Anaerobe grondontsmetting ( bodemresetten ) met biobased grondafdekking als alternatief voor folie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Anaerobe grondontsmetting ( bodemresetten ) met biobased grondafdekking als alternatief voor folie"

Transcriptie

1 Anaerobe grondontsmetting ( bodemresetten ) met biobased grondafdekking als alternatief voor folie Resultaten van veldonderzoek naar toepasbaarheid (effectiviteit) van coatings als vervanger van folie bij Bodemresetten. Auteurs: J. H. M. Visser 1, L. P. G. Molendijk 1,H. Feil 2, H. Meints 2, T. van Beers 3 1 Wageningen Plant Research, Business unit AGV 2 Thatchtec 3 Agrifirm Wageningen Plant Research is een samenwerking van Wageningen University en de Stichting Wageningen Research. Wageningen, maart 2017

2 J. H. M. Visser en L. P. G. Molendijk, Veldonderzoek naar toepasbaarheid (effectiviteit) van coatings als vervanger van folie bij Bodemresetten. Project no Wageningen, Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, postbus 430, 8200 AK Lelystad, Nederland; T +31 (0) ; Kamer van Koophandel: nr te Arnhem VAT NL no B01 Stichting Wageningen Research. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Wageningen Research. Stichting Wageningen Research is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.

3 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Plan van aanpak 7 3 Activiteit 1: Lab-schaal onderzoek naar het effect van coating op barrière, sterkte en invloed omgeving Opzetten labonderzoek Testen van de coatings 10 4 Activiteit 2: Ontwikkelen aanbrengen van de coating in de praktijk m.b.v. gangbare apparatuur 13 5 Activiteit 3A: Onderzoek naar performance in de praktijk 17 6 Activiteit 3B: Veldproef Opzet en Uitvoering Behandelingen Toets-organismen Zuurstof- en temperatuurmetingen Statistische verwerking Resultaten Temperatuur en neerslag Zuurstofmetingen Bestrijding toets-organismen 26 7 Conclusies 31 Bijlage 1 Proefveldschema; veldproef Bodemreset-coating Valthermond

4

5 1 Inleiding Er is in Nederland een algemeen toenemende ziektedruk die de exportpositie van uitgangsmateriaal zoals bollen en knollen en aardbei- en aspergeplantmateriaal onder druk zet en een waardeverlies en gebruiksbeperking van percelen met zich meebrengt. In Drenthe en Groningen worden in het zand-dal gebied aanzienlijke arealen lelies geteeld en in toenemende mate ook tulpen. Daarnaast neemt de teelt van consumptieaardappelen in dit gebied toe. In deze teelten kan aanzienlijke opbrengstschade optreden als gevolg van verschillende pathogene aaltjessoorten zoals wortellesie- en wortelknobbelaaltjes, aardappelcysteaaltjes, stengelaaltjes en Trichodoride-aaltjes en ook bodemschimmels zoals Verticillium dahliae. Naast schadelijke aaltjes en schimmels is het onkruid knolcyperus een zeer hardnekkig probleem sinds eind jaren zeventig en een directe bedreiging voor de export van uitgangsmateriaal. In het algemeen werden deze pathogenen beheerst (bestreden) door grond chemisch ( nat ) te ontsmetten. Omdat deze natte grondontsmetting in de praktijk, door aanvullende eisen van de overheid bij de toepassing, vrijwel niet meer uitvoerbaar is, zijn alternatieve gewenst. In het (recente) verleden is o.a. door onderzoek vanuit Wageningen Plant Research (het toenmalige PPO-AGV) nagegaan of bepaalde plantparasitaire aaltjes en bodemschimmels in de grond bestreden kunnen worden door anaerobe grondontsmetting. Bij deze techniek wordt een grote hoeveelheid vers organische materiaal in de bouwvoor ingewerkt en de grond vervolgens afgedekt met folie. Door de vertering van het vers organisch materiaal daalt het zuurstof gehalte in de bodem zeer snel. De (bijna)zuurstofloosheid en de afbraakproducten die onder deze zuurstofarme omstandigheden worden gevormd, zoals gassen en vetzuren, zijn dodelijk voor diverse schadelijke schimmels, aaltjes, bacteriën en onkruiden. Bij de klassieke manier van anaerobe grondontsmetting wordt circa 40 ton/ha vers gras ingewerkt. Inmiddels is er al veel ervaring opgedaan met het vervangen van het gras door een goed gedefinieerd product; Herbie. Deze stof bestaat vooral uit gemakkelijk afbreekbaar eiwit en is een restproduct van de agro-industrie. Toepassing van Herbie is dan ook een vorm van anaerobe grondontsmetting. De methodiek wordt inmiddels in de tuinbouw al toegepast onder de praktijknaam bodem-resetten. Ook in buitenteelten zijn inmiddels de eerste ervaringen opgedaan met Bodem-resetten en deze techniek lijkt in buitenteelten een alternatief te kunnen worden voor chemische grondontsmetting met Monam met name voor hoogwaardige teelten. Uit proeven en ook praktijktoepassingen blijkt dat de folie-afdekking gevoelig is voor wild- en vogelschade en wind, wat een probleem vormt in buitenteelten. Ook uit milieukundig oogpunt lijkt folieafdekking niet wenselijk. Als alternatief voor het gebruik van plastic folie is in 2014 een pilot uitgevoerd waarbij, naast afdekking van de grond met de standaard folie, ook een kleine oppervlakte (enkele m2) is afgedekt met een versproeibare coating op basis van zetmeel van AVEBE en tarwegluten Deze coating, ontwikkelt door Thatchtec presteerde even goed als de folie qua zuurstofbarrière en lijkt in principe potentie te bieden om folie te vervangen. Door-ontwikkelen en selecteren van de juiste coatings voor verschillende grondsoorten en bodemomstandigheden en technische opschaling naar een praktijktoepassing zijn de volgende stappen. Voor het slagen van anaerobe grondontsmetting in de praktijk is deze ontwikkeling onontbeerlijk. Wageningen Plant Research Rapport 715 5

6 6 Wageningen Plant Research Rapport 715

7 2 Plan van aanpak De aanpak is in 3 activiteiten verdeeld: Activiteit 1. Lab-schaal onderzoek naar het effect van coating-samenstelling op: - Barrière-eigenschappen (voor zuurstof, waterdamp en fermentatiegassen) - Sterkte (mechanische belasting die de coating kan weerstaan) - Invloed omgevingsfactoren op barrière (RV, regen/droogte, temperatuur, type bodem) Activiteit 2. Ontwikkelen aanbrengen van de coating in de praktijk m.b.v. gangbare apparatuur Onderzoek zal uitgevoerd worden naar het aanbrengen van de ontwikkelde vloeibare formuleringen m.b.v. apparatuur (spit-injecteur) die nu ingezet wordt bij grondontsmetting met Monam. Het plan is om op de apparatuur, gelijk na de rol, een doseerunit toe te voegen waarmee het vloeibare coatingmateriaal gelijkmatig op de bodem gebracht kan worden. Het onderzoek zal zich richten op het ontwerp van deze unit, de homogeniteit en de verschillende laagdiktes van de coating die hiermee verkregen kunnen worden. Activiteit 3. Onderzoek naar performance in de praktijk Deze activiteit is op te splitsen in een aantal praktijktesten (3A) en een veldproef (3B) waarbij de effectiviteit op de bestrijding van een aantal pathogenen wordt getoetst. Praktijktesten met deze apparatuur zullen uitgevoerd worden, waarbij het effect op de coatingperformance (barrière/integriteit) zal worden bepaald van: - verschillende bodemtypes - uiteenlopende omstandigheden (neerslag/droogte, temperatuur). - meer of minder aandrukken van de bodem (met de rol) De performance van de coatings in de praktijk zal worden bepaald d.m.v. permeabiliteitsmetingen gedurende perioden van minimaal 6 weken. Hierbij zal ook de vereiste coatingdikte worden vastgesteld (en daarmee het vereiste aantal liter coatingvloeistof per ha, en daarmee de prijs per ha). Wageningen Plant Research Rapport 715 7

8 8 Wageningen Plant Research Rapport 715

9 3 Activiteit 1: Lab-schaal onderzoek naar het effect van coating op barrière, sterkte en invloed omgeving 3.1 Opzetten labonderzoek Om een coating te ontwikkelen en te testen op barrière-eigenschappen is een protocol bedacht en getoetst. Als toets-gas is gekozen voor zuurstof. Het protocol gaat uit van het verlagen van de zuurstofconcentratie in een grondlaag en vervolgens te meten hoe snel het zuurstofgehalte weer stijgt, afhankelijk van een toplaagbedekking (folie, deksel, coating). Een zuurstofverlaging in de grond wordt gerealiseerd via het principe van anaerobe grondontsmetting. Daarbij wordt plantaardig biologisch afbreekbare product met grond gemengd en direct in dikwandige plastic kuipen van 90 liter geplaatst. De bovenzijde van een kuip kan met verschillende barrièresystemen worden afgesloten. De zich explosief ontwikkelende bodembacteriën in de afgesloten kuipen consumeren de luchtzuurstof in de grondporiën tot minder dan 1%, binnen uur, terwijl de zuurstof buiten de kuip op 20,9 % blijft. Door van te voren geperforeerde luchtruimtes in de grond te plaatsen en deze met slangen (6 mm doorsnede) buiten de kuip te brengen kan lucht vanuit de grond worden aangezogen en het zuurstofgehalte worden gemeten. Een gasbarrière afdekking met een zogenaamde barrièrefolie (VIF of TIF folie) heeft geleerd dat de zuurstofverlaging snel optreedt en lang (tot uur) laag blijft. Is de barrièrefunctie van de te testen afdekking onvoldoende dan zal de zuurstofconcentratie in de kuip weer gaan stijgen naar uiteindelijk 20,9 %, de normale concentratie in de buitenlucht. Door VIF folie als standaard te hanteren kunnen alternatieve afdekkingen aan de hand van zuurstofmetingen ingeschat worden op bruikbaarheid. Vanwege ervaringen met zuurstofverlaging in de praktijk van Bodem Resetten (Nederlands systeem voor anaerobe grondontsmetting) in zowel grote als kleine volumes grond wordt binnen dit project ervan uit gegaan dat een ontwikkelde coating commercieel kansrijk is als de zuurstof stabiel laag blijft voor een periode van ongeveer 14 dagen (ook omdat voor chemische grondontsmetting in Nederland een wettelijke norm wordt gehanteerd van minimaal 14 dagen afdekken met een VIF folie). Uitgaande van de kennis van Bodem Resetten is een goede zuurstofbarrière (d.w.z. 14 dagen <1%) eerste voorwaarde voor de effectiviteit van het proces. De coatings met een goede zuurstofbarrière zullen vervolgens worden onderzocht op gasdichtheid voor waterdamp en fermentatiegassen. Foto 1. Testen van de coatings Wageningen Plant Research Rapport 715 9

10 3.2 Testen van de coatings Aan de hand van 40L kuipentesten (12 tot 24 kuipen per test, in totaal 120 coatingbatches) zijn in de periode augustus 2015 tot en met juli opeenvolgende series testen uitgevoerd. In het begin lag de nadruk op het evalueren en bijstellen van het bovenstaande protocol, en na verloop van tijd kwam het accent meer te liggen op het bepalen van de performance van uiteenlopende coatings. Bij alle testen werd de formulering meegenomen die in 2014 in Ter Apel met succes is gebruikt. Bij hogere temperaturen in combinatie met droge omstandigheden bleek deze formulering niet goed te voldoen, maar als referentie is hij dus ieder keer meegenomen. De eerste 4 testen zijn op een buitenlocatie in Drenthe uitgevoerd met wisselende luchtvochtigheden en temperaturen. Vanaf test 5 zijn de activiteiten naar Wageningen verplaatst in een verwarmde, droge omgeving. In het begin is gestart met veengrond en later is steeds gewerkt met zandgrond vanuit Drenthe. De volgende zaken zijn onderzocht: - Dosering: een goede zuurstofbarrière is verkregen bij doseringen van omgerekend 8 tot 20 kuub per hectare (de maximale droge stof gehalte van de formuleringen lag bij 30 %). - (bio)degradatie. Een knelpunt bleek de biodegradatie van de coatings in veel gevallen, waardoor de performance binnen 14 dagen sterk achteruit gaat, afhankelijk van de omstandigheden (zeker bij hogere temperatuur). De coatingformulering is immers makkelijk afbreekbaar (het bestaat uit ingrediënten als zetmeel en andere biopolymeren, omdat het doel is om na afloop de coating in de grond te werken en hierbij geen schadelijke residuen achter te laten). Het probleem van biodegradatie is opgelost door (milde) conserveermiddelen toe te voegen (ingrediënten die ook in voedingsmiddelen worden toegepast). Hierdoor kan nu een stabiele coating worden verkregen, die ook bij hogere temperaturen en vochtgehaltes 14 dagen stabiel blijft. - Barrière-eigenschappen. Het effect van coatingformulering (en omgevingsfactoren en voorbehandeling van de bodem) op de barrière-eigenschappen is onderzocht door een groot aantal formuleringen en omstandigheden te variëren. Veel coatingmaterialen bleken onvoldoende performance te hebben en diverse nieuwe concepten (gebruik nano-klei, gebruik hygroscopische ingrediënten, etc.) bleken onvoldoende, maar na 8 series van experimenten is uiteindelijk een coatingformulering verkregen die 14 dagen lang een voldoende goede barrière heeft. Er zijn met verdere aanpassingen nog 4 series uitgevoerd, die hebben geleid tot enige verdere verbetering, maar omdat er zeer veel verschillende omstandigheden denkbaar zijn (vocht/droogte, type grond, temperatuur etc.) is er zeker nog geen volledig inzicht verkregen in het effect van alle omgevingsfactoren. Maar het is in ieder geval aangetoond dat in principe een goede coating verkregen kan worden bij gangbare RV/temperatuur condities zoals een RV van 70-80% en temperaturen tot 20oC (de combinatie van relatief hoge temperatuur en droge omstandigheden is nog moeilijk en hierbij lijkt bevochtiging tussendoor nog vereist). - Sterkte van de coating. Naast een goede barrière is een voldoende mechanische sterkte van de coating van belang. Naast lopen van wild over de grond is er ook altijd zwelling en krimp van de bodem die opgevangen moet worden. Nader onderzoek liet zien dat compressie van de bodem vooraf de belangrijkste parameter is hierbij, en dat met een goede compressie en de juiste formulering een coating kan worden verkregen die naar verwachting in staat is om (klein) wild over de bodem te laten lopen zonder schadelijke gevolgen. - Invloed omgevingsfactoren. Verschillende RV en temperaturen zijn onderzocht. Zoals aangegeven, is een goede coating mogelijk bij lagere temperaturen, en bij relatief hoge temperaturen (20oC) mits in dit laatste geval de RV niet te laag is (minimaal 70%). Voorbeelden van zuurstof/barrière metingen in kuipproeven: 10 Wageningen Plant Research Rapport 715

11 Figuur 1: kuipproef 6 Figuur 2: kuipproef 9 Wageningen Plant Research Rapport

12 Figuur 3; Kuipproef 12 De conclusie is dat er formuleringen zijn verkregen die bij lab-testen een voldoende zuurstofbarrière hebben gedurende 14 dagen, mits, in geval van hogere temperaturen, de RV niet te laag is, en mits er vooraf voldoende compressie van de bodem plaatsvindt. Bij lage RV zal er nog bevochtigd moeten worden. Verder is nog relatief weinig inzicht in het effect van het type bodem, maar de verwachting is dat voor de meeste zand- en veengronden het ontwikkelde systeem goed kan functioneren. 12 Wageningen Plant Research Rapport 715

13 4 Activiteit 2: Ontwikkelen aanbrengen van de coating in de praktijk m.b.v. gangbare apparatuur Bij het lab-onderzoek is reeds veel aandacht besteed aan het feit dat het coatingmateriaal in de praktijk met gangbare apparatuur, zonder al te veel aanpassingen, aangebracht moet kunnen worden. Hiervoor is onderzoek verricht naar het gebruik van uiteenlopende spuitapparatuur. Deze spuitapparatuur is geselecteerd na een studie en overleg met diverse machinebouwers en loonwerkers. Voor de verspuitbaarheid van de diverse viskeuze coatings is diverse apparatuur gehuurd en gebruikt en uiteindelijk is een pompsysteem voor het lab aangeschaft (december 2015). Diverse nozzles zijn getest. Hoog viskeuze materialen, zoals de geteste coatings bleken moeilijk aan te zuigen, maar met een membraanplunjerpomp (= een standaard in de landbouwmechanisatie) is het aanbrengen goed te doen. Aan de drukzijde van het pompsysteem bleken geen noemenswaardige problemen op te treden. Voor de verspuitbaarheid is geëxperimenteerd met shear-thinning eigenschappen van speciale ingrediënten met als doel om het gebruik van standaard spleetdoppen (bijv. Teejet XR 8002) mogelijk te maken. Ondanks de hoge viscositeit bleef de afgifte qua beeld en volume goed gehandhaafd bij het gebruik van spleetdoppen. De afgifte per dop verminderde hooguit met 10% t.o.v. de opgave van de fabrikant en kon met een iets hogere druk worden gecompenseerd. Wel bleek een druk van 2 bar (normaal voor water afgifte) te weinig voor een goed spuitbeeld en is binnen het protocol gewerkt met 5 tot 10 bar direct achter de pomp. Dit is gradueel hoger bij bestaande spuitmachines maar door een iets andere pompkeuze op te vangen. De ontworpen en gebouwde apparatuur bevat hydraulisch aangedreven rollen om de bodem zo glad mogelijk te maken direct voor het sproeien. Hierdoor is minder coatingmateriaal nodig en meer kans op goede aaneensluiting na coatingvorming, en ook wordt verwacht dat de coatingvloeistof minder snel te diep de bodem in zakt. Ook ontstaat er al een laag met minder lucht en een betere barrière. Hieronder volgt een serie foto s die de ontworpen en gebouwde apparatuur nader toelicht. Er is gekozen voor een ontwerp in analogie met ontsmetting met Monam, en samenwerkingen met enkele bedrijven die in staat zijn om volgens dit concept onderdelen te bouwen en gebouwde onderdelen te assembleren: Foto 2. spitinjecteur Wageningen Plant Research Rapport

14 Een coatingmachine is bedacht en gebouwd met als vertrekpunt een spitinjecteur. Het concept betrof verder een tank voorop en een nozzle-frame achterop die beide uitwisselbaar zijn tussen loonwerkers: Foto 3. Tanks met coating Foto 4. De ontworpen en gebouwde opstelling Foto 5. Uitwisselbare voor-unit 14 Wageningen Plant Research Rapport 715

15 Foto 6.Voor unit met pomp- en leidingwerk Foto 7. Eerste coatingtesten De conclusie van deze activiteit is dat bij het type coatingmateriaal dat nu is ontwikkeld (viscositeit, hoeveelheid) gebruik kan worden gemaakt van bestaande apparatuur. Een ontwerp voor een praktische aanpak is gemaakt, die uitgaat van dosering na gebruik van een zware gladde rol en het aanbrengen van de coating in 1 werkgang. Wageningen Plant Research Rapport

16 16 Wageningen Plant Research Rapport 715

17 5 Activiteit 3A: Onderzoek naar performance in de praktijk In eerste instantie zijn praktijkruns uitgevoerd om te kijken of het systeem in de praktijk werkt (verkrijgen gladde laag, homogene dosering vloeistof), en gevarieerd kan worden met dosering, druk, etc. Voorbeeld van gebruik van 2 rijen van 15 vlakstraal-nozzles (TeejetXR08) met ca. 0,8 gallons per minuut en een werkbreedte van 3,2 meter: Foto 8. Hierna zijn coatings aangebracht op proefvelden, Vredepeel (8m3/ha) en Valthermond (6,5m3/ha) In grote lijnen lukt het coaten, maar bij de uitgevoerde series in Valthermond leidden de gebruikte vezels in de formulering nog tot te veel drukverlies en verstopping, waardoor delen niet goed zijn gecoat. Foto 9. Spitinjecteur met spuit-unit Wageningen Plant Research Rapport

18 Foto 10. Proefveld Vredepeel Foto 11. Nozzles Verder was m.n. in Valthermond veel krimp in de bodem na indrogen waardoor de coatings niet meer een goede barrière hebben. Achteraf gezien was er waarschijnlijk er te veel vocht in de bodem toegediend (mede door gebruik vloeibare Herbie voor het Bodem Resetten). Om problemen met vezels te voorkomen, zijn andere spuitdoppen toegepast, waarmee het probleem waarschijnlijk opgelost zal zijn. De conclusie van dit praktijkonderzoek is dat het aanbrengen van een goede coating op zich goed mogelijk is, en op verschillende bodems is gelukt, maar dat het voorkomen van scheuren van de bodem nog een bottleneck is. Aanbevelingen - Labonderzoek om formuleringen verder te ontwikkelen, die nog sterker zijn en beter kunnen omgaan met indroging. - Testen of formuleringen met vezels (die sterker zijn) met de nieuwe spuitdoppen inderdaad goed ingezet kunnen worden. - Druk van aandrukrol aanpassen/verminderen om minder spanning in de bodem te krijgen en daardoor minder scheuren bij indrogen. - Onderzoek naar effect van (te veel) water in de bodem voor het aanbrengen van de coating. 18 Wageningen Plant Research Rapport 715

19 6 Activiteit 3B: Veldproef De performance van de meest perspectiefvolle coatings is, met de door Thatchtec ontwikkelde toepassingstechniek, in een veldproef onderzocht. Permeabiliteit van de caotings is bepaald door periodiek het zuurstofgehalte in de bodem te meten. Het ontsmettingsresultaat van Bodem Resetten (BR) uitgevoerd met de ontwikkelde biobased coatings tegen een aantal plantparasitaire aaltjessoorten (wortellesieaaltjes, de quarantaine aaltjes: Globodera pallida, veroorzaker van aardappelmoeheid (AM) en Ditylenchus dipsaci) alsmede tegen het onkruid knolcyperus wordt vergeleken met het ontsmettingsresultaat van een BR uitgevoerd met gangbare VIF-folie. 6.1 Opzet en Uitvoering De veldproef is aangelegd bij Wageningen Plant Research op de locatie Valthermond op een dalgrond (samenstelling: 77 % zand, 11 % silt, 1 % klei, 11 % organische stof) met een ph van 4.9. Het perceel waarop de proef is aangelegd is besmetting met wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp.), Trichodoride-aaltjes en heeft een lichte besmetting met het graswortelknobbelaaltje (Meloidogyne naasi). De proef, met in totaal acht behandelingen, is aangelegd als een blokkenproef in vier herhalingen met een veldjes grootte van 9 x 12 meter (zie bijlage 1) Behandelingen In de veldproef zijn twee type coatings getoetst, beide in een variant met en zonder extra beregening een aantal dagen na aanbrengen van de coating. Door een aantal dagen na het aanbrengen van de coating, de coating nog een keer te bevochtigen zouden scheurtjes die in de coating kunnen ontstaan als gevolg van het zetten (zwellen en krimpen van de rond na grondbewerking) van de grond weer worden gedicht. De effectiviteit van de coatings word vergeleken met de min of meer standaard methode van Bodemresetten (BR) waarbij 80 m 3 /ha Herbie 87 door de bouwvoor wordt ingewerkt en de grond vervolgens zes weken lang wordt afgedekt met folie. Naast de standaard toepassing BR is een behandeling met een hogere dosering Herbie 87 (160 m 3 /ha) aangelegd en een object waarbij de Herbie vervangen is door 45 ton vers gras ( klassieke anaerobe grondontsmetting ). Bij de doseringen van 80 en 160 m 3 Herbie 87 per hectare worden respectievelijk 2 (2 RE) en 4 (4 RE) gram ruw eiwit per L grond toegepast. In onderstaande tabel staan de verschillende behandelingen genoemd die in de proef zijn aangelegd. Tabel 1 Behandelingen Bodemreset-coating proef, Valthermond Objectcode product dosering afdekking extra beregening na afdekking A ---- geen niet nee B Herbie m 3 /ha (2 RE) folie nee C Herbie m 3 /ha (4 RE) folie nee D Vers gras 45 ton/ha folie nee E Herbie m 3 /ha (2 RE) Coating A F Herbie m 3 /ha (2 RE) Coating A ja G Herbie m 3 /ha (2 RE) Coating B H Herbie m 3 /ha (2 RE) Coating B ja Wageningen Plant Research Rapport

20 Op 12 augustus is de proef aangelegd. De Herbie 87 is met een mestinjecteur (foto 12)ingebracht (circa 10 cm diepte) en vervolgens circa 30cm diep ingewerkt met een spitmachine met vaste rol. Achterop de spitmachine was de spuitinrichting voor het aanbrengen van de coatings gemonteerd. In één werkgang is de Herbie 87 ingespit en bij de objecten E t/m F de coating aangebracht (foto 13). Foto 12. Herbie 87 toepassing met mestinjecteur Foto 13. Inspitten Herbie 87 en aanbrengen coating Het gras (object D) is handmatig opgebracht, licht ingefreesd en vervolgens ingespit met de spitmachine met vaste rol (foto 14). De veldjes van de objecten B, C en D zijn, handmatig, afdekt met VIF-folie (foto 15). Foto 14. inwerken gras Foto 15. Afdekken van de grond met VIF folie. De veldjes van de objecten F en H zijn op 15, 17 en 19 augustus respectievelijk 3, 5 en 7 dagen na het aanbrengen van de coating, beregend met 5 mm water. Op 27 september, ruim zes weken na de aanleg, zijn de behandelingen afgebroken. Het folie is verwijderd en in alle veldjes is de grond met een cultivator, 20cm diep, losgetrokken. 20 Wageningen Plant Research Rapport 715

21 6.1.2 Toets-organismen Het effect van de verschillende behandelingen ten aanzien van doding van een aantal schadelijke (quarantaine) aaltjes en knolcyperus is onderzocht. De effectiviteit tegen stengelaaltjes en knolcyperus is alleen voor de BR-behandelingen die afgedekt zijn met folie onderzocht. 1) De in het perceel aanwezige natuurlijke besmetting van plantparasitaire aaltjes. Voorafgaand aan het aanleggen van de behandelingen (vóórbemonstering; Pi) en twee weken na het beeindigen van de behandelingen (Pf) zijn grondmonsters genomen om de aaltjesbesmetting te bepalen. Per netto veldje (1,5 x 2,7m) is de bovenste 25 cm van de bouwvoor bemonsterd. Verspreid over het netto veldje is met een 12 mm grondboor ruim 1 liter grond verzameld. Uit elk grondmonster is een submonster van 100 ml genomen voor het bepalen van de samenstelling van de aaltjesbesmetting. Het 100 ml grondmonster is over een 180 µm zeef gespoeld. De nematoden in de opgevangen suspensie (<180 µm) zijn vervolgens opgespoeld met een Oosterbrink trechter. De op de zeef achtergebleven grond en organisch materiaal (> 180 µm) is vier (voorjaarsmonsters) of zes (najaar monsters) weken geïncubeerd bij 20 C om aanwezige eieren af te rijpen en uit te laten komen. In één op de vijf monsters zijn de aaltjes tot op soort gedetermineerd. 2) Aardappelcysteaaltjes Naast de al aanwezige besmettingen van plant parasitaire aaltjes is ook handmatig per veldje een besmetting met cysten van aardappelcysteaaltjes (G. pallida stam Rookmaker) in gaaszakjes ingegraven (foto s 16 en 17). Het aardappelcysteaaltje is het toets-organisme dat de laatste jaren in de verschillende AGO-proeven standaard is gebruikt en dient in deze veldproef als referentie object. Voorafgaand aan het afdekken van de veldjes is per veldje één gaaszakje, met 200 cysten, op circa 15 cm diepte ingegraven. Zes weken later, direct na het beëindigen van de behandelingen, zijn de zakjes weer opgegraven en is de inhoud van de cysten bepaald. Cysten zijn gecrushed en het aantal levende en dode eieren is geteld. De vitaliteit van de larven is bepaald met een loktoets. De inhoud van de cysten (eieren) is op zeefjes geplaatst in buisjes met lokstof van aardappel. Vitale larven passeren deze zeefjes, komen in het buisje terecht en worden vervolgens wekelijks geteld. Foto 16 Gaaszakje met cysten G. pallida Foto 17 Cyst met inhoud van levende larven en eieren 3) Stengelaaltjes (alleen bij de objecten A t/m D) Van een parktijkperceel uien zijn, met stengelaaltjes besmette planten verzameld (foto 18). De halzen van de uien zijn fijn gesneden en dit materiaal is gebruikt als inoculum. Per veldje is 25 gram inoculum door 3L behandelde grond gemengd en in gaaszakjes gedaan. De gaaszakjes zijn in de betreffende veldjes, op 10-15cm diepte weer ingegraven. Om ongewenste verspreiding van stengelaaltjes te voorkomen zijn de gaaszakjes eerst in speciaal geprepareerde emmers met vensters van fijn mazig gaas gedaan en deze emmers zijn weer ingegraven in de behandelde veldjes. Door stukken van de emmer te bekleden met gaas is gasuitwisseling mogelijk tussen de grond in en buiten de emmer. Na de behandelperiode van zes weken zijn de gaaszakjes weer opgegraven en is door Eurofins aan een submonster van 1000ml grond de besmetting stengelaaltjes bepaald. Wageningen Plant Research Rapport

22 In viervoud is aan 25 gram uienhalzen de dichtheid stengelaaltjes van het inoculum bepaald. Het materiaal is op zeefjes gezet en in de mistkast geplaatst. Na vijf dagen is per monster het aantal stengelaaltjes in de, onder de zeefjes opgevangen suspensie bepaald. Foto 18. Stengelaaltjes inoculum 4) Knolcyperus (alleen bij de objecten A t/m D) In de proef zijn twee herkomsten knolcyperus getoetst. Eén afkomstig van de Engelse firma Herbiseed. Deze onderhoudt en levert een groot aantal onkruidsoorten. En knolletjes die onder de merknaam Tijgernootjes als visvoer worden verkocht. Voorafgaand aan het afdekken van de veldjes is per veldje van elke herkomst één nylon zakje, met 25 knolletjes, op circa 15 cm diepte ingegraven. Zes weken later, direct na het beëindigen van de behandelingen, zijn de zakjes weer opgegraven en is de vitaliteit van de knolletjes bepaald. De knolletjes zijn uitgeplant in 6L bakken met een mengsel van potgrond en zand. De bakken zijn onder geconditioneerde omstandigheden (dag-nacht temp.: C en voldoende vocht) weggezet en gedurende 2 maanden is het aantal gekiemde knolletjes c.q. het aantal planten van knolcyperus per bak geteld Zuurstof- en temperatuurmetingen In alle veldjes zijn zuurstofmetingen verricht gedurende de gehele afdekperiode (behandelduur). Luchtkamers zijn op circa 15 cm diepte ingegraven en verbonden met slangen die buiten de veldjes weer bovengronds zijn gehaald. Door een zuurstofmeter op het uiteinde van de slang aan te sluiten kan lucht vanuit de grond worden aangezogen en het zuurstofgehalte in de bodem worden gemeten (foto s 19 en 20). Wanneer het proces van AGO goed verloopt en er geen zuurstoftoevoer vanuit de lucht mogelijk is (zoals bij afdekking met VIF folie), is binnen 24 uur een zuurstofdaling te zien van 20,9% naar < 1%. Is de barrièrefunctie van de te testen coating onvoldoende dan zal de zuurstofconcentratie in de grond onvoldoende dalen of vrij snel weer gaan stijgen naar uiteindelijk 20,9 %, de normale concentratie in de buitenlucht. De het verloop in zuurstofconcentraties in veldjes met coating te vergelijken met die in veldjes die afgedekt zijn met folie wordt een indruk verkregen van de zuurstofdoorlatendheid van de coating. De zuurstofmetingen zijn twee maal per week verricht. Foto 19 Slangen voor zuurstofmetingen Foto 20 zuurstofmeters 22 Wageningen Plant Research Rapport 715

23 In twee onbehandelde veldjes en in twee veldjes van object B (Herbie 2RE+folie) is met een datalogger de bodemtemperatuur op 15cm diepte geregistreerd. Dagelijks is de hoeveelheid neerslag gemeten Statistische verwerking De data zijn verwerkt met het statistisch programma Genstat Windows Genstat 18th Edition. De gegevens van de aaltjesbemonsteringen zijn, na 10Log transformatie, met variantieanalyse (ANOVA) geanalyseerd. Uit covariantie analyse, met de beginbesmetting als covariabele, blijkt dat de kleine verschillen in beginbesmetting (Pi) geen significant effect hebben gehad op de gemiddelde besmetting van de objecten na de behandeling. In de tabellen zijn de resultaten van de statistische analyse zonder Pi als co-variabele weergegeven. De overige data zijn geanalyseerd met ANOVA. Met de student T-test (Genstat procedure ATTEST) zijn de objectgemiddelden met elkaar vergeleken. Wanneer de F-probability kleiner is dan 0,05 zijn de gevonden verschillen tussen de objecten betrouwbaar. Significante verschillen tussen objecten worden in de tabellen weergegeven door verschillende letters. Objecten met gemeenschappelijke letters zijn, met 95 % zekerheid, niet verschillend van elkaar. Wageningen Plant Research Rapport

24 temperatuur ( C) 6.2 Resultaten Op 12 augustus bij de aanleg van de behandelingen was het proefveld vrij vochtig. Onder andere doordat er in de nacht van 11 augustus nog 10 mm neerslag was gevallen. Dit in combinatie met de 80 ton/ha vloeibare Herbie 87 die bij de coating-objecten is toegediend leidde er toe dat de grond erg vochtig werd. Wat het goed spitten, dichtrollen en vervolgens coaten van de grond heeft bemoeilijkt. Doordat de grond vrij vochtig was, was er veel krimp in de bodem na indrogen waardoor er scheurtjes in de coating kunnen ontstaan en de coatings niet meer een goede barrière vormen. Foto 21. Overzicht proefveld BR-coating, Valthermond Temperatuur en neerslag In twee onbehandelde veldjes (zonder bedekking) en twee veldjes met folie (Herbie 87, 2RE) is de bodemtemperatuur op 15cm diepte gemeten (fig 4). De gewenste bodemtemperatuur voor BR is minimaal 16 o C. Gedurende de gehele behandelperiode, van 12 augustus tot 26 september, blijft de bodemtemperatuur in de onbehandelde veldjes boven de gewenste 16 o C. De temperatuur in de veldjes bedekt met folie ligt steeds circa 4 graden hoger is dan in de veldjes zonder Herbie en zonder bedekking. Waarschijnlijk door instraling door de folie heen neemt de bodemtemperatuur toe Gem_onbeh gem-herbie 2RE + folie minimum temp Figuur 4. Bodemtemperatuur op 15 cm diepte, Bodemreset-coating proef, Valthermond Wageningen Plant Research Rapport 715

25 neerslag (mm) In onderstaande figuur is de hoeveelheid neerslag weergegeven. De eerste week na aanleg van de behandelingen (12 aug.) valt er vrijwel geen neerslag. 28 augustus en 4 september zijn de meest regenachtige dagen met respectievelijk 30 en 20 mm neerslag Figuur 5. Hoeveelheid neerslag (mm), Bodemreset-coating proef, Valthermond Zuurstofmetingen In onderstaande figuur staat de zuurstofconcentratie in de bodem, gemeten op 15 cm diepte, tijdens BR weergegeven. Het zuurstof gehalte in de onbehandelde veldjes is circa 18%. Tussen 26 en 29 augustus daalt het zuurstofgehalte in deze veldjes sterk naar circa 7%. Waarschijnlijk als gevoelig van een vrij grote hoeveelheid neerslag ( circa 30 mm) op 28 augustus, waardoor de grond (bijna) verzadigd raakt met water. Binnen een week neem het zuurstofgehalte in deze veldjes weer toe naar circa 19%. In de objecten die afgedekt zijn met folie daalt het zuurstofgehalte, zoals verwacht, binnen 24 uur naar circa 1%. Het zuurstofgehalte blijft bij deze objecten gedurende bijna de gehele behandelperiode van 6 weken onder de 1%. In de laatste week van de behandelperiode neem het gehalte zeer licht toe tot iets minder dan 2%. In de veldjes waar, na toepassing van 80 ton/ha Herbie 87, een coating op de grond is aangebracht daalt het zuurstofgehalte licht naar gemiddeld circa 10%. De eerste vier weken van de behandelperiode schommelt het zuurstofgehalte in de gecoate veldjes rond de 10% en neemt daarna toe naar het niveau van de onbehandeld (circa 19%). Het beregenen van de gecoate veldjes heeft geen effect gehad op het zuurstofgehalte in de bodem in vergelijking tot de veldjes die niet extra bevochtigd zijn. Voor een optimaal effect van AGO zijn zeer lage (<1%) zuurstofgehalten gedurende een periode van minimaal een aantal weken (>3 weken?) noodzakelijk. De zuurstof barrière van de coatings was in deze proef onvoldoende om het gewenste lage zuurstofgehalte in de bodem, van minder dan 1%, te halen. Wageningen Plant Research Rapport

26 zuurstofgehalte (%) Onbehandel Herbie 2RE+folie Herbie 4RE+folie AGO-gras+folie H. 2RE+coating_A H. 2RE+coating_A+beregening H. 2RE+coating_B H.2RE+coating_B+beregening aug 20-aug 27-aug 3-sep 10-sep 17-sep 24-sep Figuur 6. Zuurstofgehalte in de bodem op 15 cm diepte, Bodemreset-coating proef, Valthermond Bestrijding toets-organismen Het effect van de behandelingen op de in het perceel aanwezige (natuurlijke) besmetting van plantparasitaire aaltjes en de kunstmatig aangebrachte besmettingen met aardappelcysteaaltjes, stengelaaltjes en knolcyperus is bepaald Natuurlijke besmetting plantparasitaire aaltjes Het proefveld is matig besmet met Pratylenchus spp.(tabel 2) en licht besmet met Trichodorus similis en Meloidogyne naasi (het graswortelknobbelaaltje). De Pratylenchus besmetting bestaat voor gemiddeld 1/3 uit P. penetrans (het wortellesieaaltje) en voor 2/3 uit P. crenatus (het graanwortellesieaaltje). In het onbehandelde object neemt de Pratylenchus besmetting, door natuurlijke sterfte, licht af van 471 naar 293 Pratylenchus-aaltjes per 100 ml grond. De behandelingen waarbij de grond is afgedekt met folie hebben de besmetting zeer sterk verlaagd. Waarbij de behandeling met de hoogste dosering Herbie 87 (object C) de besmetting gereduceerd heeft tot onder de detectiegrens. De AGO met gras heeft de besmetting verlaagd naar 7 Pratylenchus-aaltjes/100 ml grond. Een niveau dat betrouwbaar hoger is dan de Herbie-4RE toepassing maar niet significant verschilt van de Herbie-2RE. De Herbie-2RE toepassing afgedekt met coating (objecten E t/m H) heeft geen betrouwbaar effect gehad op de Pratylenchus-besmetting in vergelijking met de onbehandeld. De eindbesmettingen bij alle de coating-objecten verschillen niet betrouwbaar van de gemiddelde eindbesmetting van het onbehandelde object en zijn betrouwbaar hoger dan bij de folie objecten. De besmetting met Trichodoride-aaltjes en graswortelknobbelaaltjes is,voorafgaand aan het aanleggen van de behandelingen, vrij laag. Hierdoor zijn (statistisch betrouwbare) behandelingseffecten moeilijk vast te stellen. Niet te min zijn er voor de folie-objecten een aantal significante effecten op de besmetting waargenomen. De Trichodoride besmetting na de behandeling Herbie 4RE en de besmetting van het graswortelknobbelaaltje na de behandelingen Herbie 2RE, Herbie 4RE en AGO-gras (allen met folie) zijn betrouwbaar lager dan bij de onbehandeld. Ook bij deze aaltjessoorten is de besmetting bij de behandeling Herbie-4RE gedaald tot onder de detectiegrens. 26 Wageningen Plant Research Rapport 715

27 Voor de coatings-objecten zijn geen betrouwbare effecten op de besmetting van Trichodoride- en graswortelknobbelaaltjes waargenomen. Tabel 2. Effect van AGO-behandelingen op de besmetting plantparasitaire aaltjes (n/100 ml grond; totaal van spoelen en vier weken incubatie), Bodemreset-coating proef, Valthermond Object- Product/ Pratylenchus spp Trichodoridae M. naasi code dosering afdekking Pi (1 Pf (2 Pi Pf Pi Pf A onbehandeld geen 471 a 293 c 8 a 8 bc 16 a 15 c B Herbie 87-2Re folie 252 a 1 ab 16 a 4 b 6 a 0 a C Herbie 87-4RE folie 327 a 0 a 12 a 0 a 14 a 0 a D gras (40 ton/ha) folie 323 a 7 b 12 a 5 bc 8 a 1 ab E Herbie 87-2Re coating A 540 a 206 c 8 a 7 bc 12 a 6 bc F Herbie 87-2Re coating A+ber. (3 339 a 69 c 19 a 22 c 13 a 2 abc G Herbie 87-2Re coating B 545 a 81 c 13 a 5 b 16 a 5 bc H Herbie 87-2Re coating B+ber. 487 a 52 c 23 a 6 bc 8 a 4 abc Fprob n.s. <0.001 n.s. <0.05 n.s. <0.05 1) Beginbesmetting, voorafgaand aan het aanleggen van de behandelingen 2) Eindbesmetting, besmetting na beëindiging van de behandelingen 3) Coating-behandeling met beregening een aantal dagen na aanbrengen van de coating Aardappelcysteaaltjes Voorafgaand aan de aanleg van de behandelingen zijn zakjes met aardappelcysten (G. pallida) op 15cm diepte ingegraven. Na de behandelperiode van ruim zes weken zijn de zakjes weer opgegraven en is de vitaliteit van de cysten-inhoud (eieren) bepaald. In tabel 3 staan de resultaten van de diverse behandelingen tegen G. pallida. De onbehandelde controle (object A) is als referentie genomen en de doding is voor dit object op 0% gesteld. De overige behandelingen zijn daaraan gerelateerd. Alle AGO behandelingen waarbij de grond is afgedekt met folie zijn zeer effectief geweest; meer dan99% doding. De coating-objecten zijn veel minder effectief. Doding van de objecten E en F (coating A) is gemiddeld 18% en verschilt daarmee niet betrouwbaar van de onbehandeld. De doding van de BR-behandelingen met coating B is met gemiddeld 60% betrouwbaar hoger dan de doding van de onbehandeld en de objecten met coating A maar veel lager dan de doding bij de objecten met een folie-afdekking. Tabel 3. Effect van AGO-behandelingen op een kunstmatig aangebrachte besmetting aardappelcysteaaltjes, Bodemreset-coating proef, Valthermond Object- Product/ Doding code dosering afdekking (%) A onbehandeld geen 0 c B Herbie 87-2Re folie 99,9 a C Herbie 87-4Re folie 100 a D gras (40 ton/ha) folie 99,8 a E Herbie 87-2Re coating A 17 c F Herbie 87-2Re coating A+beregening. (1 19 c G Herbie 87-2Re coating B 63 b H Herbie 87-2Re coating B+beregening 57 b Fprob < ) Coating-behandeling met beregening een aantal dagen na aanbrengen van de coating Wageningen Plant Research Rapport

28 Stengelaaltjes In de proef is en kunstmatige besmetting met stengelaaltjes aangebracht door stukjes met stengelaaltjes besmette uienhalzen door de grond te mengen. De besmetting in het onbehandelde object is afgenomen van 4100 (beginbesmetting) naar 85 stengelaaltjes/1000 ml grond. Dat betekent dat de natuurlijke sterfte in deze proef zeer hoog is geweest; bijna 98%. De AGO-behandelingen hebben de besmetting nog verder verlaagd naar minder dan 1 stengelaaltje/1000 ml grond. Afgezet tegen de overleving in het onbehandelde object is dit een extra doding van meer dan 99%. Een zeer sterke extra doding. Echter een aantal van de behandelde veldjes waren nog steeds aantoonbaar besmet. Tabel 4. Effect van AGO-behandelingen op een kunstmatig aangebrachte stengelaaltjes-besmetting (Pi=4100 aaltjes/1000 ml grond), Bodemreset-coating proef, Valthermond Eindbesmetting Object- Product/ stengelaaltjes code dosering afdekking (N/1000 ml grond) A onbehandeld geen b B Herbie 87-2Re folie 0.7 a. C Herbie 87-4Re folie 0.3 a. D gras (40 ton/ha) folie 0.2 a. Fprob < Knolcyperus In de proef zijn twee herkomsten knolletjes van knolcyperus ingegraven. Na de BR-behandelperiode zijn de knolletjes opgegraven en uitgeplant in een potgrond-zand mengsel. In onderstaande tabel is het gemiddelde percentage uitgelopen knolletjes van knolcyperus, 2 maanden na uitplanten, weergegeven. Tussen de beide herkomsten van de knolcyperus knolletjes visvoer en Herbiseed was weinig verschil in uitlooppercentage. Bij de objecten Ref-1 en Ref-2 zijn de knolletjes in de nylon zakjes niet 6 weken in de grond (in de veldproef in Valthermond) gebracht, maar zijn deze gedurende deze periode in koelcel (object Ref-1) of bij kamertemperatuur (object Ref-2) bewaard. Bij beide objecten had ruim 80 procent van de knolletjes een plant gevormd. Bij de onbehandeld ( object A) zijn de knolletjes (in de nylonzakjes) ingegraven in niet behandelde grond, in de veldproef. Van dit object loopt ruim 50 procent van de knolletjes nog uit. De AGO behandelingen (object B, Cen D) hebben een zeer sterk effect gehad op de vitaliteit van de knolletjes. Bij alle drie objecten kiemde uiteindelijk een zeer laag percentage knolletjes. Bij de behandelingen met Herbie was dit 0,5% en bij de AGO-behandeling met gras kiemde nog maar 0,2% van de knolletjes. Er was statistisch geen betrouwbaar verschil tussen AGO met gras en met Herbie (2 RE of 4 RE). 28 Wageningen Plant Research Rapport 715

29 Tabel 5. Effect van AGO-behandelingen op de vitaliteit van knolcyperus knolletjes Bodemresetcoating proef, Valthermond Object- Product/ Aantal uitgelopen knolletjes (%) Herkomst code dosering afdekking visvoer Herbiseed gemiddeld A onbehandeld geen 53.0 b 51.0 b 52.0 b B Herbie 87-2Re folie 1.0 a 0.0 a 0.5 a C Herbie 87-4Re folie 0.0 a 1.0 a 0.5 a D gras (40 ton/ha) folie 0.2 a 0.2 a 0.2 a Ref-1 Bewaring 4 o C N v t 84.0 c 90.0 c 87.0 c Ref-2 Bewaring kamertemp. N v t 80.0 c 94.0 c 87.0 c Fprob <0.001 <0.001 <0.001 Foto 22. Knolcyperus planten in bakken op 30 november Linkse bak: object B (Herbie 2 RE); middelste bak: object A (onbehandelde grond), rechtse bak: object Ref-1 (bewaard bij 4 o C). Wageningen Plant Research Rapport

30 30 Wageningen Plant Research Rapport 715

31 7 Conclusies Activiteit 1: Lab-schaal onderzoek naar het effect van coating op barrière, sterkte en invloed omgeving De conclusie is dat er formuleringen zijn verkregen die bij lab-testen een voldoende zuurstofbarrière hebben gedurende 14 dagen, mits, in geval van hogere temperaturen, de RV niet te laag is, en mits er vooraf voldoende compressie van de bodem plaatsvindt. Bij lage RV zal er nog bevochtigd moeten worden. Verder is nog relatief weinig inzicht in het effect van het type bodem, maar de verwachting is dat voor de meeste zand- en veengronden het ontwikkelde systeem goed kan functioneren. Activiteit 2: Ontwikkelen aanbrengen van de coating in de praktijk m.b.v. gangbare apparatuur De conclusie van deze activiteit is dat bij het type coatingmateriaal dat nu is ontwikkeld (viscositeit, hoeveelheid) gebruik kan worden gemaakt van bestaande apparatuur. Een ontwerp voor een praktische aanpak is gemaakt, die uitgaat van dosering na gebruik van een zware gladde rol en het aanbrengen van de coating in 1 werkgang. Activiteit 3A: Onderzoek naar performance in de praktijk De conclusie van dit praktijkonderzoek is dat het aanbrengen van een goede coating op zich goed mogelijk is, en op verschillende bodems is gelukt, maar dat het voorkomen van scheuren van de bodem nog een bottleneck is. In een Bodemreset-proef uitgevoerd in Vredepeel zijn ook enkele demoveldjes afgedekt met een coating. Gedurende 2 weken werd in één van de veldjes afgedekt met een coating een zuurstofgehalte gemeten die schommelde tussen de 0,5 en 2%.. Activiteit 3B: Veldproef Valthermond De omstandigheden voor het aanbrengen van de coatings in de veldproef in Valthermond waar niet optimaal. De grond was, na het inwerken van de vloeibare Herbie 87, vrij nat waardoor de gladde rol de grond niet goed dicht kon rollen en de coating niet goed kon worden aangebracht. Doordat de grond vrij vochtig was, was er ook veel krimp in de bodem bij het indrogen van de grond. Hierdoor zijn er mogelijk scheurtjes in de coating ontstaan en heeft de coating een (groot) deel van zijn barrière-eigenschap verloren. In deze proef was de barrière van de coatings onvoldoende om het zuurstofgehalte in de bodem, bij de Bodemreset-behandelingen, naar het noodzakelijke niveau van minder dan 1% te brengen. Een niveau dat noodzakelijk is voor een optimaal effect (doding) van een BR-behandeling en wel werd bereikt bij de BR-behandelingen die afgedekt waren met folie. In de coatings-veldjes daalt het zuurstofghalte in de bodem niet verder dan 10% en het extra beregenen een aantal dagen na het aanbrengen van de coating heeft geen effect gehad. De coatings hebben de bodem onvoldoende afgedicht waardoor het proces van anaerobe grondontsmetting niet heeft gewerkt en er bij de coatings-objecten (bijna) geen bestrijdend effect is op de aanwezig besmetting van plantparasitaire aaltjes en kunstmatig aangebracht besmetting van aardappelcysteaaltjes. Alleen de doding van aardappelcysteaaltjes is van de BR-behandelingen met coating B (60%) betrouwbaar hoger dan de doding van de onbehandeld (= op 0% gesteld) maar nog steeds veel lager dan de doding bij de objecten met een folie-afdekking (>99% ). Alle anaerobe grondontsmettingsbehandelingen (Herbie 87-2RE, Herbie 87-4RE, gras-45ton/ha) waarbij de grond was afgedekt met folie waren zeer effectief. De in het perceel aanwezige besmetting wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp.) en de kunstmatig aangebrachte besmettingen aardappelcysteaaltjes, stengelaaltjes en knolcyperus werden door deze behandelingen zeer goed bestreden. Ten opzichte van het onbehandelde object was het bestrijdings-percentage van de AGO-behandelingen afgedekt met folie (meestal) meer dan 99%. Er was statistisch geen verschil in bestrijdingspercentage van aardappelcysteaaltjes, stengelaaltjes en knolcyperus tussen de anaerobe grondontsmetting met gras en anaerobe grondontsmetting met Herbie 87-2RE en 4RE. Alleen voor Pratylenchus en Trichodoride was de besmetting na de toepassing van Herbie 87-4RE iets, maar betrouwbaar, lager dan bij de toepassing met gras. De toepassing met gras verschilde echter niet van de lagere dosering Herbie 87 (2RE). Wageningen Plant Research Rapport

32 32 Wageningen Plant Research Rapport 715

33 Bijlage 1 Proefveldschema; veldproef Bodemreset-coating 4RE_folie 2RE_folie coating_b Onbeh BGO coating_b coating_a coating_a met met beregening beregening Noord coating_b coating_a BGO 4RE_folie coating_a Onbeh coating_b 2RE_folie met met beregening beregening coating_b Onbeh coating_a 2RE_folie coating_a 4RE_folie coating_b BGO met met beregening beregening m BGO coating_a coating_a coating_b coating_b 2RE_folie 4RE_folie Onbeh met met 12m beregening beregening m Totale opp Perceel Bruto veld Netto veld 72 * 66m 66 v 9 * 12m 3 * 6m Object Omschrijving Herbie ton/ha Afdekking Beregenen A Onbehandeld B 2RE-vloeib 80 ton / ha folie nvt C 4RE-vloeib 160 ton / ha folie nvt D vers gras 45 ton / ha (gras) folie nvt B 2RE-vloeib 80 ton / ha Coating A Nee C 2RE-vloeib 80 ton / ha Coating A Ja D 2RE-vloeib 80 ton / ha Coating B Nee E 2RE-vloeib 80 ton / ha Coating B Ja Valthermond 216 Wageningen Plant Research Rapport

34 Correspondentie adres voor dit rapport: Postbus AK Lelystad Nederland T +31 (0) Wageningen Plant Research rapport 715 De missie van Wageningen University & Research is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen University & Research bundelen 9 gespecialiseerde onderzoeksinstituten van Stichting Wageningen Research en Wageningen University & Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, medewerkers en studenten behoort Wageningen University & Research wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak. 34 Wageningen Plant Research Rapport 715

Maatregelen ter beheersing van bodempathogenen

Maatregelen ter beheersing van bodempathogenen Maatregelen ter beheersing van bodempathogenen Wat zijn niet-chemische mogelijkheden? Congres Beter Bodembeheer, 4 okober 2016, Lunteren Johnny Visser, Leendert Molendijk, Gera van Os, Gerard Korthals

Nadere informatie

Bodem Resetten: Innovatieve anaerobe grondontsmetting (ASD) tegen schadelijke bodemorganismen

Bodem Resetten: Innovatieve anaerobe grondontsmetting (ASD) tegen schadelijke bodemorganismen Bodem Resetten: Innovatieve anaerobe grondontsmetting (ASD) tegen schadelijke bodemorganismen J. H. M. Visser, L. P. G. Molendijk, H. Feil, H. Meints, T. van Beers Bodem Resetten: Innovatieve anaerobe

Nadere informatie

Bodem Resetten: stap naar praktijktoepassing nieuwe methode van anaerobe grondontsmetting

Bodem Resetten: stap naar praktijktoepassing nieuwe methode van anaerobe grondontsmetting Bodem Resetten: stap naar praktijktoepassing nieuwe methode van anaerobe grondontsmetting Auteurs: Willemien Runia, Leendert Molendijk, Johnny Visser; PPO-AGV Hetty Regeer; Agrifirm Plant Herman Feil,

Nadere informatie

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR Grondontsmetting Gera van Os, Wageningen UR Vier vormen van grondontsmetting Chemische grondontsmetting Inundatie Biofumigatie Biologische grondontsmetting Chemische grondontsmetting Natte grondontsmetting

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) in grondgebonden teelten.

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) in grondgebonden teelten. Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) in grondgebonden teelten. Daniël Ludeking 1, André van der Wurff 1, Willemien Runia 2, Henk Meints 3, Marta Streminska 1 en

Nadere informatie

Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen

Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen 9-2-2012 Gerard Korthals, Marjan de Boer, Leendert Molendijk, Tim Thoden, Johnny Visser Proefopzet Meer-jarige veldproef Natuurlijke besmetting met o.a. Pratylenchidae

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten )

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) Daniël Ludeking 1, André van der Wurff 1, Willemien Runia 2, Marta Streminska 1 en Marc van Slooten 1, Chantal Bloemhard 1,

Nadere informatie

Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943

Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943 Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943 ing. W. Saathof rapport: 377 project: 2717 maart 2006 Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943 ing. W. Saathof!"#$&'!(()*#!

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten )

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) Daniël Ludeking 1, André van der Wurff 1, Willemien Runia 2, Marta Streminska 1 en Marc van Slooten 1, Chantal Bloemhard 1,

Nadere informatie

Samenvatting van een presentatie gehouden op de bijeenkomst van de KNPV-werkgroep Bodempathogenen en bodemmicrobiologie op 27 maart 2014 te Lelystad

Samenvatting van een presentatie gehouden op de bijeenkomst van de KNPV-werkgroep Bodempathogenen en bodemmicrobiologie op 27 maart 2014 te Lelystad Ontrafelen van het mechanisme achter biologische grondontsmetting Samenvatting van een presentatie gehouden op de bijeenkomst van de KNPV-werkgroep Bodempathogenen en bodemmicrobiologie op 27 maart 2014

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen BO

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen BO Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen BO 12.10 007.04 Daniël Ludeking, Pim Paternotte Wageningen UR Glastuinbouw Willemien Runia, Leendert Molendijk PPO AGV Wat is biologische grondontsmetting?

Nadere informatie

Bestrijding emelten in grasland 2004

Bestrijding emelten in grasland 2004 Bestrijding emelten in grasland 2004 Toetsing van chemische en biologische middelen tegen emelten (Tipula spp.) in een veld- en in vitro proef Klaas van Rozen en Albert Ester Praktijkonderzoek Plant &

Nadere informatie

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans Proef in opdracht van Hempflax Agro BV en Productschap Akkerbouw Ing. K.H. Wijnholds en Ir. H. Hoek Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Maatregelen voor het ontsmetten van tarragronden uit de landbouw

Maatregelen voor het ontsmetten van tarragronden uit de landbouw Maatregelen voor het ontsmetten van tarragronden uit de landbouw Domeintrekker: Tia Hermans Themacoördinator Waarde van Groen: Martijn van der Heide BAPS nummer: BO-11-012-000-PPO Augustus 2013 Aanleiding

Nadere informatie

CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen plantparasitaire nematoden

CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen plantparasitaire nematoden CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen plantparasitaire nematoden Resultaten onderzoek 2011 Auteur(s): Gijs van Kruistum, Hans Hoek en Jan Verschoor Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel

Nadere informatie

Workshop Inunderen. Gerard Korthals, Johnny Visser en Bart Bruin Dronten

Workshop Inunderen. Gerard Korthals, Johnny Visser en Bart Bruin Dronten Workshop Inunderen Gerard Korthals, Johnny Visser en Bart Bruin 4-2-19 Dronten Intro: Gerard Korthals Biologie VU Amsterdam PhD Nematologie WUR Postdoc posities o.a. op NIOO PPO AGV Lelystad Centrum voor

Nadere informatie

Wat als de grond echt ziek is?? Een kennismaking met

Wat als de grond echt ziek is?? Een kennismaking met Wat als de grond echt ziek is?? Een kennismaking met Kern Bodemresetten : Doding ziekten in de grond + met behoud van bodemleven + door het bodemleven zelf. 1. Introductie Hoofdrolspeler Panama ziekte

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) als alternatief voor stomen.

Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) als alternatief voor stomen. Biologische grondontsmetting met alternatieve grondstoffen ( bodemresetten ) als alternatief voor stomen. Daniël Ludeking 1, André van der Wurff 1, Wim van Wensveen 1, Marc van Slooten 1, Chantal Bloemhard

Nadere informatie

Dieptewerking van natte grondontsmetting op kleigrond

Dieptewerking van natte grondontsmetting op kleigrond Dieptewerking van natte grondontsmetting op kleigrond Auteurs: E.G. Schepel en W.S. Veldman HLB BV Augustus 2009 Projectnummers: 3037 en 3111 Dit project maakt deel uit van het Actieplan Aaltjesbeheersing,

Nadere informatie

RELEVANTE ONTWIKKELINGEN

RELEVANTE ONTWIKKELINGEN RELEVANTE ONTWIKKELINGEN pf en aaltjes ALIE HISSINK EN PIETER BRONS 1 pf-curve Steeds meer kengetallen Bodemkwaliteit Chemisch Fysisch Biologisch - Hoofdelementen N, S, P, K, Ca, Mg, Na - Sporenelementen

Nadere informatie

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten?

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten? Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten? Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen

Nadere informatie

Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad

Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vreeburg, Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie Projectverslag fase 3 Uitgevoerd door: DLV Facet DLV Facet: Peter Graven DLV

Nadere informatie

Arenasessie: Biologische grondontsmetting als alternatief voor stomen

Arenasessie: Biologische grondontsmetting als alternatief voor stomen Arenasessie: Biologische grondontsmetting als alternatief voor stomen Gefinancierd door Ministerie van Economische Zaken en het Productschap Tuinbouw 20-12-2012, Daniël Ludeking, Roel Hamelink, André van

Nadere informatie

Groenbemesters en Pratylenchus in een bouwplan met zetmeelaardappelen

Groenbemesters en Pratylenchus in een bouwplan met zetmeelaardappelen Groenbemesters en Pratylenchus in een bouwplan met zetmeelaardappelen Resultaten van drie jaar onderzoek Auteur(s) E. Brommer & L.P.G. Molendijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Akkerbouw,

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE In opdracht van Productschap Tuinbouw April 2004 Ing. C. Oostingh Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228) 56 31 64 Fax (0228) 56

Nadere informatie

Pythiumbestrijding broeierij tulp

Pythiumbestrijding broeierij tulp Pythiumbestrijding broeierij tulp In opdracht van Productschap Tuinbouw juli 2004 F. Kreuk INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING.. 3 1. INLEIDING 4 2. PROEFOPZET.. 4 3. ALGEMEEN.. 4 4. RESULTATEN. 5 4.1 Teeltgegevens

Nadere informatie

Bodemweerbaarheid & bodemleven

Bodemweerbaarheid & bodemleven Bodemweerbaarheid & bodemleven Joeke Postma, Mirjam Schilder, Johnny Visser 29-11-2018, CBAV - Putten Bodemweerbaarheid Ziektegevoelig Ziektewerend Een ziektewerende grond = grond waarin weinig of geen

Nadere informatie

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Precisieplant tulp Basis voor precisielandbouw A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij

Nadere informatie

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,

Nadere informatie

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus Bestrijding van Myrothecium in lisianthus 2015 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 14512 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Ing. K.H. Wijnholds Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessuni Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

Aardappel als vanggewas voor aardappelcysteaaltjes

Aardappel als vanggewas voor aardappelcysteaaltjes Aardappel als vanggewas voor aardappelcysteaaltjes NemaDecide 19 feb 2008 Corrie Schomaker, Thomas Been & Leendert Molendijk Outline Principes van aardappel als vanggewas Uitleg bij de proeven Aanleg en

Nadere informatie

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Projectnummer PT: 14216.12 In opdracht van: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitgevoerd door: Cultus Agro Advies Zandterweg 5 5973 RB

Nadere informatie

Johan van den Broek Delphy

Johan van den Broek Delphy Johan van den Broek Delphy Programma Aaltjesbestrijding vollegrond Buxusbladvlo Proeven 2015 2016 Buxus op beddenteelt Behandelingen aaltjesproef Per behandeling ongeveer 200 m 2 2 monsters vooraf en 2

Nadere informatie

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek Robert Dees, Joop van Doorn Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Bloembollen, boomkwekerij & Fruit PT nr. 14592, PPO nr. 32

Nadere informatie

De bodem, doorgronden

De bodem, doorgronden De bodem, doorgronden Zorgen voor een goede bodemkwaliteit begint met meten Bodemgezondheid op zand Afname van bodemkwaliteit Bodemgezondheid; verbeteren en meten De bodem is de belangrijkste productiefactor

Nadere informatie

Bodembevochtiging Transformer. Aaldrik Venhuizen

Bodembevochtiging Transformer. Aaldrik Venhuizen Bodembevochtiging Transformer Aaldrik Venhuizen Waterafstotendheid van de bodem Oorzaken Classificatie Ervaringen in NL Proefblokken in zetmeelaardappel PPO Vredepeel Vervolg 2014 film niet waterafstotend

Nadere informatie

Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie

Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie Praktijkproef Hans Kok, Peter Vink, PPO Anton Dingemans en Arjan de Vries, BAB Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit

Nadere informatie

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus. Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus. E.G. Schepel HLB BV Februari 2007 Projectnummer: 2993 Dit project

Nadere informatie

Het effect van inundatie op sclerotiën van de schimmel Sclerotium rolfsii

Het effect van inundatie op sclerotiën van de schimmel Sclerotium rolfsii Het effect van inundatie op sclerotiën van de schimmel Sclerotium rolfsii Voortgezet diagnostisch onderzoek 2011 Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling lelie

Warmwaterbehandeling lelie Warmwaterbehandeling lelie Effect van verlaagde voor- en natemperatuur bij Oriëntals en verhoogde kooktemperatuur bij Longiflorum-, LA- en OT- hybriden Casper Slootweg en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek

Nadere informatie

AGRITON INHOUDSOPGAVE:

AGRITON INHOUDSOPGAVE: ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ INHOUDSOPGAVE: 1. Doel proef... 2 2. Proefgegevens.... 2 3. Objecten en spuitdatums.... 3 4. Resultaten... 3 4.1 Algemeen...

Nadere informatie

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen Winter als groenbemester en stikstofvanggewas W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO nr. 3253013350 juni 2008 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant

Nadere informatie

Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam

Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen PPO nr. 3376 augustus

Nadere informatie

Bestrijding knolcyperus m.b.v Monam De sector investeert in dit project via het Productschap Akkerbouw en Productschap Tuinbouw.

Bestrijding knolcyperus m.b.v Monam De sector investeert in dit project via het Productschap Akkerbouw en Productschap Tuinbouw. Bestrijding knolcyperus m.b.v Monam De sector investeert in dit project via het Productschap Akkerbouw en Productschap Tuinbouw juli 2011 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228)

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 23820 21 augustus 2013 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, van 16 augustus 2013, nr. 13137955, houdende

Nadere informatie

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Bestrijding van Fusarium in lisianthus Bestrijding van Fusarium in lisianthus 2014 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 13485 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Deelproject; Biologische grondontsmetting in vaste planten Het doel van dit project is alternatieve methoden

Nadere informatie

INTERN VERSLAG. B.H.M. Looman en M.L den Hoed* * Stagiaire MLO-Botanie

INTERN VERSLAG. B.H.M. Looman en M.L den Hoed* * Stagiaire MLO-Botanie PROJECT Evaluatie en verbetering van toedieningstechnieken voor de gewasbescherming (4300). INTERN VERSLAG PROEF Onderzoek naar het effect van de hoeveelheid spuitvloeistof en de concentratie van een insekticide

Nadere informatie

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A. Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV Projectnummer

Nadere informatie

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm Valse meeldauw in zonnebloemen Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm Probleem in zonnebloemen Valse meeldauw (Plasmopara halstedii) > oomyceet In Nederland,

Nadere informatie

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken themaochtend ''Vergroening in de praktijk'' Innovatie veenkoloniën, 1 dec. 2017, Valthermond Leendert Molendijk,

Nadere informatie

LEVENDE BODEM. Natasja Poot

LEVENDE BODEM. Natasja Poot LEVENDE BODEM Natasja Poot 1 Introductie Biologische bodemkwaliteit wordt steeds belangrijker Meer belangstelling en bewustzijn onder telers Wet- en regelgeving Minder gewasbeschermingsmiddelen toegelaten

Nadere informatie

Schadewijzer. Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw

Schadewijzer. Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw Schadewijzer Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw Inhoudsopgave: 1. Inleiding schadedrempels... 2 2. Verschillende vormen van schade... 2 3. Factoren die van invloed zijn op schade... 3

Nadere informatie

Inhoudsopgave: AGRITON

Inhoudsopgave: AGRITON ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Inhoudsopgave: 1. Doel proef... 2 2. Proefgegevens.... 2 3. Objecten en spuitdatums.... 3 4. Resultaten... 3 4.1 Algemeen...

Nadere informatie

Trichodorideaaltje: beheersbaar?

Trichodorideaaltje: beheersbaar? Vrijlevende wortelaaltjes ((Para)Trichodorus soorten) Trichodorideaaltje: beheersbaar IRS Suikerbieteninformatiedagen 5 Evert Brommer, PPO AGV Lelystad! ectoparasiet! alle stadia mobiel! zeer veel waardplanten!

Nadere informatie

Sturen op bodemweerbaarheid door toediening van organische materialen

Sturen op bodemweerbaarheid door toediening van organische materialen Sturen op bodemweerbaarheid door toediening van organische materialen TKI-AF-15261 Privaat Publieke Samenwerking (PPS) 2016-2019 Joeke Postma, Mirjam Schilder, Peter Vreeburg, (Gera van Os), Johnny Visser,

Nadere informatie

Biologische ontsmetting van tarragronden besmet met quarantine organismen

Biologische ontsmetting van tarragronden besmet met quarantine organismen Biologische ontsmetting van tarragronden besmet met quarantine organismen L. van Overbeek, P. Kastelein, W. Runia, L. Molendijk WACO 17 december 2012 Literatuur onderzoek 2011 Opdrachtgever EL&I/nVWA Fytosanitaire

Nadere informatie

Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen BODEM

Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen BODEM Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen BODEM 8 dec. 2010 Gerard Korthals, Marjan de Boer, Leendert Molendijk, Tim Thoden, Johnny Visser et al. Indeling: Wat is bodemkwaliteit? Wie/wat is PPO en het Praktijkcentrum

Nadere informatie

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof VERSIE 3.0 juni 2010 Pagina 1 van 5 BAM/deel 1/12 1 PRINCIPE Het

Nadere informatie

NIEUW Moderne aaltjesbestrijding

NIEUW Moderne aaltjesbestrijding NIEUW Moderne aaltjesbestrijding Pak het probleem bij de wortel aan N IEUW - Verango! Pak het probleem bij de wortel aan Sinds lange tijd heeft er op het gebied van aaltjesbestrijding nauwelijks innovatie

Nadere informatie

Slakkenbestrijding in ijsbergsla 2004

Slakkenbestrijding in ijsbergsla 2004 Slakkenbestrijding in ijsbergsla 2004 Bestrijding van de akkeraardslak met Nemaslug in semi-veldproef Klaas van Rozen en Albert Ester Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV November 2004 Projectrapport

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT 2009 Dit project is gefinancierd via Productschap Tuinbouw Ing. C. Oostingh Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telephone (0228) 56 31 64

Nadere informatie

Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten

Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007/2008 Peter Vink, Paul van Leeuwen en John Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes

Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes Delfgauw, 22 december 2011 FytoConsult Distributieweg 1 2645 EG Delfgauw COLOFON: Auteurs: FytoConsult Distributieweg 1 2645 EG Delfgauw Telefoon: 015-2578124

Nadere informatie

Protectie Akkerbouw. Mocap 15G is de beste remedie tegen ritnaalden en aaltjes. Mocap. Technische productinformatie voor effectieve gewasbescherming

Protectie Akkerbouw. Mocap 15G is de beste remedie tegen ritnaalden en aaltjes. Mocap. Technische productinformatie voor effectieve gewasbescherming Mocap Protectie Akkerbouw Nieuwe formulering Technische productinformatie voor effectieve gewasbescherming Mocap 15G is de beste remedie tegen ritnaalden en aaltjes Aardappeltelers kennen de beschermende

Nadere informatie

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken thema middag CBAV 30 november, Putten Leendert Molendijk & Johnny Visser Vele doelen van een groenbemester! Organische stof Nutriënten Bodem en structuur

Nadere informatie

Paddestoelen in biologische glasgroenten

Paddestoelen in biologische glasgroenten Paddestoelen in biologische glasgroenten Project 41111016 vervolgonderzoek S.J.Paternotte en W.Voogt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw November Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004 Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004 Zaadbehandeling van wintertarwezaad met pesticiden ter bescherming tegen slakken Albert Ester & Hilfred Huiting Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

Pratylenchus penetrans

Pratylenchus penetrans Pratylenchus penetrans Biologie en aanpak binnen NemaDecide2 NemaDecide 5 september 2007 Leendert Molendijk, Corrie Schomaker, Thomas Been Aaltjesgroepen in Nederland Cysteaaltjes Wortelknobbelaaltjes

Nadere informatie

Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij

Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij Onderzoek naar een gelijkmatiger exportaanbod van Surinaamse groenten Inleiding De productie en het export aanbod van Surinaamse groenten verloopt onregelmatig

Nadere informatie

Chemische onkruidbestrijding asperge

Chemische onkruidbestrijding asperge Chemische onkruidbestrijding asperge Onderzoek naar chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in een productieveld van asperge in het seizoen 2003-2004 J. Hoek Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit

Nadere informatie

Meloidogyne spp. Biologie en aanpak binnen NemaDecide2. Aaltjesgroepen. Wortelknobbelaaltjes

Meloidogyne spp. Biologie en aanpak binnen NemaDecide2. Aaltjesgroepen. Wortelknobbelaaltjes Meloidogyne spp Biologie en aanpak binnen NemaDecide2 NemaDecide 3 oktober 2007 Leendert Molendijk, Corrie Schomaker, Thomas Been Aaltjesgroepen Meloidogyne naasi Cysteaaltjes Wortelknobbelaaltjes Wortellesieaaltjes

Nadere informatie

Aaltjes in de bollenteelt

Aaltjes in de bollenteelt Aaltjes in de bollenteelt Gera van Os Peter Vreeburg De volgende onderwerpen komen aan de orde: Aaltjesziekten in de teelt Wortellesieaaltje Stengelaaltje Vrijlevend wortelaaltje Krokusknolaaltje Wortelknobbelaaltje

Nadere informatie

Duurzaam elektrisch beregenen. Joanneke Spruijt en Harm Jan Russchen PPO-RAPPORT 649

Duurzaam elektrisch beregenen. Joanneke Spruijt en Harm Jan Russchen PPO-RAPPORT 649 Duurzaam elektrisch beregenen Joanneke Spruijt en Harm Jan Russchen Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Lelystad, juni 2015 PPO-RAPPORT 649 Duurzaam elektrisch beregenen Joanneke

Nadere informatie

Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006).

Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006). Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006). Auteur(s): Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

Burkholderia in gladiolen

Burkholderia in gladiolen Burkholderia in gladiolen Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Trees Hollinger Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen maart 2008 PPO nr. 3234036700-2 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Onderzoek naar de effectiviteit van koudverneveling van zuig- en blaasventilatie bij kistenbewaring van aardappelen

Onderzoek naar de effectiviteit van koudverneveling van zuig- en blaasventilatie bij kistenbewaring van aardappelen Onderzoek naar de effectiviteit van koudverneveling van zuig- en blaasventilatie bij kistenbewaring van aardappelen In 2010 is in twee proeven de effectiviteit van Diabolo SL op zilverschurft onderzocht

Nadere informatie

Gebruik kalkstikstof in witte asperge

Gebruik kalkstikstof in witte asperge Gebruik kalkstikstof in witte asperge J. Wilms & G. Meuffels (PPO-Vredepeel) Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessunit Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroenten Januari 2013 PPO nr. 3250243300

Nadere informatie

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Onderzoek in 2006 en 2007 in opdracht van: Verenigingen Voor Bedrijfsvoorlichting Communicatie in 2006 en 2007 in opdracht van: Provincie Groningen Onderzoek en communicatie

Nadere informatie

Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompelbad bloembollen. Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt

Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompelbad bloembollen. Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt Concentratie gewasbeschermingsmiddelen na verhitting dompel bloembollen Annette Bulle, Arie van der Lans en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit

Nadere informatie

Opschaling aangepaste CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen de plantparasitaire nematode Meloidogyne hapla

Opschaling aangepaste CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen de plantparasitaire nematode Meloidogyne hapla Opschaling aangepaste CATT behandeling aardbei(moeder)planten tegen de plantparasitaire nematode Meloidogyne hapla Resultaten onderzoek 2012 Auteurs: Gijs van Kruistum, Jan Verschoor en Hans Hoek Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten

Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 P.J. van Leeuwen en R. H. L. Dees Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,

Nadere informatie

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet INTERN VERSLAG Facet Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem Uitgevoerd door: Nieuw Vennep, januari 2004 Irma Lukassen Helma Verberkt In samenwerking met Naktuinbouw Jan Westerhof Landelijke

Nadere informatie

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink Voortgezet diagnostisch onderzoek naar een betere beheersing van een aantasting door de schimmel Colletotrichum acutatum bij de bollenteelt van tulpen cv. Giuseppe Verdi Voortgezet diagnostisch onderzoek

Nadere informatie

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Herman Helsen en Jan Willem Klaassen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, boomkwekerij en fruit Rapportnr. Maart 2011 2011-07 2011 Wageningen,

Nadere informatie

Bestrijding van Sclerotinia in stamslabonen en wortelen Proefjaar 2003

Bestrijding van Sclerotinia in stamslabonen en wortelen Proefjaar 2003 Bestrijding van Sclerotinia in stamslabonen en wortelen Proefjaar 2003 Ing. R. Meier en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV Lelystad januari 2004 PPO 520212 2004

Nadere informatie

Bestrijding van koolvlieg in radijs

Bestrijding van koolvlieg in radijs Bestrijding van koolvlieg in radijs A.A.E. Bulle, G.J. Messelink Wageningen UR Glastuinbouw, Wageningen augustus 2007 Projectnummer 3242018600 2007 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen. Casper Slootweg en Henk Gude

Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen. Casper Slootweg en Henk Gude Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen Casper Slootweg en Henk Gude Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr.

Nadere informatie

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Zaadbehandeling van Engels raaigraszaad met pesticiden ter bescherming tegen slakken Albert Ester & Hilfred Huiting Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

Biologische grondontsmetting in roos Ondertitel: onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Biologische grondontsmetting in roos Ondertitel: onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Biologische grondontsmetting in roos Ondertitel: onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Introductie project 1. Doel van project: Het doel van dit project is alternatieve methoden

Nadere informatie

Biopol Natural, naturally inventive. Product: AgriNema. donderdag 11 februari 2016 Biopol Natural 1

Biopol Natural, naturally inventive. Product: AgriNema. donderdag 11 februari 2016 Biopol Natural 1 Biopol Natural, naturally inventive Product: AgriNema donderdag 11 februari 2016 Biopol Natural 1 Markt vraagt..? Plant parasitaire aaltjes zijn een regulier probleem, met name grondgebonden teelten kampen

Nadere informatie

Titel projectvoorstel:

Titel projectvoorstel: Format voor het indienen van een projectvoorstel voor Privaat-Publieke Samenwerking (PPS) te starten in 2017 Dit format wordt gebruikt voor het aanmelden van projectvoorstellen voor Topsector Agri&Food.

Nadere informatie

Anaerobe GrondOntsmetting (AGO) voor open teelten

Anaerobe GrondOntsmetting (AGO) voor open teelten Anaerobe GrondOntsmetting (AGO) voor open teelten Anaerobe GrondOntsmetting (AGO) voor open teelten Anaerobe grondontsmetting is een biologische manier van grond ontsmetten. Hiermee wordt een breed scala

Nadere informatie

Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers)

Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers) Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers) P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit juli 2009 PPO

Nadere informatie