Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 34 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 29 september 1995 De vaste commissie voor Financiën 1 heeft, ter voorbereiding van de financiële beschouwingen, de navolgende lijst van feitelijke vragen met betrekking tot de Miljoenennota 1996 (stuk , nrs. 1 en 2) en de Macro Economische Verkenning 1996 van het Centraal Planbureau opgesteld. De desbetreffende antwoorden zijn hierna eveneens afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Ybema De griffier van de commissie, Van Overbeeke 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), vacature VVD, Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, De Jong (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Van de Camp (CDA), vacature (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Crone (PvdA), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Voûte-Droste (VVD), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), vacature (D66). 5K2564 ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat s-gravenhage 1995 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 1

2 Vragen met betrekking tot de Miljoenennota 1 Is er sprake van een meevallende budgettaire ontwikkeling bij de rentelasten en de EU-afdrachten? Zijn er ook meevallende ontwikkelingen bij de uitgaven voor asielzoekers? Is er bij de raming van de uitgavenontwikkeling op de rijksbegroting voor 1997 en 1998 reeds rekening gehouden met meevallende ontwikkelingen bij de rentelasten en de EU-afdrachten? (blz. 10). Ten opzichte van de Miljoenennota 1995 is er in alle jaren behalve 1995 per saldo (uitgaven en niet-belastingontvangsten) sprake van een meevallende budgettaire ontwikkeling bij de rentelasten. De meevallende ontwikkeling is het saldo van lagere tekorten (met name door de verkoop van de tweede tranche KPN), een kleinere omvang van over het jaar uitstaande Dutch Treasury Certificates (DTC s) en een hogere rentevoet. In de Miljoenennota 1995 werd nog uitgegaan van een rentevoet van 6,75% in 1995, 6,4% in 1996, 6,7% in 1997 en 7,0% in latere jaren. Thans wordt een rentevoet van 7,0% in alle jaren verondersteld. Voorts zijn de niet-belastingontvangsten opwaarts bijgesteld in verband met de rentevergoeding over het schatkistsaldo die De Nederlandsche Bank met ingang van 1996 zal verstrekken, terwijl deze vergoeding tot nog toe impliciet werd verwerkt in de winstafdracht van DNB. Bij de EU-afdrachten doen zich ten opzichte van de Miljoenennota 1995 in alle jaren behalve 1995 tegenvallers voor. Zowel de invoerrechten, de BTW-afdrachten als de BNP-afdrachten zullen naar huidige inzichten hoger uitkomen dan ten tijde van de Miljoenennota 1995 werd berekend. Voor wat betreft de BTW- en BNP-afdrachten geldt dat ten tijde van de Miljoenennota 1995 alleen voor Nederland de hypothese van behoedzame uitgangspunten en de daarbij behorende matige groei werd gehanteerd, terwijl voor de EU van hogere groeicijfers werd uitgegaan. Thans worden voor de EU dezelfde groeicijfers gehanteerd als voor Nederland. De uitgaven voor asielzoekers zijn ten opzichte van de Miljoenennota 1995 in 1995 (bij Voorjaarsnota 1995) en 1996 (zie blz. 166) opwaarts bijgesteld. 2 Hoe reëel acht de regering het voor 1997 en latere jaren rekenen met een halve koppeling? Hoe groot wordt de overschrijding van het uitgavenkader Rijk t.o.v. die in tabel als zowel in 1997 als 1998 zou worden gekoppeld? (blz. 10). De Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid (WKA) verplicht de regering om over te gaan tot volledige koppeling indien de zogenaamde I/A-ratio beneden de norm van 82,6% ligt. In het regeerakkoord is uitgegaan van een gemiddeld genomen halve koppeling. In tegenstelling tot het gestelde in de vraag komen de kosten van de koppeling ten laste van het uitgavenkader Sociale Zekerheid (en niet van het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin). De eventuele additionele kosten van volledige koppeling van zowel tranche 1997 en als tranche 1998 bedragen 0,7 mrd. in 1997 en 1,7 mrd. in Deze cijfers zijn gebaseerd op de loonraming zoals die gold ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord. 3 Is er onder het uitgavenplafond van de rijksbegroting in enge zin een budgettaire ruimte beschikbaar van 100 miljoen? (blz. 10). In de nieuwe begrotingssystematiek worden uitgavenkaders gehanteerd, die als plafonds dienen. De netto uitgaven moeten op of onder deze plafonds blijven. Voor 1996 blijven de uitgaven onder het vastgestelde Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 2

3 kader. Dit betekent echter nog niet, dat er een budgettaire ruimte van 100 miljoen is. Bij de berekening van het financieringstekort voor 1996 is verondersteld, dat de uitgaven onder de plafondwaarde blijven. 4 Op welke wijze worden de dreigende budgetoverschrijdingen bij de zorg ondervangen? Is het gepresenteerde overzicht in de meerjarenramingen (tabel ) realistisch? Kan de minister in dit licht een overzicht verschaffen van de voorgenomen bezuinigingen, inclusief de geraamde opbrengst? (blz. 10). De dreigende uitgavenoverschrijdingen bij de zorg worden met ingang van 1996 volledig gecompenseerd door een groot aantal maatregelen. Deze hebben enerzijds betrekking op maatregelen zoals geïnventariseerd door de Task-Force Volumebeperking en Kostenbeheersing, waaronder de prijzenwet voor de geneesmiddelen en anderzijds een groot aantal sectorspecifieke maatregelen. In het Financiëel Overzicht Zorg 1996 wordt een uitgebreid overzicht van deze maatregelen, inclusief de geraamde opbrengst hiervan, gegeven. Op basis van de huidige kennis van zaken acht het kabinet het in tabel gepresenteerde overzicht van de uitgavenontwikkeling in de zorgsector realistisch. 5 Kan een onderbouwing worden gegeven voor het verschil in onder- c.q. overschrijding van het uitgavenkader voor 1995 en 1996 voor de 3 onderscheiden sectoren van de collectieve sector in de Miljoenennota 1996 (tabel 1.2.1) en de MEV (tabel III 6.8)? (blz. 10). 49 Kunnen de verschillen met de MEV 1996 op het gebied van de onder-, respectievelijk overschrijding van de uitgavenkaders en de omvang van de lastenverlichting nader worden verklaard? (blz. 34). Aansluiting onderschrijding uitgavenkader rijksbegroting in enge zin voor 1996: Miljoenennota ,1 ramingsverschillen: CPB lagere EU-afdrachten 0,5 CPB lagere uitgaven asielzoekers 0,4 overig 0,1 MEV ,9 Het verschil in onderschrijding van het uitgavenkader sociale zekerheid in 1996 (MN 1996: 0,9 mld. en MEV 1996: 0,4 mld.) hangt deels samen met een verschillende inschatting van de budgettaire effecten van de experimenten met het inzetten van uitkeringsgelden voor extra werkgelegenheid en deels met verschil in inschatting en verwerking in het uitgavenkader van de ZW-lasten. Het verschil bij het uitgavenkader zorg in 1996 (MN 1996: 0,0 mld en MEV 1996: 0,1 mld.) is zeer beperkt. Het hangt samen met een klein verschil in de berekening van de loon- en prijsbijstelling in de zorgsector. Voor wat betreft het antwoord op de vraag naar het verschil omtrent de omvang van de lastenverlichting zij verwezen naar het antwoord op vraag 94. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 3

4 6 Hoe groot (uitgedrukt in miljarden guldens) is het verschil tussen de nu geraamde EMU-schuld 1996 en het EMU-schuldcijfer 1996 zoals geraamd in het Regeerakkoord? (blz. 11). Thans wordt voor 1996 een EMU-schuld geraamd van f 517,9 miljard. Ten tijde van het Regeerakkoord werd voor 1996 een EMU-schuld van f 520,5 miljard geraamd. Er is dus sprake van een daling met f 2,6 miljard, hetgeen overeenkomt met 0,4%-punt BBP. Voorts is er een noemereffect van 2,1%-punt BBP als gevolg van een opwaartse bijstelling van de raming van het bruto binnenlands produkt. In totaal daalt de voor 1996 geraamde EMU-schuldquote met 2,5%-punt BBP ten opzichte van de stand Miljoenennota Hoe hoog (% BBP) zou het EMU-schuldcijfer 1996 in tabel zijn wanneer de Nederlandse BBP-inflatie niet 1 1 4% zou zijn, maar gelijk zou zijn aan de gemiddelde BBP-inflatie in de EU? (blz. 11). Indien de BBP-inflatie in Nederland gelijk wordt verondersteld aan de BBP-inflatie in de EU (d.w.z. 3%, zie MEV blz. 38) dan zou de EMU-schuldquote uitkomen op 77,0% BBP. Hierbij is verondersteld dat de hogere BBP-inflatie niet van invloed is op de omvang van het financieringstekort (een hogere BBP-inflatie leidt tot een hoger nominaal uitgavenkader, maar ook tot hogere belastingopbrengsten). Een BBP-inflatie ter hoogte van het EU-gemiddelde ligt overigens ver boven de range voor BBP-inflatie van 0 tot 2%, die consistent wordt geacht met de doelstelling van prijsstabiliteit. 8 Hoe verhoudt het EMU-tekort van 2,8% BBP in 1996 zich met de aanbeveling van de Raad het tekort in 1996 well below 2,8% te brengen? (blz. 11). De aanbeveling van de Ecofin-raad van juli jongstleden om een EMU-tekort in 1996 ruim beneden 2,8% BBP na te streven, was ingegeven door het destijds geraamde schuldniveau. De schuldquote liet toen een stijging van 1994 op 1995 zien waarbij bovendien de schuld 1995 op een hoger niveau werd geraamd dan thans het geval is. Volgens de actuele vooruitzichten is deze stijging omgebogen in een lichte daling. Deze achtergrond is relevant, mede in samenhang met de andere door de Raad genoemde elementen van een evenwichtig financieel-economisch beleid voor 1996 waaraan wordt voldaan (handhaving reëel uitgavenkader, groeiruimte hoofdzakelijk aan te wenden voor schuldreductie). Overigens, als zich in 1996 ten opzichte van de huidige vooruitzichten meevallers voordoen bij de uitvoering van de begroting, ligt aanwending daarvan voor reductie van het financieringstekort in de rede. 9 Wat is de ontwikkeling van het 12-maands voortschrijdend gemiddelde van het beleidsrelevante tekort over 1995? (blz. 11). In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van het 12-maands voortschrijdend gemiddelde van het beleidsrelevante financieringstekort weergegeven. De referentiewaarde is gebaseerd op de stand Vermoedelijke Uitkomsten. De data tot en met juli zijn gebaseerd op definitieve realisatiecijfers. Het getal tot en met augustus is gebaseerd op voorlopige realisatiecijfers. Uit de tabel blijkt dat het voorlopige realisatiecijfer van het beleidsrelevante Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 4

5 financieringstekort tot en met augustus de referentiewaarde met 0,8 miljard onderschrijdt. Ontwikkeling 12-maands gemiddelde beleidsrelevante financieringstekort (in procenten BBP; door afrondingen kunnen de cijfers in de kolom verschil afwijken van de som der componenten) Referentiewaarde Realisatie Verschil tot en met januari 3,7 3,8 0,2 tot en met februari 3,4 3,4 0,0 tot en met maart 3,3 3,4 0,1 tot en met april 3,6 3,6 0,0 tot en met mei 3,7 3,7 0,0 tot en met juni 3,7 3,4 0,3 tot en met juli 3,7 3,5 0,3 tot en met augustus 3,6 3,5 0,1 10 Kan worden uitgesplitst in hoeverre en in welke sectoren het budget voor Melkert-banen in 1995 is aangewend, en hoeveel mensen hiermee aan werk zijn geholpen? In hoeverre is de invulling van het budget voor 1996 reeds rond? Hoe ziet deze eruit? In welke sectoren doen zich problemen bij de invulling voor? Welke maatregelen denkt de regering te nemen om deze op te lossen? Wat is het resultaat voor de werkgelegenheid op de lange termijn (3 5) van dit « banenplan»? (blz. 12). De bekostiging van de zogenaamde Melkertbanen is gekoppeld aan de bereidverklaringen die de gemeenten en de zorginstellingen hebben ingediend. Het aantal bereidverklaringen was in 1995 zodanig dat de beschikbare middelen volledig ter beschikking gesteld konden worden. Hoeveel mensen in de verschillende sectoren inmiddels daadwerkelijk aan de slag zijn, is thans nog niet bekend. In november verwacht de regering nadere gegevens over de uitvoering te ontvangen. Het is de bedoeling om rond 1 oktober van dit jaar de regeling voor de gemeenten voor 1996 vast te stellen. Ten opzichte van de regeling voor 1995 zal in ieder geval het aantal gemeenten met acht worden uitgebreid; het aantal sectoren dat in aanmerking komt voor Melkertbanen wordt met twee uitgebreid, te weten het beheer van de openbare ruimte (milieuzorg) en het beheer van publieke monumenten. Voor wat betreft de gelden die via het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden verdeeld geldt dat in 1996 ook de sectoren jeugdhulpverlening en maatschappelijke opvang in de vier grootste steden in aanmerking komen voor Melkertbanen. De kasbetalingen zullen in overeenstemming worden gebracht met de geleidelijke invulling van de beschikbare plaatsen. De verschillende sectoren hebben de afgelopen tijd veel overleg gevoerd over de aard van de nieuwe banen, het exacte beloningsniveau, de rechtspositionele inkadering en dergelijke. Deze aanloopproblemen behoren naar verwachting spoedig tot het verleden. Om eventuele verdere problemen tijdig te signaleren en te verhelpen heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het project Ruim Baan opgezet. De middelen voor de banen zullen structureel ter beschikking worden gesteld aan de betrokken gemeenten en instellingen. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze banen zijn zodanig dat verdringing van bestaand werk wordt voorkomen. Aangenomen mag dus worden dat de op deze wijze gecreëerde banen ook op de lange termijn tot een uitbreiding van de werkgelegenheid in de collectieve sector met banen leiden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 5

6 11 Met welk verdringingspercentage wordt rekening gehouden bij het banenplan? Hoe hoog zouden de budgettaire lasten zijn indien het verdringingspercentage twee keer zo hoog is? Hoe wordt de mate van verdringing gemonitored? (blz. 12). Bij het banenplan is ervan uitgegaan dat er geen verdringing van bestaand werk plaatsvindt. De regeling is nadrukkelijk gericht op werk in de collectieve sector dat voorheen niet werd verricht. Dit blijkt mede uit de voorwaarden die aan de subsidiëring zijn gesteld, zoals de eis van accountantscontrole (eventueel op basis van een verklaring van het medezeggenschapsorgaan) op het extra, dat wil zeggen boventallige, karakter van de arbeidsplaatsen ten opzichte van de bestaande formatie. 12 In welke gevallen wordt het werkgevers toegestaan om mensen tijdelijk minder dan het wettelijk minimumloon aan te bieden? (blz. 12). De regering is thans bezig met het nader uitwerken van de afspraak uit het regeerakkoord om dispensatie van het wettelijk minimumloon mogelijk te maken. Zij hoopt de Kamer binnenkort daarover nader te kunnen informeren. 13 Is het kabinet van plan bij het «financieel aantrekkelijker maken van werken ten opzichte van de uitkeringssituatie» in de komende jaren verdere vooruitgang te boeken? (blz. 12). Kern van het regeringsbeleid is vergroting van de arbeidsparticipatie, te bereiken langs een veelheid van wegen. Het financieel aantrekkelijker maken van het verrichten van arbeid is slechts een van de mogelijkheden om dit doel te bereiken. In hoeverre in de komende jaren dit instrument verder gebruikt zal worden is thans niet duidelijk. 14 Welke criteria worden gebruikt om de grenzen van het milieu te bepalen? (blz. 12). Onder een economische ontwikkeling binnen de grenzen die het milieu stelt verstaat de regering een economische ontwikkeling die het draagvermogen van het milieu ten behoeve van een duurzame ontwikkeling in stand houdt. Ten aanzien van dit draagvermogen bestaan zeer veel onzekerheden. De doel- en taakstellingen uit het milieubeleid van het kabinet, zoals dit onder andere is vastgelegd in het NMP s vormen een uitwerking van de criteria waarnaar wordt gevraagd. 15 Hoe concurrerend is de huidige Nederlandse fiscale infrastructuur ten opzichte van andere Europese landen voor internationaal opererende bedrijven? Welke mogelijkheden zijn er om een deel van de fiscale maatregelen voor internationaal opererende bedrijven in Nederland afhankelijk te maken van energieverbruik en/of milieugebruik, zonder dat dit direct nadelige gevolgen heeft voor de concurrentie? (blz. 13). Het Nederlandse fiscale stelsel kenmerkt zich van oudsher door zijn internationale oriëntatie. In het verleden had Nederland daardoor een voorsprong wat betreft het fiscale vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven. Omdat veel landen in toenemende mate het fiscaal klimaat met name gericht op het internationale bedrijfsleven (o.a. door speciale fiscale faciliteiten) hebben verbeterd, is deze voorsprong niet Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 6

7 meer aanwezig. Hieraan is bij voorbeeld ook bijgedragen door de totstandkoming van Europese richtlijnen als de moeder-dochterrichtlijn. Met de in 1995 in werking getreden en de voor 1996 voorgestelde maatregelen, wordt weer een impuls gegeven aan de aantrekkelijkheid van het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Deze impuls zal worden versterkt door een gerichte marketing van het gehele pakket, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van internationale media, zoals Internet. In de huidige verhoudingen zou een internationaal niet door te berekenen puur Nederlandse energieheffing voor de meeste sectoren niet gunstig uitpakken. 16 Wat zullen de gevolgen voor de overheidsfinanciën zijn indien de banengroei in 1996 uitkomt op i.p.v ? (blz. 14). Voor 1995 verwacht het CPB een banengroei van Voor 1996 is de verwachte groei De gevolgen voor de overheidsfinanciën van banen extra zijn sterk afhankelijk van de achterliggende oorzaken van een hogere banengroei. Er is dan ook geen eenduidig antwoord op deze vraag. 17 Hoe verloopt sinds 1985 de werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland en de EU, gemeten in arbeidsjaren? (blz. 14). In Nederland neemt het arbeidsvolume van 1985 tot 1996 toe met 738 duizend arbeidsjaren, ofwel 15,6%. Voor de EU zijn geen werkgelegenheidscijfers in arbeidsjaren beschikbaar. De werkgelegenheid in personen, zoals getoond in grafiek van de Miljoenennota 1996, stijgt in de EU over de periode met 4,4%. 18 Wanneer verwacht de regering de «onvermijdelijke neergang» voor wat betreft de internationale conjunctuur? (blz. 14). Het CPB heeft in het laatste Centraal Economisch Plan aandacht besteed aan de conjuncturele cyclus. Het CPB noemt het aangeven van toppen en dalen in de economische ontwikkeling «een moeilijke aangelegenheid». Het CPB schrijft «In de periode duurde een conjuncturele opgang gemiddeld ruim 9 kwartalen. (...) Aangezien het laatste omslagpunt in het vierde kwartaal van 1993 viel, bereikt op basis van een mechanische extrapolatie de conjunctuur dan begin 1996 een hoogtepunt.» Volgens de laatste informatie van de conjunctuurindicator treedt in de komende periode wel een vertraging van de groei op. Van een conjuncturele omslag is echter nog geen sprake, omdat de groei nog iets boven de trend blijft. De regering heeft geen uitgesproken verwachtingen over het moment van een neergang van de internationale conjunctuur. De betreffende passage geeft uitsluitend aan dat ook in de toekomst, net als in het verleden, er perioden van conjuncturele neergang zullen optreden. 19 Waarom wijken de cijfers over wereldhandelsgroei af van de MEV-cijfers (MEV, pag. 16)? (blz. 15). De wereldhandelsgroei zoals vermeld in de Miljoenennota op pagina 15 heeft betrekking op de totale wereldhandel. Dit cijfer is ook terug te Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 7

8 vinden in de MEV in tabel II.3.1. Het cijfer in de MEV pagina 16 heeft betrekking op de voor Nederland relevante wereldhandel. Dit is de voor Nederland herwogen groei naar pakketsamenstelling en geografische gebieden. 20 Is er bij de ontwikkeling van het aantal mensen onder de 65 jaar dat afhankelijk is van een uitkering met de ontwikkelingen in 1995 en 1996 sprake van een trendbreuk? (blz. 17). Ja, er is sprake van een trendbreuk in de zin dat voor het eerst sinds vele decennia sprake is van een daling van het aantal uitkeringen onder de 65 jaar. 21 Hoe ziet het tijdpad van totstandkoming van de EMU en de invoering van de Europese munt er uit? Wat zijn tussen nu en de totstandkoming van de EMU de belangrijkste momenten waarop de lidstaten elkaars economisch beleid beoordelen? (blz. 18). Op de Europese Raad van Cannes is het voornemen geuit om de derde fase van de EMU volgens de lijnen van het Verdrag op 1 januari 1999 te laten ingaan. Hiervan uitgaande, zullen op die dag de valuta s van de lidstaten die worden toegelaten tot de derde fase, onherroepelijk aan elkaar worden vastgekoppeld. De volledige invoering van de Europese munt zal dan echter nog enige tijd op zich laten wachten. De benodigde aanpassingen in de financiële sector vragen de nodige tijd. Daarnaast dienen voldoende munten en bankbiljetten te worden aangemaakt. Er wordt vooralsnog verondersteld dat de nationale valuta s circa 3 jaar na de start van de derde fase volledig zullen worden vervangen door de Europese munt. Discussies over het precieze tijdspad (en scenario) van invoering van de Europese munt zijn thans nog gaande. Op verzoek van de Europese Raad van Cannes zal de Ecofin-Raad in Madrid een scenario van invoering van de Europese munt presenteren. Er is een aantal momenten waarop de lidstaten elkaars economisch beleid beoordelen. Twee keer per jaar (in het voorjaar en in het najaar) wordt in de buitensporige-tekorten-procedure beoordeeld of de lidstaten al of niet voldoen aan de begrotings- en het staatsschuldcriterium. Voorts worden ieder voorjaar door de Ecofin-Raad de «globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de Lid-Staten en van de Gemeenschap» vastgesteld; bij deze gelegenheid worden onder andere aanbevelingen aan de lidstaten gedaan met betrekking tot het te voeren economisch beleid. Ieder najaar wordt tenslotte in het kader van de procedure van het multilateraal toezicht beoordeeld in hoeverre de lidstaten voldoen aan de in het voorjaar geformuleerde richtsnoeren. 22 Nederland moet zich «voldoende tijdig» kunnen kwalificeren voor de derde fase van de EMU. Wat is in de ogen van de regering «voldoende tijdig» mede in het licht van de Europese Raad in Cannes waar het voornemen bevestigd is om de derde fase, conform het Verdrag van Maastricht op 1 januari 1999 te laten ingaan? (blz. 19). Zoals al gememoreerd op pagina s 15 en 16 van de Miljoenennota zal de beslissing over de toelating tot de derde fase plaatsvinden op basis van de tot en met 1997 gerealiseerde beleidsuitkomsten. De term «voldoende tijdig» wordt door de regering in dit licht beschouwd, en betekent dat op zijn laatst in 1997 aan de convergentiecriteria voor toetreding tot de derde fase van de EMU dient te zijn voldaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 8

9 23 Hoe scoren in 1995 de lidstaten van de EU op de EMU-criteria? (blz. 19). In bijlage 15 (pg 229) wordt in een tabel een overzicht gegeven van de verwachte stand van de convergentie in 1995, van de 15 lidstaten van de Unie. Voordat de realisaties voor 1995 bekend zijn, kunnen de lidstaten nog niet aan een beoordeling hieromtrent worden onderworpen. De Ecofin-Raad besloot in het voorjaar van 1995 dat op dat moment drie lidstaten (Duitsland, Ierland en Luxemburg) voldeden aan het tekort- en het staatsschuldcriterium. 24 Wat zou de hoogte van het beleidsrelevante financieringstekort zijn, indien de voor 1996 beoogde lastenverlichting van circa 4 miljard zou worden aangewend voor verdere verlaging van het financieringstekort? (blz. 19). De beoogde lastenverlichting voor 1996 van 3,9 mld. wordt voor het grootste deel gefinancierd uit de sociale fondsen (zie tabel uit de Miljoenennota 1996). Om deze lastenverlichting geheel ten gunste van het financieringstekort van het rijk te laten komen dienen rijksbijdragen aan de sociale fondsen te worden teruggetrokken. In het geval dat de beoogde lastenverlichting 1996 van 3,9 mld. zou worden aangewend voor verlaging van het beleidsrelevante financieringstekort dan zou, abstraherend van macro-economische doorwerking, dit tekort in 1996 uitkomen op 2,5% BBP. 25 In welk jaar zal naar verwachting, met het huidige beleid, een financieringstekort van 2,7% BBP worden bereikt? (blz. 19). Het jaar waarin het beleidsrelevante financieringstekort 2,7% BBP bereikt, is afhankelijk van de economische ontwikkelingen en het budgettaire beleid. Overigens is van belang dat de 2,7% BBP uit het Regeerakkoord overeenkomt met een beleidsrelevant financieringstekort van 2,6% BBP; dit in verband met het vervallen van de debudgetteringsregel volkshuisvesting. 26 Kan uit grafiek worden afgeleid dat het tijdpad voor tekortreductie uit het Regeerakkoord in het licht van de EMU-criteria te weinig ambitieus is? Voor welke van de drie scenario s kiest het kabinet bij een reële BBP-groei van 2%? (blz. 20). In het regeerakkoord zijn jaarlijkse plafondwaarden voor het financieringstekort neergelegd. Dit biedt de mogelijkheid om op een zodanige tekortdoelstelling te koersen dat kan worden voldaan aan de eveneens in het regeerakkoord opgenomen randvoorwaarde dat tijdig aan de EMU-kwalificatiecriteria wordt voldaan. Tegen deze achtergrond zal bij de begrotingsvoorbereiding 1997 aan de hand van de dan actuele vooruitzichten besluitvorming plaatsvinden. 27 Kan worden aangegeven in welk jaar in de beide gepresenteerde tabellen (reële BBP-groei 2% en 2,75%) voor de drie gepresenteerde scenario s de schuldquote het niveau van 60% bereikt? (blz. 20). Het antwoord op deze vraag is sterk afhankelijk van de veronderstelde economische ontwikkeling en het beleid. Onder de veronderstellingen vermeld bij grafiek in de Miljoenennota 1996 zal in scenario I en bij Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 34 9

10 een reële groei van 2% nog een nadere tekortreductie nodig zijn om de schuldquote op termijn naar 60% te kunnen brengen. In de overige gevallen zou bij de vermelde tekortniveau s de referentiewaarde uiteindelijk bereikt worden, variërend van het jaar 2008 (scenario III bij 2,75% groei) tot 2035 (scenario I bij 2,75% groei). Ook dan geldt uiteraard dat de uitkomsten sterk afhangen van de gemaakte illustratieve veronderstellingen met betrekking tot de economische ontwikkeling en het ontbreken van verdere tekortdaling. Daarnaast kunnen incidentele baten die buiten het beleidsrelevante tekort worden gehouden invloed uitoefenen op het niveau van de schuldquote. 28 Is het kabinet van mening dat Nederland aan de EMU-staatsschuldnorm voldoet als bij een economische groei van 2% BBP het tijdpad voor het beleidsrelevante tekort wordt behaald? (blz. 20). Het Verdrag van Maastricht geeft als criterium aan dat de schuldquote in voldoende mate afneemt en de 60% BBP-waarde in een bevredigend tempo nadert. Bij een economische groei van 2% en bij de plafondwaarden voor het beleidsrelevante tekort daalt de EMU-schuld nauwelijks in de periode Ten einde een noodzakelijk duidelijk neerwaartse trend van de schuldquote echt in gang te zetten, zal in 1997 een verdere daling van het tekort moeten worden gerealiseerd. Wat de opvattingen van de andere EU-partners zijn over een bevredigend tempo van daling van de schuldquote kan niet in algemene termen worden verwoord. De Ecofin-raad weegt in zijn oordeel over een lidstaat andere relevante factoren mee die voor de desbetreffende lidstaat gelden. 29 Het verlengen van de looptijd van leningen ter beperking van de rentegevoeligheid van de overheidsuitgaven heeft als keerzijde dat de lange rente in het algemeen hoger is dan de korte. Wat is het netto-effect van deze tegengestelde beweging op de Rijksbegroting? (blz. 20). Een exacte berekening van het netto-effect is moeilijk te geven. Een belangrijk uitgangspunt van het financieringsbeleid is dat staatsschuld zeker als deze in nominale termen niet daalt met lange middelen gefinancierd moet worden. Voor korte financiering geldt, dat deze in beginsel alleen dient om tijdelijke fluctuaties in het schatkistsaldo te kunnen opvangen (zie ook MvT begroting IXA). Met dit uitgangspunt is de onzekerheid, in termen van het renterisico m.b.t. herfinanciering van jaarlijkse aflossingslasten, beperkter dan anders het geval zou zijn. Dit bevordert mede de stabiliteit van het begrotingsbeleid omdat zo wordt bereikt dat de financieringsbehoefte van het Rijk zoveel mogelijk gespreid wordt in de tijd. Overigens zij opgemerkt dat in een normale rentestructuur de lange rente hoger ligt dan de korte rente. Dit hangt samen met de compensatie die beleggers vragen, indien zij voor langere tijd niet kunnen beschikken over het geïnvesteerde vermogen en daarom een groter rente-risico lopen. Echter, er wordt op gewezen dat gedurende de periode 1989 t/m 1993 sprake was van een inverse rentestructuur, waarbij de lange rente gemiddeld 0,5%-punt onder het niveau van de korte rente lag. In dit opzicht kan de gestelde vraag naar de budgettaire kosten van looptijdverlenging niet goed beantwoord worden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

11 30 Bij welk financieringstekort is in 1997 een staatsschuldquote haalbaar van 77,4% bij een economische groei van 2% en bij een economische groei van 2,75%? (blz. 20). Uitgaande van een BBP-inflatie conform regeerakkoorddoorrekening (gemiddeld 2,25%) kan een overheidsschuldquote van 77,4% BBP in 1997 worden bereikt bij een beleidsrelevant financieringstekort van 1,9% BBP in 1997 (2% reële groei) respectievelijk 2,4% BBP (2,75% reële groei). Daarbij zij aangetekend dat in deze indicatieve becijferingen het inflatiecijfer van belang is (een hogere inflatie betekent meer daling van de quote en vice versa), en dat ook transacties in de vermogenssfeer de schuldquote kunnen beïnvloeden. 31 Hoe reëel is het welvaartsvast veronderstellen van de AOW? (blz. 21). Het geschetste scenario voor de kosten van de vergrijzing betreft een neutrale doorrekening van demografische prognoses waarbij ten behoeve van de becijferingen welvaartsvastheid van de AOW-uitkering is verondersteld. Over het realiteitsgehalte worden op zichzelf geen uitspraken gedaan. Wel wordt in de Miljoenennota en in de Sociale Nota aandacht besteed aan de beleidslijnen die er toe kunnen bijdragen dat de AOW financierbaar blijft. 32 Uit de grafische presentatie op pagina 22 valt af te lezen dat er zeker nog twintig jaar gewacht moet worden voordat de 60% binnen bereik komt. In hoeverre is hier nog sprake van een bevredigend tempo? Wat is het oordeel van de minister en wat zijn de opvattingen van de andere EU-partners in dit opzicht? (blz. 22). Afgezet tegen de inzichten ten tijde van het regeerakkoord is er, ondanks de relatief lage nominale BBP-groei, sprake van een verbeterd perspectief voor de schuldquote. Zoals aangegeven in de Miljoenennota, zal voor het in gang zetten van de noodzakelijke duidelijk neerwaartse trend in 1997 een verdere tekortreductie moeten worden gerealiseerd. De presentatie op pagina 22 is slechts illustratief, en afhankelijk van veronderstellingen ten aanzien van groei, inflatie en beleid. Wat de opvattingen van de andere EU-partners zijn over een bevredigend tempo van daling van de schuldquote kan niet in algemene termen worden verwoord. De Ecofin-Raad weegt in zijn oordeel over een lidstaat alle relevante factoren mee die voor de desbetreffende lidstaat gelden. 33 Welke wijzigingen in de regelingen voor ouderen of de financiering van ouderdomspensioenen worden bedoeld? Wat zijn de consequenties voor het inkomen van de ouderen nu en op termijn? (blz. 22). In de bedoelde passage wordt gerefereerd aan uiteenlopende ideeën die in de afgelopen tijd vanuit verschillende hoeken zijn geventileerd, en die gemeen hebben dat de oplossing van de oplopende uitgaven aan ouderdomspensioenen en aan andere regelingen ten behoeve van ouderen, wordt gezocht in aanpassing van de desbetreffende regelingen, met doorgaans als consequentie dat hetzij het voorzieningenniveau wordt verlaagd dan wel de grondslag voor de financiering wordt verbreed. De gevolgen van deze aangeduide ideeën in termen van inkomen voor ouderen (of andere categorieën) kunnen niet in algemene zin worden aangegeven. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

12 34 Er lijkt perspectief voor verdere daling op de lange termijn van de categorie uitkeringsgerechtigden. Is deze verwachting niet in strijd met het perspectief dat de macro-economische verkenning schetst (p.79). Wat is de onderbouwing van het gestelde perspectief? (blz. 22). Het perspectief voor verdere daling op de lange termijn wordt ingegeven door de ontwikkelingen in 1995, het jaar waarin voor het eerst het aantal uitkeringsgerechtigden daalt. Deze daling vindt vooral plaats bij de Ziektewet en de Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Dit duidt erop dat het mogelijk is om met gericht beleid, dat accent geeft aan de directe verantwoordelijkheid van betrokkenen, de invalideringsfrequenties te verlagen en de revalideringsfrequenties te verhogen. Vanuit dit perspectief wil de regering het beleid voeren met betrekking tot de privatisering van de Ziektewet en herziening van de AAW/WAO. Deze opvatting strookt met de analyse van het CPB in de Macro Economische Verkenning waaruit de conclusie kan worden getrokken dat een verdere beperking van het beroep op de AAW/WAO mede mogelijk wordt door een herziening van de AO-verzekeringen. 35 Hoe hoog worden de Nederlandse afdrachten aan de EU als de ruimte onder het EM-plafond van 1,27% BEP in 1999 geheel wordt opgevuld? Opvulling van de ruimte tussen de Financiële Vooruitzichten en het EM-plafond in 1999 zou betekenen dat Nederland in dat jaar circa 300 mln. gulden meer aan de EU zou moeten afdragen dan thans geraamd. 36 Volgend jaar bedraagt de toename van banen een aantal van Zijn dit full-time banen, part-time banen, of is hier sprake van een mix? (blz. 24). Het CBS, en in navolging daarvan het CPB, hanteert een werkgelegenheidsdefinitie waarbij alleen banen van minimaal 12 uur per week tot de werkgelegenheid worden gerekend. De geraamde toename van banen betreft dus banen van meer dan 12 uur in de week. Als ook de banen van minder dan 12 uur per week worden meegeteld, dan raamt het CPB voor 1996 een toename van het aantal banen met In de MEV 96 wordt de toename van de werkgelegenheid in arbeidsjaren voor 1996 geraamd op Dit indiceert dat de toename van banen in 1996 een mix is van voltijd en deeltijdbanen. Bij de in het Regeerakkoord neergelegde doelstelling van banen werd uitgegaan van de werkgelegenheidsdefinitie waarbij alle banen, dus ook die van minder dan 12 uur per week, worden meegeteld. 37 Hoe is het te verklaren dat de werkgelegenheid in de dienstensector is gestegen terwijl de arbeidskosten in Nederland relatief hoog zijn te noemen? In hoeverre zal de werkgelegenheid getalsmatig toenemen indien de regering zou afzien van een substantiële lastenverlichting voor bedrijven, terwijl de winstposities van het bedrijfsleven zich wel blijven verbeteren? (blz. 25). De toename van de werkgelegenheid in de dienstensector in vergelijking met die in de industrie kan door verschillende factoren worden verklaard. Allereerst zij opgemerkt dat de dienstensector staat voor een verzamelbegrip waaronder heterogene activiteiten en producten schuil gaan. Zo omvat de dienstensector onder meer de detailhandel, het goederen- en personentransport en juridische dienstverlening. De Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

13 loonkosten in deze dienstentakken lopen uiteen. Een algemene uitspraak over de hoogte van de loonkosten in de dienstensector in relatie met de werkgelegenheid is dus niet te geven. Bij de toename van de werkgelegenheid zal in ieder geval ook de economische groei een belangrijke factor zijn geweest. Ten aanzien van de winstontwikkeling van bedrijven zij opgemerkt dat uit analyses van het CPB in de Macro Economische Verkenning 1996 (blz. 106) blijkt dat het winstniveau in 1994, 1995 en 1996 nog bescheiden is, zeker in vergelijking met het jaar 1990 toen eveneens sprake was van een conjuncturele top. Bovendien voorziet het CPB een daling van de winstquote in 1995 en in 1996 ten opzichte van In deze analyse is de voorgenomen lastenverlichting voor 1996 meegenomen. Indien de regering zou afzien van de voorgenomen lastenverlichting mag worden aangenomen dat dit de winstquote van bedrijven in 1996 negatief beïnvloedt. De in deze vraag geschetste hypothese over de winstverbetering is dan dus niet aan de orde. 38 Welke werkgelegenheidseffecten en kosten, op korte en lange termijn, zijn er bij een verhoging van de afdrachtskorting tot fl. 4000, op de betaling van belasting en premies bij het aantrekken van langdurig werklozen? (blz. 26). De afdrachtskorting conform de loonkostenfaciliteit lage lonen is van toepassing op alle werknemers die een loon verdienen tot maximaal 115% WML. Een werkgever hoeft dus niet noodzakelijkerwijs een langdurig werkloze aan te trekken. Een verhoging van de afdrachtskorting van 1185 gulden naar 4000 gulden kost structureel ruim 1,2 miljard. Het CPB heeft geen werkgelegenheidseffecten van de invoering van de afdrachtskorting kunnen geven. Ook van een verhoging van de afdrachtskorting zijn dus geen werkgelegenheidseffecten beschikbaar. 39 Is het waar dat bij de Melkert II-banen aanzienlijke verdringingseffecten optreden (MEV, p. 125)? Is deze wetenschap aanleiding tot bijstelling van het beleid? (blz. 27). Bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag per Melkert II-baan is rekening gehouden met een verdringing van 10%. Vooralsnog ziet de regering geen reden om van een hoger percentage uit te gaan. Wel is een opdracht verstrekt aan een onderzoeksbureau om de uitvoering van de subsidieregeling nauwkeurig te volgen. De mate van verdringing is daarbij een aandachtspunt. 40 Is er sprake van onderbesteding bij het Melkert I-plan? (blz. 27). Wanneer wordt gekeken naar het aantal bereidverklaringen van gemeenten en zorginstellingen is er geen sprake van onderbesteding van de middelen die dit jaar beschikbaar zijn gesteld voor de zogenaamde Melkert I-banen. De regering verwacht in november de eerste realisatiecijfers van de gemeenten en de zorginstellingen te ontvangen. Alsdan zal bekeken kunnen worden in hoeverre in de uitvoering wel sprake is van onderuitputting. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

14 41 De financiële vooruitgang die optreedt bij het aanvaarden van een baan is geleidelijk groter geworden ten opzichte van de uitkeringssituatie. Kan dit cijfermatig worden onderbouwd? (blz. 27). De betreffende passage heeft met name betrekking op de uitkeringen op minimumniveau. Ten opzichte van 1995 wordt het arbeidskostenforfait met 320 gulden verhoogd (exclusief de indexering van de tabelcorrectiefactor). Het inactievenforfait wordt conform de wet verhoogd met de tabelcorrectiefactor. Het verschil tussen het netto minimumloon en een netto uitkering voor sociale minima (100%) zal hierdoor van 1995 op 1996 op jaarbasis toenemen met 105 gulden tot 425 gulden. In 1991 was dit verschil nog 120 gulden. In vijf jaar tijd is door de stapsgewijze verhoging van het arbeidskostenforfait ten opzichte van het inactievenforfait, het verschil tussen netto sociaal minimum en netto minimumloon op jaarbasis dus met ruim 300 gulden toegenomen. 42 Kan worden aangegeven in hoeverre de koopkracht van uitkeringsgerechtigden en andere groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt door maatregelen als de bezuinigingen op de kinderbijslag, de veranderingen in de individuele huursubsidie en de invoering van een kleinverbruikersheffing (die generiek wordt gecompenseerd) zal achteruitgaan? Wordt bij deze verschillende maatregelen voldoende rekening gehouden met de specifieke en diverse bestedingsbehoeften van de verschillende lage inkomensgroepen? (blz. 28). 79 Geldt de additionele verhoging van 25 gulden kinderbijslag in 1996 voor ieder kind? (blz. 48). Bij de verschillende maatregelen wordt zo goed mogelijk rekening gehouden met de verschillen in bestedingspatroon van de diverse inkomensgroepen. Zo is bij de regulerende energiebelasting rekening gehouden met verschillende bestedingseffecten per onderscheiden groep. Als voorbeeld zij gewezen op de verhoging van de ouderenaftrek, die mede als compensatie dient voor het hogere energieverbruik van ouderen. De bezuinigingen op de kinderbijslag (conform Regeerakkoord) hebben geen direct gevolg voor mensen die al kinderbijslag ontvangen. Pas als het kind in een andere leeftijdscategorie valt worden de nieuwe bedragen van kracht. Van een nominale achteruitgang is dus geen sprake. In 1996 wordt het basiskinderbijslagbedrag geïndexeerd en verhoogd met 25 gulden per kind per jaar. In de Individuele Huursubsidie zijn in de MN 96 geen maatregelen opgenomen die tot inkomensachteruitgang leiden. In tegendeel, door de normhuurcompensatie worden met name de minima deels gecompenseerd voor de huurstijging. Daarenboven is met ingang van in de IHS een kindertoeslag ingevoerd. Voor 1996 resteert hiervan een positief koopkrachteffect op minimumniveau van 1 2 respectievelijk 3 4% voor gezinnen met één respectievelijk twee kinderen. 43 Hoe kan worden voorkomen dat bij de privatisering van de Ziektewet en meer marktwerking in de financiering van de WAO het financiële belang bij de terugdringing van het beroep op deze regelingen door de individuele werkgevers wordt afgewenteld op de individuele werknemers? (blz. 28). Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

15 Zowel bij de privatisering Ziektewet als de marktwerking WAO zijn de minimale uitkeringsvoorwaarden wettelijk vastgelegd. De werkgever krijgt derhalve wat betreft de uitkering niet de mogelijkheid zijn financiële belang af te wentelen op de werknemer. De ziektewet wordt grotendeels vervangen door een wettelijke loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever. De werkgever draagt daarvan zelf de kosten. De mogelijkheid om 1 procentpunt van de Ziektewetpremie ten laste te brengen van de werknemers is daarmee komen te vervallen. Met een verlaging van de overhevelingstoeslag worden werkgevers daarvoor overigens gecompenseerd. Voor zover een werkgever met hogere dan wel lagere kosten uit hoofde van loondoorbetaling bij ziekte wordt geconfronteerd, kan hij deze niet voor rekening brengen van individuele werknemers. Wel is het aan werkgevers en werknemers zelf om in de collectieve arbeidsvoorwaardenonderhandelingen rekening te houden met deze kosten, zoals dat overigens voor alle kosten en aspecten van de bedrijfsvoering geldt. Voor de WAO geldt dat de WAO-premie van werknemerspremie zal worden omgezet in een werkgeverspremie. De op bedrijfstakniveau en tot op de individuele onderneming gedifferentieerde premie wordt door de werkgever opgebracht. Zoals ook bij de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte kunnen deze kosten niet verhaald worden op individuele werknemers. Ook hier is het aan werkgevers en werknemers zelf om in de collectieve arbeidsvoorwaardenonderhandelingen rekening te houden met deze kosten, zoals dat voor alle kosten en aspecten van de bedrijfsvoering geldt. 44 Hoe verhouden zich de kosten van het openbaar vervoer voor de reiziger in het geval van aanbestedingssystematiek met de kosten van de auto in de toekomst? (blz. 30). In het kabinetsstandpunt bij de adviezen van de Commissie Brokx Openbaar Vervoer (zie TK, , , nr. 2) is opgenomen, dat een belangrijk selectiecriterium bij de keuze van de concessieofferte de tariefhoogte en de tariefstuctuur is. Dit betekent dat de overheid bij de selectie van de offertes de ontwikkeling van de kosten van het openbaar vervoer voor de reiziger alsmede mogelijk een relatie met de autokosten mee laat wegen. 45 Op welke wijze blijkt uit ervaringen uit het buitenland dat de vervoersdiensten door aanbesteding ook effectiever zijn? (blz. 30). In de achtergrondstudie «Aanbesteding en marktstructuur in het Openbaar Vervoer in het Buitenland», Commissie Brokx, Openbaar Vervoer, december 1994 wordt ingegaan op de ervaringen in het buitenland met betrekking tot de aanbesteding van openbaar vervoersconcessies. Volgens deze studie heeft de introductie van een openbare aanbestedingssystematiek geleid tot efficiency-winsten van 5 30%. Uit deze studie blijkt ook dat, als concurrerende vervoersondernemingen dingen naar concessies en de gunst van de reiziger, zij worden gedwongen tot efficiënte en effectieve diensten. Belangrijk in dit verband is dat de verantwoordelijkheid voor vervoersopbrengsten en het ontwerpen en regisseren van een vervoerplan bij de vervoersondernemingen komt te liggen. Over het kabinetsstandpunt bij de adviezen van de Commissie Brokx Openbaar Vervoer, waarbij de introductie van de aanbestedingssystematiek voor vervoersconcessies centraal staat, zal overigens op korte termijn een nadere gedachtenwisseling met de Kamer plaatsvinden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

16 46 Wat zijn de effecten indien niet gekozen wordt voor lastenverlichting maar voor een extra investering in duurzame ontwikkeling van het verkeer, landbouw en energie? (blz. 31). De effecten van de aangegeven alternatieve inzet van middelen zijn zonder nadere specificatie niet precies te geven. Wel zij opgemerkt dat de regering reeds grote sommen geld besteedt aan de in de vraag aangegeven doelen. Zo stijgen de investeringen in wegen, NS en stads- en streekvervoer in deze jaren aanzienlijk (blz. 30 MN 96). Overigens zij opgemerkt dat het reële uitgavenkader niet toelaat dat meer uitgaven worden gedaan. 47 Wordt er ook gewerkt aan een grootverbruikersheffing op nationaal of internationaal niveau? (blz. 32). Voor het betrekken van grootverbruikers bij het energiebesparingsbeleid is in grote lijnen gekozen voor een aanpak via het afsluiten van Meerjarenafspraken over energiebesparing en niet voor een grootverbruikersheffing. Deze aanpak is succesvol en vindt in het buitenland navolging. Voor bedrijven die vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer vindt ondersteuning van en aansluiting bij deze afspraken plaats door middel van voorschriften in de milieuvergunning. Ook in het gewijzigde voorstel van de Europese Commissie voor een facultatieve CO 2 -heffing zijn voorzieningen opgenomen voor bepaalde categorieën grootverbruikers. De besprekingen over dit gewijzigde voorstel verlopen moeizaam. Een nieuwe bespreking op politiek niveau is vooralsnog voorzien voor de Ecofin-Raad van 23 oktober a.s. 48 Tot welke uitbreiding van werkdruk van de belastingdienst leidt het geheel van fiscale maatregelen en hoeveel FTE s zijn hiermee gemoeid? (blz. 32). Voor de huidige kabinetsperiode is een aantal maatregelen te verwachten, die zullen bijdragen aan een substantiële lastenverlichting voor burgers en bedrijven. In de verschillende wetsvoorstellen wordt en zal worden aangegeven in hoeverre de maatregelen leiden tot extra uitvoeringskosten, inclusief het menskrachtbeslag voor de Belastingdienst. Voor de financiering van deze uitvoeringskosten zijn en worden middelen gereserveerd op de aanvullende post. Ten behoeve van de uitvoering van wetsvoorstellen worden middelen van deze post overgeboekt naar de begroting. De eerstvolgende keer is bij Voorjaarsnota 1996/Kaderbrief Kan de minister aangeven waarom in de Miljoenennota in tabel en in wordt gesproken van een uitgavenoverschrijding in de zorg van 500 miljoen, terwijl het persbericht FOZ spreekt van een uitgavenoverschrijding van 730 miljoen in 1995, 1005 miljoen voor 1996, oplopend naar 1517 miljoen in 1998? (blz. 34). Het verschil tussen de genoemde bedragen hangt in hoofdzaak samen met het feit dat het persbericht FOZ spreekt van de overschrijding voor het treffen van maatregelen en de Miljoenennota over de overschrijding na het treffen van maatregelen. Een ander verschil is dat in het persbericht FOZ sprake is van overschrijdingen van het Budgettair Kader Zorg en in genoemde tabellen van de Miljoenennota slechts van het collectief gefinancierde deel daarvan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

17 In onderstaande tabel wordt de aansluiting tussen genoemde bedragen gepresenteerd. Tabel Overschrijding Zorg (in miljarden ;+ = meer uitgaven) Overschrijding BKZ voor maatregelen cf FOZ 1 +0,7 +1,0 +1,3 +1,5 maatregelen 2 0,2 1,0 1,3 1,5 Overschrijding BKZ na maatregelen 3 +0, Overschrijding ijklijn zorg na maatregelen 3 +0, Zie de onderste regel uit tabel 1.1. uit het FOZ Zie regel maatregelen in tabel van Miljoenennota Voor wat betreft 1995 inclusief maatregelen die reeds bij Voorjaarsnota 1995 zijn gemeld. 3 Zie bijlage van de Miljoenennota Is de overschrijding van 0,5 miljard in de zorgsector niet in strijd met de door de regering gehanteerde nieuwe begrotingssystematiek? Immers, op blz. 37 staat: «De netto-uitgaven moeten binnen de voor deze sectoren vastgestelde uitgavenkaders blijven». Hier wordt echter niet binnen, maar tussen sectoren geschoven. (blz. 34). Overwegende dat het bestuurlijk niet meer mogelijk was om nog in 1995 compensatie in de zorgsector te vinden en mede in het licht van het gegeven dat structureel het uitgavenkader in de zorgsector wordt gehandhaafd, heeft de regering besloten af te zien van compensatie binnen de zorgsector. Het achterwege laten van specifieke compensatie van de overschrijding in de zorgsector in 1995 is niet in de strijd met de nieuwe begrotingssytematiek. Conform regel 9 van de nieuwe set regels budgetdiscipline (bijlage 16, blz. 233) is de overschrijding in de zorgsector opgevangen in de andere budgetdiscipline-sectoren. De netto uitgaven in de collectieve sector blijven hierdoor binnen het totale uitgavenkader. 52 Essentiële randvoorwaarde bij de ramingen is dat een aantal wetsvoorstellen tijdig tot wet wordt verheven. Hoe reëel is deze veronderstelling. Wat zijn de consequenties indien niet aan deze randvoorwaarde wordt voldaan? Op welke dossiers worden risico s gelopen? (blz. 52). Indien een wetsvoorstel niet tijdig tot wet worden geheven, ontstaat een besparingsverlies dat in overeenstemming met de regels budget discipline gecompenseerd zal moeten worden. In het bijzonder in de sociale zekerheid en de zorgsector (Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, Ziektewet, Algemene Nabestaandenwet en Prijzenwet geneesmiddelen) is deze randvoorwaarde van belang. Naar de huidige inzichten met betrekking tot de voortgang van het wetgevingstraject kan aan deze randvoorwaarde worden voldaan. 53 Waaruit bestaat de nog op te lossen problematiek op de rijksbegroting in enge zin? (blz. 35). De op te lossen problematiek op de rijksbegroting bedraagt f 0,6 miljard in 1997 en f 1,3 miljard in 1998 (tabel ). De voor 1997 en latere jaren resterende problematiek is het resultaat van een veelheid van ontwikke- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

18 lingen in de uitgaven en de neerwaartse aanpassing van het uitgavenkader in verband met een lagere nominale ontwikkeling. 54 Kan de stijging van de lasten OPL worden uitgesplitst en onderbouwd? (blz. 36). Voor 1995 en 1996 wordt bij de OPL een micro-lastenverzwaring van respectievelijk 0,3 en 0,7 miljard verwacht. De micro-lastenverzwaring in 1995 weerspiegelt stijgingen van de tarieven van de riool- en reinigingsrechten en de waterschapslasten. Deze stijgingen vloeien voort uit het streven naar kostendekking en de toegenomen kosten van ophaal en verwerking van afval mede als gevolg van rijksregelgeving (zie ook bijlage 8 van de Miljoenennota 1995, ). De micro-lastenverzwaring in 1996 vloeit goeddeels voort uit de voorgestelde verruiming van het provinciaal belastinggebied per 1 april Deze verruiming bestaat uit een verhoging van het maximum van de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting onder een gelijktijdige verlaging van de landelijke motorrijtuigenbelasting. Deze laatstgenoemde lastenvermindering slaat neer in de cijfers van het Rijk (zie pagina 36 van de Miljoenennota 1996). 55 Hoeveel bedraagt de opbrengst uit de verkoop van staatsdeelnemingen? (blz. 37). In 1994 bedroeg de opbrengst uit de verkoop van staatsdeelnemingen 6,6 mld (verkoop eerste tranche KPN-aandelen). Voor de verkoop van de tweede tranche KPN is in 1995 thans 5 mld ingeboekt. In 1996 staat op de aanvullende post «nader te bepalen/nader te verdelen» een taakstelling van 2,5 mld voor ontvangsten buiten de sfeer van de microlasten en tevens niet-relevant voor het beleidsrelevante tekort. Voorts is in de begroting 1996 een opbrengst van 0,2 mld opgenomen in verband met de verkoop van een deelneming in het NOB N.V. en een opbrengst van 0,2 mld in verband met de verkoop van NedCar B.V.. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat de correctie-regel aan- en verkoop staatsbezit op het feitelijk financieringstekort meer omvat dan alleen aan- en verkoop van staatsdeelnemingen. Ook verkopen van schoolgebouwen zijn voor deze correctieregel relevant. 56 Welke meevaller op de Rijksbegroting hebben kunnen leiden tot verlaging van de taakstellende onderuitputting naar 0,3 miljard? (blz. 38). 57 Kan worden uitgesplitst op welke begrotingsposten de gerealiseerde taakstellende onderuitputting van 0,5 miljard zich heeft voorgedaan? (blz. 39). De gerealiseerde taakstellende onderuitputting van 0,5 miljard heeft zich verspreid op diverse begrotingen voor gedaan. De voornaamste begrotingen zijn: de Nationale Schuld: door een kortere looptijd van de Dutch Treasury Certificates; Financiën: als gevolg van verschillende oorzaken zoals meevallende uitgaven en ontvangsten Export kredietverzekering en hogere winstafdracht bij De Nederlandsche Bank; de Aanvullende post Loonbijstelling: als gevolg van meevallende uitgaven. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

19 Voor een toelichting op deze posten zij verwezen naar bijlage 5 van de Miljoenennota: de Vertikale Toelichting. 58 Is de meevaller bij de IHS mogelijk het gevolg van het onvoldoende rekening houden in de ramingen met het snel groeiende aantal tweeverdieners? (blz. 40). Neen. De raming van de IHS is ondermeer gebaseerd op een steekproef uit het IHS-bestand over het tijdvak Op basis hiervan is een extrapolatie gemaakt. Opgemerkt zij dat tweeverdieners (jonger dan 65 jaar) slechts een zeer klein deel uitmaken van de IHS-populatie. De IHS-populatie bestaat voor de helft uit alleenstaanden terwijl 75% uitkeringsontvanger is. 59 Wat is het besparingsverlies in 1996 als de ZW niet per maar per ingaat? Hoe worden de scenario s wanneer de wetsontwerpen ZW en de WAO/AAW niet daadwerkelijk op tijd ingaan? (blz. 42). Het kabinet gaat er op dit moment niet van uit dat verder uitstel van de wetsontwerpen noodzakelijk is, mede omdat het wetsontwerp AAW/WAO al met 1 jaar is uitgesteld naar Ter indicatie: bij uitstel met 1 jaar van de wetsontwerpen ZW resp. WAO/AAW zijn de besparingsverliezen in miljoenen guldens: Uitstel ZW naar Uitstel WAO/AAW naar Wat is de oorzaak van de tegenvallers bij de bouwlasten en bij de specialisten in de zorgsector? Gaat het om incidentele of structurele tegenvallers? (blz. 43). De tegenvaller in de bouwlasten hangt samen met een bijgestelde raming van de huidige regeling verkorte procedure, de meldingsregeling en van de uitfinanciering van de geactualiseerde bouwprioriteiten voor het onderdeel instandhouding en vervangende bouw. De tegenvaller bij de specialisten wordt veroorzaakt door een hoger niveau van verrichtingen dan waarmee in de raming rekening was gehouden. Deze tegenvaller is structureel en moet daarom ook structureel gecompenseerd worden. 61 Hoe hoog zullen de extra uitgaven zorg zijn in de jaren 1996 t/m 1998 als de uitgavenstijging in die jaren het gemiddelde van de afgelopen 5 jaar bedraagt? Hoe zullen de zorguitgaven zich ontwikkelen als de gemiddelde jaarlijkse volumegroei van de afgelopen 10 jaar zich tot en met 1998 voortzet? (blz. 44). De gemiddelde groei van de totale zorguitgaven (volume en nominaal) over de afgelopen vijf jaar (1990 t/m 1994) komt uit op 5,5 %. De huidige raming van het BKZ komt voor de periode 1996 t/m 1998 uit op gemiddeld 3,2 %. Het verschil van 2,3 % zou een extra groei van ruim 1 miljard per jaar tot gevolg hebben. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

20 62 Hoeveel bedragen de totale rijksbijdragen aan sociale- en zorgfondsen in 1994 en 1996? (blz. 44). In 1994 bedroegen de totale rijksbijdragen 4,8 miljard; voor 1996 wordt een totaal van 5,7 miljard geraamd. 63 Kunnen de voor 1996 voorziene bezuinigingen, groter dan 100 miljoen als nog worden gespecificeerd? (blz. 44). De in het Regeerakkoord afgesproken bezuinigingen zijn in de Miljoenennota 1995 gepresenteerd en toegelicht (zie hoofdstuk 3 tabel ). In de Miljoenennota 1996 zijn geen additionele bezuinigingen opgenomen. Wel hebben er een aantal herschikkingen plaatsgevonden. Voor een toelichting op deze posten zij verwezen naar bijlage 5 van de Miljoennota: de Vertikale Toelichting. 64 Welke voor 1996 voorziene bezuinigingen zijn op een andere manier ingevuld dan in het regeerakkoord was bepaald, respectievelijk tegen meevallers weggestreept? (blz. 44). 65 Kunnen ter verduidelijking van tabel in de Miljoenennota 1996 de tabellen , en uit de Miljoenennota 1995 worden geactualiseerd? (blz. 44). In de ontwerp-begrotingen 1996 wordt een nadere toelichting gegeven op de maatregelen die uit het regeerakkoord voor 1996 voortvloeien. De nadere toelichting kan zowel betrekking hebben op nadere invulling van in het regeerakkoord algemeen geformuleerde maatregelen als op een (iets) andere invulling dan ten tijde van het regeerakkoord resp. de Miljoenennota 1995 was voorzien. Deze maatregelen vormen onderdeel van de in de tabellen en uit de Miljoenennota 1995 gegeven nadere uitsplitsing van tabel De volgende voor 1996 voorziene bezuinigingen hebben tot een besparingsverlies geleid en/of zijn op een andere manier ingevuld dan in het regeerakkoord was bepaald: Prestatiebeurs studiefinanciering, marktwerking WAO/AAW, WW-pakket/-sancties, eigen risico ZFW. Onder punt D van paragraaf 3.2 van de Miljoenennota 1996 wordt een nadere toelichting gegeven (tabel ). Daarnaast dient voor een adequaat overzicht in de beschouwing te worden betrokken een aantal ten opzichte van het regeerakkoord additionele beleidsintensiveringen en herschikkingen. Het betreft onder andere de herschikkingen ten gunste van Defensie in het kader van de nieuwe homogene groep Internationale Samenwerking, de toepassing van de volledige koppeling in 1996 en de verhoging van de kinderbijslag (zie punt E van paragraaf 3.2. van de Miljoenennota 1996). Een en ander is onderstaand gerecapituleerd in een geactualiseerde vorm van tabel uit de Miljoenennota Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 3 BRIEF VAN HET LID DE HOOP SCHEFFER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 480 IXA Wijziging van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2012 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 3 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22126 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) voor het jaar 1991 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 090 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 318 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1998 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 33 280 IXA Wijziging van de sstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) Nr. 2 HERDRUK 1 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 27926 Huurbeleid Nr. 269 Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen en Rijksdienst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 322 Kinderopvang Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015) Nr. 77 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 18 november

Nadere informatie

2010D16438 Voorlopige rekening 2009

2010D16438 Voorlopige rekening 2009 2010D16438 Voorlopige rekening 2009 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld { april 2010 De vaste commissie voor Financiën 1, heeft over de Voorlopige rekening 2009 (Kamerstuknummer 32326, nr. 1) de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 565 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tekortreducerende maatregelen

Tekortreducerende maatregelen Tekortreducerende maatregelen 2011-2017 MEV2014-versie CPB Achtergronddocument Wim Suyker 17 september 2013 1 1 Inleiding Vanaf 2011 zijn netto tekortreducerende maatregelen genomen door de achtereenvolgende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 502 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1999 (wijziging samenhangende met

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Aanleiding Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015) Nr. 78 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 18 november

Nadere informatie

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning CPB Notitie Datum : 27 augustus 2004 Aan : de SP, de heer E. Irrgang SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning 1 Inleiding De SP-fractie heeft het CPB gevraagd de budgettaire en koopkrachteffecten te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 808 Inkomensbeleid 1989 Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 28 oktober 1988 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 31 322 Kinderopvang Nr. 309 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 8 september 2016 Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 555 Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 maart 1996 De algemene commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 399 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget met ingang van

Nadere informatie

CPB Notitie. Bijstelling meerjarencijfers Inleiding. Datum : 3 juli 2003

CPB Notitie. Bijstelling meerjarencijfers Inleiding. Datum : 3 juli 2003 CPB Notitie Datum : 3 juli 2003 Bijstelling meerjarencijfers 2004-2007 1 Inleiding De analyse van het Hoofdlijnenakkoord in mei 2003 in CPB Notitie 2003/49 is gebaseerd op het voorzichtige scenario van

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011 a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard.

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard. Terugdraaien bezuinigingen 2013 mogelijk, effect voor 2013 al gehaald omdat bezuinigingen uit 2011 en 2012 meer opbrengen dan eerder geraamd Brancheorganisatie Kinderopvang, september 2012 De bezuinigingen

Nadere informatie

2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij een aantal fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te

Nadere informatie

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015 Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015 Op basis van cijfers rondom de cao kinderopvang en cijfers van het Centraal Planbureau (CPB), volgt in dit document een overzicht van kostenontwikkelingen

Nadere informatie

ADVIES VAN DE COMMISSIE. van over het ontwerpbegrotingsplan van België. {SWD(2018) 511 final}

ADVIES VAN DE COMMISSIE. van over het ontwerpbegrotingsplan van België. {SWD(2018) 511 final} EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.11.2018 C(2018) 8011 final ADVIES VAN DE COMMISSIE van 21.11.2018 over het ontwerpbegrotingsplan van België {SWD(2018) 511 final} NL NL ALGEMENE OVERWEGINGEN ADVIES VAN DE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-03 Begrotingsraad Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 oktober

Nadere informatie

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Opdrachtgever SZW Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Opdrachtnemer CPB / D. van Vuuren, M. Gielen Onderzoek Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Categorie Wets- en beleidsevaluatie Conclusie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden.

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 929 Voornemens met betrekking tot de AOW-toeslag Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

5,6. Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december keer beoordeeld

5,6. Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december 2002 5,6 76 keer beoordeeld Vak Economie Iedereen heeft met geld te maken, jong en oud. Jongeren misschien wat minder dan oudere mensen, maar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 819 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld Nr. 3

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Kanttekeningen bij de Begroting 2015. Paragraaf 4 Financiering

Kanttekeningen bij de Begroting 2015. Paragraaf 4 Financiering Kanttekeningen bij de Begroting 2015 Paragraaf 4 Financiering Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Financieringsbehoefte = Schuldgroei... 4 3 Oorzaak van Schuldgroei : Investeringen en Exploitatietekort... 5 4 Hoe

Nadere informatie

5.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk)

5.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk) 5.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk) Tot de woonlasten worden gerekend de OZB, rioolrechten en afvalstoffenheffing. De woonlasten vormen het grootste deel van de opbrengst uit de gemeentelijke heffingen

Nadere informatie

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen CPB Notitie Datum : 28 september 2009 Aan : Tweede Kamer Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen 1 Inleiding Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen

Nadere informatie

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip CPB Notitie 1 juni 13 Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CPB Notitie Aan: Ministerie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 258 Wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet,

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2015 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen 1. Inleiding Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en midden inkomens mogelijk moet maken de nominale

Nadere informatie

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld 5. VERDIEPINGSBIJLAGE 5.1 Financiering staatsschuld In tabel 1 en 2 worden de opbouw van de uitgaven en ontvangsten en uitgaven sinds ontwerpbegroting 2001 toegelicht. Tabel 1: Opbouw uitgaven (x EUR 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2012 Nr. 64 BRIEF VAN

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Analyse economische effecten Begrotingsafspraken. Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Analyse economische effecten Begrotingsafspraken. Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal CPB Notitie 17 oktober 2013 Analyse economische effecten Begrotingsafspraken 2014 Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. CPB Notitie Aan: Voorzitter

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 april 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 april 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 30 473 Voorlopige rekening Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 februari

Nadere informatie

Kaders Financieel gezond Brummen

Kaders Financieel gezond Brummen Kaders Financieel gezond Brummen 1. Inleiding Naar aanleiding van de vaststelling van de Programmabegroting 2019-2022 en de aanbevelingen die de provincie heeft gedaan in haar besluit financieel toezicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 Nr. 58 BRIEF VAN

Nadere informatie

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen De Nederlandse nationale rekeningen voldoen vanaf vandaag als één van de eerste lidstaten van de Europese Unie aan de nieuwe internationale

Nadere informatie

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen

Nadere informatie

2016D48159 LIJST VAN VRAGEN

2016D48159 LIJST VAN VRAGEN 2016D48159 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Financiën, heeft over de Najaarsnota 2016 en bijlagen (Kamerstuk 34 620, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. De

Nadere informatie

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie 10 juni 2011 Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CPB Notitie Aan: Ministerie van SZW Centraal Planbureau Van Stolkweg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 18813 Wijzigingen van bepalingen in de Algemene Bijstandswet die betrekking hebben op het verhaal van kosten van bijstand Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Overschot overheid in 2018 gestegen naar 1,5 procent

Overschot overheid in 2018 gestegen naar 1,5 procent Overschot overheid in 2018 gestegen naar 1,5 procent De overheid behaalde in 2018 een overschot op de begroting van ruim 11 miljard euro. D t komt overeen met 1,5 procent van het bruto binnenlands product

Nadere informatie

Ex ante budgettaire effecten VVD tegenbegroting 2008

Ex ante budgettaire effecten VVD tegenbegroting 2008 CPB Notitie Datum : 18 september 2007 Aan : Tweede Kamerfractie VVD Ex ante budgettaire effecten VVD tegenbegroting 2008 1 Inleiding Het CPB heeft op verzoek van de VVD de ex ante budgettaire effecten

Nadere informatie

50PLUS heeft acht prioriteiten verwerkt in zijn Tegenbegroting 2019:

50PLUS heeft acht prioriteiten verwerkt in zijn Tegenbegroting 2019: TEGENBEGROTING 2019 50PLUS heeft acht prioriteiten verwerkt in zijn Tegenbegroting 2019: 1) De AOW-leeftijd in 2019 bevriezen op 66 jaar en in 2020 verlagen naar 65 jaar 50PLUS heeft altijd gestreden voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 344 Wijziging van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting Nr. 3

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-073 13 december 2012 9.30 uur Potentiële beroepsbevolking blijft straks op peil dankzij 65-plussers Geen langdurige krimp potentiële beroepsbevolking

Nadere informatie

Vraag 2 De premieopbrengst Awf is opwaarts bijgesteld en die voor de arbeidsongeschiktheidsfondsen neerwaarts, wat is hiervoor de verklaring?

Vraag 2 De premieopbrengst Awf is opwaarts bijgesteld en die voor de arbeidsongeschiktheidsfondsen neerwaarts, wat is hiervoor de verklaring? Vraag 1 Wat is de achtergrond van de tegenvallende ontvangsten in de loon- en inkomstenbelasting in relatie tot de ontwikkeling van de contractlonen? De tegenvallende ontvangsten in de loon- en inkomstenbelasting

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-038 15 mei 2009 9.30 uur Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Grootste krimp na de Tweede Wereldoorlog Export en investeringen vallen

Nadere informatie

1 juli 2008 EP/AEP /

1 juli 2008 EP/AEP / Aan De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 1 juli 2008 EP/AEP / 8073386 Onderwerp Wijziging van de Wet Fonds economische

Nadere informatie

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG BIJLAGE INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG 1. Inleiding Deze bijlage geeft een nadere beschrijving van de en van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet op de (Wzt) en

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Begrotingsregels kabinet Balkenende IV

Begrotingsregels kabinet Balkenende IV Begrotingsregels kabinet Balkenende IV De Nederlandse begrotingsregels zijn de budgettaire spelregels waaraan het kabinet en de coalitiepartijen zich aan het begin van een vierjarige regeringsperiode committeren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 955 Uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 01 013 31 3 Kinderopvang Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Bijlage 4. Stresstest. Kadernota mei Kadernota 2018 Bijlage 4: Stresstest 1

Bijlage 4. Stresstest. Kadernota mei Kadernota 2018 Bijlage 4: Stresstest 1 Bijlage 4 Stresstest Kadernota 2018 10 mei 2017 Kadernota 2018 Bijlage 4: Stresstest 1 1. Aanleiding 3. Uitwerking stappen stresstest Op verzoek van Provinciale Staten wordt sinds 2013 jaarlijks een stresstest

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle. Inhoudsopgave Samenvatting pag. 1. Ontwerpbesluit I pag.

Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle. Inhoudsopgave Samenvatting pag. 1. Ontwerpbesluit I pag. STATENVOORSTEL Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle Registratienummer : 2005cgc000636i Rapporteur : J.G.P. van Bergen Titel : Programmabegroting 2006 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2013 33 400 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds

Nadere informatie

Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie

Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie 1. Inleiding Het brutoschuldbegrip is een internationale standaard. Financiële marktpartijen en kredietbeoordelaars maken internationale vergelijkingen op basis

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 095 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Aan: Ewout Irrgang (SP) Datum: 4 november 2011 Betreft: SP alternatief voor de premiestelling ZVW

CPB Notitie. 1 Inleiding. Aan: Ewout Irrgang (SP) Datum: 4 november 2011 Betreft: SP alternatief voor de premiestelling ZVW CPB Notitie Aan: Ewout Irrgang (SP) Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070) 3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Paul Besseling Daniel van Vuuren Datum: 4 november 2011

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag ASEA/LIV/2004/37584

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag ASEA/LIV/2004/37584 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Doorrekening varianten aanpassing aflossingseis Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën

Doorrekening varianten aanpassing aflossingseis Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën CPB Notitie 9 mei 2018 Doorrekening varianten aanpassing aflossingseis Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën CPB Notitie Aan: Ministerie van Financiën Datum: 9 mei 2018 Betreft: Doorrekening

Nadere informatie

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Aan: Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM Den Haag T 088 9846000 I www.cpb.nl Contactpersoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 360 Wijziging van het Belastingplan 2016 D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 21 december 2015 Inhoudsopgave 1. Algemeen 1 2. Inkomensbeleid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 488 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1996 (slotwet) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015 Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015 Dit document geeft u een geactualiseerd overzicht van kostenontwikkelingen in 2016, met de meest recente gegevens over de cao kinderopvang, de

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ;

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ; Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit kindertoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens, de verhoging van de toeslagpercentages in de eerste kindtabel en de maximale toeslagpercentages

Nadere informatie

SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012.

SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012. SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012. bron: Redactioneel/Rijksoverheid. door: Ton van Vugt. Uitkeringen als de AOW, ANW, WW, WIA, WAO en Wajong gaan vanaf 1 juli 2012 omhoog. De verhogingen worden doorgevoerd

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 705 Besluit van 20 september 2010 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met

Nadere informatie

Rekenregels per 1 januari 2009

Rekenregels per 1 januari 2009 Rekenregels per 1 januari 2009 1. Inleiding In deze rekenregels zijn het bruto wettelijke minimumloon, de sociale premies, belastingtarieven en heffingskortingen per 1 januari 2009 opgenomen. Deze premies

Nadere informatie

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25%

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25% Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25% Inleiding Deze bijlage bevat de effecten van een mogelijke verhoging van de energiebelasting (EB) op aardgas in de

Nadere informatie

Begrotingsbeleid bij het Rijk en de relatie met gemeentefinanciën

Begrotingsbeleid bij het Rijk en de relatie met gemeentefinanciën Begrotingsbeleid bij het Rijk en de relatie met gemeentefinanciën VNG-congres Gemeentefinanciën Kyra Eikelboom-Doek Programma - Begrotingsbeleid bij het Rijk - Actuele ontwikkelingen: Miljoenennota 2014

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Ex ante budgettaire effecten tegenbegroting PVV 2009

Ex ante budgettaire effecten tegenbegroting PVV 2009 CPB Notitie Nummer Datum : 2008/35 17 september 2008 Datum Aan : Tweede 16 september Kamerfractie 2008 PVV Aan : Tweede Kamerfractie PVV Ex ante budgettaire effecten tegenbegroting PVV 2009 1 Inleiding

Nadere informatie