Structureel Onderzoek Journalistiek. Multimediaal werken op Vlaamse redacties: overtrokken verwachtingen of ingeburgerde praktijk?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Structureel Onderzoek Journalistiek. Multimediaal werken op Vlaamse redacties: overtrokken verwachtingen of ingeburgerde praktijk?"

Transcriptie

1 Structureel Onderzoek Journalistiek Multimediaal werken op Vlaamse redacties: overtrokken verwachtingen of ingeburgerde praktijk? Onderzoeker Ria Goris

2 Inhoudsopgave pagina 1. Situering, verantwoording en onderzoeksdoel Situering en afbakening onderzoeksdomein Verantwoording Onderzoeksdoel Literatuur Methodologie en onderzoekssample Bevindingen van kwalitatieve bevraging (redacties) Organisatie van multimediale werking Evolutie van multimediaal werken Gevraagde competenties Interactie met het publiek Rol van sociaalnetwerksites en microblogging Obstakels en uitdagingen Conclusies Bevindingen uit de online-enquête (journalisten) Profiel en werksituatie Het leveren van content aan de site van het medium Wijze van nieuwsgaring Inzet van sociale media Aspecten van werkdruk Conclusies Algemeen besluit Bijlage 1 : Literatuurlijst Bijlage 2: vragenlijst diepte-interviews (redacties) Bijlage 3: Vragenlijst online-enquête... 45

3 1 1. Situering, verantwoording en onderzoeksdoel 1.1. Situering en afbakening onderzoeksdomein Dit onderzoek neemt de mono- of multimediale wijze van werken op journalistieke redacties en door journalisten in Vlaanderen onder de loep. Na de hype over multimediaal werken van vijf tot tien jaar geleden blijft het de laatste jaren erg stil in de berichtgeving hierover. Is de soep niet zo heet als ze opgediend werd en gaat het om een overroepen nieuwe werkwijze waarvan heel wat redacties en journalisten intussen teruggekomen zijn? Of wordt er wel degelijk veel en intensief multimediaal gewerkt op onze redacties? Deze vraag vergt om te beginnen een duidelijke afbakening van wat verstaan wordt onder multimediaal werken. Mark Deuze, in Nederlandstalig gebied een pioniers in het onderzoek over multimediale journalistiek geeft twee mogelijke omschrijvingen van multimediaal werken: There are two ways of defining multimedia in journalism: first, as the presentation of a news story package on a website using two or more media formats, such as (but not limited to) spoken and written word, music, moving and still images, graphic animations, including interactive and hypertextual elements; secondly, as the integrated (although not necessarily simultaneous) presentation of a news story package through different media, such as (but not limited to) a website, a usenet newsgroup, , SMS, MMS, radio, television, teletext, print newspapers and magazines. 1 Deze tweede omschrijving kan volgens Deuze gezien worden op een continuüm van geen convergentie tot volledige convergentie tussen verschillende mediakanalen of -platformen. Wij volgen, samen met onder meer Steve Paulussen, de tweede beschrijving van multimediale journalistiek volgens Deuze. We beschouwen multimediale journalistiek dus als journalistiek voor meerdere mediaplatformen Verantwoording Het onderzoeksdomein is in hoge mate praktijkgericht. De link tussen het onderzoeksonderwerp en de curricula van journalistieke opleidingen ligt voor de hand: het is belangrijk om goed te begrijpen wat van beginnende journalisten gevraagd wordt om hen zo effectief mogelijk voor te bereiden op het werkveld. Wordt van beginners in de journalistiek verwacht dat ze zich vlot kunnen inschakelen in een multimediale werkcontext en zijn hiervoor bepaalde multimediale competenties vereist? Dit onderzoek wil hier een antwoord op geven. 1 What is multimedia journalism, Journalism Studies, vol. 5, nr. 2, Steve Paulussen in The Handbook of Global Online Journalism, Wiley-Blackwell, 2012: Like flexibility, convergence is arguably another overused term, and the image of the multimedia journalist creating content for newspapers, magazines, television, radio, web sites, blogs, and social media may be a cliché. Yet there is little doubt that tomorrow s journalists, regardless of whether they work in print, broadcast, or online media, have to be familiar with different types of media. ( ) It is safe to say that a growing number of journalists have to produce content in multiple media formats text, audio, photos, and video for multiple distribution platforms, ranging from print, television, or radio over the organization s web site and mobile news services to blogs and social media.

4 2 Het in kaart brengen van de mate waarin en wijze waarop er multimediaal gewerkt wordt is tevens relevant voor het werkveld: zowat iedereen worstelt momenteel met soortgelijke uitdagingen en vragen over hoeveel energie en middelen te investeren in multimediaal werken, de return op het vlak van doelpubliek en adverteerders, en opportuniteiten en risico s bij het inzetten van sociale media Onderzoeksdoel Het doel van dit onderzoek is meer inzicht te verwerven in de mate waarin er multimediaal gewerkt wordt op de Vlaamse nieuwsredacties en door journalisten, en op welke wijze er multimediaal gewerkt wordt. Het onderzoek realiseert dit door: - Sleutelfiguren op de relevante Vlaamse nieuwsredacties te bevragen over diverse aspecten van multimediaal werk op de redacties via kwalitatieve face to face interviews. - Een groot aantal journalisten te bevragen over de mate waarin en de modaliteiten waarmee ze al dan niet multimediaal werken, via een online-enquête met medewerking van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en van de Vereniging van Journalisten van de Periodieke Pers (VJPP).

5 3 2. Literatuur We geven hieronder een overzicht van de belangrijkste bevindingen van diverse bronnen die we doornamen in voorbereiding van ons onderzoek. Een literatuuroverzicht in alfabetische volgorde is terug te vinden achteraan in bijlage 1. Journalistiek in Vlaanderen. Afstemming tussen praktijk, opleiding en onderzoek. Michaël Opgenhaffen, Leen D Haenens & Maarten Corten. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 39(3) Hoewel de meeste redacties lijken af te stappen van the multimedial beast als ideaal, is een bepaalde mate van multimediale flexibiliteit wellicht aangewezen bij de hedendaagse journalist. - Enquête onder bijna 600 journalisten in 2010: bijna driekwart van de respondenten bestempelt zichzelf als monomediale journalist; ook print-webjournalisten bespelen doorgaans niet de eigenheden van het onlineplatform, zoals multimedialiteit, interactiviteit en hypertekstualiteit. - In Vlaanderen lijkt men niet alleen overwegend monomediaal aan nieuwsproductie te doen, maar maakt men ook eerder monomediaal gebruik van de voorhanden zijnde modaliteiten, toch op vlak van nieuwsproductie en distributie. - Geloof dat journalistieke loopbaan steeds vaker serieel monomediaal zal verlopen, waarbij de journalist nu eens voor het ene mediaplatform werkt en dan weer voor het andere. - Het werkveld ziet geen heil in een verregaande mediumspecifieke specialisatie. - Er is in Vlaanderen nog te weinig onderzoek verricht naar het journalistieke handelen in een digitale omgeving (we staan achter op Nederland). Journalistiek 2.0? Uitdagingen en mogelijkheden voor journalisten in de crossmediale en multimediale omgeving. Sara De Vuyst, Karin Raeymaeckers en Jeroen De Keyser. Nieuwsmonitor (2013). (spin-off van de meest recente grootschalige journalistenbevraging van Center voor Journalism Studies: De Belgische journalist in 2013: een zelfportret) - Er wordt weinig crossmediaal gewerkt (bevestiging van bovengaande studie) - 80 % van de bevraagden vindt wel dat de journalist van morgen crossmediaal en multimediaal moet kunnen werken - Het aantal journalisten dat (al dan niet exclusief) voor internet werkt, is gestegen van 10 % in 2008 naar 57 % in % werkt in hoofdzaak voor internet (driekwart van hen zijn mannen). Internet blijft voor veel journalisten een secundair publicatiemedium. - Sociale media: een aantal journalisten doet dagelijks beroep als informatiekanaal - op microblogs (33%), sociaalnetwerksites (24 %), video- en fotosites (16 %) en weblogs (13 %). Het gebruik piekt in de leeftijdscategorie jaar. Microblogs zijn vooral populair bij de jongere groep (34 en jonger). Slechts een kleine minderheid plaatst zelf info op sociale media. - Journalistieke vaardigheden: de klassiekers blijven bovenaan staan. Meer dan 90 procent vindt het belangrijkst: talenkennis, schrijf- en communicatievaardigheden, opbouwen van netwerken en onderhouden van relaties, kritische vaardigheden, en efficiënt kunnen opzoeken op het internet. - Werkdruk en work-life balance: toename van druk ten aanzien van 2008.

6 4 Journalistiek moet zich durven onderscheiden. Toekomst voor de professie in een multimediale omgeving. Jo Bardoel. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 38 (3) Hypertekstualiteit: in een geconvergeerde mediaomgeving wordt info van verschillende aard tekst, beeld en geluid op diverse wijze aangeboden, in lagen en paletten geordend, met voortdurende doorverwijzingen en meta-informatie. - Gevolgen van multimediaal werken: fusie van media, reorganisaties van redacties - Naarmate nieuwsorganisaties verkruimelen en een zelfstandige beroepspraktijk couranter wordt, moet de journalistieke identiteit minder in de organisatie en meer in de individuele professional verankerd worden. Professionele journalistieke identiteit in een digitale omgeving. Een essay. José van Dijck. Tijdschrift voor communicatiewetenschap 38 (1) De journalistieke omgeving zal onherroepelijk multimediaal, digitaal en internationaal zijn. - Het digitale speelveld creëert nieuwe spelers en functies, zoals: lezersnetwerken beheren, content provider, content aggregator, platforminhoudsaggregator, zoekmachinediensten - Het creëert ook nieuwe vragen zoals:. wil men naar een soort open kiosk waar lezers zowel eigen artikelen als artikelen uit andere infobronnen kunnen lezen?. in hoeverre wil de nieuwsorganisatie meegaan in de vermenging van inhoud en commercie?. Hoe wil men lezers benaderen: als consumenten, burgers of netwerkgemeenschappen?. Hoe bereikt men welke specifieke doelgroepen? Fostering a culture of collaboration; Organizational challenges of newsroom innovation. (hoofdstuk van boek Making online news, volume 2, Paterson and Domingo, uitg. Peter Lang, 2011) Steve Paulussen, Davy Geens en Kristel Vandenbrande - Twee case studies van innoverende digitale krantenstrategie: Corelio (integratie van Print en online bij Het Nieuwsblad, 2007) en Concentra ( adoptie van user generated content (UGC), 2007). - De auteurs onderscheiden verschillende uitdagingen bij dit soort innovaties: 1) Fysiek: de te integreren geledingen dienen in elkaars nabijheid te zijn. 2) Hiërarchie: indien de lines of command niet duidelijk zijn, dan kan dit leiden tot apathie bij de uitvoerders. 3) Technologisch: nieuwe systemen werken niet altijd (meteen) naar behoren. 4) Job profiles: vaak worden extra vaardigheden gevergd in coördinatie en samenwerking. 5) Training en multiskilling: vaak onvoldoende. 6) Verloning: de persoonlijke investering in de nieuwe systemen wordt niet altijd (voldoende) verloond. 7) Tijd en workload: weerstand tegen extra taken zonder voldoende verloning. 8) Routines en workflow: werkuren van print en online zijn niet op elkaar afgestemd. 9) Commerciële en journalistieke doelstellingen: soms spanning tussen beide; vraagtekens bij geloofwaardigheid en waarde van user generated content (UGC). 10) Beeld van de gebruikers: journalisten hebben een al dan niet positief beeld van hun publiek (bepaalt mee bereidheid om om te gaan met UGC). De auteurs komen tot de conclusie dat er niet zelden een discrepantie is tussen hoe managers en werknemers omgaan met deze kwesties. What is multimedia Journalism? Mark Deuze. Journalism Studies, vol. 5, nr 2, 2004

7 5 De auteur onderscheidt twee mogelijke definities van multimediale journalistiek: enerzijds is dat journalistiek die in de presentatie van nieuwsverhalen gebruik maakt van een combinatie van tekst, beeld, geluid en grafieken, anderzijds is dit journalistiek voor diverse mediaplatformen, waarbij het nieuwsverhaal dan telkens aangepast moet zijn aan de lociga en taal van elk platform. Deze laatste vorm van multimediale journalistiek kan gezien worden op een continuüm van geen convergentie tot volledige convergentie, met convergentie als coöperatie en samenwerking tussen voorheen onderscheiden nieuwsredacties. Deuze wijst op spanningen bij het trachten te bereiken van convergentie: ofschoon het management dit wil promoten, is er weerstand op de vloer hiertegen. Technology and the transformation of News Work: are labor conditions in (online) journalism changing? Steve Paulussen in The Handbook of Global Online Journalism, edited by Eugenia Siapera en Andreas Veglis, Wiley-Blackwell, 2012 De auteur beschrijft vier tendensen in de werkomstandigheden van journalisten: - Een toename van atypische, niet-standaard tewerkstelling in journalistiek; - Een stijgende vraag naar functionele flexibiliteit en multiskilling ; - Een almaar verhoogde taakbelasting, die meer tijdelijke flexibiliteit van de medewerkers vergt; - Meer desk journalism. Paulussen stelt wel dat journalisten niet constant multitasken en dat niet alle journalisten dit doen. Niet alle journalisten voelen in dezelfde mate de impact van de veranderingen die gaande zijn in het hedendaagse nieuwswerk. Collisions of convergence: Flemish news workers and management s perceptions of the impact of PSB newsroom integration on journalistic practices and identities. Hilde van den Bulck en Sil Tambuyzer, The International Communication Gazette 75(I), 2013 De auteurs onderzochten in 2010 de ervaringen van journalisten met de eengemaakte redactie van de VRT, een poging tot verregaande integratie van de voorheen naast elkaar werkende deelmedia (TV, radio, online). Enkele bevindingen: - Een kleine meerderheid (52 %) meent dat het vergaren en checken van informatie nu meer efficiënt gebeurt dan voordien % meent dat de informative-uitwisseling tussen verschillende programma s en deelmedia is toegenomen. - Slechts een kwart meent dat de integratie geleid heeft tot meer deskwerk. - De eengemaakte redactie houdt niet in dat de meerderheid van journalisten voor meerdere media werken: slechts 23 % zegt dit te doen, 66 zegt dit niet te doen % van de bevraagde VRT-medewerkers stelt dat de werkdruk is toegenomen. De factoren die hierbij de grootste rol spelen, in volgorde van belangrijkheid, zijn: besparingen (66 %), verhoogde programmatie (56 %), invloed van nieuwe media (55%), competitive met andere audiovisuele media (36,5%), integratie (27%) en commercialisering van de media (20%) % van de bevraagden meent dat integratie geleid heeft tot meer uniformiteit in het nieuws % denkt dat de eengemaakte redactie eerder snelheid van het nieuws stimuleert dan wel journalistieke warden als accuraatheid en objectiviteit % meent dat een goede radiojournalist niet noodzakelijk ook een goede tv- of onlinejournalist is, en ook na deze convergentie-oefening ligt de voornaamste identificatie van de VRT-medewerkers bij hun oorspronkelijk deelmedium.

8 6 De conclusie van de auteurs is dat er een spanning is tussen de doelstellingen van de organisatie met de eengemaakte redactie en de professionele cultuur op de werkvloer. The future of journalism in an age of digital media and economic uncertainty. Bob Franklin. Journalism Practice, Vol. 8, nr. 5, 2014 De auteur beschrijft nieuwe ontwikkelingen in de media, zoals gepresenteerd op een conferentie in September 2013 in Cardiff University. De belangrijkste tendensen en uitdagingen zijn: dalende doelgroepen en advertentie-inkomsten, het gebrek aan een goed businessmodel voor paywalls (ze genereren slechts zeer weinig inkomsten), de zoektocht naar nieuwe, gecombineerde inkomsten, de pijlsnelle doorbraak van Twitter als bron en verspreider van nieuws, de sterke opkomst van tablets, smartphones en sociale media en hun mogelijkheden om news on the move te maken en het ontstaan van datajournalistiek als nieuwe vorm van journalistieke story telling. Dat al deze ontwikkelingen een diepgaand impact hebben op journalistiek bedrijven staat buiten kijf. De digitalisering zet zich onverminderd voort. Conclusie: De journalistieke omgeving zal onherroepelijk multimediaal, digitaal en internationaal zijn, meent José van Dijck in Volgens diverse andere onderzoekers loopt het echter zo n vaart niet. We beperken ons hier tot Vlaamse studies. In 2010 bestempelt bijna driekwart van bevraagde journalisten hun werkwijze als monomediaal (Opgenhaffen, D Haenens en Corten, 2011). In datzelfde jaar geven VRT-medewerkers aan dat de meeste van hen voor slechts één medium werken (66 %) en zegt slechts een minderheid (23%) voor meerdere media(platformen) te werken. (Van den Bulck en Tambuyzer, 2013). In 2013 geeft echter al 57 % van de journalisten aan (al dan niet exclusief) voor internet te werken, in veel gevallen naast hun core medium vermits de internet only journalisten slechts een kleine groep vormen. Het aantal journalisten dat dagelijks beroep doet op microblogs (33%) en op sociaalnetwerksites (24 %) voor nieuwsgaring is al behoorlijk (Center for Journalism Studies, 2013). Er lijkt dus op korte tijd een belangrijke verschuiving te zijn gebeurd in de richting van multimediaal werken. Verschillende bronnen geven aan dat er een zekere spanning op de werkvloer is tussen management en uitvoerende journalisten op het vlak van multimediaal werken. Er is, meer precies, een weerstand bij een deel van de journalisten tegen multimediaal werken. Enkele andere kwesties die aan bod komen in de literatuur en in ons onderzoek zijn de waarde van user generated content, de werkdruk en journalistieke vaardigheden. Bij verschillende onderzochte krantenredacties heerst er scepsis ten aanzien van de waarde van user generated content, en dat bepaalt mee de bereidheid van journalisten om hier een beroep op te doen (Paulussen, Geens en Vandenbrande, 2011). De werkdruk is tussen 2008 en 2013 gestegen. In een grootschalige enquête geven in 2013 zowat 10 % meer bevraagden dan in 2008 aan dat het takenpakket toegenomen is. (Center for Journalism Studies, 2013) Ook de studie onder VRT-medewerkers meldt een toename van de werkdruk. In deze studie is de link met integratie van diverse mediaplatformen niet erg prominent als verklaring voor de gestegen werkdruk (Van den Bulck en Tambuyzer, 2013). Wat journalistieke vaardigheden betreft, vindt meer dan 90 % van bevraagde journalisten klassieke competenties het belangrijkst, zoals talenkennis, schrijf- en communicatievaardigheden en het opbouwen en

9 onderhouden van netwerken. Wel geeft een behoorlijk hoog percentage van de bevraagden, namelijk 80%, in 2013 aan dat de journalist van morgen crossmediaal en mulitmediaal moet kunnen werken. (Center for Journalism Studies, 2013). 7

10 8 3. Methodologie en onderzoekssample Zoals hierboven reeds gesteld, gaan we uit van een omschrijving van multimediale journalistiek als journalistiek voor meerdere mediaplatformen Dit geldt vooral de verspreiding van content, maar ook bij het vergaren van content is het de moeite om te onderzoeken welke kanalen hier zoal voor worden ingezet, en of hier de voorbije jaren verschuivingen in opgetreden zijn. De methodologie gehanteerd in dit onderzoek is tweevoudig: een kwalitatief luik en een grootschalige online-enquête vullen elkaar aan. We maakten gebruik van een kwalitatief survey (diepte interviews) als onderzoeksmethode om in kaart te brengen op welke wijze er multimediaal gewerkt wordt op diverse redacties en welke competenties hiervoor gevraagd worden, en om inzicht te verwerven in de evolutie van multimediaal werken op Vlaamse redacties en in eventuele obstakels en uitdagingen op dit vlak. 26 Vlaamse journalistieke redacties 3 werden bezocht, waar één of meerdere sleutelfiguren op het vlak van multimediaal werken bevraagd werden aan de hand van een gestructureerde vragenlijst met openended vragen. Dit gebeurde tussen half oktober 2014 en half februari In totaal werden 30 sleutelfiguren bevraagd. Laatstejaarsstudenten van de opleiding journalistiek van de Erasmushogeschool voerden deze bevraging uit. De studenten werden op voorhand gebrieft in het werken met de vragenlijsten en alle interviews werden opgenomen en getranscribeerd. De structureel onderzoeker analyseerde de data. Hierna lanceerden we een online-enquête gericht aan de leden van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en de Vereniging van Journalisten van de Periodieke Pers (VJPP). In totaal 3109 journalisten werd om medewerking verzocht, wat 803 ingevulde formulieren of een respons-rate van 25,83 % opleverde. Deze enquête liep tussen begin februari en half maart Voor deze bevraging konden we gebruik maken van de bestanden van de leden van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en de Vereniging van Journalisten van de Periodieke Pers (VJPP). Alle leden met een geldig adres van deze twee grote vakorganisaties werden aangeschreven. Ze werden via uitgenodigd door de voorzitter van hun vakorganisatie en kregen vervolgens een opvolgingsmail van de onderzoeker. De vragenlijst werd online ingevuld. Er werden maximaal twee herinneringen verzonden. Hieronder bespreken we achtereenvolgens de bevindingen uit de kwalitatieve bevraging ( werkwijze op niveau van de redacties) en de online-enquête (werkwijze van individuele journalisten) om vervolgens de belangrijkste resultaten van beide luiken samen te brengen. 3 Volgende redacties werden bevraagd: De Tijd, De Standaard, De Morgen, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Belang van Limburg, Brussel Deze Week, Knack, Flair, Libelle, Story, Humo, Goed Gevoel, Joepie, VRT, VTM, Vier, TV Brussel, ATV, TV Limburg, ROB TV, RTV Mechelen, 4FM, Flagey radio, Flagey online. 4 Vragenlijst: zie bijlage 2

11 9 4. Bevindingen uit kwalitatieve bevraging (redacties) We beschrijven kort het profiel van de bevraagde sleutelfiguren op diverse Vlaamse nieuwsredacties. Hierna geven we weer welke inzichten de face to face kwalitatieve interviews geven op: - de organisatie van de multimediale werking - de evolutie hiervan - gevraagde competenties - de interactie met het publiek - de rol van sociale netwerksites - obstakels en uitdagingen in verband met multimediaal werken. Profiel bevraagden: Bij het zoeken naar geschikte gesprekspartners op diverse redacties kwamen we meestal terecht bij een digital of innovation manager, het hoofd van de online-afdeling of, op kleinere redacties, bij de hoofdredacteur. Van de 30 bevraagden was precies de helft minder dan 40 jaar oud, de andere helft 40 jaar of ouder. De helft van hen was minder dan 15 jaar in journalistieke dienst, de andere helft 15 jaar of meer. Er was wel een opvallend verschil in sekse: slechts 5 van de bevraagden waren vrouwen, tegenover 25 mannen. Het is niet duidelijk of dit komt doordat de bevraagden leidinggevende posities hadden, en meer mannen dan vrouwen leidinggevende posities innemen, of omdat mannen meer dan vrouwen aangetrokken zijn tot multimediaal werken Organisatie van multimediale werking: De vragen uit de vragenlijst die hierop betrekking hebben: 1. Hoe is de redactie georganiseerd? (grote divisies) 2. Is er een interface tussen de onlineredactie en andere afdelingen? Hoe verloopt die? (vb gezamenlijke nieuwsinstroom, geregeld overleg )? 3. Hoe wordt er concreet multimediaal gewerkt op diverse afdelingen? 4. Indien diverse media onder één dak gebundeld zijn: hoe verloopt de inhoudelijke afstemming tussen de verschillende media? (flow manager, wekelijks overleg?) 5. Is er de perceptie op de werkvloer dat multimediaal werken (journalist werkt voor meer dan 1 medium, vb print en online, vb, tv en radio) de werkdruk doet toenemen? 6. Indien ja: waaraan ligt dit? Grote divisies redacties: De redacties volgen een interne logica in de wijze waarop ze georganiseerd zijn. Die logica ziet er vanzelfsprekend anders uit voor krantenredacties dan voor audiovisuele media, en verschilt ook naargelang de grootte van de redacties.

12 10 Veel voorkomend bij krantenredacties zijn deelredacties volgens topic, een onlinegedeelte dat in meer of mindere mate geïntegreerd is in de printredactie, verantwoordelijken en medewerkers voor vaste bijlagen en eventueel de bijstand van een audiovisuele cel. Bij magazines is het gebruikelijk om, naast een hoofd- en eindredactie, groepen medewerkers vast en freelance - in te zetten voor diverse rubrieken, bijvoorbeeld lifestyle of human interest, en wordt de redactie versterkt door een kleine onlinepoot, die ook sociale media beheert. Bij de grote audiovisuele media werken medewerkers doorgaans over de diverse media heen samen volgens hun specialisatie, en wordt het online nieuws deels door hen gevoed, deels door de onlineploeg zelf. Binnen de onlineredactie ontstaan er verantwoordelijken voor sociale media. Naast de eigenlijke nieuwsredactie zijn er nog afzonderlijke duidingsprogramma s. Bij de kleinere audiovisuele redacties loopt het werk van de medewerkers veel meer in elkaar over. Naast de hoofd- en de eindredactie is er een kleine ploeg journalisten aan het werk. Vaak is er daarnaast nog één persoon werkzaam die onlinewerk combineert met het beheren van sociale media en soms nog andere functies. Interface tussen de divisies: De interface tussen diverse divisies gebeurt op grote krantenredacties doorgaans op twee manieren: via een gedeeld content management systeem, waardoor journalisten op elk moment kunnen zien wie wat inbrengt en soms ook wie met welk onderwerp bezig is, en via geregeld overleg tussen de chefs van de verschillende divisies. Het is gebruikelijk dat de onlineverantwoordelijke de redactievergaderingen mee bijwoont bij kranten. Bij grote audiovisuele redacties wordt tijdens een centrale nieuwsredactie of planning overlegd wie welk item zal coveren. Het is soms maar niet altijd aangewezen om radio- en tv-mensen afzonderlijk op pad te sturen. Bij magazines kan er sprake zijn van een overkoepelende software of content management system die alle betrokkenen toestaat te zien wat er in de pipeline zit, en/of wordt dit besproken tijdens redactievergaderingen. Waar print en online een aparte koers varen, is er on the go overleg, wanneer dit aangewezen lijkt voor een bepaald topic of een gezamenlijke actie. Op kleinere redacties zijn de lijnen tussen diverse medewerkers zo direct dat gestructureerde interface-momenten overbodig zijn. De hoofdredacteur zet mee de lijnen van het geheel uit en bewaakt deze. De beperkte onlinepoot, doordrongen van het DNA van het medium, weet dit soms zelf in te vullen. Concrete multimediale werking: Van geen enkele Vlaamse redactie kan anno 2015 gezegd worden dat ze monomediaal werkt maar de mate van multimediaal werken, en vooral hoe intensief en integraal dit verloopt, verschilt sterk van redactie tot redactie. Ook het aantal medewerkers dat betrokken is bij het multimediale werken verschilt sterk van redactie tot redactie: op de ene plaats is dit haast een vanzelfsprekendheid, terwijl elders het gros van de medewerkers zich houdt aan hun eigen werkwijze, en zich uitsluitend bezighoudt met bijvoorbeeld print of tv. Haast elke redactie kent voorlopers op dat vlak en medewerkers die zich terughoudend opstellen hiertegenover, zo blijkt uit de commentaren van de bevraagden.

13 11 Vooreerst zijn er de brugfiguren die mee bepalen op welk platform welk item terechtkomt. Een bevraagde die dergelijke brugfunctie tussen de verschillende divisies van een krantenredactie vervult, verwoordt het als volgt: Voor elk stuk wordt wel nagedacht waar het op welk moment het best tot zijn recht komt. Diverse kranten hanteren verschillende strategieën bij beslissingen hieromtrent: terwijl op sommige krantenredactie de digital first overtuiging overheerst, is elders de print first mindset sterker. De keuze en strategie van leidinggevenden is één element in dit verhaal, medewerking of weerstand van de rest van de redactie is een ander element dat speelt. Een bevraagde van een krantenredactie geeft als voorbeeld: Al onze regiojournalisten kunnen zowel voor de krant als de site publiceren. ( ) Het moeilijke is om eraan te denken op de moment dat je eraan moet denken. Dat is iets dat er ingestampt gaat moeten worden. Een bevraagde sleutelfiguur bij een andere krant geeft aan: We hebben een paar mensen die zeer snel inspringen op nieuwe trends, en die willen we gebruiken in een soort van applausfunctie om te tonen hoe goed het gaat. In de praktijk worden journalisten op aan aantal printredacties gestimuleerd om hetzij een versie van hun stuk te posten op de site of een onderwerp door te geven aan de onlineredactie, maar op de meeste redacties is er geen verplichting hiertoe. Er zijn dus medewerkers die meer en andere die minder multimediaal werken. Wie voornamelijk voor een onlineplatform werkt, wordt wel verondersteld om vlot multimediaal te kunnen werken. Zoals een bevraagde opmerkt: Online werkt sowieso multimediaal: we kunnen zelf video s maken, zelf geluidsfragmenten monteren, tweeten, allerlei sociale media toevoegen. Hetzelfde geldt voor de audiovisuele media: brugfiguren managen de nieuwsflow en bepalen de strategie van welk item waar het eerst verschijnt, maar de redactiemedewerkers werken zelf in meerdere of mindere mate multimediaal. Zo zijn er journalisten die items leveren voor radio en voor tv, en anderen die enkel voor één van beide media werken. Een van de bevraagden stelt: De grote groep journalisten werken alsmaar meer voor alle media, zij het dat ze nog altijd een specifieke functie of profiel hebben. Net als bij sommige krantenredacties kan een journalist wel gevraagd worden om voor een ander platform dan zijn gebruikelijk kanaal een bijdrage te leveren, bijvoorbeeld geïnterviewd worden over zijn specialiteit of om informatie door te geven. Het gaat dan om een occasionele bijdrage. Dat volstaat, zo geeft een aantal van de bevraagden aan. Enkele respondenten geven aan dat er een historisch gegroeide hiërarchische spanning is tussen print en online, waarbij print nog door heel wat journalisten als core business beschouwd wordt en online als een bijproduct. Er is nog steeds de neiging om een scoop eerst in print te brengen, pas daarna digitaal. Veel journalisten zijn behoudsgezind, ze vinden dat de website kannibaliseert op print, geeft één van de bevraagden aan. We komen op deze spanning terug bij obstakels en uitdagingen. Een aantal bevraagden geeft aan dat ze niet goed weten wat aan te vangen met de multimediale aspecten van hun medium, en dat dit in hun ogen vooral extra werk inhoudt. Dat geldt vooral voor verantwoordelijken van kleine redacties van magazines of regionale radio s en tv s. Multimediaal staat dan voor allerlei extra taken die niet bijdragen tot de rendabiliteit van hun core business en platform. Enkele uitspraken over multimediaal werken die dit illustreren: Het is geen echte prioriteit hier. We willen dat veranderen, maar voorlopig wordt dat nog een beetje

14 12 stiefmoederlijk behandeld. We worstelen een beetje met het multimediale ( ) Kijkcijfers dalen een beetje en het sociale mediagebruik stijgt, maar de reclame-inkomsten volgen niet. Ten slotte kan gesteld worden dat sociale media een almaar grotere rol spelen in de multimediale werking van redacties. Hierop komen we terug bij de bespreking van de rol van sociaalnetwerksites. Afstemming tussen zustermedia: In het crossmediaal werken tussen zustermedia wordt uiteraard gezocht naar synergie. Binnen een krantengroep neemt bijvoorbeeld één krant de leiding voor nationaal en internationaal nieuws, een andere krant voor berichtgeving in een bepaalde regio, of voor sport, of economie. Ze ontwikkelen een systeem voor het uitwisselen van nieuws. Binnen een tijdschriftenconcern of een cluster aan regionale media worden er op soortgelijke wijze eveneens afspraken gemaakt voor gedeelde topics. De hoofdredacteurs of een innovation manager zet de lijnen hiervoor uit, of de coördinatoren van de diverse zustermedia beslissen dit samen, zonder overkoepelende chef. Diverse publicaties bundelen ook krachten voor logistieke doeleinden, een gezamenlijke videocel bijvoorbeeld die beelden kan opnemen voor alle zustermedia. Hiernaast kan men ook gezamenlijk afspraken maken met externe media voor toelevering van content (woord of beeld). Multimediaal werken en werkdruk: Op vraag Is er de perceptie op de werkvloer dat multimediaal werken de werkdruk doet toenemen? gaven 15 bevraagden aan dat dit het geval is, 5 gaven aan dat dit niet het geval is, en 8 gaven een antwoord dat zich ergens tussen ja en nee situeerde. Een duidelijke meerderheid van de bevraagden stelt dus dat multimediaal werken gepaard gaat met een verhoging van de werkdruk. Enkele uitspraken die dit illustreren: - Dat is vooral anders werken. Maar ik denk wel dat de werkdruk erdoor toeneemt, want dezelfde journalist moest vroeger enkel een printproductie maken en nu moet die ook nog iets afgeven voor een ander platform. - Het is heel simpel: als je vroeger met één ding bezig moest zijn, dan was dat eenvoudiger dan nu want nu moet je je met drie tot vier taken bezighouden. - Hoe meer sociale media er zijn, hoe meer de werkdruk toeneemt. Een minderheid van de bevraagden ziet geen toename van de werkdruk door multimediaal werken. Enkele uitspraken die dit illustreren: - Ik denk niet dat de samenwerking op zich de werkdruk doet verhogen. ( ) Zolang de samenwerking efficiënt verloopt, zit er misschien zelfs winst op voor de journalisten. - Ik denk niet dat de werkdruk gaat toenemen, ik denk wel dat de productiviteit bij de krantenjournalisten anders gaat verdeeld worden. (door meerdere publicatiemomenten per dag) Bij diegenen die iets tussen ja en nee antwoorden, spelen onder meer volgende redeneringen:

15 13 - De werkdruk is altijd hoog geweest. - Geen commentaar. Je kan wel vaststellen dat in het hele medialandschap de werkdruk verhoogd is omdat je hetzelfde werk moet doen met minder mensen. - De chefs hadden wel door dat dat inderdaad meer werk met zich meebrengt maar als je daar goed mee omgaat, je daar ook wel veel kunt uithalen. In deze categorie zitten ook de respondenten die aangeven dat er multimediaal gewerkt wordt, maar niet door iedereen, en dat sommige journalisten hier dus ook weinig extra druk door ondervinden. Conclusie: - De meeste redacties hebben een interfacesysteem georganiseerd om de diverse geledingen van de redactie en de diverse platformen van het netwerk efficiënt te laten samenwerken. Dit kan de vorm aannemen van gestructureerd overleg tussen de chefs en/of een gedeeld content management systeem. Bij kleinere redacties is er eerder sprake van on the go overleg of is het aantal journalisten zo beperkt dat de hoofdredacteur het overzicht bewaart en alle acties coördineert. - Mensen werken in meerdere of mindere mate multimediaal op de meeste redacties: er zijn medewerkers die dit dagelijks doen, en anderen die dit niet of slechts occasioneel doen. Op verschillende redacties leeft nog een historisch gegroeide spanning tussen print of online, wat een vlotte samenwerking niet vergemakkelijkt. Sociale media spelen een almaar grotere rol in de multimediale werking van redacties. - Tenslotte meent de helft van de bevraagden dat de werkdruk toegenomen is door het multimediaal werken. Slechts een kwart van de bevraagden meent dat dit niet zo is. Multimediaal werken vergt extra investeringen, zonder dat de return altijd duidelijk is Evolutie van multimediaal werken De vraag uit de vragenlijst die hierop betrekking heeft, is: - Kunt u de evolutie van multimediaal werken op deze redactie beschrijven? In de evolutie hiervan op de Vlaamse redacties zijn grosso modo volgende bewegingen vast te stellen: 1) van convergentie naar een bepaalde mate van de-convergentie 2) van de-convergentie maar meer convergentie: 3) een verschuiving van activiteit op site naar nadruk op sociaalnetwerksites. Van convergentie naar meer de-convergentie of naar nieuwe vormen van convergentie: Een eerste vaststelling: sommige redacties waren acht of tien jaar geleden al klaar, of dachten klaar te zijn, om de sprong naar de toekomst te maken via een integrale nieuwsredactie. Ze constateerden dat de medewerking of benodigde vaardigheden bij medewerkers niet evenredig volgden, of dat deelredacties het heft in eigen handen wilden blijven houden. De grote sprong voorwaarts evolueerde naar een meer geleidelijke

16 14 overgang naar multimediaal werken, of naar meer geëigende vormen ervan, vaak minder topdown en minder algemeen over het gehele personeelsbestand. Enkele uitspraken die dit illustreren: - We hebben een poging gedaan, maar daar zijn we snel van afgestapt, om vanuit verschillende themaredacties te werken en toch wel ook de drie media te bedienen. Maar al vrij snel is iedereen terug op zijn eigen medium gekropen. - Het was de eerste visie van het bedrijf om die redacties zoveel mogelijk te centraliseren, zodat deze zoveel mogelijk konden samenwerken. Ondertussen zijn ze ervan teruggekomen. Van de-convergentie naar meer convergentie: Sommige redacties zijn pas zeer laat in het multimediale verhaal gestapt en geven nog steeds voorrang aan wat ze hun core business noemen, zij het print of audiovisueel. Toch is de laatste jaren de overtuiging gegroeid dat een sterk merk zich op een integrale wijze moet profileren via verschillende kanalen, en dat deze kanalen minder dan ervoor los van elkaar horen te opereren. Enkele uitspraken die dit illustreren: - Tot anderhalf jaar geleden was het digitale een heel apart luik, een apart bedrijf zelfs. De site en de krant stonden te ver uit elkaar. We hebben dan besloten die samen te brengen, qua organisatie en qua businessmodel. - De verschuiving van print naar content management is nog steeds bezig. Verschuiving van activiteit op site naar sociaalnetwerksites: Het aantal mensen dat de weg naar een medium vindt via sociaalnetwerksites, eerder dan rechtstreeks naar de site van het medium te gaan, neemt toe. De rol van sociaalnetwerksites in multimediaal werken bespreken we verderop uitgebreider, maar deze evolutie verhoogt de druk op redacties om effectief en strategisch om te gaan met sociaalnetwerksites om bezoekers naar hun medium te lokken zonder te veel content gratis weg te geven. Alle grote spelers in de Vlaamse media zijn zich bewust van deze uitdaging. Sommige kleinere spelers zijn zich wel bewust van deze evolutie maar hebben weinig extra capaciteit om sterk in te zetten op sociaalnetwerksites. Enkele uitspraken die dit illustreren: - Je moet teasen op Facebook, om het item te gaan bekijken in het nieuws (redenering: in het nieuws zitten de adverteerders) - De laatste jaren wordt er veel meer ingezet op de website en op sociale media. Conclusie: - Het multimediale verhaal van acht tot tien jaar geleden is geëvolueerd. In die periode waren er trendsetters die heel snel heel ver wilden gaan in integraal werken, en media die de meerwaarde van dergelijk geïntegreerd werken niet inzagen. Op dit moment hebben de trendsetters nieuwe en meer geëigende vormen van multimediaal werken

17 15 gevonden, na het besef dat de oorspronkelijke verwachtingen wat overtrokken waren en het pad meer geleidelijk gebaand diende te worden, met respect voor ieders eigenheid. De media die multimediaal werken links lieten liggen, of het liefst van al als totaal gescheiden poten van hetzelfde medium beschouwden, hebben dan weer een beweging richting meer convergentie doorgemaakt. - Een evolutie van de laatste vijf jaren is het toenemende belang van sociaalnetwerksites voor alle media, als bronnen van nieuws en als kanalen om het publiek naar het medium te leiden. We komen nog terug op dit laatste Gevraagde competenties De vragen uit de vragenlijst die hierop betrekking hebben, zijn: - Welk profiel journalist (vaardigheden) is nodig voor deze redactie? - Welke specifieke multimediale vaardigheden heeft een medewerker nodig? - Zijn er eventuele nieuwe functies ontstaan (platformaggregator, content provider..) om de digitale kanalen aan te sturen en van content te voorzien? Op de vraag welke vaardigheden journalisten nodig hebben, werden de volgende vaardigheden het vaakst genoemd: taalvaardigheid (10), nieuwsgierigheid (8), goed omgaan met sociale media (7) en multimediaal kunnen werken (6). Verder werden meermaals vermeld: goede stem en uitspraak, snel kunnen werken, nieuwsinzicht, all round zijn, contactvaardig zijn, digital native zijn, flexibiliteit, meertaligheid, en een ruime kennis/ bagage bezitten. Een eerste vaststelling: multimediale vaardigheden komen niet op de eerste plaats in deze bevraging, wel klassieke journalistieke eigenschappen als taalvaardigheid en nieuwsgierigheid. Enkele uitspraken die de vraag naar deze klassieke eigenschappen illustreren: - Dat je je niet in slaap laat wiegen door instanties die persconferenties en persberichten voorschotelen maar dat je zelf op zoek gaat naar het nieuws. - Mensen die een heel algemene vorming hebben uiteindelijk, die van alle markten thuis zijn en die een complexe materie toch heel eenvoudig kunnen vertalen en uitleggen. - Het blijven in de eerste plaats nieuwsgierige en goede verhalenvertellers. Dat is niet anders dan honderd jaar geleden. Alleen: wat is een goed verhaal de dag van vandaag, dat is niet alleen meer een verhaal op print, dat is ook een verhaal dat verrijkt is met video, met een goede interactieve grafiek Bij specifieke multimediale vaardigheden scoort vlot omgaan met sociale media hoog. Bij sommige redacties is het een vanzelfsprekendheid dat journalisten vlot multimediaal kunnen werken, andere respondenten stellen dat dit geen must is. Naast vlot omgaan met sociale media werden volgende gewenste specifieke multimediale vaardigheden vermeld: hoe je technisch gezien iets op Twitter, Facebook en de site zet, goed kunnen inschatten welk type nieuwsbericht naar welke media gaat, en voldoende clicks weten te genereren.

18 16 Enkele uitspraken hierover: - Van onze journalisten wordt verwacht dat ze volledig multimediaal werken ( ) Dus onze journalisten moeten al een keer voor de camera verschijnen, of bijdragen leveren bij een online grafiek, of een stuk op de website zetten. - We verwachten van onze werknemers wel meer multimediale vaardigheden dan tien jaar geleden. - Multimediale vaardigheden zijn een bonus, geen must, bij ons. - Er zullen er in de toekomst steeds meer zijn (die multimediaal werken). Ik ga er wel vanuit dat niet iedereen multimediaal moet kunnen werken. Er zijn nu eenmaal mensen die een schitterende pen hebben maar geen enkele aanleg hebben voor radio of televisie. - Een goede journalist is nog altijd iemand die nieuws voelt ( ) En ze moeten toch ook wel een iphone kunnen gebruiken, dat vragen we wel. Op de vraag of er nieuwe functies op de redactie ontstaan waren als gevolg van het digitale werken antwoordden 20 bevraagden bevestigend, en 8 bevraagden ontkennend. Het vaakst werden volgende nieuwe functies vermeld: verantwoordelijke nieuwe media (4), webmaster (3), digitale nieuwsmanager (3), crossmediale manager (3) en developer apps (3). Er mag aangenomen worden dat er overlap is tussen de taken van de webmaster en van de digitale nieuwsmanager, mogelijk zijn dit twee termen die dezelfde lading dekken. Bij crossmediale manager staat de brugfunctie tussen de diverse platformen centraal. Naast deze functies werden nog vermeld: digitale eindredacteur, videojournalist en Ipad redacteur. Diegenen die aangaven dat er geen nieuwe functies gecreëerd werden, nuanceerden dit vaak wel: geen nieuwe functies, wel een ruimere invulling van bestaande functies. Volgende uitspraken illustreren dit: - Nee, er zijn niet echt nieuwe functies, maar de inhoud van de bestaande functies verandert wel. (onder invloed van sociale media en datajournalistiek) - Ik kan geen concrete nieuwe naam noemen, maar de taak van webredacteur is nu alleszins veel diverser dan tien jaar geleden. Conclusie: - De antwoorden op deze vragen lijken te bevestigen dat de hype rond multimediaal werken van acht tot tien jaar geleden wellicht overroepen was. Klassieke journalistieke eigenschappen en vaardigheden blijven alleszins voorop staan. Dat neemt niet weg dat er op veel redacties de verwachting is, zeker ten aanzien van beginnende journalisten, dat deze wel degelijk vertrouwd zijn met de multimediale vaardigheden die nodig zijn om via verschillende kanalen te werken, en bijvoorbeeld snel en efficiënt content te zoeken op of te leveren aan de website, en aan sociaalnetwerksites. - De meeste bevraagden geven aan dat de digitale evoluties op de redacties voor een uitbreiding van functies en gezochte profielen gezorgd heeft.

19 Interactie met het publiek Vragen in de lijst die hierop betrekking hebben zijn: - Hoe functioneert de interactie met nieuwsconsumenten? - Maakt uw redactie gebruik van user generated content? Zo ja, op welke wijze? - Hoe verloopt de evolutie naar clickoriented journalism : in welke mate wordt de selectie van nieuwsitems bepaald door wat het publiek leuk vindt? Interactie met nieuwsconsumenten De bevraagden geven aan dat de interactie verloopt langs verschillende kanalen: de klassieke lezersbrief of mail, telefonisch, via de site en via sociaalnetwerksites. Hiernaast ontplooien de redacties ook bewust initiatieven om hun publiek te betrekken: van de uitnodiging om te reageren op bepaalde berichten, tot oproepen om informatie, het inrichten van polls en events, lezersonderzoek via een panel of het organiseren van focusgroepen. De mate van responsiviteit van het publiek verschilt van medium tot medium en heeft uiteraard ook te maken met de inspanningen van specifieke redacties om interactie met hun publiek te genereren. Om te beginnen is niet elke krantenredactie overtuigd van het belang om interactie met nieuwsconsumenten te stimuleren. Zo geeft één van de redacties aan dat ze heel weinig interactie heeft met de nieuwsconsumenten en dat er zelden ernstige reacties op onlinestukken binnenlopen. Deze redactie lijkt het stimuleren en modereren van reacties eerder als een overlast of toch extra werkpost te beschouwen. Hiertegenover staan andere krantenredacties die heel bewust de site, sociale media en gamification inzetten om reacties uit te lokken (bijvoorbeeld via app: wat waren de tien items van deze week? of om lezers uit te nodigen vragen in te zenden voor een bepaald interview). De meeste redacties, en dat geldt zeker voor magazines en voor audiovisuele media, benadrukken het belang van uitwisseling met het publiek, maar gaan de kanalen hiervoor liefst bewust sturen door bepaalde oproepen om reacties te verzenden. Ze volgen ook via sociale media wat leeft bij hun publiek. Verschillende redacties zijn teruggekomen van reactieknoppen op onlineberichten of een eigen forum, omdat dit een moderator vergt die ontoelaatbare berichten (racisme, seksisme ) weert uit discussies. Enkele uitspraken over het belang van interactie met de consument en de wijze waarop: - Op de site proberen we de surfer voortdurend te verleiden om deel te nemen aan een gesprek om andere lezers te helpen of om zelf een vraag te stellen. - We horen het meeste van de printlezers via fideliseringsprogramma s zoals ( ). We doen ook wel lezersonderzoeken waar gepeild wordt wat de lezer slecht en goed vindt. ( ) We hebben wel geen onlineforum meer, want dat is vaak cafépraat. Elke onlinelezer kan wel reageren op elk artikel maar storende reacties (racistisch/beledigend) worden weg gefilterd. - Wij proberen interactie en respons zo veel mogelijk binnen te halen tijdens uitzendingen. Door zelf actief op zoek te gaan naar reacties op nieuwsfeiten. ( ) Wij halen reactie zoveel mogelijk binnen on air, maar ook online. Twitter is het gedroomde kanaal.

20 18 - We weten via sociaalnetwerksites meer dan vroeger wat leeft bij een bepaalde doelgroep. User generated content Op de vraag of de redacties gebruik maakten van user generated content (UGC), antwoordden 20 bevraagden bevestigend, 3 ontkennend, en 6 namen een tussenpositie in. Wie bevestigend antwoordde, gaf aan dat UGC handig is om getuigenissen te vinden via crowdsourcing, in de vorm van tips die tot nieuwsstukken kunnen leiden, en om foto s of filmpjes van rampen, ongevallen, rellen, branden binnen te krijgen. Sommige media hebben een netwerk van burgercorrespondenten ontwikkeld die relevante zaken uit hun buurt of streek doorgeven. Enkele uitspraken die het nut van UGC illustreren: - We krijgen ook nog altijd veel filmpjes en mailtjes en sms jes en weet ik veel wat binnen van mensen die ons contacteren. Wij kunnen niet zonder die mediagebruikers. - Voor elke Vlaamse gemeente hebben we een site met blokje waar mensen foto s op kunnen uploaden. - Veel van de artikels in (x) starten met tips van lezers. - Soms doen we aan crowdsourcing over een specifiek onderwerp. - Je kunt toch wel dingen opvangen via Twitter die je niet zomaar klakkeloos overneemt, maar die je wel gaat checken. En op die manier is daar wel meer interactie natuurlijk. Dat je dan naar die mensen belt, of dat retweet. Op die manier wordt burgerjournalistiek toch ook wel een bron van ons werk. Iemand die ontkennend antwoordde op de vraag of de redactie gebruik maakt van UGC, verwoordde dit als volgt: Ik ben geen voorstander van burgerjournalistiek. Ik vroeg ooit een panelspreker die voor burgerjournalistiek gewonnen was: ga jij ook naar een burgergynaecoloog? Ik vind het kwakzalverij. Zes bevraagden namen een tussenpositie in: ze zien wel enig nut van UGC, maar slechts in zeer beperkte mate. Zo gaf iemand aan dat het voor zeer specifieke onderwerpen wel interessant kan zijn aan crowdsourcing te doen om getuigenissen te vinden, maar dat voor het overige volledig op de redactie gerekend wordt om in te schatten wat nieuwswaardig is. Enkele mensen gaven aan dat ingezonden beeldmateriaal vaak zo pover van kwaliteit is, dat je toch op zoek moet gaan naar beter materiaal, en dat je als journalist sowieso nog een check moet doen op binnengelopen tips. Enkele uitspraken die het beperkt nut van UGC illustreren: - Als dat nu echt van een brand on the spot is, dan gebruiken we dat ( ) maar meestal kan je het oplossen door zelf nog iemand ter plaatse te sturen. - Ik denk dat UGC, zeker voor een populaire krant, altijd beperkt zal blijven. - Ik ben daar niet zo n fan van. Ik heb ook niet de indruk dat Belgische media enorm veel bezig zijn met UGC.

21 19 Clickoriented journalism Niemand van de bevraagden ontkende het belang van voldoende clicks op de site van het medium. De antwoorden op de vraag naar de evolutie en het belang van clickoriented journalism varieerden van niet onnozel doen, je wilt clicks tot het zoeken naar een evenwicht en niet plat op de buik gaan. Een opvallende vaststelling: de aard van de clickzuigers verschilt nogal van medium tot medium. In een economisch gericht medium kunnen beursberichten en belangrijke economische ontwikkelingen grote clickzuigers zijn, terwijl regionaal gerichte media veel clicks genereren met regionale items die op dat moment controversieel zijn. De all-round media zullen dan weer succes genereren met sensatie, sterke menselijke verhalen of schattige filmpjes. Eén van de bevraagden formuleerde samenvattend welk soort items het meest relevant zijn: De beste items zijn deze die uniek zijn voor ons, die passen bij ons DNA en zeer relevant zijn voor onze lezers, en die een groot bereik hebben. Deze respondent stelde dit grafisch voor via cirkels die elkaar deels overlappen: DNA /uniek voor ons publiek / ruime relevantie. Verschillende uitspraken illustreren het perspectief van de bevraagden op clicks: - Als je iets doet met hondjes of aantrekkelijke vrouwen of mannen of je doet iets met seks, dan weet je automatisch dat die dingen gaan scoren maar je kan je daar niet door laten leiden. Maar uiteraard doen we dat wel, want op het einde van de dag moet je wel je clicks halen. - We hebben realtime tools die op elke seconde meten hoeveel clicks er op onze site zijn op dat moment. In functie daarvan zullen we stukken wel wat verschuiven op de website, of zullen we bepaalde stukken op Facebook zetten of naar Twitter sturen. - Als je op internet actief bent, ben je clickoriented actief. Het een veronderstelt het ander. Alleen proberen wij dat met onze eigen couleur te doen. - Een zo sterk mogelijk merk hebben is de absoluut eerste doelstelling. En daarnaast, we moeten daar niet flauw over doen, ga je ook voor de clicks. ( ) Niemand maakt een filmpje om nooit aangeklikt te worden. - We kunnen niet anders dan voor een deel te brengen wat mensen van ons verwachten. We halen immers een zeer groot deel van onze inkomsten uit advertenties. - We zullen nooit een flutbericht bovenaan op de site plaatsen omdat veel mensen erop zullen klikken. Wat we wel doen, is stukken zo schrijven dat het volk lokt. Conclusie: - Niet elke redactie is in gelijke mate overtuigd van het nut van interactie met de mediaconsumenten. De meeste redacties zijn wel doordrongen van het nut hiervan voor community building, en proberen reacties bewust uit te lokken en te sturen. Hiernaast biedt het volgen van reacties op sociaalnetwerksites eveneens een indicatie van wat leeft bij hun publiek, een manier dus om de vinger aan de pols te houden. - De grote meerderheid van de respondenten maakt ook bewust gebruik van user generated content om tips, beeldmateriaal of getuigenissen binnen te krijgen.

22 20 Reservaties hiertegenover hadden te maken met de soms beperkte bruikbaarheid van ingezonden beeldmateriaal, en het feit dat het materiaal toch altijd nog gecheckt moet worden. - Ten slotte ontkent geen van de bevraagden de evolutie naar clickoriented journalism, al blijft de inhoud van wat clickzuigers zijn nogal te verschillen naargelang het medium. Maar berichten worden nu eenmaal geschreven om zoveel mogelijk aangeklikt te worden, en advertentie-inkomsten hangen hier ook mee samen Rol van sociaalnetwerksites en microblogging Vragen uit de lijst die hierop betrekking hebben, zijn: - Welke rol spelen sociaalnetwerksites (vb. Facebook en Twitter) in het vergaren van nieuws en in het leiden van publiek naar jullie site? - Welke van beide is meest krachtig voor dit laatste doel: Facebook of Twitter? - Wat is de belangrijkste motor voor toeleiding naar uw site: sociale media of zoekmachines? - Hoe vergelijkt het aantal mensen bereikt via sociaalnetwerksites zich tot het aantal bezoekers van uw site? Rol van sociaalnetwerksites en microblogging Bij het vergaren van nieuws werd vaker verwezen naar Twitter als bron dan naar Facebook. Slechts enkele media zegden meer bruikbaar nieuws op Facebook te vinden dan op Twitter. Als geleider van het publiek naar de site van het medium spant Facebook daarentegen duidelijk de kroon: 22 respondenten gaven aan dat Facebook de belangrijkste sociaalnetwerksite is hiervoor, slechts 1 bevraagde gaf aan dat Twitter belangrijker is, en 4 respondenten zegden het antwoord op deze vraag niet te kennen. Voor het leeuwendeel van de media is Facebook een significante marketingtool die nog aan belang toeneemt. Enkele uitspraken die het belang van sociaalnetwerksites en microblogging, vooral als geleider naar de website, onderstrepen: - Twitter en Facebook zijn bij ons vooral pushkanalen ( ) Het zijn remarketingtools, nieuwe kanalen die ervoor zorgen dat wij meer mensen tot bij ons krijgen. Elk artikel dat wij publiceren komt op Twitter terecht. Twitter is vooral een kanaal dat wij beschouwen als een persbureau. - Twitter is iets dat door professionals en decisionmakers en door mensen met invloed wordt gebruikt. Dus voor ons is dat een belangrijke bron maar voor het grote publiek is Facebook uiteraard veel krachtiger. - Sommige collega s zetten zoveel op hun Facebookpagina dat we ons afvragen waarom zou er nog iemand naar de site gaan. Dat gaan we proberen te vermijden. - Twitter is meer, ik noem het de leraarskamer van de journalistiek. Wie zit daarop? Journalisten die journalisten volgen en het is een beetje een inner crowd met weinig gewone mensen. - Facebook is een belangrijke geleider naar onze site omdat er zich een raar sociologisch verschijnsel voordoet: mensen vertrouwen artikels die hen aanbevolen worden door anderen, door zogenaamde vrienden.

23 21 - Voor de merkbeleving is Facebook ook veel sterker, Twitter is veel zakelijker. Sociale media of zoekmachines als geleider Op de vraag of sociaalnetwerksites dan wel zoekmachines de belangrijkste geleider zijn naar de site van het medium, waren de antwoorden uiteenlopend: 9 bevraagden zegden dat sociaalnetwerksites de grootste geleider zijn, 9 anderen zegden dat zoekmachines de grootste geleider zijn, 1 iemand zei dat hun aandeel even groot is en nog eens 9 bevraagden zegden het antwoord op deze vraag niet te kennen. Zoekmachines blijken een meer gebruikelijke geleider voor magazines te zijn, bijvoorbeeld via een bepaald recept van een vrouwenblad, terwijl sociaalnetwerksites vaker als belangrijkste geleider vernoemd werden door nieuwsredacties. Maar het is de site zelf, de rechtstreekse trafiek dus, die nog steeds bovenaan staat bij veel media. Enkele uitspraken hierover: - De site blijft veruit de belangrijkste multimediale toegangspoort naar ons nieuws, absoluut procent komt via Google naar onze site, dat levert meer op dan Facebook. Verschillende bevraagden gaven aan dat het aandeel van sociaalnetwerksites als geleider nog toeneemt. Enkelen formuleren bedenkingen hierbij: maken we ons zo niet afhankelijk van sites waar we totaal geen invloed over uitoefenen, en is dit niet gevaarlijk? Enkele uitspraken hierover: - De influx van bezoekers via zoekmachines was vroeger de grootste traffic duwer, maar dat is nu Facebook. - Facebook is de belangrijkste traffic-drager. Ik vind persoonlijk dat het zelfs alarmerend wordt, in die zin dat wij een groot deel van ons bereik in een mandje leggen van extern bereik. - Ik vind de macht van sociale media een gevaarlijk fenomeen. Vergelijk het met een huis bouwen op grond die niet van u is( ) Hoe stabiel is dat, mensen die via hun smartphone even een item aanklikken en na een halve minuut alweer weg zijn? Je kan het ook niet converteren naar een bron van inkomsten. - Je merkt wel dat meer en meer mensen, vooral jongeren, niet rechtstreeks naar de website gaan maar eigenlijk nieuws consumeren vanuit hun Facebook. ( ) Het is momenteel zelfs zo dat een Facebookpost veel belangrijker is dan de plaats waar een artikel op de homepage staat. Conclusie: - Alle bevraagden bevestigden het nog groeiend belang van microblogging en sociaalnetwerksites. Twitter staat daarbij met stip boven Facebook als bron van nieuws terwijl Facebook door haast alle bevraagden genoemd wordt als belangrijkste geleider naar het eigen medium.

24 22 - Op de vraag of sociale media dan wel zoekmachines de beste geleider naar de site van het medium vormden, was er geen eensgezindheid onder de bevraagden. Wel gaf een aantal bevraagden aan dat het aandeel van sociaalnetwerksites als geleider nog toeneemt Obstakels en uitdagingen Vragen uit de lijst die hierop betrekking hebben, zijn: - Welke beperkingen / obstakels ervaart u bij het multimediaal werken? - Wat zijn de uitdagingen voor de toekomst? De bevraagden gaven de volgende obstakels en uitdagingen aan: Obstakels: We noteerden volgende herhaaldelijk vernoemde obstakels of beperkingen in verband met multimediaal werken : - Weerstand tegen multicultureel werken: dit vraagt een andere mindset en wordt door velen beschouwd als iets dat bovenop hun ander werk komt. Er is op sommige redacties een hiërarchische spanning tussen print en online. - Online en sociaalnetwerksites genereren weinig of geen inkomsten, er bestaat nog geen goed businessmodel hiervoor. - Door de versnelling van het nieuws en de overdaad aan nieuws is er minder diepgang en minder overzicht; het wordt bovendien moeilijker om je eigen, originele invalshoek te vinden. Enkele uitspraken die dit illustreren: - We hebben er moeite mee om printmensen in een digitale mindset te krijgen. - Het blijft een constant gevecht om journalisten ervan te overtuigen hoe belangrijk multimediaal werken zal zijn voor hun job. - De verhouding tussen printredactie en onlineredactie ( ) Het is een uitdaging om online op hetzelfde niveau van belangrijkheid te zetten als print. - - Multimediaal blijft organisatorisch moeilijk: in welke mate elkaar helpen zonder in eigen vlees te snijden? - We hebben (x) Facebookvrienden maar die zorgen niet voor inkomsten. - Online brengt 0 euro op. Er is geen businessmodel hiervoor momenteel. - Door de enorme hoeveelheid informatie wordt het medialandschap soms wat onoverzichtelijk. - (Obstakel= gebrek aan diepgang) Omdat hoe sneller je iets moet publiceren, hoe minder tijd je hebt om iets te researchen.

25 23 Uitdagingen: De uitdagingen volgen logisch uit de hierboven genoemde obstakels. De twee grootste uitdagingen volgens de bevraagde sleutelfiguren zijn het juiste businessmodel vinden voor al wat mobiel is, en het bedrijf in een digitale mindset en cultuur krijgen. Enkele uitspraken die dit illustreren: - Relevant zijn als merk, op de platformen die mensen op elk moment en op dat moment als relevant aanvoelen. - Iets anders vinden dan print om onze inkomsten uit te halen. Een rendabel businessmodel vinden online lijkt mij de heilige graal van de huidige media. - De race om alle technologieën in een juiste mix te zetten. - Het enige waar wij nog geen oplossing voor hebben is waar niemand nog een oplossing voor heeft, en dat is wanneer mensen bereid zijn te betalen voor ons. - Hoe blijven we relevant in een medialandschap dat alleen maar versnelt? - De hele organisatie omturnen in een organisatie waar het multimediale en het mobiele minstens even belangrijk is om op aanwezig te zijn. Conclusie: - De belangrijkste obstakels die de bevraagde sleutelfiguren op redacties tegenkomen in verband met multimediaal werken zijn weerstand van een aantal medewerkers hiertegen, het gebrek aan een goed businessmodel voor online en voor mobiele applicaties, en een tendens tot minder diepgang en overzicht van het nieuws. - Bij de uitdagingen voor de toekomst die de bevraagden ons toevertrouwden staat het vinden van een verdienmodel voor al wat mobiel en online is bovenaan, samen met redactiemedewerkers in een digitale mindset en cultuur krijgen. Conclusies kwalitatief luik Van geen enkele redactie kan gesteld worden dat er enkel monomediaal gewerkt wordt anno Alle redacties hebben, naast hun core medium, minstens een functionele site en outreach via sociale media. Dit wil niet zeggen dat alle medewerkers op een redactie ook effectief multimediaal werken. Brugfiguren zorgen voor een flow tussen de verschillende geledingen van de redactie en/of het mediabedrijf en bepalen welke content op welk platform naar buiten wordt gebracht. Individuele medewerkers werken in hoge of lage mate voor meer dan één platform. Een aantal van hen levert dagelijks content voor de site, andere haast nooit. Sommige journalisten werken bijvoorbeeld voor radio en tv, andere slechts voor één van deze platformen. Op sommige redacties is er nog een historisch gegroeide spanning tussen print en online, waarbij het eerste als core business en het tweede als extra werk beschouwd wordt. Op de vraag of de werkdruk toegenomen is door multimediaal werken meent de helft van de bevraagden dat het zo is, en minder dan een kwart van de bevraagden dat het niet zo is. Terwijl acht tot tien jaar geleden sommige redacties stappen ondernamen om heel ver te kunnen gaan in multimediaal werken en andere er geen of weinig heil in zagen, kan gesteld worden dat

26 24 de trendsetters enigszins teruggekomen zijn van overtrokken verwachtingen, terwijl de op dit vlak terughoudende redacties wel degelijk een evolutie in de richting van multimediaal werken ondergaan hebben. De wijze van multimediaal werken blijft in beweging, wat voor sommige redacties inhoudt dat ze zwaarder willen inzetten op interactie met hun publiek via hun site en/of sociale media en voor andere dat ze volop de weg van mobiele applicaties willen inslaan en daarin de eerste of beste willen zijn. Op de vraag welke competenties nodig zijn op redacties, en welke specifieke multimediale competenties, blijven klassieke journalistieke eigenschappen als taalvaardigheid en nieuwsgierigheid goed scoren. Deze vermeldingen worden wel spontaan aangevuld met goed kunnen omgaan met sociale media en multimediaal kunnen werken. Zeker van jonge journalisten wordt verwacht dat ze deze vaardigheden in huis hebben. De mate van interactie met het doelpubliek verschilt van medium tot medium. Niet iedereen is overtuigd van het nut hiervan maar de meeste media doen er toch regelmatig inspanningen voor. Het overgrote deel van de redacties maakt ook bewust gebruik van user generated content voor tips, beeldmateriaal of getuigenissen. Niemand ontkent dat clickoriented journalism een rol speelt. Sociaalnetwerksites en microblogging zijn van toenemend belang in de multimediale aanpak van redacties, zowel als bron en als geleider naar de site. Voor de eerste doelstelling is Twitter het belangrijkste kanaal, voor de tweede Facebook. Sociaalnetwerksites zijn ook handig om voeling te houden met wat leeft bij de doelgroep. Ten slotte stellen we vast dat het belang van sociaalnetwerksites als geleider naar de site nog toeneemt, een trend waarbij sommige bevraagden kanttekeningen maken: ze vallen buiten de controle van de redactie, je legt een belangrijk deel van je traffic in handen van extern bereik en maakt jezelf zo kwetsbaar. We vroegen de sleutelfiguren nog naar obstakels en uitdagingen van multimediaal werken. Weerstand van een aantal medewerkers tegen multimediaal werken en het gebrek aan een goed businessmodel voor online en mobiele applicaties werden het vaakst vermeld als obstakels. De uitdagingen liepen parallel met de obstakels: een verdienmodel vinden voor multimediale toepassingen en alle redactiemedewerkers in een digitale mindset krijgen.

27 25 5. Bevindingen uit de online-enquête (journalisten) In een online-enquête onder 3109 Vlaamse journalisten met een responsrate van 25,83 % (803 ingevulde formulieren), uitgevoerd tussen begin februari en half maart 2015, bevroegen we deze respondenten naar diverse aspecten van multimediaal werken. We vroegen onder meer naar hun gebruik van bronnen tijdens de nieuwsgaring of verwerking, hun inzet van sociale media, de werkdruk en aspecten die hierbij een rol spelen. De volledige vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. 5 Alle bevindingen die we hieronder bespreken zitten binnen een 95 % betrouwbaarheidsinterval. We bespreken achtereenvolgens het profiel en de werksituatie van de respondenten, het leveren van journalistieke bijdragen aan de website van hun medium, hun bronnen bij nieuwsgaring, hun inzet van sociale media en aspecten van de werkdruk Profiel en werksituatie Van de respondenten in deze studie was 68 % een man, 32 % een vrouw. In de leeftijdsgroep 20 tot 29 jaar was de verhouding tussen mannen en vrouwen haast gelijk. Naarmate de leeftijd oploopt, wordt het overwicht van mannen sterker. De gemiddelde leeftijd van de respondenten ligt in de groep 40 tot 49-jarigen. Het gemiddeld aantal jaren dienst als journalist is 17. Dit profiel loopt parallel met de onderzoekspopulatie van de laatste grootschalige journalistenenquête (866 respondenten) van het Center for Journalism Studies (CJS 2013) Leeftijd * Geslacht Crosstabulation Geslacht Vrouw Man Total Leeftijd jaar Count % within Leeftijd 47,3% 52,7% 100,0% jaar Count % within Leeftijd 37,8% 62,2% 100,0% jaar Count % within Leeftijd 33,7% 66,3% 100,0% jaar Count % within Leeftijd 22,8% 77,2% 100,0% 60 jaar en ouder Count % within Leeftijd 16,5% 83,5% 100,0% Total Count % within Leeftijd 32,3% 67,7% 100,0% 5 Voor de exacte gevolgde werkwijze: zie methodologie

28 26 De meeste respondenten werken hoofdzakelijk voor printmedia, namelijk voor dagbladen (29,9 %) of voor weekbladen en magazines (25,1 %). Ongeveer één op vijf werkt hoofdzakelijk voor televisie (21,1 %) en een kleinere groep voor radio (12,9 %). Een beperkt percentage is hoofdzakelijk actief voor een persagentschap (5 %) of voor een internet only medium (5 %). Deze percentages komen grosso modo overeen met de Vlaamse onderzoekspopulatie van het Center for Journalism Studies (CJS 2013). Enkel het aantal internet only journalisten is in onze studie beduidend hoger (5% tegenover 2 %). Het profiel van onze respondenten komt overeen met dat van Center for Journalism Studies en mogen we, gezien de respons-rate, beschouwen als representatief voor de beroepsgroep van Vlaamse journalisten. De meeste journalisten in onze studie, namelijk 61,1 procent, werkt voor één medium. 33,9 procent van de bevraagden werkt voor meerdere media. In onze studie hebben we het statuut van de journalisten niet bevraagd. Uit een andere studie (CJS 2013) blijkt dat loontrekkende journalisten hoofdzakelijk voor één medium werken, en zelfstandige journalisten gemiddeld aan de slag zijn voor drie opdrachtgevers. Het leeuwendeel van onze respondenten gaf aan dat het werken voor één medium of voor meerdere media een bewuste keuze van hen was, een minderheid (ongeveer een vijfde) gaf aan dat dit geen bewuste keuze was Het leveren van content aan de site van het medium We vroegen de respondenten hoe vaak ze journalistieke bijdragen leverden aan de site van het medium waarvoor ze in hoofdzaak werken. 7,2 procent van de bevraagden geeft aan elke publicatie op de website te publiceren. Wanneer we de internet only journalisten hieruit filteren, dan komen we aan 6,2 %. Zowat een kwart van de bevraagden levert bijna elke werkdag of meerdere keren per dag een bijdrage aan de site, en één op vijf doet dit 1 tot 3 keer per week. Dat betekent dat ongeveer de helft van de journalisten zeer geregeld onlinebijdragen leveren. Hiertegenover staat een derde van de bevraagden die dit nooit doet, of minder dan 1 keer per maand.

29 27 Frequency Percent Valid Altijd 58 7,2 Bijna elke werkdag ,1 Meerdere keren per dag 66 8,2 Minder dan 1 keer per maand ,3 1 tot 3 keer per maand ,1 Nooit ,9 1 tot 3 keer per week ,2 Total ,0 Grafisch voorgesteld ziet dit er zo uit:

30 28 Er is geen betekenisvolle correlatie gevonden tussen het geslacht en het leveren van bijdragen aan de site. Het onderzoek toont wel aan dat jonge journalisten vaker bijdragen leveren aan de website dan oudere collega s (Phi =0.226, p <.05). In de groep geeft nog één op vijf aan zeer geregeld bijdragen te leveren voor de site, in de groep van 60+ is dat ongeveer één op de tien. Conclusie: We mogen hieruit besluiten dat het leveren van content voor de site van het medium als vorm van multimediaal werken sterk ingeburgerd is bij Vlaamse journalisten, toch zeker bij de jongere generatie Wijze van nieuwsgaring Welke informatiebronnen gebruiken Vlaamse journalisten tijdens de nieuwsgaring- of verwerking? We vroegen in de enquête: Hoe vaak maakt u tijdens de nieuwsgaring gebruik van volgende informatiebronnen? en legden hen een lijst met 17 gangbare bronnen voor. Wanneer we bekijken naar het percentage journalisten dat bepaalde bronnen (bijna) elke werkdag of meermaals per dag zegt in te zetten, dan scoren de volgende bronnen het hoogst: informatie uit de Belgische media (63,2 %), persberichten (51,6 %), informatie uit de internationale media (49,6 %), microblogging (vb. Twitter) (47,6 %) en elektronische documenten (47,1 %).

31 29 De bronnen die het laagst scoren in dagelijks gebruik ( zelden of nooit ) zijn: - nieuwsaggregators (50,9 %) - papieren documentatie (40,5 %) - internationale persagentschappen (39,0 %) - weblogs (36,5%) Er zijn bronnen die zowel hoog als laag scoren, wat aangeeft dat ze zeer nuttig zijn voor een deel van de bevraagden, terwijl een ander deel van de bevraagden geen boodschap heeft aan deze bronnen. Nationale en internationale persagentschappen zijn twee zulke bronnen. Dit is in mindere mate ook het geval voor microblogging (Twitter): bijna de helft van de bevraagden maakt hier veelvuldig gebruik van, een kwart zelden of nooit. Er is de laatste decennia een evolutie vastgesteld naar meer deskwerk en minder veldwerk. 6 In die context is het interessant om te bekijken in welke mate face to face interviews vermeld worden als bron. 31,7 % van de bevraagden zegt hier (bijna) elke werkdag gebruik van te 6 Enquêtes van Center for Journalism Studies

32 30 maken, 29 % geeft aan dit één keer in de week te doen. Toch geeft ook 8 procent van de respondenten aan hier zelden of nooit gebruik van te maken. In de journalistenenquête van het Center for Journalism Studies van 2008 (CJS, 2010) gaf 38 % van de journalisten aan dagelijks interviews zonder telefoon te doen, in de journalistenenquête van 2013 (CJS, 2013) gaf 29 % aan (bijna) dagelijks eigen interviews (niet telefonisch) uit te voeren. De trend om haast dagelijks face to face te interviewen lijkt dus dalend. In onze studie zegt 31,7 % dit (bijna) dagelijks te doen. Onze resultaten geven dus geen verdere dalende trend aan van eigen, face to face interviews als bron van nieuwsgaring. Er zijn heel wat gelijkenissen tussen onze bevindingen en die van het Center voor Journalism Studies op vlak van bronnengebruik. Toch zijn er ook enkele resultaten die afwijken van de laatste grootschalige journalistenenquête (CJS 2013). Het valt vooral op dat een aantal bronnen de laatste jaren snel outdated lijken te geraken, terwijl andere in volle opmars zijn. Papieren documentatie lijkt op zijn retour als bron, terwijl primaire bronnen, elektronische bronnen, weblogs en vooral sociaalnetwerksites (zoals Facebook) en microblogging (Twitter) in ons onderzoek hoger scoren dan in het meest recente onderzoek van Center for Journalism Studies (CJS 2013). Neem nu sociaalnetwerksites en microblogging: waar sociaalnetwerksites enkele jaren geleden door 24 % (bijna) dagelijks ingezet werden, is dat volgens ons onderzoek nu door 43,7 % van de respondenten. Microblogging werd in 2013 door 32,7 % (bijna) dagelijks ingezet, nu geeft 47,6 % aan dit haast dagelijks of meermaals per dag te doen. Er lijkt dus een markante stijging te zijn op dit vlak. Wat betreft het bronnengebruik stellen we slechts een zeer beperkt verschil tussen mannen en vrouwen vast. Vrouwen gebruiken sociaalnetwerksites net iets meer dan mannen dit doen (Phi =.172, p<.05). We vonden wel een correlatie tussen het gebruik van bepaalde bronnen en de leeftijd van de respondenten. We stellen een duidelijk verband vast tussen de leeftijd en het gebruik van microblogging (Twitter) (Phi =.427, p<0.05). In de jongste leeftijdscategorie, 20 tot 29 jaar, gaf slechts 8,1 % aan zelden of nooit gebruik te maken van microblogging, in de oudste groep, 65+, was dit 65,4 %. In de jongste groep gaf 37,5 % aan meerdere keren per dag gebruik te maken van microblogging, in de oudste groep was dat 7,7 %. Het gebruik van microblogging neemt af met de leeftijd en piekt bij de jongste groep, maar het is pas vanaf 50 jaar dat er een sterke daling is in het gebruik hiervan. Tot die leeftijd lijkt het gebruik van deze bron ingeburgerd te zijn, en maakt alleszins meer dan de helft van de respondenten er zeer geregeld gebruik van. Jonge collega s maken ook duidelijk meer gebruik van sociaalnetwerksites dan oudere collega s dit doen. (Phi =.363, p<.05). De tendens is hier zeer vergelijkbaar met die bij het gebruik van microblogging. In de jongste leeftijdscategorie gebruikt 5,8 % van de bevraagden zelden of nooit sociaalnetwerksites, in de oudste groep is dat 45,9 %. In de jongste groep zegt 26,6 % meerdere keren per dag sociale netwerksites te raadplegen, in de oudste groep is dat 9,8 % Het gebruik piekt ook hier in de jongste groep, maar neemt meer geleidelijk af volgens leeftijd dan bij het gebruik van microblogging. Met andere woorden: meer oudere journalisten zijn vertrouwd met sociaalnetwerksites als bron dan met microblogging. Dat

33 31 heeft een natuurlijke verklaring: sociaalnetwerksites als Facebook en LinkedIn waren er reeds als bron voor Twitter aan zijn opmars begon. Een duidelijk verband tussen leeftijd en bronnen (Phi >.3, p<.05) is er verder enkel voor telefonische interviews en voor papieren documentatiemappen. Jongere respondenten maken meer gebruik van telefonische interviews dan oudere collega s, en oudere journalisten maken meer gebruik van papieren documentatie dan jongeren. Dat laatste lijkt een natuurlijke verklaring te hebben: jongeren nemen sneller hun toevlucht tot het web voor allerlei activiteiten, onder meer opzoekwerk, dan oudere generaties. Het is hun natuurlijke biotoop. Voor het minder gebruik maken van telefonische interviews door ouderen dan jongeren is er geen voor de hand liggende verklaring. Het is niet zo dat oudere respondenten aangeven vaker face to face interviews uit te voeren dan jongere collega s, de frequentie van face to face interviewen neemt zelfs af na 50 jaar. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat jongere journalisten meerdere items uitwerken per dag of per week, en daarom naast face to face bronnen meer hun toevlucht nemen tot telefonische bronnen, maar hiervoor zou verder onderzoek nodig zijn. Conclusie: - De meest frequent gebruikte bronnen van journalisten zijn volgens ons onderzoek: informatie uit de Belgische media, persberichten, informatie uit de internationale media, microblogging en elektronische documentatie. Drie van deze bronnen keren ook weer in de lijst van meest frequent gebruikte bronnen (bijna dagelijks) in de meest recente enquête van het Center for Journalism Studies (CJS 2013), namelijk: informatie uit Belgische media, persberichten en elektronische archieven en databanken. Verder staat in hun top vijf van meest frequent gebruikte bronnen nog telefoongesprekken en nationale persagentschappen. Deze twee bronnen scoren ook hoog in ons onderzoek. - Onze resultaten bevestigen geen verdere daling van het aandeel face to face interviews in het bronnengebruik van journalisten. In het tijdsbestek van een week bekeken, staan face to face en telefonische interviews ex aequo met elkaar als bronnen van nieuwsgaring. - Ten slotte is er een duidelijk verband tussen leeftijd en bronnengebruik: jongere journalisten maken vooral meer gebruik van microblogging (Twitter) en van sociaalnetwerksites (Facebook, Linkedin) dan hun oudere collega s, al is het verschil duidelijk groter voor microblogging dan voor sociaalnetwerksites. We gaan hier verder op door in het volgende luik.

34 Inzet van sociale media Sociale media worden ingezet voor een veelheid aan doelstellingen, onder meer als bron van nieuws, om bepaalde mensen of media te volgen, om een reactie te geven, een profiel op te zoeken, informatie of een mening te delen en om mensen aan te zetten het medium waarvoor men werkt te bezoeken. Uit het kwalitatief luik van ons onderzoek bleek dat de meeste gebruikte sociale media op redacties Twitter en Facebook zijn. Daarom hebben we ons in deze kwantitatieve bevraging gericht op deze twee sociale media, wat niet uitsluit dat bijvoorbeeld LinkedIn of andere sociale media eveneens ingezet kunnen worden. In dit gedeelte van het onderzoek wilden we achterhalen voor welke van de verschillende doelstellingen Facebook en voor welke Twitter het meest gebruikt worden. Bron van nieuws Als relevante bron van nieuws torent Twitter duidelijk een flink eind uit boven Facebook, zoals blijkt uit onderstaande tabel: Frequency Percent Valid ,8 Facebook ,3 Twitter ,9 Total ,0 We stellen wel vast dat hier verschillen optreden naargelang het medium waarvoor men werkt. Voor alle media scoort Twitter hoger als bron dan Facebook, maar het verschil tussen beide is minder uitgesproken bij weekbladen en magazines dan bij dagbladen, radio of tv. Een logische verklaring hiervan kan zijn dat persoonlijke verhalen en kwesties die met BV s te maken hebben belangrijker zijn voor weekbladen en magazines, en Facebook een belangrijke bron van dergelijke verhalen vormt. De interviews met sleutelfiguren op diverse redacties ondersteunen dit spoor. Andere functies van Twitter en Facebook Uiteraard worden sociale media, behalve als bron, ingezet voor een veelheid aan journalistieke doelstellingen. De volgende tabel geeft een overzicht van de doelstellingen waarvoor Facebook of Twitter het meest ingezet worden:

35 33 Bepaalde mensen/media volgen Twitter Facebook andere 64,4 % 32 % 3,6 % Een reactie 41,6 % 50,4 % 7,8 % Profiel opzoeken Info of meningen delen Aanzetten medium bezoeken 19,0 % 58,3 % 22,7 % 46,0 % 45,3 % 8,7 % 44,1 % 52,2 % 3,8 % Andere 45,7 % 28,6 % 25,7 % Om bepaalde mensen of media te volgen is Twitter (64,4 %) duidelijk het bevoorrechte sociale medium boven Facebook (32 %). In lijn met voorgaande bevindingen bij bronnen vinden we een correlatie tussen de inzet van sociale media en de leeftijd (Phi =.361, p<.05). In de leeftijdsgroep jaar stipt 73,7 % Twitter aan versus 24,1 % Facebook. Voor de leeftijdsgroep jaar vinden we een soortgelijke verhouding (75,4 % Twitter versus 24,0 % Facebook). Het overwicht van Twitter boven Facebook voor deze doelstelling verzwakt geleidelijk met het toenemen van de leeftijd. Slechts bij de 60 + groep geniet Facebook de voorkeur boven Twitter voor het volgen van bepaalde mensen of media. Voor het opzoeken van een profiel stipt de meerderheid van de bevraagden dan weer Facebook (58,3 %) boven Twitter (19,0 % ) aan. Wel valt op dat 22,7 % hier andere aangeeft. Uit de opmerkingen bij andere blijkt dat LinkedIn voor deze doelstelling ook handig is. De jongere groep, jaar, die Twitter zeer veel inzet, scoort hier niet bijzonder hoog: ook bij hen valt de sterke voorkeur voor Facebook op voor deze doelstelling. De oudste groep, 60 +, verwijst het vaakst naar andere (48,3 %), vaker zelfs dan naar Facebook (43,1 %). Voor het geven van een reactie en mensen aanzetten het medium te bezoeken is er een licht overwicht van Facebook boven Twitter: voor het geven van een reactie scoort Facebook 50,4 % en Twitter 41,6 %, voor mensen aanzetten het medium te bezoeken is Facebook goed voor 52,2 % en Twitter voor 44,1 % van de antwoorden. Opvallend gegeven: in de leeftijdsgroep jaar staat Twitter (61,3 %) met stip bovenaan als het gaat om het geven van een reactie, terwijl in de leeftijdsgroep jaar net Facebook (61,4 %) het hoogst scoort. Bij de groepen boven de 50 jaar is het overwicht van Facebook minder uitgesproken, en bij de jongste groep is er een licht overwicht van Facebook boven Twitter voor deze doelstelling. Om mensen aan te zetten het medium te bezoeken kiest enkel de groep jaar iets meer voor Twitter dan voor Facebook. Alle andere leeftijdsgroepen, ook de jongste, zetten hier iets meer Facebook voor in, maar de verschillen zijn niet zo uitgesproken.

36 34 Om informatie en meningen te delen scoren Facebook (45,3 %) en Twitter (46 %) ongeveer ex aequo. De twee jongste leeftijdsgroepen, jaar en jaar, hebben een lichte voorkeur voor Twitter, de oudere groepen voor Facebook, maar de verschillen zijn niet erg uitgesproken. Tenslotte waren er nog een aantal opmerkingen bij de inzet van andere doelstellingen dan deze opgesomd in de tabel. Een aantal bevraagden merkten spontaan op dat ze sociale media ook inzetten om informatie in te winnen (7), om aan PR en community building te doen (4) en om getuigenissen te vinden (3). Het zou zinvol zijn deze categorieën mee op te nemen in toekomstige bevragingen over het nut van sociale media in de journalistieke praktijk. Conclusie: - Als bron van nieuws en als kanaal om bepaalde mensen en media te volgen is Twitter duidelijk nummer één. - Als kanaal om een profiel op te zoeken geeft het leeuwendeel van de bevraagden dan weer de voorkeur aan Facebook. - Voor andere functies, zoals een reactie geven, mensen aanzetten het medium te bezoeken en om informatie en meningen te delen is er niet zo n duidelijk overwicht van het ene boven het andere kanaal. Wel is duidelijk dat deze kanalen bewust ingezet worden voor bepaalde doelstellingen Aspecten van werkdruk Als laatste onderdeel van de online-enquête polsten we naar de werkdruk en factoren die daarbij een rol kunnen spelen. Op de vraag Hebt u de indruk dat de werkdruk de voorbije 5 jaren is toegenomen? kregen we volgende antwoorden: Frequency Percent Valid Ik werk minder dan 5 jaar ,7 Nee ,4 Ja ,9 Total ,0 Wanneer we enkel rekening houden met wie 5 jaar of langer actief zijn in het vak, dan geeft 83,1 % van de bevraagden aan dat de werkdruk is toegenomen, en meent slechts een minderheid van 16,9 % dat de werkdruk niet is toegenomen. Aan duidelijkheid laat dit niets te wensen over. Deze gegevens bevestigen de indruk van stijgende werkdruk die het Center for Journalism Studies ook al documenteerde (CJS 2013), al werd de vraag hier wel anders geformuleerd: gaven in 2008 al 79 % van de journalisten aan dat het takenpakket van de journalist de laatste jaren alleen maar toeneemt, in de bevraging van 2013 was dit 89 %, een stijging met maar liefst 10 procentpunten op 5 jaar tijd. De hoge scores in perceptie van stijgende werkdruk worden bevestigd door ons onderzoek.

37 35 De journalisten die aangaven dat de werkdruk toeneemt hebben we vervolgens gevraagd naar de factoren die een rol zouden kunnen spelen bij de perceptie van verhoogde werkdruk, aan de hand van het lijstje hieronder. 7 Het geeft meteen een beeld van de vaakst aangehaalde factoren voor stijgende werkdruk: Minder mensen voor zelfde werk Hetzelfde aantal mensen maar meer werk Aantal respondenten , ,9 Multimediaal werken ,5 % respondenten Meer concurrentie ,9 Machocultuur 49 6,1 Werkonzekerheid ,7 Andere 68 8,6 We kunnen dit ook grafisch voorstellen: 7 De vraag in de online enquête die hierop betrekking had, luidde: Indien ja, heeft dit volgens u te maken met:

38 36 De twee vernoemde factoren voor stijgende werkdruk die er met kop en schouders bovenuit steken zijn: minder mensen voor hetzelfde werk (41,2 %) en multimediaal werken (38,5 %). Meer dan een derde van de bevraagden meent dus dat verhoogde werkdruk met deze factoren te maken heeft. We kunnen dan ook moeilijk stellen dat multimediaal werken gewoon een andere journalistieke werkwijze behelst die geen invloed heeft op de druk die de journalist ervaart. De link tussen multimediaal werken en de perceptie van verhoogde werkdruk is erg duidelijk. Er is geen correlatie tussen de perceptie van verhoogde werkdruk en het geslacht van de respondenten. De correlatie tussen factoren van verhoogde werkdruk en leeftijd is zwak ( Minder mensen voor hetzelfde werk Phi=.216, p<.05; multimediaal werken Phi=.240, p<.05). De respondenten tussen 30 en 50 jaar verwijzen iets vaker dan andere groepen naar minder mensen voor hetzelfde werk als verklaring voor verhoogde werkdruk. De groep tussen 30 en 50 jaar geeft ook iets vaker dan de anderen aan dat de werkdruk te maken heeft met multimediaal werken. Opvallend is dat dat de jongste groep, jaar, met 8,2 % beduidend minder dan de andere leeftijdsgroepen overtuigd is van een link tussen stijgende werkdruk en multimediaal werken. Enerzijds gaat het hier om een groep die nauwelijks meer

39 37 dan vijf jaar aan de slag kan zijn en daardoor minder vergelijkingsmogelijkheid heeft dan de oudere groepen, anderzijds gaat het ook om een groep voor wie multimediaal werken zo gebruikelijk is dat de link met werkdruk hen mogelijk niet opvalt. Het is gewoon wat ze gewend zijn in hun korte journalistieke carrière. Bij de antwoordmogelijkheid andere op de vraag waarmee de indruk van stijgende werkdruk te maken kan hebben, linkt een aantal bevraagden de perceptie van stijgende werkdruk spontaan aan volgende factoren: de uitbreiding van het takenpakket (10 respondenten), de snelheid waarmee gewerkt moet worden (9 respondenten), kleinere budgetten (5 respondenten), minder mensen voor meer werk (5 respondenten) en altijd bereikbaar zijn (5 respondenten). Het zou zinvol zijn deze categorieën mee op te nemen in een eventuele toekomstige bevraging van factoren van stijgende werkdruk. Een veel kleiner percentage bevraagden (16,9 %) geeft aan dat de werkdruk volgens hen niet gestegen is. We legden hen ook een lijstje met mogelijke factoren voor: Aantal respondenten Vanwege de 38-urenweek 4 0,5 % respondenten Bestaande contracten nageleefd 5 0,6 Ploeg- en shiftsysteem 4 0,5 Toegenomen flexibilisering 27 3,4 Betere technologie/efficiëntiewinst 43 5,4 Andere 6 0,7 Het aantal respondenten dat aangeeft dat de werkdruk niet gestegen is, is te klein om er veel conclusies uit te trekken. Enkel de factor betere technologie/efficiëntiewinst lijkt hier enigszins relevant te zijn: ongeveer 1 op 20 bevraagden verwijst hiernaar als verklaring voor een niet gestegen werkdruk. Interessant is verder dat bij andere 6 respondenten spontaan als factor van niet gestegen werkdruk opgeven: freelancer geworden (meer vrije keuze, regel zelf mijn werk, bepaal mijn ritme). Het lijkt een specifieke strategie om beter om te gaan met de gedocumenteerde perceptie van gestegen werkdruk. Conclusie: - We kunnen niet naast de al eerder vastgestelde evolutie van gestegen werkdruk kijken. De indicaties dat een stijgende werkdruk onverminderd speelt in de journalistieke praktijk zijn bijzonder overtuigend. - Evenmin valt te ontkennen dat multimediaal werken een belangrijke factor is in de perceptie van gestegen werkdruk: meer dan een derde van de respondenten (38,5 %) stipt multimediaal werken aan als een factor. Enkel voor de jongste leeftijdsgroep lijkt

40 38 multimediaal werken zo evident te zijn geworden dat ze het niet linken aan een gestegen werkdruk. Conclusies van de online-enquête Met 803 ingevulde formulieren, een respons-rate van 26 % en een onderzoekspopulatie die parallel loopt met deze van de beroepsenquêtes van het Center for Journalism Studies kunnen we stellen dat de resultaten van onze online-enquête representatief zijn voor de populatie van Vlaamse journalisten. Twee derde van hen werkt voor één medium, een derde voor meerdere media. Een eerste aspect van multimediaal werken dat we onderzochten was de mate waarin journalisten content leveren voor de site van het medium waarvoor ze werken. Ongeveer de helft van de respondenten levert dagelijks of meermaals per week content voor de site, tegenover zowat een derde die dit nooit doet, of minder dan eenmaal per maand. Met deze resultaten kunnen we wel stellen dat dit een ingeburgerde journalistieke praktijk geworden is. Het aandeel journalisten waarvoor dit een dagelijks aspect van hun werk is stijgt naarmate de bevraagden jonger zijn. Bij het bronnengebruik valt op dat microblogging (Twitter) en elektronische documentatie deel uitmaken van de top vijf van meest gebruikte bronnen. Er is een duidelijk verband tussen leeftijd en multimediaal bronnengebruik. De jongere generaties journalisten maken het meest gebruik van microblogging als bron. Hetzelfde kan gezegd worden over sociaalnetwerksites (Facebook, LinkedIn) maar het verschil tussen jongere en oudere generaties is hier minder groot. Hoe dan ook staat, in een vergelijking tussen Facebook en Twitter, Twitter met stip op nummer één als relevante bron: haast dubbel zoveel respondenten verwezen naar Twitter boven Facebook als geprefereerde bron. Microblogging en sociaalnetwerksites worden ingezet om bepaalde mensen en media te volgen, een reactie te geven, een profiel op te zoeken, informatie of meningen te delen, en mensen aan te zetten het eigen medium te bezoeken. Twitter is duidelijk het bevoorrechte medium om bepaalde mensen of media te volgen (dubbel zo populair voor dit doeleinde dan Facebook), terwijl voor het opzoeken van een profiel Facebook drie keer zo vaak als geprefereerd kanaal wordt aangestipt dan Twitter. Voor het geven van een reactie en mensen aanzetten het medium te bezoeken is er een licht overwicht van Facebook boven Twitter en om informatie en meningen te delen scoren Facebook en Twitter ongeveer ex aequo. Net als in de diepte-interviews probeerden we te achterhalen of er een link is tussen multimediaal werken en werkdruk. Van alle respondenten met meer dan vijf jaar ervaring, geeft 83 % aan dat de werkdruk gestegen is en slechts 17 % dat dit niet zo is. Dat is een erg duidelijke bevinding. Wie ja antwoordde op de vraag of de werkdruk gestegen is, werd uitgenodigd om uit een lijst van zes mogelijke factoren aan te duiden welke volgens hen te maken hebben met een stijging van de werkdruk. Hier scoorden minder mensen voor hetzelfde werk (41,2 %) en multimediaal werken (38,5 %) veel hoger dan andere antwoordmogelijkheden. Haast 4 op elke 10 respondenten verwijzen dus naar multimediaal werken als factor in verhoogde werkdruk. Enkel voor de jongste leeftijdsgroep lijkt multimediaal werken zo n evidentie dat deze bevraagden dit niet linken aan een gestegen werkdruk.

41 39 6. Algemeen besluit De aanvangsvraag van ons onderzoek was: is multimediaal werken op Vlaamse redacties een ingeburgerde praktijk of gaat het om een overtrokken en overroepen discours en blijkt de praktijk helemaal niet zo multimediaal te zijn? Om deze vraag te beantwoorden hebben we eerst het onderwerp multimediale journalistiek omschreven als journalistiek voor meerdere mediaplatformen. De vraag wordt dan of er op de redacties effectief gewerkt wordt via meerdere platformen (core medium, site, sociale media ) en of er een sterke integratie is tussen deze verschillende platformen. We bezochten 26 redacties om hier via diepte-interviews zicht op te krijgen. Het is evenwel mogelijk dat er op redactieniveau wel gecombineerd gewerkt wordt op diverse platformen maar dat het grote deel van de Vlaamse journalisten nog steeds monomediaal werkt, zij het voor print, radio of tv. Onlinejournalisten werken sowieso al multimediaal omdat zij een combinatie van fragmenten tekst, beeld, audio verwerken, maar zij vormen uiteraard een minderheid binnen het totale journalistenbestand. Om te achterhalen of het gros van de Vlaamse journalisten multimediaal werkt en zo ja, op welke wijze, hebben we een grootschalige enquête opgezet met medewerking van de twee grote journalistenverenigingen (803 ingevulde formulieren op iets meer dan 3000 aangeschrevenen, respons-rate van 26 %). De belangrijkste bevindingen uit de combinatie van de diepte-interviews en de onlineenquête van dit onderzoek zijn: - Alle redacties werken multimediaal, al is de mate waarop en de integratie tussen de diverse platformen van een medium onderling verschillend. Er zijn redacties met een goed georganiseerde interface tussen core medium/ core media, online en sociale media en waar een sterke convergentie op vlak van content bestaat tussen de verschillende platformen. Op andere redacties wordt er meer ad hoc samengewerkt tussen core medium, online en sociale media, maar dit soort redacties is in de minderheid. De overtuiging overheerst dat een sterk merk op herkenbare wijze aanwezig moet zijn op diverse platformen om relevant te zijn, om verschillende soorten gebruikers te bedienen en de eigen uitstraling en het bereik te verhogen. - Het overgrote deel van de journalisten werkt multimediaal. Ongeveer de helft van de bevraagden in de online-enquête geeft aan dagelijks of meermaals per week content te leveren aan de site van het medium. Minder dan een derde van de Vlaamse journalisten doet dit nooit of minder dan eenmaal per maand. We mogen hieruit concluderen dat alvast dit aspect van multimediaal werken ingeburgerd is geraakt. - Maar ook het bronnengebruik wordt steeds diverser en houdt een multimediale aanpak van de nieuwsgaring in. Uit de kwalitatieve bevraging bleek reeds dat Twitter een belangrijke bron van nieuws is. In de online-enquête duikt Twitter op in de top vijf van meest ingezette bronnen. 48 % van de bevraagden gebruikt Twitter dagelijks en nog eens 12 % minstens eenmaal per week. Voor sociaalnetwerksites geldt dit in iets mindere mate: 44 % dagelijks en 15 % minstens eenmaal per week. Dat is een significante stijging tegenover bevindingen van enkele jaren geleden (Center for Journalism Studies, 2013: 32,7 % gebruikt microblogging en 24 % sociaalnetwerksites (bijna) dagelijks). Enkele redacties geven aan dat net Facebook voor hen een bijzonder relevante bron van nieuws is, bijvoorbeeld om ontwikkelingen bij BV s te volgen.

42 40 - Wanneer we dieper ingaan op de functies van microblogging (Twitter) en sociaalnetwerksites (voornamelijk Facebook) voor de journalistieke praktijk in de online-enquête dan stellen we vast dat Twitter dubbel zo vaak wordt ingezet als Facebook om bepaalde mensen en media te volgen. Voor het opzoeken van een profiel wordt Facebook dan weer driemaal zo vaak gebruikt als Twitter. Facebook wordt door een kleine meerderheid van bevraagden geprefereerd boven Twitter voor het geven van een reactie en om mensen aan te zetten het eigen medium te bezoeken. Voor het delen van informatie en meningen scoren Twitter en Facebook even hoog. - Uit het kwalitatief luik blijkt verder dat multiple platforms ook worden ingezet om de interactie met lezers te stimuleren. Die interactie kent verschillende richtingen: het doelpubliek wordt uitgenodigd om te reageren op berichten of polls of deel te nemen aan events (community building), maar er wordt evenzeer een beroep gedaan op het publiek voor user generated content, voornamelijk tips, beelden en getuigenissen. Haast alle redacties doen beroep op user generated content. De website en sociale media worden hiervoor ingezet. Verschillende sleutelfiguren geven aan dat ze via sociale media ook een beter beeld krijgen van wat leeft bij hun publiek. Dat laatste kan minstens deels ook opgemaakt worden uit de clickcijfers. Geen enkele redactie ontkent de evolutie in de richting van clickoriented journalism, al verschilt het soort items dat veel clicks genereert wel van medium tot medium. - Tijdens de diepte-interviews vroegen we aan sleutelfiguren op de redacties welke competenties belangrijk zijn voor journalisten. Klassieke journalistieke eigenschappen als taalvaardigheid en nieuwsgierigheid staan bovenaan, aangevuld met goed om kunnen gaan met sociale media en multimediaal kunnen werken. Deze vier items worden alleszins het vaakst vermeld door de sleutelfiguren. - Werkdruk is ook een aandachtspunt in ons onderzoek. Uit de diepte-interviews kwam al een expliciet verwoorde link tussen stijgende werkdruk en multimediaal werken naar voor. Dit verband wordt duidelijk bevestigd in de online-enquête: het leeuwendeel van de bevraagden meer dan vier op vijf geeft aan dat de werkdruk de voorbije vijf jaar gestegen is. Bevraagd naar welke factoren hierbij een rol spelen scoren minder mensen voor hetzelfde werk (41,2 %) en multimediaal werken (38,5 %) bijzonder hoog. Deze gegevens laten aan duidelijkheid niets te wensen over: de werkdruk stijgt nog, en multimediaal werken is een relevant aspect in dit verhaal. - Ten slotte werd er, uitsluitend in het kwalitatieve luik van het onderzoek, bij sleutelfiguren op de redacties gepolst naar de obstakels voor multimediaal werken en de uitdagingen ervan. Twee vaak vernoemde obstakels zijn weerstand van een deel van de medewerkers tegen multimediaal werken en het ontbreken van een goed verdienmodel voor de multimediale platforms (website, sociale media). Deze twee items vormen volgens de sleutelfiguren de grote uitdagingen voor de multimediale toekomst van de journalistiek. We mogen dus concluderen dat de journalistieke praktijk anno 2015 ontegenzeggelijk multimediaal is, wat niet uitsluit dat een deel van de journalisten nog (goed)deels monomediaal werkt. Uitsluitend monomediaal werken is echter de uitzondering op de regel geworden. Het aandeel journalisten dat bijvoorbeeld nooit content levert voor de site van het medium is de voorbije jaren gedaald van bijna de helft tot hooguit een derde (vergelijking onze bevindingen met deze van CJS, 2013). De rol van sociale media is al een aantal jaren in opmars, en als we ons onderzoek vergelijken met de vorige beroepsenquête (CJS, 2013) dan kunnen we enkel een verdere steile opmars vaststellen. Hoe hieraan een

43 41 goed businessmodel kan worden gekoppeld, blijft vooralsnog een gigantische uitdaging voor de sector. Wanneer we onze resultaten leggen naast studies van 2010 (Opgenhaffen e.a., en Van den Bulck en Tambuyzer), dan kunnen we niet anders dan concluderen dat er tussen 2010 en 2015 een belangrijke doorbraak van multimediaal werken gekomen is, zowel in het werken voor verschillende platformen (nu het geval bij de helft van de journalisten) als in het inzetten van sociale media als bron en verspreider van nieuws (steile opmars sociale media in vergelijking met CJS 2013). Dit neemt niet weg dat er op sommige redacties nog steeds weerstand is tegen multimediaal Werken, zoals gerapporteerd in de literatuur en bevestigd door onze interviews met Sleutelfiguren op diverse redacties. Ons onderzoek bevestigt verder al eerder gerapporteerde percepties van stijgende werkdruk en stelt een duidelijke link vast met multimediaal werken. Een beperking in ons onderzoek is wellicht dat sommige vormen van multimediaal werken minder uitdrukkelijk aan bod komen. De laatste decennia krijgt een deel van de journalisten de vraag om tegelijkertijd te filmen en interviewen, of interviewwerk te combineren met het nemen van foto s. De combinatie van deze werkwijzen is buiten het bestek gebleven van deze studie. Het zou interessant zijn om dit in verder onderzoek wel mee op te nemen. Bij de inzet van sociale media, meer bepaald Facebook en Twitter, gaven sommige respondenten aan dat ze deze kanalen ook voor andere doelstellingen gebruiken dan diegene die wij opgesomd hadden, bijvoorbeeld voor PR en community building en om getuigenissen te vinden. Bovendien vonden sommige respondenten dat sociale media als LinkedIn en Flickr stiefmoederlijk behandeld werden in ons onderzoek. Dit is het gevolg van het feit dat in de diepte-interviews haast uitsluitend naar Facebook en Twitter verwezen werd, waardoor we deze twee weerhouden hebben voor de online-enquête, maar het zou zinvol zijn om deze opties mee in te bouwen bij mogelijk verder onderzoek. Ten slotte zou ook de wijze waarop journalisten omgaan met de gestegen werkdruk ( bevinding uit ons onderzoek en uit andere studies) de moeite waard kunnen zijn voor vervolgonderzoek.

44 42 Bijlage 1 : Literatuurlijst Bardoel, J. (2010). Journalistiek moet zich durven onderscheiden. Toekomst voor de professie in een multimediale omgeving. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 38 (3) Corten,M., d Haenens, L. & Opgenhaffen, M. (2011). Journalistiek in Vlaanderen. Afstemming tussen praktijk, opleiding en onderzoek. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 39 (3). De Vuyst, S., Raeymaeckers, K. & De Keyser, J. (2013). Journalistiek 2.0? Uitdagingen en mogelijkheden voor journalisten in de crossmediale en multimediale omgeving. Nieuwsmonitor Deuze, M. (2004). What is multimedia Journalism? Journalism Studies, vol. 5, nr 2 Franklin, B. (2014). The future of journalism in an age of digital media and economic uncertainty. Journalism Practice, Vol. 8, nr. 5. Garcia-Aviles, J., Kaltenbrunner, A. en Meier, K. (2014). Media convergence revisited. Lessons learned on newsroom integration in Austria, Germany and Spain. Journalism Practice, Vol.8, Nr. 5 Geens, D., Paulussen, S. en Vandenbrande, K. (2011). Fostering a culture of collaboration; Organizational challenges of newsroom innovation. In Making online news, volume 2, Paterson and Domingo, uitg. Peter Lang Harder, R. en Paulussen, S. (2014). Social media references in newspapers. Facebook, Twitter and YouTube as sources in newspaper journalism. Journalism Practice, vol. 8, nr. 5 Paulussen, S., & Raeymaeckers, K. (Reds.) (2010). Journalisten: profiel van een beroepsgroep. Leuven: LannooCampus. Paulussen, S. (2012). Technology and the transformation of News Work: are labor conditions in (online) journalism changing? in The Handbook of Global Online Journalism, edited by Eugenia Siapera en Andreas Veglis, Wiley-Blackwell Raeymaeckers,K., Paulussen,S. & De Keyser, J. (2008). De beroepsjournalist in 2008: een profielstudie. De Journalist, nrs. 115, 116 en 117. Raeymaeckers, K. & Heinderyckx, F. (Reds.) (2013). De Belgische journalist in 2013: een zelfportret. Gent: Academia Press. Van den Bulck, H. en Tambuyzer,S. (2013). Collisions of convergence: Flemish news workers and management s perceptions of the impact of PSB newsroom integration on journalistic practices and identities. In The International Communication Gazette 75(I) Van Dijck, J. (2010). Professionele journalistieke identiteit in een digitale omgeving. Een essay. Tijdschrift voor communicatiewetenschap 38 (1) Van Leuven, S., Deprez, A., Raeymaeckers, K. (2015). Het journalistieke brongebruik in tijden van churnalism en Twitter. Een surveyonderzoek bij Vlaamse beroepsjournalisten. In Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 43 (1)

45 43 Bijlage 2: Vragenlijst diepte-interviews (redacties) Vragenlijst Naam gesprekspartner: Welke redactie: Naam student: Persoonlijke data journalist : Functie: Geslacht: Leeftijd: Aantal dienstjaren (+ op deze redactie + waar nog?): A. Organisatie redactie: 7. Hoe is de redactie georganiseerd? (grote divisies) 8. Is er een interface tussen de onlineredactie en andere afdelingen? Hoe verloopt die? (vb gezamenlijke nieuwsinstroom, geregeld overleg )? 9. Indien diverse media onder 1 dak gebundeld zijn: hoe verloopt de inhoudelijke afstemming tussen de verschillende media? (flow manager, wekelijks overleg?) 10. Is er de perceptie op de werkvloer dat multimediaal werken (journalist werkt voor meer dan 1 medium, vb print en online, vb, tv en radio) de werkdruk doet toenemen? 11. Indien ja: waaraan ligt dit? B. Competenties: 12. Welk profiel journalist (vaardigheden) is nodig voor deze redactie? 13. Welke specifieke multimediale vaardigheden heeft een medewerker nodig? C. Multimediale werking algemeen: 14. Hoe wordt er concreet multimediaal gewerkt op diverse afdelingen? 15. Kunt u de evolutie van multimediaal werken op deze redactie beschrijven? 16. Zijn er eventuele nieuwe functies (platformaggregator, content provider ) ontstaan om de digitale kanalen aan te sturen of van content te voorzien? 17. Hoe verloopt de evolutie naar clickoriented journalism : in welke mate wordt de selectie van nieuwsitems bepaald door wat het publiek leuk vindt? D. Interactie met publiek:

46 Hoe functioneert de interactie met nieuwsconsumenten? 19. Maakt uw redactie gebruik van user generated content? Zo ja, op welke wijze? 20. Welke doelgroep bereikt men met welke poot van de redactie? 21. Welke rol spelen social networking sites (vb Facebook en Twitter) in het vergaren van nieuws en in het leiden van publiek naar jullie site? 22. Welke van beide is meest krachtig voor dit laatste doel: Facebook of Twitter? 23. Wat is de belangrijkste motor voor toeleiding naar uw site: social media of zoekmachines? 24. Hoe vergelijkt het aantal mensen bereikt via social networking sites zich tot het aantal bezoekers van uw site? E. Obstakels en uitdagingen: 25. Welke beperkingen / obstakels ervaart u bij het multimediaal werken? 26. Wat zijn de uitdagingen voor de toekomst?

47 Bijlage 3: Vragenlijst online-enquête 45

48 46

49 47

50 48

51 49

52 50

53 51

54 52

55 53

Uitdagingen en mogelijkheden voor journalisten in de crossmediale en multimediale omgeving

Uitdagingen en mogelijkheden voor journalisten in de crossmediale en multimediale omgeving Journalistiek 2.0? Uitdagingen en mogelijkheden voor journalisten in de crossmediale en multimediale omgeving Op het ritme van een aantal ingrijpende technologische veranderingen is er de laatste jaren

Nadere informatie

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok Veel gemeenten zijn inmiddels actief op sociale media kanalen, zoals ook blijkt uit het onderzoek dat is beschreven in hoofdstuk 1. Maar

Nadere informatie

Hoe bedrijven social media gebruiken

Hoe bedrijven social media gebruiken Hoe bedrijven social media gebruiken SMO_214 Powered by Pondres Onderzoek Rob van Bakel Auteurs Milou Vanmulken Sjors Jonkers Beste lezer, Ook in 214 publiceren Pondres en MWM2 het Social Media Onderzoek.

Nadere informatie

18 december 2012. Social Media Onderzoek. MKB Nederland

18 december 2012. Social Media Onderzoek. MKB Nederland 18 december 2012 Social Media Onderzoek MKB Nederland 1. Inleiding Er wordt al jaren veel gesproken en geschreven over social media. Niet alleen in kranten en tijdschriften, maar ook op tv en het internet.

Nadere informatie

10 FACEBOOK TIPS VOOR BEDRIJVEN

10 FACEBOOK TIPS VOOR BEDRIJVEN 10 FACEBOOK TIPS VOOR BEDRIJVEN Introductie Social media wordt steeds vaker door bedrijven gebruikt om beter contact met hun klanten te krijgen en uiteindelijk meer inkomsten te realiseren. Facebook is

Nadere informatie

Rapportage enquête De ggz laat zich horen

Rapportage enquête De ggz laat zich horen Rapportage enquête De ggz laat zich horen Thijs Emons en Fred Leffers, oktober 2011 Inleiding Op 10 september 2008 werd de website De ggz laat zich horen gelanceerd. Met deze site en de bijbehorende mailinglijst

Nadere informatie

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B Samenvatting Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B Deze samenvatting gaat over hoofdstuk 4; eerst publiceren dan filteren,

Nadere informatie

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017 Onderzoek mediagebruik Maastricht 2016 mei 2017 1 Publicatiedatum donderdag 4 mei 2017 Contact Gemeente Maastricht Team Communicatie (043) 350 42 00 communicatie@maastricht.nl pagina 2 Onderzoek Mediagebruik

Nadere informatie

Sociale Media voor beginners. starten met sociale netwerken

Sociale Media voor beginners. starten met sociale netwerken Sociale Media voor beginners starten met sociale netwerken Voorstelling Welke sociale media kennen jullie? Programma 1 - Algemeen: Nik 2 - Facebook voor jou en je vereniging: Laurien 3 - Twitter voor jou

Nadere informatie

IMPACT VAN SOCIAL MEDIA OP HET NIEUWS

IMPACT VAN SOCIAL MEDIA OP HET NIEUWS #SMING14 IMPACT VAN SOCIAL MEDIA OP HET NIEUWS EEN INTERNATIONAAL ONDERZOEK DOOR ING NAAR DE IMPACT VAN SOCIAL MEDIA OP DE WERKZAAMHEDEN VAN PR PROFESSIONALS & JOURNALISTEN, NIEUWS & NIEUWSVERSPREIDING

Nadere informatie

Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur

Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur Televisiekijken is een sociale activiteit.. Uit het kijkonderzoek blijkt dat heel vaak samen met het eigen gezin en gasten naar de televisie wordt gekeken.

Nadere informatie

Onderzoek Social Media in Transport & Logistiek

Onderzoek Social Media in Transport & Logistiek Onderzoek Social Media in Transport & Logistiek 19 maart 2014 2 Inleiding Na een aantal zware crisisjaren lijkt de sector transport & logistiek begin 2014 weer uit het dal te klimmen. De eerste signalen

Nadere informatie

Evolutie in mediagebruik: Back to the future? Dimitri Schuurman Ike Picone IBBT - Digital Society

Evolutie in mediagebruik: Back to the future? Dimitri Schuurman Ike Picone IBBT - Digital Society Evolutie in mediagebruik: Back to the future? Dimitri Schuurman Ike Picone IBBT - Digital Society Outline 1. De Vlaamse mediamix in cijfers What s in a buzz? 2. Hoe de evoluties in de mediamix begrijpen

Nadere informatie

Mens en Organisatie in het architectenbureau. Peiling juni 2013

Mens en Organisatie in het architectenbureau. Peiling juni 2013 Mens en Organisatie in het architectenbureau Peiling juni 2013 Inhoudsopgave Peiling Mens en Organisatie 3 Arbeidsrelaties 4 Beleid voor mens en organisatie: ontwikkeling 5 Beleid voor mens en organisatie:

Nadere informatie

Frankwatching. Volledige automatisering e-mailmarketing

Frankwatching. Volledige automatisering e-mailmarketing Frankwatching Volledige automatisering e-mailmarketing Efficiënte promotie van nieuwe artikelen via e-mail CMS Koppeling bespaart een uur werk per nieuwsbrief Customized content door uitgebreide segmentatie

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

Bedrijfsjurist in Beweging

Bedrijfsjurist in Beweging Salary Survey editie 2014 Bedrijfsjurist in Beweging Profiel, lonen en trends 01 Executive summary Met 696 deelnemers is deze editie 2014 van de salary survey bij de bedrijfsjurist een succes. We noteerden

Nadere informatie

Reactienota naar aanleiding van het Inwonerpanel

Reactienota naar aanleiding van het Inwonerpanel Reactienota naar aanleiding van het Inwonerpanel In juni dit jaar zijn aan het Inwonerpanel vragen gesteld over de gemeentelijke informatievoorziening in het algemeen, de wekelijkse informatiepagina in

Nadere informatie

Maurice Jongmans is Adviseur Social Media en Zoekmachineoptimalisatie bij Webtechniek in Delft.

Maurice Jongmans is Adviseur Social Media en Zoekmachineoptimalisatie bij Webtechniek in Delft. Maurice Jongmans is Adviseur Social Media en Zoekmachineoptimalisatie bij Webtechniek in Delft. Webtechniek is gespecialiseerd in technische oplossingen voor internet en applicaties. Sinds 2000 is het

Nadere informatie

Profiel van informatiezoekers

Profiel van informatiezoekers Profiel van informatiezoekers Kritisch denken Ik ben iemand die de dingen altijd in vraag stelt 20,91% 45,96% 26,83% 6,3% Ik ben iemand die alles snel gelooft 0% 25% 50% 75% 100% Grondig lezen Ik lees

Nadere informatie

Social Media Marketing

Social Media Marketing Social Media Marketing Get Social But, How? And Where? Tom Zoethout KvK Netwerkevent 23 nov 09 2 1 Moet je sociaal meedoen op het internet? 3 Social Media Marketing Quiz Wat weet ik eigenlijk al over Social

Nadere informatie

Redactie in beeld: R-TV Webredacteur. Sigrid Abels, MR1A. Julianadorp,

Redactie in beeld: R-TV Webredacteur. Sigrid Abels, MR1A. Julianadorp, Redactie in beeld: R-TV Sigrid Abels, MR1A Julianadorp, 06-04-17 Inhoudsopgave GESCHIEDENIS VAN HET BEROEP WEBREDACTEUR 3 WAT HOUDT HET BEROEP IN? 3 BENODIGDE KWALITEITEN 3 VOOROPLEIDING 4 SALARIS 4 BEROEPSPERSPECTIEF

Nadere informatie

Volgens Nederland. Analyse van de nieuwe corporate campagne van Achmea. 15 november 2012. Sanne Gaastra Mirjam Lasthuizen Sonja Utz

Volgens Nederland. Analyse van de nieuwe corporate campagne van Achmea. 15 november 2012. Sanne Gaastra Mirjam Lasthuizen Sonja Utz Volgens Nederland Analyse van de nieuwe corporate campagne van Achmea 15 november 2012 Sanne Gaastra Mirjam Lasthuizen Sonja Utz Achtergrond Volgens Nederland Nederland kent een aantal belangrijke maatschappelijke

Nadere informatie

s t u d i e Jongeren en media Jongeren en media November 2011

s t u d i e Jongeren en media Jongeren en media November 2011 Jongeren en media Jongeren en media s t u d i e November 2011 Agenda 1. Doelstellingen 2. Methodologie 3. Media-uitrusting (thuis, in eigen kamer) 4. Kijkgedrag (individueel of sociaal gebeuren) 5. Ouderlijk

Nadere informatie

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen Rapportage Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen In opdracht van: Mediawijzer.net Datum: 22 november 2013 Auteurs: Marieke Gaus & Marvin Brandon Index Achtergrond van het onderzoek 3 Conclusies

Nadere informatie

Minder nieuws voor hetzelfde geld?

Minder nieuws voor hetzelfde geld? www.nieuwsmonitor.net Minder nieuws voor hetzelfde geld? Van broadsheet naar tabloid Meer weten? Onderzoekers Nieuwsmonitor Carina Jacobi Joep Schaper Kasper Welbers Kim Janssen Maurits Denekamp Nel Ruigrok

Nadere informatie

Welkom. GO ORGANIZING Helpt je organiseren en keuzes maken

Welkom. GO ORGANIZING Helpt je organiseren en keuzes maken Welkom GO ORGANIZING Helpt je organiseren en keuzes maken 1 weten SOCIAL MEDIA 2 vraag zaal Steekwoorden SOCIAL MEDIA Roep steekwoorden die bij je opkomen over SocialMedia 3 weten Programma Wat zijn Social

Nadere informatie

Waarom met je bedrijf op Facebook?

Waarom met je bedrijf op Facebook? Waarom met je bedrijf op Facebook? In deze les ga ik er een vanuit dat jij met jouw duurzame locatie, bedrijf of initiatief ook de mogelijkheden van Facebook wilt benutten. Of je dat ook inderdaad écht

Nadere informatie

Media in de kinderopvang een onderzoek naar media en beleid in de kinderopvang

Media in de kinderopvang een onderzoek naar media en beleid in de kinderopvang Media in de kinderopvang een onderzoek naar media en beleid in de kinderopvang Wij kiezen er heel bewust voor om bepaalde digitale media te gebruiken, maar de interactie met de Pedagogisch medewerker is

Nadere informatie

Resultaten internetpanel Dienst Regelingen

Resultaten internetpanel Dienst Regelingen Resultaten internetpanel Dienst Regelingen Resultaten peiling 15: gebruik social media juli 2012 1. Inleiding Tussen 1 juni en 10 juni konden panelleden van het internetpanel Dienst Regelingen een peiling

Nadere informatie

Training Social Media optimaal gebruiken

Training Social Media optimaal gebruiken Training Social Media optimaal gebruiken Wat levert deze training voor u op? U heeft de zaak al aardig voor elkaar en als ondernemer bent u op zoek naar een manier om meer omzet te genereren. Door social

Nadere informatie

Bedrijfsjurist in Beweging

Bedrijfsjurist in Beweging Salary Survey editie 2014 Bedrijfsjurist in Beweging Profiel, lonen en trends 01 Executive summary Met 696 deelnemers is deze editie 2014 van de salary survey bij de bedrijfsjurist een succes. We noteerden

Nadere informatie

Begrijp je doelgroep en connect Search en Social voor de opbmale klant beleving

Begrijp je doelgroep en connect Search en Social voor de opbmale klant beleving Begrijp je doelgroep en connect Search en Social voor de opbmale klant beleving Speaking Publishing Consulting Training European Search Personality 2015 www.stateofdigital.com - www.basvandenbeld.com -

Nadere informatie

OOG TV en Radio. Marjolein Kolstein. Mei 2016. Laura de Jong. Kübra Ozisik. www.os-groningen.nl

OOG TV en Radio. Marjolein Kolstein. Mei 2016. Laura de Jong. Kübra Ozisik. www.os-groningen.nl OOG TV en Radio Marjolein Kolstein Laura de Jong Mei 2016 Kübra Ozisik www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Inhoud 1 Samenvatting 3 1. Inleiding 5 1.1 Aanleiding van het onderzoek 5 1.2 Doel van

Nadere informatie

De resultaten van een online campagne

De resultaten van een online campagne De resultaten van een online campagne Het einde nadert voor de wedstrijd van Gentse Ondernemer van het jaar, de mogelijkheid tot stemmen is reeds afgelopen. Deze voorbije aantal weken heeft Rgbscape dan

Nadere informatie

Aanvulllende info Workshop Social Media Humanitas district Noord

Aanvulllende info Workshop Social Media Humanitas district Noord Aanvulllende info Workshop Social Media Humanitas district Noord Defintie SocialMedia is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, zonder of met minimale tussenkomst van een professionele

Nadere informatie

Social media checklist

Social media checklist Social media checklist In 15 minuten klaar om klanten te benaderen Sociale media audit? Elk bedrijf weet wel dat ze iets met sociale media moeten doen en hebben daarom ook (toen ze wat tijd over hadden)

Nadere informatie

Dé plek om te praten over alles wat je op TV hebt gezien

Dé plek om te praten over alles wat je op TV hebt gezien Dé plek om te praten over alles wat je op TV hebt gezien : Dit is pas een site die echt alles heeft. Copyright: Disney ABC Television Alles over televisie is het unieke, interactieve platform

Nadere informatie

Sociale media in de zorgsector: kopzorgen of uitdaging? 39 e week van verpleegkundigen en vroedvrouwen

Sociale media in de zorgsector: kopzorgen of uitdaging? 39 e week van verpleegkundigen en vroedvrouwen Sociale media in de zorgsector: kopzorgen of uitdaging? 39 e week van verpleegkundigen en vroedvrouwen Jouw band met sociale media? Sociale media Sociale media (de Engelse term social media is ook in het

Nadere informatie

Gemeenteraad(lid) en sociale media

Gemeenteraad(lid) en sociale media Gemeenteraad(lid) en sociale media Hoe werk ik als raadslid met sociale media? Nadja Desmet VVSG Ronde van Vlaanderen Wij staan paraat! 085-773 1957 info@socialemediaburo.be @Someburo www.howaboutyou.nl

Nadere informatie

Sociale Media & Onderwijs The future is now invissible

Sociale Media & Onderwijs The future is now invissible Sociale Media & Onderwijs The future is now invissible Michaël Opgenhaffen, KU Leuven - Antwerpen Houffalize - 16 okt 2013 - Colloquium secundair onderwijs Michael.Opgenhaffen@soc.kuleuven.be www.twitter.com/michopgenhaffen

Nadere informatie

Kübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei

Kübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei Kübra Ozisik Mei 2017 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl @basisvoorbeleid BASIS VOOR BELEID Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Samenvatting 2 1. Inleiding 4 2. Resultaten 5 2.1 Respons 5 2.2 Bekendheid

Nadere informatie

Sportclubs en Sociale Media

Sportclubs en Sociale Media Sportclubs en Sociale Media Wilko de Graaf DSO, 7 november 2013 Sportclubs en Sociale Media Mike Muller en Wilko de Graaf Kenniskring Sport, Management en Ondernemen Domein Bewegen, Sport en Voeding Hogeschool

Nadere informatie

Presenteert de workshop Social Media

Presenteert de workshop Social Media Presenteert de workshop Social Media Juice BV Canadabaan 18 5388 RT NISTELRODE 0412-611453 info@juicebv.nl www.facebook.com/juicebv www.twitter.com/juicebv Wat doen wij? Onze klanten 1 Onze klanten Onze

Nadere informatie

Factsheet Competenties Ambtenaren

Factsheet Competenties Ambtenaren i-thorbecke Factsheet Competenties Ambtenaren Competenties van gemeenteambtenaren - nu en in de toekomst kennis en bedrijf Gemeenten werken steeds meer integraal en probleemgestuurd aan maatschappelijke

Nadere informatie

GfK Twitter TV ratings

GfK Twitter TV ratings GfK Twitter TV ratings Paul van Niekerk GfK 31 maart 2015 1 Agenda 1 2 3 GfK Audience Measurement Trends in kijken en keuze voor TV-content GfK Twitter TV ratings 2 GfK Audience Measurement 3 Video optie

Nadere informatie

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. 2012 In samenwerking met 1 547.259 uitzendkrachten 547.259 motieven 2 Inhoudstafel 1. Uitzendarbeid vandaag 2. Doel van het onderzoek 3. De enquête 4. De verschillende

Nadere informatie

Whitepaper Mailtomarket

Whitepaper Mailtomarket Whitepaper Mailtomarket Inleiding Ik heb al een digitale nieuwsbrief moet ik dit lezen? Als u uw relaties directer en specifieker wilt benaderen met informatie die bij hen past, dan is e-mailmarketing

Nadere informatie

Glazen Huis peiling Leids JongerenPanel. Colofon. Serie Statistiek 2011 / 08

Glazen Huis peiling Leids JongerenPanel. Colofon. Serie Statistiek 2011 / 08 Glazen Huis 2011 peiling Leids JongerenPanel Colofon Serie Statistiek 2011 / 08 Gemeente Leiden Afdeling Strategie en Onderzoek, BOA Postbus 9100, 2300 PC Leiden E-mail: boa@leiden.nl Website: www.leiden.nl/jongerenpanel

Nadere informatie

Vragenlijst redactieonderzoek 2015

Vragenlijst redactieonderzoek 2015 Vragenlijst redactieonderzoek 2015 In 2006 heeft het Commissariaat voor de Media een vragenlijst uitgezet onder hoofdredacteuren van nieuwsmedia. Ter vergelijking willen we dit onderzoek herhalen. Dit

Nadere informatie

Het internet: van informeren tot activeren

Het internet: van informeren tot activeren In een medialandschap dat voortdurend in beweging is, duiken er elke dag nieuwe cijfers op over het gebruik van internet, mobile en tablet. Probeer daar maar eens klaar in te zien! Er verschijnen tal van

Nadere informatie

Evaluatie Nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit

Evaluatie Nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit Evaluatie Nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit De Nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit bestaat 1 jaar. In dat jaar verschenen 20 edities van onze nieuwsbrief. Tijd om eens te zien wat we kunnen verbeteren aan het

Nadere informatie

De staat van de Vlaamse nieuwsmedia. Vier jaar onderzoek van het Steunpunt Media Stefaan Walgrave en Julie De Smedt

De staat van de Vlaamse nieuwsmedia. Vier jaar onderzoek van het Steunpunt Media Stefaan Walgrave en Julie De Smedt De staat van de Vlaamse nieuwsmedia Vier jaar onderzoek van het Steunpunt Media Stefaan Walgrave en Julie De Smedt Beleidsrelevant onderzoek in opdracht van de minister van Media 2012-2015 Universiteiten

Nadere informatie

Burgers twitteren niet met de gemeente

Burgers twitteren niet met de gemeente Burgers twitteren niet met de gemeente Peter Joosten Het Twitter-account van de gemeente Bellingwedde, het YouTube-kanaal van de gemeente Den Haag, het Pinterest-account van de gemeente Goes of de Slideshare

Nadere informatie

voor UZ Leuven-medewerkers

voor UZ Leuven-medewerkers Richtlijnen social media voor UZ Leuven-medewerkers Social media maken meer en meer deel uit van onze leefwereld. Denk maar aan Facebook, Twitter, LinkedIn, Youtube Ook UZ Leuven wil deze boot niet missen

Nadere informatie

Inbound Marketing Expertise

Inbound Marketing Expertise Sagamore Inbound Marketing Expertise Content- en Social Media Plan Template Sagamore 1-12 Content en Social Media plan Het stappenplan 1. Identificeer de contentparels 2. Doel van de boodschap vaststellen

Nadere informatie

Test over resultaatgericht managen en coachend leidinggevenden

Test over resultaatgericht managen en coachend leidinggevenden Test over resultaatgericht managen en coachend leidinggevenden zeker gedeeltelijk niet 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Voor discussies heb ik geen tijd, ík beslis. Medewerkers met goede voorstellen

Nadere informatie

DE GROTE IMAGO ENQUÊTE OVER HET BIV (Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars)

DE GROTE IMAGO ENQUÊTE OVER HET BIV (Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars) DE GROTE IMAGO ENQUÊTE OVER HET BIV (Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars) INLEIDING Het NICM lanceert een onderzoek bij mede eigenaars van appartementen en beroepssyndici over het imago van het BIV

Nadere informatie

Meest mobiele organisatie van Nederland

Meest mobiele organisatie van Nederland Resultaten onderzoek Meest mobiele organisatie van Nederland Juni 2013 Uitkomsten onderzoek onder top organisaties in Nederland Uitgevoerd door Keala Research & Consultancy in de periode mei tot en met

Nadere informatie

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING VOORWOORD Content marketing is uitgegroeid tot één van de meest populaire

Nadere informatie

Vraag je je af via welke platformen en devices je de consument kunt bereiken? En hoe? Zes marketingtrends.

Vraag je je af via welke platformen en devices je de consument kunt bereiken? En hoe? Zes marketingtrends. Vraag je je af via welke platformen en devices je de consument kunt bereiken? En hoe? Zes marketingtrends. Door: Patricia Redsicker Bron/voor u gelezen: www.marketingonline.nl Volgens het Infinite Dial

Nadere informatie

Doeltreffend communiceren over jouw Open Monument

Doeltreffend communiceren over jouw Open Monument Doeltreffend communiceren over jouw Open Monument Een antwoord op jouw communicatievragen Hoe kan ik ervoor zorgen dat mensen naar mijn Open Monumentendag komen? Hoe communiceer ik over mijn programma

Nadere informatie

Sociale media als journalistieke instrumenten Michaël Opgenhaffen (@MichOpgenhaffen) KU Leuven campus Antwerpen

Sociale media als journalistieke instrumenten Michaël Opgenhaffen (@MichOpgenhaffen) KU Leuven campus Antwerpen Sociale media als journalistieke instrumenten Michaël Opgenhaffen (@MichOpgenhaffen) KU Leuven campus Antwerpen Mediacademie, Mechelen - 02/06/15 Hoe gebruiken jullie sociale media in professionele context?

Nadere informatie

Frans de Hoyer GW Management. E-Mail Marketing (mysterye-mail) E-Mailnieuwsbrief Social media voor de Automotive. De wereld is veranderd

Frans de Hoyer GW Management. E-Mail Marketing (mysterye-mail) E-Mailnieuwsbrief Social media voor de Automotive. De wereld is veranderd Frans de Hoyer GW Management E-Mail Marketing (mysterye-mail) E-Mailnieuwsbrief Social media voor de Automotive De wereld is veranderd 1 We kopen online We plaatsen alles online 2 Dit onderdeel valt ineens

Nadere informatie

2nd, 3th en Xth Screen

2nd, 3th en Xth Screen MIE 2012 2nd, 3th en Xth Screen Verzorgd door Bas de Vos directeur SKO Paul van Niekerk directeur Media Intomart GfK Moving Pictures: NL 2011 Presentatie voor MIE Bas de Vos Directeur SKO MIE 2012 De kijkcijfers

Nadere informatie

Communicatie met de achterban

Communicatie met de achterban Communicatie met de achterban Workshop 20 februari 2016 (Melle) 1 maart 2016 (Diksmuide) That s me # 7 jaar bewonersplatforms in Diksmuide # prettig ploeterend in de Westhoekpolderklei # empowering the

Nadere informatie

Flexibiliteit in de job, een opstap naar flexibele loopbaan?

Flexibiliteit in de job, een opstap naar flexibele loopbaan? Flexibiliteit in de job, een opstap naar flexibele loopbaan? Zo n 1 op 4 werknemers die we bevraagd hebben vinden dat hun werkgever niet flexibel genoeg is. De anderen geven aan dat er heel wat mogelijk

Nadere informatie

STARTERSGIDS BUYER PERSONAS

STARTERSGIDS BUYER PERSONAS INBOUND MARKETING STARTERSGIDS BUYER PERSONAS DALLAS ANTWERP ? HOE ZIET EEN BUYER PERSONA ER UIT? INHOUD 1 Een korte introductie over buyer personas. 2 Hoe maak je een buyer persona? 3 Hoe ziet een buyer

Nadere informatie

Best Formats In Media Sponsoring. Marketing June 2015

Best Formats In Media Sponsoring. Marketing June 2015 Best Formats In Media Sponsoring Inleiding Advertising or sponsoring TV & Web formats The audience s point of view Key learnings Best Formats in Media Sponsoring is een studie over de waardering van sponsoring

Nadere informatie

Strategieplan Happie. Happie met elkaar!

Strategieplan Happie. Happie met elkaar! Strategieplan Happie Happie met elkaar! Tilburg 30-10-2012 Inhoud Inleiding...3 Visie...3 Missie...5 Tijdsgeest en timing...5 Zorg voor onze bezoekers...5 Journalistieke relevantie...6 Taal en content...6

Nadere informatie

PERSBERICHT CIM 22/04/2015

PERSBERICHT CIM 22/04/2015 PERSBERICHT CIM 22/04/2015 Nieuwe CIM studie over kijkgedrag op nieuwe schermen Belgen keken nooit eerder zoveel naar TV-content Het CIM, verantwoordelijk voor kijkcijferstudies in België, volgt sinds

Nadere informatie

Om Facebook, Twitter, Instagram en LinkedIn zakelijk goed te kunnen inzetten, organiseren wij de onderstaande 3 workshops.

Om Facebook, Twitter, Instagram en LinkedIn zakelijk goed te kunnen inzetten, organiseren wij de onderstaande 3 workshops. Social media zijn niet meer weg te denken in de huidige wereld. De ontwikkelingen gaan razend snel en de mogelijkheden zijn onbegrensd. We hebben allemaal wel een Facebook, Twitter of Linkedin account.

Nadere informatie

Smartphones. Figuur 1 Our Mobile Planet, 2012

Smartphones. Figuur 1 Our Mobile Planet, 2012 Smartphones Het aandeel smartphones en tablets groeit hard in Nederland. De grafiek hieronder laat al zien dat in 2012 de penetratie van smartphones met 10% is toegenomen. Figuur 1 Our Mobile Planet, 2012

Nadere informatie

Tendensen in bedrijfsopleidingen. 19 Maart 2009 Business Faculty Brussel

Tendensen in bedrijfsopleidingen. 19 Maart 2009 Business Faculty Brussel Tendensen in bedrijfsopleidingen 19 Maart 2009 Business Faculty Brussel Inhoud Inleiding: wie zijn wij? Onderzoeksmethodologie & Definities Top 4 Vaststellingen in bedrijfsopleidingen Top 4 Tendensen in

Nadere informatie

Programmaoverzicht Bachelor Open dag

Programmaoverzicht Bachelor Open dag Programmaoverzicht Bachelor Open dag 11 2017 Ronde en tijd Openingsronde 09.00-09.30 uur Sessies en activiteiten Waarom Tilburg University? Informatiesessie met de rector magnificus en een student van

Nadere informatie

Voor je begint met bloggen

Voor je begint met bloggen Voor je begint met bloggen Gemma Kregting, Adviseur online marketing Corporate Communications & Marketing Voor je begint met bloggen Stap 1: Bepaal waar je over wilt bloggen Stap 2: Wie gaat er bloggen

Nadere informatie

Handleiding. Social Media Management Software

Handleiding. Social Media Management Software Handleiding Social Media Management Software Wat is het en waarom gebruiken? 3 Hoe aanloggen? 4 Hoe een sociaal netwerk profiel toevoegen? 5 Hoe berichten toevoegen en klaarzetten om uit te voeren? 7 Hoe

Nadere informatie

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE Onderstaande dat meewerkten evaluatie is gebaseerd op de resultaten van een enquête die op dinsdag 19 november, maandag is twee Methodologische 25 dagen aan november

Nadere informatie

Nieuwsmedia in Vlaanderen Resultaten uit de Participatiesurvey 2014. Ike Picone & Alexander Deweppe

Nieuwsmedia in Vlaanderen Resultaten uit de Participatiesurvey 2014. Ike Picone & Alexander Deweppe Nieuwsmedia in Vlaanderen Resultaten uit de Participatiesurvey 2014 Ike Picone & Alexander Deweppe Participatiesurvey 2014 Representatieve steekproef van Vlamingen (wave 2014: n= 3949) Longitudinaal onderzoek

Nadere informatie

Trends in Digitale Media december 2014. SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT

Trends in Digitale Media december 2014. SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT Trends in Digitale Media december 2014 SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT TV kijken via smartphone 75% gegroeid Vorig jaar december concludeerde SPOT dat TV kijken

Nadere informatie

ONDERZOEK ONLINE INFLUENCERS

ONDERZOEK ONLINE INFLUENCERS ONDERZOEK ONLINE INFLUENCERS 2 Voorwoord Marketeers worden zich er steeds meer van bewust wat de invloed is van social media op de (online) reputatie van hun bedrijf. Mede daarom zetten zij ook steeds

Nadere informatie

Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken

Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken Onderzoeksnota : Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken Dr. Patrick van Erkel Prof. Peter Van Aelst Onderzoeksgroep

Nadere informatie

Het Slimmer Werken-onderzoek 2013

Het Slimmer Werken-onderzoek 2013 Het Slimmer Werken-onderzoek 2013 In mei 2013 heeft Beklijf in opdracht van ErgoDirect International een online onderzoek uitgevoerd onder HR- en Arbo-professionals met als thema ʻSlimmer Werkenʼ. Slimmer

Nadere informatie

Training Social Media succesvol inzetten voor je organisatie of bedrijf

Training Social Media succesvol inzetten voor je organisatie of bedrijf Training Social Media succesvol inzetten voor je organisatie of bedrijf SocialforMedia organiseert i.s.m. Innovatieplatform Colibre van Cubiss de Social Media trainingen Social Media succesvol inzetten

Nadere informatie

Gedragscode social media reddingsbrigade Heerhugowaard

Gedragscode social media reddingsbrigade Heerhugowaard Gedragscode social media reddingsbrigade Heerhugowaard Richtlijnen en regels voor het gebruik van social media door leden in relatie tot Reddingsbrigade Heerhugowaard. Augustus 2015 1 Inhoudsopgave: Inhoudsopgave:...

Nadere informatie

PR-BEGELEIDING. Na initiatie van een evenement

PR-BEGELEIDING. Na initiatie van een evenement PR-BEGELEIDING Na initiatie van een evenement Voorwoord Jouw evenement gaat er komen bij SETUP! Naast de productie en inhoud is de PR & Communicatie van het evenement bij SETUP een belangrijk onderdeel.

Nadere informatie

OPEN DATA IN VLAANDEREN EN BELGIË INTERESSANTE COMPLEXITEIT. Noël Van Herreweghe

OPEN DATA IN VLAANDEREN EN BELGIË INTERESSANTE COMPLEXITEIT. Noël Van Herreweghe OPEN DATA IN VLAANDEREN EN BELGIË INTERESSANTE COMPLEXITEIT Noël Van Herreweghe 1 jaar open data OPEN DATA INNOVEREN ..alle gegevens die de overheid namens ons verzameld....en dat met ons belastinggeld

Nadere informatie

Content is koning, strategie de keizer

Content is koning, strategie de keizer Content is koning, strategie de keizer David Kok in gesprek met Xaviera Ringeling Xaviera is, samen met haar team vrijwilligers, een contentmachine. Elke dag publiceert ze op verschillende weblogs een

Nadere informatie

Gebruik mobiele apparaten

Gebruik mobiele apparaten Rapport onderzoek Gebruik mobiele apparaten creative studio 1. Voorwoord Wij, Pascal Usmany en Britt Vreeswijk zijn beide werkzaam in de communicatie. Pascal is eigenaar van Drop Alive Creative Studio

Nadere informatie

Stelling. Hoe kunnen we Social Media toepassen als dienstverleners?

Stelling. Hoe kunnen we Social Media toepassen als dienstverleners? Stelling Hoe kunnen we Social Media toepassen als dienstverleners? Tim Cosson Internet Strateeg Eigenaar mindworkz 26 jaar oud Woon samen Voetbal Geloof in samenwerken 1.Wat is social media? 2.Welke doelen

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Trends in Service 2010

Onderzoeksopzet. Trends in Service 2010 Onderzoeksopzet Trends in Service 2010 Utrecht, oktober 2010 1. Inleiding De sociale netwerken nemen een steeds belangrijker plaats in in de communicatie tussen bedrijven en hun (potentiële) klanten en

Nadere informatie

10 GOUDEN REGELS VOOR HET GEBRUIK VAN SOCIAL

10 GOUDEN REGELS VOOR HET GEBRUIK VAN SOCIAL 10 GOUDEN REGELS VOOR HET GEBRUIK VAN SOCIAL MEDIA Zo overtuigt u uw doelgroep wél van de toegevoegde waarde Auteur: Wendy Appel Datum: 7 juli 2009 OnlineResults Databankweg 12p 3821 AL Amersfoort T 035

Nadere informatie

60% VAN DE DE MEESTE MOEDERS BESTEDEN WHITEPAPER OUDERS VAN NU

60% VAN DE DE MEESTE MOEDERS BESTEDEN WHITEPAPER OUDERS VAN NU 60% VAN DE MOEDERS DE MEESTE MOEDERS BESTEDEN WHITEPAPER OUDERS VAN NU JONGE MOEDERS: EEN UNIEKE DOELGROEP Welke invloed hebben media en reclame op de kennis en het gedrag van jonge moeders? En wat beïnvloedt

Nadere informatie

Contact met de media?

Contact met de media? Contact met de media? NWO biedt ondersteuning NWO, onderzoekers en de media Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek U doet onderzoek dat (mede)gefinancierd wordt door NWO. Wanneer u een

Nadere informatie

Klanten vinden, binden, boeien en behouden Realiseer, optimaliseer en registreer uw Social Media succes!

Klanten vinden, binden, boeien en behouden Realiseer, optimaliseer en registreer uw Social Media succes! Klanten vinden, binden, boeien en behouden Realiseer, optimaliseer en registreer uw Social Media succes! Social Media Ontzorging voor bedrijven en ondernemers MKB-ers met ambitie zien hun kans: social

Nadere informatie

Vijftien jaar internet. Wat heeft het voor ons betekend?

Vijftien jaar internet. Wat heeft het voor ons betekend? Rapport Vijftien jaar internet. Wat heeft het voor ons betekend? Voor: Online Breedband B.V. Door: Synovate Synovate Inhoud Samenvatting 3 Onderzoeksopzet 5 Belangrijkste resultaten 6 - Internetgebruik

Nadere informatie

Pandoraz Social Media Monitor: grip op uw social media

Pandoraz Social Media Monitor: grip op uw social media Pandoraz Social Media Monitor: grip op uw social media Tweezijdige marketing Van oudsher gebruiken organisaties verschillende marketingtechnieken om hun producten of diensten onder de aandacht van potentiële

Nadere informatie

Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland

Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland Sinds de opkomst van breedband internet en mobiele devices als de smartphone en tablet hebben Nederlanders meer mogelijkheden om naar audiovisuele

Nadere informatie

E-learning ontwikkelingen onderzocht

E-learning ontwikkelingen onderzocht E-learning ontwikkelingen onderzocht Uitslagen van online enquete op e-learning.nl Wilfred Rubens E-learning land is volop in beweging. De redactie van e-learning.nl vroeg zich af hoe haar bezoekers die

Nadere informatie

Social media around the world Door: David Kok

Social media around the world Door: David Kok Social media around the world Door: David Kok Tussen 19 maart en 24 juni zijn ongeveer 400 steden in de wereld via e-mail en Twitter benaderd om mee te werken aan een internationaal onderzoek. De steden

Nadere informatie