Les 6.1. Kunst te koop

Transcriptie

1 Les 6.1 Kunst te koop

2

3 het antiek Voorwerpen die antiek zijn, zijn meer dan honderd jaar oud en veel geld waard. Er zijn antieke tafels, stoelen, beelden, schilderijen, landkaarten en nog veel meer.

4 de antiekveiling De antiekveiling is een samenstelling van antiek en veiling. Op een antiekveiling kun je antiek kopen. In een winkel betaal je een vaste prijs voor iets. Op een veiling worden de spullen verkocht aan diegene die er het meest voor betaalt.

5 de versiering Op de antiekveiling worden deze stoelen geveild. Ze hebben een prachtige versiering van houtsnijwerk. Versiering = zelfstandig naamwoord Versieren = werkwoord

6 de archeologie Iemand die archeologie studeert, wil veel weten over vroeger. Een oude pot die wordt gevonden in de grond is interessant voor een archeoloog.

7 de beeldhouwer Dit beeld is gemaakt van steen. Het is met een beitel gehouwen door een kunstenaar. Deze kunstenaar noem je een beeldhouwer. Beeldhouwer = zelfstandig naamwoord Beeldhouwen = werkwoord

8 Als je iets op een veiling wilt kopen, kun je van tevoren naar de bezichtiging gaan. Daar kun je de spullen die geveild worden goed bekijken. Je kunt ze bezichtigen. de bezichtiging bezichtigen Bezichtiging = zelfstandig naamwoord Bezichtigen = werkwoord

9 de aquarel Een aquarel is een schilderij, geschilderd met waterverf.

10 de bewonderaar Deze twee mensen vinden het schilderij heel mooi, ze bewonderen het. Zij zijn bewonderaars van het schilderij en van de kunstenaar. Bewonderaar = zelfstandig naamwoord Bewonderen = werkwoord

11 het antiek de aquarel de archeologie de antiekveiling de beeldhouwer de bewonderaar bezichtigen de bezichtiging de versiering

12

13 Les 6.2 De drukkerij

14

15 de maatschappij De maatschappij zijn alle mensen samen en hoe ze met elkaar leven, met hun regels en afspraken.

16 van belang Voor de maatschappij is het van belang, is het belangrijk, dat er regels en afspraken zijn. Het is bijvoorbeeld van belang dat mensen op tijd op hun werk komen.

17 de arbeid Voor de maatschappij is het van belang dat er mensen zijn die werken, die arbeid verrichten.

18 de arbeidskracht Mensen die werken worden ook wel arbeidskrachten genoemd.

19 het arbeidsloon Met zijn werk verdient de arbeidskracht geld. Dat geld heet het arbeidsloon.

20 van alles In de drukkerij wordt van alles gedrukt. Ze drukken er folders, boekjes, tijdschriften, geboortekaartjes en briefpapier. Ze drukken allerlei verschillende dingen, ze drukken van alles.

21 de betaling De arbeidskrachten hebben van hun werkgever een envelop met geld gekregen. Dat is een cadeau omdat de drukkerij 100 jaar bestaat. Daarom krijgen de arbeidskrachten een extra betaling, extra geld.

22 Ze kunnen het geld goed gebruiken. Het geld komt van pas. van pas komen

23 de banketbakker Omdat het feest is, heeft de werkgever taart besteld. De banketbakker komt de taart brengen. Dat is een bakker die taarten en koekjes bakt.

24 de maatschappij van belang van alles van pas komen de arbeid de arbeidskracht het arbeidsloon de banketbakker de betaling

25

26 Les 6.3 De oude zeeman

27

28 Het huis bestaat uit twee delen: het benedenhuis en het bovenhuis Het benedenhuis is een huis met alle kamers beneden. Het bovenhuis is een huis met alle kamers boven.

29 De deur is opengebroken! Er is iemand het huis ingeslopen. Binnendringen mag niet! Binnendringen is zonder toestemming zomaar iemands huis binnengaan.

30 In het benedenhuis woont een oude zeeman. Binnenshuis is het vol. Binnenshuis betekent binnen in het huis: Binnenshuis heeft de zeeman van alles staan.

31 De zeeman heeft dingen verzameld uit alle windstrekken. Oost, zuid, noord en west. Rechts staan dingen uit oostelijke landen. Links staan dingen uit westelijke landen.

32 In de kamer staat een beeld van een hoofd van een indiaan. Deze indiaan was het stamhoofd. Het stamhoofd is het hoofd van de indianenstam oftewel de indianenfamilie.

33 Deze indiaan stamt af van die familie. afstammen- de afstamming Afstammen betekent ergens vandaan komen. De afstamming betekent waar je vandaan komt. Hij stamt af van die familie.

34 De zeeman stamt af van een zeemansfamilie. Zijn vader, opa en overgrootvader waren ook zeelieden. Dit zie je op de stamboom. De stamboom is een tekening van een familie waarop je kunt zien dat iedereen familie is.

35 Les 6.3 de afstamming het benedenhuis binnendringen binnenshuis oostelijk de stamboom het stamhoofd westelijk

36

37 Les 6.4 Sport in de krant

38

39 De kinderen kijken naar de sportpagina. De sportpagina is een pagina in de krant waarop je van alles kunt lezen over sport.

40 Ze bekijken de foto s in de krant. Op één van de foto s staat een stadion. Een stadion is een groot sportveld met banken eromheen.

41 Het stadion op de foto is een arena. Een arena is een rond stadion met banken en stoelen op verschillende hoogtes.

42 Op een andere foto zijn meisjes een sport aan het beoefenen. Wanneer je een sport doet, noem je dit beoefenen.

43 Wanneer je een sport beoefent, bent je een sporter.

44 De trainster doet de oefening voor. Voordoen is laten zien hoe iets gedaan moet worden.

45 Op de derde foto zie je een fitnesscentrum. Dit is een onderdeel van een groot sportcentrum. In het sportcentrum kun je verschillende sporten beoefenen. Er is bijvoorbeeld een fitnesszaal, een zwembad en een tenniszaal.

46

47 Les 6.4 de arena beoefenen de bezigheid het sportcentrum de sporter de sportpagina het stadion voordoen -

48