t Scharnier: studieondersteuning aan huis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "t Scharnier: studieondersteuning aan huis"

Transcriptie

1 t Scharnier: studieondersteuning aan huis Een evaluatie Goedroen Juchtmans & Anneloes Vandenbroucke Onderzoek gecofinancierd door School+, platform voor een school zonder uitsluiting Porticus Belgium

2 CIP Koninklijke Bibliotheek Albert I Juchtmans, Goedroen t Scharnier: studieondersteuning aan huis. Een evaluatie / Goedroen Juchtmans & Anneloes Vandenbroucke. - Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Hoger instituut voor de arbeid, 2008, 78 p. ISBN D/2008/4718/13. Copyright (2008) Hoger instituut voor de arbeid (K.U.Leuven) Parkstraat 47 - bus 5300, 3000 Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.

3 iii INHOUD Inleiding 1 Hoofdstuk 1 / Afbakening van de doelgroep 5 1. Leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen lopen meer risico op leerachterstand 5 2. De omgevingsanalyses van het LOP als richtingaanwijzer Het basisonderwijs (Brugge) Het secundair onderwijs (Brugge-Blankenberge) Besluit 9 3. De vragen en wensen van de doelgroep zelf Vraag naar extra zorg en begeleiding van derden die gratis of betaalbaar is Vraag naar een betere communicatie met de school Besluit 11 Hoofdstuk 2 / Evaluatie programma design Basiskenmerken Gratis aanbod als belangrijke troef Studieondersteuning is meer dan huiswerkbegeleiding Studieondersteuning aan huis: het gezin als uitgangspunt van verandering Aansluiten op de scharniermomenten van het basisonderwijs tot de eerste graad van het middelbaar onderwijs Maximaal drie perioden van drie maanden studieondersteuning per gezin Omkadering De uitvoerders: studenten lerarenopleiding, sociale verpleegkunde en maatschappelijk werk 26

4 iv Inhoud 2.2 De ondersteuners van gezinnen en studenten: de ankerfiguren Enkel eerste screening en nazorg, of toch meer? Over de onduidelijke rol van de school in het project Besluit 33 Hoofdstuk 3 / Evaluatie van de dagelijkse werking Succesfactoren Een gedreven en professioneel team De keuze voor studieondersteuning aan huis Het empowerment-perspectief als dé hefboom tot verandering Intensieve begeleiding en ondersteuning van de studenten: het terugkommoment als kloppend hart van het project Knelpunten Vraag naar studieondersteuning is groter dan het aanbod studenten De meest kwetsbare gezinnen dreigen niet altijd te worden bereikt Ouderbetrokkenheid als achillespees van de dagelijkse werking Discussie over de gewenste communicatie met de school Het probleem van verankering en duurzame financiering 58 Hoofdstuk 4 / Besluit en aanbevelingen De realisering van de doelstellingen doorgelicht Aanbevelingen Zonder ouderbetrokkenheid geen effect op lange termijn Duidelijkheid creëren over de rol van de school binnen het project Belang van goede randvoorwaarden 67 Bibliografie 71

5 1 INLEIDING OPZET VAN DE EVALUATIE Het project t Scharnier geeft binnen de regio Brugge-Blankenberge studieondersteuning aan huis voor leerlingen uit de basisschool en de eerste graad secundair onderwijs. De doelgroep zijn leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen die op onderwijsvlak achterstand hebben opgelopen of drempels moeten overwinnen. In dat licht is de hoofddoelstelling van het project, zoals omschreven in de projecttekst, het schoolgebeuren een volwaardige plaats te geven binnen het gezin en op die wijze de onderwijskansen van de kinderen en de jongeren te verhogen (stuurgroep t Scharnier, 2005, p. 5). Om deze doelstelling te realiseren, krijgt de leerling thuis maximaal drie periodes van ongeveer 15 momenten studieondersteuning aangeboden. Elke studieondersteuning wordt begeleid door studenten lerarenopleiding of sociale verpleegkunde en duurt een uur tot anderhalf uur. In september 2005 startte het project als proeftuin in het Vlaamse onderwijs en dit voor de duur van drie jaar. Op initiatief van de stuurgroep van het project t Scharnier, werd aan het HIVA gevraagd de werking van t Scharnier en de resultaten die het project tijdens zijn aanvangsjaren boekte, in kaart te brengen en te evalueren. Hiertoe werden reflectieverslagen van studenten gelezen, vergaderingen geobserveerd en gesprekken gehouden met de verschillende partners die betrokken zijn bij de werking van t Scharnier. Deze partners zijn de leden van het team dat de dagelijkse werking verzekert, de gezinnen, de scholen, de hogescholen en de studenten. 1. Doelstellingen van de evaluatie en onderzoeksvragen Steenssens & Van Regenmortel (2007, p. 16, zie ook Rossi, 2004, p ) geven aan dat een evaluatie van een project dat een bepaald sociaal probleem wil aanpakken in het algemeen drie doelen kan beogen. 1. Een evaluatie kan nagaan of een project vertrekt van de juiste kennis van het sociale probleem en de factoren die dit probleem veroorzaken. Het is immers op basis van deze kennis dat elk project gebouwd is.

6 2 Inleiding 2. Met de formulering van hun doelstellingen en het programma design laten de initiatiefnemers van het project zien hoe ze denken het sociale probleem op een efficiënte manier te kunnen aanpakken. Een evaluatie kan deze achterliggende theorie van het project op twee punten doorlichten. Ten eerste: grijpen de voorgestelde doelstellingen en het programma van dit project wel in op de factoren die het sociale probleem veroorzaken? Zijn ze een logisch en helder antwoord op het sociale probleem en dus in staat iets aan de situatie te veranderen? Ten tweede: hoe tracht het project deze doelstellingen in de dagelijkse werking te realiseren? Wordt het voorgestelde programma op een goede manier geïmplementeerd? 3. Tenslotte kan een evaluatie nagaan of de vooropgestelde resultaten behaald worden. Is het project effectief en efficiënt? Deze evaluatie richt zich voornamelijk op het tweede doel. Tijdens de eerste drie jaren van t project ontwikkelde zich een bepaalde aanpak (of programma design) om de vooropgestelde doelstellingen te realiseren. In deze evaluatie staan we dan ook uitgebreid stil bij de relatie tussen deze doelstellingen, het uitgewerkte design en de implementatie ervan in de dagelijkse werking. Deze relatie is optimaal indien alle betrokken partners het sociale probleem in dezelfde termen verwoorden, de vooropgestelde doelstellingen kennen, de achterliggende theorie en het daaruit afgeleide programma om het sociale probleem aan te pakken ondersteunen, en het programma vervolgens zo implementeren dat de doelstellingen kunnen gerealiseerd worden. Welke incentives zijn er in het programma design van t Scharnier ingebouwd om deze relatie te optimaliseren? Bereiken ze hun doel en worden ze ook daadwerkelijk geïmplementeerd? Welke hindernissen verzwakken deze relatie en hoe gaan de verschillende partners daarmee om? Naast de evaluatie van de doelstellingen en het programma design, krijgen ook de opgebouwde kennis van en visie op het sociale probleem de nodige aandacht. Hetzelfde geldt voor de indicaties van de resultaten van de werking. De wijze waarop dit gebeurt, verloopt echter anders dan bij de evaluatie van het programma design. De analyse van het sociale probleem staat in dit rapport vooral ten dienste van de evaluatie van doelstellingen, programma en implementatie. Concreet wil dit zeggen dat dit rapport geen uitsluitsel biedt op de vraag of het sociale probleem waarop t Scharnier een antwoord tracht te bieden ook daadwerkelijk bestaat. We gaan er dus van uit dat de sociale omgevingsanalyse waarop het project steunt correct is. Wat betreft een evaluatie van de behaalde resultaten kunnen op zijn beurt enkele kanttekeningen gemaakt worden. Ten eerste was het onmogelijk zicht te krijgen op de langetermijneffecten van de studieondersteuningen, simpelweg omdat er na drie jaren nog geen sprake is van een werking op lange termijn. Verder

7 Inleiding 3 wijzen verschillende auteurs er op dat de effecten van pre- of naschoolse ondersteuningsprogramma s moeilijk te meten zijn (Brandsma, 2002, p. 30). Op de schoolloopbaan van leerlingen hebben steeds diverse factoren een invloed. Hoe cruciaal of bepalend het krijgen van studieondersteuning is binnen deze schoolloopbaan, kan men dan ook moeilijk met absolute zekerheid vaststellen. Om in wetenschappelijk opzicht toch meer duidelijkheid te krijgen over de effecten, zijn andere vormen van onderzoek nodig. Brandsma (2002, p. 33) denkt daarbij aan longitudinale onderzoeken of quasi-experimentele onderzoeken waarin men de schoolloopbaan van leerlingen met en zonder studieondersteuning vergelijkt. In het korte tijdsbestek waarin deze evaluatie afgerond werd, was voor een dergelijk vergelijkend onderzoek echter geen plaats. Met betrekking tot de resultaten, houden we het in dit rapport dan ook op richtingaangevende suggesties die in een volgende evaluatie diepgaander getoetst kunnen worden. 2. Structuur van het rapport De structuur van dit evaluatierapport na dit eerste deel ziet er als volgt uit. In het eerste hoofdstuk beschrijven we op welk sociaal probleem dit project een antwoord wil bieden en hoe men dit probleem verwoordt. Op grond daarvan wordt immers de precieze doelgroep gedefinieerd. Welke leerlingen uit welke gezinnen hebben nood aan studieondersteuning en welke gezinnen vallen zo buiten de doelgroep? Het tweede hoofdstuk is een explicitering van de achterliggende theorie(ën) die de concrete doelstellingen, het programma design en de aard van de relaties tussen de verschillende betrokken partners onderbouwen. In t Scharnier gaat het om een theorie die verandering in de initiële situatie van de leerling en het gezin op het oog heeft (ook theory of change genoemd, zie Hebbeler & Gerlach-Downie, 2002, p. 30). In dat kader gaan we na welke theory of change dit project hanteert. Wat beschouwt het als de noodzakelijke hefbomen tot deze veranderingen en hoe heeft men dit model vertaald in het programma en het concrete stappenplan? We vertrekken daarbij in de eerste plaats vanuit de visie van het team dat de dagelijkse werking verzekert. Het derde hoofdstuk richt zich op de implementatie van het programma. We onderzoeken er welke factoren leiden tot een goede implementatie van het programma (succesfactoren) en welke factoren een goede uitvoering verhinderen (knelpunten). In algemene zin veronderstelt een goede implementatie van het programma dat de theory of change van het project door alle partners gekend is en ondersteund wordt. Waar dit niet het geval is, mag men er van uitgaan dat de implementatie

8 4 Inleiding van het programma en de realisering van de doelstellingen onder druk komen te staan. In het vierde en laatste hoofdstuk peilen we op een concluderende wijze naar de resultaten van het project. Waar worden de doelstellingen al dan niet bereikt? Zoals reeds gesteld, gaat het slechts om beginnende indicaties. Bedoeling is vooral de resultaten in het licht te bekijken van het gehanteerde denkmodel, het stappenplan en de implementatie ervan. Indien de doelstellingen gerealiseerd worden, wat is precies de sleutel tot succes geweest? Indien niet, in welke fase van het programma is het mis gelopen (definiëring sociaal probleem, programma theorie, programma design of implementatie)? Hoe kunnen de succesfactoren versterkt en verdiept worden en welke concrete stappen kunnen gezet worden ter verbetering?

9 5 HOOFDSTUK 1 AFBAKENING VAN DE DOELGROEP 1. Leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen lopen meer risico op leerachterstand Het studieondersteuningsproject t Scharnier richt zich in de eerste plaats tot de leerlingen die het grootste risico lopen op schoolachterstand en anderzijds op gezinnen die om allerlei redenen op schools vlak drempels moeten overwinnen en daardoor een problematisch contact met de school hebben. In de projecttekst gaat men er van uit dat deze leerlingen komen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Hierbij beroept men zich op empirisch onderzoek naar sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs (Groenez, Van Den Brande & Nicaise, 2003). Ook recenter onderzoek (Hirtt, Nicaise & De Zutter, 2007, p. 15) bevestigt dat de grote prestatiekloof tussen sterk en zwak presterende leerlingen in België verband houdt met sociale afkomst (socio-economische afkomst, etnisch-culturele afkomst, geslacht en gezinssituatie). Leerlingen uit gezinnen met een lage SES (Socio-Economische Status) vertonen een lagere participatiegraad, hebben problemen met studieoriëntering en lopen schoolse vertraging op. De projecttekst noemt deze risicogroep maatschappelijk kwetsbaar. De keuze voor dit begrip is niet neutraal en vraagt verduidelijking. In Vlaanderen is het begrip geïntroduceerd door Nicole Vettenburg en geformuleerd als volgt: De theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid houdt in dat een cumulatie van negatieve ervaringen in contacten met maatschappelijke instellingen (in deze context de school) leidt tot een ongunstig maatschappelijk perspectief. Een deel van de bevolking beschikt over onvoldoende sociaal kapitaal en riskeert zo actief gekwetst te worden door de georganiseerde maatschappij en terecht te komen in een negatieve spiraal, versterkt door de maatschappelijke instellingen zelf (Deceur, Decraene & Vettenburg, 2005, p. 8). Kortom, leerlingen uit sociaal zwakkere gezinnen lopen meer risico om gekwetst te worden op school en kunnen daardoor moeilijker een positieve sociale binding met leden van deze maatschappelijke instelling (leerkrachten, klasgenoten, directeur, ) aangaan. Verantwoordelijk voor maatschappelijke kwetsbaarheid is volgens deze theorie, die vertrekt vanuit een interactionistische visie op gedrag, de aard van de interacties tussen leerlingen uit sociaal zwakkere gezinnen en de school. Dit betekent

10 6 Hoofdstuk 1 dat het lage schoolrendement van deze leerlingen noch uitsluitend bij de leerling of zijn ouders, noch uitsluitend bij de school ligt, maar het gevolg is van een bepaalde soort interacties tussen beide. Meer dan sociaal-economische factoren worden daarbij culturele factoren als bepalend voor deze interacties gezien. Sociaal zwakkere gezinnen socialiseren hun kinderen volgens een anders opvoedingsmodel dan in de scholen dominant is. Hierdoor zijn deze kinderen al van bij hun schoolintrede kwetsbaarder, want niet vertrouwd met de verbaal abstracte denkpatronen, de informele omgangsregels en het taalgebruik van de school. Van de school uit wordt deze kloof niet gedicht, maar vaak versterkt. Onderzoek wijst uit dat kinderen die zich niet volgens het opvoedingsmodel van de school gedragen, minder stimulansen krijgen en vaker dom of ongedisciplineerd genoemd worden, met meer sanctionerend optreden van de leerkracht tot gevolg. Om dezelfde redenen worden ook hun ouders vaak minder positief onthaald. Kortom, de houding van de school versterkt bij deze leerlingen het vaak al aanwezig negatief zelfbeeld en leidt tot demotivatie, slechtere resultaten en een kloof tussen gezin en school. Om leerachterstand te verklaren, lijkt het team te verwijzen naar de theorie van Vettenburg. De term kwetsbaar neemt daarbij een centrale plaats in. Anders dan in de theorie van Vettenburg wordt de term maatschappelijk echter niet gebruikt. Het begrip kwetsbaar komt op zichzelf te staan. Zoals Vettenburg, gaat het team er van uit dat niet enkel de economische status van het thuismilieu de leerachterstand van bepaalde leerlingen verklaart. Daarom ook verkiest het team de term kwetsbaar boven het begrip kansarmoede : Wij kiezen voor het begrip kwetsbaarheid omdat dit begrip een bredere betekenis heeft en minder stigmatiserend is. Kansarmoede wordt immers vaak ten onrechte uitsluitend met geldproblemen en marginale leefomstandigheden geassocieerd. In werkelijkheid is het financiële slechts één van de aspecten die leiden tot kwetsbaarheid. Andere signalen van mogelijke kwetsbaarheid zijn volgens het team anderstaligheid, werkloosheid, een in relationeel opzicht ontwrichte gezinssituatie (bijvoorbeeld een eenoudergezin, meestal een alleenstaande moeder met kinderen, een oudere zus die voor een jongere broer zorgt, ), psychische problemen van de ouders, ouders met minder intellectuele mogelijkheden omwille van een lage scholingsgraad of leerstoornissen, slechte huisvesting en opvoedingsproblemen. Opvallend in deze opsomming is dat men kwetsbaarheid vooral toedicht aan de materiële, relationele, educatieve en emotionele context waarin kinderen opgroeien. Het is deze context die men als kwetsbaar ziet. Op dit punt wijkt de visie van het team af van Vettenburg. Het team gaat er niet zozeer van uit dat maatschappelijke kwetsbaarheid vorm krijgt in de interacties tussen het kind/het gezin en de school als maatschappelijke instelling, maar stelt vooral de invloed van de gezinscontext op het schoolse rendement van het kind verantwoordelijk. Binnen dat perspectief valt ook de term maatschappelijk weg. Dit betekent niet dat het de mogelijke rol van de school in de ontwikkeling van leerachterstand ontkent. Wel legt het team het zwaartepunt van zijn verklaring bij de gezinscontext. Daar-

11 Afbakening van de doelgroep 7 mee opteert het volgens ons eerder voor een contextuele dan voor een interactionistische visie op leerachterstand. In het volgende hoofdstuk komen we op deze vaststelling terug. Wordt deze keuze ook op programmatisch niveau vertaald? Kortom, sluit het programmadesign aan op deze keuze voor het begrip kwetsbaar, als op een contextuele benadering van leerachterstand? Terwijl het team duidelijk opteert voor de term kwetsbaar, gebruiken de andere betrokken partners en de projecttekst de termen kwetsbaar en kansarmoede door elkaar. Het gebruik van de term kansarmoede betekent echter niet dat deze partners de doelgroep van dit project verengen tot de leerlingen die komen uit gezinnen met financiële problemen. Ook zij zijn er zich duidelijk van bewust dat het sociale probleem dat t Scharnier wil aanpakken breder en meer divers is. Op dit punt valt verder op dat de meeste partners in lijn met het team een contextuele visie op het sociale probleem verdedigen. Een belangrijke uitzondering hierop vormen de ouders. Zij benoemen zichzelf nooit als kansarm of kwetsbaar. Wellicht liggen beide termen te gevoelig en blijven ze in hun ogen te stigmatiserend. Volgens hen vormen de leerlingen die het moeilijk hebben op school de doelgroep van het project t Scharnier. In de lijn van de interactionistische visie van Vettenburg, stellen zij daarmee de moeilijke relatie van hun kind met de school centraal. Hiermee onderscheiden ze zich van de scherpere afbakening die het team en de andere betrokken partners hanteren en maken ze duidelijk hoe ze zichzelf als doelgroep zien. 2. De omgevingsanalyses van het LOP als richtingaanwijzer Om de doelgroep van het project scherp te kunnen bepalen, heeft t Scharnier zich gebaseerd op de omgevingsanalyses van het LOP Brugge-Blankenberge uit 2004 (projecttekst, 2005, p. 5). In dit rapport stellen we de resultaten van deze omgevingsanalyse kort voor en gebruiken we ze als evaluatie-instrument en richtingaanwijzer. Richt t Scharnier zich op de doelgroep die volgens de omgevingsanalyses het meest kwetsbaar is? In 2004 kwamen twee rapporten met een omgevingsanalyse voor de regio Brugge-Blankenberge tot stand: één voor het basisonderwijs (enkel Brugge) en een ander voor het secundair onderwijs (Brugge-Blankenberge). Hierin wordt de relatie tussen leerachterstand en sociale afkomst onderzocht aan de hand van de GOK-indicatoren (cijfers Departement Onderwijs 1 februari 2003). 1 1 In 2003 waren de gelijkekansenindicatoren als volgt door het Departement Onderwijs vastgesteld: het gezin leeft van een vervangingsinkomen, de leerling is thuisloos, de ouders behoren tot de trekkende bevolking, de lage scholingsgraad van de moeder, een andere taal als Nederlands als thuistaal. Een leerling die enkel aan de laatste indicator voldoet, wordt evenwel niet meegerekend als GOK-leerling.

12 8 Hoofdstuk Het basisonderwijs (Brugge) In vergelijking met het Vlaamse gemiddelde is het aantal GOK-leerlingen in de Brugse basisscholen eerder laag. Het hoogste percentage GOK-leerlingen bevindt zich in Zeebrugge (32%). Brugge vooral het centrum (20%) en Lissewege (16%) volgen daarna. Ook het aantal allochtone leerlingen is beperkt. Deze leerlingen wonen vooral in Brugge. In tegenstelling tot het aantal GOK-leerlingen, ligt de leerachterstand in Brugse basisscholen echter hoger dan gemiddeld in Vlaanderen het geval is. Daarbij valt vooral het verschil op tussen het geringe aantal kleuters dat hun laatste kleuterklas opnieuw doet (1,8%) en het aantal kinderen met schoolse vertraging in het eerste leerjaar (14%). Het rapport (2004, p. 37) besluit daarom dat zittenblijven vooral in het eerste leerjaar van het lager onderwijs een probleem vormt. Jongens lopen daarbij beduidend meer risico dan meisjes. Verder wordt vermeld dat GOKleerlingen sneller met schoolse vertraging te maken krijgen en meer problematische afwezigheden vertonen. Op basis van die vaststellingen nemen we dus aan dat GOK-leerlingen (en daarvan vooral de jongens) hun eerste leerjaar in de lagere school als de grootste hindernis beleven en regelmatiger op school afwezig zijn. 2.2 Het secundair onderwijs (Brugge-Blankenberge) In de eerst graad van de secundaire scholen in de regio Brugge-Blankenberge hebben 20% van de leerlingen te kampen met schoolse vertraging (opgelopen in de lagere school, dubbelen van het eerste jaar secundair onderwijs, overgang van 1B naar 1A, het overstappen van buitengewoon naar gewoon onderwijs, ). Dit aantal loopt op tot 37% in het zesde middelbaar. Het derde en het vijfde jaar vormen de grootste hindernis. Na deze studiejaren krijgen opmerkelijk veel leerlingen een C-attest of worden ze geheroriënteerd richting TSO en BSO. GOKleerlingen en jongens lopen meer risico tot deze categorie leerlingen te behoren. Het hoogste aantal jongeren met schoolse vertraging in de eerste graad van het secundair onderwijs bevindt zich in Blankenberge (meer dan 1 op 4 leerlingen) en Zeebrugge (1 op 2 leerlingen). Het verschil met Brugge is op dit punt erg groot. In vergelijking met Vlaanderen (gemiddeld 29,9%), Gent (36,1%) en zelfs Antwerpen (46,3%) is dan weer het hoge cijfer in Zeebrugge opmerkelijk. Een vergelijkbaar hoog aantal GOK-leerlingen verklaart deze cijfers gedeeltelijk. Gemiddeld 31% van de leerlingen uit Blankenberge en Zeebrugge, die in de eerste graad van het secundair onderwijs zitten, zijn GOK-leerlingen. Ter vergelijking: in Vlaanderen gaat het gemiddeld om 20%, in de centrumsteden om 24%. Tot slot merkt het rapport (2004, p. 46) dat relatief veel anderstalige nieuwkomers na hun jaar onthaalklas terechtkomen in de B-stroom of het buitengewoon secun-

13 Afbakening van de doelgroep 9 dair onderwijs. In 2002 waren er 22 anderstalige nieuwkomers. Een jaar later volgden slechts 3 van deze 22 leerlingen ASO. 2.3 Besluit Samengevat kunnen we voor de regio Brugge-Blankenberge vier aandachtspunten formuleren: GOK-leerlingen en daaronder vooral de jongens lopen meer risico op schoolse vertraging en vertonen meer problematische afwezigheden; de steden Zeebrugge en Blankenberge hebben in vergelijking met Brugge en het gemiddelde in Vlaanderen een hoog aantal GOK-leerlingen; GOK-leerlingen hebben het meeste risico op schoolse vertraging. Zij lopen die vooral op in het eerste leerjaar van de lagere school, het derde jaar en het vijfde jaar van het secundair onderwijs; anderstalige nieuwkomers die instromen in het regulier secundair onderwijs worden in grote mate doorverwezen naar de B-stroom, buitengewoon secundair onderwijs, TSO en BSO. 3. De vragen en wensen van de doelgroep zelf Tot dusver kunnen we op grond van wetenschappelijk onderzoek en de omgevingsanalyses van het LOP bevestigen dat er nood bestaat aan een project die op de problemen van de gedefinieerde doelgroep inspeelt. Maar is ook de doelgroep vragende partij? Hierboven stelden we vast dat de ouders van de kinderen die studieondersteuning kregen, zich niet tot een aparte sociale categorie rekenen. Hun kinderen behoren volgens hen tot een bredere categorie leerlingen die het op school moeilijk hebben. Dat ze met deze moeilijkheden erg begaan zijn, blijkt uit de interviews en observaties naar aanleiding van dit rapport en recent onderzoek naar armoede (Driessens & Van Regenmortel, 2006, p. 44). Niet minder dan andere ouders vinden ze de school belangrijk, verlangen ze naar goede schoolse prestaties van hun kinderen en hopen ze dat hun kinderen het verder schoppen dan henzelf (bijvoorbeeld: wel een diploma secundair onderwijs behalen en zo werkloosheid vermijden). Op basis van de jaarverslagen van Wieder (2004 en 2005), de Brugse vereniging waarin armen het woord nemen, en de interviews met ouders naar aanleiding van deze evaluatie kunnen de vragen en wensen van de doelgroep in twee thema s worden samengevat. 3.1 Vraag naar extra zorg en begeleiding van derden die gratis of betaalbaar is In het jaarverslag van Wieder (2005) getuigt een kansarme ouder als volgt: We wensen dat ieder kind binnen het gewone onderwijs de beste kansen zou krijgen.

14 10 Hoofdstuk 1 Daarom vragen we dat er vanaf de kleuterklas en tijdens de lagere school extra zorg zou besteed worden aan kinderen die het moeilijk hebben. Gespecialiseerde extra ondersteuning na schooltijd blijkt voor hen echter vaak te duur of onmogelijk. Soms vraagt ook de gevolgde procedure teveel tijd vooraleer de ondersteuning opgestart kan worden. Volgende voorbeelden illustreren het probleem: In een allochtoon gezin dat nog geen officiële verblijfspapieren bezit, kan een door de school aangeboden programma door de kinderen niet gevolgd worden. De ouders zijn wel bereid om de kosten te betalen, maar bezitten niet de vereiste documenten om hun kind voor het programma in te schrijven. In een Vlaams gezin kampt een kleuter met spraakproblemen. Het klassieke ondersteuningsaanbod vanuit de school biedt in dit geval geen soelaas. De school stelt als oplossing logopedie voor, maar deze sessies worden slechts na een lange periode opgestart. Eerst moet de vraag langs het CLB die bij de kleuter testen uitvoert. Na goedkeuring door het CLB krijgt de moeder via de zorgcoördinator een aantal namen en telefoonnummers van mogelijke logopedisten. Van de moeder wordt verwacht dat zij de logopedist van haar keuze belt. Na enkele maanden stelt de zorgcoördinator vast dat dit niet is gebeurd. Daarom vraagt ze aan een logopedist de moeder zelf te contacteren. Meer dan een half jaar na de oorspronkelijke vaststelling van het probleem kunnen de sessies starten. De logopedie verloopt enkele maanden goed, maar wordt toch voor het afronden stopgezet. De rekeningen van deze extra zorg bleken niet betaald. Volgens de ouders is extra zorg of ondersteuning niet enkel nodig om schoolse achterstand te vermijden. Ze moet er ook voor zorgen dat hun kinderen niet te snel geadviseerd worden een cognitief minder veeleisende studierichting of buitengewoon onderwijs te volgen: We vragen ons af of kinderen uit kansarme gezinnen niet té vlug doorverwezen worden naar het buitengewoon onderwijs. Want het valt ons moeilijk als ons kind niet in het gewoon onderwijs kan blijven (jaarverslag Wieder, 2005). Met de vraag naar extra ondersteuning of zorg willen kansarme ouders de kans krijgen te bewijzen dat hun kind de school wél aan kan. Tegelijk geven ze impliciet aan niet precies te weten hoe ze zelf hun kind de juiste hulp kunnen bieden. Uit de interviews blijkt dat ouders wel pogingen ondernemen om het specifieke probleem van hun kind aan te pakken, maar merken dat ze om allerlei redenen niet in hun opzet slagen. Allochtone ouders met een andere thuistaal dan Nederlands kampen dan weer met taalproblemen. Kortom: Meerdere ouders stellen bij zichzelf een gemis aan vaardigheden en achtergrondkennis vast die ze menen nodig te hebben om hun kinderen te ondersteunen in het schools functioneren (projecttekst, 2005, p. 9).

15 Afbakening van de doelgroep Vraag naar een betere communicatie met de school Vanuit hun betrokkenheid met de schoolloopbaan van hun kind, is het ook logisch dat kansarme ouders op een goede communicatie met de school hopen. Zo wensen ze goede informatie over het schoolse presteren van het kind, over het schoolsysteem, bij het kiezen van een goede studierichting en over de mogelijkheden om te participeren aan het schoolgebeuren (jaarverslag Wieder, 2004). Cruciaal hierbij is niet dat er communicatie is, maar de wijze waarop de school met hen over hun kind communiceert (cf. Vettenburg, theorie over maatschappelijke kwetsbaarheid). Zo horen ze graag eens wat er goed gaat en willen ze voelen dat de leerkracht gelooft in hun kind. Ook wensen ze door de leerkracht beschouwd te worden als een echte gesprekspartner. Tijdens de interviews stippen een aantal ouders het belang aan van de aanwezigheid van leerkrachten en directeurs die dit in praktijk brengen. Ze voelen zich hierdoor als ouder gewaardeerd en hebben beslist hun oorspronkelijke, defensieve houding te laten varen. Even vaak is zo n constructieve relatie met de school echter afwezig. In de interviews klinken regelmatig verhalen over negatieve schoolervaringen die leidden tot een openlijk conflict of tot een breuk tussen het gezin en de school (zichtbaar gemaakt door bijvoorbeeld afwezig te blijven op oudercontacten). Zo vertelt een moeder dat de juf bij haar kind motorische problemen aantreft die het kind thuis niet vertoont. Volgens de moeder loopt de communicatie mis wanneer de juf niet gelooft dat het kind zich thuis anders gedraagt en de school het kind op basis van de door de juf gesignaleerde problemen wil doorverwijzen naar het buitengewoon onderwijs. Van hun kant zijn ook scholen er zich van bewust dat de dialoog met kansarme ouders erg moeizaam verloopt (projecttekst, 2005, p. 10). Hoewel inspanningen vanuit de school om de relatie met ouders te verbeteren soms goede resultaten opleveren, blijven deze ouders toch moeilijk bereikbaar. Kortom, net als de ouders hopen de scholen op een betere communicatie, maar geven ze aan dat de dialoog vaak spaak loopt. 3.3 Besluit In de sociale omgevingsanalyses van het LOP stelt men vast dat in de regio Brugge-Blankenberge een bepaalde groep kinderen meer risico loopt op schoolachterstand en problematische afwezigheden. Zeebrugge en Blankenberge worden naar voren geschoven als de steden waarin de meeste van deze risicoleerlingen wonen en school lopen. Vaker gaat het om jongens en vormen het eerste leerjaar in de lagere school, alsook het derde en vijfde leerjaar van het secundair onderwijs de grootste hindernis. Verder signaleren scholen dat de ouders van deze kinderen moeilijker bereikbaar zijn, dat ze de school niet op de eerste plaats zetten en dus weinig betrokkenheid tonen op de schoolloopbaan van hun kind. Deze analyse

16 12 Hoofdstuk 1 van de scholen blijkt echter in tegenspraak met de wijze waarop de ouders zelf het schoolgebeuren beleven. Hoe deze groep kinderen precies afgebakend moet worden, is onduidelijk. De ouders rekenen hun kinderen onder een grotere groep van kinderen die het moeilijk hebben op school. De projecttekst en de betrokken partners van t Scharnier hebben het over kansarme kinderen of maatschappelijk kwetsbare kinderen. Het team zelf verkiest de term kwetsbaar om de doelgroep niet te beperken tot de kinderen uit gezinnen met een financieel of materieel probleem Zoals aangetoond is de keuze voor één van deze termen niet neutraal, maar drukt men zo uit wat men als de oorzaak van leerachterstand beschouwt. Hoe het team dat bij voorkeur doet, wordt weergegeven in figuur 1.1. Wij noemen dit in het rapport verder een contextuele visie op leerachterstand.

17 Afbakening van de doelgroep 13 Context van het kind: kwetsbaar gezin Mogelijke elementen die hierop wijzen: - Omgeving: geen aparte studeerruimte, TV staat op bij studeren...; - Taalproblemen: geen Nederlands als thuistaal; - Materieel/Financieel: leven van een vervangingsinkomen, werkloosheid, extra schoolse ondersteuning kost teveel...; - Psychisch/emotioneel: ouders of kind hebben psychische problemen...; - Relationeel: echtscheiding, vermoeden van geweld, sociaal isolement, verstoorde relaties met maatschappelijke instanties...; - Cognitief/schoolse achtergrond: enkel diploma lager onderwijs...; - Opvoeding: ouders hebben gedrag van kinderen niet onder controle... Kwetsbare leeromgeving Dit uit zich in: verminderde betrokkenheid, geen of geen efficiënte hulp bij taken en voorbereiding toetsen, geen energie om kind te motiveren huiswerk te doen Groter risico op schoolse problemen Dit uit zich in: schoolse achterstand, slechtere prestaties, probleemgedrag, problematische afwezigheden, onbereikbaarheid ouders Minder onderwijskansen Dit uit zich in: Snellere doorverwijzing naar BLO, BuSO, TSO of BSO, Figuur 1.1 Contextuele visie op leerachterstand Opvallend in deze contextuele visie op leerachterstand is de nadruk op het gezin als leeromgeving. Welke rol de school mogelijk speelt in de totstandkoming, de versterking of de aanpak van dit probleem, thematiseert deze analyse niet. Op

18 14 Hoofdstuk 1 grond van deze benadering kan het team wel vaststellen dat sommige scholen te weinig oog hebben voor de kwetsbare context van de leerling en voor de invloed ervan op de schoolse prestaties. Ook hier blijft echter de nadruk op de gezinscontext centraal. Heeft een school geen oog voor die context, dan dreigen scholen slechte resultaten als een teken van domheid of persoonlijke onwil op te vatten. Wat in deze scholen ontbreekt, is een reflectie over de essentiële vraag: Waarom behaalt deze leerling dit resultaat en wat is de rol van de thuissituatie? De ouders zelf betrekken de school wel in hun analyse van het probleem. Zij suggereren dat een betere, respectvollere communicatie tussen gezin en school nodig is en dat de huidige wijze van communiceren vaak het probleem vergroot. In de lijn van de theorie over maatschappelijke kwetsbaarheid (Vettenburg), hanteren zij daarmee eerder een interactionistische visie op de moeilijkheden waarmee hun kinderen op school kampen.

19 15 HOOFDSTUK 2 EVALUATIE PROGRAMMA DESIGN In de projecttekst is de hoofddoelstelling van t Scharnier Brugge geformuleerd als het verhogen van de onderwijskansen van leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen (projecttekst, 2005, p. 15). Dit is echter een zeer algemeen gedefinieerde doelstelling die men met verschillende programma s kan trachten te bereiken. In dit hoofdstuk evalueren we daarom het programma design van dit project en gaan we ook na welke theory of change het design stuurt. Bij de evaluatie baseren we ons op het design, dit is het geheel van programmakenmerken die volgens het team en de projecttekst in principe uitgevoerd zouden moeten worden om de hoofddoelstelling te bereiken ( what should be ). Deze programmakenmerken vormen het profiel van het project. We maken daarbij een onderscheid tussen enerzijds de basiskenmerken van het programma (1) en anderzijds de omkadering (2), dit is het personeel en de betrokken partners die instaan voor de uitvoering van het programma. Bij de ontwikkeling van dit programma design heeft het project zich gebaseerd op twee succesvolle studieondersteuningsprojecten aan huis, De Katrol (Oostende) en Leren Thuis Leren (Hasselt). Indien relevant voor deze evaluatie, worden de gelijkenissen en verschillen tussen dit project en zijn moederprojecten belicht. Basiskenmerken (1) t Scharnier is een gratis (1.1) studieondersteuningsproject (1.2) aan huis (1.3) voor leerlingen uit de basisschool en de eerste graad secundair onderwijs (1.4). De leerling en zijn gezin krijgen maximum drie periodes van drie maanden studieondersteuning aangeboden (1.5).

20 16 Hoofdstuk 2 Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming GOK-beleid Oprichten van LOP's LOP BRUGGE (basisonderwijs) LOP BRUGGE/BLANKENBERGE (secundair onderwijs) Proeftuin Project 't Scharnier STUURGROEP: LOP Basisonderwijs Brugge LOP Secundair onderwijs Brugge - Blankenberge Hogescholen Basisscholen (Brugge) en secundaire scholen (Brugge-Blankenberge) CLB's Wieder & ATD Vierde Wereld OCMW Brugge 'De Katrol' Oostende Preventiecel Comité Bijzondere Jeugdzorg... Overleg scholen & CLB's Werkgroep BuO Hogescholen Projectteam: Voorzitster van de stuurgroep Deskundige ondersteuner van het LOP Brugfiguur/projectverantwoordelijke 3ankerfiguren Gezinnen Studenten Figuur 2.1 Organigram

21 Evaluatie programma design 17 Omkadering - personeel, begeleiding, rol betrokken partners (2) Het organigram van de organisatie (zie figuur 2.1) maakt duidelijk welke actoren in het project de verantwoordelijkheid dragen voor de implementatie van het programma. In deze evaluatie focussen we ons enkel op de organisatiestructuur van de proeftuin zelf. De studieondersteuning wordt verzorgd door studenten lerarenopleiding, sociale verpleegkunde of maatschappelijk werk 2 en dit in het kader van hun stage. Elke student neemt één periode van drie maanden voor zijn of haar rekening. De studenten zijn daarmee de uitvoerders van het project (2.1). De ankerfiguren zijn beroepskrachten die behoren tot het team van t Scharnier. Zij hebben een ondersteunende en begeleidende functie en dit zowel naar de gezinnen als de studenten toe. Zij zijn verantwoordelijk voor de contacten tussen t Scharnier en de gezinnen en zorgen eveneens voor de coaching van de studenten door middel van de terugkommomenten en een afsluitende evaluatie in overleg met de docenten van de hogescholen (2.2). De scholen, CLB s en zorgcoördinatoren (2.3) zorgen voor de eerste screening van mogelijke leerlingen en hun gezinnen (de aanmeldingsfase) en garanderen in samenspraak met t Scharnier de opvolging van de leerling en zijn gezin na de studieondersteuning (de nazorgfase). Tijdens de studieondersteuning komt de school verder niet actief in beeld, tenzij t Scharnier hiertoe initiatief neemt. De contacten tussen de school en t Scharnier lopen via de brugfiguur. In praktijk is deze brugfiguur ook projectverantwoordelijke. Het project en het team worden op hun beurt opgevolgd en bijgestuurd door de stuurgroep enerzijds en anderzijds meer intensief door de voorzitter van de stuurgroep en de deskundige ondersteuner van het LOP. De stuurgroep komt enkele keren per jaar samen om beleidsbeslissingen te nemen en inhoudelijke zaken te bespreken. De voorzitter en deskundige ondersteuner maken deel uit van het uitgebreide team dat zich vooral buigt over de dagelijkse werking van het project. Verder is de voorzitter aanwezig op het overleg met de scholen en hogescholen, en is ze samen met de brugfiguur/projectverantwoordelijke verantwoordelijke voor de contacten met de financierende overheidsinstanties (Vlaamse Gemeenschap, provincie en stad). 2 De meewerkende hogescholen zijn Hogeschool West-Vlaanderen/HOWEST (lerarenopleiding en maatschappelijk werk), de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende/KHBO (de lerarenopleiding en opleiding sociale verpleegkunde), de Arteveldehogeschool Gent (lerarenopleiding) en KATHO RENO Torhout (lerarenopleiding).

22 18 Hoofdstuk 2 1. Basiskenmerken 1.1 Gratis aanbod als belangrijke troef De studieondersteuning die t Scharnier aanbiedt is gratis. Hierdoor kunnen leerlingen uit gezinnen die niet in staat zijn bijlessen of extra begeleiding te betalen, deelnemen aan een programma die extra buitenschoolse begeleiding voor hun kinderen voorziet. Hetzelfde geldt voor leerlingen uit gezinnen die niet de nodige verblijfsdocumenten bezitten om andere programma s te volgen. t Scharnier biedt daarmee een concreet antwoord op volgend signaal van de doelgroep zelf: Geef ons een laagdrempelig programma dat ons in staat stelt te tonen dat we als ouder begaan zijn met de schoolse problemen van ons kind en daar iets willen aan doen. Ook uit de gesprekken met de ouders blijkt dat het gratis aanbod geapprecieerd wordt. Allen benoemen ze dit aspect spontaan als één van de belangrijkste troeven van t Scharnier. Met een gratis aanbod kiest het project dus voor een naar de doelgroep toe financieel laagdrempelig programma design. Deze keuze impliceert ook onvermijdelijk andere programmakenmerken. Een gratis aanbod houdt immers in dat men, ofwel uitsluitend met vrijwilligers of onbetaalde krachten werkt, ofwel professionele, betaalde krachten inzet, maar voldoende financiële draagkracht bezit om als organisatie deze kosten te dragen. Ook een mix van betaalde en onbetaalde krachten is natuurlijk mogelijk. t Scharnier heeft gekozen voor een programma waarbij de studieondersteuning zelf door onbetaalde krachten gebeurt (studenten, zie verder). De professionele en betaalde krachten worden ingezet voor de omkadering, de begeleiding en ondersteuning van de gezinnen en de studenten. Om deze krachten te kunnen aanwerven en in dienst te houden, dient er om de zoveel tijd nieuwe financiering gevonden te worden. 1.2 Studieondersteuning is meer dan huiswerkbegeleiding In een goed programma design sluiten de theory of change en de daaruit voortvloeiende doelstellingen en werkwijze aan bij de analyse van het sociaal probleem. Zoals aangetoond in hoofdstuk 1 hanteert dit project een brede contextuele benadering van leerachterstand. Een sterk punt van het project is dat het hoofdmotto van het team studieondersteuning is meer dan huiswerkbegeleiding hierbij naadloos aansluit. Volgens de contextuele visie van het team zijn leerachterstand en moeilijkheden op school niet uitsluitend te wijten aan een louter individueel cognitief probleem of een gebrekkige studiemethode. Ook meer sociaal-emotionele gezinsfactoren die hieraan ten grondslag liggen worden mee verrekend (zie figuur 1.1, p. 8). De keuze voor studieondersteuning in plaats van huiswerkbegeleiding volgt hieruit. Volgens het team focust huiswerkbegeleiding zich louter op het stimuleren van de

23 Evaluatie programma design 19 cognitieve ontwikkeling. De term studieondersteuning wijst daarentegen op een bredere theory of change die ook het belang inziet impulsen te geven op sociaalemotioneel vlak. Verder gelooft het team dat men de leerachterstand van leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen pas bij de wortel aanpakt indien men erin slaagt de totale gezinscontext in beweging te brengen. Huiswerkbegeleiding aanbieden zonder rekening te houden met deze context, volstaat dan ook niet om de onderwijskansen van leerlingen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen op lange termijn te verhogen. Er is dus nood aan meer. Markey (2006, p. 40), bezieler van het project De Katrol, stelt in dat licht dat de studieondersteuning erin moet slagen een aanzet te geven tot de installatie van een onderwijscultuur in het gezin. Een gelijkaardige doelstelling vindt men ook bij t Scharnier: Het project beoogt dat binnen het gehele gezin een positievere schoolervaring en beleving tot stand komt (projecttekst, 2005, p. 15). Zelf stellen wij in dat verband graag de toepasselijke term krachtige leeromgeving voor die in de Nederlandse literatuur vaak gebruikt wordt in teksten over loopbaanontwikkeling tijdens de schooljaren. Meijers (2006, p. 36) definieert een krachtige leeromgeving als een omgeving die contextrijk is én een reflexieve dialoog mogelijk maakt over de leerervaringen. Toegepast op t Scharnier zou men dan kunnen stellen dat studieondersteuning de totstandkoming van een krachtige leeromgeving binnen het gezin beoogt. Tenslotte kan een aanzet geven tot een krachtige leeromgeving volgens het team slechts werken indien het programma vertrekt vanuit een empowermentperspectief. Dit basisuitgangspunt verklaart ook waarom het programma niet de term huiswerkbegeleiding meekreeg, maar studieondersteuning. Het begrip empowerment kreeg binnen Vlaanderen een theoretische fundering via Van Regenmortel (2002). In de projecttekst grijpt men op deze fundering ook expliciet terug. Zo omschrijft men empowerment als een proces dat individuen (en groepen) in staat stelt om invloed uit te oefenen op personen en structuren die hun leven bepalen. Dit proces wil t Scharnier via de studieondersteuning zowel bij de leerlingen als de ouders op gang brengen door hun zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde te versterken. Een fundamenteel respect voor de aanwezige gezinscontext- en cultuur vormt hiervoor de basis. Veroordelen en etiketteren zijn uit den boze. Vertrokken wordt van de gave gebieden en het psychologisch en sociaal kapitaal, dat wil zeggen de aanwezige krachten en talenten van ouders en andere gezinsleden op wie een beroep kan worden gedaan (projecttekst, 2004, p. 19) De leerling empoweren Een proces op gang brengen waarin men de leerling tracht te empoweren naar de school toe, betekent volgens het team helemaal niet dat de studieondersteuner de

24 20 Hoofdstuk 2 schoolse taken links mag laten liggen. Studieondersteuning omvat eveneens het werken aan studiemethode (leren plannen, werken met de agenda, leren samenvatten, ), het nakijken en mee helpen maken van huiswerk, alsook het voorbereiden van toetsen en examenperiodes. Anders dan bij de klassieke vorm van huiswerkbegeleiding, vormt deze opdracht echter geen doel op zich, maar is het een middel om het schoolse op een positieve manier onder de aandacht van de leerling en zijn of haar gezin te brengen. Voorwaarde hiertoe is ten eerste dat de ondersteuning op een speelse wijze gebeurt. De methodes die op school gebruikelijk zijn roepen bij deze leerlingen immers vaak weerstand op. Daarom gaat het er volgens het team om een methode te vinden om op een andere manier huiswerk te doen en zo kinderen en hun ouders te laten ervaren dat leren leuk kan zijn. Slaagt de studieondersteuner hier in, dan zal dit zo wordt verondersteld het zelfvertrouwen van de leerling en zijn gezin ten goede komen. Dit verhoogde zelfvertrouwen zal dan op zijn beurt de motivatie voor de schoolse taken verhogen en succeservaringen op school genereren, een ervaring die opnieuw het zelfvertrouwen herbevestigt enz. Daarnaast wordt ook een creatief leren beoogd. Meijers (2004, p. 211) definieert deze vorm van leren als een proces waarin de lerende op een dialogische wijze wordt uitgenodigd om aangeboden informatie te transformeren in voor de lerende betekenisvolle kennis. Voordeel van deze vorm van leren is volgens Meijers dat het gewenste gedrag geïnternaliseerd wordt en stabiel en transferabel naar andere contexten is. Hij voegt er wel aan toe dat deze vorm van leren slechts optreedt wanneer er sprake is van een krachtige leeromgeving. Deze leeromgeving inrichten en in stand houden vraagt echter veel tijd en inspanningen De ouders empoweren tot een grotere betrokkenheid op de schoolse taken Evaluatieonderzoek wijst uit dat de positieve effecten die naschoolse huiswerkbegeleidingsprogramma s genereren, vaak snel wegebben. Dit proces noemt men ook wel eens het dying-out-effect (Brandsma, 2002, p. 39). Eén van de hefbomen om dit dying-out-effect te vermijden, is volgens de literatuur het stimuleren van de ouderbetrokkenheid (Brandsma, 2002, p. 31). Dat dit project daarom kiest deze doelstelling te incorporeren in het programma, wijst op een doordacht programma design. Ook op dat vlak onderscheidt t Scharnier zich volgens het team van de klassieke huiswerkbegeleiding (projecttekst, 2005, p. 19). In analogie met de benadering t.a.v. het kind, wil t Scharnier deze ouderbetrokkenheid verhogen door hen te empoweren. Dit empoweren kan concreet inhouden dat: ouders gemotiveerd worden om de al bestaande kwaliteiten in het gezin actief te benutten; ze hierdoor het zelfvertrouwen ontwikkelen om hun rol als motivator, steun en stimulans in te vullen;

25 Evaluatie programma design 21 methodes en handvaten aangereikt krijgen om de schoolse begeleiding van hun kinderen op eigen kracht te doen. Gebeurt dit, dan zullen de ouders na de studieondersteuning beter zicht hebben op de schoolbeleving van hun kind, meer grip hebben op het schoolgebeuren en meer vertrouwd zijn met de schoolse leerstof en het schoolsysteem. Idealiter kunnen ze nu hun kind(eren) op schools vlak zelf begeleiden en weten ze hoe ze zelfstandig met de school kunnen communiceren. Hoewel het verhogen van ouderbetrokkenheid geldt als een belangrijke doelstelling binnen het programma van t Scharnier, zijn er ook enkele programmakenmerken en visies binnen het team die het belang van deze doelstelling aan kracht doen inboeten. Ten eerste vertaalt deze doelstelling zich niet in een programma dat zich ook expliciet op de ouders richt. t Scharnier denkt deze doelstelling indirect te kunnen realiseren door studieondersteuning voor de kinderen aan te bieden en het programma ook als dusdanig aan de ouders te communiceren. Indirecte veranderingen moeten bij voorkeur tot stand komen via wat Bandura (1986) modelling of voorbeeldgedrag noemt. Men gaat er dus van uit dat wanneer ouders zien dat de studieondersteuner resultaten bereikt met een bepaalde aanpak hen dit kan aanzetten dit gedrag over te nemen (Cohen, 2007, p. 13). Ook het belang van effectieve coaching van ouders wordt door het team erkend. Het coachen van ouders kan volgens hen echter enkel wanneer ze recht doet aan het empowerment-perspectief. In praktijk wordt daarbij gedacht aan het geven van positieve feedback, aan het wijzen op successen van hun kind en het contextueel kaderen van de schoolproblemen van hun kind. Een ankerfiguur geeft hiervan een voorbeeld: Als ouders ontdekken dat andere ouders met dezelfde opvoedingsproblemen kampen, dan geeft dat besef rust en herkenning. Wij proberen hen dus het gevoel te geven dat ze er niet alleen voor staan en bekijken vervolgens met hen samen hoe we dat probleem kunnen aanpakken. Actief en direct ingrijpen in de opvoedingskeuzes van ouders moet volgens het team echter vermeden worden. Dergelijk ingrijpen verbergt immers vaak een stigmatiserende en etiketterende houding en staat ook haaks op het empowerment-perspectief. Ten tweede is volgens het team het stimuleren van ouderbetrokkenheid niet in alle situaties even vruchtbaar. Bij studieondersteuning van jongeren uit de eerste jaren van het secundair onderwijs, vindt het team niet het stimuleren van ouderbetrokkenheid, maar de jongere leren zelfstandig werken de prioriteit van de studieondersteuner. Ouders die te dicht op de huid van hun kind zitten, moeten in dat licht eerder afgeremd dan gestimuleerd worden tot ouderbetrokkenheid. Vraag is echter of ouderbetrokkenheid en het zelfstandiger worden van de jongere elkaar hoeven tegen te spreken. Aan de ene kant bevestigen onderzoekers

Link met het secundair onderwijs

Link met het secundair onderwijs Link met het secundair onderwijs 1. Instroomprojecten 'Tutoraat' en 'Klimop' De moeizame doorstroom in het secundair onderwijs en de instroom naar het hoger onderwijs van kansarme en allochtone jongeren

Nadere informatie

De plaats van de keuzestage in de opleiding

De plaats van de keuzestage in de opleiding De plaats van de keuzestage in de opleiding Deze keuzestage is de derde van vier stages die onze studenten in de laatste fase van hun opleiding moeten doorlopen. In de strikte zin van de opleiding tot

Nadere informatie

TUTORING: EEN LEERSCHOOL IN DIVERSITEIT

TUTORING: EEN LEERSCHOOL IN DIVERSITEIT TUTORING: EEN LEERSCHOOL IN DIVERSITEIT Evelien Goethals (Arteveldehogeschool, bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs) & Mariska Storm (Kompanjon vzw) Tutoring : een leerschool in diversiteit Inleiding

Nadere informatie

A0326 A0327 A0328 Acties binnen de vereniging SPOOR FOBVBP01

A0326 A0327 A0328 Acties binnen de vereniging SPOOR FOBVBP01 A0326 A0327 A0328 Acties binnen de vereniging SPOOR FOBVBP01 VOORAF: de vereniging SPOOR De vereniging SPOOR staat voor Samenwerking rond Preventie in het kader van Opvoeding en Onderwijs Regio Brugge

Nadere informatie

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming 1. Referentie Referentie Janssen, R., Rymenans R. (2009). Beginsituatie van leerlingen in het eerste leerjaar B van het secundair onderwijs (OBPWO 06.00). Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk

Nadere informatie

Om de school te helpen bij het voeren van een zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid

Om de school te helpen bij het voeren van een zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid Een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid Leidraad bij het stappenplan Sinds 1 september 2012 is elke school verplicht een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid te voeren. Dit

Nadere informatie

Huis Sofia 22 november 2011

Huis Sofia 22 november 2011 Huis Sofia 22 november 2011 Overzicht presentatie Antwerpen in cijfers OCMW Antwerpen in cijfers Studenten in Antwerpen Strategische visie en doelstelling Visie en uitgangspunten Wie woont er? Wat betekent

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven 1. Referentie Referentie Duqué, H. (1998). Zittenblijven en schoolse vertraging in het Vlaams onderwijs. Een kwantitatieve analyse 1996-1997. Onuitgegeven onderzoeksrapport, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan.

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan. Tweede adviesnota van het STEM-PLATFORM aan de stuurgroep donderdag, 12 december 2013 Brussel, Koning Albert II - Laan Pagina 1 Beoordelingskader voor de subsidiëring van initiatieven ter ondersteuning

Nadere informatie

2013-2017. Huiswerkbeleid

2013-2017. Huiswerkbeleid 01-017 Huiswerkbeleid Inhoudsopgave Beschrijving doelgroep Visie op onderwijs Basisvisie Leerinhouden/Activiteiten De voor- en nadelen van het geven van huiswerk Voordelen Nadelen Richtlijnen voor het

Nadere informatie

Onderzoeksfiche e00032.pdf. 1. Referentie

Onderzoeksfiche e00032.pdf. 1. Referentie 1. Referentie Referentie Verhoeven, J.C., Stassen, K., Devos, G. & Warmoes, V. (2003). Ouders op school en thuis. Onderwijskundig onderzoek in opdracht van de Vlaamse Minister van onderwijs en vorming.

Nadere informatie

Gelijke onderwijskansen in het gewoon basisonderwijs

Gelijke onderwijskansen in het gewoon basisonderwijs Gelijke onderwijskansen in het gewoon basisonderwijs Vlaams Parlement, 37-A (2017-2018) Nr. 1 Uiteenzetting in de Commissie voor Onderwijs 12 oktober 2017 1 Situering van GOK-beleid Decreet van 28 juni

Nadere informatie

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Deze lijst is het onderzoekresultaat van een PWO-traject binnen de lerarenopleidingen van de KAHO Sint-Lieven,

Nadere informatie

Het inschrijvingsrecht in een notendop

Het inschrijvingsrecht in een notendop COC Trierstraat 33 1040 Brussel Het inschrijvingsrecht in een notendop Dat alle leerlingen op school gelijke kansen moeten krijgen, is onbetwistbaar. Het Gelijke Onderwijskansendecreet(GOK-decreet) wil

Nadere informatie

Ontwerptekst huiswerkondersteuning Basisonderwijs Sociaal Huis Duffel. Inleiding:

Ontwerptekst huiswerkondersteuning Basisonderwijs Sociaal Huis Duffel. Inleiding: Ontwerptekst huiswerkondersteuning Basisonderwijs Sociaal Huis Duffel Inleiding: Onderwijs is een zeer belangrijke hefboom in de algemene ontwikkeling van kinderen met het oog op de algemene integratie

Nadere informatie

Doorstroming en oriëntering

Doorstroming en oriëntering Doorstroming en oriëntering Wat? De school wil aan alle leerlingen de kans bieden op een succesvolle loopbaan. Succesvol zijn in het onderwijs betekent dat de leerling, bij voorkeur op de leeftijd van

Nadere informatie

Ja, leraren kunnen kansarmoede aanpakken in hun klas

Ja, leraren kunnen kansarmoede aanpakken in hun klas Ja, leraren kunnen kansarmoede aanpakken in hun klas Leraren voelen zich vaak machteloos tegenover kinderarmoede. Toch kunnen ze het leren en leven van kinderen in armoede duurzaam verbeteren: door hun

Nadere informatie

De school als hefboom om maatschappelijke kwetsbaarheid te verminderen

De school als hefboom om maatschappelijke kwetsbaarheid te verminderen De school als hefboom om maatschappelijke kwetsbaarheid te verminderen Nicole Vettenburg Majong vzw/ UGent Antwerpen Rode kruis Vlaanderen 17 mei 2018 Brug tussen school en thuis Nicole.Vettenburg@welwijs.be

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Doelen. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek 2/09/2015. M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten

Doelen. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek. 1. Het onderzoek 2/09/2015. M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek 2014-2015 Projectteam: Mieke Meirsschaut, Frank Monsecour, Sarah Verslijcke Cofinanciering: scholengemeenschap

Nadere informatie

Lokaal jeugdbeleid en maatschappelijk kwetsbaren

Lokaal jeugdbeleid en maatschappelijk kwetsbaren Lokaal jeugdbeleid en maatschappelijk kwetsbaren Inleiding voor lokale beleidsverantwoordelijken Brussel, 1 april 2010 maatschappelijk kwetsbaar? Onderzoek Lode Walgrave en Nicole Vettenburg (KU Leuven)

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Bedrijfsvoering Dienst Communicatie

Bedrijfsvoering Dienst Communicatie Bedrijfsvoering Dienst Communicatie PERSBERICHT 20/04/2016 16/0231 Het brugfigurenproject verhoogt ouderbetrokkenheid in het secundair: eerste resultaten na één jaar werking Stad Gent startte in februari

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89 Inhoud Inleiding 9 1 Zelfsturend leren 13 1.1 Zelfsturing 13 1.2 Leren 16 1.3 Leeractiviteiten 19 1.4 Sturingsactiviteiten 22 1.5 Aspecten van zelfsturing 25 1.6 Leerproces vastleggen 30 2 Oriëntatie op

Nadere informatie

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dockx J., De Fraine B., & Stevens E. DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Nadere informatie

[Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid

[Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid [Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid Het bevorderen van zelfredzaamheid en volwaardig meedoen in de stad zijn de hoofddoelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Elke

Nadere informatie

OPVOEDINGSPROJECT DE LINDE

OPVOEDINGSPROJECT DE LINDE OPVOEDINGSPROJECT DE LINDE DOELSTELLING De Linde is een school voor buitengewoon lager onderwijs. Onze doelstelling kadert volledig binnen de algemene doelstelling van de Vlaamse Overheid met betrekking

Nadere informatie

GOK in het Antwerpse basisonderwijs

GOK in het Antwerpse basisonderwijs GOK in het Antwerpse basisonderwijs Telling 1 februari 2011 Sara Vertommen Datum: april 2012 Verantwoordelijke uitgever:studiedienst Stadsobservatie Inleiding 3 Hoofdstuk 1: algemene analyses op de GOK-tellingen

Nadere informatie

Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018

Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018 Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018 Machteld.Vandecandelaere@kuleuven.be Centrum voor Onderwijseffectiviteit en Evaluatie KU Leuven Onderzoek Flexibele leerwegen Centrum

Nadere informatie

Huiswerk, thuismilieu en het Gelijke Onderwijskansenbeleid. Emilie Franck

Huiswerk, thuismilieu en het Gelijke Onderwijskansenbeleid. Emilie Franck Huiswerk, thuismilieu en het Gelijke Onderwijskansenbeleid Emilie Franck Ongelijkheid in Vlaanderen (1) Ongelijkheid in Vlaanderen is groot Zowel in basisonderwijs (SIBO, TIMSS) als secundair onderwijs

Nadere informatie

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap STEM Visietekst van het GO! 28 november 2016 onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 2 Samenvatting In de beleidsnota 2014-2019 stelt Vlaams minister van Onderwijs de ambitie om leerlingen warmer te maken

Nadere informatie

Samenwerking. Betrokkenheid

Samenwerking. Betrokkenheid De Missie Het Spectrum is een openbare school met een onderwijsaanbod van hoge kwaliteit. We bieden het kind betekenisvol onderwijs in een veilige omgeving. In een samenwerking tussen kind, ouders en school

Nadere informatie

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6) Online welbevindenvragenlijst met 28 stellingen Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6) - Leerlingen een stem geven bij de doorlichtingen en kwaliteitsbeleid - Zicht

Nadere informatie

Een leerling heeft niet langer een probleem, wel een oplossing Een eerste kennismaking voor CLB-medewerkers en leerlingenbegeleiders

Een leerling heeft niet langer een probleem, wel een oplossing Een eerste kennismaking voor CLB-medewerkers en leerlingenbegeleiders Het gemotiveerd verslag Een leerling heeft niet langer een probleem, wel een oplossing Een eerste kennismaking voor CLB-medewerkers en leerlingenbegeleiders Het gemotiveerd verslag 2 3 Een gemotiveerd

Nadere informatie

Naam van de schoolexterne interventie: Arktos HERGO

Naam van de schoolexterne interventie: Arktos HERGO Naam van de schoolexterne : Arktos HERGO 1. Inhoud vd schoolexterne Algemeen kader 1 : Ontstaansgeschiedenis 2 Visie Een HERGO is een groepsoverleg waarin alle partijen betrokken bij een incident, samen

Nadere informatie

Jenaplanschool De Kleurdoos

Jenaplanschool De Kleurdoos Jenaplanschool De Kleurdoos Zorgbeleid op school Binnen de school speelt het leren zich op verschillende niveaus af. Niet alleen de kinderen in de stamgroep, maar ook de individuele leerkracht wordt gestimuleerd

Nadere informatie

Een lerarenopleiding en studenten in kansarmoede: de krachten gebundeld! Ann Van Hooste en Liesbeth Spanjers UC Leuven Groep Lerarenopleiding

Een lerarenopleiding en studenten in kansarmoede: de krachten gebundeld! Ann Van Hooste en Liesbeth Spanjers UC Leuven Groep Lerarenopleiding Een lerarenopleiding en studenten in kansarmoede: de krachten gebundeld! Ann Van Hooste en Liesbeth Spanjers UC Leuven Groep Lerarenopleiding Een student in kansarmoede vertelt Het was heel fijn om deel

Nadere informatie

Handboek diagnostiek in de leerlingenbegeleiding: Kind en

Handboek diagnostiek in de leerlingenbegeleiding: Kind en Handboek diagnostiek in de leerlingenbegeleiding: Kind en context Recensie door Lien PLASSCHAERT 1 1 VERSCHUEREN, K. EN KOOMEN, H. Handboek diagnostiek in de leerlingenbegeleiding: Kind en context Uitgeverij

Nadere informatie

zorgvisie Heilige familie Lagere school

zorgvisie Heilige familie Lagere school zorgvisie Heilige familie Lagere school 1) Inleiding Onze school- en zorgvisie staat gesymboliseerd in ons schoollogo en in onze slogan sterk onderwijs, warme sfeer! : Ieder kind is van harte welkom in

Nadere informatie

De evaluatie en rapportage

De evaluatie en rapportage De evaluatie en rapportage 1. De evaluatie 1.1 De beeldvorming 1.2 De evaluatiemiddelen 1.3 De externe instanties 1.4 De rapportage 2. Het rapport 1. De evaluatie Om al onze kinderen zo optimaal mogelijk

Nadere informatie

De Katrol wordt in 2002 opgericht in Oostende België

De Katrol wordt in 2002 opgericht in Oostende België De Katrol wordt in 2002 opgericht in Oostende België Visie en missie - kansarme kinderen kansrijker maken - Activeren van de zelfredzaamheid van de ouders - Toekomstige hulpverleners en leerkrachten de

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

HET GOK-DECREET HET EXTRA ONDERSTEUNINGSAANBOD

HET GOK-DECREET HET EXTRA ONDERSTEUNINGSAANBOD HET GOK-DECREET HET EXTRA ONDERSTEUNINGSAANBOD 14/11/2008 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING...3 2. VAN DE DERDE GOK-CYCLUS NAAR EEN NIEUW FINANCIERINGSSYSTEEM...5 3. DE DERDE GOK-CYCLUS...6 3.1 DE 5 GOK-INDICATOREN...6

Nadere informatie

Voorwoord. Willy Kimpen directeur

Voorwoord. Willy Kimpen directeur Voorwoord Het is de opdracht van elke school om de hen toevertrouwde leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden in hun ontwikkeling. Onze basisschool De Zevensprong heeft hiervan een prioriteit gemaakt

Nadere informatie

Maatschappelijke kwetsbaarheid op school

Maatschappelijke kwetsbaarheid op school Maatschappelijke kwetsbaarheid op school Nicole Vettenburg Majong vzw/ UGent Studie(voormiddag) Welwijs Schaarbeek, 6 oktober 2009 Inhoud Kwetsbaarheid op school Wat is maatschappelijke kwetsbaarheid?

Nadere informatie

Kansarme moeders en de eerste voedingskeuze voor hun kind. Rudy De Cock, Hannie Serlet en Sofie Mestdagh

Kansarme moeders en de eerste voedingskeuze voor hun kind. Rudy De Cock, Hannie Serlet en Sofie Mestdagh Kansarme moeders en de eerste voedingskeuze voor hun kind Rudy De Cock, Hannie Serlet en Sofie Mestdagh Opbouw workshop Schets van het project Aanleiding Doelgroep Doelstellingen Fasen Fase 1: vooronderzoek

Nadere informatie

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron: www.un.org

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron: www.un.org of fout 1. In Afrika bezuiden de Sahara is het aantal personen in extreme armoede gestegen tussen 1990 en 2010. 290 miljoen in 1990, 414 miljoen in 2010. 2. Tussen 2000 en 2011 is het aantal niet-schoolgaande

Nadere informatie

Schoolcode voor Mol. Elk kind heeft recht op onderwijs. Ondanks de vele inspanningen blijft de kloof tussen de school en kansarme gezinnen groot.

Schoolcode voor Mol. Elk kind heeft recht op onderwijs. Ondanks de vele inspanningen blijft de kloof tussen de school en kansarme gezinnen groot. Schoolcode voor Mol Voorwoord Elk kind heeft recht op onderwijs. Ondanks de vele inspanningen blijft de kloof tussen de school en kansarme gezinnen groot. OCMW Mol tracht de belangen van zijn cliënten

Nadere informatie

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Integratie - Populariteit (sociale ontwikkeling) heeft

Nadere informatie

STERKE SCHAKELS. Samen werken aan functionele taalvaardigheid. Probleemstelling STERKE SCHAKELS 1

STERKE SCHAKELS. Samen werken aan functionele taalvaardigheid. Probleemstelling STERKE SCHAKELS 1 STERKE SCHAKELS Samen werken aan functionele taalvaardigheid Probleemstelling Jongeren in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) en het beroepssecundair onderwijs (BSO) stromen vaak uit zonder

Nadere informatie

Hoe beleven ECM ouders de doorverwijzing van hun kind naar het buitengewoon onderwijs?

Hoe beleven ECM ouders de doorverwijzing van hun kind naar het buitengewoon onderwijs? Hoe beleven ECM ouders de doorverwijzing van hun kind naar het buitengewoon onderwijs? www.steunpuntssl.be Anneloes Vandenbroucke & Laura Vanclooster Obv masterproef Laura Vanclooster Methode: Literatuurstudie

Nadere informatie

Wat denken je medestudenten? Op welke punten verschilt jullie aanpak? Hoe komt dit denk je? Wat vind jij belangrijk als het gaat over verwachtingen

Wat denken je medestudenten? Op welke punten verschilt jullie aanpak? Hoe komt dit denk je? Wat vind jij belangrijk als het gaat over verwachtingen 1 2 3 4 Wat denken je medestudenten? Op welke punten verschilt jullie aanpak? Hoe komt dit denk je? Wat vind jij belangrijk als het gaat over verwachtingen tavindividuele kleuters? Waarom vind je dit belangrijk?

Nadere informatie

Verantwoording 1.1 Keuze van de titel

Verantwoording 1.1 Keuze van de titel 1 13 Verantwoording 1.1 Keuze van de titel Voor je ligt het handboek Training sociale vaardigheden. Dit boek is geschreven voor iedereen die te maken heeft met kinderen tussen de tien en vijftien jaar

Nadere informatie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Welke uitdagingen liggen er? De kwaliteit van de overgang tussen thuis, kinderopvang en kleuterschool is cruciaal voor jonge kinderen. Onderzoek

Nadere informatie

Fiche 4: Hoe verhoog je je interculturele competentie?

Fiche 4: Hoe verhoog je je interculturele competentie? Fiche 4: Hoe verhoog je je interculturele competentie? In deze fiche vind je instrumenten om de interculturele competenties van personeelsleden op te bouwen en te vergroten zodat het diversiteitsbeleid

Nadere informatie

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen Doelgroep Methodiek Thema s 11 ouders van jongeren in secundaire scholen (2014) Waarderende benadering Ouderbetrokkenheid- Communicatie Ondersteuning

Nadere informatie

in onze school is elk kind een ster!

in onze school is elk kind een ster! 2 Kom er bij en zoek het niet te ver, in onze school is elk kind een ster! Een kort fragment uit ons schoollied dat perfect weergeeft waar wij met onze school willen voor staan. Een school die elk kind

Nadere informatie

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van het Provinciaal CLB te Antwerpen.

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van het Provinciaal CLB te Antwerpen. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL doorlichtingssecretariaat@ond.vlaanderen.be www.onderwijsinspectie.be Verslag

Nadere informatie

Vademecum Diversiteitsstages KU Leuven 2013-2014

Vademecum Diversiteitsstages KU Leuven 2013-2014 Vademecum Diversiteitsstages KU Leuven 2013-2014 Hieronder volgt een overzicht van de plaatsen waar je een diversiteitsstage kunt lopen. Belangrijk: voor de opgesomde stages dien je je zelf in te schrijven

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming Aan de basis van de keuze van de indicatoren ligt een visie op een wenselijke toekomst voor een groot- of centrumstad. Die visie beschrijft over de verschillende domeinen

Nadere informatie

Nieuwsbrief. Interactieve werkvormen in de klaspraktijk. Onderzoeksresultaten en tips voor de praktijk

Nieuwsbrief. Interactieve werkvormen in de klaspraktijk. Onderzoeksresultaten en tips voor de praktijk Interactieve werkvormen in de klaspraktijk Onderzoeksresultaten en tips voor de praktijk Lia Blaton, medewerker Onderzoek naar onderwijspraktijk In het kader van de opdracht van het Steunpunt Gelijke Onderwijskansen

Nadere informatie

Pedagogisch ondersteuningsaanbod op maat voor 20 kleuterscholen in 2012-2013

Pedagogisch ondersteuningsaanbod op maat voor 20 kleuterscholen in 2012-2013 PROJECTOPROEP Hoe omgaan met kinderarmoede op school? Toerusten van leerkrachten in het kleuteronderwijs om beter steun te verlenen aan kansarme kinderen Diego Cervo Pedagogisch ondersteuningsaanbod op

Nadere informatie

een dvd van Buurtwerk t Lampeke over het effect van huiswerk op gezinnen in kansarmoede

een dvd van Buurtwerk t Lampeke over het effect van huiswerk op gezinnen in kansarmoede Huiswerkklasse een dvd van Buurtwerk t Lampeke over het effect van huiswerk op gezinnen in kansarmoede In gesprek met Maureen Tomczak, onderwijsverantwoordelijke van kinderwerking Fabota, deelwerking Buurtwerk

Nadere informatie

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 1 2 Inhoud info-avond 1. Hervorming secundair onderwijs 2. Huidige structuur secundair onderwijs 3. Hoe kiezen? 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 4. Inschrijven 5. Waar vind ik verdere informatie?

Nadere informatie

Doelen. 1. Het onderzoek 2/09/2015. M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten

Doelen. 1. Het onderzoek 2/09/2015. M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten M-decreet: motiveren tot kwaliteitsvolle leertrajecten Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek 2014-2015 Projectteam: Mieke Meirsschaut, Frank Monsecour, Sarah Verslijcke Cofinanciering: scholengemeenschap

Nadere informatie

Communicatie: Instituut Maris Stella, Borgerhout

Communicatie: Instituut Maris Stella, Borgerhout Communicatie: Instituut Maris Stella, Borgerhout IMS in Borgerhout telt 620 leerlingen waarvan een groot aantal SES-leerlingen zijn. Niet al deze SES-leerlingen hebben het financieel moeilijk. Soms gaat

Nadere informatie

ADVIES. Algemene Raad. 25 september 2008 AR/PCA/ADV/002

ADVIES. Algemene Raad. 25 september 2008 AR/PCA/ADV/002 ADVIES Algemene Raad 25 september 2008 AR/PCA/ADV/002 Advies over het voorontwerp van decreet houdende de toelatingsvoorwaarden tot het gewoon lager onderwijs en de engagementsverklaring tussen school

Nadere informatie

Ouderbetrokkenheid en de Gentse Brugfiguren

Ouderbetrokkenheid en de Gentse Brugfiguren Ouderbetrokkenheid en de Gentse Brugfiguren Anita Schnieders Mieke Blancke Nathalie Van Wassenhove Gent - Groningen 4-06-2010 Gentse Brugfiguren en ouderbetrokkenheid 2 1 Agenda Ouderbetrokkenheid: hardnekkig

Nadere informatie

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Voorwoord Geert Goeyvaerts, Marietta Haffner, Kristof Heylen, Katleen Van den Broeck, Frank Vastmans (coördinator) en Sien Winters Promotor: Erik Buyst Onderzoek

Nadere informatie

Samenwerken over sectoren heen

Samenwerken over sectoren heen Samenwerken over sectoren heen Inhoud In deze workshop wordt de betekenis en de meerwaarde van samenwerken tussen verschillende organisaties uitgewerkt. We schetsen hoe zo n samenwerking kan evolueren,

Nadere informatie

Actieplan LOP Gent Basisonderwijs

Actieplan LOP Gent Basisonderwijs Actieplan LOP Gent Basisonderwijs Periode 2011/2012 2012/2013 1) Inleiding Aan de hand van dit actieplan wil het LOP Gent Basisonderwijs zijn toekomstige doelstellingen helder formuleren en verantwoording

Nadere informatie

25 Integratie OCMWgemeente: aan vertrouwen en een sterker beleid

25 Integratie OCMWgemeente: aan vertrouwen en een sterker beleid 25 Integratie OCMWgemeente: bouwen aan vertrouwen en een sterker beleid Ellen Dierckx Coördinator dienstencentrum tewerkstelling den travoo OCMW Balen Achtergrond Aanleiding: KHK-onderzoek 2007 leefomstandigheden

Nadere informatie

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management 1 Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische

Nadere informatie

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H.

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Knipprath T Value added of primary schools with high proportions of minority

Nadere informatie

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Loopbaanoriëntatie -begeleiding Ik, leren en werken Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Loopbaanlogboek voor fase 2 Voorbereiding Colofon Auteur: Edu Actief b.v. Redactie: Edu Actief b.v. Vormgeving: Edu Actief b.v. Illustraties: Edu

Nadere informatie

SAMEN TOT AAN DE MEET: Vormingsmoment

SAMEN TOT AAN DE MEET: Vormingsmoment SAMEN TOT AAN DE MEET: Vormingsmoment Individueel reflectiemoment - Hoeveel leerlingen met schoolse vertraging heb ik in mijn klas? - Wie zijn dat? - Hoeveel keer zijn ze blijven zitten? - Wat is de reden

Nadere informatie

Informatie voor vertegenwoordigers van ouders uit het vrij onderwijs in het lokaal overlegplatform

Informatie voor vertegenwoordigers van ouders uit het vrij onderwijs in het lokaal overlegplatform Informatie voor vertegenwoordigers van ouders uit het vrij onderwijs in het lokaal overlegplatform Het Gelijke Onderwijskansendecreet De focus van het decreet ligt op kinderen en jongeren uit kansarme

Nadere informatie

Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving

Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving De Cocon 25/11/2016 Veerle Stroobants Het is belangrijk te luisteren naar de strijd die gezinnen in armoede voeren.

Nadere informatie

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands Proefschrift Marieke Heers (gepromoveerd 3 oktober in Maastricht; promotoren prof.dr. W.N.J. Groot en prof.dr. H. Maassen van den Brink)

Nadere informatie

Voorwaarden voor het secundair onderwijs

Voorwaarden voor het secundair onderwijs studie beurs Koken kost geld. En studeren ook. Een studiebeurs kan helpen. Velen laten die kans liggen. Misschien is het toch de moeite om een aanvraag in te dienen. De reglementering voor het hoger onderwijs

Nadere informatie

PROTOCOLLEN. Stappenplan t.a.v. doubleren Bij de besluitvorming over een doublure worden de volgende stappen genomen:

PROTOCOLLEN. Stappenplan t.a.v. doubleren Bij de besluitvorming over een doublure worden de volgende stappen genomen: Doel van dit protocol Kan een kind overgaan naar een volgende groep of blijft het zitten? Met dit protocol willen we ouders informeren hoe wij als school omgaan met de beslissing om een leerling al dan

Nadere informatie

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van

Nadere informatie

GEREEDSCHAPSKIST. voor beter samenwerken met ouders

GEREEDSCHAPSKIST. voor beter samenwerken met ouders GEREEDSCHAPSKIST voor beter samenwerken met ouders Een voortgangsgesprek met ouders in het basisonderwijs Mariëtte Lusse, Hogeschool Rotterdam,oktober 2016 Voortgangsgesprekken zijn meer dan de traditionele

Nadere informatie

Meertaligheid in een monoculturele schoolcontext Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen

Meertaligheid in een monoculturele schoolcontext Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen Meertaligheid in een monoculturele schoolcontext Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen Loes Vandenbroucke & Noël Clycq Oprit 14 onderzoek Doel: Verklaren van (problematische) schoolloopbanen

Nadere informatie

Buitengewoon onderwijs - Bijkomende of gespecialiseerde opleidingen voor leerkrachten

Buitengewoon onderwijs - Bijkomende of gespecialiseerde opleidingen voor leerkrachten SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 163 van KATHLEEN HELSEN datum: 21 januari 2016 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Buitengewoon onderwijs - Bijkomende

Nadere informatie

HET GOK-DECREET DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS

HET GOK-DECREET DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS HET GOK-DECREET DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS 14/11/2008 INHOUDSOPGAVE INLEIDING...3 1. MET WELKE BEDOELING WERDEN DE LOP S OPGERICHT?...4 2. TAKEN VAN HET LOKAAL OVERLEGPLATFORM...4 3. DE LOP-DESKUNDIGE...5

Nadere informatie

Onderwijs SAMENVATTING

Onderwijs SAMENVATTING Onderwijs SAMENVATTING 88.343 leerlingen basis- en secundair onderwijs schooljaar 2016-2017 In verhouding meer leerlingen TSO (bijna 1 op 4 van de lln. SO) en BSO (1 op 5) dan Vlaanderen 17.820 studenten

Nadere informatie

PIJLERS VOOR VEILIGHEID

PIJLERS VOOR VEILIGHEID PIJLERS VOOR VEILIGHEID Een definitieve oplossing voor veiligheid op school is er niet. Wel is duidelijk dat er een nauwe samenhang is met het soort onderwijs dat een school biedt, de gemeenschap die zij

Nadere informatie

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot 2009 G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon T lager onderwijs tot 2009 Auteurs:

Nadere informatie

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT < verwijder geen elementen boven deze lijn; ze bevatten sjabloon-instellingen - deze lijn wordt niet afgedrukt > Deze woordenlijst

Nadere informatie

GIBO HEIDE. pedagogisch project

GIBO HEIDE. pedagogisch project GIBO HEIDE pedagogisch project gemeenteraadsbesluit van 26 mei 2015 Het pedagogisch project is de vertaling van de visie van directie en leerkrachten die betrekking heeft op alle aspecten van het onderwijs

Nadere informatie

3 De eerste graad van het secundair onderwijs

3 De eerste graad van het secundair onderwijs 3 De eerste graad van het secundair onderwijs 3.1 Situering De startende leerlingen in het secundair onderwijs verschillen sterk van interesses, talenten en mogelijkheden. Bovendien bevinden ze zich in

Nadere informatie

Project Wegwijzer: planning 22 december 2017

Project Wegwijzer: planning 22 december 2017 Wegwijzer: Algemeen overzicht WEGWIJZER - Strategische doelstelling 1: Professionaliseren en uitdragen van het project Wegwijzer naar de burgers en naar het beleid Operationele doelstelling 1.1 Professionaliseren

Nadere informatie

Allochtone ex-biculturele leerlingen, zelfs kansarmen, slagen te Brussel op school even goed als de leerlingen in Vlaanderen!

Allochtone ex-biculturele leerlingen, zelfs kansarmen, slagen te Brussel op school even goed als de leerlingen in Vlaanderen! Allochtone ex-biculturele leerlingen, zelfs kansarmen, slagen te Brussel op school even goed als de leerlingen in Vlaanderen! Wat we hier schrijven is gebaseerd op heel goed cijfermateriaal; niet op theorieën

Nadere informatie

V R A G E N K A A R T THEMA: ONDERWIJS

V R A G E N K A A R T THEMA: ONDERWIJS V R A G E N K A A R T? THEMA: ONDERWIJS THEMA: ONDERWIJS? Vragenkaart: waar staan we nu? Bepaal een score tussen 1 en 9, waarbij 1 staat voor we hebben nauwelijks samenwerking rond het thema onderwijs

Nadere informatie

[Geef tekst op] [CIJFERS]

[Geef tekst op] [CIJFERS] [Geef tekst op] [CIJFERS] 1. Gezinnen algemeen Bij de Katrol en t Scharnier wordt er gesproken over opgestarte trajecten. Per traject wordt één student toegewezen. Dit traject is een periode waarin de

Nadere informatie

Naam van de schoolexterne interventie: Lange Time Out Halle, Groep Intro

Naam van de schoolexterne interventie: Lange Time Out Halle, Groep Intro Naam van de schoolexterne : Lange Time Out Halle, Groep Intro 1. Inhoud vd schoolexterne Algemeen kader 1 : Ontstaansgeschiedenis 2 Visie Belangrijke uitgangspunten Doelstelling(en) Doelgroep(en) 3 Duur

Nadere informatie