Onrust over de gemachtigde raadsman

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onrust over de gemachtigde raadsman"

Transcriptie

1 Mr Peter Ingelse Onrust over de gemachtigde raadsman Over één ding hoeft de raadsman, die zich tijdig laat machtigen, geen zorgen te hebben: de wet die het huidige artikel 279 Sv invoerde 1 heeft geen gevolgen voor de toepassing van artikel 408 Sv. Dit betekent onder meer dat de termijn voor hoger beroep in geval de verdachte niet verschijnt en buiten het geval van betekening van de dagvaarding in persoon eerst een aanvang neemt na mededeling van de uitspraak in persoon of zodra zich een omstandigheid voordoet waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. Derhalve wordt het recht van de verdachte op berechting in twee instanties niet aangetast. Peter Ingelse is vice-president van het gerechtshof Amsterdam en voorzitter van een strafkamer van dat hof. Dit stuk is op persoonlijke titel geschreven. Voorwaarde is dat de raadsman de rechter in voorkomende gevallen waarschuwt dat de machtiging niet impliceert dat de verdachte van de zittingsdatum op de hoogte is. Na het Bouterse-arrest Op weg naar een strafzitting vraagt de raadsman van X zich af of zijn cliënt wel zal komen. Nadat hij kopie van de dagvaarding had ontvangen heeft de raadsman X enkele malen op diens laatst bekende adres aangeschreven, maar geen reactie gekregen. Echt erg is het niet, want in het huis van bewaring hadden ze de zaak uitvoerig besproken en het is niet moeilijk de verdediging te voeren. X ontkent en over de betrouwbaarheid van de getuigen is het nodige te melden. Hij heeft aan de officier van justitie ook gevraagd die getuigen op te roepen. Daarop kreeg hij weliswaar geen antwoord en dus zou hij er overeenkomstig artikel 263 en 264 Sv vanuit moeten kunnen gaan dat de getuigen worden opgeroepen, maar helemaal gerust is hij daar niet op. Het voorschrift van schriftelijke weigering wordt immers slechts sporadisch nageleefd. Maar het valt mee, de getuigen zijn opgeroepen èn verschenen. Helaas geldt dat niet voor X: die is anders dan verwacht niet komen opdagen. Ondertussen piekert X zelf toevallig over de zaak. Het is al weer maanden geleden dat hij uit het huis van bewaring mocht vertrekken en hij houdt wel rekening met de mogelijkheid dat hij nog voor de rechter moet komen. Eigenlijk wil hij dat ook wel, want hij heeft het gewoon niet gedaan. Natuurlijk, hij is vaak genoeg voor diefstal veroordeeld maar afpersing is toch wat anders. Het zal allemaal wel goed komen: in het huis van bewaring werd hij bezocht door een intelligente advocaat op wie hij volledig vertrouwt. Deze heeft hem verzekerd dat hij de getuigen eens flink aan de tand zal voelen. Nou tot op de zitting had hij gezegd, want eigenlijk verheugde hij zich er op. Drie jaar later hij was de zaak inmiddels geheel vergeten wordt X bij een verkeerscontrole aangehouden en onmiddellijk ingerekend ter executie van acht maanden gevangenisstraf aan hem in hoger beroep opgelegd door het gerechtshof te Amsterdam. Hoe dat kan? Slordig omgesprongen met de inschrijvingsplicht in het bevolkingsregister, ja dat is waar. Gelukkig kan X in cassatie. De cassatieadvocaat vertelt hem echter dat dat eigenlijk kansloos is: hij is veroordeeld op grond van de door de getuigen bij de politie afgelegde verklaringen. Het is allemaal feitelijk en daar komt de HR niet aan. Zijn raadsman was ter zitting en de getuigen ook, maar de raadsman mocht de getuigen geen vragen stellen en de officier van justitie en de rechter hadden er geen behoefte aan. En dat spelletje herhaalde zich in (door het openbaar ministerie ingesteld) hoger beroep. Zijn cassatieadvocaat vertelde hem dat zijn raadsman zich had moeten laten machtigen op de voet van artikel 279 Sv, maar daar begreep hij niets van. Zijn 1. De wet van 15 januari 1998, Stb. 33, in werking getreden op 1 februari 1998 NJb afl december

2 2. NJ 2002, 77 JR. 3. Vermoedelijk moet dit lijstje nu al worden uitgebreid met de klacht over schending van betekeningsvoorschriften. Klaagt de verschenen maar niet gemachtigde raadsman daarover niet, dan wordt de verdachte geacht vrijwillig afstand te hebben gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, zo moet worden afgeleid uit HR 12 maart 2002, NJ Wonderlijk: hoe kun je nu vrijwillige afstand afleiden uit het stilzwijgen van de raadsman die zojuist heeft verteld dat hij geen contact met zijn cliënt heeft gehad? Of voor wie de afwezigheid van de verdachte ook een verrassing is? Hoe dit ook zij: men kan bezwaarlijk gevolgen verbinden aan zwijgen als je je mond niet open mag doen. Voor de raadsman, die doorgaans weinig zicht op de naleving van de betekeningsvoorschriften heeft, zit er niets anders op: altijd een beroep op de nietigheid doen. 4. HR 23 april 2002, NJ 2002, 338 Sch. 5. En blijkens het in de vorige noot vermelde arrest kan het openbaar ministerie dat met een gerust hart doen. 6. Natuurlijk moet ook de raadsman in geval van aanwezigheid van de verdachte gemachtigd zijn voor hem op te treden. Die machtiging kan echter stilzwijgend uit beider aanwezigheid worden afgeleid. raadsman zou toch voor hem optreden, waarvoor had hij hem anders? De raadsman trok hiervan lering. Hij vroeg zijn cliënt Y voor de zekerheid al op het politiebureau hem te machtigen om hem ter zitting te verdedigen. Een dagvaarding was er nog niet maar hij nam aan dat de Hoge Raad het zo goed zou vinden. Jammer dat Y niet ter zitting verscheen en zijn verhaal niet zelf kon doen. Gelukkig mocht hij als raadsman nu het woord voeren en getuigen ondervragen. Zijn werk goed gedaan. Toch werd Y veroordeeld tot ook acht maanden gevangenisstraf. Meteen een briefje naar Y: hoger beroep heeft zeker kans van slagen. Maar toen na twee maanden ook Y bij een verkeerscontrole werd aangehouden, was de appèltermijn verstreken en draaide hij de gevangenis in. Zijn raadsman legde hem nog eerlijk uit dat hij de rechter wel gemeld had dat hij gemachtigd was maar niet uitdrukkelijk had verteld dat zijn cliënt desondanks niet van de zitting op de hoogte was. Had hij dat wel gedaan dan was beroep volgens een artikel van een rechter bij het Amsterdamse hof mogelijk geweest. De Hoge Raad had zich hierover nog niet uitdrukkelijk uitgelaten, dus of die het met die rechter eens was, viel nog niet te zeggen. De cliënt begreep er niets van: hij had dan wel voor die machtiging getekend, maar toch niet met de gedachte dat hij daarmee zichzelf in de vingers sneed, of dat hij daarmee een recht verspeelde dat hij anders wel had gehad? Volgende keer maar niet meer machtigen!? De raadsman blijft leren en bedenkt een andere oplossing: hij vraagt bij het eerste contact aan zijn cliënten voortaan standaard een hele waslijst van machtigingen en volmachten: voor mogelijke wijzigingen van de tenlastelegging, voor de verdediging ter terechtzitting, voor het inschakelen van vervangers, voor het overdragen van de zaak aan iemand buiten kantoor, voor eventueel hoger beroep en voor wat niet al. Al snel wordt hij geheel wanhopig. Want hij is nu wel gemachtigd respectievelijk gevolmachtigd om van alles te doen, maar zàl hij het ook doen? Met name kwelt hem steeds de vraag of hij hoger beroep zal instellen of niet. Het is hem nu al een paar maal overkomen dat zijn cliënt in hoger beroep een hogere straf heeft gekregen. Eén van de betrokkenen maakte daar werk van. Deze cliënt was een soort strafrechtelijk désaveu begonnen. In cassatie stelde hij dat zijn raadsman buiten zijn boekje was gegaan door hoger beroep in te stellen. Hij had een waslijst van argumenten: niet alleen was hij niet aan de machtiging gebonden, omdat hij zich van de consequenties niet bewust was geweest, maar bovendien was zo n machtiging in strijd met het recht dat niet toelaat dat de appèlbeslissing op deze wijze en min of meer in een dwangpositie bij voorbaat uit handen wordt gegeven en tenslotte kan niet worden volgehouden dat hij tot het instellen van hoger beroep bepaaldelijk volmacht had gegeven als bedoeld in artikel 450 lid 1 aanhef en sub a Sv. Hoe zou hij dat ook zo kort na zijn aanhouding hebben kunnen doen, terwijl hij nog niet eens wist hoe de tenlastelegging precies zou luiden laat staan wat het oordeel zou zijn waartegen hij in beroep zou gaan. De raadsman vroeg zich af of hij zich voortaan ook zou laten machtigen het hoger beroep in te trekken. Het zou de nachtrust niet bevorderen: zou hij daarin ook weer moeten kiezen. Onrust De raadsman blijft leren en bedenkt een andere oplossing: hij vraagt bij het eerste contact aan zijn cliënten voortaan standaard een hele waslijst van machtigingen en volmachten. Er is onrust uitgebroken naar aanleiding van een door de Hoge Raad op 23 oktober 2001 gewezen arrest, verder het Bouterse-arrest. 2 In dit arrest heeft de HR vastgesteld wat de positie is van de ter terechtzitting verschenen raadsman die niet verklaart te zijn gemachtigd op de voet van artikel 279 Sv en wiens cliënt zelf niet is verschenen. Deze raadsman mag uitsluitend uitleggen waarom zijn cliënt er niet is en aanhouding vragen opdat zijn cliënt alsnog kan verschijnen of opdat hij zijn raadsman alsnog machtigt. 3 Voor het overige hoeft de rechter uitzonderlijke gevallen daargelaten deze raadsman het woord niet te geven. Sterker, doet hij dat toch, dan is dat in strijd met het wettelijk systeem. 4 De raadsman wiens cliënt onverwacht niet is verschenen staat soms met de handen in het haar. Hoe moet dat nu met die mooie verweren als ik geen aanhouding krijg? denkt hij. Dat leidt tot wanhoopsuitingen als ik voel mij gemachtigd. Op de vraag van de voorzitter: uitdrukkelijk? volgt dan het antwoord: ja, ik voel mij uitdrukkelijk gemachtigd. En is er geen machtiging, dan ziet de rechter zich geconfronteerd met een raadsman van wie hij weet dat hij net als hijzelf 12 ordners heeft doorgewerkt. Hij vindt het niet alleen treurig voor die raadsman, maar hij is ook nieuwsgierig wat hij te berde had willen brengen. Hij denkt ter wille van de kwaliteit van het onderzoek zijn voordeel ermee te kunnen doen. Moet hij hem toch buitenwettelijk het woord geven? Het openbaar ministerie leunt vervolgens gemakkelijk achterover: sommige leden van het OM doen er onder het motto rechtens is er niets gezegd het zwijgen toe als de raadsman in strijd met het wettelijk systeem het woord krijgt. 5 Of zou de rechter het debat kunnen terughalen door de buitenwettelijk door de raadsman gevoerde verweren als ambtshalve opgekomen vraagpunten te beoordelen? Ondertussen is het de vraag of er daadwerkelijk reden tot onrust is. De Hoge Raad zegt in navolging van de wetgever toch niet veel meer dan dat de advocaat die als raadsman zijn cliënt wil verdedigen, maar zonder hem verschijnt, alleen mag optreden als hij verklaart dat hij daartoe gemachtigd is. Is dat verkeerd? Je moet toch enige legitimatie hebben om buiten iemands aanwezigheid 6 namens hem het woord te voeren en daartoe dient de machtiging. Heb je die niet, dan moet je je mond houden. Dit alles spreekt eigenlijk vanzelf en er is niets op aan te merken. 7 Zou iedere advocaat het woord mogen voeren, het zou een janboel worden. Mogelijk is de onrust te verklaren uit het motief van de wetgever de executabiliteit van rechterlijke uitspraken te verbeteren ten koste van de appellabiliteit. Maar wordt de appellabiliteit daadwerkelijk aangetast? In het navolgende zal ik trachten deze vragen te beantwoorden. Eerst maak ik enige opmerkingen over de machtiging als rechtsfiguur en over de verhouding van die rechtsfiguur tot de rechtsbetrekking raadsman-verdachte in het algemeen. Vervolgens zal ik ingaan op voormeld motief van de wetgever. Ik zal concluderen dat op het punt van de appellabiliteit geen reden tot onrust bestaat. Voor de raadsman van X en Y zal dat tot een verrassend resultaat leiden. Ik zal niet ingaan op de vraag of de rechter de niet gemachtigde raadsman het woord wel màg weigeren in december 2002 afl. 44 NJb

3 het licht van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zie daarover Haentjens in een recente aflevering van Trema. 8 Aspecten van de machtiging Er zal niet gauw een cliënt te vinden zijn die zal stellen dat zijn raadsman het woord niet had mogen voeren en dat hij bij verstek moest worden veroordeeld, omdat de machtiging ontbrak. Ik wil benadrukken dat aan de machtiging zoals aan vele rechtsbetrekkingen verschillende aspecten kleven. Zonder volledigheid te pretenderen noem ik de volgende. Daarbij werp ik tevens een enkele vraag op of plaats een kanttekening. Het juridisch karakter van de machtiging: is het een civielrechtelijke eenzijdige of meerzijdige rechtshandeling, is het een vorm van opdracht in de zin van afdeling 1 van titel 7 van boek 7 BW of is het een op zichzelf staande rechtsfiguur? Machtigen is volgens Van Dale, laatste druk, de nodige bevoegdheid of volmacht geven. Aangenomen mag worden dat het hier om een andere bevoegdheid dan volmacht gaat. De gevolmachtigde treedt immers namens de volmachtgever op. Volmacht is een bron van vertegenwoordiging: optreden van de gevolmachtigde wordt als eigen handelen aan de volmachtgever toegerekend. Ongetwijfeld heeft de wetgever in artikel 450 Sv, waar het gaat om een namens de verdachte te verrichten rechtshandeling, bewust voor volmacht gekozen. 9 Maar dat was bij de invoering van het huidige artikel 279 Sv nu juist niet de bedoeling, aldus de minister in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel. 10 Opmerking verdient wel dat de minister hierbij kennelijk het oog heeft op de machtiging in enge zin: het geven van de bevoegdheid tot verdediging. Bij deelaspecten neemt zij wel vertegenwoordigingsbevoegdheid aan. 11 Vereisten voor en wijze van ontstaan en eindigen van de machtiging. Het vereiste van uitdrukkelijke machtiging. Brengt beëindiging van de relatie raadsman-verdachte wegens overlijden/onbetaalde rekening/incompatibilité d humeur ook (steeds) het einde van de machtiging met zich? Het tijdstip van de machtiging. Met name zou van belang kunnen zijn of dit tijdstip voor of na ontvangst van de dagvaarding is gelegen. Het rechtens vastleggen van de machtiging. Gezien de consequenties is het van belang dat geen misverstanden omtrent de machtiging optreden. De raadsman dient haar uitdrukkelijk in de pleitnota te vermelden en/of akte in het proces-verbaal van de terechtzitting te vragen. 12 Toetsing van de machtiging vooraf. Mag/moet de rechter de machtiging en het uitdrukkelijk karakter daarvan toetsen, en zo ja, moet hij dat in het algemeen of slechts als daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld in het geval van de raadsman die zich gemachtigd voelt? Ten aanzien van de appèlvolmacht aan de raadsman als bedoeld in artikel 450 lid 1 aanhef en onder a Sv heeft de Hoge Raad deze vraag ontkennend beantwoord. 13 Het ligt enigszins voor de hand voor artikel 279 Sv hetzelfde aan te nemen. Omvang en inhoud van de machtiging. Mijns inziens is deze variabel. Ik kom daarop terug. De bevoegdheden op grond van de machtiging. Intern (wat mag de raadsman jegens zijn cliënt) respectievelijk extern (welke bevoegdheden moet de rechter erkennen). De verdere gevolgen van de machtiging: in hoeverre worden de verrichtingen van de raadsman aan de verdachte toegerekend. Wijziging van omstandigheden: onder meer wijziging van de tenlastelegging. Vervanging en opvolging van de raadsman: gevolgen voor de machtiging. Toetsing van de machtiging achteraf. Het stellen van (vorm)eisen aan het optreden van de raadsman maakt het onvermijdelijk dat het betoog van de verdachte dat hij geen (uitdrukkelijke) machtiging heeft gegeven, moet kunnen worden onderzocht en dat dit betoog indien juist bevonden consequenties heeft voor de toerekening van (sommige) zonder machtiging verrichte handelingen. Een of andere vorm van désaveu zal hem eventueel in de volgende instantie moeten worden gegund. Het tuchtrecht is op dit punt niet toereikend, omdat het juist niet in dergelijke consequenties voorziet. Ten aanzien van de appèlvolmacht heeft de Hoge Raad het désaveu in feite erkend 14 en ook hier ligt het voor de hand de lijn door te trekken. Rechtsverhouding raadsmanverdachte versus machtiging Onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de in zijn algemeenheid beschouwde rechtsbetrekking raadsman-verdachte en anderzijds de machtiging. Een advocaat die voor, tijdens of na de zitting en al dan niet in aanwezigheid van zijn cliënt als raadsman iets ter verdediging wil aanvoeren of anderzijds iets voor zijn cliënt wil doen zoals het verzoeken een gerechtelijk vooronderzoek te openen of het verzoeken getuigen op te roepen, moet vanzelfsprekend daartoe gelegitimeerd zijn. Daargelaten dat zich zaakwaarnemingachtige situaties kunnen voordoen, zal die legitimatie kunnen berusten op een overeenkomst tussen raadsman en verdachte of op een toevoeging. De raadsman zal slechts kunnen optreden voor zover de rechtsbetrekking dat meebrengt en dat hangt weer af van het resultaat van de toepassing van onder meer titel 2 en 3 van boek 3 BW en van afdeling 1 van titel 7 van boek 7 BW, bijvoorbeeld de artikelen 7:401, 402 en 404 BW. s Raadsmans bevoegdheid op te treden ter terechtzitting buiten aanwezigheid van zijn cliënt zou ongetwijfeld kunnen berusten op de gewone toepassing van deze bepalingen, maar daar steekt artikel 279 Sv nu een stokje voor. Die bepaling eist dat de raadsman uitdrukkelijk daartoe is gemachtigd. Hetgeen deze bepaling derhalve toevoegt is niet zozeer de machtiging als zodanig, maar het uitdrukkelijke karakter daarvan. Een vormvoorschrift dus en wel een ongebruikelijk vormvoorschrift. Voorzover het partijen bij de rechtsbijstandsovereenkomst met de neuzen op het belang van dit onderdeel van hun relatie wil wijzen, is het betuttelend. En waarom uitgerekend dit onderdeel gekozen, terwijl raadsman en cliënt afzonderlijk en gezamenlijk vele andere belangrijke beslissingen moeten nemen en terwijl niet naleving van het vormvoorschrift ten gevolge kan hebben dat 7. Ter wille van mijn betoog chargeer ik hier enigszins. Immers valt juist niet goed in te zien wat er bijvoorbeeld tegen is de raadsman, die zijn cliënt nooit heeft gezien en zijn legitimatie slechts ontleent aan een ambtshalve toevoeging, het woord te geven op alle punten die de rechter hoe dan ook ambtshalve dient te onderzoeken. De verdedigingsblik kan ook fouten voorkomen. 8. R.C.P.Haentjens, De niet gemachtigde advocaat is geen onmachtige raadsman, in Trema 2002, p. 173 e.v. 9. Het komt mij voor dat de Hoge Raad dit onderscheid in de eerste alinea van rechtsoverweging 4.6 van het Bouterse-arrest miskent. 10. Kamerstukken II 1995/96, , nr 3, p Zie bijvoorbeeld de Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1995/96, 24692, nr 6, p. 7: het namens de verdachte doen van een aanbod tot dienstverlening. 12. HR 12 november 2002, LJN AE HR 4 december 2001, NbSr 2002, 48 en HR 24 september 2002, NbSr 2002, Zie de in de vorige noot genoemde arresten. NJb afl december

4 Ik veronderstel dat de eerder gemelde onrust mede is ontstaan doordat de wetgever regulering van de alleen optredende raadsman heeft willen koppelen aan verbetering van de executabiliteit van rechterlijke uitspraken. 15. T. Spronken, Verdediging, Deventer 2001, p Kamerstukken II 1995/96, , nr 6, p. 6 en Ik ben geneigd aan te nemen dat ook de Hoge Raad daarvan uitgaat, waar hij overweegt dat de verdachte een keus maakt ten aanzien van de aard en de omvang van de handelingen die (de raadsman) namens hem dient te verrichten, zie het laatst vermelde citaat uit het arrest Bouterse. 18. Kamerstukken II 1995/96, , nr 6, p HR 7 mei 1996 NJ Zie bijvoorbeeld E. Myjer in Verstek maar niet verstoken van rechtsbijstand, NJB 1994, p e.v., met name p. 1237, voorts in NJCM-Bulletin januari/februari 2000 (Speciaal nummer ter gelegenheid van 50 jaar EVRM) p. 137 e.v., in het bijzonder p. 155, en tenslotte in zijn noot onder het Bouterse-arrest, NJCM-Bulletin 2001, p. 1046, met name p de raadsman in strijd met de alsdan niet tijdig geuite wens van de cliënt het woord niet kan voeren? Het is een gekunstelde regeling. Er zal niet gauw een cliënt te vinden zijn die zal stellen dat zijn raadsman het woord niet had mogen voeren en dat hij bij verstek moest worden veroordeeld, omdat de machtiging ontbrak. Hij zal dat ook niet begrijpen. Waarschijnlijk snapt hij het al niet als zijn raadsman hem vraagt: wilt u mij uitdrukkelijk machtigen? En hoe verhoudt zich deze krampachtigheid met de souplesse waarmee een vervanger van de zieke of anderszins verhinderde raadsman ter zitting wordt aanvaard? Wordt de machtiging geacht het recht van substitutie in te sluiten? Aan de eigen raadsman wordt de eis van uitdrukkelijkheid gesteld en de aan de cliënt onbekende vervanger wordt impliciet geaccepteerd! Maar de wetgever heeft het nu eenmaal zo gewild. Enkele van de hiervoor genoemde aspecten zijn aan de orde gekomen bij de parlementaire behandeling van voormeld wetsvoorstel, in het arrest Bouterse en in de vakliteratuur. Bedacht moet wel worden dat die aspecten zowel kleven aan de rechtsverhouding raadsman-verdachte in zijn algemeenheid beschouwd als aan de machtiging. Ik vraag mij af of dit onderscheid steeds voldoende in het oog wordt gehouden. Zo overweegt de Hoge Raad: Het machtigingsvereiste steunt op de gedachte dat de verdachte, alvorens een machtiging te verstrekken, een keuze maakt, onder meer wat betreft persoon van de raadsman alsmede de aard en de omvang van de handelingen die deze namens hem dient te verrichten. Dit betekent dat de verdachte gehouden kan worden aan hetgeen de raadsman ingevolge de verstrekte machtiging namens hem heeft gedaan en nagelaten. Deze overweging is op zichzelf natuurlijk juist, maar slaat zij, indien men de praktijk beschouwt, niet veel méér op het aangaan van de relatie raadsman-verdachte in zijn algemeenheid bezien? Met deze redengeving is toch niet verklaard waarom de cliënt die kort na zijn arrestatie zijn keuze heeft gemaakt wat betreft persoon van de raadsman alsmede de aard en de omvang van de handelingen die deze namens hem dient te verrichten maar daarbij geen uitdrukkelijke aandacht heeft besteed aan een eventueel niet verschijnen zijnerzijds, van rechtsbijstand verstoken moet blijven als hij anders dan beoogd niet ter zitting verschijnt? Volgens Spronken gaat de wetgever er vanuit dat aan de raadsman alle bevoegdheden van de verdachte toekomen. 15 Zij verwijst naar de Nota naar aanleiding van het verslag bij voormeld wetsvoorstel. 16 Ik meen dat het daar om maxima gaat. Anders wordt te veel gevraagd van het toestemmingsvermogen van de cliënt, die net als trouwens zijn raadsman niet alle mogelijke ontwikkelingen kan voorzien en in zijn toestemming kan of wil betrekken. In het oog moet worden gehouden dat de verhouding tussen raadsman en cliënt een vloeiende in zijn ontstaan en voortbestaan is, dat de inhoud van geval tot geval verschilt 17 en aan wijziging onderhevig is en dat die verhouding kan eindigen. Dat geldt voor de relatie raadsman-verdachte in het algemeen, maar ook voor de machtiging. De minister schrijft in de Nota naar aanleiding van het verslag 18 : De formele vaststelling dat een raadsman uitdrukkelijk gemachtigd is de verdediging te voeren, markeert in de eerste plaats dat de verdachte desbewust afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. En als hij nu uitdrukkelijk verklaart van zijn afwezigheidsrecht geen afstand te doen, maar zijn raadsman machtigt voor het geval hij onverhoopt niet mocht verschijnen en de rechter desondanks geen aanhouding verleent? Waarom en op welke gronden zou de verdachte ook overigens niet een beperkte machtiging mogen geven? Waarom en op welke gronden zou een dergelijke beperking in de interne relatie geen externe werking hebben? Machtiging op de voet van artikel 279 Sv kan voorts toch moeilijk impliceren dat de raadsman intern, dus jegens zijn cliënt onder alle omstandigheden bevoegd is met wijzigingen van de tenlastelegging in te stemmen en op andere wendingen te reageren? Des wetgevers motief Ik veronderstel dat de eerder gemelde onrust mede is ontstaan doordat de wetgever regulering van de alleen optredende raadsman heeft willen koppelen aan verbetering van de executabiliteit van rechterlijke uitspraken: als de raadsman uitdrukkelijk is gemachtigd dan weet de verdachte van de zitting, geldt de uitspraak als op tegenspraak gewezen en gaat de appèltermijn de dag na die uitspraak in. Aldus wordt één van de personen die bij het onderzoek ter terechtzitting een kernrol 19 vervult, in dit geval de raadsman, gebruikt als hefboom voor de executabiliteit van het tegen diens cliënt te wijzen vonnis. Dat is natuurlijk zacht uitgedrukt weinig elegant. Het is vragen om moeilijkheden. Kennelijk wordt teveel gedacht dat de raadsman er slechts voor de verdachte is en dat die er maar iets voor over moet hebben, de veel gehoorde quasi-logische opmerking over lusten & lasten. 20 Zou in ieder geval naar hedendaagse maatstaven niet veeleer de inzet moeten zijn dat elke partij in het geding zo mogelijk wordt gehoord en dat de inbreng van de raadsman het debat en daarmee de kwaliteit van de uitspraak zou kunnen bevorderen en daarom nimmer wisselgeld mag vormen? Tal van bezwaren Aan de regeling zijn overigens de nodige praktische problemen verbonden waarbij de met de wetswijziging beoogde executiewinst in het niet valt. De rechter zal de vele te verwachten aanhoudingsverzoeken om een machtiging te regelen moeilijk kunnen weigeren. Het kwam tot voor kort vaak voor dat de raadsman, officier van justitie en rechter het er graag over eens waren dat de zaak duidelijk was en afgewikkeld kon worden ook al was de verdachte niet verschenen. Als er geen uitdrukkelijke machtiging is, zal dat in de toekomst niet meer kunnen. Wat te doen met zittingen met meer dan één verdachte, waaronder een niet verschenen verdachte wiens raadsman wel is verschenen maar niet is gemachtigd? Aanhouden voor allen of alleen aanhouden voor eerstgenoemde niet verschenen verdachte met hetzij een in die zaak na aan december 2002 afl. 44 NJb

5 houding voorspelbaar wrakingsincident hetzij onmiddellijk verwijzing naar een andere kamer. Erg onpraktisch, vooral voor regiezittingen of gaan we daar een uitzondering voor maken? En zo ja, op welke grond? En wat te doen met de regieafspraken als de verdachte ook op de èchte zitting niet verschijnt? Wees niet te makkelijk met uw antwoord, want tijdens de dááropvolgende zitting kan hij plots weer wel verschijnen. Wat voorts te doen met getuigen en deskundigen die het OM heeft opgeroepen op verzoek van de raadsman die zijn cliënt op de zitting had verwacht? Ja, hij voelt zich wel een beetje gemachtigd, maar uitdrukkelijk, nou nee, zo verklaart hij helaas naar waarheid. Met wat fantasie ziet men voor zich de aanhoudingen en verdere ellende die dit alles mee gaat brengen, zodat de voor de verdachte aan zijn lusten verbonden lasten uiteindelijk de lasten van de rechtsprekende macht en van het openbaar ministerie zullen worden. Natuurlijk zullen sommige bezwaren in de praktijk kunnen meevallen, bijvoorbeeld doordat de rechter ruimhartig zal zijn met aanhoudingen of doordat hij de getuigen die zijn opgeroepen op verzoek van de verschenen maar door afwezigheid van zijn cliënt monddode raadsman dan maar ambtshalve hoort. Maar het gaat hier om een materie waar het onwenselijk is van de rechterlijke welwillendheid in het individuele geval afhankelijk te zijn. Zeker in een tijd waar de druk op afhandeling van zaken en beperking van aanhoudingen groot is. En indien ook na aanhouding de machtiging niet afkomt, zal ter zitting voorhanden en hoe dan ook door de verdachte verstrekte of in opdracht van hem verzamelde informatie over zwakten in het bewijs, over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte enz onder tafel blijven. Het lijkt voorts geen goede ontwikkeling als advocaten die het woord niet mochten voeren voor de zekerheid met of zonder bepaaldelijke volmacht in hoger beroep gaan respectievelijk dat intrekken of als het désaveu in strafzaken populair wordt. Men bedenke zich dat dergelijke middelen zich voor strategische inzet lenen. Het risico bestaat dat juist verdachten ondersteund door raadslieden die daarvoor terugdeinzen het kind van de rekening worden. Verband machtigingappèltermijn Maar los van de motieven van de wetgever en los van voormelde bezwaren: is er iets op tegen dat de melding ik ben gemachtigd raadsman op de voet van artikel 279 Sv tot gevolg heeft dat de appèltermijn daags na het vonnis ingaat? Niet, indien raadsman en cliënt gelijktijdig met de machtiging ook de zittingsdatum hadden besproken en de verdachte daarvan dus op de hoogte is. Dat is de gewone toepassing van artikel 408 Sv. Anders dan kennelijk soms wordt verondersteld 21, brengt de wet echter niet mee, dat de advocaat die zich als gemachtigde presenteert daarmee zijn cliënt ook in andere gevallen automatisch aan de onmiddellijke ingang van de rechtsmiddelentermijn bindt. Ik licht dit toe. In het Bouterse-arrest overweegt de Hoge Raad onder meer het volgende. De zaak wordt op tegenspraak berecht en afgedaan indien de raadsman van de niet verschenen verdachte bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting aanwezig is en op de voet van art. 279, eerste lid, Sv uitdrukkelijk verklaart bepaaldelijk te zijn gemachtigd tot het voeren van de verdediging en de rechter daarmee instemt. ( I)n dat geval moet volgens de bedoeling van de wetgever uiterlijk binnen 14 dagen na de einduitspraak daartegen een rechtsmiddel worden aangewend. Deze overweging lijkt toch te wijzen op een vaste relatie: raadsman gemachtigd dus onmiddellijke ingang rechtsmiddelentermijn. Zou die vaste relatie bestaan, dan zou er inderdaad reden tot grote onrust zijn. Dan immers zou de verdachte die zijn raadsman reeds bij aanvang van de zaak uitdrukkelijk machtigt, maar die door welke van de vele denkbare oorzaken dan ook niet van de zitting op de hoogte raakt, van het hem toekomende rechtsmiddel verstoken zijn. En dan is het misschien maar beter om voor alle zekerheid die machtiging niet te geven, zeker als je geen vast woonadres hebt. Bekende tegenwerpingen tegen deze stelling zoals de verdachte kan zelf in de gaten houden wanneer de zitting zal plaatsvinden en de gemachtigde raadsman kan toch hoger beroep instellen deugen reeds niet wegens hun globale karakter: soms gaan ze op maar minstens zo vaak getuigen zij van gebrek aan werkelijkheidszin. Het bedorven beeld van de strafrechtsprofessional is gevuld met verdachten die niet geïnteresseerd zijn in dagvaardingen en zittingen. In het arrest Bouterse ging het hof er expliciet vanuit dat de afwezigheid van de verdachte berustte op een weloverwogen processtrategie. Dit beeld laat echter weinig ruimte voor in ieder geval in zoverre brave verdachten die best bereid zijn regelmatig zelfs tot vervelens toe contact op te nemen met èn griffie èn raadsman maar die na vijf maal wacht u nu de dagvaarding maar rustig af dat advies opvolgen. Bij de hedendaagse wachttijden is het trouwens ook lastig om op dit punt de vinger aan de pols te houden. Maar de vrees is mijns inziens niet gerechtvaardigd: de aan het voorgaande ten grondslag liggende veronderstelling dat machtiging van de raadsman steeds leidt tot onmiddellijke ingang van de rechtsmiddelentermijn is mijns inziens onjuist. Ik neem aan dat ook de Hoge Raad die vaste relatie niet aanvaardt. De Hoge Raad verwijst zoals wij zagen naar de bedoeling van de wetgever. De minister schrijft in de memorie van toelichting bij voormeld wetsvoorstel onder meer: Ik ga ervan uit dat de raadsman die te kennen geeft dat hij is gemachtigd voor de verdachte de verdediging te voeren, over de inhoud daarvan met cliënt overleg heeft gepleegd. Dat impliceert in de eerste plaats dat vast staat dat de verdachte met de inhoud van de telastelegging en de datum van de terechtzitting bekend is. Dat heeft weer tot gevolg dat het vonnis van de rechtbank niet afzonderlijk hoeft te worden betekend en dat de korte appèltermijn van artikel 408, eerste lid, geldt. ( ) Van de verdachte die bewust de beslissing heeft genomen om zijn verdediging aan zijn raadsman over te laten, kan verwacht worden dat hij zich van de uitspraak op de hoogte stelt en zich binnen veertien dagen na de uitspraak op het instellen van een rechtsmiddel beraadt. 22 Ja, indien verdachte bekend is met de datum van de zitting daar gaat de minister van uit 23 vangt de appèltermijn ingevolge artikel 408 lid 1 aanhef en onder c onmiddellijk na de uitspraak aan. Dat was zo vóór 1 februari 1998, toen het nieuwe artikel 279 Sv werd ingevoerd, en dat is zo gebleven. 24 Maar dat uitgangspunt mist vaak feitelijke grondslag. Of zou de minister bedoelen dat het niet is toegestaan de machtiging al vóór dagvaarding te geven. Dat lijkt niet waarschijnlijk. 25 Die voorwaarde stelt de wet niet. Bovendien zou de verdachte die zijn verdediging graag aan zijn raadsman overlaat en uitvoerig met hem doorspreekt maar nog wachtende is op de dagvaarding ondanks uitdrukkelijke maar in die visie dus voortijdige machtiging in geval van verstek zonder verdediging zitten. Dat zal de reis naar Straatsburg niet overleven. In die gevallen waarin het uitgangspunt van de minister feitelijk niet opgaat en de verdachte niet van de zitting op de hoogte is, maar zijn raadsman wèl 21. Zo bijvoorbeeld J. de Hullu in Cleiren/Nijboer 2001 (T&C Sv), art. 408 aant.4, en T. Spronken in Het mandaat van de advocaat, Nieuwsbrief Strafrecht 1998, p. 66 e.v., en in Rechtsbijstand in verstekzaken, Advocatenblad 1998 p. 667 e.v. 22. Kamerstukken II 1995/96, , nr 3, p Minder duidelijk is dat in de Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1995/96, 24692, nr 6, p. 10, maar daar berust de gedachtegang van de minister uiteindelijk toch ook op diezelfde aanname. 24. Zie ook G. Knigge in Over inzichtelijke wetssystematiek; opmerkingen naar aanleiding van wetsontwerp 24692, DD 26 (1996), p. 991 e.v., met name p. 998, en J. Boksem en W. Wedzinga, Het optreden van de raadsman bij verstek in Advocatenblad 1998, p e.v. 25. Zie T. Spronken, Verdediging, Deventer 2001, p. 309, en Knigge, a.w. p NJb afl december

6 Er zijn brave verdachten die best bereid zijn regelmatig zelfs tot vervelens toe contact op te nemen met èn griffie èn raadsman maar die na vijf maal wacht u nu de dagvaarding maar rustig af dat advies opvolgen. 26. Elders heeft de wetgever een dergelijk verband wel gelegd. Maar dat is dan ook uitdrukkelijk bepaald. Vergelijk de artikelen 450 lid 2 juncto 408a Sv. Bovendien betreft het daar een gevolgmachtigde (zie art. 450 lid 1 Sv). 27. Aldus ook reeds Van de Griend & Van Woensel in De gemachtigde raadsman ter terechtzitting, Trema 1999, p. 46 e.v. 28. Ook art. 366 Sv koppelt de daarin geregelde plicht de uitspraak aan de verdachte mede te delen niet aan het begrip tegenspraak. 29. In het geval dat de zitting wordt geschorst en er geen nader contact tussen de raadsman en de verdachte meer plaatsvindt. Zie volgende noot. 30. Handelingen II 1997 p Zie ook Knigge, a.w. p Ik abstraheer hier van enkele details waarvan de relevantie uit het arrest niet blijkt, zoals de omstandigheid dat het ging om een opvolgend raadsman die op de vermelde datum voor het eerst verscheen, nadat de zaak bij tussenarrest voor onbepaalde tijd was aangehouden, en die bij die gelegenheid verklaarde op de voet van artikel 279 Sv te zijn gemachtigd. 33. Of nadien maar na aanhouding voor onbepaalde tijd vóór de nadere oproeping. 34. In lijn met de door de Hoge Raad geformuleerde gedachte achter het machtigingsvereiste zal ook de ambtshalve toegevoegde opvolgend raadsman machtiging behoeven, ongeacht of zijn voorganger was gemachtigd. heeft gemachtigd, zal het door de minister aan het uitgangspunt verbonden gevolg onmiddellijke ingang van de appèltermijn gezien het bepaalde in artikel 408 lid 2 Sv niet intreden. En dat geldt zelfs indien de minister dat wèl zou hebben bedoeld. Niet kan immers worden aangenomen dat de enkele bedoeling van de minister of zelfs van de wetgever bij een niet op artikel 408 Sv zelf gerichte wetswijziging zonder een letter aan die bepaling te wijzigen haar niettemin zo ingrijpend zou kunnen veranderen. De wet bepaalt ook nergens dat de verdachte die zijn raadsman heeft gemachtigd geacht moet worden van de zitting op de hoogte te zijn of iets dergelijks. 26 Bij de vraag of de appèltermijn een aanvang neemt overeenkomstig het eerste of het tweede lid van artikel 408 Sv blijft derhalve buiten de gevallen lid 1 aanhef en onder a en b van doorslaggevend belang of de verdachte daadwerkelijk met de zittingsdatum bekend was. Dat betekent dat diens desbetreffende wetenschap met het oog op de rechtsmiddelentermijn steeds zal moeten worden onderzocht. 27 Dit resultaat strookt volledig met de gedachte achter het machtigingsvereiste, zoals door de Hoge Raad geformuleerd en hiervoor geciteerd: het maken van een keuze wat betreft persoon van de raadsman alsmede de aard en de omvang van de handelingen die deze namens hem dient te verrichten. Die achtergrond vraagt niet om gevolgen op het terrein van het hoger beroep. U werpt mij nog tegen dat artikel 279 Sv lid 2 toch bepaalt dat de behandeling van de zaak tegen de verdachte die zijn raadsman heeft gemachtigd geldt als een procedure op tegenspraak? Dat is waar, maar dat betekent nog niet dat de verdachte dus op de hoogte is van de zittingsdatum en dat is ook niet hetzelfde. Het komt wel vaker voor dat de rechtsmiddelentermijn na behandeling op tegenspraak niet onmiddellijk na de uitspraak een aanvang neemt. Zo bijvoorbeeld in geval de verschenen verdachte na aanhouding voor onbepaalde tijd niet weer verschijnt. Het blijft tegenspraak, maar het derde lid van artikel 408 Sv doet de aanvang van de termijn buiten het geval van betekening in persoon niettemin afhangen van een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de dag van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. 28 De minister was zich ook van dit laatste bewust. In de Tweede Kamer zei zij het volgende. Inderdaad ontbreekt dan 29 de omstandigheid waaruit blijkt dat de datum van de zitting aan de verdachte bekend is. De appèltermijn is in dat geval dus anders, die begint pas bij het bekend worden van het vonnis; dat is zo. 30 En dat geldt ook voor de verdachte wiens zaak zonder aanhouding op de eerste zitting zonder hemzelf maar mèt de gemachtigde raadsman en daarom op tegenspraak is afgehandeld. 31 In dit verband dient nog aandacht te worden besteed aan het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 2002, NJ De raadsman van de verdachte had ter zitting in hoger beroep verklaard: Ik ben door cliënt gemachtigd om namens hem het woord te voeren. De Hoge Raad overweegt: Uit het hiervoor weergegevene moet worden afgeleid dat de betrokkene tevoren bekend was met de terechtzitting van 11 februari Gezien de formulering kan niet worden aangenomen dat de Hoge raad hier een fictie de verdachte wordt geacht op de hoogte te zijn hanteert. Kennelijk is de Hoge Raad van oordeel dat de raadsman die meedeelt te zijn gemachtigd daarmee in ieder geval in deze zaak te kennen geeft dat hij met zijn cliënt over de zitting heeft gesproken. Dat is dus ook voor tegenspraak vatbaar en dat bevestigt derhalve mijn hiervoor uiteengezette standpunt. Conclusie Op het punt van de appellabiliteit stelt de conclusie dus gerust. De wetgever ging in ieder geval aanvankelijk ervan uit dat de verdachte alvorens te machtigen op de hoogte was van de zitting. In gevallen waarin dat uitgangspunt opgaat, wordt de wens tot onmiddellijke ingang van de appèltermijn vervuld. Onder meer in die gevallen waarin de machtiging wordt gegeven vóór de dagvaarding 33 gaat dat uitgangspunt echter niet op en zal bij niet verschijnen en buiten het geval van betekening van de dagvaarding in persoon de termijn eerst een aanvang nemen na mededeling van de uitspraak in persoon of zodra zich een omstandigheid voordoet waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. Dat brengt mee dat het recht van de verdachte op berechting in twee instanties niet wordt aangetast. Voor de raadsman betekent dit vier dingen: opdat hij het woord zal kunnen voeren, ook indien de verdachte (onverhoopt) niet verschijnt, dient hij de mogelijke machtiging in een zo vroeg mogelijk stadium uitdrukkelijk met zijn cliënt te bespreken, opdat de raadsman mèt machtiging de mogelijkheid open houdt aanhouding te vragen zodat zijn cliënt alsnog zal kunnen verschijnen, dient hij in voorkomende gevallen te melden dat de machtiging niet impliceert dat zijn cliënt afstand doet van zijn aanwezigheidsrecht, opdat de appèltermijn niet te vroeg een aanvang neemt, dient de gemachtigde raadsman de rechter in voorkomende gevallen te waarschuwen dat de machtiging niet impliceert dat de verdachte van de zittingsdatum op de hoogte is en tenslotte dient hij van dit alles melding te maken in zijn pleitnotitie en/of daarvan uitdrukkelijk akte te vragen. En de raadsman van X en Y? Als hij zich aan deze vier punten houdt, kan hij rustig slapen. Hij hoeft de machtiging geen overspannen vorm meer te geven en hij hoeft geen eenzame appèlbeslissingen meer te nemen. De hiervoor aangeduide bezwaren vallen ook overigens grotendeels weg, indien onze raadsman de kwestie van (de omvang van) de machtiging maar tijdig bespreekt. Problemen zullen er blijven voor (de cliënt van) de raadsman die die gelegenheid niet heeft gehad, voor de raadman die vergeet de kwestie te bespreken, voor de toegevoegde raadsman die de verdachte nooit heeft gezien 34 en voor de raadsman wiens cliënt de machtiging uit onbegrip, omdat hij vast van plan was te komen of om welke reden dan ook niet wilde afgeven. Het zal interessant zijn in die gevallen het oordeel uit Straatsburg te vernemen december 2002 afl. 44 NJb

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Rapport Ingetrokken of niet? Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Rotterdam,

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

Vragen betreffende het verstek in strafzaken:

Vragen betreffende het verstek in strafzaken: 75 Vragen betreffende het verstek in strafzaken: Zittende magistratuur: Aanhouding: 1. Moet er slechts worden besloten tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5. U MOET TERECHTSTAAN INHOUD Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ARRONDISSEMENTSPARKET Oost-Nederland

ARRONDISSEMENTSPARKET Oost-Nederland Openbaar Ministerie ARRONDISSEMENTSPARKET Oost-Nederland Postadres Postbus 9032, 6800 EP Arnhem J.A.E. Dijkstra Bietenakker 43 8091 MC Wezep Bezoekadres Eusebiusbinnensingel 28 6811 BX Arnhem Tel. 088-6991900

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-233 d.d. 6 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting Consument en Aangeslotene hebben

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE Vastgesteld bij collegebesluit van 19 juni 2007, nr. 6a. Datum bekendmaking: 27 juni 2007. Datum inwerkingtreding: 28 juni 2007. Gemeenteblad

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

U moet terechtstaan. Inhoud

U moet terechtstaan. Inhoud U moet terechtstaan Inhoud Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie. Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk Federale Overheidsdienst Justitie U bent gedagvaard >voor de politierechtbank >voor de correctionele

Nadere informatie

4.2 Rechtspraak met betrekking tot de nieuwe verstekregeling

4.2 Rechtspraak met betrekking tot de nieuwe verstekregeling 65 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 Onderzoeksvragen In paragraaf 1.4 zijn de centrale onderzoeksvragen aangegeven. Op deze plaats worden ze kort herhaald. In de navolgende paragrafen zal worden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder Rechtbank Amsterdam Zitting : maandag 12 maart 2018 Parketnummers : 13/730084-14, 13/731070-15, 13/731088-15 Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder Inzake:

Nadere informatie

C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p

C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p. 103-106. DE AANVANG VAN DE APPELTERMIJN IN VERZOEKSCHRIFTPROCEDURES C.H. van Rhee De

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406 Rapport Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406 2 Klacht Op 10 juni 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te Zeist, met een klacht over een gedraging van de huurcommissie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever Samenvatting 02073 Commissie voor geschillen Geschil omtrent inschaling van de functie. De werknemer treedt in tijdelijke dienst van de werkgever en ontvangt eerst een salarisstrook met vermelding van

Nadere informatie

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging REGLEMENT op de tuchtrechtspraak voor de leden van IIA-Nederland ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging De raad van tucht Artikel 1 1 De raad van tucht is belast met de behandeling van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057 Rapport Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge Datum: 24 mei 2013 Rapportnummer: 2013/057 2 Klacht Verzoeker, een advocaat, klaagt erover dat het

Nadere informatie

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Rb 's-gravenhage - De rechtbank Rotterdam (nevenvestigingsplaats 's-gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092 Rapport Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092 2 Klacht Op 26 juni 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw B. te Drachten, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 Rapport Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 2 Klacht Op 5 december 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Arnhem, ingediend door de heer F. te Doorwerth, met

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger. Rapport Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger. Oordeel Op basis van het onderzoek is van oordeel dat de klacht over de minister

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een met naam genoemde verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Heerlen (UWV) bij het vaststellen van de belastbaarheid

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320 ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer K13/0320 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Dit reglement geldt in aanvulling op het bepaalde in de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 c.q. in aanvulling op de Wet Dieren (nadat de daarin

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON INFO@CREDITASSIST.NL WWW.CIST.NL MODELAANZEGGINGEN DAGVAARDINGEN OF VERZOEKSCHRIFTEN VERSIE 01 APRIL 13 MR. RAMONA BATTA C.S. AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON 1 GEDAAGDE gedaagde op die terechtzitting kan

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 240 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet en de Wet economische delicten betreffende de bepalingen aangaande de procedure

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Niet-ontvankelijkheid klager. Al eerder over feiten geoordeeld. Tijdsverloop van acht

Nadere informatie

NMI Mediation Reglement 2008

NMI Mediation Reglement 2008 NMI Mediation Reglement 2008 Artikel 1 Definities In dit Reglement wordt verstaan onder: a. Kwestie: de in de Mediationovereenkomst omschreven kwestie. b. Certificerende Instelling: de instelling die certificaten

Nadere informatie

Arrondissementsrechtbank Groningen U I T S P R A A K

Arrondissementsrechtbank Groningen U I T S P R A A K Arrondissementsrechtbank Groningen Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 92 / 30204 PREMIE PO4 G02 U I T S P R A A K In het geding tussen A, wonende te X, klager, en het bestuur van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192 Rapport Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat Cadans Uitvoeringsinstelling BV, basiskantoor Amsterdam, tot op 8 januari 2001: 1. nog steeds niet de beschikking

Nadere informatie

NMI MEDIATION REGLEMENT 2001

NMI MEDIATION REGLEMENT 2001 Nederlands Mediation Instituut NMI MEDIATION REGLEMENT 2001 Artikel 1 - Definities In dit reglement wordt verstaan onder: NMI: de Stichting Nederlands Mediation Instituut, gevestigd te Rotterdam. Reglement:

Nadere informatie

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels; 10 november 2009 REGLEMENT STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS Artikel 1 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Aangesloten Instelling: Mediator: Gedragsregels: Klachtenregeling:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018 18-194/DB/ZWB ECLI:NL:TADRSHE:2018:65 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 18-194/DB/ZWB Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2010 P.10.0284.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0284.F I - II PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, beide cassatieberoepen tegen 1. M. B., Mr. Carine Couquelet,

Nadere informatie

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde.

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde. Taxatie. Onjuiste Taxatiewaarde. Belangenbehartiging opdrachtgever. Ongepast optreden. Klager en zijn (ex-)echtgenote hebben beklaagde in het kader van hun echtscheiding gevraagd hun woning te taxeren.

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand. Rapport Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de Raad voor Rechtsbijstand gegrond. Datum: 12 december 2016 Rapport: 2016/114

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam

Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam De besturen van de rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam Artikel 1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. een klacht:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 29 MEI 2000 C.96.0188.N/1 Nr. C.96.0188.N.- VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 1000 Brussel, Martelaarsplein, 19,

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

Artikel 1 - Geschillencommissie

Artikel 1 - Geschillencommissie Reglement Geschillencommissie inzake de kwaliteit van Marktonderzoek zoals bedoeld in artikel 21 lid 2 van de statuten van de MarktonderzoekAssociatie MOA vastgesteld door het Bestuur van de MOA op 11

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 Rapport Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de rechtbank te Rotterdam zijn brief van 12 januari 2001, die hij op 15 januari 2001 bij de centrale

Nadere informatie

U wordt verdacht. Inhoud

U wordt verdacht. Inhoud Inhoud Deze brochure 3 Aanhouding en verhoor 3 Inverzekeringstelling 3 Uw advocaat 4 De reclassering 5 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 Beperkingen en rechten 5 Voorgeleiding bij de officier

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie