Itho Daalderop Aqua-Max

Transcriptie

1 Itho Daalderop Aqua-Max

2

3 Voorwoord Het installatievoorschrift is bedoeld voor een erkend installateur en bevat belangrijke informatie over de veilige en vakkundige installatie en ingebruikname van het toestel. De volgende definities worden in deze handleiding gebruikt om de aandacht te vestigen op gevaren, instructies of aanwijzingen welke betrekking hebben op personen, toestel, installatie en/of omgeving. ä Gevaar! Wijst op gevaar dat zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel bij personen kan veroorzaken. ä Waarschuwing! Wijst op gevaar dat zwaar lichamelijk letsel bij personen en/of zware materiële schade aan toestel, installatie of omgeving kan veroorzaken. ä Let op! Instructie welke van belang is voor de installatie, functioneren, bediening of onderhoud van het toestel. Het negeren van deze instructie kan licht lichamelijk letsel bij personen en/of zware materiële schade aan toestel, installatie of omgeving veroorzaken. Opmerking Instructie welke van belang is voor de installatie, functioneren, bediening of onderhoud van het toestel. Het negeren van deze instructie kan lichte materiële schade aan toestel, installatie of omgeving veroorzaken. Installatie overeenkomstig de geldende wetgeving en normen uitvoeren. Voer de eerste ingebruikname uit en voer alle benodigde controlepunten uit. De installateur moet de gebruiker instructies geven over: - de werking van het toestel; - de bediening; - het in bedrijf stellen, vullen en ontluchten; - het buiten bedrijf stellen en aftappen; - de jaarlijkse inspectie en het onderhoud; - de storingsafhandeling. Overhandig dit document samen met de gebruikershandleiding aan de gebruiker. Tip Vergeet niet om de bijgesloten garantieregistratiekaart in te vullen en naar Itho Daalderop terug te sturen! Door ons continue proces van verbeteren van onze producten kunnen afbeeldingen in dit document afwijken van het geleverde toestel. Indien beschikbaar kunt u de nieuwste versie downloaden via onze website. Ons adres is vermeld op de achterkant van deze handleiding. Mocht u na het lezen van dit installatievoorschrift nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Itho Daalderop. Ons adres is vermeld op de achterkant van deze handleiding. Tip Aanwijzing welke van belang kan zijn voor de installatie, functioneren, bediening of onderhoud van het toestel, niet gerelateerd aan lichamelijk letsel bij personen of materiële schade. De installateur is aansprakelijk voor de installatie en de ingebruikname van het toestel. De installateur moet de volgende instructies in acht nemen: Lees de instructies van het toestel in de meegeleverde handleiding en neem deze in acht. 3

4 Tip Bewaar de handleiding op de daarvoor bestemde plaats in het toestel. Opbergplaats handleiding 4

5 Inhoud 1. Veiligheid Ondeskundige werkzaamheden aan 7 het toestel 1.2. Explosie van brandbare gassen Elektrische stroom bij geopend 7 toestel 1.4. Lekkage van rookgassen Koolmonoxidevorming Naverwarming Zonneboiler Hoge temperaturen [Aqua-Max] 8 2. Voorschriften Normen en richtlijnen Installatieruimte Eisen cv-leidingen Eisen sanitaire leidingen Eisen gassoort en gasleiding Eisen rookgasafvoerkanalen Eisen luchttoevoersysteem Productinformatie Technische informatie Onderdelen Afmetingen Transport en uitpakken Uitpakken Transport Leveringsomvang Installeren Bevestigen muurbeugel Ophangen toestel Aansluiten zonneboiler Aansluiten zonneboilersensor Aansluiten zonneboiler mengventiel Aansluiten sanitaire leidingen Aansluiten gasleiding Aansluiten cv-leidingen Aansluiten overstortleiding Bypass Aansluiten condens afvoerleidingen Aansluiten ontluchter Luchttoevoer en rookgasafvoer 23 aansluiting Opstellingsmogelijkheden Ombouwen naar concentrische 26 rookgasaansluiting Berekenen kanaallengte Elektrisch aansluiten Verwijderen van de mantel Aansluiting netspanning Aansluitingen klemmenstrook Fasegevoeligheid In bedrijf stellen Installatie vullen Installatie bijvullen Ontluchten verwarmingssysteem Ontluchten gasleiding Ontluchten sanitaire leiding Controle gasvoordruk (aardgas) Kalibreren Handmatig kalibreren Automatisch kalibreren Handbedrijf (servicebedrijf) Menutoegang en wijzigen van 34 instellingen Diagnose menu Toegang installateursmenu Instellingen aanpassen in het 36 installateursmenu Instellen weersafhankelijk regelen Buiten bedrijf stellen Verwarmingssysteem Warm water Meldingen Algemene bedrijfsstatus van het 39 toestel 6.2. Soorten storingsmeldingen Overzicht mogelijke 39 storingsmeldingen 6.4. Mogelijke comfortklachten Diagnose: oorzaken en oplossingen 41 van storingsmeldingen en comfortklachten 6.6. Storingsmelding historie uitlezen Inspectie en / of onderhoud Algemeen Inspectie Inspectie onsteek- / ionisatieelektrode Onderhoud Verkorte instructie Gebruikersinstructie Bediening van het toestel Gebruikersinstellingen Installateursinstructie 47 5

6 9. Onderdelenlijst Garantie Geldigheid Garantietermijn Uitsluiting Garantieverlening Verklaring 53 6

7 1. Veiligheid 1.1. Ondeskundige werkzaamheden aan het toestel ä Waarschuwing! Het is niet toegestaan om het toestel om te bouwen naar een andere gassoort dan waarvoor deze geproduceerd is. De installatie-, in bedrijf stellings-, inspectie-, onderhouds- en eventuele reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door erkende installateurs worden uitgevoerd volgens de, in de handleiding, vermelde (veiligheids-) voorschriften. Hierbij mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van originele accessoires en onderdelen zoals die door de fabrikant zijn voorgeschreven. Onder een erkend installateur wordt verstaan: een installateur die, op grond van vakopleiding en ervaring, over voldoende installatietechnische kennis beschikt. Dit toestel mag niet worden gebruikt door personen (inclusief kinderen) met verminderde lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of een gebrek aan ervaring en kennis, tenzij zij onder toezicht staan of worden geïnstrueerd over het gebruik van het toestel door een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Voorkom dat kinderen met het toestel gaan spelen Explosie van brandbare gassen ä Gevaar! Bij gasgeur bestaat explosiegevaar! Sluit voordat u begint met de werkzaamheden aan de gasleiding altijd eerst de hoofdgaskraan. Onderneem de volgende stappen indien u gas ruikt: Geen open vuur en niet roken. Gebruik geen elektrische contacten (lichtschakelaar, telefoon, stekker of bel). Sluit de hoofdgaskraan. Open ramen en deuren. Ontruim de woning. Bel de gasdistributiemaatschappij op van buiten de woning. Verlaat bij hoorbaar uitstromen van gas onmiddellijk de woning. Voorkom betreden door derden en informeer politie en brandweer buiten de woning Elektrische stroom bij geopend toestel ä Gevaar! Het komt voor dat bij bepaalde werkzaamheden aan het toestel elektrische spanning nodig is. Voorkom aanraking met 230V componenten; zoals pompen, ventilator, etc. Onderneem de volgende stappen voordat er werkzaamheden worden verricht aan een geopend toestel: Maak het toestel spanningsloos voordat werkzaamheden verricht worden aan een geopend toestel. Beveilig het toestel tegen onbedoeld opnieuw inschakelen Lekkage van rookgassen ä Gevaar! Bij lekkage van rookgassen kan het giftige gas koolmonoxide vrijkomen! Zorg dat de opstellingsruimte voorzien is van de noodzakelijke ventilatie- en luchttoevoeropeningen volgens de geldende norm. Onderneem bij lekkage van rookgassen meteen de volgende stappen: Schakel het toestel uit. Open ramen en deuren. Ontruim de woning. Informeer een erkend installateur. 7

8 1.5. Koolmonoxidevorming Bij open opstelling kan door onvoldoende toevoer van verse lucht het giftige gas koolmonoxide vrijkomen! Plaats geen voorwerpen voor de ventilatie- en luchttoevoeropeningen. Deze moeten altijd vrij zijn. Sluit de ventilatie- en luchttoevoeropeningen in deuren, ramen en wanden niet af. Verklein nooit de ventilatie- en luchttoevoeropeningen in deuren, ramen en wanden. Zorg bij inbouw van dichte ramen voor voldoende ventilatie Naverwarming Zonneboiler ä Gevaar! Indien het toestel als naverwarmer van een zonneboiler functioneert mag het toestel of de warm water functie nooit uitgeschakeld worden. ä Waarschuwing! Indien het toestel is voorzien van een tapwater thermostaat mag de temperatuur niet lager dan 60 C worden ingesteld. Bij gebruik van een zonneboiler zorgt de zon deels voor opwarmen van het water. Wanneer de zon onvoldoende schijnt, moet het sanitaire water naverwarmd worden om het risico op vorming van de legionellabacterie te voorkomen Hoge temperaturen [Aqua-Max] Houd rekening met verbrandingsgevaar van de huid. Afhankelijk van de instellingen van het apparaat kunnen de volgende temperaturen bereikt worden: Item Temperatuur Rookgasleidingen 60 C Radiatoren 85 C Sanitair warm water 65 C 8

9 2. Voorschriften 2.1. Normen en richtlijnen ä Waarschuwing! De specificaties en instellingen van het toestel voldoen uitsluitend aan de normen en wetten van het land waarin het toestel wordt verkocht. Toepassingen buiten dit land kunnen tot zeer gevaarlijke situaties leiden! De installateur en/of eigenaar dienen ervoor te zorgen dat de gehele installatie voldoet aan de geldende voorschriften zoals die zijn opgenomen in dit document en overige van toepassing zijnde documentatie van de fabrikant. NEN 1006 Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties AVWI. NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. NEN 1078 Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen Nieuwbouw. NEN 1087 Ventilatie van woongebouwen. Eisen en bepalingsmethoden. NEN 8078 Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen Nieuwbouw. NEN 2757 Toevoer verbrandingslucht en afvoer van verbrandingsgas van verbrandingstoestellen. NEN 2920 Eisen voor huishoudelijke gasverbruikinstallaties en vergelijkbare installaties in midden- en kleinbedrijf van handel, horeca en nijverheid bedreven met handelsbutaan, handelspropaan en butaan/ propaan (B/P)- mengsels. NEN 3028 Veiligheidseisen voor centrale verwarmingsinstallaties. NEN 3215 Binnenriolering in woningen en woongebouwen. NPR 1088 Toelichting op NEN NPR 3378 Toelichting bij NEN Bouwbesluit. Plaatselijk geldende voorschriften van Brandweer, Nutsbedrijven en Gemeente. Gastoestellenrichtlijn 2009/142/EC. Rendementsrichtlijn 92/142/EC. EMC richtlijn 2004/108/EC. Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC. EN 437 Testgassen, testdrukken, installatiecategorieën. EN 483 Verwarmingsketels voor gasvormige brandstoffen - verwarmingsketels van het type C met een nominale warmtebelasting gelijk aan of kleiner dan 70 kw. EN 625 Verwarmingsketels voor gasvormige brandstoffen - bijzondere eisen aan drinkwaterzijdige functies bij Combiketels met een nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 70 kw. EN 677 verwarmingsketels voor gasvormige brandstoffen, bijzondere eisen aan ketels met een nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 70 kw. DIN 4726/4729 Warm watervloerverwarmingen en radiatoraansluitingen -kunststofbuis- en compoundbuisleidingsystemen. ISSO-publicatie 49 'Vloerverwarming, wandverwarming en vloer- en wandkoeling'. VEWIN werkbladen. Richtlijnen bestaande gasinstallaties opgesteld door Energiened Voor alle voorschriften geldt dat aanvullingen, wijzigingen of later van kracht geworden voorschriften op het moment van installeren van toepassing zijn Installatieruimte Houd voor de plaatsing van het toestel rekening met het volgende: Installeer het toestel in een ruimte: - waar het geen geluidsoverlast kan veroorzaken. - niet aan een te lichte wandconstructie waardoor geluidsklachten, als gevolg van resonantie door het toestel, worden voorkomen. - waar zich geen licht ontvlambare stoffen bevinden. - die vorstvrij is. - waar een wandcontactdoos met randaarde aanwezig is. - waar een aansluiting op het riool, voor de condensafvoer, aanwezig is. - aan een wand die het gewicht van het toestel kan dragen. Houd rekening met de afmetingen van het toestel. Houd rekening met de positie van en afstand tot daken/of geveldoorvoeren. 9

10 Zorg dat de stekker van het netsnoer altijd bereikbaar blijft. Houd de leidinglengte tussen toestel en tappunten voor warm water zo kort mogelijk ter voorkoming van lange wachttijden en onnodig waterverbruik Eisen cv-leidingen ä Let op! Indien kunststof leidingen niet diffusiedicht zijn voor zuurstof, dient een scheiding tussen het toestel en het verwarmingssysteem aangebracht te worden. Controleer op lekken in het systeem om het binnentreden van zuurstof uit te sluiten. Tip Sluit de leidingen aan met behulp van knelkoppelingen in verband met servicebaarheid. Om lekkages en beschadigingen aan het verwarmingssysteem en het toestel te voorkomen en om de levensduur te kunnen garanderen, moet de installatie vakkundig, schoon en gesloten zijn aangelegd. De toegepaste leidingen en de kwaliteit van het te gebruiken water moeten aan de onderstaande eisen voldoen. Alleen dan zal er nagenoeg geen corrosie optreden in het verwarmingssysteem. Verwarmingssysteem moet inwendig schoon te zijn. Spoel het systeem grondig voor ingebruikname. Het verwarmingssysteem moet lekvrij en zuurstofdicht zijn. Kunststof leidingen moeten diffusiedicht zijn voor zuurstof: - Radiatoren: Zuurstofdoorlaatbaarheid lager dan 0,1 g/m 3 bij 85 C (standaard kunststof VPE) - Vloerverwarming: Zuurstofdoorlaatbaarheid lager dan 0,1 g/m 3 bij 40 C (DIN 4726/4729). Het verwarmingssysteem moet met schoon water worden gevuld. WATERKWALITEIT Zuurgraad (ph) 7 8,5 IJzergehalte (Fe) 0,2 mg/l Chloorgehalte (Cl) 150 mg/l Geleidbaarheid 125 ms/m Hardheid 12 dh Chemische toevoegingen Niet toegestaan (*) *) Neem contact op met Itho Daalderop als het toevoegen van chemische middelen gewenst is Eisen sanitaire leidingen Tip Sluit de leidingen aan met behulp van knelkoppelingen in verband met servicebaarheid. Voor het aanleggen van sanitaire leidingen verwijst Itho Daalderop naar de VEWIN-werkbladen. De aansluitingen voor de koud- en warmwaterleiding bevinden zich aan de onderzijde van het toestel. De koud wateraansluiting heeft een diameter van Ø15 mm. Er moet altijd een inlaatcombinatie worden gemonteerd in de koud waterleiding binnen 2 meter van het toestel. De inlaatcombinatie moet KIWA gekeurd zijn. De warm wateraansluiting heeft een diameter van Ø15 mm Eisen gassoort en gasleiding Ter voorkoming van gaslekkages en beschadigingen aan het systeem en om gevaarlijke situaties te voorkomen, moet de gasleiding vakkundig zijn aangelegd. De toegepaste leiding en het te gebruiken gas moeten voldoen aan de geldende voorschriften. Controleer of de gassoort en gasvoordruk zoals aangegeven op het typeplaatje van dit toestel overeenkomt met de lokale leveringscondities. Gebruik gasleiding met een geschikte diameter. Zorg dat de gasleiding gasdicht is. De gasleiding moet schoon zijn. Monteer een gaskraan zo dicht mogelijk bij het toestel Eisen rookgasafvoerkanalen Het rookgasafvoersysteem moet voldoen aan de geldende voorschriften. Toestelafhankelijke eisen en materialen zijn te vinden in het hoofdstuk INSTALLEREN. Het rookgasafvoersysteem moet bij horizontale leidingen altijd op afschot richting het toestel worden gemonteerd. Houd hierbij 3 graden (circa 50mm per meter buislengte) aan voor een correcte afvoer van het condens. Bij toepassing van een aluminium rookgasafvoer, is een condensopvangring noodzakelijk in de 10

11 rookgasafvoerleiding om vervuiling door aluminium corrosie te voorkomen. Beugel iedere bocht op de mof, met uitzondering bij aansluiting aan toestel: - Indien de verbindingsleiding voor en na de eerste bocht korter is dan 0.25 m, dan kan de beugel bij de eerste bocht achterwege blijven. - De eerste beugel wordt in ieder geval geplaatst op maximaal 0.5 m vanaf het toestel. Horizontale leiding en niet verticale leiding: maximale beugelafstand 1 m. Bij trekvaste verbindingen bedraagt de maximale beugelafstand 2 m. Verdeel lengten tussen beugels gelijkmatig. Verticale leiding: maximale beugelafstand 2m. Verdeel lengten tussen beugels gelijkmatig. Beugel het laatste element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Indien dit laatste element een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden. Pas de voorgeschreven beugels van de fabrikant toe. Voorkom het beschadigen van de afdichtringen door haaks af te korten en te ontbramen. Bij trekvaste verbindingen volg de instructies van de fabrikant. Verboden te kitten, schuimen of plakken. Gebruik geen vet, (zuurvrije) vaseline of olie. Monteer spanningsvrij. Mix geen elementen (componenten) van verschillende materialen en/of fabricaten, anders dan toegelaten door de fabrikant. Enkelwandig kunststof rookgasafvoersysteem: - Materiaal volgens EN 14471, P1, W. - Maximale rookgastemperatuur 120 C - Maximale leidinglengte per component 2 meter. - Horizontale leiding en niet verticale leiding: bij iedere verbinding 1 knellende beugel op mof, bij lengten groter dan 1m op maximum iedere meter niet knellende beugel. Verdeel lengten tussen vaste beugels gelijkmatig. - Controleer bij schachtaansluitingen of de leiding niet geblokkeerd is, of de leiding onbeschadigd is, of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd. Maak duidelijk wat de rookgasafvoer/luchttoevoer is, controleer of de stompen minimaal 50mm uit de schacht steken. - Verbindingen nooit borgen met schroeven. - Houdt rekening met het uitzetten van kunststoffen. Schuif kunststof pijpen in elkaar en trek ze terug om uitzetting toe te staan. 10mm volstaat voor een pijplengten tot en met 2 meter. De minimale insteeklengte van moffen en spie-einden is 40mm. Enkelwandig metalen rookgasafvoersysteem: - Materiaal volgens EN /2, P1, W. - Aluminium of roestvast staal. - Maximale rookgastemperatuur 200 C. - Controleer bij schachtaansluitingen of de leiding niet geblokkeerd is, of de leiding onbeschadigd is, of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd. Maak duidelijk wat de rookgasafvoer/luchttoevoer is, controleer of de stompen minimaal 50mm uit de schacht steken. - Verbindingen nooit borgen met schroeven. - De minimale insteeklengte van moffen en spieeinden is 40mm. Enkelwandig metalen rookgasafvoersysteem in schachten: - Aluminium of roestvast staal. - Maximale rookgastemperatuur 200 C. - Horizontale leiding : deze leiding dient voldoende uit de schachtwand te steken zodat brandwerende voorzieningen aangebracht kunnen worden en er nog 50mm omsteek mogelijk is voor de aansluitleiding van het toestel. - Verticale leiding: maximale beugelafstand 3m. Verdeel eventueel lengten tussen beugels gelijkmatig. Bij trekvaste verbindingen maximaal de afstand volgens instructies van de fabrikant. - Voorkom verslepingen in schachten. Beugel iedere bocht op de mof: maximale beugelafstand 1m. Bij trekvaste verbindingen maximaal de afstand volgens instructies van de fabrikant. - Verbindingen nooit borgen met schroeven. - De minimale insteeklengte van moffen en spieeinden is 40mm. Concentrisch rookgasafvoersysteem: - Aluminium of roestvast stalen binnenpijp. - Aluminium, roestvast stalen of kunststof buitenpijp. - Maximale rookgastemperatuur 200 C (metalen binnenpijp). - Controleer bij schachtaansluitingen of de leiding niet geblokkeerd is, of de leiding onbeschadigd is, of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd. Maak duidelijk wat de rookgasafvoer/luchttoevoer is, controleer of de stompen minimaal 50mm uit de schacht steken. - Verbindingen van de buitenpijp mogen geborgd worden met schroeven. Gebruik bij een kunststof buitenpijp uitsluitend door de fabrikant voorgeschreven schroeven. - Steek de componenten maximaal in elkaar. 11

12 2.7. Eisen luchttoevoersysteem Het luchttoevoersysteem moet voldoen aan de geldende voorschriften. Aluminium, roestvast staal of kunststof. Het luchttoevoersysteem moet bij horizontale leidingen altijd op afschot naar buiten worden geleid om inregenen te voorkomen. Houd hierbij 3 mm per meter buislengte aan. Zorg er bij een verticale lucht aanvoerleiding voor dat er geen regenwater in terecht kan komen. Houdt bij een kunststof luchttoevoersysteem een minimale afstand van 35 mm tot het rookgasafvoersysteem in acht. Beugel iedere bocht op de mof, met uitzondering bij aansluiting aan toestel: - Indien de verbindingsleiding voor en na de eerste bocht korter is dan 0.25 m, dan kan de beugel bij de eerste bocht achterwege blijven. - De eerste beugel wordt in ieder geval geplaatst op maximaal 0.5 m vanaf het toestel. Horizontale leiding en niet verticale leiding: maximale beugelafstand 1 m. Bij trekvaste verbindingen bedraagt de maximale beugelafstand 2 m. Verdeel lengten tussen beugels gelijkmatig. Verticale leiding: maximale beugelafstand 2m. Verdeel lengten tussen beugels gelijkmatig. Controleer bij schachtaansluitingen of de leiding niet geblokkeerd is, of de leiding onbeschadigd is, of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd. Maak duidelijk wat de rookgasafvoer/luchttoevoer is, controleer of de stompen minimaal 50mm uit de schacht steken. Beugel het laatste element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Indien dit laatste element een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden. Pas de voorgeschreven beugels van de fabrikant toe. Voorkom het beschadigen van de afdichtringen door haaks af te korten en te ontbramen. Bij trekvaste verbindingen volg de instructies van de fabrikant. Metalen verbindingen mogen geborgd worden met schroeven. Dit is niet toegestaan bij kunststof verbindingen. Waarborg de gasdichtheid door componenten te gebruiken voorzien van een afdichting. Gebruik geen vet, (zuurvrije) vaseline of olie. Houdt rekening met het uitzetten van kunststoffen. Schuif kunststof pijpen in elkaar en trek ze terug om uitzetting toe te staan. 10mm volstaat voor een pijplengten tot en met 2 meter. De minimale insteeklengte van moffen en spie-einden is 40mm. Monteer spanningsvrij. Mix geen elementen (componenten) van verschillende materialen en/of fabricaten, anders dan toegelaten door de fabrikant. Luchttoevoersysteem in schachten: - Verbindingen mogen geborgd worden met schroeven of lijmen. 12

13 3. Productinformatie 3.1. Technische informatie TECHNISCHE INFORMATIE EENHEI D HR24 CW4 HR30 CW5 HR42/54 (25 L) ALGEMEEN CE-Product-ID nummer (PIN) CE 0063 BU 3064 CE 0063 BU 3064 CE 0063 BU 3064 Afmetingen (hxbxd) mm 695x480x x480x x480x410 Categorie II2L3B/P II2L3B/P II2L3B/P CV-waterinhoud toestel Liter 1,8 2 2,7 CV-waterinhoud warmtewisselaar tapwater Liter 0,2 0,4 0,4 Gewicht (leeg) kg CV-aansluitingen aanvoer/retour mm Gasaansluiting mm Tapwater, warm/koud mm Luchttoevoer mm Concentrisch mm 80/125** 80/125** 80/125** Opgenomen elektrisch vermogen (maximaal) W IP classificatie IP20 IP20 IP20 CV-BEDRIJF Nominale belasting (Qs, onderwaarde) kw 4,5 24 4, Nominaal vermogen bij 80/60 C (P) kw 4,5 23 4, NOx emissie, RAL UZ 61 mg/kwh CO emissie, RAL UZ 61 mg/kwh PH-waarde van het condenswater 4 tot 5,5 4 tot 5,5 4 tot 5,5 Beschikbare cv-pompdruk bij DT=20 C Mwk 2,6 (26 kpa) 1,9 (19 kpa) 1,5 (15 kpa) Maximale aanvoertemperatuur C Vuldruk cv-gedeelte min./max. bar (kpa) 1-2,8 ( ) 1-2,8 ( ) 1-2,8 ( ) WARM WATER Nominale belasting (Qnw, onderw.) kw 4,5 29 4, Taphoeveelheid bij 60 C (D, DT=50K) (D) l/min Taphoeveelheid bij 40 C (DT=30K) l/min 14 16,7 25 Warmtapwater conform CW-classificatie (ingesteld) C *** Max. gasflow G20 vollast tapwaterbedrijf m3 /h Max. gasflow G25 vollast tapwaterbedrijf m3 /h Max. gasflow G30 vollast tapwaterbedrijf (butaan) m3 /h Max. gasflow G31 vollast tapwaterbedrijf (propaan) m3 /h Aansluitdruk sanitair water min./max. bar (kpa) 0,2-10 ( ) 0,2-10 ( ) 0,2-10 ( ) Tapwaterbegrenzer Ja Ja Optioneel Effectieve toestelwachttijd Sec Tapwaterzijdig drukverschil bij tapdebiet behorend bij kpa C (DT=50 C) Badvultijd L / X Min. 153 L in 11 min. 167 L in 10 min. 242 L in 10 min. GASSEN Geschikte gassoorten***** Aardgas G20 / G25, propaan (G31), butaan (G30) **** Minimale gas voordruk bij maximale belasting mbar Maximale werkdruk aardgas / propaan****** / mbar butaan. Maximale testdruk gasblok mbar CO 2 -gehalte aardgas % 9 (+/- 0,3 %) 9 (+/- 0,3 %) 9 (+/- 0,3 %) CO 2 -gehalte propaan / butaan (laag - hoog) % 9,5-10,5 (+/- 0,3 %) 9,5-10,5 (+/- 0,3 9,5-10,5 (+/- 0,3 %) %) Temperatuur rookgas bij 80/60 (bij een C omgevingstemperatuur van 20 C) Toegestane weerstand afvoersysteem* Pa NO x -klasse KEURMERKEN Hoog Rendement Verwarming HR 107 HR 107 HR

14 TECHNISCHE INFORMATIE EENHEI D HR24 CW4 HR30 CW5 HR42/54 (25 L) Hoog rendement warm water HRww HRww HRww Schonere verbranding SV SV SV Europese keuringseis CE CE CE Naverwarming zonneboiler NZ NZ NZ * Maak gebruik van de meegeleverde aansluitingen inclusief koppelingen voor een juiste gas-, waterdichtheid. ** Op aanvraag. *** De tapwater uittrede temperatuur van het bijgeleverde mengventiel is 60 C. **** Plaatsing van een andere gaspijp noodzakelijk bij bedrijf op propaan / butaan. *****De comforteigenschappen volgens het Gaskeur/CW-label zijn niet gewaarborgd indien het toestel op propaan / butaan bedreven wordt. ******Geldt voor propaan 30 mbar net H (kpa) L CW5 CW Q (l/h) Opvoerhoogte pomp Aquamax 14

15 3.2. Onderdelen Nr Omschrijving Nr Omschrijving Nr Omschrijving 1 Vulkraan 11 Overdrukventiel 21 Aanvoersensor 2 CV-aanvoer 22 mm 12 Ventilator 22 Pompontluchting 3 Warm sanitair 15 mm 13 Gas/luchtkamer 23 Driewegklep motor 4 Pomp 14 Ontsteek- /ionisatiepen 24 Warmwatersensor / flowsensor 5 Gas 15 mm 15 Rookgassensor 25 By-pass klep 6 Koud sanitair 15 m 16 Luchttoevoer 80 mm 26 Sifon afvoer 25 mm 7 CV-retour 22mm 17 Meetpunt rookgasanalyzer 27 Aansluiting overstort 40 mm 8 Aftapkraan 18 Rookgasafvoer 80 mm / conc. 28 Automatische ontluchter 9 Gasblok 19 Ontluchter / warmtewisselaar 29 Sealing ring luchttoevoer conc. 10 Druksensor / CV-retour 20 Brander 15

16 3.3. Afmetingen Afmetingen en clearances 16

17 3.4. Transport en uitpakken 3.5. Leveringsomvang Uitpakken Tip Tip Meld beschadigingen en/of ontbrekende onderdelen bij uw leverancier. De verpakking kan worden gerecycled. Voer het verpakkingsmateriaal af volgens de lokaal geldende richtlijnen. a) Controleer bij levering of de verpakking niet is beschadigd. b) Plaats de doos op een vlakke en stabiele ondergrond. c) Verwijder het kartonnen deksel. d) Haal het toestel uit de tray. e) Leg het toestel vlak op de achterzijde om beschadiging aan de aansluitingen te voorkomen. f) Haal de meegeleverde onderdelen uit de tray (zie Leveringsomvang op pagina 17). g) Zorg ervoor dat de aansluitingen beschermd zijn tegen vervuiling door deze tijdelijk af te dekken Transport Neem de instructies op de verpakking in acht. Itho Daalderop adviseert om de verpakking zo lang mogelijk om het toestel te laten in verband met eventuele beschadigingen. Voorkom schuiven of omvallen tijdens transport of opslag. Pos. Artikel Aantal 1 Aquamax toestel 1 2 Documentatieset 1 3 Garantiekaart 1 4 Muurbeugel 1 5 Vuilvanger sifon met wartelmoer 1 6 Condensslang 1 7 Automatische ontluchter incl. 1 pakking 8 Afsluitdop luchttoevoer parallel 1 Tevens kunnen de volgende optionele artikelen ten behoeve van de installatie meegeleverd zijn: Ombouwset NZ. Buitenvoeler. Thermostaat. Intern expansievat. 17

18 4. Installeren 4.1. Bevestigen muurbeugel Tip Houd rekening met de benodigde vrije ruimte rond het toestel, afstand tot dak en/of geveldoorvoeren en leidingen Tip Maak gebruik van een waterpas! 10 a) Controleer of de wandconstructie sterk genoeg is om het toestel aan op te hangen. Achteraanzicht Ophangbeugel b) Controleer de minimaal benodigde ruimte om het toestel (Zie Afmetingen op pagina 16). 667 Houd rekening met de positie van: - de luchtaanvoer en rookgasafvoerkanalen voor het toestel. - de waterleidingen. - de aan- en afvoerleidingen van het verwarmingssysteem. - de gasleidingen. - de condenswaterafvoer. - de inlaatcombinatie - het expansievat*. *Een intern expansievat is optioneel verkrijgbaar Bepaal met behulp van de muurbeugel de bevestigingsgaten op de muur. Boor twee gaten. Gebruik pluggen en bouten om de muurbeugel op de wand te bevestigen. De dikte van de kop van de bevestigingsbout mag niet meer dan 6 mm bedragen. 18

19 4.2. Ophangen toestel d) Controleer of de rug van het toestel vlak tegen de wand hangt. e) Plaats de mantel terug op het toestel door deze over de geleiders te schuiven en de borgschroef terug te plaatsen Aansluiten zonneboiler Gebruik altijd een zonneboilersysteem dat het label zonnekeur heeft Er is een naverwarming zonneboilerset te verkrijgen voor het aansluiten van het toestel op het zonneboilersysteem. Deze set omvat: Sensor Aansluitkabel voor de sensor Optioneel: mengventiel a) Verwijder de mantel van het toestel: - Verwijder de borgschroef aan de bovenzijde van het toestel. - Schuif een grote, platte schroevendraaier in de grendel aan de boven- en onderzijde en duw deze iets naar binnen. - Neem de mantel van het toestel. b) Breng het toestel richting de ophangplaats. c) Haak het toestel over de muurbeugel. Zorg er voor dat de nok van de muurbeugel door de ophangbeugel van het toestel steekt Aansluiten zonneboilersensor a) Plaats de NZ sensor op de warmwaterleiding van de zonneboiler direct onder het boilervat. b) Sluit het andere uiteinde van de sensorkabel elektrisch aan op het externe boilercontact van de branderautomaat (Zie Elektrisch aansluiten op pagina 28) Aansluiten zonneboiler mengventiel ä Let op! Informeer de eindgebruiker dat een toestel dat wordt toegepast als naverwarmer zonneboiler altijd ingeschakeld dient te blijven om legionellabacterievorming te voorkomen. Tip Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Itho Daalderop. Er dient op gelet te worden dat de maximale inlaattemperatuur naar het toestel niet boven de 60 C kan komen. Dit kan namelijk aanleiding geven tot verbrandingsmogelijkheid voor de gebruiker. Om een mogelijk probleem van een te hoge watertemperatuur te voorkomen, dient een mengautomaat na het toestel gemonteerd te worden. 19

20 4.4. Aansluiten sanitaire leidingen 4.5. Aansluiten gasleiding ä Let op! De inlaatcombinatie moet binnen 2 meter van het toestel worden aangesloten! Opmerking Het toestel kan testwater bevatten. Bij het verwijderen van de beschermdoppen kan testwater vrijkomen. ä Gevaar! Werkzaamheden aan gasvoerende delen mogen uitsluitend door gas technisch erkende installateurs worden uitgevoerd. ä Waarschuwing! Neem de land specifieke normen en voorschriften voor het aansluiten van gasleidingen in acht. Opmerking De aansluiting op het toestel is niet maatgevend voor de diameter van de binnenhuisaansluiting. Opmerking De aansluiting op het toestel is niet maatgevend voor de diameter van de binnenhuisaansluiting. Opmerking Toepassing van een circulatiesysteem is niet mogelijk. Tip Monteer een gasfilter. Tip Om binnen 30 seconden een tapwatertemperatuur van 45 C of meer te verkrijgen, dient de warm waterleiding tussen het toestel en het tappunt niet langer te zijn dan 20 meter. Tip Plaats bij het HR42 toestel een HRww setje om aan de HRww eis te voldoen. a) Sluit een inlaatcombinatie aan op de koud wateraansluiting van het toestel (Ø15 knelaansluiting; messing). De stromingsrichting van de inlaatcombinatie is naar het toestel toe. b) Sluit de koud waterleiding van de huisinstallatie aan op de andere zijde van de inlaatcombinatie. c) Sluit de warm waterleiding van de huisinstallatie met een knelkoppeling aan op de warm wateraansluiting (Ø15 mm). G. Gas a) Sluit de gaskraan aan op de gasaansluiting van het toestel (Ø15 mm). De stromingsrichting van de gaskraan is naar het toestel toe. b) Sluit de gasleiding van de huisinstallatie op de andere zijde van de gaskraan aan. c) Controleer de aansluitingen op lekdichtheid. G 20

21 4.6. Aansluiten cv-leidingen ä Let op! Om schade aan het toestel te voorkomen moet altijd een minimale cv-watercirculatie over het toestel mogelijk zijn van minimaal 300 l/uur. Opmerking Indien de cv-watercirculatie over het toestel niet gegarandeerd kan worden, bijvoorbeeld door toepassing van thermostatische radiatorkranen, is het noodzakelijk om een drukverschilregelaar te monteren. Geadviseerd wordt om de drukverschilregelaar op afstand te monteren. De stromingsrichting van de drukverschilregelaar is van cv-aanvoer richting cvretour. De openingsdruk van de drukverschilregelaar is afhankelijk van de installatie. Een ingestelde openingsdruk van ongeveer 20 kpa (200 mbar) is meestal voldoende. Aftapkraan Opmerking Het toestel kan testwater bevatten. Bij het verwijderen van de beschermdoppen kan testwater vrijkomen. Opmerking De aansluiting op het toestel is niet maatgevend voor de diameter van de binnenhuisaansluiting. Tip Plaats afsluiters voor servicedoeleinden. A R Tip Het toestel bezit een aftapkraan aan de rechter onderzijde in het toestel, zodat het toestel op een eenvoudige manier afgetapt kan worden. A. Cv-aanvoer R. Cv-retour a) Sluit de cv-aanvoerleiding van de installatie met een knelkoppeling aan op de cv-aanvoeraansluiting van het toestel (Ø22 mm). b) Sluit de cv-retourleiding van de installatie met een knelkoppeling aan op de cv-retouraansluiting van het toestel (Ø22 mm). 21

22 4.7. Aansluiten overstortleiding Het toestel is intern voorzien van een overstortventiel dat is voorzien van een leiding naar de buitenzijde van het toestel. De automatische ontluchter is ook via deze leiding aangesloten. Bypass O Het toestel is voorzien van een interne vast instelbare bypass die circulatie bewerkstelligt. O. overstortventiel uittrede Monteer de rioolaansluiting circa 1,5 á 2 cm onder de aansluiting van het overstortventiel, zodat via de buitenzijde zichtbaar is dat het overstortventiel spuit / eventuele lekkage van de ontluchter aan de buitenzijde van het toestel zichtbaar is Aansluiten condens afvoerleidingen ä Let op! Verstopping van de condensafvoer kan schade veroorzaken aan het toestel Bypass Opmerking Opmerking Loos geen condenswater in een regenpijp of dakgoot. Dit voorkomt bij vorst bevriezing van de regenpijp en aantasting van de dakgoot! De interne by-pass van het toestel kan niet gebruikt worden als by-pass van de cv-installatie. Monteer indien noodzakelijk een externe drukverschilregelaar minimaal 6 meter van het toestel vandaan. 22

23 4.10. Aansluiten ontluchter a) Plaats de pakking in het aansluitpunt voor de ontluchter. b) Monteer de ontluchter op het toestel door deze rechtsom op de aansluiting te draaien. c) Controleer dat de dop op de ontluchter één omwenteling (linksom) open staat. Sifon montage De condens afvoer bevindt zich aan de linker onderzijde van het toestel en heeft een enkele condens slang. a) Druk de sifon over de aansluiting van het toestel b) Monteer de sifon met een draaiende beweging rechtsom (bajonetsluiting) Luchttoevoer en rookgasafvoer aansluiting R L Montage flexibele condensslang c) Sluit een flexibele slang aan op de sifon. d) Sluit de flexibele slang afwaterend met een open verbinding aan op het riool. Gebruik bij de condenswaterafvoer alleen kunststof onderdelen. 23

24 L. Luchttoevoer R. Rookgasafvoer / concentrische aansluiting Voor het aanleggen van het luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem en het maken van dak- of geveldoorvoeren verwijst Itho Daalderop naar de instructies van de betreffende leveranciers. Itho Daalderop stelt voor dit toestel, naast de voorschriften, de volgende eisen aan het luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem: De beschikbare drukval bedraagt 200 Pa. Met een gevel- of dakdoorvoer is rekening gehouden. Het toestel is gekeurd voor zowel open als gesloten opstelling. Deze keuring is uitgevoerd volgens het genormeerde Europese toestelclassificatiesysteem in uitsluitend de volgende toestelklassen (zie ook de typeplaat van het cv-toestel): 24

25 Klasse Systeemomschrijving Opmerkingen B23 Open toestel met ventilator vòòr de brander (premix)*. -Toestel voldoet aan klasse C. Max. tegendruk 200 Pa. C13 Gesloten premix toestel met horizontale uitmonding**: aanzuig en afvoer via concentrische geveldoorvoer*. -Type: dakdoorvoer -Kanalen op afschot afwaterend naar ketel 1 cm/m. C33 Gesloten premix toestel met verticale uitmonding**: aanzuig -Type: dakdoorvoer. en afvoer via concentrische dakdoorvoer*. C43 Gesloten premix toestel met collectieve aanvoer en afvoer*. -Kanalen op afschot afwaterend naar ketel 1 cm/m. C53 Gesloten premix toestel met individuele aanvoer vanuit de gevel, en met individuele afvoer via het dak*. -CLV systeem op onderdruk. -Kanalen op afschot afwaterend naar ketel 1 cm/m. -Toevoer en afvoer aan dezelfde zijde van het gebouw plaatsen. C63 Gesloten premix toestel met separaat gekeurd systeem*. -Uitsluitend aansluiten op Gastec QA gekeurd afvoermateriaal, volgens keuringseis nr. 83. C83 Gesloten premix toestel met separaat gekeurd systeem*. -Type geveldoorvoer. * De indicatieve maximale weerstand bedraagt 200 Pa ** Maximale concentrische lengte 80/125 = 25 meter -Kanalen op afschot afwaterend naar ketel 1 cm/m. C53 C93 B33 C13 C43 C83 B23 C83 C33 C33 C43 25

26 Opstellingsmogelijkheden ä Waarschuwing! Bij open opstelling kan door onvoldoende toevoer van verbrandingslucht het giftige gas koolmonoxide vrijkomen. Zorg dat de opstellingsruimte voorzien is van de noodzakelijke ventilatie- en luchttoevoeropeningen volgens de geldende norm. afvoersysteem. Bouw indien gewenst het toestel alsvolgt om naar concentrische rookgasaansluiting: a) Plaats de meegeleverde dop in de 80 mm luchttoevoer voor parallelle aansluiting. b) Verwijder de rookgasafvoeradapter uit het rookgas afvoerkanaal. c) Verwijder de zwarte EPDM sealing ring die rondom de parallelle rookgasafvoer aansluiting is geplaatst. Open opstelling: Bij een open opstelling wordt de lucht uit de opstellingsruimte als verbrandingslucht gebruikt en de rookgassen worden via het rookgasafvoersysteem naar buiten afgevoerd. Hierbij is de rookgasafvoer van het toestel wel, maar de luchttoevoer niet aangesloten. Gesloten opstelling: Bij een gesloten opstelling wordt de verbrandingslucht van buiten gehaald en de rookgassen via het rookgasafvoersysteem naar buiten afgevoerd. Hierbij is zowel de rookgasafvoer als de luchttoevoer van het toestel aangesloten. Het toestel gebruikt geen lucht (zuurstof) uit de opstellingsruimte. De mantel sluit luchtdicht af op de achterplaat, zodat lucht uitsluitend door de luchttoevoerpijp toegevoerd wordt. Zorg er daarom altijd voor dat de mantel op het toestel geplaatst is wanneer de ketel in werking is. De volgende rookgas afvoersystemen zijn bij een gesloten opstelling mogelijk: Parallel systeem. d) Plaats de rookgasafvoeradapter terug in het rookgas afvoerkanaal. De optimale aansluiting voor luchttoevoer en rookgasafvoerleiding, krijgt men door gebruik te maken van een roestvast of kunststof afvoer systeem. De aansluitdiameter voor de rookgasafvoer leiding bedraagt 80 mm; de luchttoevoer eveneens 80 mm. De luchttoevoer dient aan de rechterzijde van de rookgasafvoer geplaatst te worden. Materiaal luchttoevoer: kunststof, rvs of aluminium. Materiaal rookgasafvoer: kunststof (temp. bestendig tot 120 C, temperatuurklasse T120), rvs of dikwandig aluminium met een condens opvang direct boven de ketel. Concentrisch systeem 80/125. Materiaal concentrisch: kunststof, rvs of aluminium Ombouwen naar concentrische rookgasaansluiting Het toestel wordt standaard voorbereid geleverd voor aansluiting op een parallel uitgevoerd rookgas Het toestel is nu omgebouwd voor het aansluiten van een concentrisch rookgas afvoersysteem. 26

27 Berekenen kanaallengte Opmerking Overschrijding van de maximale rekenlengte heeft een negatief effect op de prestaties van het toestel. De gekoppelde gas/lucht regeling zorgt te allen tijde voor een optimale verbranding. Weerstand rookgasafvoer- en luchttoevoercomponenten Component Diameter Weerstand (Pa) HR24 CW4 Weerstand (Pa) HR30 CW5 Weerstand (Pa) HR42 / 54 25L Doorvoeren Dakdoorvoer Ø 80/125 mm 10,7 17,7 40,0 Geveldoorvoer Ø 80/125 mm 10,7 17,7 40,0 Luchttoevoer Rechte buis / m Ø 80 mm 0,9 1,5 3,4 Flexibele buis RVS Ø 80 mm 1,9 3,0 7,4 45 bocht Ø 80 mm 1,0 1,7 3,8 90 bocht Ø 80 mm 1,6 2,6 5,8 Rookgasafvoer Rechte buis / m Ø 80 mm 1,3 2,2 4,9 Flexibele buis RVS Ø 80 mm 1,5 2,4 5,5 45 bocht Ø 80 mm 1,5 2,5 5,8 90 bocht Ø 80 mm 2,4 3,9 8,9 Concentrische rechte buis / m Ø 80/125 mm 3,0 5,0 11,3 45 bocht dubbel concentrisch Ø 80/125 mm 2,2 3,7 8,4 kunststof 90 bocht dubbel concentrisch kunststof Ø 80/125 mm 3,3 5,5 12,4 Bereken de maximale kanaallengte door aan elk toegepast component de gebruikte weerstand toe te kennen. De beschikbare drukval bedraagt totaal maximaal 200 Pa. Zodra de totale opgetelde weerstand van de toegepaste componenten 200 Pa overschrijdt zal de maximale belasting van het toestel afnemen. Met behulp van de onderstaande tabel kan bepaald worden of het totaal van gebruikte componenten de beschikbare drukval van 200 Pa niet overschrijdt. 27

28 4.12. Elektrisch aansluiten Aansluitingen branderautomaat Nr Omschrijving Nr Omschrijving 1 Voeding 230V 11 Tapwater flow- / temperatuursensor 2 Aarde 12 Cv-druk- / retourtemperatuursensor 3 Niet van toepassing. 13 Service interface 4 Pomp + ventilator 14 Display 5 Thermostaat open therm / aan-uit 15 Palm aansluiting 6 Weersafhankelijke regeling 16 Code key 7 Buitenvoeler 17 Ontsteekkabel 8 Externe boiler / NZ aansluiting 18 Aarde ontsteekkabel 9 Driewegklep / aanvoersensor / 19 Zekering (315 A) rookgassensor 10 Gasklep 28

29 Verwijderen van de mantel Aansluiting netspanning ä Waarschuwing! De mantel van het toestel is luchtdicht uitgevoerd. Het is bij een gesloten opstelling vereist dat tijdens bedrijf de mantel goed gesloten is. Is dit niet het geval, dan kan door onvoldoende afvoer van verbrandingslucht het giftige gas koolmonoxide vrijkomen! Om de elektrische aansluitpunten op het toestel voor externe componenten zoals een kamerthermostaat of buitenvoeler te bereiken dient de mantel van het toestel te worden genomen: Verwijder de borgschroef aan de bovenzijde van de mantel. Schuif een grote platte schroevendraaier in de grendel aan de boven- en onderzijde en duw deze iets naar binnen. Neem de mantel van het toestel. Plaats na de werkzaamheden de mantel terug op het toestel door deze over de geleiders te schuiven en de borgschroef terug te plaatsen. ä Waarschuwing! Indien het netsnoer beschadigd is, moet deze worden vervangen voordat men het toestel aansluit op een geaarde wandcontactdoos. Het netsnoer mag alleen vervangen worden door een erkend installateur. Het toestel moet worden aangesloten op een wandcontactdoos met randaarde. De wandcontactdoos dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor servicewerkzaamheden. Enkel wanneer het toestel volledig hydraulisch, gaszijdig en rookgaszijdig is aangesloten kan de randaardestekker in de wandcontactdoos worden gestoken Aansluitingen klemmenstrook Op de aanwezige klemmenstrook op de branderautomaat kan de kamer-/klokthermostaat aangesloten worden en indien gewenst een buitenvoeler Fasegevoeligheid Het toestel is niet fasegevoelig. Locatie borgschroef en mantelgrendels 29

30 5. In bedrijf stellen 5.1. Installatie vullen Opmerking d) Open de vulkraan van de vulinrichting aan de linker onderzijde van het toestel. Op het display is zichtbaar dat de systeemdruk oploopt. Spoel vóór de eerste ingebruikname de installatie grondig met schoon leidingwater om vervuiling van de warmtewisselaar van het toestel te voorkomen. P1 function P2 check Opmerking reset De juiste vuldruk ligt tussen 1 en 2 bar. bar Opmerking Zorg dat het toestel goed ontlucht wordt. Dit voorkomt geluidsklachten, comfortklachten, storingen en defecten van de wisselaar! Wanneer het toestel volledig hydraulisch, gaszijdig en rookgaszijdig is aangesloten kan de stekker in een wandcontactdoos met randaarde worden aangesloten. Deze randaarde stekker dient voor servicedoeleinden bereikbaar te zijn. a) Open de hoofdkraan van de waterleiding. b) Open de gaskraan onder het toestel en in de meterkast. c) Vul de sifon van het toestel met leidingwater. P3 P4 eco P5 P6 comfort e) Sluit de vulkraan wanneer een waterdruk van maximaal 2 bar is bereikt. Het 5 minuten durende automatische ontluchtingsprogramma start nadat een vuldruk van 1,5 bar is bereikt. De resterende tiid van het programma wordt door een countdown timer op het display weergegeven. Na afloop van het programma gaat het toestel automatisch over naar normaal bedrijf Installatie bijvullen Opmerking Wanneer de druk onder de 0.7 bar komt vergrendelt het toestel en moet er eerst bijgevuld worden! Het toestel voert een bewaking uit op de cv-druk. Wanneer deze lager is dan 1,0 bar, licht de oranje aanduiding bijvullen op het toestel op. Op het display wordt de systeemdruk weergegeven. Vulkraan 30

31 5.4. Ontluchten gasleiding P1 function P2 check ä Waarschuwing! - Geen open vuur! Niet roken! - Vermijd vonkvorming! - Gebruik geen elektrische apparaten. bar P3 P4 eco P5 P6 comfort a) Open de vulkraan van de vulinrichting aan de linker onderzijde van het toestel. Op het display is zichtbaar dat de systeemdruk oploopt. b) Sluit de vulkraan wanneer ok oplicht. Ontlucht de gasleiding van het toestel volgens onderstaande volgorde: a) Schakel het toestel uit. b) Zet de kamerthermostaat uit en maak geen gebruik van warm water. c) Verwijder de mantel van het toestel. d) Draai de schroef van de meetnippel van het gasblok los Ontluchten verwarmingssysteem Na het vullen van de installatie en de ketel dient de warmtewisselaar ontlucht te worden: Gasklep met meetnippel e) Wacht tot er gas uit de meetnippel stroomt. f) Draai de schroef van de meetnippel weer dicht. g) Plaats de mantel terug op het toestel. h) Schakel het toestel in. Handmatige ontluchter warmtewisselaar a) Open de ontluchtingskraan aan de linker bovenzijde van de warmtewisselaar. b) Sluit de ontluchtingskraan zodra er na minimaal 30 seconden geen lucht meer uit de ontluchtingskraan komt Ontluchten sanitaire leiding a) Controleer of de hoofdkraan van de waterleiding open staat. b) Controleer of de stopkraan van de inlaatcombinatie open staat. c) Ontlucht de sanitaire leidingen door de koude en warme aansluiting van de aangesloten waterkranen 31

32 te openen. Zodra er een stabiele waterstraal ontstaat is het betreffende leidingdeel ontlucht en kan de kraan weer gesloten worden. Tijdens het kalibreren worden de startstroom en de juiste instelwaardes voor het CO 2 percentage bepaald en vastgelegd Controle gasvoordruk (aardgas) ä Let op! De te controleren druk voor bedrijf op propaan / butaan is afhankelijk van het type gasnet Handmatig kalibreren Gebruik de functie voor handmatig kalibreren te allen tijde bij de eerste inbedrijfstelling en na gereed maken van het toestel voor bedrijf op een andere gassoort. De meetnippel voor het meten van de voordruk bevindt zich op het gasregelblok. Zie Ontluchten gasleiding op pagina 31. Meet de gasvoordruk op twee manieren: Statisch: esc P1 function ok P2 check De gasvoordruk tijdens ruststand mag maximaal 3,5 kpa (= 35 mbar) zijn. Dynamisch: De gasvoordruk tijdens branden op hoog vermogen moet minimaal 2 kpa (= 20 mbar) zijn Kalibreren ä Let op! Het toestel altijd handmatig kalibreren: -Bij in bedrijf stellen. -Bij gebruik van het toestel op een andere gassoort. ä Let op! Kalibreer de startstroom opnieuw en controleer de vlamimpedantie wanneer het toestel is voorzien van nieuwe software. Opmerking Indien de HR42-54 op propaan / butaan moet branden dient de gaspijp te worden vervangen. Controleer vóór het kalibreren op welk type gas het toestel is aangesloten. Indien het toestel op propaan / butaan moet branden pas parameter 15 aan (zie Instellingen aanpassen in het installateursmenu op pagina 36). test rpm P3 P4 eco P5 P6 comfort a) Druk gelijktijdig op P2 en P3 totdat test links onderaan in display verschijnt. - In het display verschijnt het ladder symbool. - De ventilator gaat naar het starttoerental. - De ketelbelasting (100%) verschijnt in het display aan de rechterzijde. - De keteltemperatuur verschijnt in het display aan de linkerzijde. - De ketel bepaalt eerst de startstroom en na ontsteking licht het vlamsymbool op.de ventilator gaat naar het maximale toerental. - Wanneer de vlam stabiel is verschijnt OK rechtsboven in display. b) Controleer het CO 2 percentage met de analyser: Instelling CO 2 aardgas 9,0% +/- 0,3%. Instelling CO 2 propaan / butaan 10,5% +/- 0,3%. 1. Als de CO 2 waarde niet binnen de gestelde grenzen ligt, dient deze aangepast te worden. Door indrukken van P3 of P4 wordt de vlamimpedantie zichtbaar. Met P3 kan de CO 2 waarde naar boven bijgesteld worden. Met P4 kan de CO 2 waarde naar beneden bijgesteld worden. 2. Als de CO 2 waarde binnen de gestelde grenzen ligt kan met behulp van P2 naar de volgende stap in het kalibratieproces gegaan worden. c) De ventilator gaat naar het starttoerental. Wanneer de vlam stabiel is verschijnt OK rechtsboven in 32