Opleiding Leraar Nederlands (B), Toetsvorm Tentamen Titel Toetseenheid Algemene basisgrammatica 1 Datum

Transcriptie

1 Opleiding Leraar Nederlands (B), Toetsvorm Tentamen Titel Toetseenheid Algemene basisgrammatica 1 Datum (17) Titel Toets Algemene basisgrammatica 1 Examinator Henk Wolf Code TE.ECT.Vt.P.17.ABG 1 Tijdsduur 90 minuten Toetsperiode/Studiejaar T1 2017/2018 Domein 1-10, zonder decimaal Maximaal aantal punten 42 punten Cesuur 33 punten Toegestane hulpmiddelen: boek en aantekeningen (uitsluitend in papieren vorm, dus geen computers of telefoons) Toets inleveren Ja Papier gebruiken Nee Voor- en achternaam Studentnummer Jaar 1 Resultaat Ingeschreven voor opleiding NEDERLANDS VOLTIJD TOETSINSTRUCTIE: 1. Vul hierboven je gegevens in. Noteer de voor- en achternaam waaronder je bij de NHL bekend bent. 2. Beantwoord de vragen op de volgende pagina's op de toets zelf. Je krijgt geen apart toetspapier. 3. Lees de instructies bij elke vraag goed door en houd je er nauwgezet aan bij het beantwoorden van de vragen. 4. Schrijf in leesbaar, correct gespeld Nederlands. Onleesbare antwoorden worden als onjuist beoordeeld. Van toetsen met ernstige spelfouten kan het cijfer met één punt worden verlaagd. 5. Deze toets is alleen voor studenten Nederlands en studenten die een minor Nederlands volgen. Als je niet bij een van die twee groepen hoort, dan mag je deze toets niet maken. CIJFER: Voor een voldoende moet je 33 punten (80%) scoren. Het cijfer wordt zonder decimaal berekend op de volgende wijze: punten: punten: punten: punten: punten: punten: punten: punten: punten: punten: 1 Succes met het maken van de toets! 1 van 5

2 Onderdeel 1 (12 punten) In elke van de onderstaande zinnen is een zinsdeel onderstreept. Noteer achter elke zin de redekundige benoeming van dat zinsdeel. Schrijf de naam van elk zinsdeel voluit. Afkortingen worden fout gerekend. 1. Volgens mij heeft mijn nichtje Johanna gisteren een verdwaalde hyena aan de rand van het dorp gezien. 2. De agente ontnam elk van ons de inhoud van zijn zakken, zijn schoenveters en zijn jas. 3. Ik vind het een onwaarschijnljk verhaal dat de bewoners zelf een ballon zouden hebben laten opstijgen. 4. Door een kogel raakte Harriët gewond. 5. Het spijt me dat ik je niet wakker heb gemaakt. 6. Peter heeft Lois en Stewie gekust. 7. Sinds de aanslagen in de Bataclan houden we alleen nog maar meer van Parijs. 8. Annabel en Liselotte zijn die onbeholpen, boerse dorpsjongens beu en gaan voortaan in Groningen stappen. 9. Het spijt me dat ik je niet wakker heb gemaakt. 10. Alle lessen duren negentig minuten. 11. Jij sukkel! 12. Mijn nichtje is plotseling helemaal verliefd op haar buurjongen. 2 van 5

3 Onderdeel 2 (6 punten) Noteer achter elke van de onderstaande zinnen of die in de lijdende, de bedrijvende of de veroorzakende vorm staat. Als een zin in de lijdende vorm staat, noteer de bedrijvende vorm dan in het rechter vakje. Als een zin in de veroorzakende vorm staat, noteer in het rechter vakje dan de niet-veroorzakende vorm. Denk erom dat er verschillende soorten lijdende zinnen bestaan. Denk er ook om dat je bij het omzetten de werkwoordstijd niet verandert. Voorbeeld: 1. Denise laat Marijke zeuren. duldend Marijke zeurt. 2. Bonno kreeg door het bedrijf een baan aangeboden. En nu jij! 1. Mijn oom heeft het hert doodgeschoten. 2. Er werd door het publiek geapplaudisseerd. 3. Brian kreeg van Lois een stuurhoes geschonken. 4. De leraar laat ons het huiswerk met een antwoordblad nakijken. 5. Bart en Coen maken samen een literatuurtentamen. 6. Pim Fortuyn is door een dierenrechtenactivist vermoord. lijdend Het bedrijf bood Bonno een baan aan. 3 van 5

4 Onderdeel 3 (12 punten) Benoem elk woord in de onderstaande zinnen taalkundig. Maak je benoeming zo precies mogelijk. Benoem koppelwerkwoorden als 'koppelwerkwoord'. Schrijf de namen van de woordsoorten voluit. Afkortingen worden niet goed gerekend. 1. Verdorie, er ligt geen sleepkabel in de kofferbak. verdorie er ligt geen sleepkabel in de kofferbak 2. Ik vermoed dat een heleboel mensen die dat zien zich schamen. ik vermoed dat een heleboel mensen die dat zien zich schamen 3. Degene die hiermee kan omgaan, is niet dom. degene die hiermee kan omgaan is niet dom 4 van 5

5 Onderdeel 4 (12 punten) Beantwoord de volgende vragen in correct gespelde Nederlandse volzinnen. a. "Wat Piet vertelde, is niet waar." Geef zo precies mogelijk aan wat de woordsoort van het onderstreepte woord in de bovenstaande zin is. Leg uit hoe je woorden van die woordsoort kunt herkennen. b. "Ruud en Ria zijn getrouwd." Je kunt de bovenstaande zin op (minimaal) twee manieren redekundig ontleden. Geef ze allebei. c. Omcirkel in de onderstaande tekst alle bijgezegdes en schrijf erbij of ze naamwoordelijk (N) of werkwoordelijk (W) zijn. Het regende. Drijfnat kwam mijn oom de kamer binnen. Hij zette zijn hoed af en ging zuchtend zitten. Er vormde zich een plasje water op zijn stoel. Mijn oom leek het niet te merken. Zwijgend zat hij daar, met een gezicht dat weinig vrolijkheid uitdrukte. d."de inbreker koos het hazenpad." Een leerling die bovenstaande zin moet ontleden, zegt dat 'het hazenpad' lijdend voorwerp zou zijn. Waarom is dat onjuist? e. "José zag dat de duiven een mus aanvielen." Zet in de bovenstaande zin de gewone bijzin om in een beknopte bijzin. f. Hoe werkt de Nederlandse zinsdeelproef? 5 van 5