebben. 2. De ambtenaar aan wie een vitaliteitsvoorziening is toegekend kan een aanvraag indienen voor voortzetting van de toekenning na de duur van één jaar, met toepassing van dit hoofdstuk. Artikel 3:9 Commitment ambtenaar 1. Het besluit tot toekenning van een vitaliteitsvoorziening bevat een of meer voorwaarden voor de ambtenaar, verband houdend met de reden(en) voor toekenning van de vitaliteitsvoorziening. 2. Door gebruikmaking van een toegekende vitaliteitsvoorziening verklaart de ambtenaar zich akkoord met de aan de toekenning verbonden voorwaarden. 3. De algemeen directeur kan een toegekende vitaliteitsvoorziening tussentijds beëindigen nadat is vastgesteld dat de ambtenaar zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden en de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld om over het voornemen tot stopzetting te worden gehoord. De algemeen directeur stelt de Commissie vitaliteitsvoorzieningen schriftelijk in kennis van een tussentijdse beëindiging van een vitaliteitsvoorziening. Artikel 3:10 Financiering vitaliteitsvoorzieningen 1. Elk kalenderjaar stelt de directeur Personeel en Organisatie de voor dat kalenderjaar beschikbare financiële middelen voor vitaliteitsvoorzieningen als bedoeld in dit hoofdstuk vast, met schriftelijke kennisgeving aan de Commissie vitaliteitsvoorzieningen en de commissie voor georganiseerd overleg. 2. Een vitaliteitsvoorziening kan uitsluitend worden toegekend als daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. 3. Als aannemelijk is dat de in een kalenderjaar voor vitaliteitsvoorzieningen beschikbare financiële middelen niet zijn uitgeput aan het einde van dat jaar, agendeert de directeur Personeel en Organisatie de gewenste besteding van de resterende middelen in de commissie voor georganiseerd overleg. 7/19

8 4. De algemeen directeur kan een vitaliteitsvoorziening toekennen ten laste van de begroting van de eigen dienst. Hoofdstuk 4 Artikel 4:1 OVERIGE BEPALINGEN Nader beleid en aanwijzingen De directeur Personeel en Organisatie kan ter uitvoering van deze regeling formulieren, procedures en beleid vaststellen, alsmede aanwijzingen geven met betrekking tot rechtspositionele aanspraken en verplichtingen in verband met de toepassing van deze regeling. Artikel 4:2 Evaluatie De toepassing van deze regeling wordt vóór 31 augustus 2019 geëvalueerd, mede aan de hand van het jaarverslag van de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. De evaluatie wordt geagendeerd voor overleg in de commissie voor georganiseerd overleg. Artikel 4:3 Inwerkingtreding en intrekking Regeling Generatiepact 2015 en Regeling leeftijdsverlof 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus De Regeling leeftijdsverlof van 15 oktober 2004 wordt met ingang van 1 augustus 2018 ingetrokken, met dien verstande dat de ambtenaar die voor 1 augustus 2018 aanspraak heeft gekregen op vermeerdering van verlof wegens bereikte leeftijd, het toegekende aantal uren extra verlof behoudt, te berekenen naar rato van de arbeidsduur en onverminderd artikel 2:4, vierde lid. 3. De Regeling Generatiepact Den Haag 2015 wordt ingetrokken met ingang 1 augustus Voor aanvragen die voor 1 augustus 2018 zijn beschikt en waarvan deelname uiterlijk start op 31 december 2018 blijft de Regeling Generatiepact 2015 van toepassing. Artikel 4:4 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vitaliteitspact Den Haag Den Haag, 5 juni 2018 Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, Peter Hennephof Pauline Krikke 8/19

9 Toelichting Algemeen In 2015 heeft de gemeente Den Haag het generatiepact geïntroduceerd ter bestrijding van jeugdwerkloosheid. Ruim 700 medewerkers van 60 jaar en ouder zijn minder gaan werken. De hierdoor vrijgekomen ruimte binnen de bezetting is exclusief aangewend voor instroom van jongeren. Vanaf 2018 is het niet meer toegestaan om specifiek jongeren te werven en te selecteren voor vacatures. Hierdoor kan aan de doelstelling van het generatiepact niet meer worden voldaan. Opererend vanuit modern werkgeverschap verlegt de gemeente Den Haag nu het accent naar duurzame inzetbaarheid en behoud van vitaliteit in het werk. Dit zijn actuele en urgente sociaal-maatschappelijke kwesties waarover het gemeentebestuur en de vakbonden afspraken hebben gemaakt in de vorm van het vitaliteitspact. Het vitaliteitspact kent twee pijlers. De eerste pijler van het vitaliteitspact, aangeduid met dezelfde titel ( vitaliteitspact ), is bestemd voor medewerkers van 60 jaar en ouder. Zij worden ondersteund om vitaal te blijven werken tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit gebeurt op een wijze die lijkt op het voorgaande generatiepact. Het generatiepact stelde medewerkers van 60 jaar en ouder in staat om 60% gaan werken, waarbij de helft van de verlofuren werd betaald door de medewerker zelf en de helft door de gemeente, met voorzetting van volledige pensioenopbouw (het model). In het vitaliteitspact wordt daarnaast de mogelijkheid geboden om 80% te gaan werken op dezelfde wijze (het model), waardoor het de medewerker financieel gemakkelijker wordt gemaakt om deel te nemen. Om stapeling van verlofaanspraken te voorkomen geldt bij deelname aan het vitaliteitspact dat de medewerker geen aanspraak op extra verlof wegens leeftijd meer heeft. In het vitaliteitspact wordt de koppeling met herbezetting van de vrijgekomen ruimte door jongeren noodzakelijkerwijs losgelaten. Afscheid van het generatiepact laat evenwel onverlet dat de gemeente zich onverminderd inspant om de instroom van jongeren te bevorderen. De ruimte in de bezetting die door deelname aan het vitaliteitspact beschikbaar komt, kan voor vacaturevervulling worden opengesteld waarop jongeren kunnen solliciteren. De diensten beslissen over de wijze waarop wordt omgegaan met de ruimte die door het vitaliteitspact beschikbaar komt, in overleg met de medezeggenschap en binnen concernbrede kaders. De tweede pijler van het vitaliteitspact, kort aangeduid als vitaliteitsvoorzieningen, voorziet in concreet maatwerk in situaties waarin de inzetbaarheid van een medewerker in het gedrang is gekomen of dreigt te komen en andere mogelijkheden niet toereikend zijn. Dit is op de eerste plaats bestemd voor medewerkers van 60 jaar en ouder in fysieke belastende functies, vanwege de specifieke inzetbaarheidsproblematiek die zich in die situatie voordoet. Ook andere medewerkers kunnen een aanvraag indienen als sprake is van een bijzondere situatie. Wat daaronder wordt verstaan wordt door het bevoegd gezag en een speciaal ingestelde commissie beoordeeld en bepaald. Een maatwerkvoorziening kent allerlei vormen, heeft een maximale duur van één jaar en is altijd gekoppeld aan de vitaliteit en inzetbaarheid van de medewerker. Dit houdt in dat bij toekenning van een voorziening aan een medewerker worden gevergd dat de medewerker praktische invulling geeft aan commitment, bijvoorbeeld door sport, actieve beweging, deelname aan cursussen en dergelijke. 9/19

10 De vitaliteitsvoorziening is geen open einde-regeling; er kan een limiet aan deelname worden gesteld, gelet op de beschikbare financiële middelen. Ter financiering wordt de opbouw van extra verlof wegens leeftijd voor het gemeentepersoneel afgeschaft. Medewerkers die al extra verlof ontvangen wegens de bereikte leeftijd behouden dit verlof, tenzij ze gaan deelnemen aan pijler 1 van het vitaliteitspact, zoals hiervoren aangegeven. Het vitaliteitspact vangt aan op 1 augustus 2018 en duurt vier jaar. Instroom in het generatiepact is vanaf 1 augustus 2018 niet meer mogelijk. Voor medewerkers die in de periode augustus tot en met december 2018 zouden instromen in het generatiepact is voorzien in overgangsrecht. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 20 maart 2018 ingestemd met de uitgangpunten van het vitaliteitspact en vervolgens ook met de formalisering daarvan, nadat in de commissie voor georganiseerd overleg overeenstemming is bereikt over de tekst van de regeling. Artikelsgewijs Hoofdstuk 1 Artikel 1:1 Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen. Hoofdstuk 2 Vitaliteitspact In hoofdstuk 2 komt de eerste pijler van het vitaliteitspact aan de orde: de generieke mogelijkheid voor 60-plussers om uiterlijk tot de AOW-gerechtigde leeftijd minder uren te gaan werken. Deze pijler wordt ook aangeduid als het vitaliteitspact. Artikel 2:1 Verzoek tot deelname De ambtenaar dient het verzoek om deelname aan het vitaliteitspact schriftelijk in. Dit kan ook via elektronische weg. In het verzoek moet de gewenste ingangsdatum zijn aangegeven. Het verzoek moet binnen een redelijke termijn voor de gewenste ingangsdatum worden ingediend, zodat de werkgever de mogelijkheid heeft het verzoek tijdig te behandelen en organisatorische voorbereidingen te treffen. Als richtlijn wordt een periode van minimaal twee maanden aangehouden. Artikel 2:2 Beoordeling van het verzoek tot deelname Het mandaat tot het beslissen op verzoeken tot deelname aan het vitaliteitspact ligt bij de algemeen directeur van de dienst waaronder de medewerker ressorteert. 10/19

11 Het tweede lid somt de voorwaarden voor deelname op. De eerste voorwaarde betreft de duur van het vitaliteitspact. Deze vangt aan op 1 augustus 2018 en eindigt op 31 juli Uitsluitend gedurende deze periode kan deelname aan het vitaliteitspact een aanvang nemen. Deelname aan het pact is voorbehouden aan ambtenaren van 60 jaar of ouder op het tijdstip van deelname. Om organisatorische redenen, met het oog op continuering van de bedrijfsvoering en gezien de problematiek bij een bepaalde leeftijdsgroep, is een afbakening van de doelgroep wenselijk en noodzakelijk. Het vaststellen van een objectief leeftijdscriterium is daarbij onvermijdbaar. In overleg met de vakbonden in het georganiseerd overleg is gekozen voor de leeftijdsgrens van 60 jaar en ouder. De ambtenaar moet ten minste twee jaar in dienst zijn van de gemeente Den Haag om deel te kunnen nemen. Dit is in lijn met de drempel die bijvoorbeeld voor aanspraak op een Van werk naar werktraject geldt als bedoeld in hoofdstuk 10d van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag. Uit het eerste artikel volgt dat daarnaast ook sprake moet zijn van een vast dienstverband. Voorts mag er uiteraard ook geen sprake zijn van samenloop met deelname aan het generatiepact. Gelet op de toepasselijke fiscale grenzen is bepaald dat zich geen situatie mag voordoen waarin een risico zou kunnen ontstaan op een fiscale eindheffing (RVU-eindheffing). Voorkomen moet worden dat samenloop met een andere verlofvorm, of met ontslag met een uitkeringsrecht, kan leiden tot een fiscale eindheffing wegens het mogelijk aanwezig zijn van een regeling voor vervroegde uittreding. Een recente arbeidsduurvermeerdering is een gerechtvaardigde reden om deelname aan het vitaliteitspact af te wijzen. Een recente vermeerdering van de arbeidsduur om deze vervolgens weer te verminderen door deelname aan het pact (deels gefinancierd door de werkgever) is niet in lijn met de doelstelling van het pact. Hiervoor geldt een termijn van 36 maanden voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum. In zo n situatie is deelname aan het vitaliteitspact slechts mogelijk nadat de arbeidsduur is teruggebracht tot het eerdere niveau. Slechts in bijzondere gevallen kan de algemeen directeur hiervan afwijken, met gemotiveerde kennisgeving aan de concerndirectie Personeel en Organisatie. Anders dan in het generatiepact is de ruimte die beschikbaar komt door deelname aan het vitaliteitspact niet per definitie geoormerkt voor vervulling door jongeren. Het is aan elke dienst om te bepalen of er daadwerkelijk herbezetting plaatsvindt en op welke wijze. Mocht de regering weer besluiten tot een ontheffing van het verbod op leeftijdsdiscriminatie in verband met de arbeidsmarktpositie van jongeren, dan zal opnieuw worden bekeken wat dit betekent voor de herbezetting. Uitgangspunt is dat verzoeken om deelname worden gehonoreerd als deze voldoen aan de voorwaarden. Een verzoek kan niettemin worden geweigerd als een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als het resterende aantal door de ambtenaar te werken uren aantoonbaar onvoldoende is voor productieve inzet. Of als er al maatwerkafspraken zijn gemaakt met een ambtenaar over diens dienstverband en inzet. Het al dan niet goed functioneren van de ambtenaar is geen zwaarwegend dienstbelang. 11/19

12 Artikel 2:3 Duur van deelname Deelname aan het vitaliteitspact is onomkeerbaar en wordt voortgezet gedurende de gehele resterende duur van het dienstverband. De modaliteit van deelname (zie hieronder) kan niet tussentijds worden omgezet. Artikel 2:4 Verlof en arbeidsduur bij deelname De ambtenaar blijft bij deelname naar keuze zestig procent (60/80/100 model) of tachtig procent (80/90/100 model) van zijn arbeidsduur werken. Dit percentage blijft gedurende de deelname aan het vitaliteitspact ongewijzigd. De uren die de ambtenaar minder gaat werken, worden aangemerkt als buitengewoon verlof. Het extra verlof dat de ambtenaar vanwege de bereikte leeftijd jaarlijks krijgt bijgeschreven vervalt bij deelname volledig. Aanspraken die zijn gebaseerd op de arbeidsduur van de ambtenaar worden bij deelname opnieuw berekend. Daarbij wordt uitgegaan van de ongewijzigde formele arbeidsduur, met aftrek van het percentage verlof. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanspraak op wettelijk verlof. Aanspraken die reeds zijn toegekend dienen opnieuw te worden vastgesteld als het tijdstip van deelname daarvoor aanleiding geeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanspraak op vakantie: bij deelname aan het vitaliteitspact vanaf november 2018 dient de reeds toegekende vakantie-aanspraak van de ambtenaar over het kalenderjaar 2018 opnieuw te worden berekend. Artikel 2:5 Salaris tijdens deelname Uren waarop de ambtenaar buitengewoon verlof geniet vanwege deelname aan het vitaliteitspact, krijgt de ambtenaar voor 50 procent doorbetaald. Anders gezegd, de ambtenaar ontvangt gedurende deelname 80 procent (in het 60/80/100 model) of 90 procent (in het 80/90/100 model) van zijn bruto salaris zoals dat vóór deelname gold. Dit blijft gedurende de deelname aan het vitaliteitspact ongewijzigd. Aanspraken die zijn gebaseerd op het salaris van de ambtenaar worden bij deelname gebaseerd op het verlaagde salaris. Artikel 2:6 Pensioenopbouw tijdens deelname Deelname aan het vitaliteitspact, bedoeld in dit hoofdstuk, brengt geen wijziging in de pensioenopbouw van de deelnemende ambtenaar. Ook in de premiebetaling wijzigt niets. Mocht de ambtenaar tijdens het verlof elders gaan werken tegen betaling, dan is van belang dat er geen overschrijding van de grens van 100% pensioenopbouw mag plaatsvinden. Dit volgt uit de fiscale wet- en regelgeving en de pensioenregels. 12/19

13 Voorts is van belang dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in afstemming met de staatssecretaris van Financiën, bij brief van 16 januari 2017 aan de gemeente Den Haag heeft bericht dat een werknemer die deelneemt aan een regeling als de onderhavige, en die zijn daling in salaris ten dele compenseert door pensioen (zoals ABP Keuzepensioen) op te nemen, nog steeds volledig pensioen opbouwt gedurende de deelname. Artikel 2:7 Andere rechtspositionele voorwaarden met betrekking tot deelname Aanspraken die zijn gebaseerd op het salaris en de arbeidsduur van de ambtenaar worden bij deelname (opnieuw) berekend aan de hand van de gedeeltelijke doorbetaling van het salaris over de verlofuren. Dit heeft onder andere gevolgen voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie en kan bijvoorbeeld ook doorwerken in een bijzondere toelage die oorspronkelijk gebaseerd is op of gerelateerd is aan arbeidsduur, werktijden of salaris. De ambtenaar kan bij deelname aan het vitaliteitspact compensatie-uren blijven opbouwen en opnemen. Hieraan kunnen grenzen worden gesteld, bijvoorbeeld met het oog op herbezetting. Als de ambtenaar bij deelname wekelijks minder dagen gaat reizen naar het werk, hoort dit te leiden tot herberekening van het mobiliteitsbudget dat de ambtenaar ontvangt voor de bekostiging van woon-werkverkeer. De ambtenaar is mede verantwoordelijk voor het doorgeven van de benodigde informatie. Deelname aan het vitaliteitspact wordt aangemerkt als een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang dat op grond van de wet in de weg kan staan aan inwilliging van een verzoek om vermindering of vermeerdering van de arbeidsduur, zowel voorafgaand aan deelname als tijdens deelname aan het vitaliteitspact. Ten slotte regelt dit artikel de samenloop tussen deelname aan het vitaliteitspact en langdurige ziekte. De gemeentelijke rechtspositie bepaalt dat het salaris van een ambtenaar na een half jaar ziekte wordt teruggebracht tot 90% (artikel 7:3 ARG). Vanaf de 13e maand van arbeidsongeschiktheid wordt dit verder verminderd naar 75%. Als deze ambtenaar deelnemer is aan het vitaliteitspact, dient bovenstaand salaris te worden berekend conform artikel 2:5 van deze regeling. Na een jaar ziekte zou de arbeidsongeschikte ambtenaar 75% van (0,80 x oorspronkelijk salaris) ontvangen. Lid 6 van dit artikel biedt de deelnemende ambtenaar bescherming tegen de gevolgen van langdurige, volledige arbeidsongeschiktheid van een grote inkomensdaling, De ambtenaar kan in dat geval verzoeken om de deelname aan het vitaliteitspact te laten eindigen. De vermindering van het salaris vanwege deelname wordt dan stopgezet, zodat de gedeeltelijke doorbetaling van het salaris bij langdurige ziekte wordt gebaseerd op het oorspronkelijke salaris. Artikel 2:8 Werktijden en werkzaamheden bij deelname Het vitaliteitspact behelst géén regeling tot vervroegde uittreding. Het is dus van belang dat de ambtenaar die eraan deelneemt of gaat deelnemen en de leidinggevende concrete (resultaat)afspraken maken over de werkzaamheden die de ambtenaar gaat verrichten. Dit kan voortzetting van de eigen functie zijn gedurende een lager aantal uren, een werkpakket op maat, enzovoorts. De afspraken hebben ook betrekking op de indeling van de werkweek. De normale personeelsinstrumenten zoals de gesprekscyclus blijven van toepassing, dus ook de nadruk op te behalen resultaten. 13/19

14 Als de ambtenaar, naast deelname aan het vitaliteitspact, graag minder zwaar werk wil gaan verrichten gedurende de resterende duur van het dienstverband, wordt besproken of plaatsing in een lager gewaardeerde functie mogelijk is, met dienovereenkomstige aanpassing van de salarisschaal en het salaris van de ambtenaar (artikel 3:5, tweede lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Den Haag). Artikel 2:9 Overgangsrecht deelname aan het generatiepact De datum van inwerkingtreding van het vitaliteitspact is 1 augustus Instroom in het voorgaande generatiepact is vanaf die datum niet meer mogelijk. Omdat de einddatum van het generatiepact oorspronkelijk 1 januari 2019 was, is dit een wijziging ten nadele van medewerkers die zouden gaan deelnemen in de periode tussen 1 augustus 2018 en 1 januari Immers, bij deelname aan het generatiepact behoudt de medewerker aanspraak op leeftijdsverlof, terwijl die aanspraak bij deelname aan het vitaliteitspact ophoudt te bestaan. Om deze reden is voorzien in overgangsrecht. Als de medewerker deelname aan het generatiepact heeft gepland in de periode tussen 1 augustus 2018 en 1 januari 2019, en het desbetreffende besluit heeft ontvangen vóór 1 augustus 2018, wordt de beoogde deelname aan het generatiepact automatisch omgezet in deelname aan het vitaliteitspact, echter zonder dat dit leidt tot verlies van de bestaande aanspraak op leeftijdsverlof. Als de medewerker een dergelijk besluit niet heeft ontvangen vóór 1 augustus 2018, dan vindt deze omzetting niet plaats en kan deelname aan het vitaliteitspact uitsluitend plaatsvinden zonder toepassing van het overgangsrecht. Hoofdstuk 3 Vitaliteitsvoorzieningen Dit hoofdstuk regelt de tweede pijler van het vitaliteitspact: de bijdrage van de gemeente als werkgever aan behoud of herstel van vitaliteit van een ambtenaar in de vorm van toekenning van een op de ambtenaar afgestemde voorziening. In tegenstelling tot hoofdstuk 2 dat een generieke aanspraak regelt, gaat het in hoofdstuk 3 om maatwerk in concrete situaties. Artikel 3:1 Commissie vitaliteitsvoorzieningen Het hoofdstuk vangt aan met de instelling van de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. Deze paritair samengestelde commissie adviseert de algemeen directeur over de toekenning van aangevraagde vitaliteitsvoorzieningen. Tezamen zijn zij verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een consequente toepassingspraktijk binnen de kaders van deze regeling. Door het vaststellen van een jaarverslag legt de commissie hierover verantwoording af. Artikel 3:2 Vitaliteitsvoorziening De vitaliteitsvoorziening is in algemene zin omschreven als: de bijdrage van de gemeente als werkgever aan behoud of herstel van vitaliteit van een ambtenaar in de vorm van toekenning van een voorziening binnen de kaders van dit hoofdstuk. Dit is nader uitgewerkt in een aantal met name genoemde voorzieningen. Het laatste lid van dit artikel bepaalt ten slotte dat ook andere voorzieningen mogelijk zijn, voor zover passend binnen de algemene omschrijving. De aangeduide voorzieningen betreffen in hoofdzaak arbeidsvoorwaardelijke aanpassingen en personele faciliteiten ten behoeve van de ambtenaar, waarvan de financiële gevolgen geheel of gedeeltelijk voor rekening van de werkgever blijven. 14/19

15 Uit de algemene omschrijving en het volgende artikel volgt dat een voorziening alleen toegekend kan worden nadat is vastgesteld dat de toekenning ervan een belangrijke bijdrage kan leveren aan behoud of herstel van vitaliteit en inzetbaarheid van de ambtenaar, gelet op de individuele situatie van de ambtenaar en afgewogen tegen de belangen van andere ambtenaren en andere voor de ambtenaar openstaande opties, en met inachtneming van de beschikbare financiële middelen. Artikel 3:3 Doelgroep en doelstelling vitaliteitsvoorzieningen In dit artikel ligt, samen met het voorgaande artikel, de kern van de vitaliteitsvoorziening als maatregel ten behoeve van de vitaliteit en inzetbaarheid van een ambtenaar. De voorzieningen zijn voorbehouden aan specifiek omschreven doelgroepen. Op de eerste plaats komen daarvoor in aanmerking ambtenaren van 60 jaar of ouder die werkzaam zijn in een in schaal 7 of daaronder gewaarde functie die bijzondere eisen stelt aan de fysieke belastbaarheid, én die door fysieke belemmeringen aantoonbaar en langdurig verminderd inzetbaar zijn of dreigen te worden. Een bureaufunctie valt niet binnen deze omschrijving. Onderzoek heeft aangetoond dat inzetbaarheid van medewerkers in de buitendienst een urgent probleem is. Dit kan zich uiten in ziekteverzuim maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Dit is de belangrijkste aanleiding om de onderhavige regeling met betrekking tot vitaliteitsvoorzieningen tot stand te brengen. Het vitaliteitspact voor 60-plussers, bedoeld in hoofdstuk 2, kan soelaas bieden, maar is niet voor elke medewerker in deze groep financieel haalbaar. Een voorziening zoals beschreven in hoofdstuk 3 kan een goed alternatief bieden. Op de tweede plaats volgt een doelgroep waarbij leeftijd, functieschaal en fysieke belastbaarheid en belemmeringen geen doorslaggevende criteria zijn. Het betreft de ambtenaar die vanwege bijzondere en ingrijpende persoonlijke omstandigheden aantoonbaar en langdurig verminderd inzetbaar is of dreigt te worden, en die geholpen kan worden door toekenning van een vitaliteitsvoorziening. Enkele voorbeelden: - de ambtenaar draagt als enig kind de zorg voor beide ernstig zieke ouders, en langdurig zorgverlof is financieel niet haalbaar; - de ambtenaar staat voor de opgave om een gebeurtenis met een buitengewoon grote impact te verwerken en wil zich niet ziek melden. Ambtenaren met functioneringsproblemen in de zin van structureel niet of niet meer willen of kunnen voldoen aan functieprofieleisen en resultaatafspraken, vallen niet in deze doelgroep. Evenmin als ambtenaren die kampen met een afnemende motivatie in het werk. Een derde doelgroep betreft een zeer specifieke situatie en een zeer gering aantal personen. Inwoners van de gemeente Den Haag en enkele andere gemeenten kunnen een kredietverstrekking aanvragen bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB). Daartoe behoren ook ambtenaren van de gemeente Den Haag, die soms door tussenkomst van het Arbo Centrum (bedrijfsmaatschappelijk werk) daarvoor in aanmerking worden gebracht. Als zo n ambtenaar niet in Den Haag woont, is volgens de GKB-voorwaarden kredietverstrekking niet mogelijk. Als de eigen gemeente van de ambtenaar geen soortgelijke instelling kent, bemoeilijkt dit de schuldhulpverlening vanuit de gemeente als werkgever. Dit creëert een zekere ongelijkheid in de begeleiding van medewerkers van de gemeente met financiële problemen. De mogelijkheid van het verlenen van een voorschot op de salarisbetaling, als alternatief voor de kredietverstrekking door de GKB, na verwijzing door het Arbo Centrum, biedt hiervoor een oplossing. Dit is beperkt tot enkele gevallen per jaar, volgens opgave door de dienst SZW. 15/19

16 Gelet op de doelstelling van deze regeling mogen de algemeen directeur en de Commissie vitaliteitsvoorzieningen onderscheid maken tussen de verscheidene doelgroepen en een rangorde aanbrengen bij het nemen van beslissingen over toekenning van voorzieningen. Naarmate meer ervaring wordt opgedaan met de aanvraag en toekenning van vitaliteitsvoorzieningen zal een toegespitst toepassingsbeleid worden ontwikkeld dienaangaande, waarvan bijvoorbeeld voorrangsregels deel kunnen gaan uitmaken. Het artikel regelt verder het verplichte verband tussen de voorziening en daarmee beoogde resultaat: Een vitaliteitsvoorziening wordt slechts toegekend nadat is vastgesteld dat de toekenning ervan een belangrijke bijdrage kan leveren aan behoud of herstel van vitaliteit en inzetbaarheid van de ambtenaar, gelet op de individuele situatie van de ambtenaar en afgewogen tegen de belangen van andere ambtenaren en andere voor de ambtenaar openstaande opties, binnen de kaders van deze regeling en met inachtneming van de beschikbare financiële middelen. Bij de beoordeling van een aanvraag mag worden meegewogen in hoeverre de ambtenaar zelf (mede) verantwoordelijkheid draagt voor de situatie die aanleiding vormt voor de aanvraag. Als bijvoorbeeld overmatig drankgebruik (mede) ten grondslag ligt aan verminderde inzetbaarheid, kan dat een grond vormen voor afwijzing van een aanvraag van een voorziening. Ten aanzien van de zinsnede andere voor de ambtenaar openstaande opties kan worden gewezen op de mogelijkheden die de Wet arbeid en zorg reeds biedt voor specifieke situaties. De onderhavige regeling is niet in het leven geroepen om als gemakkelijk en financieel-gunstig alternatief te dienen voor situaties waarin die wet reeds voorziet. Verder is de toekenning van een vitaliteitsvoorziening in de regel voorbehouden aan situaties waarin de ambtenaar niet arbeidsongeschikt is. Voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid bestaat immers al een uitgebreid stelsel aan aanspraken en voorzieningen. Artikel 3:4 Aanvraag De aanvraag van een vitaliteitsvoorziening wordt ingediend door de ambtenaar zelf. Diens leidinggevende kan dit ook doen mits de ambtenaar daarmee heeft ingestemd. Zoals hierboven aangegeven geldt voor de aanvraag van een voorschot op de salarisbetaling een afwijkende bepaling. De aanvraag dient ten minste twee maanden voor de gewenste ingangsdatum te worden ingediend om de organisatie voldoende tijd te geven om de aanvraag te beoordelen en de eventuele uitvoering ervan voor te bereiden. Gelet op de criteria voor toekenning kan een aanvraag van een vitaliteitsvoorziening een onderzoek vergen naar de gesteldheid van de ambtenaar of diens persoonlijke situatie. Door de voorziening aan te vragen of in te stemmen met de aanvraag, verklaart de ambtenaar zich bij voorbaat akkoord met zo n onderzoek. Hetzelfde geldt voor het opvragen en delen van benodigde informatie voor de beoordeling van de aanvraag. Een onderzoek van arbeidsgeneeskundige aard vindt in de regel plaats door het Arbo Centrum. Het Arbo Centrum kan zo nodig doorverwijzen. 16/19

17 Artikel 3:5 Beoordeling en besluit De bevoegdheid om te beslissen op aanvragen van vitaliteitsvoorzieningen als bedoeld in deze regeling ligt bij de algemeen directeur van de dienst waarbij de ambtenaar werkzaam is. De algemeen directeur wordt ten aanzien van de beoordeling geadviseerd door de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. Aanvragen die kennelijk niet voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden kunnen per ommegaande worden afgewezen. Naast de in deze regeling vermelde voorwaarden zijn in dit verband ook de voorwaarden relevant die bijvoorbeeld volgen uit het aanvraagformulier en dergelijke. De termijn voor afhandeling van een aanvraag bedraagt acht weken. Als afhandeling binnen deze termijn niet mogelijk blijkt, wordt de ambtenaar geïnformeerd over de haalbare termijn. Het besluit op de aanvraag wordt aan de ambtenaar gezonden en aan de Commissie vitaliteitsvoorzieningen die hierover advies heeft uitgebracht. Artikel 3:6 Advisering door Commissie vitaliteitsvoorzieningen Na ontvangst van een aanvraag van een vitaliteitsvoorziening formuleert de algemeen directeur een voorgenomen beslissing en legt deze voor advies voor aan de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. De commissie kan zelf bepalen in welke gevallen de adviesaanvraagprocedure kan worden overgeslagen. Hierbij kan worden gedacht aan aanvragen die kenbaar volledig voldoen aan door de commissie geformuleerde criteria, aanvragen die kennelijk in strijd zijn met de doelstelling van deze regeling, bepaalde aanvragen tot continuering van een reeds toegekende voorziening, aanvragen in verband met schuldhulpverlening en dergelijke. Hierbij moet wel de impact van eventuele toekenning van de aanvraag op de beschikbare financiële middelen in het oog worden gehouden. De commissie brengt zo mogelijk binnen vier weken na ontvangst van een adviesaanvraag haar advies uit. Als dit niet mogelijk blijkt, informeert de commissie de algemeen directeur over de haalbare termijn. Het commissie-advies heeft een zwaarwegend karakter. Dit betekent dat de algemeen directeur slechts van het advies kan afwijken op grond van zwaarwegende argumenten die in het besluit moeten zijn aangegeven. De commissie ontvangt een afschrift van het besluit van de algemeen directeur met betrekking tot de aanvraag. Artikel 3:7 Advisering door Arbo Centrum De Commissie vitaliteitsvoorzieningen kan advies inwinnen bij het Arbo Centrum als de gevraagde of voorgenomen vitaliteitsvoorziening daarvoor aanleiding geeft. Door de voorziening aan te vragen of in te stemmen met een aanvraag, heeft de ambtenaar zich bij voorbaat hiermee akkoord verklaard. De relevante wettelijke bepalingen met betrekking tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn van toepassing. Het Arbo Centrum brengt zo spoedig mogelijk advies uit aan de commissie, om de commissie in staat te stellen binnen de gestelde termijn zelf advies uit te brengen. 17/19

18 Artikel 3:8 Duur van de vitaliteitsvoorziening Een toegekende vitaliteitsvoorziening heeft een duur van maximaal één jaar. Beoogd resultaat is dat na ommekomst van die periode de vitaliteit of inzetbaarheid van de ambtenaar (mede) door de toegekende voorziening is bevorderd of ten minste is behouden. Als de ambtenaar na die periode voortzetting wenst van de toegekende voorziening, kan een nieuwe aanvraag worden ingediend, waarbij opnieuw beoordeeld zal worden of toekenning in de rede ligt, mede gelet op de resultaten van de voorgaande periode. Enkele voorzieningen kunnen naar aard en karakter niet beperkt worden tot ten hoogste één jaar. Dat betreft bijvoorbeeld de situatie dat een ambtenaar geen onregelmatige diensten meer gaat verrichten en bij wijze van vitaliteitsvoorziening in aanmerking wordt gebracht voor de gemeentelijke driejarige afbouwregeling. Artikel 3:9 Commitment Een vitaliteitsvoorziening wordt toegekend ten behoeve van behoud en bevordering van de vitaliteit en inzetbaarheid van de ambtenaar. Door de voorziening aan te vragen of in te stemmen met een aanvraag, verklaart de ambtenaar zich akkoord met deze doelstelling, aangeduid als commitment. Dit komt mede tot uiting in aan de toekenning verbonden voorwaarden. Enkele voorbeelden: - als de gemeente coaching of een sportschoolabonnement bekostigt voor een ambtenaar in verband met fysieke problemen, dan kan van de ambtenaar worden verlangd dat deze ervan blijk geeft deze activiteiten ook daadwerkelijk uit te voeren; - als een ambtenaar wordt toegestaan wekelijks minder uren te werken in verband met benodigde hersteltijd, dan kan daaraan de voorwaarde worden verbonden dat de ambtenaar gedurende die hersteltijd geen andere activiteiten verricht die haaks staan op de doelstelling; - als een ambtenaar in verband met lichamelijke klachten wordt ontheven van fysiek belastende werkzaamheden, kan van de ambtenaar worden verlangd dat deze andere, minder belastende werkzaamheden verricht. Door gebruikmaking van een toegekende voorziening verklaart de ambtenaar zich akkoord met monitoring op de naleving van de voorwaarden en het desgevraagd verstrekken van juiste en volledige informatie over de naleving. Als wordt vastgesteld dat de ambtenaar zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden en de ambtenaar daarvoor geen goede reden kan aanvoeren, kan de toegekende voorziening tussentijds worden beëindigd, met mededeling aan de Commissie vitaliteitsvoorzieningen. Zodanige vaststelling dient uiteraard plaats te vinden met inachtneming van wettelijke regels en beginselen van behoorlijk bestuur. De vraag of het gedrag van de ambtenaar daarnaast wellicht aan te merken valt als plichtsverzuim, is een separate kwestie. 18/19