Kwalificeert inschrijfgeld als het verlenen van toegang?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kwalificeert inschrijfgeld als het verlenen van toegang?"

Transcriptie

1 Kwalificeert inschrijfgeld als het verlenen van toegang? Door: mr. W.H.J.C. Delhoofen 2013 / 2014

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Belang van het onderzoek Verantwoording opzet... 3 Hoofdstuk 2 Plaats van dienst-bepalingen Achtergrond Nieuwe hoofdregel Uitzonderingsbepalingen Tussenconclusie... 7 Hoofdstuk 3 Jurisprudentie Hof Jürgen Dudda RAL (Channel Islands) Ltd Gillan Beach Ltd Kronospan Mielec sp. z o.o Inter-Mark Group Tussenconclusie...14 Hoofdstuk 4 Gemeenschappelijke kenmerken Uniforme uitlegging Bespreking onderzoeksvraag Toetsing gemeenschappelijke kenmerken Tussenconclusie...18 Hoofdstuk 5 Toegang verlenen vrijgesteld? Město Žamberk Tussenconclusie...21 Hoofdstuk 6 Conclusie Literatuurlijst

3 Hoofdstuk 1 Inleiding Wat is Alpe d'huzes? Alpe d'huzes is een actie waarbij deelnemers, alleen of in een team, geld bijeen brengen waarmee zij een bijdrage leveren aan de strijd voor de overwinning op kanker. Onder het motto "Opgeven is geen optie" wordt op één dag de legendarische Alpe d'huez tot maximaal 6 keer beklommen. Toch lukte het al heel veel deelnemers, zelfs een aantal (ex-)kankerpatiënten. Vanaf de eerste keer in 2006 wordt 103% van alle sponsorgelden aangewend voor het realiseren van onze doelstelling. Bovenstaande passage komt van de website van Stichting Alpe d HuZes. Zoals wellicht bekend, is dit een jaarlijks evenement waarbij duizenden deelnemers de Alpe d Huez in Frankrijk beklimmen ten behoeve van het onderzoek tegen kanker. De deelnemers betalen voor de deelname aan het evenement 125 euro inschrijfgeld aan de Nederlandse Stichting. Daarnaast wordt van iedere deelnemer verwacht dat hij of zij een minimale sponsorbijdrage van euro bijeenbrengt. Voor de 125 euro inschrijfgeld ontvangt de deelnemer naast een startbewijs voor het evenement ook een basisset gepersonaliseerde Alpe d'huzeskleding. Uit de tekst op de website van Stichting Alpe d HuZes blijkt niet of het inschrijfgeld daadwerkelijk belast is met btw en zo ja, of Nederlandse of Franse btw is verschuldigd. Op basis van artikel 54 lid 1 van richtlijn 2006/112/EG 1 (hierna: Btw-richtlijn) bestaat immers de mogelijkheid dat het inschrijfgeld belast is in Frankrijk. In artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn is namelijk bepaald dat: de plaats van voor een niet-belastingplichtige verrichte diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, de plaats is waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden. In deze verhandeling zal ik onderzoeken of inschrijfgeld, betaald door sporters om deel te mogen nemen aan een sportief evenement, kwalificeert als een dienst in de zin van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn Belang van het onderzoek Het belang van mijn onderzoek ziet erop dat wanneer inschrijfgeld onder de toepassing van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn valt, de dienst belast is op de plaats waar het evenement daadwerkelijk plaatsvindt. De organisator van het betreffende evenement is in dat geval lokale btw verschuldigd. Om de verschuldigde btw daadwerkelijk te kunnen afdragen aan de lokale belastingdienst, dient de organisator zich te registreren in de betreffende lidstaat. Naast het feit dat een btw-registratie kosten met zich brengt, dient de organisator ook aan lokale regelgeving te voldoen. Een organisator die een evenement organiseert dat zal plaatsvinden in meer landen, dient zich zodoende in iedere lidstaat te registreren. 1 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. 2

4 Indien artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn niet van toepassing is, kwalificeert het inschrijfgeld als een algemene dienst. Omdat de dienst wordt verricht aan een niet-ondernemer, is de hoofdregel van artikel 45 van de Btw-richtlijn van toepassing. Daarmee is de plaats van dienst gesitueerd in het land waar de dienstverrichter is gevestigd, en behoeft de organisator zich niet in iedere lidstaat te registeren waar hij een dergelijk evenement organiseert. Ook artikel 53 van de Btw-richtlijn speelt in dit verband een rol. In dit artikel is bepaald dat: de plaats van een voor een belastingplichtige verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden. Artikel 53 van de Btw-richtlijn ziet zodoende enkel op het verlenen van toegang tot dergelijke evenementen aan ondernemers. Indien inschrijfgeld kwalificeert als het verlenen van toegang, is lokale btw verschuldigd. Wanneer de btw-heffing niet kan worden verlegd naar de afnemer (bijvoorbeeld in het geval van een buitenlandse afnemer), dient de organisator de verschuldigde btw af te dragen aan de lokale belastingdienst. De organisator dient zich in dat geval te registreren in de betreffende lidstaat, wat ook weer kosten en verplichtingen met zich brengt. Wanneer artikel 53 van de Btw-richtlijn niet van toepassing is, kwalificeert het inschrijfgeld als een algemene dienst in de zin van artikel 44 van de Btw-richtlijn. De plaats van dienst is in dat geval gesitueerd in het land waar de afnemer is gevestigd. Ik zal mijn onderzoek in deze verhandeling baseren op de Btw-richtlijn en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) Verantwoording opzet Om tot argumenten te komen inzake de vraag hoe moet worden omgegaan met de plaats van dienst met betrekking tot inschrijfgeld, zal ik in hoofdstuk 2 allereerst ingaan op de achtergrond van de plaats van dienst-bepalingen. In hoofdstuk 3 zal ik enkele relevante zaken van het Hof bespreken, welke ik in hoofdstuk 4 verder zal analyseren. In artikel 132 lid 1 onderdeel m van de Btw-richtlijn is een vrijstelling opgenomen voor diensten welke nauw samenhangen met sportbeoefening. In hoofdstuk 5 zal ik aan de hand van een zaak van het Hof bekijken of inschrijfgeld mogelijk is vrijgesteld van btw-heffing. In hoofdstuk 6 zal ik mijn verhandeling afsluiten met een samenvattend betoog over de vraag hoe moet worden omgegaan met inschrijfgeld voor de btw-heffing. 3

5 Hoofdstuk 2 Plaats van dienst-bepalingen 2.1. Achtergrond Bij de invoering van het gemeenschappelijke btw-stelsel in de Gemeenschap in de jaren 60 werd uitgegaan van het standpunt dat diensten moesten worden belast in de lidstaat van verbruik, zijnde het zogenoemde bestemmingslandbeginsel. In artikel 6 lid 3 van de Tweede richtlijn 2 was daartoe bepaald dat als plaats van de dienst in beginsel moest worden aangemerkt de plaats waar van de verleende dienst of het verhuurde voorwerp gebruik werd gemaakt of waar het overgedragen of verleende recht werd uitgeoefend. Bij de invoering van de Zesde richtlijn 3 werd erkend dat er in de praktijk een aantal serieuze problemen waren als diensten per definitie werden belast waar zij werden verbruikt. Daarom werd in de Zesde richtlijn als uitgangspunt gehanteerd dat diensten belastbaar waren in het land waar de bestedingen plaatsvonden. Daartoe werd als hoofdregel gekozen om de plaats van dienst te realiseren op de plaats waar de dienstverlener was gevestigd. 4 Gevolg van dit uitgangspunt was dat ondernemers van buiten de EU geen btw hoefden te voldoen. Terwijl ondernemers die in de EU waren gevestigd, altijd btw moesten afdragen, ook als hun afnemers buiten de EU waren gevestigd. Hierdoor ontstond ongewenste concurrentieverstoring. Om deze concurrentieverstoring tegen te gaan en om de neutraliteit van de btw zoveel mogelijk te handhaven, werd er een groot aantal uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen. Op basis van deze uitzonderingen werden diensten verricht aan ondernemers, belast in de lidstaat waar de afnemer was gevestigd. 5 Deze uitzonderingen maakten de plaats van dienst-regels er niet overzichtelijker op, en er ontstond steeds vaker verschil in uitleg van de regels door lidstaten. Echter, uiteindelijk zorgde de plaats van dienst-bepalingen ervoor dat de btw-heffing nagenoeg altijd terecht kwam in de lidstaat waar het verbruik plaatsvond. Door toepassing van de hoofdregel kregen ondernemers vaak buitenlandse btw in rekening gebracht door dienstverleners. Om de buitenlandse btw terug te ontvangen, moest een verzoek om teruggaaf middels de Achtste of de Dertiende richtlijn worden ingediend. Omdat deze teruggaafprocedure ingewikkeld en tijdrovend 6 was, werd in de praktijk vaak gezocht naar mogelijkheden om de uitzonderingen op de hoofdregel toe te kunnen passen. In dat geval was de verleggingsregeling immers van toepassing. Een ander knelpunt was dat het Hof zich herhaaldelijk op het standpunt heeft gesteld dat de uitzonderingen op de hoofdregel in de Zesde richtlijn slechts specifieke gevallen betroffen, terwijl de hoofdregel de algemene regel was. 2 Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. 3 Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. 4 Artikel 9 lid 1 van de Zesde richtlijn. 5 Zie artikel 9 lid 2 onder e van de Zesde richtlijn. 6 Zie onder andere Hof, 3 juni 1992, Commissie tegen Italië, C-287/91 en Hof, 14 december 1995, Commissie tegen Spanje, C-16/95. 4

6 Op basis van deze vaststelling moest volgens het Hof in een specifiek geval eerst worden beoordeeld of een uitzondering van toepassing was en zo niet, dan was alsnog de hoofdregel van toepassing. 7 Op basis van dit standpunt stonden de uitzonderingen op de hoofdregel onder grote druk. Immers alle nieuwe en onbekende diensten die niet kwalificeerden als een uitzondering op de hoofdregel, waren belast in de lidstaat waar de dienstverlener was gevestigd. Hierdoor ontstonden ongewenste gevolgen zoals dubbele heffing, niet-heffing en teruggaafprocedures op grond van de Achtste of de Dertiende richtlijn. Ook ten aanzien van samengestelde diensten ontstonden problemen met betrekking tot de plaats van dienst. Omdat samengestelde diensten uit een aantal prestaties bestaan, kon het voorkomen dat bepaalde onderdelen van deze samengestelde dienst kwalificeerden voor toepassing van de hoofdregel en andere onderdelen voor toepassing van de uitzondering op de hoofdregel. Het was zodoende altijd de vraag hoe een dergelijke dienst in zijn totaliteit moest worden gekenmerkt, hetgeen uiteindelijk vaak resulteerde in een algemene dienst. Gelet op de beschreven knelpunten was een ingrijpende wijziging van de plaats van dienstbepalingen noodzakelijk. Uitgangspunt bij de wijzigingen per 1 januari 2010 was dat belastingheffing steeds vaker moest plaatsvinden op basis van het bestemmingslandbeginsel 8, waardoor diensten belastbaar zijn in de lidstaat van verbruik Nieuwe hoofdregel Met de invoering van de nieuwe plaats van dienst-regels per 1 januari 2010 bestaan er feitelijk twee hoofdregels. Eén hoofdregel voor diensten verricht aan belastingplichtige afnemers (B2B), en één voor diensten verricht aan niet-belastingplichtige afnemers (B2C). Op basis van de nieuwe hoofdregel zijn in een B2B-situatie diensten belastbaar in het land van de afnemer. 9 Voor diensten die worden verricht in een B2C-situatie, geldt als hoofdregel dat deze belastbaar zijn in het land waar de dienstverrichter is gevestigd 10. De hoofdregel voor B2B-diensten omvat, behoudens de uitzonderingen, alle B2B-diensten. De hoofdregel heeft daarmee een ruime reikwijdte en sluit zodoende beter aan bij het beginsel dat btw dient te worden geheven daar waar de afnemer is gevestigd. 11 Het uitgangspunt van de wijziging, zijnde heffing op basis van het bestemmingslandbeginsel, is daarmee gerealiseerd. De nieuwe hoofdregel voor B2B-diensten geldt niet alleen voor diensten tussen belastingplichtigen, maar als gevolg van artikel 43 lid 2 van de Btw-richtlijn ook voor diensten aan niet-belastingplichtige rechtspersonen met een btw-identificatienummer. In artikel 43 van de Btw-richtlijn is namelijk geregeld dat niet-belastingplichtige rechtspersonen die beschikken over een btw-identificatienummer, voor de toepassing van de plaats van dienstregels als belastingplichtige hebben te gelden. Dit komt uiteraard de eenvoud en rechtszekerheid voor dienstverleners volledig ten goede Hof, 26 september 1996, J. Dudda, C-327/94, r.o. 21 en Hof, 4 juli 1985, Berkholz, C-168/84, r.o Volgens punt 5 van het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijzing van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM/2003/ Artikel 44 van de Btw-richtlijn. 10 Artikel 45 van de Btw-richtlijn. 11 Zie ook bladzijde 2 van de toelichting van de Europese Commissie bij het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM/2005/ Zie paragraaf 4.3 WFR 2008/279 De nieuwe regels voor de plaats van dienst in de btw, mr. A.J. van Doesum, prof. dr. H.W.M. van Kesteren, mr. dr. G.J. van Norden en mevr. mr. drs. I.H.T. Reiniers. 5

7 2.3. Uitzonderingsbepalingen Vanaf 1 januari 2010 is ook ten aanzien van de nieuwe hoofdregel voor B2B- en B2Cdiensten een aantal uitzonderingen (of bijzondere plaatsbepalingsregels) opgenomen in de Btw-richtlijn. Deze uitzonderingen zijn in het leven geroepen om beter aan te sluiten bij het beginsel dat btw-heffing zoveel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar goederen en diensten worden verbruikt. Gelet op mijn onderzoek in deze verhandeling, behandel ik alleen de uitzonderingsbepaling in verband met culturele, artistieke, sportieve en soortgelijke activiteiten 13. In de volgende hoofdstukken zal ook verder worden ingegaan op deze uitzondering. Diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve en soortgelijke activiteiten Deze uitzondering is feitelijk in twee stappen in de Btw-richtlijn opgenomen. In de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2011 waren diensten en daarmee samenhangende diensten met betrekking tot culturele, sportieve, artistieke, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, alsmede de diensten van de organisatoren van dergelijke activiteiten, belastbaar in het land waar de activiteiten daadwerkelijk plaatsvonden. Daarbij bestond geen verschil of deze diensten werden verricht voor ondernemers of niet-ondernemers. Deze uitzonderingsregel betrof daarmee geen wijziging ten opzichte van de regeling van vóór 1 januari Per 1 januari 2011 is nog enkel het aan ondernemers verlenen van toegang tot culturele, sportieve, artistieke, wetenschappelijke, educatieve-, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangsverlening samenhangende diensten, belastbaar in het land waar die activiteiten plaatsvinden. 15 De bepaling zoals die was opgenomen vóór 1 januari 2011, is voor diensten aan nietondernemers niet gewijzigd. De kwalificerende diensten vinden daarmee plaats in het land waar de betreffende activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden. In de Btw-richtlijn is niet aangeven welke diensten daadwerkelijk kwalificeren als het verlenen van toegang in de zin van artikel 53 van de Btw-richtlijn. Wel is in artikel 32 en 33 van de Uitvoeringsverordening 16 een nadere uitleg gegeven. Volgens artikel 32 lid 1 van de Uitvoeringsverordening dient onder het verlenen van toegang te worden verstaan: 1. (...) diensten die er in essentie in bestaan dat in ruil voor een biljet of tegen betaling, inclusief betaling in de vorm van een abonnement, seizoensticket of periodieke bijdrage, toegang tot een evenement wordt verleend. Vervolgens is in artikel 33 van de Uitvoeringsverordening een toelichting gegeven over wat dient te worden verstaan onder samenhangende diensten zoals opgenomen in artikel 53 van de Btw-richtlijn: 13 Artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. 14 Zie paragraaf 2.1. van de toelichting van de Europese Commissie bij het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM/2005/ Volgens artikel 53 van de Btw-richtlijn. 16 Uitvoeringsverordening van de Raad van 15 maart 2011, houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PbEU 2011, L 77. 6

8 (...) diensten die rechtstreeks met het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen samenhangen en die afzonderlijk onder bezwarende titel worden verstrekt aan degene die het evenement bijwoont. Die samenhangende diensten omvatten met name het gebruik van vestiaires 17 of sanitaire voorzieningen, maar niet louter diensten van tussenpersonen met betrekking tot de verkoop van toegangsbiljetten. Ondanks de uitleg in de Uitvoeringsverordening blijft er onduidelijkheid bestaan over welke prestaties allemaal onder de regeling vallen. Gelet op de gebruikte bewoordingen in artikel 33 van de Uitvoeringsverordening, is de regeling van artikel 53 van de Btw-richtlijn enkel bedoeld voor het bijwonen door bezoekers of toeschouwers van een evenement. Het enkel bijwonen van een evenement kan daarbij worden gezien als het passief deelnemen aan een dergelijk evenement. In hoofdstuk 4 van deze verhandeling zal hierop nader worden ingegaan Tussenconclusie In dit hoofdstuk is de achtergrond en de invulling van de oude en nieuwe regels voor de plaats van dienst bekeken. Met de invoering van de nieuwe regels voor de plaats van dienst per 1 januari 2010 is beoogd het bestemmingslandbeginsel als uitgangspunt te laten gelden bij grensoverschrijdende diensten. Op basis van het bestemmingslandbeginsel dient de btwheffing plaats te vinden in het land waar het verbruik plaatsvindt. Hierdoor zijn per 1 januari 2010 B2B-diensten in principe belastbaar in het land van de afnemer, en zijn B2C-diensten belastbaar in het land van de dienstverrichter. Om ook heffing te creëren ten aanzien van diensten die niet worden verbruikt in het land van de afnemer of dienstverrichter, is een aantal uitzonderingsdiensten gecreëerd. Deze uitzonderingsdiensten kennen hun eigen plaats van dienst-regels. Zo is de dienst van het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen aan een ondernemer belast in de lidstaat waar het evenement plaatsvindt. Het beoogde doel van de nieuwe regels voor de plaats van dienst, zijnde heffing op de plaats van verbruik, is daarmee ook bereikt. 17 Het Van Dale woordenboek geeft hierbij als betekenis: garderobe of klerenbewaarplaats. 7

9 Hoofdstuk 3 Jurisprudentie Hof In dit hoofdstuk worden de meest relevante zaken van het Hof besproken over de plaats van dienst met betrekking tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs- en vermakelijkheidsactiviteiten of soortgelijke activiteiten Jürgen Dudda In deze zaak 18 zijn voor de eerste keer vragen gesteld aan het Hof over de werkingssfeer van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn (thans artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn). De vraag was of diensten van een geluidstechnicus bij de begeleiding van artistieke of recreatieve evenementen aangemerkt moeten worden als artistieke diensten. Artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje bepaalt: In afwijking hiervan is (...) c) de plaats van diensten: in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs- en vermakelijkheidsactiviteiten of soortgelijke activiteiten, met inbegrip van die van de organisatoren van zulke activiteiten, alsmede in voorkomend geval, van daarmee samenhangende diensten (...) de plaats waar die diensten materieel worden verricht; De Duitse ondernemer Dudda verricht in het kader van zijn onderneming geluidstechnische diensten bij de begeleiding van artistieke of recreatieve evenementen. De evenementen waarbij Dudda zijn diensten verricht, vinden grotendeels plaats buiten Duitsland. De diensten van Dudda maken het verloop van het artistieke evenement mogelijk, maar bevatten geen cultureel scheppend element. Volgens de Duitse regering kan het begrip samenhangende diensten in artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn op twee manieren kan worden uitgelegd. Op basis van de eerste uitleg gaat het bij samenhangende diensten om de diensten die enkel samenhangen met de persoon die de hoofddienst verricht (zoals een diskjockey die ook zijn eigen geluidsapparatuur verhuurt aan de organisator). Bij de tweede uitleg gaat het om alle diensten die samenhangen met het voorwerp van de hoofddienst, ongeacht welke persoon deze diensten verricht. Op basis van deze tweede uitleg is de afwijkende plaats van dienst-bepaling ook van toepassing op bijvoorbeeld de ondernemer die enkel geluidsapparatuur ter beschikking stelt aan de organisator. Het Hof begint de beantwoording van de vraag door eerst te kijken of er een rangorde bestaat in artikel 9 van de Zesde richtlijn. Het Hof verwijst daartoe naar de zaak Berkholz 19. In deze zaak heeft het Hof aangegeven dat artikel 9 lid 2 van de Zesde richtlijn een hele reeks specifieke regels geeft, terwijl artikel 9 lid 1 van de Zesde richtlijn een algemene regel stelt. Bij het vaststellen van de werkingssfeer van artikel 9 lid 2 van de Zesde richtlijn dient volgens het Hof te worden gekeken naar het doel van deze bepaling. Het doel blijkt daarbij uit de zevende overweging van de considerans van de Zesde richtlijn, waaruit volgt dat de ratio van deze bepaling ligt in het vermijden van bevoegdheidsconflicten zoals dubbele heffing of nietheffing. Op basis hiervan geeft het Hof aan dat wat de uitlegging van artikel 9 betreft, lid 1 geen voorrang heeft boven lid 2. In elke situatie dient zodoende eerst te worden vastgesteld 18 Hof, 26 september 1996, Jürgen Dudda, C-327/ Hof, 4 juli 1985, Berkholz, C-168/84. 8

10 of de betreffende dienst onder een van de specifieke regels valt, voordat de hoofdregel kan worden toegepast. 20 Met betrekking tot het antwoord op de vraag welke prestaties als samenhangend moet worden beschouwd in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn, oordeelt het Hof dat dit alle noodzakelijke dienstverrichtingen zijn voor de verwezenlijking van de hoofddienst. Daarbij maakt het niet uit welke persoon deze diensten verricht, en hoeft deze persoon niet te beschikken over een bijzonder artistiek niveau. De geluidstechnische diensten verricht door Dudda moeten zodoende worden aangemerkt als een artistieke dienst in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn. Ook in de nieuwe plaats van dienst-bepalingen per 1 januari 2010 zijn er in artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn specifieke regels opgenomen voor artistieke diensten. Deze specifieke regels zijn inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de bepaling van vóór 1 januari Ook onder de nieuwe plaats van dienst-bepalingen moet zodoende eerst bepaald worden of diensten onder één van de specifieke regels vallen, voordat aan de hoofdregel kan worden toegekomen. In het kader van deze verhandeling is de belangrijkste conclusie uit deze zaak dat alle noodzakelijke dienstverrichtingen die nodig zijn om de hoofddienst te kunnen verrichten, kwalificeren als een dienst in de zin van artikel 53 of 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. De noodzakelijke dienstverrichtingen hoeven daarbij op zichzelf geen bepaald cultureel, artistiek, sportief, wetenschappelijk, educatief of vermakelijk niveau te hebben RAL (Channel Islands) Ltd In deze zaak 22 beantwoordt het Hof de vraag of diensten die bestaan uit de exploitatie van speelautomaten door een niet in de EU gevestigde ondernemer, kunnen worden aangemerkt als vermakelijkheidsactiviteiten of soortgelijke activiteiten in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c van de Zesde richtlijn (thans artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn). Een tot het RAL-concern behorende vennootschap genaamd RAL (Channel Islands) Ltd (hierna CI), welke was gevestigd in Guernsey, exploiteerde speelautomaten in het Verenigd Koninkrijk. CI huurde de speelautomaten van een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap, welke eveneens tot het RAL-concern behoorde. CI was van mening dat de exploitatie niet belast was met Engelse btw omdat de plaats van dienst op basis van artikel 9 lid 1 van de Zesde richtlijn in Guernsey was gesitueerd. De Engelse rechter was echter van mening dat er sprake was van een vaste inrichting van CI in het Verenigd Koninkrijk. De Engelse rechter besloot de zaak te schorsen en prejudiciële vragen te stellen aan het Hof over de uitleg van het begrip vaste inrichting in de zin van artikel 9 van de Zesde richtlijn. Volgens het Hof is het hoofddoel van de verrichte activiteiten het vermaken van de gebruikers van speelautomaten. Het feit dat niet vaststaat dat de gebruikers van de automaten geld winnen, is daarbij volgens het Hof het wezenlijke element van het vermaak dat de gebruikers zoeken. Daarbij is niet vereist dat de dienstverrichter zelf de 20 Zie r.o Zie pagina 6 van de Toelichting van de Europese Commissie bij het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM/2005/ Hof, 12 mei 2005, RAL (Channel Islands) Ltd, C-452/03. 9

11 vermakelijkheidsactiviteit verricht. 23 Het ter beschikking stellen van automaten waarmee de dienstverrichter het vermaak van zijn klanten c.q. de gebruiker nastreeft, vormt daarmee ook een vermakelijkheidsactiviteit of soortgelijke activiteit in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c van de Zesde richtlijn. De vaststelling dat dergelijke diensten kwalificeren als een vermakelijkheidsactiviteit, leidt tevens tot een wenselijke oplossing. 24 De btw-heffing zal immers plaatsvinden in de lidstaat waar de afnemers zijn gevestigd. Het Hof geeft uiteindelijk geen antwoord op de vraag van de verwijzende rechter over de uitleg van de uitdrukking vaste inrichting. Volgens het Hof is dat ook niet nodig omdat zij de nationale rechter alleen uitleggegevens dient te verschaffen die nuttig kunnen zijn voor de beslissing in de zaak, ongeacht of de nationale rechter in zijn vragen daarnaar heeft verwezen. 25 Omdat het Hof heeft geoordeeld dat sprake is van een vermakelijkheidsactiviteit, behoeft de vraag over de uitleg van de uitdrukking vaste inrichting zodoende niet meer te worden beantwoord. In het kader van deze verhandeling is de belangrijkste conclusie uit deze zaak dat een dienstverrichter de betreffende activiteit niet zelf hoeft te verrichten om de dienst te kwalificeren als een culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteit Gillan Beach Ltd In deze zaak 26 is de vraag aan het Hof voorgelegd of het totaalpakket van diensten van een organisator van een evenement, verleend aan de exposanten op een beurs of een tentoonstelling, kan worden aangemerkt als diensten in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn (thans artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn). Gillan Beach Ltd (hierna Gillan) heeft in 1993 een tweetal watersportbeurzen georganiseerd in Frankrijk. De exposanten op de beurs ontvangen van Gillan een totaalpakket van diensten, bestaande uit de terbeschikkingstelling van stands, inrichting van de stands, communicatiemiddelen, ontvangst van bezoekers door hostesses, verhuur van ligplaatsen voor de tentoongestelde vaartuigen en de bewaking ervan. Gillan verzocht in Frankrijk om teruggaaf van btw op de gemaakte kosten op basis van de Achtste richtlijn. De Franse belastingdienst weigerde deze teruggaaf omdat volgens haar de prestaties van Gillan in Frankrijk werden verricht. Overigens betekende dit dat Gillan op zich wel recht op aftrek had in Frankrijk, maar diende zij in Frankrijk wel btw af te dragen over haar diensten aan de exposanten. De buitenlandse exposanten dienen op hun beurt de btw op grond van diezelfde Achtste richtlijn weer terug te vragen in Frankrijk. Evenals in de zaak Dudda begint het Hof in deze zaak met een uitleg over het doel van artikel 9 van de Zesde richtlijn. Het doel van artikel 9 is om bevoegdheidsconflicten die tot dubbele belasting kunnen leiden, evenals het niet-belasten van inkomsten te vermijden. 27 Ook specifiek met betrekking tot artikel 9 lid 2 geeft het Hof aan dat het gaat om een conflictregel ter vaststelling van de plaats van dienst en daarmee ook om de 23 Zie ook r.o. 27 van het Hof, 26 september 1996, Jürgen Dudda, C-327/ Zie r.o Zie r.o Hof, 9 maart 2006, Gillan Beach Ltd, C-114/ Hof, 4 juli 1985, Berkholz, C-168/84, r.o. 14; Hof, 26 september 1996, Jürgen Dudda, C-327/94, r.o. 20; Hof, 6 maart 1997, Linthorst, Pouwels en Scheres, C-167/95, r.o. 10, en Hof, 12 mei 2005, RAL (Channel Islands) e.a., C-452/03, r.o

12 heffingsbevoegdheid van lidstaten. 28 Vervolgens wordt, met een verwijzing naar de zaken Berkholz en Dudda, nogmaals aangegeven dat eerst moet worden gekeken of diensten onder één van de specifieke regels vallen, voordat de hoofdregel kan worden toegepast. Met betrekking tot de criteria om tot vaststelling van een dienst in de zin artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn te komen, stelt het Hof wederom vast dat geen bijzonder artistiek of sportief niveau vereist is. 29 Andere gemeenschappelijke kenmerken van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn zijn volgens het Hof 30 : de diensten worden gewoonlijk verricht voor een groot aantal personen (de deelnemers); de plaats waar de diensten materieel worden verricht, is eenvoudig vast te stellen; het complexe karakter van de betrokken diensten; de evenementen vinden plaats op een specifieke locatie; en het gaat om tijdsgebonden evenementen. Omdat een beurs of tentoonstelling gericht is op het verstrekken van verschillende complexe diensten aan een groot aantal personen, en als doel heeft om informatie, goederen of evenementen aan bezoekers te presenteren met een verkoopbevorderend effect, valt een beurs of tentoonstelling onder soortgelijke activiteiten in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c eerste streepje van de Zesde richtlijn, waaronder ook de diensten van een organisator vallen. De dienst verricht door Gillan is zodoende belast op de plaats waar die diensten materieel worden verricht, zijnde Frankrijk. De door het Hof in deze zaak geformuleerde gemeenschappelijke kenmerken zijn elementen aan de hand waarvan in een specifieke situatie kan worden bepaald of diensten kwalificeren als dienst in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten. Deze gemeenschappelijke kenmerken zullen in het kader van deze verhandeling in het volgende hoofdstuk worden uitgewerkt. Het is mij echter niet geheel duidelijk wat het Hof heeft willen zeggen met het gemeenschappelijke kenmerk dat de betrokken diensten zich kenmerken door hun complexe karakter. Gelet op de verschillende prestaties die door Gillan werden verricht (verhuur van de stands, inrichting, communicatiemiddelen, ontvangst van bezoekers door hostesses, verhuur van ligplaatsen en de bewaking ervan) heeft het Hof waarschijnlijk bedoeld te zeggen dat het gaat om samengestelde diensten Kronospan Mielec sp. z o.o. In deze zaak 31 is de vraag aan het Hof voorgelegd of diensten die bestaan uit de uitvoering van onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden op het gebied van leefmilieu en technologie, kunnen worden aangemerkt als diensten verricht door ingenieurs in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel e derde streepje van de Zesde richtlijn (thans artikel 56 eerste lid van de Btw-richtlijn tot 1 januari 2010) dan wel als wetenschappelijke activiteiten in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c derde streepje van de Zesde richtlijn (thans artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn). Artikel 9 lid 2 onderdeel e derde streepje bepaalt: 28 Zie r.o Zie r.o Zie r.o. 23 en Hof, 7 oktober 2010, Kronospan Mielec sp. z o.o., C-222/09. 11

13 e) de plaats van de hieronder vermelde diensten, die worden verleend aan ontvangers die buiten de Gemeenschap zijn gevestigd of aan belastingplichtigen die weliswaar in de Gemeenschap doch buiten het land van de dienstverrichter zijn gevestigd, is de plaats waar de ontvanger de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de dienst is verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats: (...) diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede informatieverwerking en -verschaffing; De in Polen gevestigde ondernemer Kronospan Mielec sp. z o.o. (hierna Kronospan) verrichtte in opdracht van een Cypriotische afnemer natuur- en technisch wetenschappelijke onderzoeken alsmede technische analyses. De diensten bestonden met name uit onderzoeken en metingen van koolstofdioxide, de handel in CO 2 -emissierechten, documentatie van de werkzaamheden en analyses van verontreinigingsbronnen bij het vervaardigen van houtproducten. Kronospan was van mening dat de dienstverlening moest worden aangemerkt als werkzaamheden van ingenieurs en zodoende moest worden belast in het land van de afnemer. De Poolse belastingdienst was echter van mening dat een aantal van de handelingen diensten op wetenschappelijk gebied vormt en zodoende belast is op de plaats waar die diensten materieel worden verricht, zijnde Polen. Het Hof begint in deze zaak met de opmerking dat artikel 9 lid 2 onderdeel e van de Zesde richtlijn geen betrekking heeft op de daarin genoemde beroepen, maar ziet op de diensten verricht door de genoemde beroepen. De genoemde beroepen zijn enkel opgenomen om categorieën van diensten te omschrijven. 32 Aan de hand hiervan dient te worden gekeken of de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden gewoonlijk worden verricht in het kader van het beroep van ingenieur. Diensten verricht door ingenieurs omvatten daarbij als kenmerk dat het niet alleen gaat om de toepassing van reeds verworven kennis en bestaande procedés, maar ook om de verwerving van nieuwe kennis en ontwikkeling van nieuwe procedés om dezelfde of nieuwe problemen op te lossen. Met betrekking tot de werkingssfeer van artikel 9 lid 2 onderdeel c van de Zesde richtlijn merkt het Hof wederom op dat kenmerkend is dat deze diensten worden verricht voor een groot aantal personen. 33 Aangezien Kronospan haar diensten verricht aan slechts één afnemer, kwalificeren deze niet als wetenschappelijke activiteiten in de zin van artikel 9 lid 2 onderdeel c derde streepje van de Zesde richtlijn. De diensten van Kronospan worden zodoende aangemerkt als diensten verricht door ingenieurs in de zin van artikel 9, lid 2, sub e, van de Zesde richtlijn. In het kader van deze verhandeling is de belangrijkste conclusie uit deze zaak dat artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn betrekking hebben op diensten die worden verricht ten behoeve van een groot aantal personen. Het gaat daarbij om alle personen die, in diverse hoedanigheden, deelnemen aan culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen. 32 Zie in dit kader Hof, 16 september 1997, von Hoffmann, C-145/96, r.o Zie in dit kader Hof, 9 maart 2006, Gillan Beach Ltd, C-114/05, r.o

14 3.5. Inter-Mark Group Tot slot is in het kader van deze verhandeling nog de Poolse zaak Inter-Mark 34 van belang. In deze zaak is de vraag aan het Hof voorgelegd of diensten, bestaande uit het tijdelijk ter beschikking stellen van beursstand, moet worden aangemerkt als een dienst die samenhangt met de organisatie van een culturele activiteit in de zin van artikel 52 onderdeel a van de Btw-richtlijn (thans artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn), dan wel als een dienst op het gebied van reclame als bedoeld in artikel 56 lid 1 onderdeel b van de Btw-richtlijn (thans artikel 59 onderdeel b van de Btw-richtlijn). Artikel 56 lid 1 onderdeel b bepaalt: 1) De plaats van de volgende diensten die worden verricht voor afnemers die buiten de Gemeenschap zijn gevestigd of voor belastingplichtigen die weliswaar in de Gemeenschap doch buiten het land van de dienstverrichter zijn gevestigd, is de plaats waar de afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de dienst is verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats: ( ) b) diensten op het gebied van de reclame; Inter-Mark is een Poolse standbouwer die in opdracht beursstands maakt en deze tijdelijk ter beschikking stelt aan haar afnemers. Inter-Mark zorgt tevens voor het vervoer en de montage van deze beursstands. De afnemers betalen voor de deelname aan een evenement een aparte vergoeding aan de organisator. Het Hof begint haar beantwoording met een verwijzing naar de zaak Commissie/Frankrijk 35. In deze zaak is uitleg gegeven over de vraag wanneer sprake is van een dienst op het gebied van reclame in de zin van artikel 56 lid 1 onderdeel b van de Btw-richtlijn. Volgens het Hof is sprake van reclame wanneer een promotieactiviteit erop is gericht een boodschap over te brengen op het publiek teneinde dit in te lichten over het bestaan of de kwaliteiten van een product of dienst. Dit met als doel om de verkoop van dit product of deze dienst te doen toenemen. Daarbij kwalificeren ook de verrichtingen die een onlosmakelijk deel vormen van een reclamecampagne, als een reclamedienst. Als onlosmakelijk dienen daarbij te worden verstaan de middelen die voor een bepaalde reclame worden gebruikt. 36 Op basis van deze uitleg moet de verhuur van een beursstand worden aangemerkt als een reclamedienst, indien de stand wordt gebruikt voor het doorgeven van een boodschap om de verkoop te doen toenemen. Ook is sprake van een reclamedienst wanneer de beursstand het middel is voor het doorgeven van een boodschap die het publiek inlicht over het bestaan c.q. de kwaliteit van de producten of wordt gebruikt voor de organisatie van promotieactiviteiten. Wanneer geen sprake is van een reclamedienst (bijvoorbeeld omdat de stand wordt gebruikt voor een tentoonstelling) moet worden vastgesteld of er sprake is van een dienst die samenhangt met de organisatie van een culturele activiteit in de zin van artikel 52 onderdeel a van de Btw-richtlijn. Een dergelijke dienst kenmerkt zich doordat deze tijdsgebonden is en doordat de plaats waar deze wordt verricht, eenvoudig is vast te stellen. Gelet hierop kwalificeert de verhuur van een stand voor een specifieke beurs of expositie op een specifieke locatie als een samenhangende dienst. Door het gebruik van de term specifiek 34 Hof, 27 oktober 2011, Inter-Mark Group sp. z o.o. sp. komandytowa, C-530/ Hof, 17 november 1993, Commissie/Frankrijk, C-68/92, r.o Hof, 17 november 1993, Commissie/Frankrijk, C-68/92, r.o

15 wordt voorkomen dat de vergoeding voor de verhuur van een stand, die in verschillende landen en voor verschillende evenementen wordt gebruikt, moet worden gesplitst al naar gelang het gebruik van de stand voor de verschillende evenementen. Indien de verhuur ook niet kan worden aangemerkt als een dienst die samenhangt met de organisatie van een culturele activiteit, omdat er geen sprake is van een specifieke beurs of specifieke locatie, is de dienst te kwalificeren als de verhuur van roerende lichamelijke zaken in de zin van artikel 56 lid 1 onderdeel g van de Btw-richtlijn. In het kader van deze verhandeling is de belangrijkste conclusie uit deze zaak dat artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn betrekking hebben op diensten die zich kenmerken doordat ze tijdsgebonden zijn en doordat de plaats waar ze worden verricht, eenvoudig is vast te stellen. Tevens kwalificeren alleen diensten die voor een specifieke activiteit op een specifieke locatie worden verbruikt, als een dienst in de zin van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btwrichtlijn Tussenconclusie In dit hoofdstuk is de jurisprudentie van het Hof besproken waarbij is ingegaan op de vraag of diensten kunnen kwalificeren als een dienst in de zin van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btwrichtlijn. Wat hierbij voornamelijk opvalt, is dat het Hof in de loop der jaren een aantal gemeenschappelijke kenmerken heeft vastgesteld van de diensten die verband houden met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten. Deze gemeenschappelijke kenmerken zijn: De dienst wordt verricht voor een groot aantal deelnemers of bezoekers. De plaats waar de diensten worden verricht, is eenvoudig vast te stellen. De diensten worden verbruikt voor een specifieke activiteit op een specifieke locatie. Het evenement is tijdsgebonden. Er is geen bijzonder cultureel, artistiek, sportief, wetenschappelijk, educatief of vermakelijk niveau vereist. De dienstverrichter hoeft de betreffende activiteit niet zelf te verrichten. De betrokken diensten kenmerken zich door hun complexe karakter. Wat verder opvalt, is het kenmerkende element dat de diensten worden verbruikt voor een specifieke activiteit op een specifieke locatie. Dit element heeft het Hof geformuleerd om te voorkomen dat de bepaling van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn onuitvoerbaar wordt. Immers zonder dit element zou de vergoeding voor diensten die worden verbruik voor verschillende activiteiten in verschillende EU-lidstaten, gesplitst moeten worden. Deze splitsing zou een juiste btw-heffing in gevaar brengen. Dit element is voor de praktijk uiteraard prima bruikbaar, maar wel rijst de vraag of dit element ook kan worden gebruikt voor andere dienstverlening waarbij dezelfde mogelijke onuitvoerbaarheid speelt. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld personenvervoersdiensten in de zin van artikel 48 van de Btw-richtlijn. Deze diensten zijn immers ook belast in verschillende lidstaten wanneer er sprake is van grensoverschrijdend personenvervoer, waardoor het gevaar van een onjuiste btw-heffing ook in dit geval kan optreden. Gelet op de gebruikte woorden zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden in artikel 48 van de Btw-richtlijn, ben ik echter van mening dat dit artikel niet alleen van toepassing is op niet-grensoverschrijdend personenvervoer. 14

16 Hoofdstuk 4 Gemeenschappelijke kenmerken In dit hoofdstuk zullen de gemeenschappelijke kenmerken uit de in het vorige hoofdstuk behandelde zaken van het Hof worden uiteengezet en toegepast op de in deze verhandeling voorliggende vraag of inschrijfgeld dat deelnemers betalen om deel te mogen nemen, kwalificeert als een dienst in verband met een sportief evenement Uniforme uitlegging Zoals onder andere advocaat-generaal Bot in de zaak Inter-Mark 37 en advocaat-generaal Fennelly in de zaak Dudda 38 hebben aangegeven, beschikken lidstaten niet over de bevoegdheid om de definitie van de diverse categorieën van diensten die worden genoemd in artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn, zelf in te vullen. Zelfstandige invulling door lidstaten zou immers leiden tot verschil in uitleg tussen lidstaten, hetgeen conflictsituaties tot gevolg heeft. De verschillende begrippen gebruikt in artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn, moeten zodoende uniform door lidstaten worden uitgelegd. Om tot deze uniforme uitleg te komen, dient te worden gekeken naar het doel en de context van de bepaling. In de meeste zaken begint het Hof met de opmerking dat het algemene doel van de bepalingen met betrekking tot de plaats van dienst is om bevoegdheidsconflicten welke tot dubbele belasting kunnen leiden, te voorkomen en het niet-belasten van inkomsten te vermijden. Op basis van deze vaststelling heeft de hoofdregel bij de plaats van dienstbepalingen (artikel 44 en 45 van de Btw-richtlijn) geen voorrang op de uitzonderingsregels van artikel 46 e.v. van de Btw-richtlijn. Eerst moet zodoende worden getoetst of één van de uitzonderingsregels van toepassing is en zo niet, dan kan worden teruggevallen op de hoofdregel. Ondanks het feit dat artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn tekstueel verschillen van de bepaling van vóór 1 januari 2010, ligt inhoudelijk hetzelfde doel aan deze bepalingen ten grondslag. 39 De gemeenschapswetgever wil namelijk dat de diensten belast zijn in de lidstaat waarin dergelijke diensten worden verricht. Het uiteindelijke doel van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn is dan ook dat btw-heffing dient plaats te vinden in de lidstaat waar de diensten materieel worden verricht en verbruikt, ongeacht waar de dienstverrichter is gevestigd Bespreking onderzoeksvraag In deze verhandeling staat de vraag centraal of inschrijfgeld dat deelnemers betalen om deel te mogen nemen aan een sportief evenement, kwalificeert als een dienst in de zin van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. Allereerst dient de definitie van inschrijfgeld te worden bepaald. Het Van Dale woordenboek geeft daarbij als omschrijving het voor inschrijving verschuldigde bedrag. Wikipedia geeft als omschrijving inschrijfgeld is het bedrag dat moet worden betaald om te mogen deelnemen aan: 37 Conclusie Advocaat-Generaal Y. Bot van 13 januari 2011 bij Inter-Mark Group sp. z o.o., sp. komandytowa w Poznaniu, C-530/09, punt Conclusie Advocaat-Generaal N. Fennelly van 25 april 1996 bij Jürgen Dudda, C-327/94, punt Zie ook Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijzing van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM/2003/0822, waaruit blijkt dat geen inhoudelijke wijziging van de regelgeving op dit punt is beoogd. 15

17 een competitie, zoals een sportwedstrijd (dan soms ook startgeld genoemd), een wandelzoektocht, een play-back, een kaarttoernooi,... een opleiding of cursus, zoals een taalcursus, een dansopleiding,... (dan soms ook studiegeld genoemd). Doorgaans betaalt men bij de aanvang slechts een gedeelte van het volledige bedrag, en wordt de volledige som in de loop van het schooljaar betaald. Om de opleiding af te maken, wordt soms nog een extra "examengeld" gevraagd, naast een vergoeding voor de gebruikte leermiddelen. In het hoger onderwijs wordt het collegegeld genoemd. Gelet op bovenstaande omschrijvingen is de algemene definitie van het begrip inschrijfgeld: het bedrag dat een deelnemer moet betalen om deel te kunnen nemen aan een sportief of educatief evenement. Inschrijfgeld is zodoende alleen van toepassing bij sportieve en educatieve evenementen waaraan deelnemers actief deelnemen. Bij culturele, artistieke, wetenschappelijke en vermakelijkheidsevenementen is immers geen sprake van een actieve deelname door de bezoekers van het evenement. Tevens betalen bezoekers van een dergelijk evenement entree om toegang te krijgen, en zijn ze geen inschrijfgeld verschuldigd. Met de vaststelling dat inschrijfgeld alleen van toepassing is bij sportieve en educatieve evenementen, moet vervolgens worden bepaald of deze twee typen evenementen hetzelfde moeten worden behandeld met betrekking tot de vaststelling van de plaats van dienst. Gelet op het doel van de betaling van inschrijfgeld, is dit naar mijn mening niet het geval. Inschrijfgeld voor een educatief evenement is immers bedoeld om een opleiding of cursus enkel bij te mogen wonen. Terwijl inschrijfgeld voor een sportief evenement is bedoeld om de sporter zelf actief deel te laten nemen aan het evenement. Gelet op de huidige bepaling van artikel 53 van de Btw-richtlijn, is enkel nog het verlenen van toegang aan ondernemers belast in de lidstaat waar het evenement daadwerkelijk plaatsvindt. In artikel 32 lid 1 en 33 van de Uitvoeringsverordening is het begrip verlenen van toegang nader uitgewerkt. Volgens artikel 32 lid 1 van de Uitvoeringsverordening is er sprake van het verlenen van toegang, wanneer voor een biljet of tegen betaling toegang wordt verkregen tot een evenement. Volgens artikel 33 van de Uitvoeringsverordening heeft het verlenen van toegang enkel betrekking op het bijwonen van een evenement door bezoekers of toeschouwers. De richtlijnwetgever heeft naar mijn mening zodoende enkel voor ogen gehad om het passief deelnemen aan een evenement, als bezoeker of toeschouwer, te kwalificeren als een dienst in verband met deze bepaling. Omdat de bezoeker van een educatief evenement door de betaling van inschrijfgeld enkel toegang verkrijgt, kwalificeert het inschrijfgeld voor een educatief evenement als een dienst in de zin artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. De dienst van het verlenen van toegang tot een educatief evenement is zodoende belast in de lidstaat waar het evenement plaatsvindt. Het inschrijfgeld dat een sporter betaalt om zelf actief deel te nemen aan een sportief evenement, kwalificeert niet als het verlenen van toegang in de zin van artikel 53 van de Btw-richtlijn. De sporter betaalt het inschrijfgeld immers niet om het sportieve evenement enkel bij te wonen als bezoeker of toeschouwer. De vraag die zodoende nog resteert, is of het inschrijfgeld dat sporters - die niet kwalificeren als ondernemer voor de btw - betalen om deel te kunnen nemen aan een sportief evenement, onder het toepassingsbereik van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn valt. Om op deze vraag antwoord te kunnen geven, moet de dienst van het verlenen van toegang tot het sportieve evenement (tegen betaling van inschrijfgeld) worden getoetst aan de in het vorige hoofdstuk geformuleerde gemeenschappelijke kenmerken. De gemeenschappelijke kenmerken zijn: 16

18 De dienst wordt verricht voor een groot aantal deelnemers of bezoekers. De plaats waar de diensten worden verricht, is eenvoudig vast te stellen. De diensten worden verbruikt voor een specifieke activiteit op een specifieke locatie. Het evenement is tijdsgebonden. Er is geen bijzonder cultureel, artistiek, sportief, wetenschappelijk, educatief of vermakelijk niveau vereist. De dienstverrichter hoeft de betreffende activiteit niet zelf te verrichten. De betrokken diensten kenmerken zich door hun complexe karakter Toetsing gemeenschappelijke kenmerken Het eerste gemeenschappelijke kenmerk is dat de dienst van het verlenen van toegang wordt verricht aan een groot aantal deelnemers. Indien voor een sportief evenement inschrijfgeld moet worden betaald, zal iedere deelnemer dit moeten betalen om daadwerkelijk deel te kunnen nemen aan het evenement. Er zijn uiteraard gevallen denkbaar dat deelnemers geen inschrijfgeld hoeven te betalen (bijvoorbeeld wanneer een sponsor een gratis deelname ontvangt), maar de grootste groep deelnemers zal doorgaans inschrijfgeld moeten betalen. De dienst van het verlenen van toegang wordt daarmee verricht aan een groot aantal deelnemers. Tweede gemeenschappelijke kenmerk is dat de plaats waar de dienst van het verlenen van toegang wordt verricht, eenvoudig kan worden vastgesteld. Een sportief evenement kenmerkt zich doordat deze op één specifieke locatie of in een bepaalde omgeving plaatsvindt. De omgeving waar de sporter hun sportieve prestatie verrichten, zal daarbij in de meeste gevallen ook duidelijk herkenbaar zijn aangegeven. De plaats waar de dienst van het verlenen van toegang tot het sportieve evenement wordt verricht, is zodoende eenvoudig vast te stellen. Derde gemeenschappelijke kenmerk is dat de dienst van het verlenen van toegang wordt verbruikt voor een specifieke activiteit op een specifieke locatie. Door de betaling van inschrijfgeld verkrijgt de sporter enkel toegang tot het sportieve evenement. De dienst van het verlenen van toegang tegen betaling van inschrijfgeld wordt daarmee verbruikt voor een specifieke activiteit. Of de dienst wordt verbruikt op een specifieke locatie, is niet in zijn algemeenheid te zeggen en moet per sportief evenement worden beoordeeld. Een evenement dat immers op één locatie plaatsvindt (zoals een tenniswedstrijd of een dressuurwedstrijd) voldoet wel aan dit kenmerk, maar een evenement dat op verschillende locaties plaatsvindt (zoals de Tour de France of de European Tour voor golfers) voldoet niet aan dit kenmerk. Vierde gemeenschappelijke kenmerk is dat het evenement een tijdsgebonden karakter dient te hebben. Kenmerkend voor een sportief evenement is dat vooraf duidelijk is hoelang het evenement zal duren. De tijdsduur kan daarbij afhankelijk zijn van het soort sportief evenement. Een pokertoernooi zal immers langer duren dan een dressuurwedstrijd. Ook kan de tijdsduur per sporter verschillen. Sporters kunnen immers in de eerste ronde van een evenement worden uitgeschakeld of juist de finale bereiken. Vijfde gemeenschappelijke kenmerk is dat geen bijzonder sportief niveau is vereist. Omdat geen bijzonder sportief niveau is vereist, wordt ook aan dit kenmerk voldaan indien amateurs deelnemen aan een evenement. Er zijn echter sportieve evenementen denkbaar waaraan ook amateurs niet mogen deelnemen, indien zij niet beschikken over een bepaald niveau of diploma (zoals een vaarbewijs verplicht is om deel te mogen nemen aan zeilwedstrijden of een racelicentie om deel te nemen aan een autorace). Of aan dit kenmerk wordt voldaan, is 17

19 zodoende afhankelijk van de eisen die worden gesteld om deel te mogen nemen aan het sportieve evenement. Zesde gemeenschappelijke kenmerk is dat de dienstverrichter, zijnde de organisator van het evenement welke de toegang verleent, niet zelf de sportieve prestatie hoeft te verrichten. In het geval van een sportief evenement verrichten de sporters de sportieve prestatie. Ondanks dat de organisator niet zelf de sportieve prestatie verricht, wordt toch aan dit kenmerk voldaan. Zevende gemeenschappelijke kenmerk is dat de dienst van het verlenen van toegang zich dient te kenmerken door zijn complexe karakter. Zoals in het vorige hoofdstuk reeds werd aangegeven, heeft het Hof met dit kenmerk waarschijnlijk bedoeld dat het daarbij moet gaan om een samengestelde dienst. De vraag is zodoende of het toegang verlenen bestaat uit meerdere diensten. Dit lijkt mij wel het geval te zijn. Sporters mogen immers niet alleen deelnemen aan het sportieve evenement, maar krijgen ook facilitaire diensten ter beschikking gesteld (zoals kleedruimtes en douches). Ook stelt de organisator goederen ter beschikking om de sportieve prestatie uit te kunnen oefenen (zoals een bal en een scheidsrechter bij een voetbalwedstrijd of een inrijbak en hindernissen bij een springconcours). De dienst van het verlenen van toegang tot een sportief evenement kenmerkt zich zodoende door zijn complexe karakter Tussenconclusie Inschrijfgeld kan worden omschreven als het bedrag dat een deelnemer moet betalen om deel te kunnen nemen aan een sportief of educatief evenement. Omdat het doel van de betaling van inschrijfgeld voor dergelijke evenementen verschilt, dienen beide evenementen afzonderlijk bekeken te worden voor de vaststelling van de plaats van dienst. Inschrijfgeld voor een educatief evenement heeft immers als doel om een opleiding of cursus bij te mogen wonen. Het doel van inschrijfgeld voor een sportief evenement is echter dat de sporter zelf actief mag deelnemen aan het evenement. Gelet op de nadere uitwerking van het begrip verlenen van toegang in de Uitvoeringsverordening, heeft dit begrip enkel betrekking op het bijwonen van een evenement door bezoekers of toeschouwers. Het inschrijfgeld dat bezoekers van een educatief evenement betalen om toegang te verkrijgen tot een dergelijk evenement, kwalificeert daarmee als een dienst in de zin van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. De dienst is zodoende belast in de lidstaat waar het evenement daadwerkelijk plaatsvindt. Een buitenlandse dienstverlener die in Nederland een educatief evenement organiseert, is zodoende Nederlandse btw verschuldigd over het ontvangen inschrijfgeld en dient zich hier voor btw-doeleinden te registreren. Deze vaststelling sluit daarmee aan bij het uiteindelijke doel van artikel 53 en 54 lid 1 van de Btw-richtlijn, zijnde btw-heffing in de lidstaat waar de diensten materieel worden verricht en verbruikt. Het inschrijfgeld dat een sporter betaalt om zelf actief deel te nemen aan een sportief evenement, kwalificeert niet als het verlenen van toegang in de zin van artikel 53 van de Btw-richtlijn. De sporter betaalt het inschrijfgeld immers niet om het sportieve evenement enkel bij te wonen als bezoeker of toeschouwer. Gelet op de ruimere omschrijving van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn ten opzichte van artikel 53 van de Btw-richtlijn (artikel 53 heeft immers alleen betrekking op de dienst van het verlenen van toegang, terwijl artikel 54 lid 1 deze beperking niet heeft), dient aan de hand van de door het Hof geformuleerde gemeenschappelijke kenmerken te worden getoetst of inschrijfgeld betaald door een sporter die niet kwalificeert als ondernemer, wel onder het toepassingsbereik van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn kan vallen. 18

20 Na toetsing van de gemeenschappelijke kenmerken kan niet worden gesteld dat ieder sportief evenement voldoet aan alle kenmerken. Per evenement dient eerst te worden vastgesteld of het plaatsvindt op één of meerdere locaties en of er speciale eisen worden gesteld aan de sporters om deel te mogen nemen aan het sportieve evenement. Indien een evenement plaatsvindt op één locatie en er geen speciale eisen worden gesteld aan de deelname, wordt voldaan aan de gemeenschappelijke kenmerken. Het inschrijfgeld kwalificeert dan als een dienst in de zin van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn en is daarmee belast in de lidstaat waar het sportieve evenement daadwerkelijk plaatsvindt. Indien een sportief evenement op meerdere locaties plaatsvindt of indien er speciale eisen worden gesteld aan de deelname, wordt niet voldaan aan de gemeenschappelijke kenmerken. Het inschrijfgeld kwalificeert in dat geval niet als een dienst in de zin van artikel 54 lid 1 van de Btw-richtlijn. De dienst moet in dat geval worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 45 van de Btw-richtlijn en is daarmee belast in de lidstaat waar de dienstverrichter, zijnde de organisator van het sportieve evenement, is gevestigd. 19

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

Plaats van dienst en nieuwe teruggaafprocedure buitenlandse Omzetbelasting per 1 januari 2010

Plaats van dienst en nieuwe teruggaafprocedure buitenlandse Omzetbelasting per 1 januari 2010 Plaats van dienst en nieuwe teruggaafprocedure buitenlandse Omzetbelasting per 1 januari 2010 Onlangs is een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Omzetbelasting 1968 aangenomen. De wijzigingen zien

Nadere informatie

Wijziging regels plaats van dienst/ procedure teruggaafverzoeken per 2010. Onderwerp: EU BTW pakket per 1 januari 2010. Bestemd voor: alle ondernemers

Wijziging regels plaats van dienst/ procedure teruggaafverzoeken per 2010. Onderwerp: EU BTW pakket per 1 januari 2010. Bestemd voor: alle ondernemers Wijziging regels plaats van dienst/ procedure teruggaafverzoeken per 2010 Onderwerp: EU BTW pakket per 1 januari 2010 Doel: informeren Bestemd voor: alle ondernemers 1 Inleiding Per 1 januari 2010 zal

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Nieuwe btw-regels op het gebied van Plaats van diensten per 1 januari 2010

Nieuwe btw-regels op het gebied van Plaats van diensten per 1 januari 2010 Nieuwe btw-regels op het gebied van Plaats van diensten per 1 januari 2010 Commissie interne accountants en belastingconsulenten Deze bijdrage is bedoeld om een kort en praktisch overzicht te geven van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 "

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 COMMISSIE / FRANKRIJK ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 " In zaak C-68/92, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur T. F. Cusack en E. Buissart, lid van

Nadere informatie

61995J0167. Trefwoorden. Samenvatting. Downloaded via the EU tax law app / web

61995J0167. Trefwoorden. Samenvatting. Downloaded via the EU tax law app / web Downloaded via the EU tax law app / web @import url(./../../../../css/generic.css); EUR-Lex - 61995J0167 - NL Avis juridique important 61995J0167 Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 6 maart 1997. - Maatschap

Nadere informatie

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS)

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) ConseilUE RAADVAN DEEUROPESEUNIE Brusel,26juni2003(02.07) PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) LIMITE FISC108 ENER207 NOTA van: aan: d.d.: Betreft: hetitaliaansevoorziterschap degroepbelastingvraagstukken

Nadere informatie

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1. Belasting over de toegevoegde waarde Wijzigingen betreffende de plaats van diensten en samenhangende verplichtingen vanaf 1 januari 2010 Niet-belastingplichtige rechtspersonen met een btw-identificatienummer

Nadere informatie

BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor!

BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor! 1/ 5 BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor! Vanaf 1 januari 2010 gelden nieuwe btw-regels. Hoofdregel is dat een dienst belast is in het land van de afnemer. Gevolg hiervan is

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 * ARREST VAN 16. 9.1997 ZAAK C-145/96 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 * In zaak C-145/96, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Finanzgericht Rheinland-Pfalz,

Nadere informatie

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1. Belasting over de toegevoegde waarde Wijzigingen betreffende de plaats van diensten en samenhangende verplichtingen vanaf 1 januari 2010 Belastingplichtige die enkel vrijgestelde handelingen verricht waarvoor

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE PUBLIC FISC 87 ENER 164 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * HEGER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * In zaak C-166/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * 1. Het onderhavige prejudiciële verzoek betreft het recht op teruggaaf van BTW krachtens artikel 17 van de Zesde

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor! Vanaf 1 januari 2010 gelden nieuwe BTW-regels. Hoofdregel is dat een dienst belast is in het land van de afnemer. Gevolg hiervan

Nadere informatie

mr. T. (Ton) Verveer 4/15/2010

mr. T. (Ton) Verveer 4/15/2010 Btw en transport per 1 januari 2010 mr. C.F.C. C (Frank) Resseler mr. T. (Ton) Verveer 1 Btw in perspectief Btw en transport INHOUD Btw en met transport samenhangende diensten Bemiddeling Verhuur vrachtwagens

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Lijst van afkortingen / XIII. Inleiding / XV

INHOUDSOPGAVE. Lijst van afkortingen / XIII. Inleiding / XV INHOUDSOPGAVE Lijst van afkortingen / XIII Inleiding / XV HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen / 1 1.1 Systematiek in de btw / 1 HOOFDSTUK 2 Welke landen maken deel uit van de

Nadere informatie

11558/02 jv 1 DG G I

11558/02 jv 1 DG G I RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 augustus 2002 (28.08) (OR. fr) 11558/02 FISC 216 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Sylvain BISARRE, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

Nadere informatie

Nieuwsbrief 2009-10 Nieuwe BTW-regels vanaf 01/01/2010 : wijziging inzake de plaats van diensten

Nieuwsbrief 2009-10 Nieuwe BTW-regels vanaf 01/01/2010 : wijziging inzake de plaats van diensten Nieuwsbrief 2009-10 Nieuwe BTW-regels vanaf 01/01/2010 : wijziging inzake de plaats van diensten 1. Principe Vanaf 1 januari 2010 wijzigen de regels inzake plaatsbepaling bij grensoverschrijdende diensten

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 02.05.2001 COM(2001) 238 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD houdende machtiging van het Koninkrijk Spanje tot het toepassen van een maatregel

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 IMPLEMENTATIE RICHTLIJN 2008/8/EG

HOOFDSTUK 1 IMPLEMENTATIE RICHTLIJN 2008/8/EG HOOFDSTUK 1 IMPLEMENTATIE RICHTLIJN 2008/8/EG 1.1 Wijziging Wet op de omzetbelasting 1968 wat betreft de plaats van een dienst per 1 januari 2010 A Richtlijntekst A.1. V-N 2009/19.2. Richtlijn 2008/8/EG

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde / 19

Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde / 19 INHOUD Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde / 19 Inleiding / 19 Titel I Voorwerp en toepassingsgebied / 30 Titel II Geografisch toepassingsgebied

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Bijlage bij VNO-NCW-brief d.d. 8 mei 2009, nr. 09/10.847/K over wetsvoorstel Implementatie richtlijnen BTW-pakket (wetsvoorstel 31 907)

Bijlage bij VNO-NCW-brief d.d. 8 mei 2009, nr. 09/10.847/K over wetsvoorstel Implementatie richtlijnen BTW-pakket (wetsvoorstel 31 907) Bijlage bij VNO-NCW-brief d.d. 8 mei 2009, nr. 09/10.847/K over wetsvoorstel Implementatie richtlijnen BTW-pakket (wetsvoorstel 31 907) Lijst met per wetsartikel geformuleerde vragen en opmerkingen Artikel

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1. Belasting over de toegevoegde waarde Wijzigingen betreffende de plaats van diensten en samenhangende verplichtingen vanaf 1 januari 2010 Landbouwondernemingen die onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen

Nadere informatie

Niet-nakoming Btw Dienstverrichting Executeur Plaats van uitvoering van dienst Zesde richtlijn Artikel 9, lid 1 Artikel 9, leden 1 en 2, sub e

Niet-nakoming Btw Dienstverrichting Executeur Plaats van uitvoering van dienst Zesde richtlijn Artikel 9, lid 1 Artikel 9, leden 1 en 2, sub e Downloaded via the EU tax law app / web CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL Y. BOT van 13 september 2007 (1) Zaak C?401/06 Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland Niet-nakoming

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.12.2006 COM(2006) 802 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 * LEVOB VERZEKERINGEN EN OV BANK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 * In zaak C-41/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/07/2019

Datum van inontvangstneming : 22/07/2019 Datum van inontvangstneming : 22/07/2019 Samenvatting C-459/19 1 Zaak C-459/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.1.2004 COM(2004) 853 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Spanje wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van

Nadere informatie

Inhoud Hoofdstuk 1 BTW-belastingplicht Hoofdstuk 2 Maatstaf van heffing, belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid

Inhoud Hoofdstuk 1 BTW-belastingplicht Hoofdstuk 2 Maatstaf van heffing, belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid Inhoud Inhoud Hoofdstuk 1 BTW-belastingplicht... 11 1. Definitie van de belastingplichtige... 12 2. Gevolgen van de belastingplicht... 12 3. Recht van de belastingplichtige... 13 4. Verplichtingen van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * ARO LEASE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * In zaak C-190/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Gerechtshof te Amsterdam, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Memorie van toelichting. I. Algemeen

Memorie van toelichting. I. Algemeen Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige De vaste inrichting met betrekking tot de plaats van dienst regelgeving in de btw Door: Eva Florence Jeanette Dreijer MSc 2011/ 2012

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 44/11 RICHTLIJNEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 44/11 RICHTLIJNEN 20.2.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 44/11 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2008/8/EG VAN DE RAAD van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst DE RAAD

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 7 mei 2009 Betreft:

Nadere informatie

Hoe een btw- vraagstuk oplossen?

Hoe een btw- vraagstuk oplossen? Woord vooraf Hoe een btw- vraagstuk oplossen? Bij het correct oplossen van een btw- vraagstuk in het kader van het zaken doen met het buitenland volgt men best volgend stappenplan dat stap voor stap tot

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.7.2004 COM(2004) 468 definitief 2003/0091 (CNS) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) Btw Richtlijn 2006/112/EG Artikelen 306-310 Bijzondere regeling voor reisbureaus Vervoerdienst die door reisbureau handelend in eigen naam wordt verricht

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

Definitie(s) van de term vaste inrichting

Definitie(s) van de term vaste inrichting Definitie(s) van de term vaste inrichting EEN VERRUIMING IN DE HERSCHIKTE UITVOERINGSVERORDENING? IS DIT WENSELIJK? Masterthesis Fiscale Economie Naam Adres Marjolein van den Berg LLM Picushof 192, 5613

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 887 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de in beginsel tijdelijke invoering van een omzetbelastingregeling voor elektronische

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.9.2018 COM(2018) 652 final 2018/0334 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B Raad van de Europese Unie Brussel, 26 november 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0251 (CNS) 12848/1/18 REV 1 FISC 397 ECOFIN 881 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 234 28 887 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de in beginsel tijdelijke invoering van een omzetbelastingregeling

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan

Nadere informatie

De juridische nieuwslijn Lexalert informeert u gratis en per over de juridische actualiteit. Schrijf gratis in via

De juridische nieuwslijn Lexalert informeert u gratis en per  over de juridische actualiteit. Schrijf gratis in via ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 17 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Btw-groep Interne facturering voor

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 december 2012 (OR. en) 17603/12 FISC 194

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 december 2012 (OR. en) 17603/12 FISC 194 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 december 2012 (OR. en) 17603/12 FISC 194 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen:

Nadere informatie

BTW-wijzigingen vanaf 1 januari 2010 VAT-PACKAGE

BTW-wijzigingen vanaf 1 januari 2010 VAT-PACKAGE BTW-wijzigingen vanaf 1 januari 2010 VAT-PACKAGE Boekhoudkantoor Marien BVBA Boekhouding & Fiscaliteit Tel: 03/489.11.46 Fax: 03.489.29.41 info@boekhoudkantoormarien.be www.boekhoudkantoormarien.be Waarover

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE Brussel, 11 september 2018 KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN EU-REGELS OP HET GEBIED VAN DE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Vertaling C-699/15-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-699/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing 24 december 2015 Court of Appeal (England and

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.11.2017 COM(2017) 659 final 2017/0296 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te

Nadere informatie

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Vanaf 1 januari 2019 gelden nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen. De nieuwe regels volgen uit de Europese

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD >r >r COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 30.1.2004 COM(2004) 53 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Italië wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 546 Wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD tot

Nadere informatie

NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP de Groep belastingvraagstukken Indirecte belasting (BTW) Betreft: BTW - Plaats van levering van gas en elektriciteit

NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP de Groep belastingvraagstukken Indirecte belasting (BTW) Betreft: BTW - Plaats van levering van gas en elektriciteit Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 januari 2003 (31.01) (OR. en) PUBLIC 5731/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 10 ENER 23 NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP aan: de Groep

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * In zaak C-136/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Conseil d'état

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * ARREST VAN 2.5.1996 ZAAK C-231/94 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * In zaak C-231/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

BIJLAGE BIJLAGE VIII

BIJLAGE BIJLAGE VIII EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.3.2014 COM(2014) 148 final ANNEX 8 BIJLAGE BIJLAGE VIII Associatie-overeenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds,

Nadere informatie

2014 -- Omzetbelasting -- Deel 2

2014 -- Omzetbelasting -- Deel 2 Omzetbelasting week 3 programma Ondernemer en fiscale eenheid Uitbreiding begrippen levering en dienst Afstandsverkopen Gemengde prestaties Afwijkende plaats van dienst 1 Ondernemer 1 van 2 Artikel 7 1.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 5 april 2005 Betreft: Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Bondsrepubliek

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 29 augustus 2005 Betreft: Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * ARKEST VAN 27.10.1993 ZAAK C-281/91 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * In zaak C-281/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

Door: mr. Y. van der Tempel 2005/2006. Samengestelde prestaties, een Gordiaanse knoop?

Door: mr. Y. van der Tempel 2005/2006. Samengestelde prestaties, een Gordiaanse knoop? Door: mr. Y. van der Tempel 2005/2006 Samengestelde prestaties, een Gordiaanse knoop? Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding en probleemstelling Blz 2 1.1 Inleiding Blz 2 1.2 Probleemstelling Blz 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 12.6.2015 COM(2015) 289 final 2015/0129 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij Italië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.8.2017 COM(2017) 410 final 2017/0183 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/335/EU waarbij de Republiek Litouwen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.10.2016 COM(2016) 665 final 2016/0326 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Beschikking 2009/790/EG waarbij Polen wordt gemachtigd een

Nadere informatie

Door: Marieke Herber 2010 / 2011. De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt?

Door: Marieke Herber 2010 / 2011. De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt? Door: Marieke Herber 2010 / 2011 De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt? Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Aanleiding 3 1.3 Probleemstelling en opbouw 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje

ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje mr. I.M. Duinker; mr. P. de Kock 1 Met ingang van 1 januari 2012 zijn in de Wet op de omzetbelasting 1968 wijzigingen aangebracht in het kader

Nadere informatie