5. Hoe kunnen indirecte kosten doorberekent worden in de kostprijs van een product?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "5. Hoe kunnen indirecte kosten doorberekent worden in de kostprijs van een product?"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 6 Cost Accounting Open vragen 1. Wat zijn constante kosten? 2. Wat is de meest voorkomende indeling van de variabele kosten? 3. Wat zijn de kenmerken van proportioneel variabele kosten? 4. Wat is het kenmerk van directe kosten? 5. Hoe kunnen indirecte kosten doorberekent worden in de kostprijs van een product? 6. Wat wordt er verstaan onder het bezettingsresultaat? 7. Wat is het kenmerkende verschil tussen absorption costing en direct costing? 8. Hoe wordt het verkoopresultaat berekend? 9. Hoe ontstaat het verschil in winst tussen absorption costing en direct costing? 10. Wat verstaan we onder de break-even-afzet? 11. Wat is het verschil tussen de bruto-verkoopprijs en de netto-verkoopprijs? 12. Wat is het verschil tussen brutowinstmarge en brutowinstopslag? 13. Wat wordt er verstaan onder het masterbudget? 14. Welke drie hoofdprocessen zijn er te onderscheiden bij een productieonderneming? 15. Waarom is het verkoopbudget over het algemeen het uitgangspunt voor alle andere budgetten?

2 Meerkeuzevragen 1. Algemene kosten zijn: A. constante kosten B. indirecte kosten C. bijzondere kosten D. kosten die nog verbijzonderd moeten worden 2. Van een onderneming zijn de volgende gegevens bekend: - normale bezetting eenheden product - variabele kosten ,= - bezettingsgraad 95% - constante kosten ,= De standaard kostprijs per eenheid product is: A. 11,24 B. 10,= C. 11,= D. 10,68 3. In een bepaalde periode produceert en verkoopt een bepaalde onderneming eenheden product Dexia en producten Aegi. De variabele kosten per eenheid product Dexia is 40,= en voor Aegi 50,=. De verkoopprijs van een Dexia is 75,= en voor Aegi 95,=. De constante kosten zijn in deze periode ,=. De contributiemarge (dekkingsmarge0 voor beide producten is: A ,= B ,= C ,= D ,= 4. Het verkoopresultaat per eenheid product bestaat uit: A. de verkoopprijs min de fabricagekostprijs B. de verkoopprijs min de commerciële kostprijs C. de verkoopprijs min de fabricage min de commerciële kostprijs D. de verkoopprijs min de toegevoegde waarde

3 5. Een onderneming brengt een nieuw product op de markt. De resultaten van een marktonderzoek leveren de volgende gegevens op: Prijs Mogelijke afzet 180,= eenheden 165,= eenheden 150,= eenheden 135,= eenheden De variabele kosten per eenheid product zijn 90,=. De constante kosten zijn bij een normale bezetting van eenheden product ,=. Als de onderneming streeft naar maximale winst, welke verkoopprijs per eenheid wordt dan aangehouden? A. 135,= B. 180,= C. 165,= D. 150,= 6. De leiding van een fabriek in sportartikelen overweegt een nieuwe schoen op de markt te brengen tegen een verkoopprijs van 118,= per paar. De variabele productie- en verkoopkosten zijn 45,= per paar. De constante kosten die ten laste van deze productie komen zijn ,= per periode. De verwachte afzet bij deze verkoopprijs is paar per periode. De break-even-afzet in aantal paren is: A paar B paar C paar D paar 7. De productiecapaciteit van een onderneming is eenheden product per periode. De normale bezetting is eenheden per periode. De afzet is eveneens eenheden product. De kostprijs per eenheid product is 15,=, waarvan 60% vaste kosten en de rest proportioneel variabele kosten. Men krijgt de kans een eenmalige order af te sluiten van eenheden product. Tegen een verkoopprijs van 13,= per product. De normale verkoopprijs is 20,= per eenheid. Bovendien brengt deze eenmalige order extra variabele kosten met zich mee van 4,= per eenheid product. Als men deze eenmalige order accepteert, wordt de totale winst in deze periode: A ,= B ,= C ,= D ,=

4 8. Een ondernemer wil een nieuw product op de markt brengen. De break-even-afzet wordt geschat op exemplaren. De verkoopprijs is 12,= per exemplaar, De vaste kosten zijn ,= per periode. De proportioneel variabele kosten per exemplaar zijn: A. 4,= B. 8,= C. 6,= D. 10,= 9. Een fabrikant produceert I-pods. Voor 2008 bedraagt de totale markt stuks, zijn marktaandeel bedraagt 10%. Er is ,= geïnvesteerd in de productielijn. De onderneming heeft een rendementsdoelstelling van 10%. De kostprijs van de I-pod bedraagt 25,=. Wat zal de af-fabrieksprijs moeten zijn in 2008 om de doelstelling te bereiken? A. 32,= B. 26,= C. 28,= D. 36,= 10. Een onderneming overweegt een nieuw product op de markt te brengen. De begrote vaste kosten zijn ,= per periode. De afzet in stuks wordt geschat op stuks per periode bij een verkoopprijs (ex. Btw) van 10,= per stuk. Hoeveel mogen de variabele kosten maximaal bedragen om in ieder geval het break-even-punt te bereiken? A. 2,= B. 4,= C. 6,= D. 8,= 11. Een onderneming wil een product gaan produceren waarvoor de vaste kosten ,= per periode worden geschat. Men denkt stuks te kunnen afzetten. Men eist een winst per periode van ,=. De verkoopprijs zal 15,= per stuk bedragen. Hoeveel mogen de proportioneel variabele kosten per product zijn? A. 8,= B, 12,= C. 10,= D. 6,=

5 12. Een slotenfabriek produceert een type slot, de variabele kosten per stuk zijn 5,=. Voor de constante kosten heeft de onderneming het navolgende overzicht samen gesteld: Productieomvang in stuks Constante kosten ,= ,= ,= ,= De huidige productie en afzet is stuks. De huidige verkoopprijs is 8,30 per stuk. Op de buitenlandse markt kan incidenteel tegen 7,= per stuk worden verkocht. Hoeveel producten moet men daar verkopen om een totale winst van ,= te behalen? A stuks B stuks C stuks D stuks 13. Een onderneming verkoopt een product voor 3,50 per stuk. De productiekosten zijn: - fabricagekosten 1,= per stuk - Direct loon 0,50 per stuk - verpakking 0,50 per stuk - Vaste kosten (exclusief afschrijving) ,= - Afschrijving ,= De verkoopkosten zijn; - variabel 0,50 - constante kosten ,= Wat wordt de winst bij een afzet van stuks bij gelijkblijvende kostenstructuren: A ,= B ,= C ,= D ,= 14. Een detaillist beschouwt de inkoopprijs van een product in feite als A. variabele kosten B. indirecte kosten C. vaste kosten D. integrale kosten 15. Een winkelier heeft voor 2007 het volgende resultatenoverzicht gemaakt: - omzet ,= - inkoopprijs van de omzet ,= - variabele exploitatiekosten ,= - constante exploitatiekosten ,= Bij welke omzet zal er een winst gerealiseerd worden van ,= A ,= B ,= C ,= D ,= 16. Van een onderneming zijn de volgende gegevens bekend:

6 - De verkoopprijs van een product is 5,= De fabricagekosten zijn als volgt verdeeld: - grondstoffen 1,50 per eenheid - directe lonen 0,75 per eenheid - verpakking 0,75 per eenheid - constante kosten ,= per periode De verkoopkosten zijn: - variabel 0,75 per eenheid - constant ,= Wat is de winst (resultaat) bij een afzet van stuks? A ,= B ,= C ,= d ,= 17. Een onderneming overweegt een nieuw product op de markt te brengen. De vaste kosten worden begroot op ,= per periode. De verwachte afzet bedraagt per periode bij een verkoopprijs van 30,- per stuk. Hoeveel mogen de variabele kosten maximaal bedragen per eenheid product om het break-even-punt te bereiken? A. 39,= B. 21,= C. 18,= D. 9,= 18. Voorbeelden van indirecte kosten zijn: A. verwarmingskosten, afschrijvingskosten, administratiekosten B. kosten die we direct aan het product kunnen toerekenen C. grondstoffen en arbeidsuren D. productiekosten die rechtstreeks toerekenbaar aan het product zijn

7 19. Constante kosten zijn: A. Kosten die je altijd hebt binnen een bepaalde productieomvang B. Kosten die je nooit hebt C. Kosten die je soms hebt D. Kosten die variëren met de productieomvang 20. D reizen wil nieuwe folders met reisaanbiedingen laten drukken voor zijn organisatie. De volgende gegevens zijn bekend: De totale constante kosten zijn De normale productie in een week is stuks De werkelijke productie in de betreffende week is stuks De variabele kosten voor inkt, papier etc zijn Bereken de standaardkostprijs voor een folder: A. 2 B. 1 C. 4 D. 2,8 21. Directe kosten zijn: A. kosten die altijd doorgaan B. rechtstreeks toerekenbaar aan het product zijn C. niet rechtstreeks toerekenbaar zijn aan het product D. kosten die men maakt wanneer men produceert

8 22. De kostprijs is: A. Alle kosten die een reisbureau maakt. B. De prijs die men aan een klant minimaal moet berekenen om alle gemaakte kosten terug te verdienen. C. De kosten van een vliegticket D. De prijs van alle kosten 23. Als de bezetting van een hotel stijgt, dan: A. Nemen de constante kosten toe, maar blijven de variabele kosten in totaal gelijk. B. Nemen de constante kosten af, maar blijven de variabele kosten in totaal gelijk. C. Blijven de constante kosten gelijk, maar nemen de variabele kosten in totaal af. D. Blijven de constante kosten gelijk, maar nemen de variabele kosten in totaal toe. 24. Een reisbureau heeft een eigen minibus om vakantiegangers, die bij hen een reis hebben geboekt, tegen kostprijs naar Schiphol te brengen. Daartoe hebben ze een chauffeur in dienst genomen. De verzekeringskosten van deze minibus zijn: A. vaste kosten B. variabele kosten C. provisiekosten D. gemengde kosten 24. Een reisbureau in Hoofddorp heeft een overzicht opgesteld van zijn kosten: Constante kosten ,= Normaal aantal verkochte reizen Variabele kosten ,= Werkelijk aantal verkochte reizen De kostprijs van een geboekte reis is: A. 35,= B. 35,63 C 34,76 D. 25,= 25. Een touringcar onderneming heeft de volgende informatie tot zijn beschikking: Totale constante kosten van een bus per jaar: ,= Variabele kosten van een bus per jaar: ,= Normale aantal kilometers per jaar Werkelijk aantal kilometers in Wat is de kostprijs van een gereden kilometer? A. 2,= B. 3,= C. 1,= D. 3, Salaris directie, afschrijvingen, huurkosten en rentekosten zijn voorbeelden van: A. Indirecte kosten B. Directe kosten C. De kostprijs D. Gemengde kosten 27. De totale directe kosten van een reisbureau bedragen ,= en de indirecte kosten ,=. De gemiddelde directe kosten van een geboekte reis bedragen 20,=.

9 Wat is de gemiddelde kostprijs van een geboekte reis? A. 30,= B ,= C. 60,= D. 80,= 28. Een luchtvaartmaatschappij heeft voor ,= per jaar aan directe kosten. De indirecte kosten bedragen voor deze maatschappij ,=. Voor de vliegreis van Amsterdam naar Antalya bedragen de directe kosten ,=. Hoeveel bedraagt de kostprijs van deze vliegreis? A ,= B ,= C ,= D ,= 29. De consumentenprijs van een product is inclusief 19% btw 214,20. De winkelier berekent een brutowinstmarge van 50% van zijn verkoopprijs (exclusief btw). Zijn inkoopprijs is dan: A. 107,10 B. 120,= C. 90,= D. 86, Een fles whisky kost bij de slijter 23,80. De winstmarge voor de slijter bedraagt 17,5% over de verkoopprijs (exclusief btw). De winstmarge voor de importeur bedraagt 10% over de inkoopprijs (exclusief btw). Hoeveel bedraagt de inkoopprijs van de importeur? A. 15,= B. 17,85 C. 14,85 D. 20,= 31. Een producent die direct aan de detailhandel levert, heeft een gemiddelde brutowinstmarge van de fabrieksverkoopprijs (exclusief btw) van 32%. De kosten voor het verkrijgen en verwerken van de order zijn: - vertegenwoordigerkosten per order 7,50 - transport, facturering en incasso 7,50 plus 2% van de verkoopprijs (exclusief btw) Hoe groot dient de order te zijn (exclsusief btw, waarbij de brutowinst gelijk is aan de kosten/ A. 22,50 B. 50,= C. 45,= D. 25,=

10 32. Welke opslag van de inkoopprijs is gelijk aan een marge van 25% van de verkoopprijs? A. 40,67% B. 20,33% C. 33,33% D. 34,33% 33. Een noten, kaas en wijnwinkel begint een nieuwe vestiging in een nieuwe wijk. De vaste kosten per maand zijn: - personeel 4.000,= - huur 3.000,= - diversen 3.000,= De gemiddelde omzet per klant wordt begroot op 80,= per maand. De brutowinstmarge is 40% en de variabele kosten bedragen 15% van de omzet. Bij hoeveel klanten per maand wordt het break-even-punt bereikt? A. 250 B. 313 C. 500 D

11 34. Wat wordt verstaan onder het begrip `vaste kosten'? A. Kosten die onveranderlijk vastliggen. B. Kosten die bij ieder capaciteitsniveau dezelfde hoogte hebben. C. Kosten die per eenheid product proportioneel afnemen. D. Kosten die niet reageren op een verandering in de bedrijfsbezetting. 35. Welke kosten zijn binnen de bestaande capaciteit constant per eenheid product? A. Vaste kosten. B. Trapsgewijs variabele kosten. C. Proportioneel variabele kosten. D. Progressief variabele kosten. 36. Van welk kostengedrag is sprake als een zogenaamd 'leereffect' optreedt? A. Van degressief variabele kosten. B. Van progressief variabele kosten. C. Van trapsgewijs variabele kosten. D. Van proportioneel variabele kosten. 37. Van welk kostengedrag is vaak sprake als de productie de capaciteitsgrens nadert? A. Van proportioneel variabele kosten. B. Van progressief variabele kosten. C. Van trapsgewijs variabele kosten. D. Van degressief variabele kosten. 38. Wanneer een productiebedrijf uitzendkrachten voor hele dagen moet aannemen, hoe gedragen de arbeidskosten zich dan? A. Vast binnen het relevante productie-interval. B. Proportioneel variabel. C. Trapsgewijs variabel. D. Progressief variabel.

12 39. Welke verandering leidt niet tot een aanpassing van de vaste kosten? A. Capaciteitsuitbreiding. B. Vermindering van het personeelsbestand in hogere regionen van de organisatie. C. Verhoging van de rente op lopende schulden. D. Toename van de bezettingsgraad. 40. De telefoonrekening bestaat uit abonnements- en gesprekskosten. Onder welke categorie vallen de telefoonkosten? A. Gemengde kosten. B. Degressief variabele kosten. C. Trapsgewijs variabele kosten. D. Proportioneel variabele kosten. 41. Wanneer is sprake van progressief variabele kosten? A. Wanneer bij topproductie een extra machine geleast moet worden. B. Wanneer bij topproductie in overuren of met uitzendkrachten gewerkt moet worden. C. Wanneer bij topproductie meer onderhoudskosten gemaakt moeten worden dan bij de normale bezetting. D. Wanneer grondstoffen bij inkoop in grote hoeveelheden tegen kwantumkorting verkregen kunnen worden. 42. Welke kosten vallen geheel of gedeeltelijk onder de variabele kosten van het autogebruik? A. Afschrijving, benzine en technisch onderhoud B. Afschrijving, benzine, technische onderhoud en verzekering. C. Afschrijving en benzine D. Benzine en technisch onderhoud

13 43. De Vriendelijke Koe l is een vleesverwerkend bedrijf met aanzienlijke uitschieters in de productie. Afgelopen maand bereikte de productie een dieptepunt met kilogram verwerkt vlees. Vier maanden geleden nog lag de productie op een toppunt van kilogram verwerkt vlees. De kosten bij deze productiecijfers bedroegen respectievelijk ,= en ,=. Maak indien mogelijk een berekening van de kostenstructuur. A. De vaste kosten bedragen per maand en de variabele kosten bedragen 3,78 per kilogram. B. De gemiddelde kosten per kilogram bedragen ongeveer 5,54. C. Naarmate de productie toeneemt, dalen de gemiddelde kosten van ongeveer 6,07 tot ongeveer 5,01. D. Er zijn te weinig gegevens om de kostenstructuur te berekenen. 44. In de maand december bedroeg de productie stuks waarbij de totale kosten overeenkomstig het budget uitkwamen op ,=. In de maand januari lag de productie lager, op stuks en bedroegen de totale kosten ,=, opnieuw overeenkomstig het budget. De variabele kosten zijn recht evenredig aan de productieomvang. De Kast gaat voor het betreffende type uit van een normale maandproductie van stuks. Bereken de integrale kostprijs. A. 3,20 B. 3,44 C. 3,50 D. 3,80 (Variabele kosten per kast: ( ,= ,=)/( ) = 2,= Vaste kosten per maand: ,= x 2,= = 9.000,= Vaste kosten per kast: 9.000,=/6.000 = 1,50 Integrale kostprijs per haak: 2,= + 1,50 = 3,50)

14 45. Wat wordt verstaan onder het begrip 'integrale kostprijs'? A. De gemiddelde vaste kosten per eenheid product. B. De vaste en de variabele kosten per eenheid product. C. De fabricagekosten en de verkoopkosten per eenheid product. D. De directe en de indirecte kosten per eenheid product. 46. In welke situatie is het mogelijk de verwachte variabele kosten bij de berekening van de kostprijs te delen door de verwachte productie? A. Indien de variabele kosten trapsgewijs variabel zijn. B. Indien de variabele kosten progressief variabel zijn. C. Indien de variabele kosten degressief variabel zijn. D. Indien de variabele kosten proportioneel variabel zijn. 47. Wat wordt verstaan onder het begrip 'normale bezetting'? A. De gemiddelde benutting van de capaciteit die voor de eerstkomende jaren wordt verwacht en die gebruikt wordt voor de toerekening van met name de vaste kosten aan de producten. B. De gemiddelde benutting van de capaciteit van de afgelopen vijf jaren die gebruikt wordt voor de toerekening van met name de vaste kosten aan de producten. C. De gemiddelde benutting van de capaciteit die voor de eerstkomende jaren wordt verwacht en die gebruikt wordt voor de toerekening van met name de variabele kosten aan de producten. D. De gemiddelde benutting van de capaciteit van de afgelopen vijf jaren die gebruikt wordt voor de toerekening van met name de variabele kosten aan de producten. 48. Hoe wordt het in een standaardkostprijs opgenomen tarief voor de constante kosten per prestatie-eenheid bepaald? A. De werkelijke constante kosten worden gedeeld door het normale aantal prestaties. B. De normale constante kosten worden gedeeld door het werkelijke aantal prestaties. C. De begrote constante kosten worden gedeeld door het normale aantal prestaties. D. De begrote constante kosten worden gedeeld door het aantal werkelijk verwachte prestaties.

15 49. Afvalverwerkingsbedrijf De Groot heeft door een heao-er de volgende gegevens laten uitzoeken over het afgelopen kwartaal: Werkelijk aantal tonnen verwerkt afval afgelopen (vierde) kwartaal: Verwacht aantal tonnen afval over het afgelopen (vierde) kwartaal: Normaal aantal tonnen afval over het hele jaar: Verwachte kosten over het afgelopen (vierde) kwartaal: ,=, te weten ,= vaste en ,= variabele kosten. Werkelijke kosten over het afgelopen (vierde) kwartaal: ,=, te weten ,= vaste en ,= variabele kosten. Bereken op basis van deze gegevens de standaardkostprijs per ton verwerkt afval. A. 205,57 B. 217,32 C. 217,55 D. 222, Onderneming Ligstoel vervaardigt een massaproduct, te weten strandstoelen die in elke gewenste stand neergezet kunnen worden. Vanwege het uitzicht op een schitterende zomer is de vraag vanuit de groothandel en de detailhandel zo enorm dat er nauwelijks aan voldaan kan worden. Machines draaien vrijwel dag en nacht, personeel moet overuren maken en er moeten uitzendkrachten worden ingezet. Vorig jaar bedroegen de totale kosten (waarvan exact 50% vast) ,= bij een productie van stoelen. Dit was een normaal jaar te noemen. Als het echter zo doorgaat als dit voorseizoen, verwacht Ligstoel voor dit jaar uit te komen op stoelen tegen een totaal kostenbedrag van ,=. Bereken voor Traploos de kostprijs per strandstoel. A. 35,= B. 39,= C. 43,85 D. 49,43

16 51. Een fabrikant heeft een machine staan waarvan de vaste kosten ,= per jaar bedragen. De productie vindt plaats gedurende 50 weken per jaar. Voor de bediening zijn twee werknemers nodig, met een uurloon van 25,=. De overige arbeidskosten bedragen 55% van de loonkosten per uur. De overige kosten bedragen 12,= per machine-uur. Zowel arbeidskosten als overige kosten zijn variabel. De normale productie is kilogram per week. Een eenheid product weegt 2,5 kilogram. De technische capaciteit van de machine bedraagt 160 producten per uur. Het maximale aantal machine-uren per week is 35. Bereken de kostprijs per machine-uur. A. 100,70 B. 113,50 C. 117,50 D. 132, De onderneming Hoofdpijn produceert aspirines. De normale productie is stuks per maand. Van de verkoopafdeling heeft de directie vernomen dat men de komende maand aspirines denkt af te zetten. Tevens vindt de directie de huidige voorraad stuks te laag; deze moet de komende maand op peil worden gebracht. Aan de hand van deze gegevens worden de variabele kosten voor de komende maand geschat op ,=. De vaste kosten bedragen ,= per maand. De verkoopprijs per doosje aspirines van 10 stuks is gesteld op 4,95 Bereken de kostprijs voor een doosje aspirines. A. 2,29 B. 2,54 C. 2,63 D. 2,75

17 53. Wat wordt verstaan onder een negatief bezettingsresultaat? A. Het verschil tussen begrote en werkelijke vaste kosten als gevolg van een hogere bedrijfsbezetting. B. Het verschil tussen begrote en werkelijke totale kosten als gevolg van een hogere bedrijfsbezetting. C. Het deel der vaste kosten dat niet gedekt of doorberekend is, omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de normale bezetting. D. Het deel der vaste kosten dat niet gedekt of doorberekend is, omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de verwachte bezetting. 54. In een grote stad staan een hotel en een ziekenhuis. Het hotel heeft 200 kamers met 2 bedden per kamer. Het ziekenhuis heeft 80 zalen met gemiddeld 6 bedden per zaal. In een warme zomer is de bezettingsgraad van het hotel 90%, waarvan 2/3 deel verhuurd is aan 1 persoon. Diezelfde zomer is de bezettingsgraad van het ziekenhuis 60%. Welke stelling is juist? A. Er is geen enkele vergelijking mogelijk tussen de bezettingsgraad van hotel en de bezettingsgraad van het ziekenhuis. B. Het hotel heeft dezelfde bedbezettingsgraad als het ziekenhuis. C. Het hotel heeft een hogere bedbezettingsgraad dan het ziekenhuis. D. Het hotel heeft een lagere bedbezettingsgraad dan het ziekenhuis.

18 55. Onderneming De Lier BV vervaardigt luxe riemen en verkoopt ze tegen een vaste prijs van 18,=. De normale productie en afzet liggen op stukss per jaar. Vanwege de grote voorraden wordt de productie voor komend jaar begroot op stuks. Samen met de verwachte afzet betekent dit dat de voorraad met stuks zal afnemen. De verkorte exploitatiebegroting ziet er als volgt uit: Omzet ,= Kostprijs van de omzet ,= Verkoopresultaat ,= Bezettingsverlies productie ,= Bedrijfswinst ,= Bereken de variabele kosten per riem. A. 7,50 B. 7,84 C. 8,86 D. 11, Voor een touringcarbedrijf zijn per touringcar voor de reizen op Italië de volgende gegevens bekend: Normaal aantal kilometers: per jaar Verwacht voor het komende jaar: kilometer. Constante kosten: ,= per jaar Variabele kosten voor het komende jaar: ,= Een bus heeft 50 zitplaatsen, die normaal voor 80 % zijn bezet. Bereken de kostprijs per reizigerskilometer voor de reizen op Italië (afronden op tienden van eurocenten). A. 7,0 eurocent B. 8,7 eurocent C. 9,0 eurocent D. 10,9 eurocent

19 57. Een bus heeft 40 zitplaatsen, die normaal voor 75% zijn bezet maar voor volgend jaar wordt een bezetting van 85% verwacht. De kostprijs per reizigerskilometer is berekend op 11 eurocent, waarvan 8 eurocent vast en 3 eurocent variabel. Overigens zijn de variabele kosten alleen variabel naar het aantal kilometers, niet naar de bezetting van de zitplaatsen. Bereken het totale bezettingsresultaat voor komend jaar van de reizen op Zwitserland. A =,= B ,= C ,= D , 58. Knuffels hebben bij Het Kind de volgende kostprijsopbouw: - Directe grondstofkosten: 0,40 - Directe arbeidskosten: 0,20 - Indirect variabel: 0,10 - Indirect vast: 0,15 De kosten van directe arbeid moeten voor 75% als vast beschouwd worden. Het gaat hier om arbeiders in vaste loondienst. Voor de overige 25% maakt men gebruik van oproepkrachten. Dit is volledig aanpasbaar aan de productie. De kostprijs is gebaseerd op een normale productie van knuffels per maand. Afgelopen maand heeft men tegen alle verwachtingen in knuffels gefabriceerd. Aan het begin van de maand dacht men wegens tekort aan arbeidskrachten niet verder te komen dan knuffels. De verkoop kwam uit op knuffels. De verkoopprijs per knuffel bedraagt 3,25. Bereken het werkelijk behaalde bedrijfsresultaat. A ,= B ,= C ,= D ,= 59. Welke toepassingsmogelijkheden kent het begrip 'differentiële kosten'? A, Met name langetermijnbeslissingen. B. Alleen het wel of niet accepteren van incidentele orders. C. Met name kortetermijnbeslissingen. D. Zowel korte- als langetermijnbeslissingen. 60. Welke stelling met betrekking tot differentiële kosten is juist? A. Differentiële kosten bestaan uit louter variabele kosten. B. Differentiële kosten kunnen bestaan uit variabele én vaste kosten. C. Differentiële kosten omvatten automatisch alle variabele kosten die gemaakt worden en mogelijk nog vaste kosten. D. De variabele kosten die onder differentiële kosten vallen, zijn degressief variabel. 61. Een onderneming produceert bonbon, die uitsluitend verkocht worden op de Europese markt. De bonbons worden per 25 stuks in dozen verpakt. De normale bezetting is dozen per jaar. Dat is 75% van de maximale bezetting. Voor volgend jaar zijn de volgende gegevens begroot: - Productie en afzet: dozen - Variabele kosten: ,=

20 - Vaste kosten: ,= De dozen worden geleverd aan de groothandel voor 20,= per stuk. In juni accepteert de onderneming een eenmalige order uit de Verenigde Staten, voor de levering van dozen voor 15,= per stuk. Aan deze order zijn extra transportkosten verbonden van ,= Bereken het resultaat op de extra order. A ,= verlies B ,= verlies C ,= winst D ,= winst

21 62. Waarom gaat het bij gelijktijdige kostenverbijzondering? A. Om het toerekenen van de directe en indirecte kosten aan de juiste periode. B. Om het toerekenen van de directe en indirecte kosten aan een product of order. C. Om het toerekenen van de variabele en constante kosten aan de juiste periode. D. Om het toerekenen van de variabele en constante kosten aan een product of order. 63. Welke kostensoort is meestal direct? A. Kosten van grondstoffen. B. Kosten van arbeid. C. Kosten van duurzame productiemiddelen. D. Kosten van grond. 64. Wat wordt verstaan onder directe kosten? A. Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks aan een afdeling toegerekend kunnen worden. B. Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks aan een product kunnen worden toegewezen. C. Directe kosten zijn kosten die voor wat betreft de variabele kosten rechtstreeks aan de productie worden toegerekend en voor wat betreft de vaste kosten rechtstreeks ten laste van de resultatenrekening worden gebracht. D. Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks naar de resultatenrekening worden overgeboekt. 65. Welke van onderstaande verbijzonderingmethoden kan men uitsluitend toepassen bij de fabricage van gelijksoortige producten? A. De equivalentiecijfermethode. B. De enkelvoudige opslagmethode. C. De meervoudige opslagmethode. D. De kostenplaatsenmethode.

22 66. Welke van onderstaande methoden is met name geschikt voor kostprijsberekening bij heterogene productie? A. De equivalentiecijfermethode. B. De productiecentramethode. C. Deelcalculatie. D. Process costing. 67. Een suikerfabriek maakt slechts één product. Het zal u niet verbazen dat dit product suiker is. Deze wordt verpakt in verpakkingen van 1 kilogram, 5 kilogram en 10 kilogram. Welke methode voor het berekenen van kostprijzen zal men hier hoogst waarschijnlijk hanteren? A. De equivalentiecijfermethode. B. De enkelvoudige opslagmethode. C. De meervoudige opslagmethode. D. De productiecentramethode. 68. Wat is het verschil tussen deelcalculatie en de equivalentiecijfermethode? A. Deelcalculatie veronderstelt homogene massaproductie en de equivalentiecijfermethode heterogene productie. B. Deelcalculatie veronderstelt homogene massaproductie en de equivalentiecijfermethode gelijksoortige productie. C. Deelcalculatie veronderstelt gelijksoortige productie en de equivalentiecijfermethode heterogene productie. D. Deelcalculatie veronderstelt gelijksoortige productie en de equivalentiecijfermethode homogene productie. 69. Van welke veronderstelling gaat de equivalentiecijfermethode uit? A. Er is een relatie tussen omvang van de productie en indirecte kosten. B. Er is een relatie tussen omvang van de directe kosten en indirecte kosten. C. Er is een relatie tussen omvang van de producten en indirecte kosten. D. Er is een relatie tussen omvang van de afdelingen en indirecte kosten.

23 70. Wat houdt kostprijscalculatie door middel van de opslagmethode in? A. Dit houdt in dat de indirecte kosten worden verhoogd met een opslag voor variabele kosten. B. Dit houdt in dat de variabele kosten worden verhoogd met een opslag voor vaste kosten. C. Dit houdt in dat de directe kosten worden verhoogd met een opslag voor vaste kosten. D. Dit houdt in dat de directe kosten worden verhoogd met een opslag voor indirecte kosten. 71. Van welke veronderstelling gaat de opslagmethode uit? A. Er is een relatie tussen omvang van de productie en indirecte kosten. B. Er is een relatie tussen omvang van de directe kosten en indirecte kosten. C. Er is een relatie tussen omvang van de producten en indirecte kosten. D. Er is een relatie tussen omvang van de afdelingen en indirecte kosten. 72. Welke opslagmethode heeft de voorkeur? A. Een opslagmethode op grond van de normale productie. B. Een opslagmethode op grond van de begrote productie. C. Een opslagmethode op grond van de werkelijke productie. D. Een opslagmethode op grond van de maximale productie. 73. Wat is het voordeel van de verfijnde boven de primitieve opslagmethode? A. De verfijnde opslagmethode is goedkoper. B. De verfijnde opslagmethode geeft periodiek minder fluctuaties in de kostprijs. C. De verfijnde opslagmethode houdt meer rekening met de samenhang tussen kosten in het productieproces. D. De verfijnde opslagmethode leidt over het algemeen tot een hogere winst.

Direct costing en break even analyse

Direct costing en break even analyse 6 hoofdstuk Direct costing en breakevenanalyse 6.1 D 6.2 B 6.3 A 6.4 D 6.5 D 6.6 C 6.7 B 6.8 A 6.9 C 6.10 B 6.11 B 1.440.000 / 4.800 = 300 6.12 A 4.800 700 1.440.000 1.000.000 = 920.000 6.13 C 1.000.000

Nadere informatie

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie 1.9 Direct costing 1.9.1 Direct costing en variabele-kostencalaculatie Direct costing (D.C.) of wel variabele kostencalculatie is de methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten als

Nadere informatie

2 Constante en variabele kosten

2 Constante en variabele kosten 2 Constante en variabele kosten 2.1 Inleiding Bij het starten van een nieuw bedrijf zal de ondernemer zich onder andere de vraag stellen welke capaciteit zijn bedrijf moet hebben. Zal hij een productie/omzet

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele

Nadere informatie

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1.1 Inleiding In het Basisboek Bedrijfseconomie heb je al veel geleerd over hoe de prijs van een product tot stand komt. De eerste hoofdstukken in dat boek

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele kosten

Nadere informatie

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming P. H. C. Hintzen Brinkman Uitgeverij Amsterdam 2011 Omslagontwerp: Proforma Barcelona

Nadere informatie

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie PDB Financiële administratie & Kostprijscalculatie berekeningen PDB Financiële administratie & Kostprijscalculatie berekeningen drs. H.H. Hamers drs. W.J.M. de Reuver Dit antwoordenboek behoort bij het

Nadere informatie

Opgave 9.5 Variabele kosten per stuk: / = 3,75 Totale variabele kosten bij eenheden: ,75 =

Opgave 9.5 Variabele kosten per stuk: / = 3,75 Totale variabele kosten bij eenheden: ,75 = Opgave 9.1 Normale productie is: 70% 12.000 = 8.400 eenheden Overbezetting is: 10.800-8.400 = 2.400 eenheden Opgave 9.2 a. Onderbezetting bij productie: 20.000-18.000 = 2.000 eenheden b. Onderbezetting

Nadere informatie

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten Opgave 1 In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Firma Balans produceert uitsluitend twee typen weegschalen,

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB KOSTENCALCULATIE 4 OEFENEXAMEN 3 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

Opgave 2 a. Met welke formule berekenen we de integrale kostprijs? b. Hoe noemen we integrale kostprijsberekening ook wel?

Opgave 2 a. Met welke formule berekenen we de integrale kostprijs? b. Hoe noemen we integrale kostprijsberekening ook wel? Opgaven paragraaf 1.9.1 en 1.9.2 a. Wat wordt verstaan onder direct costing? b. Hoe wordt direct costing ook wel genoemd? c. Wat is de essentie waarom een onderneming kiest voor direct costing? a. Met

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB kostencalculatie 4 Oefenexamen 2 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 Onderneming De groene wand maakt geluidswallen waarin beplanting is opgenomen. Voor 2020 is de volgende begroting samengesteld. Constante fabricagekosten 450.000

Nadere informatie

2 Kostprijsberekening en opslagmethode

2 Kostprijsberekening en opslagmethode 2 Kostprijsberekening en opslagmethode 2.1 Inleiding In het Basisboek Bedrijfseconomie hebben we al uitgebreid stilgestaan bij het bepalen van de kostprijs. We hebben kennisgemaakt met directe en indirecte

Nadere informatie

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125%

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125% Opgave 8.1 a. Indirecte kosten afhankelijk van de materiaalkosten: 500.000 100% = 125% 400.000 Opslag indirecte kosten: 125% 4.000 5.000 + 15.100 Opgave 8.2 a. Indirecte kosten afhankelijk van de directe

Nadere informatie

2 Constante en variabele kosten

2 Constante en variabele kosten 2 Constante en variabele kosten Opgaven paragraaf 2.2 en 2.3 Opgave 1 Van een onderneming zijn de volgende gegevens bekend: constante kosten 600.000, normale productie 40.000 stuks werkelijke productie

Nadere informatie

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten.

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten. 1 M1 Oefententamen 2 OPGV 1 Halstra V is een onderneming die onderdelen produceert voor de auto industrie. Halstra heeft zich sterk gespecialiseerd op een bepaald type onderdeel en daarom kan worden gesteld

Nadere informatie

Samenvatting M&O De Industrie

Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting door Y. 1310 woorden 5 juli 2017 8,9 4 keer beoordeeld Vak M&O De industrie Hoofdstuk 1 Kosten= de geldwaarde van alle noodzakelijk opgeofferde productiemiddelen

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE 6 VWO Opgave 1. De onderneming Haakma BV heeft voor 2005 de volgende voorcalculatie met betrekking tot de toegestane kosten opgesteld. De constante fabricagekosten bestaan

Nadere informatie

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming De kostensoorten van een industriële onderneming zijn: grondstofkosten, arbeidskosten, overige variabele kosten, kosten van duurzame productiemiddelen,

Nadere informatie

7 Directe en indirecte kosten

7 Directe en indirecte kosten 7 Directe en indirecte kosten hoofdstuk 7.1 C 7.2 B 7.3 C 7.4 A 7.5 B 7.6 D 800 / 7.0 = 0,101 7.7 B 1.350 13,5 40 = 810 Opslag: 60 / 40 = 1,5 (150%) 7.8 A 2 35 + 10 15 + 0,50 2 35 = 255 7.9 B 12 + 10 +

Nadere informatie

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product.

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product. www.jooplengkeek.nl Heterogene productie (meerdere producten) Primitieve opslagmethode We splitsen de kosten in: Directe kosten Indirecte kosten belangrijk De directe kosten hebben een rechtstreeks verband

Nadere informatie

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 7 Opgave 7.1 a. Voorraad tuinbeelden Cupido op 1 oktober: 20 + 225 -/- 160 = 85 stuks b. Proportioneel variabele inkoopkosten 135 Proportioneel variabele verkoopkosten

Nadere informatie

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 Onderneming De groene wand maakt geluidswallen waarin beplanting is opgenomen. Voor 2020 is de volgende begroting samengesteld. Constante fabricagekosten 450.000

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN Opgave 1 Mevrouw Van Driel maakt product Z207. Voor 2018 zijn de volgende gegevens begroot: Begrote toegestane constante kosten 200.000 Verwachte totale variabele kosten

Nadere informatie

Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt.

Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt. www.jooplengkeek.nl Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt. De omzet is dus gelijk aan de kosten. Om het break-evenpunt te berekenen gaan

Nadere informatie

Modulehandleiding Bedrijfseconomie 1.2. Collegejaar AC/adBE/BE/FSM Periode 2

Modulehandleiding Bedrijfseconomie 1.2. Collegejaar AC/adBE/BE/FSM Periode 2 Modulehandleiding Bedrijfseconomie 1.2 Collegejaar 2012-2013 AC/adBE/BE/FSM Periode 2 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 2 1. Algemene Informatie... 3 1.1. Doelgroep... 3 1.2. Instroomeisen... 3 1.3. Plaats

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste kenmerk van constante kosten? Constante kosten zijn niet gevoelig voor een toename of afname van de bedrijfsdrukte. Zolang dit binnen

Nadere informatie

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet.

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet. www.jooplengkeek.nl Nacalculatie bij homogene productie Berekening van het bedrijfsresultaat Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Kostencalculatie niveau 5 Examenopgaven Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten:

Nadere informatie

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden Kostprijscalculatie 9 november 2013 Beschikbare tijd 2 uur. Op de netheid van het werk zal worden gelet. Deze opgave is eigendom van de Examencommissie en dient, tezamen

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Kostencalculatie niveau 4 Examenopgaven Belangrijke informatie Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen bestaat

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling

Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling Meerkeuzevraag 1.8 Eigen vermogen 31 december 220.000 Eigen vermogen 1 januari 250.000 -- Vermogenstoename 30.000 Onttrekkingen 70.000

Nadere informatie

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Peter H. C. Hintzen isbn 978 90 5752 290 1 2015 Uitgeverij Edu Actief b.v. Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Kostencalculatie niveau 5 Examenopgaven Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten:

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN Opgave 1 Mevrouw Van Driel maakt product Z207. Voor 2018 zijn de volgende gegevens begroot: Begrote toegestane constante kosten 200.000 Verwachte totale variabele kosten

Nadere informatie

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Tentamentraining 2 1 Kostprijs Normale productie : 40.000 stuks Verwachte werkelijke productie : 44.000 stuks Variabele kosten : 176.000 Constante kosten : 360.000

Nadere informatie

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development.

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development. MARKETING / 09A HBO Marketing / Marketing management Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Aspecten prijsbeleid M Voor ondernemer: F marketinginstrument F tegenprestatie

Nadere informatie

Uitwerkingen hoofdstuk 4 Kostenindelingen en kostprijs

Uitwerkingen hoofdstuk 4 Kostenindelingen en kostprijs Uitwerkingen hoofdstuk 4 Kostenindelingen en kostprijs Opgave 4-2 Er is hier sprake van een onderneming die een bepaald type koffieautomaat produceert. Op grond van dit gegeven zal bepaald moeten worden

Nadere informatie

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Diagn.Toets

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Diagn.Toets Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Diagn.Toets Opgave 1 Aangezien de aanschaf van een bietenrooimachine voor een individuele landbouwer te kostbaar is, schakelen landbouwers

Nadere informatie

Het tentamen dien je te maken op het uitwerkingenpapier. Je doet dit als volgt!!

Het tentamen dien je te maken op het uitwerkingenpapier. Je doet dit als volgt!! Toelichting Voor dit tentamen heb je ontvangen: 1. Een opgavenboekje 2. Uitwerkingenpapier. Het tentamen dien je te maken op het uitwerkingenpapier. Je doet dit als volgt!! 1. Je start iedere opgave op

Nadere informatie

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63 Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo Hoofdstuk 17 tot en met 28 Normering Opgave 1 Opgave 1 Opgave 2 Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 1: 2 punten 1: 2 punten a: 2 punten 1: 3 punten 1: 2

Nadere informatie

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A. 1.082.000,- B. 158.800,- C. 142.000,- D. 114.400,-

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A. 1.082.000,- B. 158.800,- C. 142.000,- D. 114.400,- Meerkeuzevragen: 1. John maakt voetballen in Afrika. Hij verdient netto 45,- per week. Hij krijgt een loonsverhoging tijdens het WK voetbal van 1,5 %. Hoeveel verdient deze jongen dan netto per kwartaal?

Nadere informatie

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO De Eenmanszaak deel 2 VWO DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING Jannes Timmers Copyright Jannes Timmers 2015 Niets uit deze samenvatting mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt op een

Nadere informatie

Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens

Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens Eamenlijn Diploma Module Niveau MBO 4 Positionering Versie 1.2 Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Geldig vanaf 01-01-2013 Vastgesteld op 13 juli 2011 Vastgesteld

Nadere informatie

Het programma van vandaag

Het programma van vandaag kostprijs Het programma van vandaag De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten De differentiële kostprijs De opslagmethode 1 De kostprijs Kostprijs Constante of vaste

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER 2015 09.00 11.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 5 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste kenmerk van constante kosten? Constante kosten zijn niet gevoelig voor een toename of afname van de bedrijfsdrukte. Zolang dit binnen bepaalde grenzen valt.

Nadere informatie

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? Kostencalculatie Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische

Nadere informatie

3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse

3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse 3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse 3.1 Inleiding Voor je als ondernemer aan het werk gaat, moet je natuurlijk wel weten waar je aan begint. Of het nou gaat om een fabricagebedrijf of

Nadere informatie

Break-Even Analyse. Vaste Kosten Variabele Kosten DE EXTRACOMPTABELE KOSTENCALCULATIE

Break-Even Analyse. Vaste Kosten Variabele Kosten DE EXTRACOMPTABELE KOSTENCALCULATIE Vaste Kosten Variabele Kosten f() = f() Directe kosten Indirecte kosten rechtstreeks toewijsbaar niet-rechtstreeks toewijsbaar DE EXTRACOMPTABELE KOSTENCALCULATIE Gedurende de boekingsperiode worden alle

Nadere informatie

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni 2014 6 10 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Management en Organisatie Hoofdstuk 26 paragraaf 1 'Kostensoorten' Kostensoorten binnen een industriële

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010 FINANCIËLE ADMINISTRATIE LEGRO BV PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010 1. Gelijke perioden waardoor de perioden eerlijker met elkaar kunnen worden vergeleken

Nadere informatie

Inkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% Stel de inkoopprijs bedraagt 800 en de winstmarge 10% van de

Inkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% Stel de inkoopprijs bedraagt 800 en de winstmarge 10% van de Marge berekeningen Inkoopprijs + marge = verkoopprijs Een voorbeeld marge van de inkoopprijs Inkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% marge van de verkoopprijs Inkoopprijs 90% + marge 10% = verkoopprijs

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8 HOOFDSTUK 8 Opgave 1 a. Waarom zijn er bij een bedrijf met massaproductie waar maar één product gemaakt wordt geen indirecte kosten? Het kenmerk van indirecte kosten is dat er geen direct verband is te

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 a. Bereken het begrote bedrijfsresultaat. Verwachte bedrijfsresultaat Omzet 170 12.000 2.040.000 Variabelekosten 75 12.000 900.000 Constante kosten 550.000 + 1.450.000 - Verwachte

Nadere informatie

Cursus Bedrijfseconomie 2

Cursus Bedrijfseconomie 2 Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Programma Kostenverbijzondering (Hfdst. 8) Verdeling indirecte kosten Vijf methoden (ABC volgende week) Opgaven deel 8.2 t/m 8.10 2 1 Kostenverbijzondering de primitieve

Nadere informatie

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Prijsberekening i M&O VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Overzicht H2: Prijsberekening Management & Organisatie Centraal Examen (CE) 1. Rechtsvormen 2. Prijsberekening 3. Resultaten 4. Balans 5. Liquiditeitsbegroting

Nadere informatie

TOETS 1 - Basiskennis Calculatie (BKC)

TOETS 1 - Basiskennis Calculatie (BKC) TOETS 1 - Basiskennis Calculatie (BKC) Het maximaal aantal te behalen punten voor deze toets is 90. Bij elke vraag of opdracht staat aangegeven hoeveel punten u daarvoor kunt halen. De beschikbare examentijd

Nadere informatie

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw.

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave EXAMEN COST- EN MANAGEMENT ACCOUNTING DINSDAG 3 MAART 2015 11.45 UUR 13:45 UUR Belangrijke informatie Dit examen bestaat uit de volgende documenten: examenopgaven;

Nadere informatie

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Kostencalculatie niveau 4 1 / 9

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Kostencalculatie niveau 4 1 / 9 Kostencalculatie niveau 4 Correctiemodel 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Kostencalculatie niveau 4 1 / 9 Vraag 1 Toetsterm 1.1 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat zijn de functies

Nadere informatie

a. Indirecte kosten afhankelijk van de grondstofkosten: % = 40%

a. Indirecte kosten afhankelijk van de grondstofkosten: % = 40% PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 4 Opgave 4.1 a. Indirecte kosten afhankelijk van de totale directe kosten: 500.000 100% = 50% 1.000.000 b. Materiaal 4.000 Loonkosten 6.100 + 10.100 Opslag indirecte

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124.

Hoofdstuk 1. Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124. Hoofdstuk 1 Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124. Opgave 1.4 1. 25,24. 2. 1.486,35. 3. 28.459.000,-. 4. 4.659,-.

Nadere informatie

Antwoordenbijlage Bedrijfscalculatie Uitbreidingsstof

Antwoordenbijlage Bedrijfscalculatie Uitbreidingsstof Antwoordenbijlage Bedrijfscalculatie Uitbreidingsstof Bedrijfscalculatie Uitbreidingsstof 1 Antwoordenboek Inhoudsopgave Antwoorden opgaven hoofdstuk 1 t/m 4... 3 Antwoorden en normering proefexamen Associatie...

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen bestaat uit 3 opgaven en omvat 20 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen bestaat uit 3 opgaven en omvat 20 vragen. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING VRIJDAG 24 JUNI 2016 09.00 11.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen

Nadere informatie

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie 18 januari 2014 Beschikbare tijd 2 uur. Op de netheid van het werk zal worden gelet. Deze opgave is eigendom van de Examencommissie en dient,

Nadere informatie

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden onderdeel Kostprijscalculatie

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden onderdeel Kostprijscalculatie PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden onderdeel Kostprijscalculatie Beschikbare tijd 2 uur. Op de netheid van het werk zal worden gelet. Deze opgave is eigendom van de Examencommissie en dient, tezamen

Nadere informatie

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Basiskennis Calculatie (BKC ) Examenopgaven voorbeeldexamen Belangrijke informatie Dit voorbeeldexamen bestaat uit 26 vragen. Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten: examenopgaven correctiemodel

Nadere informatie

Samengevat bereken je de nettowinst van een onderneming zo:

Samengevat bereken je de nettowinst van een onderneming zo: 4.4 Bedrijfsresultaat Voor een retailer is het van belang wat het bedrijfsresultaat of nettowinst is van zijn onderneming. Het bedrijfsresultaat is namelijk dat wat van je omzet overblijft als je alle

Nadere informatie

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs Les 1 2 methoden van kostprijsberekening I (AC) absorption costing => integrale methode, zowel variabele- als vaste kosten worden meegenomen C + V N W II (DC) Variabele kostprijsmethode => direct costing,

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak deel 2

Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak deel 2 Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak deel 2 Samenvatting door Antje 2821 woorden 17 januari 2015 6,7 17 keer beoordeeld Vak M&O M&O Eenmanszaak deel 2 1. De functionele kostenindeling 1.1.Inleiding

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 FINANCIËLE ADMINISTRATIE COPERNICUS BV 1. 710 Inkopen 73.650,- 160 Te verrekenen omzetbelasting 13.993,50 Aan 130

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

Voorbeeldexamen bij het werkcollege van Management Accounting & Controle

Voorbeeldexamen bij het werkcollege van Management Accounting & Controle Voorbeeldexamen bij het werkcollege van Management Accounting & Controle Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen Universiteit Antwerpen 19 november 2009 1. Massaproductie met afgekeurde producten

Nadere informatie

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 8 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 30 meerkeuzevragen (maximaal

Nadere informatie

Basiskennis Calculatie (BKC ) Correctiemodel

Basiskennis Calculatie (BKC ) Correctiemodel Basiskennis Calculatie (BKC ) Correctiemodel 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Basiskennis Calculatie (BKC ) 1 / 11 Vraag 1 Toetsterm 1.2 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 BV = beginvoorraad

Nadere informatie

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1 PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6 Opgave 6.1 a. C/N = 80.000 / 20.000 = 4 V/B = 189.000 / 18.000 = 10,50 + Fabricagekostprijs 14,50 b. Fabricagekostprijs 14,50 C/N = 30.000 / 20.000 = 1,50

Nadere informatie

6, Samenvatting door een scholier 2300 woorden 8 november keer beoordeeld. M&O eenmanszaak deel 2

6, Samenvatting door een scholier 2300 woorden 8 november keer beoordeeld. M&O eenmanszaak deel 2 Samenvatting door een scholier 2300 woorden 8 november 2006 6,5 366 keer beoordeeld Vak M&O M&O eenmanszaak deel 2 Hoofdstuk 1 : De functionele kostenindeling 1.2 Twee soorten kostenindelingen: Categoriale

Nadere informatie

De break-evenanalyse. De break-evenanalyse De veiligheidsmarge Het indifferentiepunt Differentiële kosten

De break-evenanalyse. De break-evenanalyse De veiligheidsmarge Het indifferentiepunt Differentiële kosten De break-evenanalyse De veiligheidsmarge Het indifferentiepunt Differentiële kosten 1 Break-evenanalyse Bij het break-evenpunt zijn de totale opbrengsten gelijk aan de totale kosten. Met andere woorden

Nadere informatie

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie Vraag 1 Machinekosten: Machine inclusief 21% omzetbelasting 96.800. Dat is exclusief omzetbelasting 96.800 1,21 = 80.000 Installatiekosten van 10.000 horen

Nadere informatie

Voorbeeldexamen Management Controle

Voorbeeldexamen Management Controle Voorbeeldexamen Management Controle VRAAG 1 Verklaar volgende termen (maximaal 3 regels per term) - Doelcongruentie - Productclassificatie - MBO - Profit sharing - Indirecte CF statement VRAAG 2 Leg uit

Nadere informatie

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie 26 januari 2013 Beschikbare tijd 2 uur. Op de netheid van het werk zal worden gelet. Deze opgave is eigendom van de Examencommissie en dient,

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN Opgave 1 a. Welke kostensoorten zijn er zoal? Grondstofkosten, loonkosten, afschrijvingskosten, interestkosten, kostprijsverhogende belastingen en diensten van derden. b.

Nadere informatie

Examen PC 2 Accounting 1

Examen PC 2 Accounting 1 Examen PC 2 Accounting 1 Instructieblad Examen : Professional Controller 2 leergang 11 Vak : Accounting 1 Datum : 18 december 2014 Tijd : 12.00 13.30 uur Deze aanwijzingen goed lezen voor u met uw examen

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER 2015 09.00 11.00 UUR Indien een kandidaat tot eenzelfde antwoord komt als opgenomen in dit correctiemodel maar waarbij

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7 HOOFDSTUK 7 Opgave 1 a. Wat maakt de berekening van de kostprijs bij stukproductie lastig? De kostprijs bij stukproductie is lastig te maken omdat er sprake is van indirecte kosten. b. Wat is het kenmerk

Nadere informatie

1. Bereken het bedrag aan Deense kronen dat Van den Berg ontvangt.

1. Bereken het bedrag aan Deense kronen dat Van den Berg ontvangt. Hoofdstuk 1 Oefenopgaven Oefenopgave 1A 1. Bereken de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. 2. Bereken de inkoopprijs. Oefenopgave 1B 1. Bereken de verwachte afzet van producten Egar in het komende jaar.

Nadere informatie

Fabricage kosten Grondstoffen Machinekosten Loon productiepersoneel Hulpafdelingen (onderhoud/magazijn) Deze kosten zijn samen de fabricagekostprijs

Fabricage kosten Grondstoffen Machinekosten Loon productiepersoneel Hulpafdelingen (onderhoud/magazijn) Deze kosten zijn samen de fabricagekostprijs www.jooplengkeek.nl Voorcalculatie Fabricage kosten Grondstoffen Machinekosten Loon productiepersoneel Hulpafdelingen (onderhoud/magazijn) Deze kosten zijn samen de fabricagekostprijs Verkoop kosten Reclamekosten

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Onderwerp Integrale kostprijsmethode variabele kostencalculatie BEP Literatuur Bestuderen 6.1 t/m 6.5 BEP bij 1 product Maken opg. 6.8 en 6.11 theorie verkooplenanalyse

Nadere informatie

Uitwerkingen proefexamen I PDB kostencalculatie

Uitwerkingen proefexamen I PDB kostencalculatie Uitwerkingen proefexamen I PDB kostencalculatie Vraag 1 Wat zijn de functies van kostprijsberekening? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a. het berekenen van de economische gebruiksduur van een

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING VRIJDAG 19 JUNI 2015 9.00-11.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 26

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 26 Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 26 Samenvatting door een scholier 1708 woorden 25 januari 2010 6,1 23 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans M&O, Samenvatting Hoofdstuk 26: Kosten en

Nadere informatie

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl) economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten

Nadere informatie

Toegepast Rekenen Opdrachten:

Toegepast Rekenen Opdrachten: Toegepast Rekenen Opdrachten: Hfst 1: Rekenen Opdr. 1: a. 66 : 3 = c. -66 : (-3) = e. 12 - (+5) = b. 66 : (-3) = d. -12 + 5 = f. -12 (-5) = De omzet van een laptopwinkel is 15.000,-. De verkoopprijs per

Nadere informatie

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? Kostencalculatie Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische

Nadere informatie

Het aantal te behalen punten is 100. Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten je daarvoor kunt behalen.

Het aantal te behalen punten is 100. Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten je daarvoor kunt behalen. asiskennis alculatie (K ) Oefenexamen 1 SISKENNIS LULTIE (K ) elangrijke informatie Het aantal te behalen punten is 100. ij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten je daarvoor kunt behalen. e beschikbare

Nadere informatie

De JetStar bestaat uit een reeks onderdelen die in de onderneming JetFun bvba worden geproduceerd.

De JetStar bestaat uit een reeks onderdelen die in de onderneming JetFun bvba worden geproduceerd. De onderneming JetFun bvba produceert één type jetski, de JetStar. De JetStar bestaat uit een motor die de jetski aandrijft. De motor is een Kawasaki 23 pk die wordt aangekocht. De JetStar bestaat uit

Nadere informatie