Monitor ervaren verkeersveiligheid 2015

Transcriptie

1 Monitor ervaren verkeersveiligheid 2015

2 In opdracht van: Verkeer en Openbare Ruimte Projectnummer: Merijn Heijnen Willem Bosveld Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Amsterdam, juni 2015 Foto voorzijde: Oudezijds Voorburgwal 300, fotograaf Edwin van Eis (2010) 2

3 Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 6 1 Fietsers 9 2 Overige vervoersmiddelen 23 3

4 Samenvatting Motorrijders en voetgangers zijn het meest positief over hun verkeersveiligheid in Amsterdam, zij geven gemiddeld een 6,9 als rapportcijfer. Fietsende jongeren onder de 15 voelen zich het minst veilig in het verkeer, zij (of hun ouders) geven gemiddeld een 5,4. Alle ondervraagde fietsers samen geven hun verkeersveiligheid gemiddeld een 6,1. Voor snorfietsers is dit een 6,3 en voor bromfietsers een 6,4. Tabel 1 Aantal respondenten en gemiddeld rapportcijfer verkeersveiligheid vervoersmiddel Groep respondenten gemiddeld rapportcijfer verkeersveiligheid vervoersmiddel (op schaal 1 tot 10) fiets jonger dan 15 jaar 153 5,4 fiets jaar 154 6,7 fiets jaar 372 6,4 fiets jaar 657 6,1 fiets jaar 229 6,1 fiets jaar 351 6,1 fiets 75 jaar of ouder 162 6,2 totaal ondervraagde fietsers 2189* 6,1 voetgangers ,9 snorfiets/snorscooter 174 6,3 bromfiets/bromscooter 147 6,4 motor 152 6,9 totaal alle vervoersmiddelen** ,5 * hoger dan de som van de groepen door fietsers met onbekende leeftijd ** meerdere vervoersmiddelen mogelijk per persoon, vandaar een totaal van in plaats van Redenen voor onveiligheid en onveilige locaties in Amsterdam Fietsende jongeren onder de 15 jaar voelen zich het meest onveilig door het gedrag van andere verkeersdeelnemers in het algemeen en de aanwezigheid van scooters en bromfietsers in het bijzonder. De verkeersonveilige plekken in Amsterdam die door deze groep worden genoemd zijn redelijk verspreid over de stad. Het zijn grotendeels lastige kruispunten die (vermoedelijk) op de route van en naar school liggen. Als verbeteringen worden met name het verbeteren van fietspaden en het inperken van scooters en brommers genoemd, specifiek het verbieden van scooters op het fietspad. Ook de overige fietsers die hun verkeersveiligheid in Amsterdam onvoldoende vinden noemen als reden het vaakst het gedrag van andere verkeersdeelnemers en, los daarvan, specifiek scooters en brommers. Iets meer dan bij de jongeren onder de 15 wordt ook de nadruk gelegd op ontoereikende infrastructuur. De verkeersonveilige plekken die de volwassen fietsers noemen concentreren zich in of bij het centrum, met name bij het Centraal Station en De Dam,alsmede 4

5 enkele toegangswegen van en naar de binnenstad (ook voetgangers en brom- en snorfietsers noemen deze punten veel). Net als bij de fietsers onder de 15 hebben door de overige fietsers genoemde verbeterpunten vaak betrekking op fietspaden of het inperken van scooters. Andere regelmatige genoemde suggesties hebben te maken met verbeterde handhaving en controles, met het aanpassen van kruisingen of stoplichten en met het gedrag van overige verkeersdeelnemers. 5

6 Inleiding Verkeer en Openbare Ruimte wil de komende jaren inzicht krijgen in de ervaren veiligheid van verschillende kwetsbare groepen van Amsterdamse verkeersdeelnemers. Het gaat om fietsers, voetgangers, snorfietsers, bromfietsers en motorrijders. De respondenten in dit onderzoek zijn gevraagd naar een rapportcijfer voor de verkeersveiligheid in Amsterdam met het specifieke vervoersmiddel. Daarnaast wil Verkeer en Openbare Ruimte graag weten waarom men deze cijfers geeft, in welke situatie men zich wel eens onveilig voelt, waar men zich onveilig voelt en wat er volgens de ondervraagde Amsterdammers veranderd zou moet worden. Methodiek De volgende inhoudelijke vragen zijn gesteld aan de respondenten: Welk rapportcijfer geeft u de verkeersveiligheid in Amsterdam als fietser/voetganger/snorfietser/bromfietser/motorrijder? Kunt u dit rapportcijfer toelichten? (open vraag) Op welke plek(ken) in de stad voelt u zich onveilig in het verkeer als fietser/voetganger/snorfietser/bromfietser/motorrijder? (maximaal drie antwoorden) Zijn er, los van de eventuele specifieke plekken die u heeft genoemd, in het algemeen bepaalde situaties of handelingen in het verkeer waarbij u zich als fietser/voetganger/snorfietser/bromfietser/motorrijder in Amsterdam onveilig voelt? (open vraag) Wat zou er volgens u veranderd moeten worden om de verkeersveiligheid van fietsers/voetgangers/snorfietsers/bromfietsers/motorrijders in Amsterdam te verbeteren? (open vraag) Voor fietsers is een uitsplitsing naar de volgende leeftijdsgroepen gewenst: 14 jaar of jonger, jaar, jaar, jaar, jaar, jaar en 75 jaar of ouder. OIS heeft in februari en maart 2015 via diverse onderzoeksmethoden (het OIS internetpanel, telefonisch en face-to-face) in totaal Amsterdammers benaderd. 6

7 Onderstaande tabel toont het aantal ondervraagden per (sub)groep en laat zien welke onderzoeksmethodes er gebruikt zijn. De target van minimaal 150 respondenten per groep respondenten is alleen bij de bromfietser niet geheel gehaald (147). De overige respons ligt hoger dan de targets, met name wat betreft het aantal voetgangers. Dit laatste komt doordat veel fietsers hebben aangegeven ook regelmatig als voetganger aan het Amsterdamse verkeer deel te nemen. Tabel 2 Respondenten naar vervoersmiddel groep primair benaderd via unieke respondenten % via panel % telefonisch % face-to-face fiets jonger dan 15 jaar panel via ouders fiets jaar panel en face-to-face fiets jaar panel fiets jaar panel fiets jaar panel fiets jaar panel fiets 75 jaar of ouder panel en telefonisch voetgangers panel snorfietsers panel en face-to-face bromfietsers panel en face-to-face motorrijders panel en face-to-face totaal In het panel en face-to-face konden respondenten maximaal 3 vervoersmiddelen kiezen. Telefonisch is alleen naar de mening over de fietsveiligheid gevraagd, dit geldt ook voor de panelvragenlijst gericht op jongeren onder de 15. Jongeren onder de 15 zijn daardoor niet meegenomen in de groep voetgangers. Van alle respondenten hebben er 984 (40%) de vragenlijst ingevuld voor één vervoersmiddel, (57%) deden dit voor twee vervoersmiddelen en 101 (4%) voor drie vervoersmiddelen. De panelleden die hebben meegedaan aan het onderzoek wonen verspreid over de verschillende stadsdelen, zie tabel 3 op de volgende pagina. Stadsdeel West is het sterkst vertegenwoordigd (22% van de deelnemers), Noord het minst (8%). Van telefonisch en face-toface ondervraagde Amsterdammers is geen woonlocatie gevraagd. 7

8 Tabel 3 Respondenten OIS-panel naar stadsdeel stadsdeel aantal % Centrum West (incl. Westpoort) Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost onbekend 28 1 totaal De enquête bestaat grotendeels uit open vragen. Aangezien het teveel tijd en kosten met zich zou meebrengen om al deze open antwoorden te coderen is ervoor gekozen een random selectie te maken van de open antwoorden. Hierbij geldt het uitgangspunt om per subgroep voor minimaal 150 respondenten de open antwoorden te coderen. Bij de snorfietsers, bromfietsers, motorrijders en fietsers onder de 15 gaat het zodoende om vrijwel alle respondenten. Voor de voetgangers en overige fietsers geldt dat er voorrang is gegeven aan respondenten die verder geen ander vervoersmiddel gebruiken, om zo het aantal unieke personen in de gecodeerde open antwoorden maximaal te laten zijn. Deelnemers via het panel konden de plekken waar ze zich in Amsterdam onveilig voelen in het verkeer digitaal invoeren op een kaart. Voor alle overige (telefonisch of face-to-face ) geënquêteerde respondenten zijn alle genoemde antwoorden op deze vraag later alsnog op kaart geplaatst. Leeswijzer In deze rapportage behandelen we in het eerste hoofdstuk de antwoorden van de fietsers. In het tweede hoofdstuk komen de overige vervoersmiddelen aan de orde. 8

9 1 Fietsers In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste uitkomsten met betrekking tot de fietsers. Er wordt rekening gehouden met een uitsplitsing naar leeftijdscategorie. We behandelen (in dezelfde volgorde als op de vragenlijst) achtereenvolgens de gegeven rapportcijfers aan de verkeersveiligheid, plekken en verkeerssituaties die als onveilig worden genoemd en ten slotte wat er volgens de respondenten verbeterd zou moeten worden. De ondervraagde fietsers geven hun verkeersveiligheid gemiddeld een 6,1 als rapportcijfer. Voor de jongeren onder de 15, voor wie de vragenlijst met of door de ouders is ingevuld, geldt dat ze zich onveiliger voelen: voor deze groep is het gemiddelde een 5,4. Jongeren tussen de 15 en 24 geven daarentegen hogere rapportcijfers voor de verkeersveiligheid, een 6,7 gemiddeld. Fietsers tussen de 25 en 44 geven gemiddeld een 6,4. Voor de overige leeftijdsgroepen wijken de rapportcijfers niet of weinig af van het algehele gemiddelde van 6,1. Tabel 1.1 Rapportcijfers verkeersveiligheid fietsers groep unieke respondenten gemiddeld rapportcijfer verkeersveiligheid fietsers fiets jonger dan 15 jaar 153 5,4 fiets jaar 154 6,7 fiets jaar 372 6,4 fiets jaar 657 6,1 fiets jaar 229 6,1 fiets jaar 351 6,1 fiets 75 jaar of ouder 162 6,2 totaal 2189* 6,1 * hoger dan de som van de groepen door fietsers met onbekende leeftijd Op de volgende pagina is in figuur 1.2 een overzicht opgenomen van het aantal gegeven onvoldoendes (een 5 of lager) per leeftijdsgroep. Duidelijk is dat het aantal onvoldoendes het hoogst is voor de fietsers onder de 15, drie tot vier keer zoveel als onder de groep van 15 tot 24. Vanaf 45 jaar is er weinig verschil meer tussen de leeftijdsgroepen. 9

10 Figuur 1.2 Onvoldoende (5 of lager) verkeersveiligheid als fietser per leeftijdsgroep Aan alle fietsers is gevraagd of ze hun gegeven rapportcijfers kunnen toelichten. We kijken bij deze vraag in het bijzonder naar de respondenten die een onvoldoende gegeven hebben, en in eerste instantie specifiek naar de jongeren onder de 15 jaar (gezien het hoge aantal onvoldoendes in deze groep). In tabel 1.3 staan voor de jongeren onder de 15 de gecodeerde open antwoorden op de vraag de rapportcijfers toe te lichten, in het geval van een onvoldoende. Voor deze jongeren geldt dat veelal het gedrag van andere verkeersdeelnemers wordt genoemd in de toelichting op het rapportcijfer. Wanneer het gaat om de onvoldoendes die gegeven worden voor de verkeersveiligheid van fietsers onder de 15 wordt door 38% specifiek verwezen naar scooters en brommers. Tabel 1.3 Toelichting op gegeven rapportcijfers jongeren onder 15 jaar (alleen onvoldoendes), meerdere antwoorden mogelijk antwoord % dat antwoord noemt gedrag verkeersdeelnemers, waarvan specifiek: 48 verkeersdeelnemers gevaarlijk / houden geen rekening met kinderen 28 gevaarlijk rijgedrag fietsers 14 fietsers negeren rood licht 10 auto's rijden te hard 9 auto s geven geen voorrang 9 auto's negeren rood licht 7 fietsers geven geen voorrang 5 fietsers rijden te hard 3 scooters, brommers, snorfietsen, waarvan specifiek: 38 scooters/brommers zijn probleem op fietspad 19 scooters/brommers rijden gevaarlijk 14 10

11 scooters/brommers rijden te hard 9 gevaarlijke kruisingen, oversteken, stoplichten 27 auto's 25 drukte, chaos, oplettendheid vereist 20 slechte infrastructuur / fietspaden 16 specifieke locaties 8 onveiligheid algemeen 5 overig 8 geen toelichting 11 In tabel 1.4 staan de gecodeerde toelichtingen op onvoldoendes van de overige fietsers (van 15 jaar of ouder). Omdat deze groep ook mogelijk de vragenlijst heeft ingevuld voor een ander vervoersmiddel kijken we hierbij specifiek naar de vraag welk rapportcijfer men geeft voor de veiligheid als fietser. Ook de volwassenen die de verkeersveiligheid in Amsterdam voor fietsers onvoldoende vinden noemen het vaakst het gedrag van andere verkeersdeelnemers (33%) en, los daarvan, specifiek scooters en brommers (26%). Iets meer dan bij de jongeren wordt de nadruk gelegd op ontoereikende infrastructuur (22% om 16%). Tabel 1.4 Toelichting op gegeven rapportcijfers verkeersveiligheid fietsers ouder dan 15 (alleen onvoldoendes), meerdere antwoorden mogelijk antwoord % dat antwoord noemt gedrag verkeersdeelnemers, waarvan specifiek: 33 gevaarlijk rijgedrag (of slechte mentaliteit) fietsers 9 gevaarlijk rijgedrag (of slechte mentaliteit) allerlei verkeersdeelnemers 8 fietsers negeren rood licht 7 fietsers rijden te hard 3 fietsers spookrijden op fietspad 3 fietsers zijn afgeleid door mobiel/muziek 3 fietser geen richting aan 3 auto's negeren rood licht 2 fietsers geven geen voorrang 2 fietsers rijden op stoep 2 fietsers halen gevaarlijk in 2 scooters, brommers, snorfietsers, waarvan specifiek: 26 scooters/brommers zijn probleem op fietspad 11 scooters/brommers rijden gevaarlijk 8 scooters/brommers rijden te hard 6 slechte infrastructuur / fietspaden 22 drukte, chaos, oplettendheid vereist 10 gevaarlijke kruisingen, oversteken, stoplichten 10 auto's 10 overig 10 geen toelichting 7 De volgende kaartjes laten per leeftijdscategorie zien welke plekken de ondervraagde fietsers hebben aangegeven als het gaat om waar men zich (als fietser) onveilig voelt in het verkeer. 11

12 Figuur 1.5 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jonger dan 15 jaar 12

13 Figuur 1.6 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jaar 13

14 Figuur 1.7 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jaar 14

15 Figuur 1.8 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jaar 15

16 Figuur 1.9 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jaar 16

17 Figuur 1.10 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers jaar 17

18 Figuur 1.11 Als verkeersonveilig genoemde locaties fietsers 75 jaar en ouder 18

19 Figuur 1.12 Als verkeersonveilig genoemde locaties door alle ondervraagde fietsers 19

20 Figuur 1.13 Als verkeersonveilig genoemde locaties door alle ondervraagde fietsers, detail Centrum 20

21 Opvallend op de kaartjes is de dominante positie van het centrum van stad, en enkele wegen richting het centrum. De meest gekozen punten bevinden zich voor en achter het Centraal Station en bij de Dam. Ook het Rokin/Muntplein, de Vijzelstraat, de Haarlemmerstraat, de Van Woustraat, de Kinkerstraat, de Van Baerlestraat, de Ferdinand Bolstraat, de Rozengracht en het Meester Visserplein worden veelal genoemd (met name bij kruisingen), alsmede locaties om en nabij het Leidseplein, de Spiegelgracht en het Weteringscircuit. Buiten het centrum zijn minder plekken die zo consequent terugkomen. Locaties die wel door meerdere respondenten uit verschillende leeftijdsgroepen worden aangestipt zijn onder andere de rotonde bij het Haarlemmermeerstation, het Hoofddorpplein, de rotonde bij de Mauritskade/Linnaeusstraat en de kruisingen van de Weesperzijde bij de Berlagebrug en de Nieuwe Amstelbrug. In Nieuw-West, Noord en Zuidoost zijn relatief weinig punten aangestipt. Bij de jongeren onder de 15 jaar is de rol van het centrum minder prominent en zijn de gekozen onveilige plekken meer verspreid over de stad. Het zijn grotendeels lastige kruispunten die (vermoedelijk) op de route van en naar school liggen. Afsluitend zijn er aan alle respondenten twee open vragen gesteld: zijn er (afgezien van de genoemde onveilige plekken) bepaalde handelingen of situaties in het verkeer die men als onveilig beschouwd? En wat zou er veranderd moeten worden om de verkeersveiligheid te verbeteren? Bij de vraag of er bepaalde onveilige handelingen of situaties zijn worden veel antwoorden gegeven die ook al naar voren kwamen bij de toelichting op de onvoldoendes. Zoals in tabel 1.14 te zien is ligt de meeste nadruk op (het oversteken van) kruisingen, de aanwezigheid van scooters en brommers en op het gedrag van andere fietsers. Tabel 1.14 Onveilige handelingen en situaties genoemd door fietsers, meerdere antwoorden mogelijk < 15 % % % % % % 75 + % alle fietsers % kruisingen, oversteken en stoplichten scooters, brommers en snorfietsen gedrag fietsers ongescheiden wegen, slechte of te weinig fietspaden auto's, vrachtwagen, taxi's toeristen gedrag verkeersdeelnemers drukte en chaos overig geen antwoord

22 Wanneer het gaat om de vraag wat er verbeterd zou moeten worden ligt de nadruk vooral op meer en bredere fietspaden en op het inperken van brommer en scooters, zie tabel 1.15 op de volgende pagina. Andere regelmatige genoemde veranderingen hebben te maken met verbeterde handhaving en controles, met het aanpassen van kruisingen of stoplichten en met het gedrag van overige verkeersdeelnemers. Tabel 1.15 Verbeteringen genoemd door fietsers, meerdere antwoorden mogelijk < 15 % % % % % % 75 + % alle fietsers % fietspaden verbeteren, waaronder specifiek: bredere fietspaden meer fietspaden kwaliteit fietspaden verbeteren fietspaden beter markeren eenrichtingsverkeer op fietspaden scooters, brommers, snorfietsers inperken, waaronder: scooters en brommers van fietspad af meer/betere handhaving en controle kruisingen, stoplichten aanpassen gedrag verkeersdeelnemers aanpakken toeristen voorlichten drukte/rijstijl auto's veranderen overig geen antwoord

23 2 Overige vervoersmiddelen In dit hoofdstuk kijken we naar de vervoersmiddelen anders dan de fiets: snorfietsers, bromfietsers en motorrijders. Ook de voetgangers behandelen we in dit hoofdstuk. Net als in hoofdstuk 1 kijken we achtereenvolgens naar de rapportcijfers, naar onveilige plekken en verkeerssituaties en naar de genoemde verbeteringen. De motorrijders geven de verkeersveiligheid per motor gemiddeld een 6,9. Dit is samen met het gemiddelde van de voetgangers (ook een 6,9) het hoogste cijfer van de verschillende vervoersmiddelen, inclusief de fietsers. De snorfietsers en bromfietsers geven gemiddeld respectievelijk een 6,3 en een 6,4. Tabel 2.1 Rapportcijfers verkeersveiligheid overige vervoersmiddelen groep unieke respondenten gemiddeld rapportcijfer verkeersveiligheid vervoersmiddel voetgangers ,9 snorfiets/snorscooter 174 6,3 bromfiets/bromscooter 147 6,4 motor 152 6,9 Figuur 2.2 Onvoldoendes (5 of lager) per vervoersmiddel 23

24 Figuur 2.2 toont het percentage onvoldoendes (rapportcijfer 5 of lager) per vervoersmiddel. Ruim één op de tien motorrijders en voetgangers geeft de verkeersveiligheid van het eigen vervoersmiddel een onvoldoende (respectievelijk 11% en 12%), voor de snorfietsers en bromfietsers is dit telkens bijna een kwart (23% en 24%). Net als bij de fietser kijken we specifiek naar de respondenten die een onvoldoende hebben gegeven aan de verkeersveiligheid van verkeersdeelname met het specifieke vervoersmiddel, zie tabel 2.3. Voor elk vervoersmiddel laten we de meest genoemde antwoorden zien. Wanneer voetgangers hun veiligheid in het verkeer een onvoldoende geven dan noemen ze veelal het gedrag van fietsers (door 39% genoemd) als reden en soms het gedrag van overige verkeersdeelnemers (13%). Ook bij snorfietsers, bromfietsers en motorrijders is het gedrag van andere verkeersdeelnemers de belangrijkste oorzaak voor het gebrek aan ervaren verkeersveiligheid. Telkens een meerderheid van de respondenten die een onvoldoende geeft noemt deze reden. Tabel 2.3 Toelichting op gegeven rapportcijfers verkeersveiligheid (alleen onvoldoendes) Antwoord absoluut % voetgangers: gedrag van fietsers, waarvan specifiek: fietsers rijden op de stoep fietsers geven geen voorrang (bijv. bij zebrapad) rijgedrag fietsers gevaarlijk/asociaal fietsers rijden door rood 7 6 gedrag van overige verkeersdeelnemers het oversteken (van kruispunten), stoplichten gedrag van scooters, brommers, snorfietsen te weinig / onveilige voetgangerspaden 10 9 snorfietsers: gedrag van verkeersdeelnemers, waarvan specifiek: rijgedrag fietsers gevaarlijk/ondermaats 9 25 fietsers zijn afgeleid door telefoon/muziek 4 11 gevaarlijk rijgedrag auto s 2 6 te veel fietsers (naast elkaar) 2 6 fietsers negeren stoplicht 2 6 ontoereikendheid fietspaden drukte en chaos 3 8 bromfietsers: gedrag van verkeersdeelnemers, waarvan specifiek: gevaarlijk rijgedrag auto s 6 18 gevaarlijk rijgedrag fietsers 5 15 gevaarlijk rijgedrag brommers/scooters 4 12 problemen met scheiding wegen overig

25 motorrijders: gedrag van verkeersdeelnemers, waarvan specifiek: 9 56 onveilig en onverwacht gedrag fietsers en auto s 4 25 er wordt geen rekening gehouden met motorrijders 3 19 tramrails 2 13 infrastructuur overig 2 13 Voor elk van de verschillende vervoersmiddelen is gevraagd waar men zich in de stad onveilig voelt in het verkeer. De kaartjes met de genoemde locaties staan in figuur 2.4 tot en met figuur 2.7 op de volgende pagina s. 25

26 Figuur 2.4 Als verkeersonveilig genoemde locaties voetgangers 26

27 Figuur 2.5 Als verkeersonveilig genoemde locaties voetgangers, detail Centrum 27

28 Figuur 2.6 Als verkeersonveilig genoemde locaties snorfietsers 28

29 Figuur 2.7 Als verkeersonveilig genoemde locaties bromfietsers 29

30 Figuur 2.7 Als verkeersonveilig genoemde locaties motorrijders 30

31 Figuur 2.8 Als verkeersonveilig genoemde locaties alle vervoersmiddelen 31

32 In de kaarten is zichtbaar dat de onveilige plekken die de voetgangers noemen met name in het centrum van de stad liggen. De oversteekpunten rondom het Centraal Station worden het meest genoemd, gevolgd door andere locaties in de binnenstad als de omgeving van De Dam, het Koningsplein, de Leidsestraat/Leidseplein, het Muntplein en het Spui. Het Centraal Station, De Dam, het Leidseplein en worden ook het meest genoemd door de snorfietsers als verkeersonveilige plekken. Er zijn ook enkele straten net buiten het centrum die door de snorfietsers relatief frequent genoemd worden: de Kinkerstraat, Ferdinand Bolstraat en Van Woustraat. De punten die de bromfietsers en motorrijders noemen zijn wat meer verspreid, hoewel ook bij deze vervoersmiddelen de omgeving rond het Centraal Station regelmatig wordt genoemd. Ook aan de voetgangers, bromfietsers, snorfietsers en motorrijders is gevraagd of er, los van de genoemde locaties, bepaalde handelingen of situaties in het verkeer zijn die men als onveilig beschouwd. De gegeven antwoorden staan in tabel 2.9. Tabel 2.9 Onveilige handelingen en situaties genoemd door overige vervoersmiddelen Antwoord absoluut % voetgangers: bij oversteken en/of bij zebrapaden waar voetgangerspaden ontbreken 78 9 gedrag van andere verkeersdeelnemers 37 4 gedrag fietsers specifiek 30 3 overig geen antwoord snorfietsers: gedrag fietsers specifiek gedrag van andere verkeersdeelnemers fietspaden ontoereikend overig geen antwoord bromfietsers: gedeelde wegen gedrag van andere verkeersdeelnemers teveel auto's / rijstijl auto s overig geen antwoord motorrijders: gedrag van verkeersdeelnemers bij drukte infrastructuur overig trambanen 10 7 overig geen antwoord

33 Een meerderheid van de voetgangers (52%) heeft geen antwoord op deze vraag. De voetgangers die wel iets noemen hebben het over het bijvoorbeeld over het oversteken (18%) of over situaties waar het voetgangerspad ontbreekt of ontoereikend is (9%). Snorfietsers noemen met name het gedrag van fietsers (14%) of van andere verkeersdeelnemers in het algemeen (13%). Ook vindt een deel (10%) de fietspaden ontoereikend. Ook motorrijders noemen het gedrag van andere verkeersdeelnemers (28%) het meest. De bromfietsers leggen ook de nadruk op de situaties waarin ze met auto s te maken hebben, bijvoorbeeld bij gedeelde wegen (17%). Ten slotte is gevraagd welke verbeteringen de ondervraagde Amsterdammers zien. In onderstaande tabel zijn de meest gegeven antwoorden opgenomen. Tabel 2.10 Verbeteringen genoemd door overige vervoersmiddelen Antwoord absoluut % voetgangers: handhaving, controle en toezicht voetgangersvoorzieningen, trottoirs en oversteekplekken scheiding fietspaden en stoep 59 7 gedrag en mentaliteit verkeersdeelnemers verbeteren 55 6 uitbreiden voetgangersgebied 25 3 overig 70 8 geen antwoord snorfietsers: handhaving, controle en toezicht fietspaden verbreden gedrag en mentaliteit verkeersdeelnemers verbeteren scheiding snorfietsers/snorscooters en fietsers 16 9 overig geen antwoord bromfietsers: scheiden van wegen handhaving, controle en toezicht gedrag en mentaliteit verkeersdeelnemers verbeteren 12 8 duidelijke regels en bewegwijzering 12 8 maximum snelheid 10 7 overig geen antwoord motorrijders: gedrag en mentaliteit verkeersdeelnemers verbeteren handhaving, controle en toezicht wegdek verbeteren overig geen antwoord

34 Bij elk vervoersmiddel komen verbeteringen terug op het gebied van handhaving en controle en op het gebied van het gedrag en de mentaliteit van de andere verkeersdeelnemers. Voetgangers noemen daarnaast specifiek het uitbreiden van voetgangersvoorzieningen als trottoirs en oversteekplaatsen (14%). Snorfietsers zien graag bredere fietspaden (11%) of een scheiding tussen snorfietsen en gewone fietsen (9%). Ook sommige bromfietsers zien graag gescheiden wegen (14%). Motorrijders noemen in enkele gevallen specifiek de kwaliteit van het wegdek (10%). 34

35