Milieuhandhavingscollege

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Milieuhandhavingscollege"

Transcriptie

1 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/95-VK van 7 november 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mevrouw Natasja DE SPLENTER, met kantoor te 8800 ROESELARE, Kwadestraat 151A bus 31/32, raadsman, hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor en namens wie optreedt mr. Dirk ABBELOOS, advocaat, met kantoor te 9200 DENDERMONDE, Noordlaan 82-84, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 26 maart 2013 onder nummer 13/MHHC/22-M, MHHC-13/95-VK 7 november

2 heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing 10/AMMC/221-M/AR 10/AMMC/885-M/LDF 11/AMMC/1514-M/KO van 15 februari Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij zeven alternatieve bestuurlijke geldboeten op, voor een totaal bedrag van euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op euro. De zeven bestuurlijke geldboeten zijn de volgende: een geldboete van 388 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens overschrijdingen van de lozingsnormen voor biochemisch zuurstofverbruik (hierna BZV); een geldboete van 468 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens overschrijdingen van de lozingsnormen voor sulfaten; een geldboete van 426 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens overschrijding van de lozingsnormen voor zwevende stoffen; een geldboete van 622 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens overschrijding van de lozingsnormen voor opgelost aluminium; een geldboete van 756 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens overschrijdingen van de lozingsnormen voor adsorbeerbare organohalogenen (hierna AOX); een geldboete van 440 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens het oppompen van grondwater boven de vergunde hoeveelheid; een geldboete van 472 euro, vermeerderd met de voormelde opdeciemen gebracht op een bedrag van euro, wegens het niet melden van de overschrijdingen van de lozingsnormen. Samen met de bestuurlijke geldboete werd een voordeelontneming opgelegd ten bedrage van euro, zijnde het wederrechtelijke vermogensvoordeel verworven middels het oppompen van grondwater boven de vergunde hoeveelheid. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Op, respectievelijk, 19 april 2010, 22 oktober 2010 en 28 november 2011, beslist de procureur des Konings te Kortrijk om de milieumisdrijven niet strafrechtelijk te behandelen. Met brieven van, respectievelijk, 5 mei 2010, 25 januari 2011 en 1 februari 2012, brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Met een brief van 29 juni 2010 bezorgt de verzoekende partij een verweer aan de gewestelijke entiteit. Op 15 februari 2013 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 26 februari Met een aangetekende brief van 25 maart 2013 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Het verzoekschrift bevat een inventaris van de overtuigingsstukken. De geïnventariseerde stukken zijn er aan toegevoegd. De verwerende partij dient op 5 april 2013 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. MHHC-13/95-VK 7 november

3 De verwerende partij dient op 21 mei 2013 een memorie van antwoord in. De verzoekende partij dient op 14 juni 2013 een memorie van wederantwoord in. De verwerende partij dient op 2 juli 2013 een laatste memorie in Bij beschikking 13/MHHC/22-M/B1 van 8 augustus 2013 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 19 september De verzoekende partij is op de zitting vertegenwoordigd door de heren [ ] en [ ], zaakvoerders, bijgestaan door mevrouw Natasja DE SPLENTER, haar raadsman. De verwerende partij is vertegenwoordigd door mr. Patrick VANDENDAEL, die optreedt loco mr. Dirk ABBELOOS, haar raadsman. Bestuursrechter Carole M. BILLIET brengt verslag uit. De partijen worden gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. 3. Ontvankelijkheid Het beroep, dat op 25 maart 2013 is ingediend met een aangetekende brief, is tijdig en regelmatig naar vorm. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid ervan en de verwerende partij werpt desbetreffend geen excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten De feiten die vaststaan en relevant zijn voor de beoordeling van het beroep zijn de volgende De verzoekende partij exploiteert in de [ ] te [ ] een inrichting voor de anodisering van aluminium. Ten tijde van de hierna beschreven feiten beschikte zij onder meer over de volgende vergunningen: een lozingsvergunning verleend door de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken op 12 mei 1986 met een uur- en dagdebiet van, respectievelijk, 2m³/uur en 15m³/dag voor ander afvalwater dan normaal bedrijfsafvalwater; een besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad van West-Vlaanderen van 11 september 2003 voor het veranderen van de inrichting. Het laatst vermelde vergunningsbesluit vergunt de lozing van bedrijfsafvalwater voor een uurdebiet van 2,5 m³/uur. Daarnaast vergunt het onder meer een grondwaterwinning middels twee verbuisde boorputten van 14 m diep met een vergunde capaciteit, gezamenlijk, van 36m³/dag en m³/jaar uit het Kwartair Dek. Zijn artikel 4 omvat een bijzondere vergunningsvoorwaarde die stelt: Elke calamiteit i.v.m. lozing moet worden gemeld aan de Bestendige Deputatie, afdeling Milieuvergunningen, De Vlaamse Milieumaatschappij en de Stad [ ]. Een analyse en structurele remediëring van de calamiteit moet worden onderzocht door een erkend deskundige water. MHHC-13/95-VK 7 november

4 Door wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna Milieuvergunningsdecreet) bij decreet van 11 juni 2010, werd de geldingsduur van deze vergunningen, die aanvankelijk een eind nam op 1 september 2011, van rechtswege verlengd tot 1 september Op 25 februari 2010 begeven twee toezichthouders van de afdeling Milieu-inspectie zich ambtshalve naar het bedrijf. Ze nemen er een schepmonster van het geloosde bedrijfsafvalwater. Uit de analyseresultaten van het monster blijken voor twee parameters, met name sulfaten en BZV (zie onderstaande tabel), overschrijdingen van de grenswaarden voor lozing in oppervlaktewater bepaald in bijlage 5.3.2, 55, a, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna VLAREM II). Voor beide parameters bedraagt de overschrijding ruim meer dan 100%, zodat beide toepasselijke emissiegrenswaarden conform artikel , 2, VLAREM II [worden] geacht (...) te zijn overschreden. Een proces-verbaal van overtreding wordt opgesteld, afgesloten op 9 april 2010 (hierna PVO 1). Schepmonster van 25 februari 2010 Gemeten waarde Emissiegrenswaarde Sulfaten BZV Op 31 augustus 2010 voeren twee toezichthouders van de afdeling Milieu-inspectie nogmaals een ambtshalve controle van het bedrijf uit. Zij nemen opnieuw een schepmonster van het geloosde bedrijfsafvalwater. Ditmaal tonen de analyseresultaten overschrijdingen van de toepasselijke lozingsnormen aan voor vier parameters: sulfaten, BZV, zwevende stoffen en opgelost aluminium (zie onderstaande tabel). Weerom wordt een proces-verbaal van overtreding opgesteld, afgesloten op 4 oktober 2010 (hierna PVO 2). Schepmonster van 31 augustus 2010 Gemeten waarde Emissiegrenswaarde Sulfaten BZV Zwevende stoffen Aluminium Van 26 tot 29 september 2011 voeren de toezichthouders van de afdeling Milieu-inspectie een debietsevenredige monsternamecampagne uit van het geloosde bedrijfsafvalwater. Er worden daarbij vier afvalwatermonsters genomen, meer bepaald één schepmonster (W/W/2011/M200/684 op 26 september 2011) en drie mengmonsters (W/W/2011/M200/685 op 27 september, W/W/2011/M200/686 op 28 september en W/W/2011/M200/687 op 29 september 2011). De analyseresultaten tonen volgende overschrijdingen aan voor de parameters sulfaten, BZV en AOX: Monsters van september 2011 Schepmonster 684 Mengmonster 685 Mengmonster 686 Mengmonster 687 Emissiegrenswaarde Sulfaten BZV AOX / 0,62 0,23 0,10 IGS=0,04 Rekening houdend met de [correcties voor] precisie en juistheid bepaald in bijlage VLAREM II, worden de volgende meetwaarden bekomen: Monsters van september 2011 Precisie + juistheid Schepmonster 684 Mengmonster 685 Mengmonster 686 Mengmonster 687 Emissiegrenswaarde Sulfaten -30% BZV -40% 49,8 57,6 58,8 36,6 25 AOX -50% / 0,31 0,115 0,05 IGS=0,04 MHHC-13/95-VK 7 november

5 Nogmaals wordt een proces-verbaal van overtreding opgesteld, afgesloten op 23 november 2011 (hierna PVO 3) De verzoekende partij heeft geen tegenanalyses laten uitvoeren op de overhandigde monsters Op 31 augustus 2010 stellen de toezichthouders eveneens vast dat er meer grondwater wordt opgepompt dan is vergund, een vaststelling die bevestiging vindt in de aangifte van het grondwaterverbruik aan de Vlaamse Milieumaatschappij (hierna VMM). Zij noteren in dit verband onder meer in PVO 2: In de periode februari 2009 tot februari 2010 werd in totaal m³/jaar opgepompt. De voorbije 8 maand sinds 9/2/2010 werd samen ook al ( ) m³ opgepompt Twee processen-verbaal van overtreding, PVO 2 en PVO 3, maken tevens gewag van overschrijding van de debieten die zijn vergund voor het lozen van bedrijfsafvalwater. PVO 3 bevat, toegevoegd als bijlage 3, resultaten inzake de uur- en dagdebieten die werden geregistreerd van maandag 26/9/2011 om 14u tot donderdag 29/9/2011 om 14u. In het PVO zelve, noteert de verbalisant: We stellen vast dat de volgende dagdebieten zijn gemeten: 26/9, 14u tot 27/9, 14u: 66,69 m³/dag 27/9, 14u tot 28/9, 14u: 53,67 m³/dag 28/9, 14u tot 29/9, 14u: 54,31 m³/dag. Hij besluit: Er is een overschrijding met ongeveer een factor 4 [van het maximaal toegelaten dagdebiet]. Kijkend naar de tellerstanden van de debietmeter in de venturi, die slechts één keer per jaar worden genoteerd, stelt de verbalisant in PVO 2 vast dat van februari 2009 tot februari m³/jaar werd geloosd (tellerstanden tot ). Op 30 september 2010 stond de tellerstand op , dus al geloosd, wat nu al (= na 8 maand) meer is dan vergund Gevolg gevend aan een aanmaning van 12 april 2010 om maatregelen te nemen om de overtreding tegen te gaan, geeft de verzoekende partij het studiebureau EPAS de opdracht een evaluatie te maken van haar lozingssituatie. Aldus komt de EPAS-studie van 15 oktober 2010 tot stand, houdende Evaluatie van de lozingssituatie voor sulfaten, chloriden en geleidbaarheid bij [ ] BVBA. Een tweede EPAS-studie, afgerond op 19 september 2012, betreft de schadelijkheid van de sulfaatlozingen. Op 29 november 2012 verkrijgt de verzoekende partij een vergunning op proef met een geldingsduur van één jaar. De proefvergunning verhoogt de lozingsnorm voor sulfaten tot mg/l en de lozingsnorm voor AOX tot 0,1 mg/l. Het oppompen van grondwater wordt vergund tot een volume van m³ grondwater per jaar uit het Quartair Dek, haast het drievoud van wat voorheen was vergund. 5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als milieumisdrijven overeenkomstig artikel , 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), meer bepaald als schendingen van: artikel 4 Milieuvergunningsdecreet en artikel 6bis van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna VLAREM I), bepalingen die voorschrijven dat niemand zonder voorafgaande en schriftelijk vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk MHHC-13/95-VK 7 november

6 ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse mag veranderen, zulks door het oppompen van een onvergund debiet grondwater zonder aanpassing van de geldende milieuvergunning; artikel 22 Milieuvergunningsdecreet en artikel 43 VLAREM I, die de exploitant van een ingedeelde inrichting er onder meer toe verplichten om de voor de inrichting geldende exploitatievoorwaarden na te leven, door schending van de sectorale grenswaarden voor lozing in oppervlaktewater van de parameters sulfaten, BZV, zwevende stoffen en opgelost aluminium en wegens de schending van de bijzondere vergunningsvoorwaarde die verplicht tot het melden van overschrijdingen van de lozingsnormen; artikel ,3, VLAREM II, dat de lozing betreft van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat, door schending van de toepasselijke norm voor AOX, met name het indelingscriterium voor gevaarlijke stoffen bepaald in artikel 3 van bijlage VLAREM II. Zij legt met toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI DABM de voormelde alternatieve bestuurlijke geldboeten en voordeelontneming op Met haar beroep beoogt de verzoekende partij in hoofdorde de vernietiging van de bestreden beslissing. In ondergeschikte orde vraagt zij een kwijtschelding van de bestuurlijke geldboete en de voordeelontneming. In uiterst ondergeschikte orde verzoekt zij om een vermindering van de bestuurlijke geldboete en de voordeelontneming In haar verzoekschrift voert zij ter ondersteuning van haar beroep twee bezwaren aan: de schending van de beslissingstermijn bepaald in artikel DABM, meer bepaald de schending van de redelijke termijn als rechtsgrond voor de vernietiging van de beslissing ( ) ten gevolge van bevoegdheidsverlies van de gewestelijke entiteit ; de schending van artikel DABM en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder van het zorgvuldigheidsbeginsel en redelijkheidsbeginsel In haar memorie van wederantwoord roept ze, onder verwijzing naar rechtspraak van het Milieuhandhavingscollege, de schending van de redelijke termijn bijkomend in als een grond voor vermindering van het bedrag van de opgelegde geldboete, daar de flagrante overschrijding van de beslissingstermijnen er op wijst dat de vastgestelde feiten ( ) niet echt belangrijk zijn [voor de gewestelijke entiteit]. Aldus voert zij in wezen een bijkomend bezwaar aan strekkende tot beargumentering van een schending van artikel DABM, inzonderheid wat het beoordelingscriterium ernst betreft. Tevens stelt zij er voor het eerst de vraag of de lozingsparameter voor AOX wel degelijk kan bestraft worden met een geldboete, waarmee zij het feit van een normschending in vraag stelt. Op die manier werpt zij een nieuw bezwaar op, met name een schending van artikel , tweede lid, DABM. Artikel 7, 1, 4, Procedurebesluit bepaalt dat het verzoekschrift op straffe van onontvankelijkheid ( ) een uiteenzetting van de ingeroepen bezwaren [vermeldt]. Deze vermelding impliceert a contrario dat de bezwaren die de verzoekende partij voor het eerst opwerpt na de indiening van het verzoekschrift, zoals te dezen in een memorie van wederantwoord, onontvankelijk zijn. Beide voornoemde bezwaren zijn onontvankelijk Wat het eerste bezwaar betreft, wijst de verzoekende partij op de drievoudige overschrijding van de beslissingstermijn bepaald in artikel DABM: de bestreden beslissing werd genomen op 15 februari 2013, dit is 2 jaar en ongeveer 8 maanden na de eerste kennisgeving van de gewestelijke entiteit aangaande het opstarten van een beboetingsprocedure, 1 jaar en 11 maanden na de tweede kennisgeving en 1j en 15 dagen na de derde en laatste kennisgeving. Ze betoogt dienaangaande dat uit de rechtspraak van het Milieuhandhavingscollege duidelijk is gebleken dat bij overschrijding van de termijn met meer dan 100% (...) de schending van de redelijke termijn aanvaard wordt en beklemtoont dat de bestreden beslissing in al de drie gevallen de decretale beslissingstermijn met meer dan 100% [heeft] overschreden. Tevens benadrukt zij dat de gewestelijke entiteit niet kon weten dat er na het eerste proces-verbaal van overtreding, een tweede en dan een derde zouden volgen en dat de beslissingstermijn ingevolge de eerste kennisgeving MHHC-13/95-VK 7 november

7 overschreden was bij het verrichten van de tweede kennisgeving en ruimschoots overschreden was toen er een derde kennisgeving bijkwam. De gezamenlijke behandeling van de drie opgestarte beboetingsprocedures kan niet worden inroepen om de termijnoverschrijdingen te minimaliseren, in die zin dat het uiteindelijk een termijnoverschrijding zou betreffen van vijf maanden ten aanzien van de kennisgeving ingevolge het derde en laatste proces-verbaal van overtreding. Deze redenering gaat een stap te ver. Voorts wijst ze er op dat het geen complex dossier betrof. Haar belang bij het inroepen van het bezwaar, situeert zij in de onzekerheid waarin zij gedurende meer dan 2 jaar verkeerde aangaande het bedrag van de geldboete en de voordeelontneming. Zij wijst er in dit verband op dat zij drie kennisgevingen kreeg, die telkens verwezen naar de maximale geldboete van euro, te vermeerderen met de toepasselijke opdeciemen, en naar de bijkomende mogelijkheid van een voordeelontneming. Aangaande de pertinentie van dergelijke onzekerheid in de beoordeling van het belang dat zij bij het bezwaar dient te hebben, verwijst zij eveneens naar rechtspraak van het Milieuhandhavingscollege, met name het arrest MHHC-13/12-VK van 7 maart In haar repliek op dit bezwaar, gegeven in de memorie van antwoord en woordelijk herhaald in de laatste memorie, betwist de verwerende partij vooreerst dat de redelijke termijn zou zijn overschreden. Samengevat, komt haar breedvoerige betoog erop neer dat er in deze geenszins sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn gelet op de samenhang van de verschillende processen-verbaal en de daaraan gekoppelde aanmaningen alsook de complexiteit van de zaak en de houding van verzoekster. De erg nauwe onderlinge verbondenheid van de verschillende geverbaliseerde schendingen van de lozingsnormen noopte tot een gezamenlijke behandeling ervan, wat leidt tot een overschrijding van de [decretaal bepaalde] termijn van orde met 5 maanden ten opzichte van de uiterlijke beslissingsdatum, midden september 2012, voor de beboetingsprocedure ingevolge de derde en laatste kennisgeving. En een dergelijke termijnoverschrijding [kan] onmogelijk (...) aanzien worden als een schending van de redelijke termijn. Daarenboven, stelt zij, was de zaak complex, wat reeds blijkt uit het gegeven dat de verzoekende partij allerhande experts diende te contacteren, en heeft verzoekende partij enkel schoorvoetend gevolg gegeven aan de verschillende aanmaningen. Aanvullend laat zij gelden dat de verzoekende partij niet aantoont dat zij over het rechtens vereiste belang beschikt bij het middel, met name dat zij concreet benadeeld werd door de overschrijding van decretaal bepaalde termijn. De meer dan 2 jaar onzekerheid die de verzoekende partij aanvoert aangaande de geldboete en de voordeelontneming, is nietszeggend en vormt een bewering die de rechtspraak van het College kan ondergraven Artikel , eerste lid, aanhef, DABM bepaalt: Binnen een termijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving [van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming], beslist de gewestelijke entiteit over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Het behoort tot de vaststaande rechtspraak van het Milieuhandhavingscollege: dat deze beslissingstermijn een termijn van orde is; dat de verzoekende partij die een schending aanvoert van de redelijke termijneis in de toepassing van deze termijn van orde, dient aan te tonen, minstens redelijk aanneembaar te maken, dat zij getuigt van het rechtens vereiste belang bij dit bezwaar zodat het, in voorkomend geval, ontvankelijk ingeroepen is. Het staat meer bepaald aan deze partij om minstens redelijkerwijze aanneembaar te maken dat zij in concreto is benadeeld door de vertraging bij het nemen van de bestreden beboetingsbeslissing. De bestreden beslissing dateert van 15 februari 2013, dit is ruim twee jaar en negen maanden na de kennisgeving van 5 mei 2010, ruim twee jaar na de kennisgeving van 25 januari 2011 en ruim één jaar na de kennisgeving van 1 februari Daar waar de onlosmakelijke verbondenheid tussen twee of meer beboetingsprocedures, opgestart door aparte kennisgevingen ingevolge onderscheiden processen-verbaal, in voorkomend geval tot een verruimde beoordeling van de redelijke termijn kan leiden bij samenvoeging ervan, is een dergelijke verruimde beoordeling van de redelijke termijn mede afhankelijk van de houding van het bestuur. In redelijkheid kan dit zich niet a posteriori, na het nemen van de beboetingsbeslissing, op een dergelijke inschaling van de redelijke termijn beroepen. De samenvoeging van twee of meer beboetingsprocedures is van aard om een impact te hebben op de beoordeling van de redelijke termijn wanneer de gewestelijke entiteit, hangende de onderscheiden procedures, blijk geeft van een duidelijke keuze voor samenvoeging, bijvoorbeeld door vermelding MHHC-13/95-VK 7 november

8 ervan in de meer recente kennisgeving binnen een redelijke termijn na de opstart van de voorgaande procedure. Te dezen ontbreekt in het administratief dossier ieder spoor van een weloverwogen tijdige keuze voor samenvoeging. Daarenboven werd ook de beslissingstermijn ingevolge de kennisgeving van 1 februari 2012 ruimschoots overschreden, daar waar de voorliggende zaak de gewestelijke entiteit bekend was sedert mei Mede gelet op de niet-buitenmatige complexiteit van het dossier, noopt het geheel aan voorgaande vaststellingen het Milieuhandhavingscollege ertoe te besluiten dat in voorliggende zaak de redelijke termijneis, beginsel van behoorlijk bestuur, is geschonden. Het Milieuhandhavingscollege stelt evenwel vast dat de verzoekende partij niet aantoont noch aannemelijk maakt dat zij in concreto is benadeeld door de onzekerheid waarin zij gedurende meer dan 2 jaar verkeerde aangaande het bedrag van de geldboete en de voordeelontneming. Zij brengt geen enkel element aan dat wijst op enige concrete benadeling, ingevolge deze onzekerheid, van haar materiële belangen. Evenmin verantwoordt zij dienaangaande een concreet moreel belang. Het arrest MHHC-13/12-VK, dat zij inroept, kan niet zonder meer als precedent gelden. Dit arrest betreft immers een natuurlijke persoon, met de navenante schaal van financiële middelen, en niet, zoals in casu, een rechtspersoon actief in het bedrijfsleven, waarvan mag worden uitgegaan dat hij vertrouwd is met het risico en bijhorende onzekerheden van het ondernemen. Het bezwaar is onontvankelijk Het tweede bezwaar, waarin de verzoekende partij een schending aanvoert van artikel [DABM] en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en redelijkheidsbeginsel, betreft de beboeting wegens de schending van de lozingsnormen voor sulfaten en de schending van de milieuvergunningsplicht door het onvergund oppompen van grondwater, de beboeting wegens de schending van de lozingsnorm voor AOX en, voorts, de voordeelontneming ingevolge de illegale grondwaterwinning. Artikel DABM bepaalt dat wanneer de gewestelijke entiteit een bestuurlijke geldboete oplegt, zij de hoogte ervan moet afstemmen op de ernst van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf en tevens rekening moet houden met de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf heeft gepleegd of beëindigd. Van een mogelijke schending van deze artikelen kan alleen dan sprake zijn indien de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die er zijn bepaald Het betoog van de verzoekende partij dat relevantie vertoont voor de betwisting van de beboeting wegens de schending van de lozingsnorm voor sulfaten en de schending van de milieuvergunningsplicht door het onvergund oppompen van grondwater, is breedvoerig. Samengevat, laat de verzoekende partij gelden dat in de bestreden beslissing geen rekening is gehouden met essentiële elementen in het voordeel van de verzoekende partij bij het beoordelen van de ernst van de feiten, de factor frequentie, de omstandigheden waarin de feiten werden gepleegd en de omstandigheden waarin zij werden beëindigd. Concreet verwijt zij de bestreden beslissing geen rekening te hebben gehouden met de vier volgende essentiële elementen die in haar voordeel pleitten. Vooreerst, de situatie waarin zij verkeerde, met name de tijdelijke onmogelijkheid waarin zij zich bevond om door een milieuvergunningsaanvraag haar situatie te regulariseren. De verzoekende partij laat in dit verband de volgende omstandigheden gelden. Op 25 augustus 2009 diende zij een milieuvergunningsaanvraag in. Gezien ze op het tijdstip van die aanvraag niet kon voldoen aan de sectorale lozingsvoorwaarden voor sulfaten, werd deze milieuvergunningsaanvraag op 11 januari 2010 ingetrokken. Een mogelijkheid tot afwijking van de sectorale lozingsvoorwaarden was op dat moment onbestaande. Vermits er een wijziging aan Vlarem zou gepubliceerd worden, welke de mogelijkheid bood om in uitzonderlijke gevallen wel een afwijking te bekomen, werd beslist die wetswijziging af te wachten. In tussentijd verkeerde zij in de onmogelijkheid (...) om de aanvraag opnieuw in te dienen. Er kon ook geen afzonderlijke aanvraag worden ingediend voor de vergunning van het oppompen van grondwater aangezien de VMM het lozen van afvalwater en het MHHC-13/95-VK 7 november

9 oppompen van grondwater samen beoordeeld. Zij verwijt de bestreden beslissing aldus ook de factor frequentie in aanmerking te hebben genomen wegens het niet aanvragen van nieuwe milieuvergunningsvoorwaarden. Zij acht dit onredelijk. Vervolgens, de omstandigheid dat voor de mogelijkheid om middels het gebruik van meer water tot een zekere verdunning van het geloosde bedrijfsafvalwater te komen, de enige concrete oplossing om regularisatie te bewerkstelligen, in haar geval niet kon worden gekozen. In dit verband verwijst de verzoekende partij naar de EPAS-studie van 15 oktober 2010 en citeert zij uitvoerig de studie aangaande de beste beschikbare technieken (hierna BBT) voor Oppervlaktebehandeling van metalen. De BBT-studie oordeelt dat het niet conform BBT [is] om waterbesparingstechnieken zo ver te drijven dat te hoge concentraties aan [onder meer sulfaat] in het afvalwater ontstaan en de lokale kwaliteitsdoelstellingen van het ontvangende oppervlaktewater overschreden worden. Na te hebben opgemerkt dat verzoekende partij in BBT termen relatief weinig water verbruikt, overweegt de EPAS-studie: Een hoger waterverbruik is tolereerbaar vanuit BBT standpunt, maar lijkt vanuit algemeen milieu-ecologisch standpunt moeilijk te verdedigen. Verzoekende partij concludeert dat de oplossing middels hoger waterverbruik niet [kon] door de BBT welke voorwaarde stelde aan het waterverbruik. Voorts, de beëindiging van de milieumisdrijven door het bekomen van een milieuvergunning. Inderdaad, na publicatie van de VLAREM II - wijziging is verzoekende partij gestart met de opmaak van de aanvraag. Op 22 mei 2012 werd de nieuwe milieuvergunningsaanvraag ingediend. Op 29 november 2012 werd een milieuvergunning verleend op proef voor één jaar, eindigend op 29 november Een afwijking werd niet alleen bekomen voor de sectorale lozingsnormen voor sulfaten maar ook voor AOX. Tot slot, het gegeven dat door de overschrijding van sulfaten geen schade werd toegebracht, wat zij in essentie als volgt beargumenteert. In het licht van contacten met de VMM en het advies van de provinciale milieuvergunningscommissie waar de bekommernis bleek dat de gevraagde lozingsnorm voor sulfaat onherroepelijke schade [zou] toebrengen aan de openbare riolering, gaf verzoekende partij eind juli 2012 de firma EPAS, gespecialiseerd in adviesverlening met betrekking tot de volledige watercyclus van bedrijven, de opdracht tot het uitvoeren van een studie in verband met de mogelijke sulfaataantasting van de huidige openbare riolering. Op 11 en 12 september 2012 werd alle informatie verkregen aangaande de betonsoort die voor de riolering was gebruikt: Er werden grèsbuizen geplaatst die een hoge chemische bestendigheid hebben. Hierop werkte EPAS de studie af en op 19 september 2012 werd zij aan de deputatie bezorgd, met het oog op vergunningverlening. Verzoekende partij vervolgt dienaangaande: Door het aanvaarden van een hogere norm door de bestendige deputatie en het uitvoeren van de studie heeft verzoekende partij haar bewering dat de schade beperkt is voldoende gestaafd. Terecht heeft verzoekende partij dus in haar verweer opgeworpen dat sulfaat geen invloed op ontvangend water of op riolering heeft. Zij wijst er tevens op dat Aquafin geen bezwaar had op de lozing op riolering van [een] hogere norm van sulfaat en dat de VMM een positief advies heeft gegeven. Zij vervolledigt haar betoog inzake haar inspanningen tot regularisatie van de sulfaatproblematiek door de opsomming van alle stappen die zij dienaangaande ondernam. De opgesomde maatregelen, voor zover gedateerd, situeren zich tussen maart 2011 en oktober De verwerende partij verwijt de verzoekende partij bij herhaling onduidelijkheid aangaande de precieze bezwaren die zij tegen de bestreden beslissing heeft. Zij repliceert desalniettemin, in essentie als volgt. Er kan in redelijkheid niet worden ontkend dat de verzoekende partij geen nieuwe milieuvergunningsvoorwaarden aanvroeg. Het intrekken van een aanvraag kan overigens juridisch gelijkgesteld worden met het niet-indienen van een aanvraag. Verzoekende partij kan ook niet ontkennen dat er reeds in het verleden overschrijdingen waren van de lozingsnormen en dat zij naliet hier melding van te maken. Het is niet duidelijk welk bezwaar de verzoekende partij heeft tegen de bestreden beslissing bij de bespreking van de procedure voor het verkrijgen van een milieuvergunning die werd verleend voor een termijn van twaalf maanden die aanvangt op 29 november Het wezenlijke van een dergelijke proefvergunning ligt hierin dat zij slechts voor een relatief korte termijn wordt verleend ten MHHC-13/95-VK 7 november

10 einde de milieueffecten van de inrichting te kunnen nagaan alvorens eventueel een definitieve vergunning wordt verleend. Het bekomen van een dergelijke vergunning leidt dus geenszins tot de conclusie dat er geen schade wordt aangericht, en dit geldt des te meer ten opzichte van het verleden. Aldus bewijst ook het aanvaarden van een hogere norm door de deputatie niets inzake schadeloosheid. De EPAS-studie, die verzoekende partij zelf bestelde en waarnaar zij ook verwijst inzake de schadekwestie, betreft in wezen de mogelijkheid tot verdunning van het afvalwater en bevat een citaat waaruit afgeleid moet worden dat de hoge sulfaatconcentratie wel degelijk schadelijk is, houdende onder meer volgende beoordeling: In dat opzicht lijkt de sterke aantasting van de oude betonnen riolering een logisch gevolg van de hoge sulfaatconcentratie van het afvalwater van [ ]. Er moet aan worden herinnerd dat de gemeten sulfaatwaarden een overschrijding met minstens factor 10 van de norm bedroegen. Dat Aquafin geen bezwaar had tegen een hogere sulfaatnorm bij lozing op riool en dat de VMM positief advies zou verleend hebben, doet geen afbreuk aan de merkelijke overschrijding van de normen. Overigens werden ook overschrijdingen vastgesteld voor BZV, zwevende stoffen, opgelost aluminium en AOX. Ook blijkt dat verzoekster wel degelijk meer water heeft verbruikt dan toegelaten was in de verkregen milieuvergunning Het betoog van de verzoekende partij aangaande de tijdelijke patstelling waarin zij zich bevond ter vergunning van haar sulfaatlozingen en van het debiet op te pompen grondwater en haar argumentatie aangaande de onaanvaardbaarheid van verdunning van het bedrijfsafvalwater met het oog op de eerbiediging van de lozingsnormen, betreffen in hoofdorde de omstandigheden waarin zij de feiten pleegde. Uit het geheel aan gegevens van de zaak, blijkt duidelijk dat de sulfatenproblematiek sedert vele jaren aansleept. De vaststelling, bij het indienen van een milieuvergunningsaanvraag op 25 augustus 2009, dat de verzoekende partij de geldende lozingsnorm niet kon respecteren, betreft een lozingsnorm die toen reeds jaren bestond. Wetens en willens heeft de verzoekende partij ervoor gekozen de exploitatie verder te zetten, ook na de intrekking van de vergunningsaanvraag op 11 januari 2010 daar waar zij, in de situatie die zich voordeed, rechtens de exploitatie diende stop te zetten tot zij in staat was normconform te werken. De lijst maatregelen, waarvan zij stelt dat zij ze genomen heeft, vangt aan met een maatregel die zij zelf dateert op maart Bijkomend bij deze manifest lakse houding staat dat zij, in haar betoog, nergens de vastgestelde schendingen van de lozingsnorm voor sulfaat, die gaan tot een tienvoud van de emissiegrenswaarde, betwist. Gezien dit feitencomplex is het geenszins kennelijk onredelijk dat de bestreden beslissing de aangevoerde patstelling op het vlak van de vergunningverlening, in de periode augustus 2009 tot mei 2012, niet als boetemilderende omstandigheid heeft meegenomen. Dit des te meer nu deze beslissing ruimhartig diverse andere omstandigheden heeft meegenomen, in een voor verzoekende partij gunstige zin, die ertoe strekten laattijdig eindelijk het gekende probleem te ontleden, te temperen en zo mogelijk op te lossen. Zo houdt de bestreden beslissing rekening met het opstellen van een actieplan, de EPAS-studie van 2010 die beoogde de haalbaarheid van regularisatie te onderzoeken, de enkele hieruit voortvloeiende maatregelen, en, laatst maar niet minst, de milieuvergunningsaanvraag van mei 2012 en de hierop volgende bekomen proefvergunning, ook al geldt deze laatste maar voor één jaar. Voor wat het betoog betreft dat de verzoekende partij voert inzake de oplossing die er in zou hebben bestaan het bedrijfsafvalwater te verdunnen, moet samen met de verwerende partij vastgesteld worden dat het in feite faalt. PVO 2 maakt uitgebreid gewag van ruime overschrijding van het vergunde debiet bedrijfsafvalwater dat op jaarbasis mag worden geloosd; PVO 3 wijst op overschrijdingen van het vergunde dagdebiet met ongeveer een factor 4. Er valt niet in te zien hoe, in het licht van deze vaststellingen, de gewestelijk entiteit in redelijkheid rekening had moeten houden met de omstandigheid dat de verzoekende partij zich naar het EPAS-standpunt zou hebben gevoegd dat de verdunning van het bedrijfsafvalwater met het oog op normconformiteit niet aanvaardbaar was De verzoekende partij verwijt de bestreden beslissing ook dat het feit dat er in meerdere processen-verbaal werd vastgesteld dat overtreder geen nieuwe milieuvergunningsvoorwaarden aanvroeg is meegenomen bij de beoordeling van de factor frequentie. In het licht van wat hierboven is geoordeeld over het argument waarin de verzoekende partij de patstelling in haar vergunningssituatie aanvoert, kan ook dit verwijt niet worden bijgetreden. Dit is des te minder het geval nu de betrokken passage in de bestreden beslissing voluit stelt dat er in meerdere processen- MHHC-13/95-VK 7 november

11 verbaal werd vastgesteld dat overtreder geen nieuwe milieuvergunningsvoorwaarden aanvroeg en geen melding maakte mbt de overschrijdingen van de vigerende lozingsnormen en, naar blijkt uit de opgelegde geldboeten, deze in wezen het niet-melden van de normoverschrijdingen viseerde De verwijten die de omstandigheden betreffen waarin de milieumisdrijven werden beëindigd, of minstens een poging in die zin werd ondernomen, falen in feite. Zoals sub reeds is vermeld, werden zowel de regularisatie van de vergunningssituatie als diverse andere maatregelen die de verzoekende partij nam, in de bestreden beslissing in aanmerking genomen in boetemilderende zin Het verwijt, tenslotte, dat de gewestelijke entiteit bij de beoordeling van de ernst van de feiten in aanmerking had moeten nemen dat de overschrijdingen van de lozingsnorm voor sulfaten geen schade toebrachten, kan evenmin worden bijgetreden. Het volstaat dienaangaande vast te stellen, samen met de bestreden beslissing, dat de geschonden emissiegrenswaarde, die uit zijn aard de limiet vertolkt voor het risico voor mens en leefmilieu dat de regelgever aanvaardbaar acht, met een tienvoud werd overschreden. Naar het Milieuhandhavingscollege reeds bij herhaling heeft geoordeeld, is het hierbij geenszins kennelijk onredelijk het risico dat een illegale gedraging meebrengt voor mens en leefmilieu als ernstig te beoordelen; actuele schade is geenszins vereist. Daarnaast, en niet minst, moet worden opgemerkt dat de EPAS-studie van 2010, in de door de verzoekende partij aangehaalde passage, tegenspreekt dat de lozingen geen schade zouden berokkenen Het eerste onderdeel van het bezwaar is ongegrond Aangaande de overschrijding van de lozingsnorm voor AOX laat de verzoekende partij gelden dat er voor deze parameter geen correcte meetmethode bestaat. De ringtesten voor het bepalen van AOX worden momenteel door de VMM in vraag gesteld omdat er geen eenduidige resultaten bekomen kunnen worden. Ter staving van deze stelling wordt samen met de memorie van wederantwoord een stuk neergelegd dat dateert van 17 mei 2013: een Powerpoint-presentatie van de VMM aangaande haar rol bij de BBT-ontwikkeling. Deze Powerpoint-presentatie vermeldt onder de hoofding belangrijkste knelpunten de ontstentenis van een referentiemeetmethode voor bepaalde parameters, bijv. AOX De verwerende partij repliceert in essentie dat er wel degelijk een referentiemeetmethode voor AOX bestaat, bepaald in bijlage VLAREM II. Daarnaast wijst zij erop dat niet ernstig kan worden betwist dat bestraffing met een geldboete mogelijk was nu er voor de parameter een overschrijding [werd] vastgesteld met minstens een factor 15 van het indelingscriterium Luidens artikel , 3, aanhef, VLAREM II mogen van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C (...) in concentraties hoger dan de indelingscriteria vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage [VLAREM II] enkel die stoffen worden geloosd waarvoor in de milieuvergunning emissiegrenswaarden zijn vastgesteld. Vermits te dezen de toenmalige milieuvergunningen van de verzoekende partij geen emissiegrenswaarde bepaalden voor AOX, gold aldus het indelingscriterium van artikel 3 van bijlage VLAREM II als grenswaarde. Dit criterium ligt op 0,04 mg/l. Aanzienlijke tot zeer aanzienlijke schendingen van deze norm, ten belope van 0,23 mg/l en 0,62 mg/l, werden vastgesteld in twee mengmonsters daterend van 28 respectievelijk 27 september Gezien deze vaststellingen getuigt het geenszins van kennelijke onzorgvuldigheid of onredelijkheid dat de gewestelijke entiteit heeft geoordeeld dat de geldende lozingsnorm was overschreden en dienvolgens is overgegaan tot beboeting. De bestreden beslissing motiveert voorts omstandig de beoordeling van de ernst van de vastgestelde normschendingen, onder verwijzing naar diverse aspecten van de schadelijkheid van AOX, culminerend in de vaststelling dat AOX is opgenomen in Lijst I, de zwarte lijst, van Bijlage 2C VLAREM II wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd. Deze schadelijkheid wordt met geen woord betwist door de verzoekende partij. Gezien het voorgaande ziet het Milieuhandhavingscollege niet in op welke wijze de geldboete opgelegd ingevolge de vastgestelde schending van de toepasselijke AOX-emissiegrenswaarde een schending zou behelzen van artikel DABM en de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel. MHHC-13/95-VK 7 november

12 Het tweede onderdeel van het bezwaar is ongegrond Volgens de verzoekende partij schendt de berekening van het vermogensvoordeel ingevolge de illegale grondwaterwinning om twee redenen artikel [DABM] en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel. Haar eerste verwijt luidt dat de gewestelijke entiteit zich bij de berekening ervan geenszins heeft gesteund op objectieve gegevens. Zo in het bijzonder heeft zij zich niet gebaseerd op feiten opgenomen in PV maar op eigen gissingen. Zij citeert in dit verband de volgende passage uit de bestreden beslissing: Overwegende dat het grondwater door de vermoedelijke overtreder opgepompt tussen de periode mei 2009 tot februari 2010, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op m³ (zijnde / 12*9); dat vermoedelijke overtreder in de desbetreffende periode derhalve m³ (zijnde ) grondwater te veel heeft opgepompt; dat vermoedelijke overtreder van 9 februari 2010 tot 4 oktober m³ grondwater heeft opgepompt; dat vermoedelijke overtreder voor de periode februari 2010 tot februari 2011 minstens m³ (zijnde ) grondwater te veel heeft opgepompt. De onredelijkheid en onzorgvuldigheid blijken onder meer omdat de gewestelijke entiteit op eenvoudig verzoek de stand van de debietmeter aan VMM of aan verzoekende partij opgevraagd [kon] hebben. Daarnaast laat zij gelden dat zij door het betalen van de grondwaterheffing op al het opgepompte grondwater (...) geenszins een illegale winst [heeft] gehaald, ten bewijze waarvan zij het heffingsbiljet neerlegt dat de VMM haar toezond voor de periode 1 januari 31 december Hierdoor was er, stelt zij, in haren hoofde ook geen winstbejag De verwerende partij repliceert dat het voorgelegde heffingsbiljet het aanslagjaar 2012 betreft en dan ook op geen enkel wijze enige duidelijkheid [kan] brengen op het in het verleden opgepompte grondwater. Zij wijst er tevens op dat er ook rekening moet worden gehouden met de kostprijs van duurder drinkwater van het openbaar drinkwaterleidingsnet, [die] vermeden werd door meer grondwater op te pompen dan vergund Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat dit onderdeel van het bezwaar uitsluitend te toetsen valt aan de aangevoerde schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, inzonderheid het zorgvuldigheidsbeginsel en redelijkheidsbeginsel, nu niet artikel DABM maar artikel DABM de bepalende beginselen voor de waardering van het afroombare illegale vermogensvoordeel omschrijft. Artikel DABM stelt dienaangaande: De voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het nettovermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. Deze bepaling leert dat het afroombare vermogensvoordeel beperkt is tot het netto-vermogensvoordeel dat dank zij het milieumisdrijf of de milieu-inbreuk is verkregen en dat het bedrag hiervan geschat mag worden. Een dergelijke raming dient uiteraard te gebeuren in overeenstemming met relevante beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel. Te dezen gebeurde, naar woordelijk is meegedeeld in de bestreden beslissing, een schatting van het vermogensvoordeel. Deze schatting gebeurde op grond van geverbaliseerde vaststellingen. In het proces-verbaal van overtreding van 4 oktober 2010 stelt de verbalisant onder meer vast, op grond van tellerstanden die ik noteerde op 30/9/2010 : In de periode februari 2009 tot februari 2010 werd in totaal m³/jaar opgepompt. De voorbije 8 maand sinds 9/2/2010 werd (...) ook al (...) m³ opgepompt. Deze cijfers vormen in de bestreden beslissing de basis voor de berekening van het volledige volume onvergund opgepompt grondwater voor de periode mei 2009 september 2010, waarbij kan worden opgemerkt dat de periode oktober 2010 november 2011, de periode tussen het tweede en derde proces-verbaal van overtreding, buiten beschouwing werd gelaten. De berekening, die leidt tot een totaal van euro, is hogerop geciteerd door de verzoekende partij. De eenvoudige mathematische principes van delen, vermenigvuldigen en optellen werden er zonder fout toegepast. Ook de tweede stap van de raming, te weten de waardering van het voordeel dat bekomen werd, steunt op informatie die de verbalisant zelve als bijlage heeft opgetekend en toegevoegd aan hetzelfde proces-verbaal van overtreding. Er blijkt: Door [de afdeling Milieu-inspectie] werd reeds berekend dat [het vermijden van duurder drinkwater van het openbaar waterleidingsnet] een MHHC-13/95-VK 7 november

13 besparing vormt van circa 1 euro per m³ opgepompt water (voor pompingen waarvoor wel heffing is betaald). Door het correct berekende volume illegaal opgepompt grondwater voor de periode mei 2009 september 2010 te waarderen a rato van 1 euro per illegale m³, een bedrag dat, anders dan verzoekende partij beweert, wel degelijk rekening houdt met betaalde heffingen, heeft de bestreden beslissing zorgvuldig en in redelijkheid geoordeeld. Er is te dezen geen sprake van kennelijke onzorgvuldigheid of onredelijkheid. Ook dit derde en laatste onderdeel van het bezwaar is ongegrond De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingediende beroep is ontvankelijk doch ongegrond. 2. De beslissing 10/AMMC/221-M/AR 10/AMMC/885-M/LDF 11/AMMC/1514-M/KO van 15 februari 2013 van de gewestelijke entiteit wordt bevestigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 7 november 2013 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Luk JOLY Josef NIJS Peter SCHRYVERS Johan CEENAEME ondervoorzitter bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter plaatsvervangend bestuursrechter bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De ondervoorzitter, Xavier VERCAEMER Carole M. BILLIET MHHC-13/95-VK 7 november

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/99-VK van 27 november 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Louis CHRISTOFFELS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/45-VK van 10 juli 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/90-VK van 7 november 2013 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/25-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de NV [ ], met maatschappelijke zetel te [ voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/43-VK van 7 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreden mr. Ivan DEWEVER en mr. Kristin DEWEVER, advocaten, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/3 35-VK van 9 augustus 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Willem SLOSSE, advocaat, met kantoor te 2018

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de Milieuhandhavingscollege Tussenbeslissing MHHC-11/5-VK van 300 maart 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/40-VK van 25 april 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart DE BECKER, advocaat, met kantoor te 8500

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/52-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van De heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Raoul KERSTENS, advocaat, met kantoor te 8310 ASSEBROEK, Dhoorestraat

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/14-VK van 29 maart 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Marc DECRAMER, advocaat, met kantoor te 8940 WERVIK, Nieuwstraat

Nadere informatie

advocaat hierna de tegen hierna de

advocaat hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/6-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor gevestigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/65-VK van 25 september 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Thierry WILLEMS en William WILLEMS, advocaten,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/97-VK van 21 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor wie optreedt de heer Frédérick VAN KERREBROECK, raadsman, hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/51-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Marleen RYELANDT, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/ /11-VK van 21 februari 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Dominique DEVOS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/92-VK van 7 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Pierre VANDE MAELE, advocaat, met kantoor te 8780 OOSTROZEBEKE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/4-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/90-VK van 18 december 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/25-VK van 3 april 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Paul ROELAND, advocaat, met kantoor te 9000

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/24-VK van 3 april 2014 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Marten DE JAEGER, advocaat, met kantoor te 9990 MALDEGEM, Westeindestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/1-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jan SURMONT, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT, de Merodelei

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/88-VK van 18 december 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/15-VK van 20 februari 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Johan DURNEZ en Erwin GOFFIN, advocaten, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST Nr. R.Verkb.2015/0001 van 31 maart 2015 in de zaak 1415/0001 In zake: de heer Steven APER, wonende te 9180 Moerbeke, Damstraat 159 verzoekende partij Belanghebbende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/86-VK van 2 december 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip Van BERGEN, advocaat, met kantoor te 2018 ANTWERPEN, Lange

Nadere informatie

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/23-VK van 8 mei 2012 In de zaak van de BVBA [ ] met vennootschapszetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/15-VK van 7 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. S/2011/00007 van 9 februari 2011 in de zaak 2010/0401/SA/3/0363 In zake: 1.... 2.... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 18 december 2014 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2014/404-18 december 2014... 2 Rolnr. 2014/404-18

Nadere informatie

de BVBA advocaat, hierna de tegen 6/24, hierna de

de BVBA advocaat, hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/23-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Stijn DE MEULENAER, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/24-K7 van 23 april 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/67-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0100000137/MV/lydr. OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (POLYETHEROLENFABRIEK-BLOKVELD F 300), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 725,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/39-K2 van 13 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie