Bijlagen Tweede Kamer, i

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bijlagen. 109. 1. Tweede Kamer, i"

Transcriptie

1 Bijlagen Tweede Kamer, i VOOELOOPIG VEESLAG. (De vroegere stukken zijn gedrukt onder n. 382 der Zitting ) De vaste Commissie voor Privaat en Strafrecht, in wier handen dit wetsontwerp is gesteld, heeft de eer daaromtrent het navolgende mede te deelen. Algemeens beschouwingen. Gaarne brengt de Commissie hulde aan de Eegeering voor de indiening van dit wetsontwerp. Zij kan zich daarmee in hoofdzaak zeer wel vereenigen, al acht zij verschillende aanvullingen en wijzigingen aan te bevelen. Ook naar haar oordeel is het vaststellen van een aantal wettelijke bepalingen omtrent een zoo belangrijk instituut als dat der stichting wenschelijk. Heeft de praetijk zich tot nu toe op sommige punten zonder zoodanige bepalingen weten te redden, op andere punten heerscht een onzekerheid, welke zoo mogelijk dient te worden weggenomen. Er werd aan herinnerd, dat blijkens de laatste Troonrede de Eegeering een nadere regeling van het vereenigingsrecht overweegt, ter bevordering van een meer werkdadig repressief toezicht". Eeeds thans komt het voor, zoo werd opgemerkt, dat stichtingen worden opgericht in plaats van vereenigingen, niettegenstaande de laatste rechtsvorm in de gegeven omstandigheden aangewezen zou zijn. Een stichting kan vooralsnog worden opgericht zonder dat eenige Overheidsinstantie zich daarmede kan bemoeien, en bestaat zij eenmaal, dan is zij aan geenerlei toezicht onderworpen. Er is dus noch preventief, noch repressief toezicht. Zou nu een nadere regeling van het vereenigingsrecht tot stand komen, welke een verscherping van het repressief toezicht op vereenigingen inhield, dan is het geenszins uitgesloten, dat men ook in gevallen, waarin tot nu toe vereenigingen worden opgericht, voortaan aan stichtingen de voorkeur zal geven. De Commissie ziet ook in deze omstandigheid een aanwijzing, zij het slechts van ondergeschikte beteekenis, dat een wettelijke regeling van het stichtingsrecht aanbeveling verdient. Mede in verband met het voorgaande heeft de Commissie zich afgevraagd, of het toezicht op de stichtingen in het ontwerp wel voldoende geregeld is. Het ontwerp kent slechts een zeker repressief toezicht. Eenige leden der Commissie zouden het juister achten, indien daarnaast ook een preventief toezicht werd ingevoerd, in den geest van dat op vereenigingen of, juister nog, overeenkomende met dat op naamlooze vennootschappen. De stichtingsakte zou door een Overheidsinstantie, bij voorkeur den Minister van Justitie, moeten worden onderzocht, waarna een verklaring van geen bezwaar zou moeten volgen. Eerst daarna zou de stichting haar werkzaamheden moeten kunnen aanvangen. Ongetwijfeld bestaat er tusschen vereenigingen en naamlooze vennootschappen eenerzijds en stichtingen anderzijds een belangrijk verschil: de eerste worden steeds opgericht bij een handeling onder de levenden, de laatste kunnen ook bij testament opgelicht worden. En nu is het bij oprichting onder de levenden mogelijk een ontwerp-akte terug te zenden met de mededeeling, dat daarin bepaalde wijzigingen moeten worden aangebracht. Geschiedt de oprichting echter bij testament, dan zal, zoo redeneert men wellicht, de akte eerst na den dood van den erflater kunnen worden onderzocht en is dus geen wijziging meer mogelijk, indien althans niet het testament zelf de gelegenheid daartoe opent. Hieraan kan echter worden te gemoet gekomen door mogelijk te maken, dat het concept van een stichtingsakte, welke men in een testament wenscht te zien opgenomen, reeds tijdens het leven van den testator wordt onderzocht, natuurlijk onder geheimhouding. Doch ook indien deze oplossing niet zou worden aanvaard, wegen, naar het oordeel van de hier aan het woord zijnde leden, de bezwaren, aan een preventief toezicht verbonden, niet op tegen de daaraan verbonden voordeelen. In het bijzonder de omstandigheid, dat geen stichting achteraf nietig verklaard zou behoeven te worden, omdat wellicht na jaren blijkt, dat zij niet voldoet aan de eischen van artikel 2, lid 2, beschouwden zij als een groot voordeel van zulk een toezicht. Verschil van meening over de vraag of aan de eischen van dit artikel voldaan is, kan vrij gemakkelijk ontstaan; vooral over de beteekenis van den eisch, dat het doel niet op winst gericht mag zijn, laten zich allerlei opvattingen denken. Volgens het ontwerp (artikel 7) zal in geval van strijd met dit artikel de geheele stichting nietig zijn, en wel ex tune, van het oogenblik van haar oprichting af. Verhaal bestaat dan slechts op bestuurders, die te kwader trouw zijn geweest (artikel 8). Voor de rechtszekerheid brengt dit een groot gevaar mee. Bij preventief toezicht daarentegen zal de stichting, waartegen bezwaar bestaat, in het geheel niet kunnen werken; derden worden zoodoende tegen schade gevrijwaard. Voert men tegen preventief toezicht aan, dat in geval van oprichting bij testament geen wijziging mogelijk zou zijn, dan geldt dit bezwaar evenzeer tegen de ontworpen regeling met betrekking tot de nietigverklaring: als de rechter achteraf meent, dat de stichting niet aan de wettelijke eischen voldoet, kan wijziging van de akte baar niet meer rechtsgeldig maken. Een voordeel van preventief toezicht achtten deze leden ook, dat er in de formuleering van stichtingsakten een zekere traditie, een vaste lijn, zou ontstaan, en wel reeds zeer spoedig na de inwerkingtreding van de wet. Beslissingen van den rechter omtrent beweerde nietigheid daarentegen zullen waarschijnlijk eerst na jaren eenige vastheid kunnen geven. Gaarne zouden deze leden over de vraag, of preventief toezicht, hetzij op alle stichtingen, hetzij alleen op die, welke onder de levenden worden opgericht, wenschelijk en practisch uitvoerbaar zou zijn, 's Ministers oordeel vernemen. Andere leden der Commissie waren voorshands van meening, dat aan een preventief toezicht op stichtingen geen dringende behoefte 'bestaat, en dat daartegen zelfs ernstige bedenkingen zouden bestaan. Overheidsinmenging behoort bij de oprichting van stichtingen naar hun oordeel zooveel mogelijk achterwege te blijven. Draagt men aan het administratieve gezag op, preventief toezicht op stichtingen uit te oefenen, dan komt men er bovendien licht toe, ook het repressieve toezicht en het aanbrengen van wijzigingen in het reglement aan dat zelfde gezag toe te vertrouwen. Dit zou een aanmerkelijke uitbreiding van de Overheidsinmenging op het terrein van de stichtingen beteekenen, waartegen deze leden bezwaar zouden hebben. Wel erkenden zij, dat tegen de ontworpen regeling met betrekking tot de nietigverklaring van stichtingen, die wellicht reeds jaren lang in feite hebben bestaan, bezwaren kunnen worden aangevoerd. Daaraan zou echter, naar zij meenden, wel te gemoet gekomen kunnen worden. Zij stelden zich voor, daarop bij de bespreking van artikel 7 terug te komen. Eeeds thans wilden zij er echter de aandacht op vestigen, dat ook door preventief toezicht niet geheel voorkomen kan worden, dat stichtingen later nietig blijken. De geldigheid van een testament kan worden aangetast, de bepalingen omtrent het wettelijk erfdeel kunnen geschonden zijn; bij oprichting onder de levenden kunnen de schuldeischers zijn benadeeld, waartegen met een actio Pauhana kan worden opgetreden. Intusschen zouden ook deze leden op het oordeel Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen

2 van den Minister omtrent wenschelijkheid en mogelijkheid van preventief toezicht prijsstellen. Dat de Regeering bij het ontwerpen van de voorgestelde regeling zooveel mogelijk aansluiting heeft gezocht bij de bestaande practijk, de jurisprudentie en de literatuur, acht de Commissie in het algemeen juist. Jurisprudentie en literatuur geven echter niet overal houvast: zij laten quaesties onopgelost of geven oplossingen, die bij gebreke van wetsbepalingen niet anders dan onbevredigend kunnen zijn. In het bijzonder geldt dit voor de gewichtige vraag, op welke wijze de stichting bij haar oprichting het haar toegedachte aanvangskapitaal verkrijgt. Hier behoort de wetgever, naar het der Commissie wil voorkomen, zich zoo noodig van de rechtspraak los te maken en een zelfstandige oplossing te geven. Een regeling, die belangrijke problemen van de te regelen materie onopgelost laat, kan immers moeilijk bevrediging schenken. Artikel 1. Eerste lid. Het eerste lid van dit artikel, dat de definitie van een stichting bevat, doet reeds dadelijk een geheele reeks vragen rijzen. In de eerste plaats moet onder het oog gezien worden of het ontwerp te recht de afzondering van een zeker vermogen als eisch heeft gesteld voor het rechtsgeldig bestaan eener stichting. Stichtingen zonder eenig aanvangskapitaal zijn zeer wel denkbaar 1 ). Er zijn nu eenmaal volkomen te respecteeren doeleinden, tot welker bereiking wel een instelling met een zekere organisatie, doch geen kapitaal noodig is. Houdt men nu vast aan den eisch, dat bij de oprichting een vermogen afgezonderd moet worden, dan kan het niet anders of die afzondering" wordt in zulke gevallen een bloote formaliteit. In de practijk pleegt men f 100 af te zonderen of althans eenige tientallen guldens; met elk willekeurig bedrag, hoe klein ook, zou echter kunnen worden volstaan. Wezenlijke beteekenis kan men aan zulk een afzondering" niet hechten. Verscheidene leden der Commissie meenden, dat de eisch van afzondering van eenig vermogen wel zou kunnen vervallen. Niettemin zouden zij tegen behoud daarvan, indien daaruit niet nog andere moeilijkheden voortvloeiden, weinig bezwaar hebben. Een voordeel hiervan is, dat wordt vastgehouden aan hetgeen in de jurisprudentie gegroeid is. In de meeste gevallen zal een stichting ook wel degelijk eenig vermogen noodig hebben. En waar dit niet het geval is, kan men zonder veel moeite aan den eisch der wet voldoen. Men kan dit punt echter niet bezien zonder tevens aandacht te schenken aan de vraag, welke beteekenis moet worden gehecht aan de woorden met behulp van". De stichting heeft de bestemming, zoo bepaalt artikel 1, een niet op winst gericht doel te verwezenlijken met behulp van het afgezonderde vermogen. Welk verband moet er nu bestaan tusschen het vermogen en het doel? Ongetwijfeld zal moeten worden aangenomen, dat, indien elk verband ontbreekt, de instelling, die stichting genoemd wordt, geen stichting in den zin der wet is. Wanneer is dit echter het geval? Kan men van een gemeentelijke stichting, welker statuten bepalen, dat zij het beheer voert bijv. over gemeentewoningen en dat zij al hetgeen zij int aan de gemeente moet afdragen, wel zeggen, dat zij haar doel het beheer der woningen tracht te bereiken met behulp van het kleine bedrag, dat het gemeentebestuur bij haar oprichting heeft afgezonderd en dat zij voor het voeren van dat beheer volstrekt niet noodig heeft? Van een instelling, die geenerlei vermogen behoeft te hebben om haar doel te bereiken, doch die niettemin eenig vermogen heeft ontvangen, omdat de wet dit nu eenmaal eischt, kan, zoo meent de Commissie, niet gezegd worden, dat zij dat doel tracht te verwezenlijken met behulp 1 ) Vgl. het voorbeeld, gegeven door prof. mr. J. C. VAN OVEN in het Nederlandsch Juristenblad van 1 Mei 1937, blz. 443: een stichting tot het in ontvangst nemen van een te verwachten schenking van Grieksch-Egyptische papyri. van haar aanvangskapitaal. Is deze opvatting de juiste, dan zullen zoodanige instellingen niet als stichtingen mogen worden beschouwd. Voor de rechtszekerheid is dit niet bevorderlijk: over de al of niet aanwezigheid van verband tusschen doel en vermogen is verschil van meening zeer goed denkbaar. Bovendien wordt de kring der stichtingen op die wijze, naar het der Commissie wil voorkomen, onnoodig verkleind. Overigens verdient het de aandacht, dat artikel 7 van het ontwerp nietigverklaring der stichting alleen mogelijk maakt wegens oprichting in strijd met artikel 2, lid 2, en dat in artikel 2 omtrent het verband tusschen vermogen en doel niets bepaald wordt. Ontbreekt elk verband tusschen vermogen en doel, dan ligt de zoo juist weergegeven opvatting, dat de instelling geen stichting is, voor de hand, al is zij niet zonder ernstig bezwaar. Hoe moet echter beslist worden, indien het aanvangskapitaal wel eenige beteekenis heeft voor de verwezenlijking van het doel, doch daartoe geenszins toereikend is? De Commissie meent, dat het voldoende is, indien slechts wordt aangetoond, dat aan het vermogen eenige beteekenis, hoe gering ook, voor de bereiking van het doel moet worden toegekend: die bereiking geschiedt dan mede met behulp van het aanvangskapitaal en aan artikel 1 van het ontwerp is voldaan. Gaarne zal zij vernemen, of de Eegeering deze opvatting deelt. Een andere quaestie, welke evenmin kan worden losgemaakt van de vraag naar de al of niet noodzakelijkheid van een aanvangskapitaal, is die, op welke wijze de stichting het haar toegedachte kapitaal verkrijgt. Volgens de heerschende jurisprudentie geschiedt dit, voor zoover het een onder de levenden opgerichte stichting betreft, door het enkele feit van de afzondering van het vermogen. Deze opvatting is weinig in overeenstemming met de algemeene beginselen van het Nederlandsche zakenrecht en leidt tot onbevredigende consequenties. Zij is dan ook krachtig bestreden. Eigendoms verkrijging door de enkele daad der afzondering" komt in ons geschreven recht nergens voor. Past men haar toe op onroerend goed, dan moet men aannemen, dat de eigendom overgaat ook zonder dat overschrijving in de daartoe bestemde registers heeft plaats gehad, een gevolgtrekking, die voor de rechtszekerheid zeer bedenkelijk genoemd moet worden. Het wil der Commissie voorkomen, dat het wetsontwerp in elk geval behoort te bepalen, op welke wijze de stichting haar aanvangskapitaal in eigendom verkrijgt, zoowel bij oprichting onder de levenden als waarop hieronder nog zal worden teruggekomen in geval van oprichting bij testament. Voor het eerste geval schijnt het haar aangewezen in het ontwerp op te nemen, dat die verkrijging geschiedt door levering. In de definitie zou dan het woord afgezonderd" wellicht kunnen worden vervangen door bestemd". Aanvaardt men deze oplossing, dan erkent men echter tevens, dat een stichting ook zonder vermogen rechtsgeldig kan bestaan. Tusschen de bestemming" van bepaalde goederen tot stichtingskapitaal en de levering daarvan kan immers een zekere tijd. verloopen. Geld kan reeds bij het verlijden van de akte gestort worden, en wel in handen van het bestuur, indien de stichting dan althans reeds een bestuur heeft; anders in handen van een derde, den notaris bijv., die verklaart het voor de stichting in ontvangst te nemen. Onroerend goed zal evenwel eerst geleverd kunnen worden door overschrijving van de stichtingsakte zelf, waarmee eenige tijd gemoeid kan zijn. Intusschen zal de stichting, zonder nog iets te bezitten, rechtsgeldig bestaan. Daartegen moge wellicht theoretisch bezwaar zijn in te brengen, de Commissie acht dit niet van overwegende beteekenis. Praetische bezwaren behoeven tegen zulk een regeling niet te bestaan. Meent men wellicht, dat derden, die met de vooralsnog kapitaallooze stichting in relatie treden, moeten worden beschermd tegen het gevaar, dat een zoodanige stichting nimmer eenig vermogen zal verkrijgen, dan kan men bepalen, dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor daden van de stichting, verricht vóórdat de levering van het aanvangskapitaal heeft plaats gehad. (Vgl. art. 36g W. v. K. voor de

3 naamlooze vennootschap.) Noodig is dit niet: als de stichting aangegane verbintenissen niet nakomt, kunnen haar crediteuren haar faillissement aanvragen en door den curator het stichtingskapitaal laten opeischen. De stichting moet immers in dit systeem een vordering op den stichter hebben, hoe men die juridisch ook moge construeeren. Meent de Commissie dus, dat het aanbeveling verdient, voor zoover het stichtingen, onder de levenden opgericht, betreft, in de wet vast te leggen, dat deze haar aanvangskapitaal eerst door levering verkrijgen, voor stichtingen, bij testament opgericht, acht zij de aangewezen oplossing een uitdrukkelijke bepaling, dat deze hetzij erfgename, hetzij legataris zijn. De rechtspraak acht dit thans meestal uitgesloten op grond van den tekst van artikel 946 B. W., dat bestaan op het oogenblik van den dood des erflaters" eischt; de bij testament opgerichte stichting, zoo redeneert men dan, ontstaat op dat oogenblik eerst en bestaat dus nog niet. Hoewel ook een andere interpretatie mogelijk is, zal het wellicht het eenvoudigste zijn, door een aanvulling van artikel 946 vast te leggen, dat ook stichtingen, bij testament van den erflater opgericht, als erfgenaam of legataris van hem kunnen verkrijgen. Artikel 14 van de Successiewet dat bij aanvaarding van deze oplossing kan vervallen bepaalt trouwens reeds uitdrukkelijk, dat voor de regeling van de rechten van successie en overgang een bij testament opgerichte stichting geacht wordt de tot aanvangskapitaal bestemde goederen bij erfenis of legaat uit den boedel te hebben verkregen. Doet men dit, dan is daarmee de moeilijkheid opgelost, dat niet is in te zien op welke wijze de verplichting tot betaling van des erflaters schulden op de stichting, die al zijn bezittingen of een evenredig deel daarvan verkrijgt, kan zijn overgegaan. De rechtspraak van den Hoogen Eaad geeft hier geen oplossing (vgl. het arrest van 11 Maart 1932; N. J. 1932, blz. 698, met noot van Prof. MEIJERS; W ). Dat het doel niet op winst gericht mag zijn, acht de Commissie een juiste beperking van de werkingssfeer der stichting. Men kan echter de vraag stellen, of het wenschelijk is de bestaande stichtingen met commercieel doel onbeperkt te doen voortbestaan. Is er geen reden om voor te schrijven, dat zulke stichtingen binnen een zekeren ruimen tijd moeten worden geliquideerd?'het staat toch wel vast, dat onder de geldende wet, die de stichting ongeregeld laat, van den stichtingsvorm misbruik gemaakt wordt om te ontkomen aan de. dwingende bepalingen omtrent de naamlooze vennootschap of aan de controle op de statuten van de rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging. Gaarne zal de Commissie hieromtrent de meening van de Regeering vernemen., Valt onder de uitdrukking,,op winst gericht" ook die instelling, zoo werd gevraagd, die wel is waar beoogt winst te maken, doch welker statuten voorschrijven zoodanige winst voor ideëele doeleinden te besteden? Men stelle zich bijv. voor een stichting tot oprichting en exploitatie van een ziekenhuis of een andere nuttige inrichting, welker statuten het bestuur verplichten naar winst op die exploitatie te streven, doch daaraan toevoegen, dat de eventueele winst moet worden besteed hetzij tot uitbreiding van die inrichting, hetzij voor een ander ideëel doel. Zulk een stichting behoort, naar de Commissie meent, geldig te zijn, mits het ideëele doel hoofdzaak blijft en het behalen van winst uitsluitend een middel is tot bereiking van dat doel. Is het noodig, zoo werd voorts bij de bespreking in de Commissie gevraagd, de woorden door hem vastgesteld" in de definitie op te nemen? Opgemerkt werd, dat het doel later gewijzigd kan worden (artikelen 3 en 6 van het ontwerp); men kan dan niet meer zeggen, dat de stichting bestemd is om het door den stichter vastgestelde doel te verwezenlijken. Is het daarom niet beter de aangehaalde woorden maar te schrappen? De Commissie meent ten slotte, dat dit niet noodig is: die woorden slaan h. i. alleen op het moment van de oprichting, zoodat latere wijziging van het doel aan de rechtsgeldigheid van de stichting niets kan afdoen. Schrapping zou bovendien het nadeel hebben, dat de stichter bij de oprichting geen doel zou behoeven aan te geven, doch dit aan anderen, bijv. het bestuur, zou mogen overlaten. Daarmee zou naar het oordeel der Commissie een essentieel element van de stichting verloren gaan. Vervolgens heeft de Commissie nog overwogen of het wenschelijk is in de definitie op te nemen, dat de stichting bij eenzijdige handeling in het leven geroepen wordt. Het is geenszins ondenkbaar, dat een aantal personen gezamenlijk tot oprichting van een stichting overgaan. De Commissie ziet evenwel in de oprichting, gezamenlijk door verschillende personen verricht, geen overeenkomst, doch een door meer dan één persoon gelijktijdig uitgesproken eenzijdige wilsuiting. Is deze opvatting de juiste, dan blijft de oprichting geldig, ook indien later mocht blijken, dat één of meer der oprichters onbekwaam waren om zich te verbinden, mits slechts één oprichter overblijft. Een bepaling als die, welke art. 36a W. v. K. inhoudt met betrekking tot de oprichting van de naamlooze vennootschap, kan dus achterwege blijven. Gaarne zal de Commissie deze meening door de Regeering bevestigd zien. Eindelijk wil de Commissie nog opmerken, dat zij het woord insteller" gaarne vervangen zou zien door oprichter". Nu dient nog de vraag onder het oog gezien te worden of bepaalde soorten van thans bestaande stichtingen als rechtsgeldig zouden worden erkend, indien zij onder de werking van deze wet waren opgericht, en, zoo ja, of het wenschelijk is, dat de wet oprichting van zoodanige stichtingen zal blijven toelaten. Daar zijn in de eerste plaats de vele stichtingen ter uitvoering van de Landbouw-Crisiswet. Blijkens haar statuten is haar doel niet op winst gericht; de algemeene formule luidt: medewerking verleenen aan de uitvoering van de Landbouw Crisiswet 1933 en andere Crisiswetten en van de door de Regeering tot uitvoering dier wetten genomen of te nemen maatregelen". Ook aan de overige voorwaarden is voldaan, behalve wellicht aan deze, dat de stichting haar doel moet trachten te verwezenlijken met behulp van haar aanvangskapitaal. De crisis-stichtingen hebben immers geen grooter vermogen meegekregen dan f 100 elk, afgezonderd hetzij door een ambtenaar van het Departement van Economische Zaken, hetzij door een toekomstigen bestuurder >). Op dit punt is intusschen hierboven reeds ingegaan. Overigens zal, naar de Commissie meent, ook onder de nieuwe wet de Regeering zulke crisis-stichtingen onbeperkt kunnen oprichten en daaraan een deel van de Overheidstaak kunnen opdragen. Ook stichtingen, door andere Overheidsorganen opgericht ter uitvoering van een deel hunner taak, blijven mogelijk. Sommige leden der Commissie achtten dit niet onbedenkelijk. Zij vreesden, dat op deze wijze meer en meer een soort staat in den staat tot stand zal komen, zooals dit bij de landbouw-crisisstichtingen eigenlijk reeds het geval is. Gaarne zouden zij van de Regeering niet alleen vernemen of naar haar meening stichtingen als de bedoelde ook onder de nieuwe wet rechtsgeldig tot stand zullen kunnen komen, doch ook of haars inziens aan het oprichten door de Overheid van stichtingen met publiekrechtelijk karakter niet een einde gemaakt behoort te worden. Andere leden zouden deze laatste vraag, welke van publiekrechtelijken aard is, thans onbesproken willen laten. In de tweede plaats zijn er thans allerlei stichtingen, die vrijwel geheel zijn ingericht als vereenigingen. Pensioenfondsen bijv. zijn niet zelden op deze wijze georganiseerd: zij hebben leden", die contributie betalen en algemeene vergaderingen houden, bestuursleden kiezen, rekening en verantwoording goedkeuren, enz. Hoewel het met het oog op het preventieve toezicht, dat op vereenigingen met rechtspersoonlijkheid wordt uitgeoefend, wellicht beter zou zijn tenzij zulk een toezicht x ) Vgl. mr. H. M. ZWART, Privaatrechtelijke instellingen in de landbouw-crisis-wetgeving, blz

4 109. t. ook voor de stichtingen zou worden voorgeschreven, indien deze instellingen als vereenigingen georganiseerd werden, zal, naar de Commissie meent, ook onder de nieuwe wet niets aan het kiezen van den stichtingsvorm in den weg staan. Gaarne zal zij ook over de al of niet wenschelijkheid hiervan de meening der Regeering vernemen. Tweede lid. Dat het ontwerp voor de totstandkoming eener stichting de medewerking van een notaris voorschrijft, niet alleen bij oprichting onder de levenden, doch ook indien de oprichting bij uitersten wil plaats heeft, acht de Commissie juist. Op de vraag, of een instelling, bij welker oprichting niet aan dit voorschrift voldaan is, in het geheel geen stichting dan wel een nietige stichting is, benevens op de vraag of in het laatste geval ingevolge artikel 7 nietigverklaring kan worden verzocht, zal bij dat artikel worden teruggekomen. Artikel 2. Dit artikel schrijft in de eerste plaats voor, dat de stichtingsakte het reglement moet bevatten, en voorts dat dit reglement omtrent een aantal punten bepalingen moet inhouden, het laatste,,op straffe van nietigheid". De Commissie neemt aan, dat met deze nietigheid" de nietigheid niet alleen van het reglement, doch van de geheele stichting bedoeld is. Ook neemt zij aan hoewel het artikel dit niet met zooveel woorden bepaalt, dat een stichting eveneens nietig is, indien er wel een reglement is, doch dit niet in de stichtingsakte is opgenomen. Ware het niet beter, ook dit uitdrukkelijk door de wet te doen bepalen? In den aanhef van het tweede lid zou in plaats van bevat" wellicht beter gelezen kunnen worden: vermeldt. De verwijzing naar artikel 1, opgenomen onder b van dit lid, zou vermeden kunnen worden door te lezen: het doel, dat niet op winst gericht en niet in strijd met de openbare orde of de goede zeden mag zijn. Dit is niet langer en wèl duidelijker. In verband met hetgeen bij artikel 1 werd gezegd over afzondering van vermogen werd opgemerkt, dat onder c niet wordt gesproken van zaken, die zijn afgezonderd, doch van zaken, die tot aanvangskapitaal zijn bestemd. Zou een uitdrukkelijke bepaling omtrent de wijze, waarop de stichting den eigendom van haar aanvangskapitaal verkrijgt, achterwege blijven, dan zou uit dit woord bestemd" wellicht een argument geput kunnen worden ter bestrijding van de leer, dat de eigendom door de afzondering wordt verkregen. Eeden te meer, naar de Commissie meent, om zulk een uitdrukkelijke bepaling alsnog in het ontwerp op te nemen. Artikel 3. Het woord onverminderd" zou de Commissie gaarne vervangen zien door behoudens". Het eerste woord toch slaat terug op een vroegere bepaling, waaraan het nieuwe artikel niet wil tornen; het tweede verwijst naar een bepaling, die nog komen moet en die op dit artikel inbreuk zal maken. Het laatste geval is hier aanwezig. Voorts werd opgemerkt, dat de woorden onverminderd (behoudens) het bepaalde in artikel 6" ook het slot moeten beheerschen. Artikel 6 toch maakt wijzigingen in het reglement mogelijk, welke niet bij notarieele akte, doch bij beschikking der rechtbank woi'den aangebracht. Men zou den aanhef kunnen lezen: Het reglement kan slechts worden gewijzigd" enz., en aan het slot toevoegen: een en ander behoudens het bepaalde in artikel 6". Artikel 4. Met de instelling van een centraal register kan de Commissie zich geheel vereenigen. Zij vraagt zich echter af, of nadere regelen omtrent dit register niet in de wet zelf opgenomen dienen te worden. In het bijzonder de vraag, in hoeverre de ambtenaar, die het register moet beheeren, lijdelijk zal zijn, schijnt haar van zeer veel belang. Is het de bedoeling daaromtrent bij algemeenen maatregel van bestuur regelen te stellen? In elk geval behoort omtrent de al of niet lijdelijkheid van den ambtenaar geen onzekerheid te bestaan. Moet hij het Openbaar Ministerie waarschuwen, opdat dit (volgens artikel 7) nietigverklaring kan vorderen, indien hij meent, dat de akte van oprichting van een stichting, welker inschrijving verzocht wordt, niet aan de wettelijke voorschriften voldoet? Of moet hij wellicht als belanghebbende in den zin van artikel 7 worden beschouwd, zoodat hij zelf een verzoek tot nietigverklaring kan indienen? Behoort hij ook de stichters te waarschuwen, indien z. i. de in te schrijven stichting nietig is? Dit laatste zal, naar de Commissie meent, zeker wel niet in de bedoeling der Begeering liggen; zou dit wèl het geval zijn, dan lijkt een preventieve controle door de Begeering verre boven een controle door den beheerder van het register te verkiezen. Artikel 6. De ontworpen regeling voor het aanbrengen van wijzigingen in het reglement heeft de instemming der Commissie. Met het opdragen van deze taak aan de rechterlijke macht kan zij zich vereenigen. Dat de mogelijkheid tot het aanbrengen van zoodanige wijzigingen zeer beperkt is en dat wijziging van het doel is uitgesloten, wanneer de stichter uitdrukkelijk verklaard heeft dit niet te willen, acht zij juist. Wel zou het te betreuren zijn, indien het opnemen van zulk een verklaring in stichtingsakten regel werd. Zou het reglement echter al te gemakkelijk gewijzigd kunnen worden, dan zou dit sommige personen wellicht van het oprichten van voor de gemeenschap nuttige stichtingen kunnen weerhouden. Niettemin meenden enkele leden der Commissie, dat de woorden die de stichter redelijkerwijze niet kan hebben gewild" wijziging wel bijzonder moeilijk zullen maken. Het leek hun juister deze woorden te vervangen door waarvan redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat de stichter ze niet zou hebben gewild" of een daarmee overeenkomende redactie. Andere leden zouden aan de formuleering van het ontwerp de voorkeur geven. Het artikel heeft kennelijk het oog op het geval, dat de stichter is overleden. Hoe zal het gaan, zoo werd gevraagd, indien de stichter nog in leven is en hij dus kan mededeelen, of hij de gevolgen van ongewijzigde handhaving van het reglement zoo ernstig acht, dat hij wijziging daarvan noodig vindt? Zal de rechtbank, indien de stichter zich uitspreekt tegen wijziging, haar niettemin kunnen aanbrengen, redeneerende, dat de stichter ten tijde van de oprichting de nu ingetreden of te verwachten gevolgen redelijkerwijze niet kan hebben gewild, ook al verklaart hij nu het tegendeel? Moet zij daarbij uitgaan van wat deze bepaalde stichter al of niet kan hebben gewild of van hetgeen in het algemeen een redelijk mensch, de stichting oprichtende, gewild kan hebben? Het verzoek tot wijziging kan slechts uitgaan van het bestuur of van het Openbaar Ministerie. Is er geen reden om deze bevoegdheid ook aan den stichter zelf toe te kennen? Het is niet uitgesloten, dat de stichter het oorspronkelijk beter achtte geen bepalingen omtrent wijziging in het reglement op te nemen, doch dit, ziende tot welke gevolgen het leidt, nu betreurt. Hij zal zich dan tot het bestuur kunnen wenden; het is echter mogelijk, dat tusschen het bestuur en hem oneenigheid bestaat. Vervolgens rijst de vraag, of niet ook aan de belanghebbenden het recht moet worden toegekend om een verzoek tot wijziging in te dienen. Gaarne zal de Commissie ook hieromtrent de meening der Begeering vernemen. Opmerking verdient, dat in artikel 15 aan iederen belanghebbende wèl het recht gegeven wordt om van de beschikkingen, ingevolge deze wet gegeven, dus ook van een beschikking op een verzoek tot reglementswijziging, in hooger beroep en cassatie te komen, terwijl ook in de artikelen 7 en 11 aan de belanghebbenden bepaalde rechten worden toegekend. Wie belanghebbende is, zal in elk voorkomend geval door den rechter dienen te worden uitgemaakt.

5 Bijlagen Tweede Kamer. 5 Ook bij de toepassing van het derde lid van artikel 6 zal de rechter zelf dienen te beslissen, wie de belanghebbenden zijn, die hij kan hooren, indien hij dat wenscht. Enkele leden waren van oordeel, dat aan de belanghebbenden terecht de bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot wijziging is onthouden, doch dat zij wèl het recht moeten hebben om tegen de toewijzing van door anderen gedane verzoeken in verzet (niet in hooger beroep) te komen. Bij artikel 15 zal hierop nog worden teruggekomen. In het eerste lid zullen twee komma's geplaatst moeten worden, één in den derden regel na gewild" en één in den vierden na hebben". Voorts werd opgemerkt, dat haar" in het eerste lid blijkbaar terugslaat op wijziging" in den derden en niet op wijzigen" in den vierden regel. Mooi is dit niet; men zou wellicht haar" kunnen vervangen door: zulks. In het laatste lid wordt gesproken van den griffier". Is hiermee in alle gevallen de griffier van de rechtbank bedoeld, 'ook in geval van hooger beroep en cassatie? Artikelen 7 en 8. Hoewel de Commissie het theoretisch juist acht, dat stichtingen, welke zijn opgericht in strijd met de daarvoor gestelde eischen, in geval van nietigverklaring geacht zullen worden van haar oprichting af nietig te zijn geweest, vreest zij, dat dit systeem in de practijk tot ernstige onbillijkheden aanleiding zal geven. Totdat de stichting door den rechter nietig verklaard is, zullen derden immers met haar in relatie treden, alsof zij een rechtsgeldige stichting was. Blijkt nu, dat zij nietig is en dat ook altijd geweest is, dan hebben deze derden alleen verhaal op de bestuurders persoonlijk en dan nog uitsluitend, indien deze te kwader trouw waren. Slechts in zooverre komt de wet derden tegemoet, dat niet zij de kwade trouw van de bestuurders, doch deze laatsten hun goede trouw zullen moeten bewijzen. Overigens zullen zij, die van de nietige stichting iets te vorderen hebben, ernstige schade lijden. Dit is te bedenkelijker, omdat het ontwerp het verzoek tot nietigverklaring aan geen enkelen termijn bindt (al zal, krachtens artikel 2004 B. W., ook dit verzoek, dat in wezen een vordering is, wel in 30 jaar verjaren). Door preventief toezicht kan hier een belangrijke verbetering worden bereikt. Wil men zulk een toezicht niet, dan zou het, naar de Commissie meent, in elk geval aanbeveling verdienen, de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot nietigverklaring wegens oprichting in strijd met de voorschriften van artikel 2 te beperken tot een termijn van eenige jaren na de inschrijving van de stichting. Te recht wordt in de Memorie van Toelichting gezegd, dat de rechtszekerheid zoo spoedig mogelijk opruiming van nietige stichtingen eischt. Dit kan worden bevorderd, indien de belanghebbenden weten, dat de nietigheid op grond van het niet voldoen aan vormvereischten slechts gedurende een betrekkelijk korten tijd kan worden ingeroepen. Men zou dan moeten bepalen, dat men na verloop van dien tijd noch eischende, noch verwerende op deze nietigheid een beroep kan doen. Beter zou de Commissie het evenwel achten, indien de Regeering er toe zou kunnen besluiten om ter wille van de rechtszekerheid nog een stap verder te gaan en de nietigheid wegens vormgebreken niet ex tune te doen werken, doch ex nunc, eerst van het oogenblik van de nietigverklaring af, althans tegen degenen, die te goeder trouw waren. Een korte verjaringstermijn, waaraan naast voordeden ook bezwaren zijn verbonden, zou in dat geval overbodig zijn. Bovenal zou bereikt worden, dat de groote practische moeilijkheden, waartoe het ex tune-stelsel aanleiding geeft en welke hieronder nog zullen worden uiteengezet, zich niet zouden voordoen. Men erkende intusschen, dat noch het vaststellen van een korten verjaringstermijn, noch een bepaling omtrent werking ex nunc kunnen helpen, wanneer de stichting om andere redenen dan vormgebreken nietig is. Wel kan in geval van benadeeling van schuldeischers de nietigheid slechts gedurende 5 jaar worden ingeroepen en ook worden de rechten door derden, voor zoover te goeder trouw, verkregen op de goederen, die het voorwerp waren van de nietige handeling (bij stichtingen dus op de goederen, die het aanvangskapitaal vormden) dan geëerbiedigd (artt en 1377 B. W.) afdoende is dit laatste echter niet, daar de nietigheid van de opgerichte stichting er niet door wordt weggenomen. Deze zal geacht worden nimmer te hebben bestaan. Derden, die met de stichting in relatie getreden zijn, zullen slechts verhaal hebben op het aanvangskapitaal, voor zoover nog aanwezig. Was de stichter onbekwaam om bij uitersten wil te beschikken, of hield hij geen rekening met de legitieme portie van zijn wettelijke erfgenamen, dan is het mogelijk, dat de nietigheid van de stichting, die hij bij testament oprichtte, zelfs nog gedurende een tijdperk van 30 jaar wordt ingeroepen. Zij zal dan evenzeer geacht worden nimmer te hebben bestaan. Zonder het aanbrengen van incidenteele wijzigingen in het gemeene recht is daaraan niet te ontkomen. Ten aanzien van de nietigheid, welke op de speciale bepalingen van dit wetsontwerp zal berusten, is de wetgever echter geheel vrij. Uit de Memorie van Toelichting blijkt, zoo werd in dit verband verder opgemerkt, dat de Regeering er van afgezien heeft om aan derden een aanspraak op het feitelijke vermogen der stichting toe te kennen. De Memorie van Toelichting is op dit punt echter wel buitengewoon sober; gronden worden voor dit standpunt niet aangevoerd. Een uiteenzetting van de motieven der Regeering zal de Commissie zeer op prijs stellen. Aanvaardt men het standpunt, dat de nietigheid ex tune werkt, en kent men aan derden geen aanspraak op het feitelijke vermogen der stichting toe, dan doet zich, naar de Commissie meent, de volgende ernstige moeilijkheid voor. Het kan voorkomen, dat een stichting wordt opgericht (bijv. voor liefdadige doeleinden), die van den stichter een zeker aanvangsvermogen ontvangt en die daarnaast door anderen met meer of minder ruime bedragen wordt begiftigd. Blijkt deze stichting later nietig, dan wordt zij geacht nimmer te hebben bestaan en keert haar aanvangskapitaal, voor zoover nog aanwezig, terug tot den stichter of diens erfgenamen. Hoe gaat het echter met de giften van anderen? Bestonden deze in onroerende goederen, dan zal aangenomen moeten worden, dat de schenkers nooit hebben opgehouden daarvan eigenaar te zijn, ook al mocht de nietig gebleken stichting ze later vervreemd hebben alles behoudens de werking der verkrijgende verjaring. Waren roerende goederen geschonken, dan kan terugvordering in geen geval meer plaats hebben, zoodra ze in handen van derden gekomen zijn. Treft de curator ze nog in den boedel aan, dan zullen de schenkers ze door middel van de revindicatie kunnen terugvorderen. Dikwijls echter zal de stichting zoodanige goederen reeds hebben vervreemd. De koopprijs zal dan met andere gelden vermengd zijn. Heeft nu de schenker eenig recht op de in den boedel van de nietige stichting aanwezige gelden? Dezelfde vraag doet zich voor, wanneer de gift en dit is het meest voorkomende geval in geld bestond, dat met de overige gelden der stichting vermengd is. De Commissie moet, in het systeem van het ontwerp, wel aannemen, dat de schenkers in deze gevallen geenerlei recht hebben om de geschonken gelden respectievelijk de waarde van de geschonken goederen terug te vorderen: een revindicatie is niet mogelijk, en tegen een niet-bestaande instelling kan men geen vordering aanhangig maken. Daarvan kan echter het hoogst onbevredigende gevolg zijn, dat de stichter, die zelf aan de nietigheid schuld draagt, of zijn erfgenamen zonder eenig recht verrijkt worden. Neemt men aan, dat ons recht een algemeene vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking kent, dan zouden de schenkers het bedrag der verrijking kunnen terugvorderen. Het bestaan van zulk een actie wordt echter geenszins algemeen erkend. Bovendien zou men op deze wijze nög niet tot een bevredigende oplossing komen, omdat het bedrag, waarmee de Handelingen der Staten-Generaai. Bijlagen

6 stichter (of zijn rechthebbenden) wordt verrijkt, meestal verdeeld zou moeten worden over een geheele reeks van schenkers. En in welke verhouding zou dit moeten geschieden? Zou de curator voor deze verdeeling zorg moeten dragen? De Commissie meent, dat men op deze wijze komt tot een erkenning van de nietige stichting als société de fait", wat de Ilegeering juist niet gewild heeft. Zou men aan de schenkers van giften in geld een zeker terugvorderingsrecht willen geven, dan is er overigens geen enkele reden om niet ook de overige goederen der stichting, met inbegrip van de onroerende, te doen strekken ter voldoening aan de verplichting tot terugbetaling, in dit geval van alle giften. Dit is in elk geval billijker. Men nadert dan echter steeds meer tot de erkenning, dat de stichting werkelijk bestaan heeft. En is men eenmaal zoo ver, dan zal men niet alleen aan de schenkers, doch aan allen, die met de stichting in relatie getreden zijn, een vordering moeten geven op het feitelijke vermogen der stichting. In dat geval zal een vereffening en zoo noodig pondspondsgewijze verdeeling van dat vermogen moeten plaats hebben. Is het vermogen verdeeld, dan zullen ook de vorderingen, voor zoover onvoldaan, teniet moeten gaan. Men mag immers zeker niet aannemen, dat de stichter voor de verplichtingen van zijn nietige stichting aansprakelijk gesteld kan worden. Mede met het oog op al deze overwegingen zal de Commissie het op prijs stellen, indien de Eegeering het geheele probleem van de nietigheid der stichting en de gevolgen daarvan opnieuw ernstig onder de oogen wil zien. Bij de bespreking van artikel 1 werd er reeds op gewezen, dat artikel 7 niet op artikel 1 terugslaat. Hoe zal het gaan, zoo werd gevraagd, indien de stichting wel voldoet aan de eischen van artikel 2, lid 2, maar niet aan die van artikel 1? Bijv. indien zij is opgericht bij onderhandsche akte of gesteld, dat de woorden met behulp van" behouden blijven indien elk verband tusschen het voor haar afgezonderde vermogen en haar doel ontbreekt? Is er dan in het geheel geen stichting tot stand gekomen of wèl een stichting, doch een nietige? Of is dit hetzelfde? Is dan echter op de bestuurders van een instelling, die, wegens niet voldoen aan de eischen van artikel 1, nooit een stichting geweest is, artikel 8 toepasselijk, zoodat zij in het daar gestelde geval persoonlijk aansprakelijk zijn tegenover derden? Voorts werd opgemerkt, dat artikel 7 alleen betrekking heeft op stichtingen, die bij de oprichting niet aan de eischen van artikel 2, lid 2, voldoen. De Memorie van Toelichting zet uiteen, wat er gebeuren moet, indien het doel later in strijd komt met de openbare orde. Blijkbaar is gedacht aan de mogelijkheid, dat de inhoud van het begrip openbare orde" zich wijzigt, terwijl het doel hetzelfde blijft. Wat moet er echter gebeuren, indien het doel zelf gewijzigd wordt, zóó dat het met de openbare orde of de goede zeden gaat strijden of dat het voortaan op winst gericht is? Ook in zoodanig geval moet, naar de Commissie meent, nietigverklaring volgens de procedure van artikel 7 gevorderd of verzocht kunnen worden, niet echter van de stichting zelf, doch alleen van de wijziging van het doel. De stichting behoort met het oorspronkelijke doel te kunnen voortbestaan. Dit zou uitdrukkelijk in de wet vastgelegd moeten worden. Bovendien rijst de vraag, wat geschieden moet, indien het bestuur feitelijk een doel nastreeft, dat met de openbare orde of de goede zeden in strijd is, zonder dat strijd met het reglement aanwezig is. Er zijn nu eenmaal reglementen mogelijk, die het doel zóó ruim omschrijven (bijv. ondersteuning verleenen aan ieder, die deze naar het inzicht van het bestuur noodig heeft, of een soortgelijke formule), dat vrijwel alles er onder kan vallen. Artikel 11, dat ontslag van bestuurders mogelijk maakt, kan hier niet baten, want zulk ontslag kan slechts plaats hebben wegens niet-naleving van de wet of het reglement of wegens wanbeheer. De wat ouderwetsche uitdrukking elk en een iegelijk" in het derde lid van artikel 7 zou wellicht vervangen kunnen worden door een ieder" of iedereen". Opgemerkt werd, dat de beslissing, in het vierde lid van dit artikel bedoeld, alleen ingeschreven behoeft te worden, indien de stichting bij gewijsde nietig verklaard is, niet indien het verzoek is afgewezen. Moet de griffier, zoo werd nog gevraagd, ook voor inschrijving zorg dragen, wanneer deze wordt uitgesproken in een gewone procedure, bijv. wegens benadeeling van schuldeischers? Of is dit niet mogelijk, omdat zulk een beslissing alleen de partijen bindt en niet tegen derden kan worden ingeroepen? Is deze opvatting de juiste, dient dan niet mogelijk gemaakt te worden, dat nietigverklaring met werking tegen iedereen ook kan plaats hebben op andere gronden dan wegens vormgebreken? De zeer algemeen gehouden redactie van artikel 8 doet veronderstellen, dat deze bepaling van toepassing zal zijn op alle nietige stichtingen en niet alleen op die, welke krachtens artikel 7 nietig verklaard zijn. Gaarne zal de Commissie vernemen, of dit inderdaad in de bedoeling der Eegeering ligt. Voorts heeft zij zich afgevraagd of de bestuurders, die gehandeld hebben, niet hoofdelijk aansprakelijk gesteld moeten worden; deze vraag meent zij voorshands bevestigend te moeten beantwoorden. Artikel 9. De Commissie heeft zich afgevraagd, of het wel juist gezien is, dat de vereffening door een curator moet geschieden met toepassing, zij het dan ook overeenkomstige, van de bepalingen der Faillissementswet. Naar zij meent, komt de positie van den curator eener nietige stichting nog meer overeen met die van den curator eener onbeheerde nalatenschap dan met die van den curator in een faillissement. Toch bevredigt toepassing van de bepalingen omtrent vereffening eener onbeheerde nalatenschap (artt B. W.) haar evenmin als die van de bepalingen der Faillissementswet. Het belangrijkste verschil tusschen deze beide stellen bepalingen en de regeling van dit ontwerp is, naar zij meent, dit: de eerste twee regelingen gaan er van uit, dat in het algemeen alle handelingen, verricht vóór de faillietverklaring resp. het overlijden, rechtsgeldig zijn; hetzelfde is het geval, wanneer een vereeniging van haar rechtspersoonlijkheid vervallen wordt verklaard (art. 10 van de wet van 23 April 1855, Staatsblad 32); dit ontwerp daarentegen gaat uit van de ongeldigheid van alle door de stichting vóór haar nietigverklaring verrichte handelingen. De taak van den curator eener nietige stichting is in wezen verschillend zoowel van die van den faillissementscurator als van die van den curator eener onbeheerde nalatenschap: zij bestaat, naar de Commissie meent, in het systeem van het ontwerp slechts in het in ontvangst nemen, uit handen van het bestuur der stichting, van haar bezittingen en het overdragen daarvan hetzij aan den stichter zelf, hetzij aan diens erfgenamen, hetzij aan derden, die daarop recht mochten hebben. Men moet hier drie gevallen onderscheiden. 1. Is de stichter overleden en doen zich geen erfgenamen op, dan is er een onbeheerde nalatenschap en zal daarover een curator benoemd moeten worden. Voor het benoemen van een afzonderlijken curator over de nietige stichting bestaat dan geenerlei reden. De curator over de onbeheerde nalatenschap vanden stichter zal de erfgenamen moeten oproepen, en indien zich ook na oproeping geen erfgenamen aanmelden, de bezittingen van de nietige stichting vereffenen en de opbrengst aan den Staat overdoen. Zijn taak is daarbij echter aanmerkelijk gemakkelijker dan die van den curator eener gewone" onbeheerde nalatenschap. Immers zulk een nalatenschap pleegt naast baten ook schulden te hebben, en deze ontbreken in het systeem van het ontwerp bij de nietige stichting geheel. Degenen, die met haar bestuurders gehandeld hebben, kunnen op het vermogen der stichting geen enkel recht uitoefenen. Ook vorderingsrechten tegen derden zal de curator niet kunnen uitoefenen: de stichting, die geacht wordt nimmer te hebben bestaan, bezit zulke rechten niet. Slechts hetgeen zij feitelijk bezit kan de curator tot zich nemen. 2. Is de stichter nog in leven of staat vast, wie zijn erfgenamen zijn, dan behoeft een eventueele curator over de

7 nietige stichting van een onbeheerde nalatenschap is hier natuurlijk geen sprake al heel weinig te doen. Oproeping van erfgenamen is niet noodig. Er is ook geenerlei reden, waarom hij de bezittingen der nietige stichting te gelde zou maken. Hij kan volstaan met het overdragen der bezittingen aan de rechthebbenden, die hetzij zelf voor een scheiding en deeling zullen zorg dragen, hetzij deze door den curator zullen laten tot stand brengen. Benoeming van een curator zal in dit geval trouwens wel achterwege blijven. (Alleen indien men aan derden een aanspraak op het feitelijke vermogen der stichting zou toekennen, ware een verificatieprocedure noodzakelijk. In dat geval zou er inderdaad reden zijn om sommige bepalingen van de Faillissementswet toepasselijk te verklaren. De Begeering heeft echter uitdrukkelijk verklaard zulk een aanspraak niet te willen toekennen.) 3. Moeilijkheid ontstaat alleen, indien de stichter is overleden en zich wèl erfgenamen aanmelden, doch niet dadelijk blijkt, wie hunner recht heeft op de goederen der stichting. Een onbeheerde nalatenschap is ook nu niet aanwezig. Benoeming van een curator over de nietige stichting kan in dit geval zijn nut hebben: hij treedt als het ware op als sequester (artt e. v. B. W.), die de goederen bewaart en ze na rechterlijke uitspraak uitkeert aan dengene, die zijn recht daarop bewezen heeft. Ook hier is echter noch oproeping van erfgenamen, noch te gelde maken der bezittingen noodig. Toepassing van de bepalingen der Faillissementswet op geval 1 zou ongetwijfeld niet juist zijn: hier is immers een onbeheerde nalatenschap. Op geval 2 kan de Faillissementswet ook bezwaarlijk worden toegepast. De bepalingen dier wet toch strekken in de eerste plaats tot het vaststellen van de vorderingen, die derden op den boedel hebben, en verder tot het vereffenen van dien boedel ten einde daaruit deze vorderingen zooveel mogelijk te voldoen. Hier echter hebben derden althans in het systeem van het ontwerp geen enkel recht op den boedel. Verificatie is overbodig. En ook vereffening kan echterwege blijven. Welke belangrijke bepalingen der Faillissementswet blijven dan nog voor overeenkomstige toepassing over? In geval 3, waarin vereffening eveneens achterwege kan blijven, ware althans op het eerste gezicht voor verificatie van de vorderingen van hen, die zich als erfgenamen voordoen, iets te zeggen. In zooverre zou dus wellicht de Faillissementswet kunnen worden toegepast. Een gewone verificatie zou dit echter niet zijn: er zijn hier geen schuldeischers, die een vordering tot een nauwkeurig bepaald of te bepalen bedrag indienen; er zijn slechts personen, die beweren, dat zij recht hebben op den geheelen boedel of een evenredig gedeelte daarvan, ongeacht hoeveel die boedel waard zal blijken te zijn. Het schijnt der Commissie toe, dat de procedure, voor verificatiegeschillen voorgeschreven, voor de geschillen omtrent erfgenaamschap, waarom het hier gaat, niet de meest geschikte is. Zij meent met het voorgaande te hebben aangetoond, dat artikel 9 in geen geval ongewijzigd mag blijven. Wellicht ware het het beste, eenige speciale bepalingen op te stellen omtrent het beheer van de zaken eener nietige stichting en die in deze wet op te nemen. Dit geldt niet alleen voor het geval het. stelsel van nietigheid ex tune gehandhaafd mocht blijven, doch eveneens indien het ex nunc-stelsel zou worden aanvaard. Kan artikel 9, zoo werd nog gevraagd, alleen worden toegepast bij nietigverklaring ingevolge artikel 7, of ook wanneer de rechter in een gewone procedure de nietigheid uitspreekt? Voorts werd de vraag gesteld, of het gerechtshof in hooger beroep zelf een curator en een rechter-commissaris kan benoemen. Het artikel zegt, dat de rechtbank benoemt. Dit is echter in geval van hooger beroep niet mogelijk, tenzij het hof de zaak zou terugwijzen naar de rechtbank; een bepaling dienaangaande ontbreekt evenwel. Artikelen 10 en 11. Met de ontworpen regeling van het recht van onderzoek, in artikel 10 aan het Openbaar Ministerie toegekend, en van de mogelijkheid van ontslag van bestuurders door de rechtbank, neergelegd in artikel 11, kan de Commissie zich zeer wel vereenigen. Echter werd er op gewezen, dat er stichtingen zijn, die thans reeds onder toezicht staan van een ander Overheidsorgaan, bijv. den gemeenteraad. Zal nu door twee organen toezicht worden uitgeoefend? Kan dit geen aanleiding geven tot conflicten? Opgemerkt werd, dat het Openbaar Ministerie volgens artikel 10, lid 1, geen inlichtingen kan vragen, indien het twijfelt of deze wet wordt nageleefd. De woorden,,deze wet" komen wèl voor in artikel 11, lid 1, onder 1., en ook de Memorie van Toelichting (blz. 2 onder 3) spreekt van ernstigen twijfel aan de juiste naleving van de Wet op de Stichtingen". Na of" in den tweeden regel van artikel 10 zou ingevoegd kunnen worden: deze wet of. Het woord richtig" beschouwt de Commissie als een germanisme, dat zij gaarne door een ander woord vervangen zou zien. In de Memorie van Toelichting wordt gezegd, dat de rechtbank bij het treffen van voorloopige voorzieningen in het beheer desnoods van het reglement kan afwijken. Zou het niet beter zijn dit in het artikel vast te leggen? Artikel 12. Gevraagd werd, wat er zal moeten gebeuren, indien er geen enkele bestuurder meer overblijft, hetzij omdat de rechtbank alle bestuurders heeft ontslagen, hetzij omdat allen zelf ontslag hebben genomen, en niet in de vacatures wordt voorzien. Men zal, wanneer er in het geheel geen bestuurder meer aanwezig is, meestal niet een vol jaar kunnen wachten. Artikel 13. In het reglement kan een bepaling voorkomen, dat de stichting ontbonden wordt zoodra het doel is of niet meer kan worden bereikt. Eenige leden stelden de vraag, of in dat geval de bepaling van lid 1 onder 1. dan wel die van lid 1 onder 2. toepassing moet vinden. Artikel 14. Uit de woorden na voldoening der schulden", zoo werd opgemerkt, zal men mogen afleiden, dat de Staat voor de schulden van een ontbonden stichting niet aansprakelijk is. Door wien zal echter de liquidatie geschieden? Zou het geen aanbeveling verdienen in de wet vast te leggen, dat het bestuur de stichting moet liquideeren en de slotrckening aan den Staat moet doen? Schuldeischers, die hun vordering te laat hebben ingediend, zullen zich dan tot het bestuur moeten wenden, dat zoo noodig het aan den Staat uitgekeerde geheel of gedeeltelijk zal moeten terugvorderen. Opgemerkt werd verder, dat het artikel niets bepaalt omtrent de schulden voor het geval het reglement de ontbinding regelt. Toch zal ook dan moeten gelden, dat de schulden betaald moeten worden, voor zoover de baten dit toelaten. De stichting zal niet mogen ophouden te bestaan vóórdat de schulden zooveel mogelijk voldaan zijn. Artikel 15. Ware het niet juister, zoo werd gevraagd, aan de belanghebbenden een recht van verzet te geven in plaats van een recht van hooger beroep en cassatie? Degene, wiens verzoek is afgewezen, en degene, tegen wien een toegewezen verzoek gericht is, zouden het recht van hooger beroep en cassatie moeten behouden. Verwezen werd naar de artikelen 8 10 der Faillissementswet. Wanneer de beslissing (bijv. inhoudende nietigverklaring der stichting of ontslag van een bestuurder), waartegen de belanghebbende bezwaar heeft, eerst in hooger beroep genomen is, baat hem een recht van hooger beroep niet en een recht van cassatie in vele gevallen evenmin. Behoort het bestuur, zoo werd verder gevraagd, ook onder de belanghebbenden"? In de artikelen 6 en 13 worden het bestuur en de belanghebbenden afzonderlijk genoemd.

8 Artikel 16. De Commissie acht het niet geheel onbedenkelijk, dat alle stichtingen met commercieel doel, vóór de inwerkingtreding der wet opgericht, voor altijd als geldig zullen worden erkend; zij verwijst naar hetgeen hieromtrent bij artikel 1 is opgemerkt. Zou het niet wenschelijk zijn voor te schrijven, dat bestaande stichtingen niet alleen de stichtingsakte (of naam en doel) moeten laten inschrijven, doch eveneens de samenstelling van het bestuur? Opgemerkt werd, dat een sanctie op het niet nakomen van den plicht tot inschrijving van bestaande stichtingen alleen te vinden is in de mogelijkheid tot ontslag van bestuurders. Het lijkt aangewezen, bovendien artikel 4, lid 3, van overeenkomstige toepassing te verklaren. Voorts werd er op gewezen, dat in olographische of geheime testamenten, die reeds thans bij een notaris berusten of die nog vóór de inwerkingtreding dezer wet bij een notaris in bewaring zullen worden gegeven, bepalingen omtrent de oprichting van stichtingen kunnen voorkomen. Is er geen reden, zoo werd gevraagd, om te bepalen, dat zoodanige stichtingen, hoewel niet bij openbaren uitersten wil opgericht, toch rechtsgeldig zullen zijn? Artikel 17. Dat de kerkgenootschappen en de kerkelijke instellingen niet onder deze wet zullen vallen, acht de Commissie juist. Eenigszins anders staat het echter met de instellingen met godsdienstig doel". In verband met de vaagheid van het begrip instelling met godsdienstig doel" is bij de Commissie de vraag gerezen, of stichtingen van dezen aard niet onder de werking der wet dienen te vallen. In ieder geval meent zij, dat het goed zou zijn, indien de Begeering zoowel van het begrip instelling met godsdienstig doel" als van het begrip kerkelijke instelling" een scherpe omschrijving zou kunnen geven. Onder 2. worden genoemd de instellingen van weldadigheid, bedoeld in de Armenwet. Zijn hiermee alleen bedoeld, zoo werd gevraagd, die lichamen, welke zijn geplaatst op de in artikel 3 van die wet genoemde lijst? De plaatsing op deze lijst vormt een objectief criterium. Er schijnt daarom veel vóór, alleen de op deze wijze officieel erkende instellingen van de werking van het ontwerp uit te zonderen. Een andere vraag is evenwel of de geheele uitzondering voor instellingen van weldadigheid wel gerechtvaardigd is. De Commissie zou deze vraag niet dadelijk ontkennend willen beantwoorden. Zij vestigt er echter de aandacht op, dat de Armenwet wèl voorschriften bevat omtrent wijziging van het doel der weldadige stichting (art. 8), omtrent wijziging van de regeling betreffende het gebruik van haar bezittingen en inkomsten (art. 9) en omtrent de mogelijkheid, dat goederen van de stichting onbeheerd zijn (art. 10) of dat in het beheer van de stichting zelf niet is voorzien (art. 11), doch dat in die wet geen bepalingen voorkomen omtrent de wijze van oprichting, de gevolgen van nietigheid, het voorzien in vacatures of de ontbinding. Voorts komen in de Armenwet wèl enkele bepalingen voor betreffende toezicht op het bestuur (artt. 11a en 11b), doch deze geven veel minder waarborgen tegen wanbeheer dan dit ontwerp: art. 11a is alleen van toepassing, indien (in het reglement) reeds in een zeker toezicht is voorzien, en art. 11b kan alleen op verzoek van het bestuur zelf worden toegepast. Daarbij komt, dat de instellingen van weldadigheid een vrij belangrijk gedeelte van het totale aantal stichtingen uitmaken, zoodat de kring, waarbinnen de nuttige werking van het ontwerp zich zal doen gevoelen, door de niet-toepasselijkverklaring op deze instellingen vrij aanzienlijk zal worden beperkt. Deze uitzondering zal daarom, naar de Commissie meent, nog eens ernstig moeten worden bezien. Zullen de voorschriften van deze wet, zoo werd verder gevraagd, toepasselijk zijn op de stichtingen, bedoeld en geregeld in de Woningwet en de Landarbeiderswet met hun uitvoeringsmaatregelen? Zoo ja, blijven de bepalingen, in die wetten en maatregelen vastgesteld, dan gelden naast die van deze wet? Men meende beide vragen voorshands bevestigend te mogen beantwoorden. Ten slotte zou de Commissie gaarne vernemen of naar het oordeel der Eegeering de bepalingen van deze wet van toepassing zullen zijn op studiebeurzen, voor zoover deze thans mochten worden beheerscht door het Koninklijk besluit van 2 December 1823, Staatsblad n. 49. Aldus vastgesteld 14 Maart BAKKEE NOET. MACKAY KATZ. TBUIJEN. TEEPSTEA. DONKEE. VAN DEE GOES VAN NATEES. VAN MAAESEVEEN.

Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ====================================================================== Artikel 1

Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ====================================================================== Artikel 1 Intitulé : Landsverordening op stichtingen Citeertitel: Landsverordening op stichtingen Vindplaats : AB 1999 no. GT 3 Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) Artikel 1 1. Een

Nadere informatie

1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden.

1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden. WET van 19 juli 1968, houdende wettelijke regeling van stichtingen (G.B. 1968 no. 74), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1970 no. 81, S.B. 1983 no. 1. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 21 155 Wijziging van de regeling van de overdracht van aandelen op naam in naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. L. CRUZ VILAÇA van 8 maart 1988 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. L. CRUZ VILAÇA van 8 maart 1988 * CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. CRUZ VILAÇA ZAAK 136/87 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. L. CRUZ VILAÇA van 8 maart 1988 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, 1. De Hoge Raad der Nederlanden heeft het

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

NAAM, ZETEL EN DUUR Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: STICHTING OPEN DOOR. 2. Zij heeft haar zetel te Loon op Zand. 3. Zij is opgericht voor onbepaalde tijd. Artikel 2 1. De stichting heeft ten

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES

2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES 2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES STATUTEN Naam en zetel Artikel 1. De stichting draagt de naam: Stichting Prioriteitsaandelen

Nadere informatie

AB 1996 no.64 KvK 10 MEI 2011 ================================================================

AB 1996 no.64 KvK 10 MEI 2011 ================================================================ Intitulé : LANDSVERORDENING houdende nieuwe regels ter zake van de verplaatsing van de zetel van bepaalde rechtspersonen naar en vanuit Aruba Citeertitel : Landsverordening zetelverplaatsing rechtspersonen

Nadere informatie

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Hoofdstuk IVa. De Rekenkamer Paragraaf 1. De gemeentelijke rekenkamer Artikel 81a 1. De raad kan een rekenkamer instellen. 2. Indien de

Nadere informatie

Het besturen van een vereniging en stichting

Het besturen van een vereniging en stichting Het besturen van een vereniging en stichting Roland van Mourik notaris Cursus Goed Bestuur Nijmegen 6 oktober 2009 Roland van Mourik 37 jaar 1990-1991 propaedeuse rechten te Leiden 1991-1996 notarieel

Nadere informatie

Statuten STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN GEZONDHEID

Statuten STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN GEZONDHEID Statuten STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN GEZONDHEID STATUTEN Naam en zetel Artikel 1 De stichting draagt de naam: STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

Nadere informatie

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE NAAM EN ZETEL Artikel 1 De vereniging draagt de naam: Volleybalvereniging VIOS Eefde en is gevestigd in de gemeente Gorssel. DOEL Artikel 2 2.1 De vereniging

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 08-06-2005) Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties

Nadere informatie

SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM

SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM - 1 - SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM STATUTEN Naam en zetel: Artikel 1: 1. De stichting draagt de naam: Stichting Jonge Balie Activiteiten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET

Nadere informatie

ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN

ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN NAAM EN ZETEL Artikel 1 De stichting is genaamd: Stichting Vriendenkring Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum, en is gevestigd in de gemeente: Schoonhoven. DUUR

Nadere informatie

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (Tekst geldend op: 18-03-2009) Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 059 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

De Provinciewet en de Rekenkamer

De Provinciewet en de Rekenkamer De Provinciewet en de Rekenkamer HOOFDSTUK XIa. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER Artikel 183 1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur

Nadere informatie

Naam en Zetel. Artikel 1. Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. Veenendaal Doel. Artikel 2.

Naam en Zetel. Artikel 1. Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. Veenendaal Doel. Artikel 2. blad 1 Naam en Zetel. Artikel 1. 1. De stichting draagt de naam: Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. 2. Zij is gevestigd te Veenendaal. Doel. Artikel

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend als schriftelijk

Nadere informatie

STATUTEN STICHTING MEESMAN BELEGGINGSFONDSEN

STATUTEN STICHTING MEESMAN BELEGGINGSFONDSEN 20140163 1 STATUTEN STICHTING MEESMAN BELEGGINGSFONDSEN doorlopende tekst van de statuten van de stichting: Stichting Meesman Beleggingsfondsen (vóór statutenwijziging genaamd: Stichting Bewaarder Meesman

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek.

30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek. 30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek. Publicatie : 18-05-1962 Inwerkingtreding : 28-05-1962 Dossiernummer : 1961-12-30/31 HOOFDSTUK VI : WEDERZIJDSE

Nadere informatie

STICHTING GOOISE SCHOLEN FEDERATIE

STICHTING GOOISE SCHOLEN FEDERATIE 1 DOORLOPENDE TEKST van de statuten van de Stichting Gooise Scholen Federatie, zoals deze statuten luiden na de akte van statutenwijziging op 11 december 2018 voor mr. M.S.M. Bosse, notaris te Blaricum

Nadere informatie

IB / blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. AL

IB / blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. AL IB / 2018.002601.01 blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 - Naam De stichting is

Nadere informatie

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK WETTELIJKE SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK BOEK III TITEL Vbis WETTELIJKE SAMENWONING Artikel 1475 Onder wettelijke samenwoning wordt verstaan de toestand van samenleven

Nadere informatie

BIJLAGE 3: GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP

BIJLAGE 3: GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP BIJLAGE 3: GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP Het bestuur van de Stichting PLUIMNED heeft, gelet op artikel 19 van de Algemene Voorwaarden IKB Kip, ter zake van de behandeling van geschillen tussen een deelnemer

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 352 24 139 Regels met betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheid

Nadere informatie

32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête

32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête T WEEDE K AMER DER STATEN- 2 G ENERAAL Vergaderjaar 2010-2011 32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

DOEL Artikel 3 De verenging stelt zich ten doel door middel van het beoefenen van de budosport het lichamelijk en geestelijk niveau te bevorderen.

DOEL Artikel 3 De verenging stelt zich ten doel door middel van het beoefenen van de budosport het lichamelijk en geestelijk niveau te bevorderen. STATUTEN BUDO VERENIGING ASAHI NAAM EN ZETEL Artikel 1 De vereniging draagt de naam en is gevestigd te Assen. DUUR Artikel 2 De vereniging is opgericht op negen september negentienhonderd tweeënzestig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:699

ECLI:NL:RBGEL:2015:699 ECLI:NL:RBGEL:2015:699 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 05-02-2015 Datum publicatie 09-02-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 8129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Stichting Administratiekantoor Renpart Vastgoed BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Artikel 2

Stichting Administratiekantoor Renpart Vastgoed BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Artikel 2 20150354 1 Doorlopende tekst van de administratievoorwaarden van de stichting: Stichting Administratiekantoor Renpart Vastgoed, statutair gevestigd te Den Haag, zoals deze luiden na wijziging bij akte,

Nadere informatie

Statuten van STICHTING Regtvast, statutair gevestigd te Amsterdam, zoals vastgesteld op 20 december 2012 voor mr. K. Stelling, notaris te Amsterdam.

Statuten van STICHTING Regtvast, statutair gevestigd te Amsterdam, zoals vastgesteld op 20 december 2012 voor mr. K. Stelling, notaris te Amsterdam. 1 Statuten van STICHTING Regtvast, statutair gevestigd te Amsterdam, zoals vastgesteld op 20 december 2012 voor mr. K. Stelling, notaris te Amsterdam. Naam en zetel. Artikel 1. 1. De stichting draagt de

Nadere informatie

Indien werd gehandeld in strijd met het hiervóór in dit lid bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter

Indien werd gehandeld in strijd met het hiervóór in dit lid bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter 1 DOORLOPENDE TEKST Van de statuten van de stichting: Stichting tot Internationale Natuurbescherming (Van Tienhoven Stichting) thans genaamd: Van Tienhoven Stichting tot Internationale Natuurbescherming,

Nadere informatie

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure) Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

AKTE VAN OPRICHTING (Stichting Duurzaamheidsfonds VvE s Den Haag)

AKTE VAN OPRICHTING (Stichting Duurzaamheidsfonds VvE s Den Haag) 1 AKTE VAN OPRICHTING (Stichting Duurzaamheidsfonds VvE s Den Haag) Op DATUM is voor mij, NAAM NOTARIS, notaris met plaats van vestiging PLAATS, verschenen: [ kandidaat-notaris/paralegal]., te dezen handelend

Nadere informatie

Statuten van Stichting Administratiekantoor van gewone aandelen A ANNO12, gevestigd te Amersfoort

Statuten van Stichting Administratiekantoor van gewone aandelen A ANNO12, gevestigd te Amersfoort Statuten van Stichting Administratiekantoor van gewone aandelen A ANNO12, gevestigd te Amersfoort Naam en zetel. Artikel 1. 1. De stichting draagt de naam: Stichting Administratiekantoor van gewone aandelen

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 229 Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan

Nadere informatie

S.G. Waterland voor aangepast sporten. Statuten. Versie : 2.0 Datum : 21 mei 1984 Status : Definitief

S.G. Waterland voor aangepast sporten. Statuten. Versie : 2.0 Datum : 21 mei 1984 Status : Definitief S.G. Waterland voor aangepast sporten Statuten Versie : 2.0 Datum : 21 mei 1984 Status : Definitief Inhoudsopgave Artikel 1: Naam, zetel en duur... 2 Artikel 2: Doel... 2 Artikel 3: Vermogen... 2 Artikel

Nadere informatie

BEGRIPSBEPALINGEN. Artikel 1. Artikel 2 MD/817570.001

BEGRIPSBEPALINGEN. Artikel 1. Artikel 2 MD/817570.001 MD/817570.001 Doorlopende tekst van de administratievoorwaarden van de te Den Haag gevestigde stichting: Stichting Administratiekantoor Ren part Vastgoed, kantoorhoudende te 2514 JS 's-gravenhage, Nassaulaan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

VERENIGING DORPSBELANGEN S-HEERENBROEK STATUTEN. NAAM, ZETEL EN DUUR.

VERENIGING DORPSBELANGEN S-HEERENBROEK STATUTEN. NAAM, ZETEL EN DUUR. VERENIGING DORPSBELANGEN S-HEERENBROEK STATUTEN. NAAM, ZETEL EN DUUR. Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: VERENIGING DORPSBELANGEN S-HEERENBROEK. 2. De vereniging is gevestigd te s-heerenbroek.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 297 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime,

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 425 Wet van 14 september 2006 tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

Stichting Kwaliteit Haptotherapie Nederland

Stichting Kwaliteit Haptotherapie Nederland blad 1 Naam en Zetel Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: Stichting Kwaliteit Haptotherapie Nederland. 2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Apeldoorn. Doel Artikel 2 1. De stichting heeft ten doel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 274 Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête 0 Wij Beatrix,

Nadere informatie

A D M I N I S T R A T I E V O O R W A A R D E N

A D M I N I S T R A T I E V O O R W A A R D E N A D M I N I S T R A T I E V O O R W A A R D E N van: Stichting Jubileumfonds 1948 en 2013 voor het Concertgebouw statutair gevestigd te Amsterdam d.d. 1 september 2011 Definities. Artikel 1. In deze administratievoorwaarden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 70 Wet van 25 februari 2008, houdende regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten,

Nadere informatie

Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen

Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen Arikel 30 Vereniging kan geen registergoederen verkrijgen 1.Een vereniging waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, kan geen registergoederen

Nadere informatie

DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING

DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING STICHTING CAMPVUUR, statutair gevestigd in de gemeente Opsterland, opgericht bij akte verleden op zeven november tweeduizend zeven verleden voor mr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 829 Wet van 16 december 2010 tot tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed. Korte handleiding bijeenkomst 5. Overdracht van goederen. 3:83 en volgende BW Definitie overdracht: rechtsovergang van het ene rechtssubject naar het andere op basis van een een levering. Overdracht is

Nadere informatie

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegend dat de trust zoals die is ontwikkeld door de equitygerechten

Nadere informatie

Algemene Subsidieregeling 2008

Algemene Subsidieregeling 2008 Algemene Subsidieregeling 2008 Paragraaf 1 Inleidende bepalingen Artikel 1.1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. gemeentebestuur: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van besluiten betreffende

Nadere informatie

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden. ONDERWIJSRAAD. nkis 2 N". 'S-GRAVENHAGE, WÊÊËÈÈiM ) 9 2 Bericht op schrijven van ^ ^ Ä e n gelieve bij het antwoord n ä$&p dagteekening en 'nummer van Betreffende: MÀ?..?.Ï.Y...Y an 2,KXC, dit schrijven

Nadere informatie

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83 Doorlopende tekst van de gewijzigde artikelen van de titels 1.6, 1.7 en 1.8 BW (nieuw), alsmede van artikel V (overgangsbepaling), zoals deze luidt volgens Kamerstukken I 2008/09, 28 867, A (gewijzigd

Nadere informatie

Personenvennootschappen

Personenvennootschappen Personenvennootschappen mei 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld voor schade

Nadere informatie

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind - OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind ONDERGETEKENDEN: De heer/mevrouw, geboren op. 19 te, wonende aan de.., ( ).., hierna ook te noemen "de Schenker", en

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

AKTE VAN OPRICHTING STICHTING HET MEERLANDENFONDS. De comparant verklaart een stichting op te richten, die wordt geregeerd door de volgende

AKTE VAN OPRICHTING STICHTING HET MEERLANDENFONDS. De comparant verklaart een stichting op te richten, die wordt geregeerd door de volgende AKTE VAN OPRICHTING STICHTING HET MEERLANDENFONDS De comparant verklaart een stichting op te richten, die wordt geregeerd door de volgende S T A T U T E N : Naam. Zetel. Artikel 1. De stichting draagt

Nadere informatie

Statuten Stichting Budgetbeheer Noord

Statuten Stichting Budgetbeheer Noord Statuten Stichting Budgetbeheer Noord Artikel 1 - Naam, zetel en duur 1. De stichting is genaamd: Stichting Budgetbeheer Noord 2. Zij is gevestigd te Transportbaan 15 9672BJ Winschoten 3. De stichting

Nadere informatie

Stichting Administratiekantoor Convectron Natural Fusion

Stichting Administratiekantoor Convectron Natural Fusion Stichting Administratiekantoor Convectron Natural Fusion Administratievoorwaarden van de Stichting Administratiekantoor Convectron Natural Fusion, gevestigd te Rotterdam, volgens de notariële akte van

Nadere informatie

Statuten stichting tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag STATUTEN

Statuten stichting tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag STATUTEN STATUTEN Artikel 1: De naam der stichting is: Stichting tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag. De stichting is gevestigd te Bennekom. De stichting is opgericht voor onbepaald

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Awb 13/843 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3 Artikel 1 1. Dit verdrag is van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken, gewezen op het grondgebied van een andere Staat dan die waar de erkenning en tenuitvoerlegging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 31 926 Uitvoering van verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende een

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

tegen het besluit van 13 maart 2017 in het kader van de subsidie SNL, kenmerk

tegen het besluit van 13 maart 2017 in het kader van de subsidie SNL, kenmerk > Retouradres Postbus 40225 8004 DE ZWOLLE Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Vergunningen & Handhaving Mandemaat 3 Assen Postbus 40225 8004 DE Zwolle www.rvo.nl Contactpersoon Wob medewerker T 088

Nadere informatie

Rederlandschlndisde laatschappij

Rederlandschlndisde laatschappij J VAN-PE Rederlandschlndisde laatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. i:, o-i, Handel enz. JK ^f ",. 'T 4 STATUTEN VAN DE Rederlandsch-Indische Maatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. OGILVIE & Co. 1885.

Nadere informatie

STATUTEN STICHTING TENNISPARK EINSTEIN

STATUTEN STICHTING TENNISPARK EINSTEIN STATUTEN STICHTING TENNISPARK EINSTEIN Naam en Zetel Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: STICHTING TENNISPARK EINSTEIN. 2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Zevenaar. Doel Artikel 2 1. De stichting

Nadere informatie

AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP

AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP 1 AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP Heden, [ ] tweeduizend veertien, verscheen voor mij, mr. Marcel Dirk Pieter Anker, notaris te Amsterdam: [ ]. De comparant verklaarde dat

Nadere informatie

- 1 - STICHTING CONTINUÏTEIT ING

- 1 - STICHTING CONTINUÏTEIT ING - 1 - STATUTEN VAN STICHTING CONTINUÏTEIT ING PHK/6008125/10252500.dlt met zetel te Amsterdam, zoals deze luiden na een akte van statutenwijziging verleden op 26 januari 2011 voor een waarnemer van mr.

Nadere informatie

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN O P T I E O V E R E E N K O M S T De ondergetekenden: 1. [ ] B.V., gevestigd te en kantoorhoudende te [ ], aan [ ], hierna te noemen: Optieverlener, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Artikel 1; Algemeen. Artikel 2; Prijzen en betalingen. Artikel 3; Aansprakelijkheid

Artikel 1; Algemeen. Artikel 2; Prijzen en betalingen. Artikel 3; Aansprakelijkheid Artikel 1; Algemeen 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van Mediation Nederland en op alle rechtsverhoudingen die daaruit voortvloeien. 1.2 Afwijkingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie